(FALSTERBO, 23 SEPTEMBER 2010) Verbijsterd kijk ik toe. Toen ik tijdens mijn ochtendwandeling door de schemering langs het strand naar hier stapte, was er al flink wat beweging. Nu sta ik echter op Nabben, de uiterste punt van Falsterbo. Het is “the point of no return” waar de stromen trekvogels langs de kustlijnen van het Falsterbo-schiereiland samen komen. Ik wrijf mijn ogen uit: het lijkt wel een sneeuwstorm! Of eerder: een drievoudige sneeuwstorm. Als je er met de verrekijker middenin kijkt, zie je immers 3 gordijnen achter elkaar van tientallen als sneeuwvlokken door elkaar dwarrelende stipjes. De stipjes zijn echter geen sneeuwvlokken want ze hebben vleugels. Honderden, nee, duizenden vogels … !! In brede formaties verlaat de voorhoede Zweden, waarbij het wel lijkt of er ergens aan de horizon, ginder achter de dennen aan de vuurtoren, uit een gigantische patattenzak voortdurend nieuwe ladingen worden uitgeschud. Ik kan het niet laten om er nog eens met de kijker “middenin” te duiken: ze blijven komen, dit kan toch niet blijven duren … !?! Deze massale exodus van Vinken en Kepen is trouwens niet de hoofdreden van deze trip: ik wou roofvogeltrek zien op Falsterbo. Dat is tot dusver uitstekend gelukt: eergisteren 2000 Sperwers. Ik heb nu aan den lijve ondervonden wat dat droge cijfer voorstelt: “2000 Sperwers”. Je staat ’s morgens vroeg in het schemerdonker met je rugzakje buiten en knoopt je veters dicht: een donkere schaduw glijdt voorbij. Je loopt de 300 m naar het strand. Flap, flap, flap, zweef: het ene donkere silhouet volgt naadloos op het andere. Als je op “de punt” van Nabben staat, is er vrijwel geen moment zonder sperwers: in groepjes van 2, 3 komen ze voorbij. De meesten vliegen daarna zonder aarzeling recht de zee op. ’s Namiddags loop 92
De boomklever I september 2017 I de eerste keer
je door het dorp; je kijkt even omhoog en wacht 10 seconden: 5 Sperwers. Je loopt verder en “just for fun” herhaal je dit nog een paar maal. Het lukt telkens opnieuw: de lucht zit VOL met Sperwers. Terwijl ik verder loop, begin ik mezelf gekke vragen te stellen. Er broeden hier toch Koolmezen, Huismussen, Roodborstjes? Wat vinden die van de invasie van dit geklauwde legioen? Zitten die nu allemaal getraumatiseerd roerloos onder een struik? En de hoofdmacht Sperwers is nog niet eens hier: die passeert pas in oktober … !! Een ding is zeker: het is niet fijn om hier in de herfst zangvogel te zijn … De Rode wouwen? Ook dat werd een succesverhaal: gisteren was een kristalheldere dag waarbij de ene bel na de andere van tientallen wouwen overkwam. Ik wist niet wat ik zag. Hier en daar zat er zelfs een Zwarte wouw (de soort broedt niet in Zweden) tussen. Uiteindelijk bleek dat ik getuige was geweest van een nieuw dagrecord voor Rode wouw: het staat vanaf nu op 599 … “Six hundred kites!?! Really? You are really lucky, you know. Last week, we had miserable weather and no raptors at all” luidde de commentaar van Sophie. Sophie is verantwoordelijk voor de “bird observatory” en het ringwerk in de bosjes rond de vuurtoren. Ze staat elke dag ontiegelijk vroeg op om de netten leeg te maken. Gisteren kwam ze, totaal uitgeblust, pas om 17u00 ’s avonds terug in the bird observatory: “I’m shattered, we caught 1400 birds today”. Later op de avond is ze op haar positieven en wordt de reden duidelijk waarom ze gecrashed was: “It was the Blue tits, they have arrived indeed.” Pimpelmezen dus: ze arriveren elk jaar klokvast tussen 20 en 25 september. In de regel direct “en masse”: Falsterbo heeft zo zijn wetmatigheden … Een dikke twee uur later is de creme van de soep.
vogel in kwestie is sneeuwwit met grijzige donker gebandeerde arm- en handpennen. Rond het oog zit een zwart vlekje. Ongetwijfeld de mooiste van de Wespendieven van vandaag. Volwassen vogels zijn er trouwens vandaag niet meer bij, die passeren hier elk jaar enkele weken vroeger dan de jonge vogels. “Ung hök!!” hoor ik plots roepen en opnieuw veroorzaakt dit opschudding onder de vogelkijkers: er komt opnieuw een eerstejaars kiekendief aan. Ik kan hem goed met de verrekijker zien want hij nadert laag over de duinen. Soms zakt hij in een duinslenk uit het zicht om dan, een heel pak dichter, plots terug tevoorschijn te komen. Alsmaar dichter komt hij nu om uiteindelijk op volle snelheid zo’n 40 m van de telpost over te steken richting Denemarken. Ikzelf zou hem niet met zekerheid als Steppekiek durven optekenen, maar David heeft foto’s gemaakt die al onze twijfels wegnemen. Was dit een tweede vogel? Is de andere terug uit zee gekomen? De anderen schudden even hun schouders bij mijn vragen. “Ok, een Steppenkiek. Interessant, maar zooo speciaal is dat hier ook weer niet …” Tien minuten en 3 Boomvalken later: boven de duinen hangt nu al een paar minuten een buizerd te bidden die ik uitvoerig in de telescoop bestudeer. De anderen vragen mij wat ik kennelijk zo interessant vind … “Eh, fjällvrak …” antwoord ik even twijfelend, waarom bekijkt niemand deze klepper ? “Aha”, knikken ze, “men de flesta kommer i oktober”. Dit is slechts een vogel die hier wat rondhangt, voor de hoofdmacht van de Ruigpootbuizerden moet je hier in oktober zijn. Even later sta ik met een aantal anderen aan de pluk riet vlak achter de telpost. “Ser du pungmesarna?” vragen ze aan mij. Er zijn immers een aantal Buidelmezen ingevallen en na enkele minuten laten ook deze zich even zien. Gelukkig dat je als vogelijker hier de nodige afwisseling krijgt, denk ik bij mezelf. Want stel je eens voor dat je de hele dag naar roofvogels moet kijken, zou dat op de duur niet vervelend worden … ? Herwig Blockx De boomklever I september 2017 I de eerste keer
DE EERSTE KEER
HET KLAUWENLEGIOEN
Er passeren nog steeds aantallen Vinken die Dijlelandse wenkbrauwen zouden doen fronsen, maar de hoofdmacht lijkt door te zijn. Alhoewel, je weet hier maar nooit. Toen ik maandagmiddag in Malmö aankwam motregende het met een lichte tegenwind. “Slecht trekweer” dacht ik vervolgens op de bus naar Falsterbo. Wie schetst mijn verbazing als ik ’s avonds lees dat er 284000 Vink/Keep genoteerd staan voor die dag!?! Hoe bepalen ze trouwens dat getal? De omgeving van Nabben is in sectoren verdeeld en bij sterke trek zoals vandaag wordt om het kwartier een steekproef uit de vogelstroom genomen; elke teller heeft één of meerdere soorten die hij telt/schat. Wat volgt er daarna? Steken de Zweden die gegevens in een computerprogramma dat het dagtotaal automatisch berekent uit de oppervlakte onder de aantallenlijn? Misschien straks eens even vragen … De meeste vogelkijkers en eigenlijk ook ik zijn meer geïnteresseerd in de kromsnavels en ook vandaag ontbreken ze niet op het appel. Als ik naast de gebruikelijke Sperwers ook “stenfalk” of “en pilgrim till” hoor aankondigen is het telkens even opletten of ik het Smelleken of de Slechtvalk in kwestie terugvind. Boven het dennenbos achter het golfterrein zie ik nu een jonge kiekendief aankomen: slank, met een kaneel”rode” onderzijde. “Eh, en intressant ung hök” kondig ik hem aan, aan mijn Zweedse buren. Eindelijk vind ik zélf eens iets eerst …! Mijn uitspraak verwekt wat opschudding. De Grauwe/Steppekiek verliezen we echter even later uit het oog. We bekijken elkaar twijfelend maar een waterdichte determinatie komt er niet uit de bus. De zon breekt nu door het wolkendek en dat is kennelijk het sein voor een aantal Wespendieven om de oversteek te wagen. “Vilken snygg bivrak” hoor ik nu David zeggen terwijl hij een aantal foto’s knipt van een ongewoon uitziende wespendief. Met de kijker volg ik de juveniele Wespendief terwijl hij met de gebruikelijke elastische vleugelslagen verdwijnt boven de zee. Ik bekijk achteraf even mee zijn foto’s. Wat een beauty: de
93