Kennistoets
2015-1, accreditatienummer 23339 Punten: 4 accreditatiepunten Geldigheid: geaccrediteerd tot tot 1 maart 2016 Register: Algemeen Fysiotherapeut
Kennistoets 2015-1 Als u Physios-abonnee bent, kunt u de kennistoets maken op de website www.physios.nl. Op de site vindt u tevens een uitgebreide instructie. U vindt daar ook de juiste antwoorden met toelichting. Als u de kennistoets succesvol hebt afgelegd, kunt u een certificaat afdrukken. Deze toets is voor 4 nascholingspunten geaccrediteerd door het KNGF voor het register Algemeen Fysioptherapeut. Behaalde punten worden eens per twee maanden aan het KNGF doorgegeven ter registratie.
Neurodynamica is essentieel in moderne musculoskeletale fysiotherapie 1.1
Wat zijn de psychometrische kwaliteiten van de straight leg raise-test (SLR)?
a) De SLR is een neurodynamische test met een hoge specificiteit, bruikbaar voor het aantonen van een lumbaal radiculair syndroom. b) De SLR is een neurodynamische test met een hoge sensitiviteit, bruikbaar voor het uitsluiten van een lumbaal radiculair syndroom. c) De SLR is een neurodynamische test met een hoge specificiteit voor het aantonen en hoge sensitiviteit voor het uitsluiten van een lumbaal radiculair syndroom. d) De psychometrische kwaliteiten voor het aantonen of uitsluiten van een lumbaal radiculair syndroom door middel van de SLR test zijn nauwelijks onderzocht. 1.2
Op welke wijze zijn neurodynamische tests in te zetten in het diagnostisch proces?
a) Zowel voor het uitsluiten van een radiculair syndroom als voor het aantonen van neuromechanosensitiviteit. b) Alleen voor het aantonen van een radiculair syndroom.
www.physios.nl
◆
Physios nummer 1 - 2015
c) Alleen voor het uitsluiten van neuromechanosensitiviteit. d) Neurodynamische tests zijn niet betrouwbaar genoeg om in te zetten in het diagnostisch proces. 1.3
Bij welke behandeltechniek neemt de interne spanning in de zenuw niet toe?
a) bij een tensioner b) bij een slider c) Bij zowel een tensioner als een slider neemt de interne spanning toe. d) Bij beide technieken blijft de interne spanning gelijk. 1.4
Waaruit bestaat de mechanische interface?
a) de interactie tussen epineurium, perineurium en endoneurium b) de pezen, spieren en botten die in contact komen met de zenuw c) alle weefsels van het neuromusculoskeletale systeem die in contact komen met het epineurium d) alle weefsels van het neuromusculoskeletale systeem die in contact komen met de zenuw 1.5
Welke stelling(en) is/zijn juist?
I. Het doel van een neurodynamische tensioner behandeltechniek is het oprekken van de zenuw. II. Met een zenuwrektest wordt bepaald of de zenuw nog zijn originele oprekbaarheid heeft.
54
a) b) c) d)
Stelling I en II zijn juist. Stelling I is juist, stelling II is onjuist. Stelling I in onjuist, stelling II is juist. Stelling I en II zijn onjuist.
Zin en onzin van fysiotherapeutische massage 1.6
Welke stelling over het pijndempende effect van massage is juist?
a) Het pijndempende effect van massage is met name op de langere termijn, dus na enkele behandelingen aanwezig. b) Bij een intensievere en dus pijnlijkere massage wordt gebruikgemaakt van de endogene pijndempende systemen. c) De poorttheorie is in te zetten door een pijnlijke prikkel toe te dienen. d) Het pijndempende effect van endorfines berust op de directe beïnvloeding van de ‘wide dynamic range’-neuronen via descenderende pijnmodulerende banen. 1.7
Welke stelling(en) is/zijn juist?
I. Een verhoogde tonus van de gehele spier(groep) na inspanning berust op een verhoging van de passieve tonus van de spier. II. Bij een spier in rust is er nagenoeg geen elektrische activiteit (en dus geen actieve tonus) aan het oppervlak waar te nemen.