Inleiding in de Dermatologie
A
A
De huid is een van de grootste organen van het lichaam. Ze heeft een oppervlak van ongeveer 1,8 m2 en diverse functies. De belangrijkste functie is die van barrière tegen schadelijke factoren en ziekteverwekkers van buiten en ter handhaving van het interne milieu. De huid is opgebouwd uit drie lagen: de epidermis (opperhuid), de dermis (corium, lederhuid) en de subcutis (het subcutane weefsel). De epidermis is voornamelijk opgebouwd uit keratinocyten en varieert in dikte van 40 µm bij het ooglid tot 1,8 mm bij de handpalmen en voetzolen. Deze variatie in dikte heeft consequenties voor de mate van resorptie van externa. In het stratum basale (basale cellenlaag of kiemlaag, zie figuur A.1) vinden de celdelingsprocessen plaats. De cellen die daarbij ontstaan, worden in de loop van de rijping (differentiatie) steeds verder in de richting van het huidoppervlak omhoog geschoven naar de brede laag stekelcellen (stratum spinosum). Deze laag bevat desmosomen die de cellen onderling met elkaar verbinden. Hiermee vangt het stratum spinosum mechanische belasting van de huid op. Wanneer de cellen bij verder opschuiven naar boven keratohyaline granulae vormen, ontstaat de korrellaag (stratum granulosum). Hierin bevindt zich de overgang van de levende naar de afgestorven cellen van de hoornlaag (stratum corneum), waarin een toename van de keratinisatie met gelijktijdige vernietiging van de celkern optreedt. De vorming van de hoornlaag is geen simpel afstervingsproces aan het einde van de celdelingscyclus, maar het product van intensieve biochemische, fysiologische en morfologische activiteiten dat tot de transformatie van cellen leidt. De huid heeft 28 dagen nodig voor het proces vanaf de mitotische deling van de basale cellen, tot het afstoten van de hoorncellen. Kortom, de huid vernieuwt zich normaliter iedere vier weken. De cellen van het stratum corneum zijn extreem afgeplat, 0,5 µm dik, en overlappen in 8-16 lagen. Ze bevatten keratine, zwavelrijke amorfe eiwitten en lipiden, evenals andere in water oplosbare eiwitten en natural moisturizing factors, zoals aminozuren, suiker en ureum. Deze werken allemaal als buffer, emulgator en waterabsorber om de integriteit van het huidoppervlak te waarborgen. Deze cellen zijn ingebed in een vetrijke laag, bestaande uit diverse soorten lipiden, gerangschikt als bilayers. Deze intercellulaire matrix is verantwoordelijk voor de eigenlijke barrièrefunctie van de huid. Onder de epidermis ligt de dermis (corium, lederhuid) met cellulaire elementen, collageen en elastinevezels. In de dermis bevinden zich de huidaanhangsels, die deels reiken tot de subcutis, het subcutane vetweefsel. De dermatologische nomenclatuur is zeer rijk en heeft betrekking op huidefflorescenties (letterlijk: bloei), waaronder huidverschijnselen als gevolg van huidziekten. Efflorescenties zijn de basiselementen van de huidziekte, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen primaire en secundaire efflorescenties.
haarwortel zenuwuiteinde zweetklier
follikel
epidermis oppervlakkig gelegen bloedvaten
stratum reticulare
diepergelegen bloedvaten
haarpapil
zenuwuiteinde
stratum corneum
stratum lucidum
stratum granulosum Langerhans-cel suprabasale cel (keratinocyt) basale cel (keratinocyt)
stratum spinosum
melanocyt
stratum basale
basaalmembraan lederhuid
xviii
xix
28-08-09 12:11
2 .46 Tinea faciei (dermatomycose)
2 Tinea faciei (dermatomycose)
2 .45 Tinea barbae (trichomycose)
Praktische Dermatologie_v4.indd 19
Gezicht
2
28-08-09 12:11
(a)
A B C D E
De huid Efflorescenties Dermatologische diagnose Algemene regels bij behandeling Bijlage: verklarende woordenlijst
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Behaarde hoofd Gezicht Oren Ogen Neus Lippen Mond Hals en nek Oksels Borst Romp Anogenitale regio Armen Handen Benen Voeten Nagels
subcutis
Figuur 1 Anatomie van de huid.
Praktische Dermatologie_v4.indd 18
Inhoud
hoorn laag
(b)
Lokalisatie Baardstreek.
Klinisch beeld Begrensde, rood ontstoken huidveranderingen, gepaard gaande met pustels, crustae en verdikking van de huid. Rondom de haarfollikels groeien abcesjes, waardoor de haren gemakkelijk kunnen worden uitgetrokken. Meestal ook lymfadenopathie.
(a)
Vergelijkbare ziektebeelden
Klinisch beeld
• Pyodermie; • Tumor, bijvoorbeeld sarcoom; • Lupus vulgaris (cutane tbc – zie 5.3).
Ringvormige haard met erythemateuze, squameuze, verheven, annulaire of gegyreerde plaque. Centraal opheldering met genezing.
Commentaar
• • • • • •
(b)
Lokalisatie Neus (a) en wang, ook temporaal (b).
Vergelijkbare ziektebeelden
Diepe mycosen komen weinig voor en zijn meestal van animale oorsprong. De schimmelelementen trekken langs de baardharen de diepte in en veroorzaken daar een diepgelegen infectie van de huid. Lokale antimycotische therapie als monotherapie volstaat niet, omdat deze onvoldoende penetrerend is. Het ziektebeeld wordt vaak verward met een primaire bacteriële infectie, omdat pus wordt gevormd. Bij diepe mycose kan dit echter ook optreden door een bacteriële superinfectie.
Therapie Systemische antimycotische therapie is geïndiceerd, bijvoorbeeld imidazolpreparaten of terbinafine. Op geleide van klinisch beeld en kweken kan ook systemische antibiotische therapie nodig zijn.
Eczeem; Granuloma annulare (zie 14.11); Erythema annulare centrifugum; Fixed drug eruption; Chronische discoïde lupus erythematosus (CDLE – zie 2.12); Lyme-borreliose stadium I (erythema migrans – zie 11.23 + 3.6).
Commentaar Frequent voorkomende, door dermatofyten veroorzaakte huidinfectie, die zich geleidelijk naar perifeer uitbreidt. De erythemateuze ring is de actieve laesie, het blekere middengedeelte is het deel dat is genezen. Schimmeltypering door middel van een kaliloogpreparaat en/of kweek. Daarbij dient materiaal te worden afgenomen van de actieve rand. Mocht uit de kweek blijken dat het een zoöfiele schimmel betreft, dan moeten ook eventuele huisdieren of vee onderzocht en behandeld worden. 99 2.46
98
Praktische Dermatologie_v4.indd 98
28-08-09 12:11
11 .14 Halo-naevus (van Sutton)
11 .15 Herpes simplex
(a)
(a)
(b)
(b)
Lokalisatie
Romp.
Romp.
Klinisch beeld
Klinisch beeld
In het midden bevindt zich een lichtbruine, naevoïde naevus. Deze is omgeven door een scherp gedemarceerd, gedepigmenteerd hof. Subjectief asymptomatisch.
Gegroepeerde, in trosjes zichtbare blaasjes met heldere inhoud. Subjectief pijnlijk.
Vergelijkbare ziektebeelden
• Herpes zoster (zie 2.20, 11.16, 15.6); • Impetigo (krentenbaard – zie 2.22, 11.17).
Vergelijkbare ziektebeelden
Commentaar
Een halo-naevus (van Sutton) is een verworven naevoïde laesie die meestal optreedt in de jeugd of adolescentie. Histopathologisch is het een grensvlaknaevus (junction of compound naevus) omgeven door dicht lymfocytair infiltraat. De depigmentatie is het gevolg van een cytotoxische aanval van lymfocyten op melanocyten, met andere woorden: een opruimactie. In de loop van enkele maanden verdwijnt het gepigmenteerde deel vaak, waarna nog enige tijd een gedepigmenteerde macula kan achterblijven. Deze kan na verloop van tijd weer repigmenteren.
Zie 4.5, 2.19, 6.7, 12.9.
Therapie Zie 4.5.
11 Herpes simplex
Commentaar
Romp
28-08-09 12:11
Lokalisatie
• Vitiligo (zie 11.44, 14.24); • Melanoom (zie 2.30, 2.28, 11.22, 11.28).
11
Praktische Dermatologie_v4.indd 99
Therapie Excisie is niet noodzakelijk, aangezien er geen verhoogd risico op maligne degeneratie bestaat. Excisie is echter wel geïndiceerd als de ABCDE-regel tot verdenking op een melanoom leidt (zie 2.30). Door de licht verhoogde kans op maligne degeneratie bij het primair manifest worden van halo-naevus boven 40e jaar, wordt bij deze patiënten aangeraden de halo-naevus te vervolgen.
229 11.15
228
Praktische Dermatologie_v4.indd 228
28-08-09 12:13
Praktische Dermatologie_v4.indd 229
28-08-09 12:13
13