NASCHOLING 15
Daarnaast zijn er diverse aanvullende opnamen beschreven voor de knie, waarbij het deel van de femurcondylen dat het meeste gewicht draagt (en daarmee ook het meest gevoelig
Graad
Criteria
0
Geen kenmerken van artrose
1
Twijfelachtige gewrichtsspleetversmalling en mogelijke beginnende osteofytvorming (osteophytic lipping)
2
Duidelijke osteofytvorming en mogelijke gewrichts spleetversmalling
3
Multipele matige osteofytvormingen, duidelijke gewrichtsspleetversmalling, enige subchondrale sclerose en mogelijke deformiteit van de botuiteinden
4
Grote osteofyten, uitgesproken gewrichtsspleet versmalling, ernstige subchondrale sclerose, duidelijke botdeformiteit
is voor het krijgen van artrose), wordt beoordeeld. Gebleken is namelijk dat het grootste contact-drukmoment in het femorotibiale gewricht optreedt bij 28 graden flexie en niet in volledige extensie. Ook is aangetoond dat laterale gonartrose meestal meer dorsaal is gelokaliseerd dan mediale compartiments artrose. In principe zijn deze belaste flexieopnamen dus gevoeliger voor de detectie van knieartrose dan belaste opnamen bij volledige extensie. Een voorbeeld van deze aanvullende
Noot: Een röntgenologische diagnose van artrose wordt doorgaans gedefinieerd als graad 2 en hoger
opnamen is de zogenaamde Rosenbergopname
Tabel 1. Originele röntgenologische Kellgren- en Lawrence-classificatie voor
waarbij de knie staande wordt afgebeeld in 45
artrose (vertaald).6
graden flexie, met een 10 graden craniocaudaal ingeschoten röntgenbundel. Een axiale (skyline) patellaopname is noodzakelijk voor de
K&L-graderingen en dat deze adaptaties van
beoordeling van het patellofemorale gewricht.
de originele criteria een grote invloed hebben
Bij slotklachten kan een poortopname over-
op de gevonden prevalenties van artrose. Een
wogen worden ter detectie van kalkhoudende
ander nadeel van de K&L-gradering is dat deze
corpora libera. Voor het heupgewricht is een
een vaste volgorde in het ontstaan van artrose
faux profile-opname te overwegen waarbij
kenmerken veronderstelt. Het ontstaan van
het posterieure deel van het femoro-acetabu-
gewrichtsspleetversmalling ná het ontwikkelen
laire gewricht kan worden beoordeeld. Het is
van duidelijke osteofyten is bijvoorbeeld in de
niet uitzonderlijk dat heupartrose zich hier
klinische praktijk niet altijd het geval.
al op manifesteert voordat het zichtbaar is op AP-opnamen. Om deze reden wordt een
Beeldvorming van artrose met MRI
staande faux profile-opname in de richtlijn
MRI is in potentie een zeer geschikte radi-
Diagnostiek en behandeling van heup- en knie
ologische modaliteit om artrose in kaart te
artrose aanbevolen bij onvoldoende verklaring
brengen.7 Allereerst kan het kraakbeen direct
van heupklachten na een in eerste instantie
gevisualiseerd worden in plaats van indirect
gemaakte standaard AP-bekkenopname.
beoordeeld op basis van de gewrichtsspleet
De meest toegepaste wijze om de ernst van
zoals bij röntgenfoto’s het geval is. Wellicht
röntgenologische artrose te definiëren is
belangrijker nog, is dat het met MRI mogelijk is
volgens de röntgenologische criteria beschre-
om veel van de andere weefsels die bij artrose
ven door Kellgren en Lawrence (K&L-criteria)
zijn betrokken, zoals het beenmerg, de menisci,
waarbij graad 2 of hoger doorgaans wordt gede-
synovium en ligamenten te beoordelen. Regu-
finieerd als röntgenologische artrose (tabel 1).6
liere klinische MRI-protocollen voor de knie (veelal 2D proton density-gewogen en T2-ge-
Deze score wordt veelvuldig toegepast in de
wogen fast spin-echo (FSE)- pulssequenties
radiologische en orthopedische literatuur
met vetsuppressie bevattend) volstaan voor het
evenals in sommige klinieken. Hoewel de
beoordelen van deze relevante weefsels, met
methode is ontworpen voor de knie, wordt
uitzondering van synovitis, waarvoor MRI met
deze, al dan niet in gemodificeerde vorm, ook
intraveneus contrastmiddel de gouden stan-
gebruikt voor andere gewrichten. Nadelen van
daard is. Voor een zeer gedetailleerde beoorde-
de K&L-gradering zijn een matige inter- en
ling van artrose in onderzoeksverband kunnen
intra-observervariabiliteit, in de hand gewerkt
additionele pulssequenties of richtingen toege-
door ambigue classificatiecriteria die aan
voegd worden en wordt een hoge veldsterkte
subjectiviteit onderhevig zijn. Zelfs in weten-
van 3 Tesla aanbevolen. Axiale sequenties
schapsverband is gebleken dat grote artroseco-
zijn obligaat voor het detecteren van kraak-
horten onderling verschillen in de definitie van
been- en beenmerglaesies in de patella of SEPTEMBER 2015 • IMAGO
IMAGO-Nr1_Binnenwerk v3.indd 15
01-09-15 13:56