13 minute read

Teamdynamiek

16 teamdynamiek Tekst Mieke Janssens Illustratie Josje van Koppen

Begeleiders bespreken dillema’s in de onderlinge samenwerking

Weerstand tegen methodes

“Weer een nieuwe methode…” Het is een verzuchting die je nogal eens hoort in teams. Hoe ga je om met deze weerstand en blijf je als team gemotiveerd en fris om met nieuwe ontwikkelingen mee te gaan?

Aan het begin van de cursus toont Jan weerstand. “Ik werk hier negentien jaar en heb alles al meegemaakt. ’t Is dat het verplicht is, anders zat ik hier nu niet. U komt over een of andere methode vertellen. Ik zal eens opnoemen welke cursussen we zoal gehad hebben.”

Hij telt ze na op zijn vingers: “Gentle teaching, Jacques Heijkoop, Groeien naar gelijkwaardigheid, Triple-C, iets over communicatie dat je niet mag sturen, Geef me de 5, Oplossingsgericht werken, Expressed Emotion, Driehoekskunde en nog een paar. Ik heb het gehad met al die methodes. En niet te vergeten de cursussen waarin we een nieuwe wijze van zorgplan-systematiek aanleerden. Hadden we dat eindelijk een beetje onder de knie en hup… moest het weer anders.”

Hij richt een vragende blik naar zijn collega’s. “Zeg eens eerlijk, wat onthouden we werkelijk van die cursussen? Ze kosten klauwen met geld en na een paar maanden zijn we zowat alles vergeten.”

“Dat is niet waar,” zegt Remco. “Ik heb goed onthouden dat we tijdens de cursus oplossingsgericht werken leerden dat oplossingen vooral te vinden zijn in de momenten dat een probleem zich niet voordoet. Dat was een eyeopener voor me.”

“Ik werk vooral vanuit mijn gevoel en daarmee zit ik er niet vaak naast,” zegt Jan.

“Toch heb je er wél eens naast gezeten,” herinnert Loes zich. “Weet je nog die keer dat Margreet niet naar haar werk wilde in de beginperiode dat we Triple C toepasten? Het zorgde voor veel heisa toen jij haar tegen haar wil in letterlijk over de drempel droeg.”

“Dat is het juist,” zegt Jan. “Bij de ene cursus leer je dit en bij de andere dat. Ik zie door het methodebos de bomen niet meer. We hadden destijds besloten om Margreet wat meer te pushen om naar haar werk te gaan. Met zachte dwang, werd het genoemd. Dwang past totaal niet bij mij. Toch besloot ik me aan te passen en tilde ik haar letterlijk over de drempel. Vooral ook omdat ik wist dat Margreet het altijd naar haar zin heeft als ze eenmaal op haar werk is. Bij Triple C leerden we dat menswaardigheid het uitgangspunt is. Volgens mij handelde ik rustig en zonder machtsvertoon. Volg je met tegenzin een besluit op, krijg je de kous op de kop omdat dit weer niet bij andere methodes past. De klacht van ouders, de inmenging van het management en jullie reacties zijn me niet in de koude kleren gaan zitten. Na die toestand heb ik besloten om mijzelf te blijven.”

“Je had haar direct los moeten laten toen ze tegenstribbelde,” herinnert Loes hem nog eens aan de situatie. “Dwang sluit bij geen enkele methode aan. De basis van Triple C, overigens van elke methode, is het opbouwen van vertrouwen.”

“We hadden destijds het woord ‘pushen’ niet moeten gebruiken,” vindt Remco. “Het woord alleen al houdt dwang in. We hadden moeten onderzoeken hoe we Margreet het beste konden stimuleren om naar haar werk te gaan vanuit de positieve ervaringen die we ook hadden. Jan, jij kijkt te veel naar de verschillen tussen de methodes. Maar er zijn meer overeenkomsten.”

Jan houdt voet bij stuk. “Na de Triple C-training lieten we alle bewoners weer met elkaar aan tafel eten. Over ‘pushen’ gesproken… er werd niet naar Alex en Gerard geluisterd toen ze bleven herhalen dat ze op hun kamer wilden blijven eten. Het werd zelfs voor lief genomen dat zij

Samenwerken in teams

Trainer en coach Mieke Janssens beschreef eerder in Klik de verschillende persoonlijkheidstypen uit het enneagrammenmodel in een team en de dynamiek onderling bij het zelforganiserend werken. Vervolgens beschreef ze hoe begeleiders in een intervisiebijeenkomst dilemma’s in hun werk bespreken. In deze nieuwe serie gaat ze in op actuele strubbelingen van teams die ze tegenkomt in coachingtrajecten. Lees de eerdere artikelen over samenwerken in teams op www.klik. org, zoek op ‘teamdynamiek’.

teamdynamiek

17

zich aan tafel weer agressief gedroegen. En na de cursus over oplossingsgericht werken mochten Alex en Gerard weer als vanouds op hun kamer eten.”

Zijn cynisme ontgaat niemand. “We hebben Triple-C beter leren interpreteren en aanpassingen aangebracht. Methodes zijn geen wetten,” merkt Loes op.

Jan kijkt haar aan. “Dat is wat ik bedoel te zeggen. Na een cursus lijkt zo’n methode heilig en volgen we de geboden.”

Dit is het moment dat ik me als trainer in het gesprek meng. “Heb je daarom bij voorbaat al weerstand tegen deze cursus?” vraag ik. Jan kijkt me voor het eerst geïnteresseerd aan en knikt bevestigend. “Het wordt te complex,” bekent hij. “Ik handel liever vanuit mijn intuïtie dan vooraf te bedenken of ik bij een bepaalde methode aansluit.”

“Vooral blijven doen,” zeg ik. Jan kijkt me wantrouwend aan. “Ik ben een voorstander van intuïtief begeleiden,” leg ik uit. “Intuïtie wordt gevormd door gevoelens, kennis en ervaringen die je in je onderbewustzijn hebt opgeslagen en toepast zonder daar bewust over na te denken. Veel begeleiders handelen intuïtief goed. Hun keuzes onderbouw ik graag met kennis.”

“Mag ik iets zeggen?” vraagt een begeleidster. “Jan, hoe lukt het jou om Mustafa zonder boosheid op tijd aan tafel te laten komen?”

“Ik zoek hem een uur van tevoren op zijn kamer op en vertel hem nog eens wat hij op het digitale bord al gelezen heeft: wat en hoe laat we eten, wie er mee-eten. Omdat ik weet dat hij moeite heeft met de bemoeizucht van Clara en het gesmak van Vincent, bespreek ik met hem hoe hij daarop het beste kan reageren en dat ik tijdens het eten mijn duim opsteek als hij de adviezen toepast. Soms oefenen we, dan hebben we altijd lol.” Jan kijkt er vrolijk bij.

“Tjee,” zegt Loes. “In dit voorbeeld pas jij kennis uit verschillende cursussen toe. Eigenlijk doen we hetzelfde. Ik meer bewust en jij blijkbaar onbewust.”

Jan lijkt het met haar eens te zijn. “En welke methode gaan we vandaag leren?” vraagt hij aan mij.

‘De methode ARGOS,” antwoord ik. “Specifi ek ontwikkeld voor de begeleiding van cliënten met een hechtingsstoornis. Alle ingrediënten uit vorige cursussen komen er in terug én nog iets meer. Als het goed is, vind jij in deze cursus de bevestiging voor de intuïtieve keuzes die je maakt.” Jan laat het laatste restje weerstand varen. “Kom maar op met die methode,” zegt hij. |

Door trainer/online coach Mieke Janssens, www.concretecoaching.eu.

‘Ik zie door het methodebos de bomen niet meer’

18

Tekst Mariët Ebbinge Fotografi e Eigen foto’s

Het verhaal van de zussen van een man met downsyndroom

Zoektocht naar de verandering van Rien

Rien (45) was een vrolijke, actieve man met downsyndroom. Vanaf zijn 38ste veranderde dat. Hij werd steeds stiller. Voor zijn drie oudere zussen, Lianne, Adriëtte en Yvonne, begon een zoektocht naar de oorzaak van het opvallend andere gedrag van hun broer.

AAls jongetje deed Rien overal aan mee. Hij ging met zijn moeder of zijn zussen boodschappen doen. Ook ging hij mee op bezoek, naar de kerk of naar de kermis. Vooral middelste zus Adriëtte trok veel met Rien op. “Mijn broer was een echte charmeur en sfeermaker. Ik wilde aan iedereen laten zien dat ik een hele leuke broer had.” Het duurde een aantal jaren voordat het tot Adriëtte doordrong dat de buitenwereld niet zo naar Rien keek zoals zij. “Op mijn 16e besefte ik opeens dat mijn broertje anders was, omdat de omgeving niet leuk op hem reageerde. Hij was toen samen met mij op een vakantieweek. Kinderen daar plaagden hem. Dat vond ik heel erg, ik wilde hem beschermen.” Ook voor de oudste zus, Lianne, was Rien heel lang ‘gewoon’ haar jongere broertje. Door het leeftijdsverschil, Rien is 7 jaar jonger, deed ze minder samen met hem. Maar ze weet wel wat ze van hem heeft geleerd: “Rien heeft mij een andere wereld laten zien. Een wereld waarin je kunt zijn wie je bent. Waar je je niet anders hoeft voor te doen dan je bent.”

Rien op jonge en oudere leeftijd

Ook Adriëtte is door Rien in positieve zin beïnvloed. “Rien maakt zich druk om kleine dingen. Een pen die het niet doet bijvoorbeeld. Ik heb grotere zorgen, maar door Rien vraag ik me soms af of ik ze niet té groot maak.”

Uit huis

Net als zijn zussen, ging Rien op een gegeven moment het huis uit. Hij was toen 27 jaar. Hij kwam te wonen in een kleinschalige woonvoorziening die zijn ouders samen met andere ouders hadden opgezet. De zorg werd er verleend door een zorgverlener die vanuit de persoonsgebonden budgetten werd betaald. Overdag ging Rien naar de dagbesteding, in zijn vrije tijd beoefende hij een van zijn vele hobby’s: luisteren naar Nederlandstalige muziek, voetballen, tv kijken, naar de soos en de vrijetijdsclub gaan.

Omdat Rien in hetzelfde dorp woonde als zijn ouders, kwamen zij vaak op bezoek. Ook zijn zussen kwa-

downsyndroom

19

men regelmatig langs. Tijdens die bezoekjes was Rien altijd zijn vrolijke zelf. Hij hield ervan om zijn zussen voor de gek te houden. Daar moest hij zelf het hardste om lachen.

Angstig

Op een bepaald moment veranderde Rien. Achteraf bezien waren er volgens de zussen een paar belangrijke gebeurtenissen die deze verandering markeerde. Een opvallend moment was kerstmis 2015. Tijdens het kerstdiner hield Rien altijd een speech, een moment waar iedereen zich op verheugde. Maar tijdens deze kerst was het anders. Rien zat erbij en keek ernaar. Van een speech kwam het niet. Adriëtte: “We dachten dat hij zijn dag niet had.”

Gaandeweg veranderde er meer in Riens gedrag. Hij werd angstig voor bepaalde dingen. Zo werd hij bang van regen. Ook werd hij van de ene op de andere dag angstig van de rookmelder. Hij wees er dan naar en zei: “Hij doet niets, hè!”

Rien werd ook emotioneler. Tijdens een voetbalwedstrijd van de dochter van Yvonne moest hij onbedaarlijk huilen. Yvonne, Adriëtte en Lianne gingen er vanuit dat het kwam, omdat hij zijn vader miste.

Weinig steun

De familie van Rien ervaarde, anders dan verwacht, niet veel steun van de begeleiders bij hun zoektocht. Zij wisten niet goed hoe ze Riens gedrag moesten duiden en hoe ze ermee om moesten gaan. Lianne: “Wij vonden weinig gehoor voor onze zorgen over

Dementie (h)erkennen

Het programma ‘(H)erken jij dementie?’ werkt aan het verbeteren van het signaleren en vaststellen van (mogelijke) dementie bij mensen met een verstandelijke beperking. Zie: herkenjijdementie.nl.

Rien met zijn zussen Lianne, Adriëtte en Yvonne

Rien.” Bovendien was de organisatie die de zorg verleende zo klein dat er geen gedragskundige aan verbonden was. De zussen moesten hun heil elders zoeken.

Die zoektocht naar de juiste hulp viel niet mee. Vind maar eens iemand die niet alleen verstand heeft van psychische problemen, maar ook van mensen met een verstandelijke beperking. Bovendien moest die zorg

ook vergoed worden. Uiteindelijk slaagden de zussen erin om een psycholoog te vinden die hen kon helpen.

Adriëtte: “Volgens de psycholoog moesten we eerst de angst voor de rookmelder onderzoeken die Rien leek te hebben ontwikkeld naar aanleiding van een brandoefening. We ontdekten dat hij niet angstig reageerde op een sirene van een brandweerauto. Bovendien leek zijn angst voor de rookmelder minder te worden. Dus een angststoornis konden we uitsluiten.”

Door middel van EMDR-therapie pakte de psycholoog zijn verdriet aan. Adriëtte: “We gingen ervan uit dat hij rouwde om het overlijden van onze vader. Daar werd de therapie op afgestemd. De therapie leek aan te slaan. Nog steeds kon Rien verdrietig zijn, maar het werd minder.”

Daarna leek het iets beter met Rien te gaan. Maar toch moest Riens familie op den duur constateren dat de actieve, vrolijke jongen van vroeger meer en meer naar de achtergrond

verdween. Zo wilde hij niet meer overal mee naartoe. Lianne: “Hij had geen zin meer in zijn vaste activiteiten, zoals de soos en de vrijetijdsclub. Als er iets op het programma stond die dag deed hij heel lang over het aantrekken van zijn kleren.” Ook werd Rien steeds onrustiger. Adriëtte: “Hij ging ’s nachts schreeuwen. Soms deed hij dat ook overdag.”

We dachten dat hij zijn dag niet had

Dementietafel

Het beeld dat de zussen hadden van Riens gezondheid kantelde toen Yvonne opperde dat Rien misschien dementie had. Yvonne had een opleiding tot Z-verpleegkundige ge-

20

Een man met downsyndroom ging hard achteruit door dementie

daan. In de Z-opleiding was kort aan de orde geweest dat mensen met het downsyndroom een grotere kans op dementie hebben. Yvonne ging op zoek naar informatie. Om Riens algehele gezondheid te laten onderzoeken, zijn de zussen met Rien naar de Downpoli in Helmond gegaan. Een gedragskundige van de Downpoli stelde, op grond van de verhalen van Adriëtte en haar moeder, inderdaad een predementieel beeld bij Rien vast.

Niet veel later bezochten de zussen een zogenaamde Dementietafel in Utrecht. Hier sprak Alain Dekker, hoofd Praktijkgericht Wetenschappelijk Onderzoek bij Alliade en docent-onderzoeker aan de Rijksuniversiteit Groningen. Alain deed verslag

Het is zoeken naar activiteiten die aansluiten bij Rien. Zo luistert hij nu graag naar oude LP’s op de platen-speler

van de resultaten van zijn onderzoek naar vroegsignalen van dementie bij mensen met downsyndroom. Voor de zussen vielen op dat moment alle puzzelstukjes op hun plek. De belangrijkste vroegsignalen die Alain noemde, angst en apathie, herkenden ze bij Rien.

Het dringt langzaam do dat we de oude Rien nooit meer terugkrijgen

App-groep ‘successen’

Ondertussen was er een andere zorgverlener gekomen op Riens woonvoorziening. Daar was wel een

Down en dementie

Riens zussen hebben het initiatief D2 opgericht, waarbij de D’s staan voor Down en dementie. Ze hebben lessen getrokken uit de ervaringen die ze met Riens ziekteproces hebben opgedaan. Lessen die ze willen delen met anderen. Daarom komen ze op verzoek langs om tegen een onkostenvergoeding en een “bosje bloemen voor ons mam” (interactieve) gastlessen en workshops te geven. Dit zijn de lessen van Yvonne, Adriëtte en Lianne: 1. Zo’n 80% van de mensen met Down ontwikkelt op enig moment dementie. Dementie bij mensen met Down kan al op jonge leeftijd, vanaf ongeveer het 40ste levensjaar, beginnen. Wees daar alert op. 2. Laat rondom het 35ste levensjaar een nulmeting doen, zodat er een goede vergelijking mogelijk is op het moment dat er een vermoeden is van dementie. 3. Herken de eerste signalen van dementie. Dementie bij mensen met Down begint niet met geheugenproblemen, wel met gedragsverandering als apathie en angst. 4. Wees als zorgorganisatie voorbereid: breng de kennis van de medewerkers op peil door opleiding en bijscholing. 5. Een goede samenwerking tussen familie en begeleiding is enorm belangrijk. Vaak herkent en erkent de familie eerder veranderingen in het gedrag dan de begeleiding. Dit kan ook andersom zijn. Schakel tijdig een gedragskundige in. Ga samen op zoek naar de oorzaak van de veranderingen in het gedrag. Het gaat hierbij ook om het uitsluiten van andere oorzaken, bijvoorbeeld medische. 6. Mensen met Down én dementie hebben een andere begeleiding nodig. Het omgaan met iemand met Down is gericht op zo veel mogelijk zelfredzaamheid, bijvoorbeeld met betrekking tot het maken van eigen keuzes. Terwijl de omgang met mensen met Down én dementie veel meer gericht is op ondersteuning bij hun dagelijkse activiteiten. Keuzes moet je voor hen kleiner maken, zodat mensen nog steeds eigen regie ervaren, zonder onzeker te worden. 7. Mensen met Down én dementie hebben ook een andere bejegening nodig. Werk zoveel mogelijk samen, begeleiders en familie, en zoek uit welke activiteiten iemand (weer) leuk vindt. Je kunt hiervoor ook gebruikmaken van informatie uit het levensverhaal van iemand. Meer informatie over D2: downendementie@gmail.com.

This article is from: