48
Z
Zorg
Dinsdag 15 november 2016
Dagboek verpleegkunde Rennen, prikken, laxeren, troosten, Geen dag is hetzelfde als je verpleegkundige in het ziekenhuis bent. Columniste Sandra Kleefstra geeft in deze zorgbijlage een inkijkje in een willekeurige dag op de afdeling oncologie en reumatologie van ziekenhuis MCL in Leeuwarden. Rennen van hot naar her. Kijken of het vandaag nog van pauzeren komt. Sandra Kleefstra
6
.00 uur. Mijn wekker gaat. 6.35 uur. Op mijn fiets. 6.55 uur. In de rij om een uniform te krijgen uit een pakkenautomaat. Het duurt even ’s ochtends voor je mag verplegen, maar… 7.00 uur. In het kleedhok. Sandra uit, verpleegkundige aan. Wit pak, stevige stappers, twee kleuren pen in mijn zak, een schaar, een rol tape, een papier vol telefoonnummers, een pieper, een telefoon. Ik lijk iets breder dan ik ben met die zakken zo vol, maar verplegen is geen mooizijn. Het is praktisch, hard werken, veel lopen, geregeld rennen, schrijven, typen en lopen.
bijvoorbeeld die bloeddrukverlager wel geven, bij een bloeddruk van 105 om 55? En terwijl ik daarover nadenk, snikt er iemand achter een bedgordijn. Ik zet mijn pillen aan de kant en gluur door het gordijn. Terwijl ik troost, vraagt een andere patiënt of hij geen pillen krijgt. On-
7.00 uur. In het kleedhok. Sandra uit, verpleegkundige aan
7.05 uur. Persoonlijk praatje met de nachtdienst: ,,Hou je het vol?” Zij wil vooral praten over patiënten. Als dat klaar is, mag ze naar huis; op bed. Ze roept patiëntennamen, ziektebeelden, wel of niet reanimeren, of er nog onderzoeken gepland staan. En zijn er verder nog bijzonderheden? Zo zet mijn collega een stuk of vier tot zes patiënten uiteen; dit is mijn basis. 7.15 uur. Computer aan. Daar vind ik details: persoonlijke gegevens, voorgeschiedenis, notities van een arts, verslagen van slechtnieuwsgesprekken, adviezen van de fysiotherapeut of maatschappelijk werk. Alles. 7.45 uur. Nog lang niet alles gelezen. Ondertussen rinkelt mijn pieper. De mens achter het patiëntnummer heeft me nodig. Ik neem mijn computer mee en bestorm de zalen. Want de computer vertelt mij welke medicijnen ik moet uitdelen. Ik kijk kritisch: zijn die pillen vandaag nodig? Moet ik
Sandra Kleefstra. Foto: Niels Westra
dertussen staat mijn collega op de gang. Die wil even afstemmen hoe het is: is het druk? Heb ik hulp nodig? Kan ik hulp bieden? Gaan er nog patiënten naar huis? Weet ik dat ik nog een nieuwe patiënt krijg? Tussen nu en 10.00 uur spring ik als een vlo van traan naar pil naar col-
lega naar washandjes naar gezondheidsadviezen, naar wonden die ik moet verzorgen, infusen die ik moet besturen en dan naar nog meer washandjes. Ondertussen wil de dokter visitelopen. De patiënt moet helaas halfgewassen wachten tot ik terugkom, dokters gaan voor. En dat is ook belangrijk. Want de dokter vertel ik over de laatste gezondheidsvordering en -achteruitgang. En de dokter vertelt mij weer hoe we daar het beleid op aanpassen. Andere pillen, infusen erbij, infusen eraf, morgen een CT-scan, nog ‘even’ wat extra bloed afnemen, ontslag plannen (van mijn patiënt, niet van mij), ontslag uitstellen. Wie gaan we goed nieuws brengen en wie krijgt het tegenoverge-
stelde? Als het plan klaar ligt, delen we het mee, langs de halfgewassen patiënten. Die moeten mogelijk huilen daarna. Van opluchting of uit angst. Daar moet ik dan wat mee. Ondertussen was ik ze ook verder, trek steunkousen aan, preek ik wat en stuur ik mensen uit bed (mobiliseren is belangrijk). 10.20 uur. Als het lukt pauzeren we. Dat zou om 10.00 uur moeten, maar de dokter, patiënten, hoge nood en lage bloeddrukken staan dit geregeld in de weg. Rond dit tijdstip vind ik meestal een paar collega’s die het ook is gelukt om even te zitten en iets te drinken. Vandaag hebben we geluk, dus is er koffie. Sommige dagen drink ik pas weer iets rond het middageten.