Werkingsmechanisme
darmvlokken
dunnedarm
kerckringplooi
56 Figuur 2 Dunne darm.
transversum, het horizontale deel (flexura lienalis: bocht bij de milt) en colon descendens, het afdalende deel, dat met een bocht overgaat in het sigmoïd, het s-vormige afdalende deel. Het colon gaat over in het rectum (endeldarm).1,2,3 Aan het einde van het ileum zit de klep van Bauhin, waarna het colon begint. Deze klep moet voorkómen dat de inhoud van het colon terugstroomt naar de dunne darm. Onderaan de blinde darm bevindt zich de appendix, een los eindigend wormvormig aanhangsel. De appendix wordt in de volksmond ‘blinde darm’ genoemd. Bij een blindedarmontsteking (appendicitis) wordt alleen dit wormvormig aanhangsel verwijderd.1,2,3 De wand van de dikke darm bevat klierweefsel en lymfatisch weefsel. Daarna komt submucosa (bindweefsellaag) en dan de mucosa (slijmvlieslaag). Het slijmvlies van de dikke darm is geplooid, maar heeft geen villi zoals de dunne darm. Om deze reden is het oppervlak van het dikkedarmslijmvlies ook veel kleiner (4 m2). Het buikvlies of peritoneum bekleedt het grootste deel van de dikke darm. Vanuit de dunne darm komt in de dikke darm een waterige massa terecht, die bestaat uit onverteerde
voedingsresten, afvalproducten van voorgaande spijsverteringsprocessen en spijsverteringssappen die zijn afgescheiden door de maag en de dunne darm. Ritmische samentrekkingen van de sterk gespierde darmwand zorgen ervoor dat de massa goed door elkaar wordt gemengd en in contact komt met de darmwand. Dit bevordert de opname van water en zouten door de darmwand. Water wordt via de darmwand opgenomen door de bloedbaan om bloedplasma dun te houden. Via het bloed reist een ander deel van het water met daarin opgeloste zouten naar alle delen van het lichaam, waar ze worden gebruikt voor het functioneren van de lichaamscellen. Per dag kan de darmwand ongeveer 900 milliliter water opnemen. De opname gaat minder gemakkelijk dan in de dunne darm. Het milieu in de dikke darm is namelijk zout, zodat water tegen de zogenoemde concentratiegradiënt in moet worden opgenomen. Darmwandcellen kunnen echter hun zoutconcentratie veranderen en daardoor de wateropname aanzienlijk vereenvoudigen. In de voedselresten die in de dikke darm terechtkomen zijn nog kleine hoeveelheden koolhydraten (6 tot 10%), eiwitten (2 tot 5%) en andere voedingsstoffen