Gevlekt rietkapoentje OHZ (Coccidula scutellata) Foto: Joris Menten
Very British, indeed …
Een soort die vroeger, en dan spreken we over meer dan 75 jaar terug, in het Brusselse voorkwam was het Veenlieveheersbeestje (Hippodamia (Hemisphaerica) septemmaculata, De Geer 1775). Zelf vond ik het enkel in de Vogezen en daar leeft het op drijftillen van veen en in Zweden komt het ook voor in de veengebieden. Mogelijk was de omgeving van Brussel toen veel rijker aan laagveenmoerassen. Nu is deze verborgen levende soort enkel nog bekend van een enkele plaats in de Hoge Venen. Hopelijk zal ze met de uitgebreide herstelwerkzaamheden in de Hoge Venen opnieuw toenemen als het al niet te laat is. In het Dijleland zijn ze alvast verdwenen. Een andere soort die vroeger zeker in de omgeving (Louvain-la-Neuve) zat, en waar de Dijlevallei mogelijk enkele goede biotopen voor herbergt, is het Twintigvleklieveheersbeestje (Sospita vigintiguttata, Linnaeus 1758). Deze soort voedt zich specifiek op de elzenbladluis, en Elzen staan er zeker in de Dijlevallei. De soort is echter vermoedelijk uit België verdwenen.
Als we de auto parkeren langs de gebouwen aan de spoorweg, stap ik vol verwachting uit. Ik kijk al weken uit naar deze dag en dat heeft niks te maken met het toevallige feit dat ik vandaag jarig ben. Het heeft wél alles te maken met wat ik hier de eerste keer, in juli ’97, heb gezien ... De “eerste vijver links” werd toen afgevist. Op de modder en in het ondiepe water zaten eenvoudigweg verplétterend veel vogels. Honderden Zwarte ruiters in vlekkeloos zomerkleed, evenveel Grutto’s, 6 soorten reigers die in totaal zeker de duizend overtroffen, tientallen Lepelaars, Zwarte ibissen, Dwergaalscholvers …: de herinneringen van ruimschoots 10 jaar geleden staan in mijn geheugen gegrift. De visvijvers van Halastó: het leek wel een mini-Donaudelta, alleen de pelikanen ontbraken… “Herwig, moeten we langs hier?” rukt Jo me weg uit mijn dagdromen. “Even op de kaart kijken” mompel ik en snel staan we aan de aflaat van de eerste grote vijver. Net zoals in SAR zijn er hier kleinere “randvijvers” en deze liggen nu kennelijk droog. Alhoewel, “droog”? Reigers hebben er diepe pootafdrukken in de zachte modder achtergelaten maar Jo staat wat verderop bij een groter spoor in de modder te wachten. “Wat denk jij daarvan, Herwig? Dat kan toch alleen van een Otter zijn?” Het betreffende spoor is van een groot dier dat met sprongen door de modder is gegleden. “En dat …,” wijs ik naar een opvallend sleepspoor dat hier en daar zichtbaar is, “… is dan van zijn staart” vult Jo aan. “Tja, waarvan kan het anders zijn?” vraag ik mij luidop af. Op Jo’s volgende vraag: “Zitten hier otters ?” kan ik geen zinnig antwoord geven. “Vis genoeg, in ieder geval” besluit hij. “Wat zei je daarnet ook alweer? Vijf kilometers visvijver: nu, als ik een otter was,
Johan Bogaert
In de volgende delen van deze reeks worden de overige biotopen besproken en de algemene patronen beschreven omtrent het voorkomen van lieveheersbeestjes in onze streek vergeleken met de rest van het land.
120
De boomklever I december 2016 I ongewervelden
(HALASTÓ, 19 OKTOBER 2010)
…” We lopen verder naar de plek vanwaar je een mooi overzicht hebt over de eerste grote vijver. Daar staan reeds een vijftiental Engelsen: zij zijn ook op herfstreis in Hongarije. Ze worden gegidst door een jonge Hongaar, die wat uitleg geeft over de Witoogeend die ze net in de kijker hebben. Een aantal dames op leeftijd, die ook bij deze groep horen, wijst nu naar een ruig stukje met bloeiende heelblaadjes. Een roodoranje vlinder vliegt plots vlak bij hen op en gaat onzichtbaar onderaan de vijverdijk zitten. “Wasn’t that a copper butterfly?” vraagt één van de dames zich af. “I think so, but definitely not a Small copper” draag ik mijn steentje bij. Ondertussen heb ik me wat lager op de vijverdijk geposteerd om een beter zicht te krijgen. “Do you still see it?” vraagt iemand me nu. “No, not for the mo… oh, yes, there it is”. Korter bij dan ik dacht zit een vuurvlinder op een zonbeschenen bramenblad. Langzaam draait hij zich naar de zon: zwart gestreepte voelsprieten. De voorvleugels zijn wat afgevlogen met donkere strepen op de toch nog mooi oranjerood gloeiende voorvleugels. Als hij zich draait in de zon zie ik “meeuwgrijs” glanzende ondervleugels: is dat geen Grote vuurvlinder?!? Oktober is toch niet hun normale vliegtijd?!? Of is het een mij onbekende vuurvlindersoort …? “It could be a Large copper, but …” deel ik twijfelend mee. “Oh, really? Isn’t that the one which is now extinct in England?” hoor ik iemand vragen. “I do believe there were some reintroduction projects …” hoor ik een andere stem. Eén van de vrouwen in de groep kijkt me nu even peinzend aan: “Could you make a picture for me, please?” Op mijn bevestigend antwoord reikt ze mij een pocketfototoestelletje aan. Ik klauter de De boomklever I december 2016 I de eerste keer
DE EERSTE KEER
Negentienstippelig lieveheersbeestje OHZ (Anisosticta novemdecimpunctata) Foto: Joris Menten
liefhebber van vochtige gebieden, zelfs nog wat vochtiger dan het Ongevlekt rietkapoentje. Je vindt ze in de zeggevelden over rietkragen tot in lisdoddevelden. Ook het Negentienstippelig lieveheersbeestje (Anisosticta novemdecimpunctata) kan je er vinden.
121