Natuurbeheerplan 2021-2045 Grenspark Groot-Saeftinghe - Drijdijck en Spaans Fort (+ bijlagen)

Page 1

1

Natuurbeheerplan 2021-2045 voor het Grenspark GrootSaeftinghe: deelgebieden Drijdijck en Spaans Fort Rapport

Colofon

Auteur: Peter Claus © Corridor cvba, 2020

Dit rapport werd samengesteld in kader van het Interreg V-Project ‘Grenspark Groot-Saeftinghe’ 01/04/2016 – 31/03/2019

Wijze van citeren: Claus P,. 2020 Natuurbeheerplan 2020-2044 voor het Grenspark Groot-Saeftinghe: deelgebieden Drijdijck en Spaans Fort. Corridor cvba, Nazareth.

Corridor cvba Steenweg Deinze 195 9810 Nazareth www.corridor.land

Foto omslag: Bruine kiekendief (Circus aeruginosus), Saxifraga-Piet Munsterman

2

Inhoudstafel

1. Verkenningsnota 5 2. Deelnemende percelen 6 3. Inventarisatie 9 4. Beheervisie .................................................................................................................................... 10 4.1. Beheervisie ecologische functie ............................................................................................ 10 4.1.1. Drijdijck 10 4.1.2. Spaans Fort 12 4.2. Beheervisie economische functie 14 4.3. Beheervisie sociale functie 14 4.4 Beheervisie globaal kader ........................................................................................................... 14 4.5 Beheervisie ambitieniveau .................................................................................................... 15 4.6 Natuurstreefbeelden................................................................................................................... 15 4.6.1. Natuurstreefbeeld leefgebied lepelaar 15 4.6.2. Natuurstreefbeeld leefgebied woudaap 17 4.6.3. Natuurstreefbeeld leefgebied bruine kiekendief 17 4.6.4. Natuurstreefbeeld leefgebied blauwborst.................................................................... 19 4.6.5. Natuurstreefbeeld leefgebied zwartkopmeeuw........................................................... 21 4.6.6. Natuurstreefbeeld leefgebied rugstreeppad ................................................................ 22 4.6.7. Natuurstreefbeeld leefgebied moeraswespenorchis.................................................... 23 4.6.8. Natuurstreefbeeld leefgebied kleine modderkruiper 23 4.6.9. Natuurstreefbeeld leefgebied meervleermuis 25

3
5. Beheermaatregelen 26 5.1. Beheereenheid Drijdijck 1 .......................................................................................................... 26 5.2. Beheereenheid Drijdijck 2 .......................................................................................................... 27 5.3. Beheereenheid Drijdijck 3 .......................................................................................................... 28 5.4. Beheereenheid Drijdijck 4 30 5.5. Beheereenheid Drijdijck 5 32 5.6. Beheereenheid Spaans Fort 1 33 5.7. Beheereenheid Spaans Fort 2
5.8. Beheereenheid Spaans Fort 3 .................................................................................................... 39 6. Bosbalans....................................................................................................................................... 43 7. Openstelling 44 8. Opvolging en monitoring 45 9. Ontheffingen, meldingen en vergunningsplichtige activiteiten 46
Inhoudstafel
3
38

9.1 Natuurwetgeving................................................................................................................... 46

9.1.1. Vegetatiewijziging 46

9.1.2. Ontheffingen op algemene verbodsbepalingen Natuurdecreet 46 9.1.3. Soortenbesluit ..................................................................................................................... 47 10. Bijlagen ...................................................................................................................................... 48 11. Referenties ................................................................................................................................ 49

4

1. Verkenningsnota

5

2. Deelnemende percelen

Volgende kadastrale percelen nemen deel aan het natuurbeheerplan Drijdijck en Spaans Fort voor een oppervlakte van 65,77 ha. Een overzicht van de deelnemende percelen uit dit natuurbeheerplan wordt gegeven op kaart in bijlage 1.

Kadastraal perceel Beheerder Oppervlakte in ha

46027A0553/00_000 ANB 0,30 46027A0541/00_000 ANB 0,82 46027A0547/02P000 ANB 0,06 46027A0500/00A000 ANB 0,88 46027A0465/02_000 ANB 0,12 46027A0352/00D000 ANB 0,14 46027A0521/00_000 ANB 0,49 46027A0464/00A000 ANB 0,46 46027A0529/00_000 ANB 0,53 46027A0477/02_000 ANB 0,05 46027A0494/00_000 ANB 0,19 46027A0461/00_000 ANB 0,22 46027A0526/00_000 ANB 0,79 46027B0829/00A000 ANB 0,47 46027B0844/00V000 ANB 0,18 46027A0478/00_000 ANB 0,69 46027A0543/00B000 ANB 1,85 46027A0554/00_000 ANB 0,26 46027A0537/00F000 ANB 0,53 46027A0495/00_000 ANB 0,18 46027A0561/00B000 ANB 0,12 46027A0496/00_000 ANB 1,09 46027A0477/00_000 ANB 0,13 46027A0340/00L000 ANB 0,90 46027A0548/00B000 ANB 0,82 46027A0513/00A000 ANB 0,13

46027A0525/00_000 ANB 1,02

46027A0493/00_000 ANB 0,92

46027A0475/00_000 ANB 0,68

46027A0345/00A000 ANB 0,67

46027A0531/00_000 ANB 0,35

46027A0548/00A000 ANB 0,78

46027A0465/00_000 ANB 0,13

46027A0533/00_000 ANB 0,09 46027B0844/00K000 ANB 0,07

46027A0549/00_000 ANB 0,54

46027A0536/00M000 ANB 0,44

46027A0528/00A000 ANB 0,61

46027B0843/00C000 ANB 0,79

46027A0523/00_000 ANB 0,94 46027A0519/00_000 ANB 0,60

6

46027A0516/00A000

ANB 0,99 46027A0532/00_000 ANB 0,65

46027B0830/00_000 ANB 0,07 46027A0476/00_000 ANB 0,12 46027A0466/00_000 ANB 0,36 46027A0542/00_000 ANB 0,86 46027B0849/00_000 ANB 0,57 46027A0517/00_000 ANB 0,86

46027B0849/02C000 ANB 0,66 46027B0832/00A000 ANB 0,48 46027A0537/00A000 ANB 0,81 46027A0544/00D000 ANB 0,30

46027A0478/02_000 ANB 0,26 46027A0362/00B000 ANB 0,91 46027A0476/02_000 ANB 0,05 46027A0511/00_000 ANB 0,61 46027A0550/00_000 ANB 1,00

46027A0650/00C000 ANB 0,04 46027A0522/00_000 ANB 1,35 46027A0345/00B000 ANB 0,82 46027A0507/00A000 ANB 0,38 46027A0543/00A000 ANB 1,74 46027A0536/00C000 ANB 0,60 46027A0536/00P000 ANB 0,41 46027A0498/00_000 ANB 1,12 46027A0509/00_000 ANB 0,79

46027A0547/02K000 ANB 0,28 46027A0510/00B000 ANB 0,38 46027A0510/00D000 ANB 0,32 46027A0508/00_000 ANB 1,13 46027A0520/02_000 ANB 0,43 46027A0493/02_000 ANB 0,16 46027B0846/00G000 ANB 0,06 46027B0840/00G000 ANB 0,19 46027A0520/00_000 ANB 0,54

46027B0844/00W000 ANB 0,09

46027A0547/00D000 ANB 0,85

46027A0524/00_000 ANB 0,96 46027A0551/00_000 ANB 0,67

46027A0499/00_000 ANB 1,14

46027A0463/00A000 ANB 0,57 46027B0843/00E000 ANB 0,51

46027A0555/00_000 ANB 0,29

46027A0512/00_000 ANB 0,90

46027A0340/00K000 ANB 0,69

46027A0547/00A000 ANB 0,10

46027A0568/00_000 ANB 0,21 46027A0510/00A000 ANB 0,91

46027A0462/00_000 ANB 0,12

46027A0353/00F000 ANB 0,69 46027A0552/00_000 ANB 0,66 46027A0536/00A000 ANB 0,60

7

46027A0530/00_000

ANB 3,11

46027A0515/00A000 ANB 0,81

46027A0535/00D000 ANB 2,32

46027A0518/00_000 ANB 0,78

46027A0497/00_000 ANB 1,19

46027A0443/00_000 ANB 0,18

46027A0556/00_000 ANB 1,73

46027A0547/02S000 ANB 0,03

46027A0527/00_000 ANB 0,50

46027A0510/00C000 ANB 0,38

46027A0569/00_000 ANB 2,11

46027A0466/02_000 ANB 0,36

46027A0363/00B000 ANB 0,68

46027A0475/02_000 ANB 0,26

8

3. Inventarisatie

De percelen die deelnemen aan het natuurbeheerplan werden ingedeeld in beheereenheden en naargelang het aanwezige vegetatietype werd een standaardfiche ingevuld.

Een overzicht van de beheerindeling wordt gegeven op kaart in bijlage 7

Waar er al een Europees te beschermen habitat of een RBB aanwezig was (mogelijk gedegradeerd), werd er bijkomend één of meerdere fiches ‘kwaliteitsbeoordeling’ ingevuld om de lokale staat van instandhouding te bepalen.

De standaardfiches en de kwaliteitsbeoordelingen van actuele EU-habitats en regionale belangrijke biotopen zijn per inventarisatie-eenheid terug te vinden in bijlage 9.

9

4. Beheervisie

Voor het Grenspark Groot-Saeftinghe werd een grensoverschrijdende beheervisie1 uitgewerkt waarin het ruimer kader wordt geschetst. In onderstaand hoofdstuk wordt enkel de beheervisie voor de deelgebieden Drijdijck en Spaans Fort beschreven.

4.1. Beheervisie ecologische functie

4.1.1.

Drijdijck

Dit gebied werd aangelegd als natuurcompensatie voor het Deurganckdok. Het eindbeeld is een grote plas (grond- en regenwater gevoed) met variabele diepte en gevarieerde oevers. Het is van belang voor zowel overwinterende als broedende watervogels.

Doelstellingen qua habitats

In Drijdijck wordt gestreefd naar het doelhabitat plas en oever. Dat bestaat ongeveer uit ¾ water en ¼ uit oevers en eilanden over een oppervlakte van bijna 36 ha. De waterkwaliteit moet goed zijn en er moeten natuurlijke verlandingsvegetaties van drijvende ondergedoken waterplanten voorkomen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van het habitat ‘riet en water’ vooropgesteld, wat bestaat uit een verhouding van ongeveer ¾ waterriet en ¼ plas over een oppervlakte van 6 ha. Ook binnen dit habitat wordt gestreefd naar een goede waterkwaliteit en moeten er natuurlijke verlandingsvegetaties van drijvende en ondergedoken waterplanten voorkomen. Daarnaast mag de aanwezigheid van een zomerganzenpopulatie op de gewenste rietuitbreiding geen betekenisvolle impact hebben.

Het beheer van deze habitats is gericht op het voorzien in voldoende groot en kwalitatief leefgebied voor de habitattypische broedvogelsoorten. Naast broedhabitat is het ook belangrijk te voorzien in voldoende kwalitatief foerageerhabitat.

Doelstellingen qua soorten Broedvogels

Drijdijck heeft een beperkte diversiteit qua broedvogels. In 2016 vestigden er zich echter een kleine kolonie Kok- en Zwartkopmeeuwen. In 2019 ondernamen minstens 5 koppeltjes Lepelaar een (mislukte) broedpoging op 1 van de aangelegde takkenhopen. Bijkomend kunnen we meegeven dat we in het jaar 2020 twee paar steltkluten hebben geteld in Drijdijck, in het jaar 2021 waren dit 11 paren.

In de toekomst worden Bruine kiekendief en Lepelaar de belangrijkste doelsoorten voor dit deelgebied.

Soort EU-bijlage Populatie in 2016 (tr of bp)

Range populatie 2003-2016

Streefcijfer SBZ (tr of bp)

Aandeel SBZ in % Streefcijfer deelgebied

Kokmeeuw Nee 335 0-335 - -Zwartkopmeeuw Ja 111 0-111 30-40 317 20

1 Claus P. 2018. Beheervisie 2020-2044 Grenspark Groot-Saeftinghe. Corridor cvba, Nazareth.

10

Geoorde fuut Nee 7 0-7 - - -

Lepelaar Ja 0 0 40 0 20 Kluut Ja 3 0-3 366-483 0 -

Kleine plevier Nee 0 0-4 0 0Bruine kiekendief Ja 0 0 28-33 0 1 Porseleinhoen Ja 0 0-1 1-2 0 1

Zomertaling Nee 2 0-2 - -Tureluur Nee 0 0-6 - - -

Blauwborst Ja 5 1-8 307-358 1 10

Opmerking bij deze tabel: Voor actuele gegevens over het voorkomen van de doelsoorten per gebied, kan u de website www.beheercommissienatuurlinkerscheldeoever.be raadplegen. Deze wordt jaarlijks geactualiseerd met onze monitoringsgegevens.

Belangrijke uitgangspunten om bovenstaande doelstellingen te kunnen realiseren, zijn:

✓ De broedplaatsen niet mogen worden beïnvloed of bedreigd, direct of indirect, door enige menselijke activiteit.

✓ De impact van predatie op grondbroeders mag niet betekenisvol zijn. Hiervoor kan het gebied elektrisch omheind worden om grondpredatoren te weren.

✓ De afstand van bomenrijen, struweel (< 0,5 ha) en ruigten t.o.v. de broedgebieden moet een minimale afstand van 100 meter bedragen.

✓ De afstand van bos (> 0,5 ha) t.o.v. de broedgebieden moet een minimale afstand van 200 meter bedragen.

Trekvogels en overwinteraars

Drijdijck is wat betreft overwinterende watervogels hoofdzakelijk van belang voor grondeleenden. Voornamelijk de aantallen van Bergeend, Pijlstaart en Slobeend halen hier een ruim deel van de NATURA 2000-doelstellingen. Wat betreft trekvogels en overwinteraars wordt een duurzaam behoud van de actuele populaties nagestreefd.

Soort EU-bijlage Range seizoensmaximum 2007-2017

Gemiddelde seizoensmaximum 2007-2017

Streefcijfer SBZ Aandeel SBZ in %

Lepelaar Ja 0-10 2 28-106 3 Kolgans Ja 0-732 117 884-1646 9 Grauwe gans Ja 103-729 464 5563-8326 7 Bergeend Ja 71-355 199 282-747 71

11

Smient Ja 398-2665 1495 2670-7668 39

Krakeend Ja 42-880 257 271-424 74

Wintertaling Ja 44-186 117 491-1077 15

Pijlstaart Ja 17-97 54 35-57 117

Slobeend Ja 39-444 212 28-106 316

Kluut Ja 0-4 1 >300 0,5

Kemphaan Ja 0-65 13 50-100 17

Goudplevier Ja 0-550 136 500 27

Kokmeeuw Ja 392-2115 1216 9400-22780 8

Opmerking bij deze tabel: Voor actuele gegevens over het voorkomen van de doelsoorten per gebied, kan u de website www.beheercommissienatuurlinkerscheldeoever.be raadplegen. Deze wordt jaarlijks geactualiseerd met onze monitoringsgegevens.

Overige soorten (niet-vogels)

Drijdijck fungeert samen met het Spaans Fort als een belangrijk foerageergebied voor vleermuizen en als leefgebied voor de rugstreeppad.

Soort

EU-bijlage Doel

Vleermuizen (o.a. meervleermuis)

Ja

Behoud en uitbreiding actueel leefgebied Rugstreeppad Ja 50 adulten als satellietpopulatie

4.1.2. Spaans Fort Het Spaans Fort vormt een compensatie voor de natuurwaarden die verloren zijn gegaan bij de ontwikkeling van Logistiek Park Waasland fase I. Door op de vroegere akkers de teellaag af te graven, ontstonden uitgestrekte ondiepe plassen, waarin het riet zich verder kon uitbreiden. De uitgegraven grond is gebruikt voor de bouw van de bufferdijk die moet bijdragen tot de leefbaarheid van de dorpskern van Verrebroek.

De ontwikkeling tot een volwaardig rietland zal echter nog meerdere jaren in beslag nemen. De beperkte aanwezigheid van riet vertaalt zich ook in de beperkte populatie aan broedvogels van uitgestrekte rietmoerassen. Ook het behoud van een aantal bomenrijen als landschapsverbinding voor vleermuizen (bijlage IV van de Habitatrichtlijn) wordt voorzien

Doelstellingen qua habitats

In het Spaans Fort wordt gestreefd naar de ontwikkeling van het habitat ‘riet en water’, wat bestaat een verhouding van ongeveer ¾ waterriet en ¼ plas over een oppervlakte van 8 ha. Binnen dit habitat wordt gestreefd naar een goede waterkwaliteit en moeten er natuurlijke verlandingsvegetaties van drijvende en ondergedoken waterplanten voorkomen. Daarnaast mag de aanwezigheid van een zomerganzenpopulatie op de gewenste rietuitbreiding geen betekenisvolle impact hebben.

12

Het beheer van dit habitat is er op gericht om een voldoende groot en kwalitatief leefgebied te voorzien voor de habitattypische broedvogelsoorten. Naast broedhabitat is ook het voorzien van voldoende kwalitatief foerageerhabitat van groot belang.

Doelstellingen qua soorten

Broedvogels

Voor het Spaans Fort worden door de beperkte oppervlakte eerder bescheiden doelen naar voor geschoven.

Soort EU-bijlage Populatie in 2015 (tr of bp)

Streefcijfer SBZ (tr of bp)

Aandeel SBZ in % Streefcijfer deelgebied

Blauwborst Ja 2 307-358 0 4

Bruine Kiekendief Ja 0 28-33 0 1 Woudaap Ja 0 - - 1

Ijsvogel Ja 0 (2016) 2 - 7 22 1

Opmerking bij deze tabel: Voor actuele gegevens over het voorkomen van de doelsoorten per gebied, kan u de website www.beheercommissienatuurlinkerscheldeoever.be raadplegen. Deze wordt jaarlijks geactualiseerd met onze monitoringsgegevens.

Belangrijke uitgangspunten om bovenstaande doelstellingen te kunnen realiseren, zijn:

✓ De broedplaatsen mogen niet worden beïnvloed of bedreigd, direct of indirect, door enige menselijke activiteit.

✓ De impact van predatie op grondbroeders mag niet betekenisvol zijn. Hiervoor kan het gebied elektrisch omheind worden om grondpredatoren te weren.

Trekvogels en overwinteraars

Door de beperkte oppervlakte is het Spaans Fort van weinig belang voor overwinterende watervogels

Overige soorten (niet-vogels)

Spaans Fort vormt samen met Drijdijck binnen de haven van Antwerpen een belangrijk onderdeel in de backbonestructuur (de ecologische infrastructuur) tussen de kerngebieden voor Rugstreeppadden Daarnaast fungeert het samen met Drijdijck ook als belangrijk foerageergebied voor Vleermuizen.

In de nabij gelegen Noord-Zuid-verbinding komt een populatie Kleine modderkruiper voor. Door de uitwateringsconstructie van het Spaans Fort naar deze waterloop vispasseerbaar te maken, kan dit deelgebied worden gekoloniseerd door deze zeldzame vissoort. Ook Bever is al gespot in de NoordZuid-Verbinding, en is in de toekomst ook te verwachten in het Spaans Fort.

13

Soort

EU-bijlage Doel

Ja 50 adulten als satellietpopulatie Moeraswespenorchis Nee Behoud actueel leefgebied

Rugstreeppad

Vleermuizen (o.a. Meervleermuis)

Ja Behoud en uitbreiding actueel leefgebied Kleine modderkruiper Ja Uitbreiding actueel leefgebied

4.2. Beheervisie economische functie

De economische functie is ondergeschikt aan de realisatie van het natuurstreefbeeld. Het instellen van een omvormingsbeheer kan echter leiden tot de tijdelijke productie van hout als nevenproduct. De beheerder voorziet daarnaast geen ambitie om een duurzaam economisch gebruik in beide deelgebieden te voorzien.

4.3.

Beheervisie sociale functie

De weg op de Drijdijck is een openbare gemeenteweg en is daardoor vrij toegankelijk voor wandelaars en fietsers. In Drijdijck (beheereenheid DD-2) kan eventueel een picknickplaats worden ingericht ter hoogte van de kruising met de Bralstraat. Op het verhoogde deel van de berm kunnen een aantal ligbanken in de huisstijl worden geplaatst en kunnen ook fietsnietjes geplaatst worden.

In functie van de tot doel gestelde broedvogelsoorten is de openstelling echter gericht op zeer extensieve vormen van recreatie. Enkel deelgebied Spaans Fort is op dit moment voor wandelaars opengesteld via een beperkt netwerk aan wandelpaden en een vlonderpad. Op de bufferdijk is een uitkijkpunt voorzien in kader van het ‘Havenland’-project De bufferdijk is altijd open, aan de voet van de bufferdijk loopt een beheerpad dat enkel buiten het broedseizoen kan fungeren als wandelpad. In het Inrichtingsplan van het Spaans Fort wordt de aanleg voorzien van een educatieve poel. Op het water van het Spaans Fort (beheereenheid SF-1) zal ’s winters schaatsen mogelijk zijn, op voorwaarde dat de gemeente het ijs vrijgeeft.

Ten noorden van de noordelijke dijk (beheereenheid DD-1) kan op termijn een nieuw wandelpad aangelegd worden dat het Vingerlingepad (van Kieldrecht naar Drijdijck) verbindt met de westelijke bufferdijk rond de haven. Beide deelgebieden hebben een belangrijke functie als visuele buffer tussen de dorpskernen van Verrebroek en Kieldrecht en het havengebied.

4.4 Beheervisie globaal kader

Het globaal kader wordt weergegeven op kaart in bijlage 10.

Een overzicht van de tot doel gestelde landschapstypologie wordt gegeven op kaart in bijlage 8.

14

4.5Beheervisie ambitieniveau

Het natuurdecreet onderscheidt vier types natuurbeheerplannen, afhankelijk van het ambitieniveau voor de ecologische functie:

- Type één: behoud van de aanwezige natuurkwaliteit

- Type twee: hogere natuurkwaliteit

- Type drie: hoogste natuurkwaliteit

- Type vier: natuurreservaat

Voor wat betreft het natuurbeheerplan Grenspark Groot-Saeftinghe deelgebieden Drijdijck en Spaans Fort wordt gestreefd naar ambitieniveau type 3 voor beheerindeling DD2 en DD6. De overige delen worden ingediend voor erkenning als natuurreservaat type 4.

Een overzicht van het ambitieniveau op wordt gegeven op kaart in bijlage 10.

Een overzicht van de beheerindeling vind je op kaart in bijlage 7.

4.6 Natuurstreefbeelden

De onderstaande natuurstreefbeelden zijn geformuleerd conform bijlage 3 van het Besluit van de Vlaamse Regering Natuurbeheerplannen. Hierdoor zijn ze niet 1-op-1 leesbaar met de natuurtypes die in het S-IHD-besluit voor deze Speciale Beschermingszone tot doel worden gesteld. Binnen dit natuurbeheerplan worden echter doelstellingen nagestreefd die vallen binnen het natuurtype ‘plas en oever’ en ‘riet en water’ uit het S-IHD-besluit.

Voor beide deelgebieden wordt slechts één overkoepelende natuurstreefbeeld tot doel gesteld: leefgebied voor moerasvogels. Binnen dit streefbeeld worden de voorwaarden tot leefgebied voor de volgende paraplusoorten maximaal gerealiseerd: nl. lepelaar, zwartkopmeeuw, blauwborst en bruine kiekendief. Daarnaast wordt ook leefgebied voor de meervleermuis in twee beheereenheden tot doel gekozen.

De andere doelsoorten profiteren van de maatregelen voor bovengenoemde paraplusoorten (kokmeeuw, kluut en overwinterende watervogels) of er worden specifieke maatregelen voorzien voor rugstreeppad, moeraswespenorchis, ijsvogel en meervleermuis.

4.6.1. Natuurstreefbeeld leefgebied lepelaar Type doelstelling Ecologisch

Actuele toestand

In Drijdijck zijn verschillende takkenhopen aangelegd om broedende lepelaars aan te trekken. In 2019 was er mislukte broedpoging door vossenpredatie

Doel

Instandhouden en optimaliseren van het leefgebied voor minstens 20 broedparen.

Bespreking van de factoren

De sloten waar de lepelaars foerageren zijn overwegend 10 - 30 cm diep, maar ≥ 0,5 à 2 m diep op sommige plaatsen en doorgaans 3 - 5 m breed, met zeer weinig waterplanten.

Wanneer ze op eilanden broeden is de vegetatie minimaal enkele meters breed. Bij voorkeur is er dan een open waterzone van meer 150 m breed. Lepelaar vereist permanent in water staand rietland

15

van minimaal enkele jaren oud, waar ophoping van oude stengels heeft plaatsgevonden, vaak vele tientallen meters breed.

Bespreking van de kenmerken van het doel De Lepelaar nestelt voornamelijk op de grond in rietmoerassen, maar ook in duingebieden en soms in bomen wanneer geen geschikt biotoop voorhanden is of wanneer predatie door landpredatoren te hoog is. De nabijheid van moerassen, ondergelopen weilanden, ondiepe plassen, sloten, estuaria of slikken is vereist, aangezien op die locaties naar voedsel gezocht wordt.

De Lepelaar heeft een karakteristieke wijze van voedsel zoeken, waarbij de in het water gehouden snavel zijwaarts heen en weer wordt bewogen terwijl de vogel doorheen het water waadt. Het voedsel bestaat uit kleine vissen (stekelbaarzen), schelpdieren en kreeftachtigen. Lepelaars foerageren bij voorkeur in grote, ondiepe waters, liefst met enige invloed van getij of zwakke stroming, of gebieden die pas recentelijk onder water gekomen zijn. Ook brede, ondiepe, open sloten in poldergraslanden, vooral poldersloten in zeekleigebieden zijn in trek.

De broedlocatie bestaat meestal uit dichte rietvelden of ondiepe moerassen met veel vegetatie, vaak met verspreide struiken of bomen (bv. wilgen, populieren).

Actuele status in het SBZ-V

• Het actuele voorkomen 15-35 broedparen (laatste jaren 20 broedparen, meest recente gegevens: 8 broedparen in 2021)

16
Lepelaar, Saxifraga

• Actuele staat van instandhouding Gedeeltelijk aangetaste actuele staat van instandhouding want de vooropgestelde aantallen worden niet gehaald en de broedplaats is kwetsbaar.

• Trend Na vestiging in 2003 is de populatie stabiel te noemen vanaf 2007.

• Potenties Potenties voor broedgebied zijn aanwezig in alle bestaande en toekomstige gebieden voor Plas en Oever en voor Riet en Water. Dergelijke gebieden kunnen binnen dit vogelrichtlijngebied in voldoende oppervlakte en kwaliteit worden aangelegd om de glsvi te halen. De (toekomstige) slikken en schorren zijn belangrijk als foerageergebied. De nabijheid van het Verdronken Land van Saeftinghe, de sterk toegenomen (water-)kwaliteit van de Zeeschelde en de nieuwe natuurkerngebieden die zijn of worden aangelegd langs de Zeeschelde zijn en worden heel belangrijk als foerageergebied.

Geplande beheertrajecten Beheer water- en rietvegetatie

4.6.2. Natuurstreefbeeld leefgebied woudaap Type doelstelling Ecologisch

Actuele toestand Woudaap is op dit moment geen broedvogel in de deelgebieden Drijdijck of Spaans Fort.

Doel

Inrichten en instandhouden van een leefgebied voor 1 broedpaar

Bespreking van de factoren

Broeden gebeurt bij voorkeur in brede waterrietzones (≥ 3m breed in ≥ 20 cm water staand) met veel overjarig riet al dan niet vermengd met lisdodde. Foerageren gebeurt in kleinere waterpartijen zoals beken of poelen met een diepte tot 2,5 m in het midden en een ondiepere rietzone (10 - 30 cm diep/5m breed) aan minstens één rand.

Bespreking van de kenmerken van het doel

De woudaap heeft een voorkeur voor moerassen met een afwisseling van open water, rietkragen, waterplanten (gele Plomp, waterlelie,…), struweel en soms bos. De belangrijkste sleutelfactoren zijn een grote afwisseling in grenzen tussen water en helofyten (waterriet), veel oevervegetatie, met name waterriet, ondiep helder water en (zeer) veel kleine/jonge vissen.

Actuele status in het SBZ-V Woudaap werd niet aangemeld als prioritaire soort binnen het SBZ-V.

Geplande beheertrajecten

Beheer rietvegetatie Beheer houtige vegetatie Visstandsbeheer

4.6.3. Natuurstreefbeeld leefgebied bruine kiekendief Type doelstelling Ecologisch

17

Actuele toestand

Bruine kiekendief is op dit moment geen broedvogel in de deelgebieden Drijdijck of Spaans Fort.

Doel

Inrichten en instandhouden van een leefgebied voor 1 broedpaar in Drijdijck en 1 broedpaar in Spaans Fort.

Bespreking van de factoren

Als broedhabitat verkiest Bruine Kiekendief uitgestrekte, ononderbroken rietvelden (waarvan 70% niet ouder is dan 6 jaar) en moerassen met dichte bedden van vegetatie en weinig bomen (minder dan 10 bomen per ha). Bij het toepassen van cyclisch maaibeheer moet minstens 30% niet gemaaid worden.

Een voldoende hoog waterniveau op nestplaats tijdens broedseizoen fungeert als barrière tegen grondpredatoren. Fluctuaties in het waterpeil beperken zich tijdens het broedseizoen best tot minder dan 10 cm.

Per broedpaar is een geschikt foerageergebied van minstens 200 ha groot noodzakelijk.

Bespreking van de kenmerken van het doel De bruine kiekendief is een soort van open landschappen met grote moeras- en rietvegetaties. Als nestplaats dienen voornamelijk grote rietvelden langs kreken, meren of plassen, maar jaarlijks wordt ook gebroed in graanculturen en graslanden. Het nest wordt gemaakt op een droge hoop plantenresten in de natte vegetatie.

18
Bruine kiekendief, Saxifraga-Piet Munsterman

Het foerageergebied bestaat uit voldoende groot (onverstoord) moerasgebied in de buurt van open water of uit een agrarisch landschap bestaande uit vochtige weilanden en cultuurlanden (met voorkeur voor graanvelden) en met veel voedsel (vogels en kleinere zoogdieren). Bij het jagen worden naast moerassen en rietvelden ook lijnvormige elementen afgevlogen zoals rietkragen langs perceelsranden waar hij van op geringe hoogte op een prooi duikt.

Actuele status in het SBZ-V

• Het actuele voorkomen 5-11 broedparen

• Actuele staat van instandhouding Gedeeltelijk aangetaste actuele staat van instandhouding

• Trend Sterk gedaald

• Potenties Potenties zijn aanwezig in alle bestaande en toekomstige gebieden van de natuurkernstructuur . Gebieden van het type Riet en Water, Rietschor, begraasd schor, Plas en Oever, Natuurweide zoet/zilt en in mindere mate van het type spuitvelden (hogere rietgedeelten) zijn geschikt als broeden foerageergebied. Om te foerageren zijn ook de Weidevogelgebieden en graslanden, de open gebieden in de Ecologische Infrastructuur zoals Steenlandpolder, Haasop, Spaans Fort (ca. 300 ha), en het landbouwgebied binnen SBZ (met basisnatuurkwaliteit) belangrijk. Dergelijke gebieden kunnen binnen dit vogelrichtlijngebied in voldoende oppervlakte en kwaliteit worden aangelegd om de glsvi te kunnen halen. Ook de nabijheid van het Verdronken Land van Saeftinghe biedt goede potenties om tot een gevarieerd en voldoende groot complex van broeden foerageergebied te komen.

Geplande beheertrajecten Beheer rietvegetatie Beheer houtige vegetatie

4.6.4. Natuurstreefbeeld leefgebied blauwborst Type doelstelling Ecologisch

Actuele toestand

In de ruigere rietkragen zijn verschillende territoria van blauwborst aanwezig.

Doel

Ontwikkelen en in stand houden van het leefgebied voor 14 broedparen. Bespreking van de factoren

Het optimale broedhabitat bestaat uit minstens 2 ha rietland of moerassige vegetatie waarin minder dan 30% struiken per ha voorkomen. Struiken (vooral wilgen of elzen) van 1 tot 2 m hoog zijn van belang en eveneens eens een complete afwezigheid van hogere bomen. De vegetatie heeft een hoogte tussen de 50 cm en 2 m en voorzien van open plekken (slik).

19

Blauwborst is gebaat bij cyclisch en pleksgewijs beheer om geschikte verlandingsstadia in stand te houden, bv. maaien van riet tijdens de winter, met minstens 30 % van rietbed ongemaaid en 70% van rietveld niet ouder dan 6 jaar, hakken van wilgenopslag (grienden), bosopslag verwijderen,...

Blauwborst, Saxifraga

Bespreking van de kenmerken van het doel De blauwborst heeft een voorkeur voor iets verruigde rietvelden, rietsloten en gevarieerde moerassen. Enkele natte stukjes in een ruige vlakte zijn ook al voldoende. Doordat het voedsel vooral op de grond wordt gezocht, moeten in zijn leefgebied open plekken tussen de vegetatie aanwezig zijn (bv. modderstroken). Hier worden insecten en andere kleine diertjes van de bodem opgepikt. Daarnaast zijn ook verspreide struiken essentieel, omdat die gebruikt worden als zangpost. Actuele status in het SBZ-V

• Het actuele voorkomen

Komt voor over het hele vogelrichtlijngebied met kernpopulaties in de natuurkerngebieden van het type riet en water, rietschor, en plas en oever. Momenteel zijn er 182 – 237 broedparen aanwezig.

• Actuele staat van instandhouding De oppervlakte en kwaliteit laten toe om hier meerdere kernpopulaties te huisvesten. De huidige staat van instandhouding is gedeeltelijk aangetast.

• Trend De populatie binnen dit SBZ is stabiel tot licht stijgend. Vlaanderen en West-Europa kennen een algemene uitbreiding.

20

• Potenties Potenties zijn aanwezig in alle bestaande en toekomstige gebieden met droog riet en verspreid staande opgaande vegetatie. Dergelijke gebieden kunnen binnen dit vogelrichtlijngebied in voldoende oppervlakte en kwaliteit worden aangelegd om de glsvi te kunnen halen.

Geplande beheertrajecten Beheer rietvegetatie Beheer houtige vegetatie

4.6.5. Natuurstreefbeeld leefgebied zwartkopmeeuw

Zwartkopmeeuw, Saxifraga

Type doelstelling Ecologisch

Actuele toestand Zwartkopmeeuw broedt nog maar vrij recent in Drijdijck in een gemengde kolonie met kokmeeuw en geoorde fuut.

Doel

Het optimaliseren en instandhouden van een leefgebied voor 20 broedparen.

Bespreking van de factoren

Als broedlocatie verkiest Zwartkopmeeuw moerassen, eilanden met schaarse begroeiing in slikgebieden en zandduinen nabij water.

Een afwisseling van (zeer) korte tot middelhoge vegetatie (van 0 tot 30 cm) op de nestplaats tijdens het broedseizoen is essentieel.

21

Zwartkopmeeuw is verstoringsgevoelig, waardoor weinig of geen antropogene verstoring in een straal van 100 meter van de nestplaats gewenst is.

Bespreking van de kenmerken van het doel Zwartkopmeeuwen komen zowel in het binnenland op vennen, vijvers, opspuitterreinen als aan de kust op eilanden en in havengebieden voor. Ze zoeken voedsel zoals Kok- en Stormmeeuw dat doen, door te vissen, aas te zoeken of achter beerkarren regenwormen en insecten te zoeken in niet al te bemeste weiden. 's Winters lijkt de zwartkopmeeuw iets meer kustgebonden te zijn.

Actuele status in het SBZ-V

Het actuele voorkomen 19-1409 broedparen

Actuele staat van instandhouding Gunstige staat van instandhouding.

Trend De aantallen schommelen tussen 2003 en 2017 tussen 7 en 1409 broedparen. Stabiel tot stijgend. De waargenomen schommelingen hangen samen met de keuze van de broedplaats, soms ligt de grootste kolonie wel binnen het havengebied maar buiten de SBZ.

Potenties

Zwartkopmeeuw vindt broedgelegenheid op bouwwerven, tijdelijke natuurcompensatiegebieden en nieuwe natuurgebieden met waterrijke pionierssituaties. In de toekomst zal in het gebied dat wordt ingericht voor Estuarium en Kluut potentiële nestgelegenheid worden voorzien in de vorm van broedeilanden.

4.6.6. Natuurstreefbeeld leefgebied rugstreeppad

Type doeltelling Ecologisch

Actuele toestand

Er is een kleine populatie rugstreepadden aanwezig in Drijdijck en Spaans Fort.

Doel

Optimaliseren van het bestaande leefgebied.

Bespreking van de factoren

Het leefgebied bevat veelal een kleinschalige afwisseling van onbegroeide plaatsen en plekken met ijle vegetaties. In geaccidenteerde terreinen geven ze de voorkeur aan ondiepe plassen met weinig of geen vegetatie. Vaak betreft het tijdelijke plassen die tijdens regenarme lentes en zomers snel uitdrogen. Nieuw gegraven plassen en accidenteel ontstane ondieptes worden vaak zeer snel gekoloniseerd, maar ze worden ook even snel verlaten zodra de watervegetatie een meer permanent karakter krijgt. Rugstreeppadden verplaatsen zich dan ook vaak van de ene naar de andere paaiplaats.

Door zijn voorkeur voor dynamische milieus is het van groot belang de noodzakelijke pionierssituaties van land- en waterbiotopen in stand te houden of opnieuw te creëren. Het externe beheer is vooral gericht op het verhinderen van eutrofiëring en verdroging. De nieuw aangelegde of herstelde poelen hebben brede randen met water van 10 tot 30 cm diepte.

22

Bespreking van de kenmerken van het doel De rugstreeppad is een warmte-minnende soort met een gravende levenswijze. Binnen het Grenspark Groot-Saeftinghe treffen we ze aan in geaccidenteerde terreinen die sterk door menselijke activiteiten beïnvloed zijn zoals bouwterreinen en met zand opgespoten terreinen van de havenontwikkeling. Deze laatste is meteen ook de vindplaats van moeraswespenorchis.

Actuele status in het SBZ-V Rugstreeppad werd niet aangemeld als prioritaire soort binnen dit SBZ.

Geplande beheertrajecten Beheer voorplantingspoelen Beheer grazige vegetatie

4.6.7. Natuurstreefbeeld leefgebied moeraswespenorchis

Type doeltelling Ecologisch

Actuele toestand

In het Spaans Fort is een kleine populatie moeraswespenorchissen aanwezig. Deze soort geldt als paraplusoort voor andere wilde orchideeën.

Doel

Instandhouden en optimaliseren van het bestaande leefgebied.

Bespreking van de factoren De plant verkiest zonnige plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselarme, weinig of niet bemeste, kalkhoudende en iets humus-houdende grond (zand, leem, zavel, soms op veen).

Bespreking van de kenmerken van het doel Moeraswespenorchis groeit in grazige vegetaties op natte duinpannen. Ze komt optimaal tot ontwikkeling in voedselarme en kalkrijke bodems. In de duinen groeit de soort in duinpannen met een ouderdom van 15-25 jaar. In het binnenland groeit moeraswespenorchis in kalkmoerassen. Soms wordt ze gevonden in zure venen waar enige kalkrijke kwel optreedt. Op natte opgespoten terreinen die een tiental jaren oud zijn, zoals in de Antwerpse haven en recenter ook in de Gentse kanaalzone, kan moeraswespenorchis grote populaties vormen.

Actuele status in het SBZ-V Moeraswespenorchis werd niet aangemeld als prioritaire soort binnen dit SBZ.

Geplande beheertrajecten Beheer grazige vegetatie

4.6.8. Natuurstreefbeeld leefgebied kleine modderkruiper Type doelstelling Ecologisch

Actuele toestand Kleine modderkruiper komt voor in de nabijgelegen Noord-Zuidverbinding, maar de verbinding tussen Spaans Fort is niet vispasseerbaar.

23

Kleine modderkruiper (Cobitis taenia), Saxifraga Doel

Inrichten van leefgebied voor kleine modderkruiper door het vispasseerbaar maken van de uitwateringsconstructie van Spaans Fort.

Bespreking van de factoren

Verlanding van sloten, waterverontreiniging ten gevolge van vermesting en riooloverstorten, rechttrekken van beken en een intensief ruimingsbeheer zijn de belangrijkste bedreigingen. Uitwisseling tussen populaties wordt verhinderd door de slechte waterkwaliteit van de midden- of benedenlopen van beken en rivieren of door migratiebarrières, zoals stuwen. In plassen en vijvers zijn verbraseming door visbepotingen en eutrofiëring veel voorkomende knelpunten.

Verlanding van de leefplaats kan worden vermeden door gefaseerd ruimen en baggeren, waarbij nooit de volledige leefplaats in één keer wordt aangepakt. Daarnaast zijn een goede waterkwaliteit en het tegengaan van verbraseming essentieel. De soort is gebaat met behoud en herstel van natuurlijke, vrij meanderende beken en rivieren, waar ruimingen achterwege blijven.

Bespreking van de kenmerken van het doel

De Kleine modderkruiper is een typische bodembewoner van beken en rivieren (cf. habitattype 3260), maar ook van sloten en vijvers met een zandbodem en een goede waterkwaliteit. Overdag zit dit visje ingegraven in het substraat. Dit substraat mag ook een modderpakket zijn, maar er moet dan wel een zandig of stenig substraat in de buurt zijn als paaiplaats. Dit visje is vooral actief bij schemering en ‘s nachts en voedt zich door substraat op te zuigen en er de plantaardige en dierlijke voedseldeeltjes uit te zeven.

Actuele status

Kleine modderkruiper werd niet aangemeld als prioritaire soort binnen dit SBZ.

24

Geplande beheertrajecten Herinrichten uitwateringsconstructie

4.6.9. Natuurstreefbeeld leefgebied meervleermuis Type doeltelling Ecologisch

Actuele toestand

De meervleermuis maakt gebruik van de watergangen langs het havengebied en foerageert boven de plassen van Drijdijck.

Doel

Instandhouden en optimaliseren van het leefgebied voor vleermuizen met meervleermuis als paraplusoort.

Bespreking van de factoren

De soort is vooral gebaat met een aangepast beheer van de winter- en zomerverblijven en het behoud of herstel van verbindende landschapselementen zonder lichthinder met en tussen de jachtgebieden. Goede jachtgebieden bieden, ongeacht de windrichting, voldoende beschutte oevers waar het wateroppervlak ongerimpeld is. Natuurlijke oevers met goed ontwikkelde oevervegetatie verhogen de insectenrijkdom van een waterplas, vaart of rivier. Een waterpartij moet voldoende groot open water bezitten, vrij van kroos of waterplanten met drijvende bladeren. Een goede waterkwaliteit en natte graslandcomplexen met lijnvormige landschapselementen in de omgeving zijn gunstig.

Bespreking van de kenmerken van het doel Meervleermuizen foerageren vooral boven grote, open waterplassen, rivieren en kanalen waar insecten van het wateroppervlak worden geplukt. Meervleermuizen verkiezen stilstaand of langzaam stromend water met gladde waterspiegel.

Bij goed weer jagen Meervleermuizen ook ver van de oevers op grote meren. Bij winderig weer jagen ze vooral boven wateroppervlakken die uit de wind liggen, dicht langs hoge kades, rietkragen, oeverwallen, bomenrijen, e.d. en boven kleine wateroppervlakken. Een deel van de tijd wordt ook doorgebracht boven vochtige weilanden en langs bomenrijen in de buurt van open water. Kanalen en rivieren zijn de belangrijkste verbindingsroutes maar ze gebruiken ook bomenrijen en houtwallen. Ze mijden verlichte trajecten. Het foerageren gebeurt tot op een afstand van 15-30 km van de kolonie.

Actuele status

Meervleermuis werd niet aangemeld als prioritaire soort binnen dit SBZ.

Geplande beheertrajecten Beheer houtachtige vegetatie

25

5. Beheermaatregelen

Hierbij een handig overzicht van de streefpeilen voor het oppervlaktewater van Drijdijck en Spaans Fort in cm TAW.

Zomerpeil Winterpeil gemeten jan. 2022

Drijdijck 175 200 213 Spaans Fort 1 (noord) 180 220 186 Spaans Fort 2 (zuid) 180 220 182

5.1. Beheereenheid Drijdijck 1

Actueel natuurtype: kd+kbp

Oppervlakte: 2,49 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied meervleermuis

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) De populieren in deze beheereenheid worden beheerd als veteraanbomen.

Wat Snoei of individuele eindkap bij veiligheids- of sanitaire problemen.

Frequentie Wanneer noodzakelijk.

Wanneer Wanneer noodzakelijk Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Snoei of individuele eindkap bij veiligheids- of sanitaire problemen indien noodzakelijk.

Beheer grazige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

1. Plaatsen van een begrazingsraster.

2. Aanleggen van een wandelpad noordelijk van de dijk en de bufferdijk van de haven. Zie bijlage 11 voor het inrichtingsplan.

3. Aanleg van een beheerweg zuidelijk van de dijk. Zie bijlage 11 voor het inrichtingsplan.

Wat Voor de ontwikkeling van grazige vegetatie wordt jaarlijks tweemaal gemaaid met afvoer van het maaisel of wordt gedurende een korte periode intensieve begrazing georganiseerd.

Frequentie Terugkerend beheer – jaarlijks

Wanneer na 15 juni

Hoeveel (van oppervlakte) 2,49 ha

26

Eindbeheer Jaarlijkse maaibeurt (met afvoer) of stootbegrazing.

Sociaal beheer

Inrichtingsbeheer Realiseren van een wandelpad tussen het Vingerlingenpad en de bufferdijk.

Wat In functie van de toegankelijkheid voor wandelaars wordt op de wandelpaden een klassiek maai- en snoeibeheer toepast.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer Mei - oktober

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Klassiek maai- en snoeibeheer in functie van de toegankelijkheid voor wandelaars

5.2. Beheereenheid Drijdijck 2

Actueel natuurtype: kd+kbp

Oppervlakte: 3,35 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied meervleermuis

Beheer grazige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

Plaatsen van een begrazingsraster. Eventueel kan de volledige dijk worden uitgerasterd (met inbegrip van veeroosters) zodat een autoverkeersluwere situatie ontstaat. Hierbij dienen maatregelen genomen te worden om de weg toegankelijk te houden voor ruiters.

Wat Voor de ontwikkeling van grazige vegetatie wordt jaarlijks tweemaal gemaaid met afvoer van het maaisel of gedurende een korte periode intensief begraasd.

Frequentie Terugkerend beheer – jaarlijks

Wanneer nvt Hoeveel (van oppervlakte) 3,35 ha

Eindbeheer Jaarlijkse maaibeurt (met afvoer) of stootbegrazing in zomer. De eerste maaibeurt wordt ten vroegste op 15 juni uitgevoerd.

27

Beheer houtige vegetatie

Voortraject

Het rooien van de populieren en het uitfrezen van de stobben. Het rooien van de populieren kan worden uitgevoerd wanneer de aangeplante bomenrijen op de buffer dijk langs de haven de bufferende functie hebben overgenomen. De populieren langs beide kanten van de weg Drijdijk blijven behouden totdat de Abelen op de bufferdijk voldoende hoog (dezelfde hoogte als de huidige populieren) zijn.

Snoei of individuele eindkap bij veiligheids- of sanitaire problemen is sowieso noodzakelijk.

Heraanplanting kan worden uitgevoerd met knotbomen op een plantafstand van tenminste 8 meter.

Wat Snoei of individuele eindkap bij veiligheids- of sanitaire problemen.

Frequent knotten van de aanwezige knotwilgen.

Frequentie Tenminste om de 5 jaar – terugkerend beheer

Wanneer november tot maart

Hoeveel (van totale oppervlakte) nvt

Eindbeheer Knotbeheer

Sociaal beheer

Inrichtingsbeheer Realiseren van een rustpunt/picknickplaats aan de kruising met de Bralstraat. In de berm kunnen ligplekken en fietsnietjes voorzien worden.

Wat In functie van de toegankelijkheid voor wandelaars wordt op deze rustplek een klassiek maai- en snoeibeheer toepast.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer Mei - oktober

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Klassiek maai- en snoeibeheer in functie van de toegankelijkheid voor wandelaars

5.3. Beheereenheid Drijdijck 3

Actueel natuurtype: hr+kbs+kbp

Oppervlakte: 1,54 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied bruine kiekendief en blauwborst

28

Beheer rietvegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

1. Rooien van de bomen. Er wordt 2.376 m² bomen gerooid.

2. Volgend op het verwijderen van het struweel wordt het maaiveld variabel verlaagd tot het niveau van het zomerwaterpeil (1,75 m TAW) in beheereenheid Drijdijck – 5: zie bijlage 11 voor het inrichtingsplan

3. Plaatsen van een vossenwerend raster

4. De ontwikkeling van waterriet kan worden gestimuleerd door het aanbrengen van wortelstokken. Wanneer rietontwikkeling wordt afgeremd door ganzenbegrazing moet het uitrasteren van ontwikkeld riet overwogen worden.

Wat Door gefaseerd maaibeheer in de winter wordt de vorming van nieuwe scheuten bevorderd (verjonging van de rietvegetatie).

Frequentie Indien noodzakelijk

Wanneer In de periode september-februari

Hoeveel (van oppervlakte) 1,54 ha

Eindbeheer 1. Voorzien van watergangen in het rietveld door slibruimen, gefaseerd maaien en/of verwijderen strooisellaag .

2. Indien noodzakelijk verjonging van de rietvegetatie door gefaseerd maaibeheer

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) nvt

Wat Jaarlijks wordt de eventuele opslag verwijderd om de vorming van nieuw struweel te voorkomen.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer In de nazomer (bij voorkeur) of in de winterperiode

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Verwijderen houtige vegetatie (in functie van onderstaande factoren)

- Binnen de oppervlakte waterriet mogen niet meer dan 10 bomen per hectare voorkomen.

- Op maximum 10% van de oever mag opslag van wilg of els voorkomen. Bomen mogen niet hoger dan 5 meter zijn.

29

Exotenbeheer

Inrichtingsbeheer nvt

Wat Invasieve exoten zoals watercrassula en kleine waterteunisbloem worden onder controle gehouden en indien mogelijk, verwijderd.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer zomer

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Opvolging en verwijderen van watercrassula en kleine waterteunisbloem

Beheer visstand

Inrichtingsbeheer (voortraject)

- Het aanbrengen van structuur in het bodemprofiel door hier en daar een diepere kuil te voorzien die kan dienen als schuilplaats voor vissen, maar ook als overwinteringsplaats of bij droge en warme zomers als refuge.

- Het inbrengen van wat dood hout. Dat mogen takken/kruinen van omgevallen bomen zijn, best zo natuurlijk mogelijk. - Drijfplanten voorzien om bepaalde vissoorten als vetje een geschikt paaibiotoop te geven.

Wat De visstand zal beheerd worden met als doelstelling het creëren van een natuurlijk visbestand van stilstaande wateren dat tevens dienst kan doen als foerageergebied voor viseters (bijv. woudaap en roerdomp).

- het afvissen van te grote vissen, bodemwoelers en exoten - bepoten met soorten als vetje, bittervoorn, blankvoorn en rietvoorn - indien nodig: baars en kleine snoek uitzetten, bijv. om exoten onder controle te houden

Frequentie

Vierjaarlijks

Wanneer nvt

Hoeveel (van oppervlakte) 1,54 ha

Eindbeheer De visstand zal beheerd worden met als doelstelling het creëren van een natuurlijk visbestand van stilstaande wateren dat tevens dienst kan doen als foerageergebied voor viseters (bijv. woudaap en roerdomp).

- het afvissen van te grote vissen, bodemwoelers en exoten - bepoten met soorten als vetje, bittervoorn, blankvoorn en rietvoorn - indien nodig: baars en kleine snoek uitzetten, bijv. om exoten onder controle te houden

5.4. Beheereenheid Drijdijck 4

Actueel natuurtype: ku

30

Oppervlakte: 8,05 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied bruine kiekendief en blauwborst

Beheer rietvegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

1. Plaatsen van een vossenwerend raster rond het westelijk deel van deze beheereenheid(In het oostelijk deel van deze beheereenheid leeft al vele jaren een reeënpopulatie).

2. De ontwikkeling van waterriet kan worden gestimuleerd door het aanbrengen van wortelstokken. Wanneer rietontwikkeling wordt afgeremd door ganzenbegrazing moet het uitrasteren van ontwikkeld riet overwogen worden.

Wat Door gefaseerd maaibeheer in de winter wordt de vorming van nieuwe scheuten bevorderd (verjonging van de rietvegetatie).

Frequentie Indien noodzakelijk

Wanneer In de periode september-februari

Hoeveel (van oppervlakte) 8,05 ha

Eindbeheer

1. Voorzien van watergangen in het rietveld door slibruimen, gefaseerd maaien en/of verwijderen strooisellaag .

2. Indien noodzakelijk verjonging van de rietvegetatie door gefaseerd maaibeheer

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) nvt

Wat Jaarlijks wordt de eventuele opslag verwijderd om de vorming van nieuw struweel te voorkomen.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer In de nazomer (bij voorkeur) of in de winterperiode

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Verwijderen houtige vegetatie (in functie van onderstaande factoren)

- Binnen de oppervlakte waterriet mogen niet meer dan 10 bomen per hectare voorkomen.

- Op maximum 10% van de oever mag opslag van wilg of els voorkomen. Bomen mogen niet hoger dan 5 meter zijn.

31

Exotenbeheer

Inrichtingsbeheer nvt

Wat Invasieve exoten zoals watercrassula en kleine waterteunisbloem worden onder controle gehouden en indien mogelijk, verwijderd.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer zomer

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Opvolging en verwijderen van watercrassula en kleine waterteunisbloem

5.5.

Beheereenheid Drijdijck 5

Actueel natuurtype: ae+mr+ku

Oppervlakte: 32,24 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied lepelaar, zwartkopmeeuw, bruine kiekendief en meervleermuis

Beheer watervegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

Aanpassen in- en uitlaatconstructie in functie van dynamisch waterpeilbeheer: zie bijlage 13 voor de beheerobjecten.

Wat Instellen van een natuurlijke waterpeilverloop met hoog winterpeil (2 m TAW) en een lager zomerpeil (1,75 m TAW) Indien noodzakelijk kan gebiedsvreemd water van goede kwaliteit in het gebied worden gebracht. Frequentie éénmalig Wanneer nvt Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Instellen van een natuurlijke waterpeilverloop met hoog winterpeil (2 m TAW) en een lager zomerpeil. Indien noodzakelijk kan gebiedsvreemd water van goede kwaliteit in het gebied worden gebracht.

Beheer grazige vegetatie

Inrichtingsbeheer Plaatsen van een vossenwerend raster op 8 meter van de dreef om te vermijden dat takken van de populieren op Drijdijk vaak op het raster vallen

Wat Begrazing in functie van het in stand houden van een open vegetatie op de oevers. Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

32

Wanneer nvt

Hoeveel (van oppervlakte) 32,24 ha

Eindbeheer Begrazing in functie van het in stand houden van een open vegetatie op de oevers. Hierbij kan aanvullend maaibeheer worden toegepast indien noodzakelijk.

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) nvt

Wat Jaarlijks wordt de eventuele opslag verwijderd om de vorming van nieuw struweel te voorkomen.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer In de nazomer (bij voorkeur) of in de winterperiode

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Verwijderen houtige vegetatie (in functie van onderstaande factoren) - Binnen de oppervlakte waterriet mogen niet meer dan 10 bomen per hectare voorkomen. - Op maximum 10% van de oever mag opslag van wilg of els voorkomen. Bomen mogen niet hoger dan 5 meter zijn - Verwijderde houtopslag kan gestapeld worden in de plassen en fungeren als broedeiland.

Exotenbeheer

Inrichtingsbeheer nvt

Wat Invasieve exoten zoals watercrassula en kleine waterteunisbloem worden onder controle gehouden en indien mogelijk, verwijderd.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer zomer Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Opvolging en verwijderen van watercrassula en kleine waterteunisbloem

5.6. Beheereenheid Spaans Fort 1

Actueel natuurtype: ae+mr

Oppervlakte: 4,45 ha

33

Natuurstreefbeeld: Leefgebied woudaap, blauwborst, bruine kiekendief en meervleermuis

Beheer watervegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

Aanpassen in- en uitlaatconstructie in functie van dynamisch waterpeilbeheer: zie bijlage 13 voor de beheerobjecten. Deze constructie is bij voorkeur vispasseerbaar vanuit SF-3.

Wat Instellen van een natuurlijke waterpeilverloop met hoog winterpeil (2,2m TAW en een lager zomerpeil (1,8 m TAW). Indien noodzakelijk kan gebiedsvreemd water van goede kwaliteit in het gebied worden gebracht. Het gebied kan gefaseerd en periodiek worden drooggezet in functie van fosfaatfixatie.

Frequentie Indien noodzakelijk

Wanneer herfst of winter (september-februari)

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer

1. Instellen van een natuurlijke waterpeilverloop met hoog winterpeil en een lager zomerpeil. Indien noodzakelijk kan gebiedsvreemd water van goede kwaliteit in het gebied worden gebracht

2. Indien noodzakelijk en mogelijk gefaseerd en periodiek droogzetten in de herfst of winter (september-februari) in functie van fosfaatfixatie. Er kan water worden gespaard door het water naar beheereenheid SF 3 of DD 5 over te pompen met een mobiele pomp.

3. Bij iedere droogzetting worden de bodemwoelende vissoorten (zoals karpers) afgevangen.

4. Na iedere droogzetting wordt er bepoot met een 50-tal snoeken (1e jaars). Daarnaast worden er ook kleine maten aan diverse witvissoorten (zoals rietvoorn) uitgezet

Beheer rietvegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

In het huidige grasland wordt het maaiveld variabel verlaagd tot het niveau van het zomerwaterpeil in de bestaande plas. Er dient rekening worden gehouden met de verspreiding van orchideeën bij het ontwerp van de afgraving: zie ook bijlage 12 De uitgegraven grond kan eventueel in een berm worden verwerkt ter hoogte van de houtkant in SF-2

Na de afgravingswerken is een periode van intensere opvolging van exoten en boomopslag verwijderen noodzakelijk.

De ontwikkeling van waterriet kan worden gestimuleerd door het aanbrengen van wortelstokken. Wanneer rietontwikkeling wordt afgeremd

34

door ganzenbegrazing kan het uitrasteren van ontwikkeld riet overwogen worden.

Plaatsen van een ursusdraad om recreatie en honden uit het riet en water te houden

Deze ingrepen worden uitgewerkt in het voorstel tot in inrichtingsplan, dat als bijlage 11 is toegevoegd.

Wat Door gefaseerd maaibeheer in de winter wordt de vorming van nieuwe scheuten bevorderd (verjonging van de rietvegetatie).

Frequentie Indien noodzakelijk

Wanneer In de periode september-februari

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer 1. Voorzien van watergangen in het rietveld door slibruimen, gefaseerd maaien en/of verwijderen strooisellaag .

2. Indien noodzakelijk verjonging van de rietvegetatie door gefaseerd maaibeheer

Beheer grazige vegetatie

Wat Jaarlijkse maaibeurt (met afvoer). De eerste maaibeurt wordt ten vroegste vanaf half augustus uitgevoerd, rekening houdend met de aanwezigheid van zeldzame orchideeën, zie bijlage 12. Dit is ook goed voor de broedende rietvogels.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer Na 15 augustus

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Jaarlijkse maaibeurt (met afvoer).

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) nvt

Wat Jaarlijks wordt de eventuele opslag verwijderd om de vorming van nieuw struweel te voorkomen.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer In de nazomer (bij voorkeur) of in de winterperiode

35

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Verwijderen houtige vegetatie (in functie van onderstaande factoren)

- Binnen de oppervlakte waterriet mogen niet meer dan 10 bomen per hectare voorkomen.

- Enkele bomen met overhangende takken zijn gewenst als uitvalsbasis voor de zoektocht naar voedsel van de ijsvogel.

- Op maximum 10% van de oever mag opslag van wilg of els voorkomen. Bomen mogen niet hoger dan 5 meter zijn

Oeverbeheer

Inrichtingsbeheer (voortraject) Ten behoeve van de ijsvogel, wordt in het zuiden van deze beheereenheid een ijsvogelwand uitgewerkt.

Wat Volgens de aanbevelingen om ijsvogelwanden te maken, het afsteken van de oever of het aanbrengen van een grondwal die robuust genoeg is voor de nesten van de ijsvogel. In de nabijheid moeten ook voldoende overhangende takken van bomen aanwezig zijn die dienen als uitkijkplaats voor de ijsvogel

Frequentie Terugkerend beheer om de oeverwand te onderhouden - jaarlijks

Wanneer In de nazomer (bij voorkeur) of in de winterperiode

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Terugkerend beheer om de oeverwand te onderhouden

Beheer visstand

Inrichtingsbeheer (voortraject)

- Het aanbrengen van structuur in het bodemprofiel door hier en daar een diepere kuil te voorzien die kan dienen als schuilplaats voor vissen, maar ook als overwinteringsplaats of bij droge en warme zomers als refuge.

- Het inbrengen van wat dood hout. Dat mogen takken/kruinen van omgevallen bomen zijn, best zo natuurlijk mogelijk.

- Drijfplanten voorzien om bepaalde vissoorten als vetje een geschikt paaibiotoop te geven.

Wat De visstand zal beheerd worden met als doelstelling het creëren van een natuurlijk visbestand van stilstaande wateren dat tevens dienst kan doen als foerageergebied voor viseters (bijv. woudaap en roerdomp).

- het afvissen van te grote vissen, bodemwoelers en exoten - bepoten met soorten als vetje, bittervoorn, blankvoorn en rietvoorn - indien nodig: baars en kleine snoek uitzetten, bijv. om exoten onder controle te houden

Frequentie Vierjaarlijks

Wanneer nvt

36

Hoeveel (van oppervlakte) 4,45 ha

Eindbeheer De visstand zal beheerd worden met als doelstelling het creëren van een natuurlijk visbestand van stilstaande wateren dat tevens dienst kan doen als foerageergebied voor viseters (bijv. woudaap en roerdomp).

- het afvissen van te grote vissen, bodemwoelers en exoten - bepoten met soorten als vetje, bittervoorn, blankvoorn en rietvoorn - indien nodig: baars en kleine snoek uitzetten, bijv. om exoten onder controle te houden

Exotenbeheer

Inrichtingsbeheer nvt

Wat Invasieve exoten zoals watercrassula, parelvederkruid en kleine waterteunisbloem worden onder controle gehouden en indien mogelijk, verwijderd.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer zomer

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Opvolging en verwijderen van watercrassula, parelvederkruid en kleine waterteunisbloem

Sociaal beheer

Inrichtingsbeheer Bouwen van vlonderpad en de aanleg van een educatieve poel (zie bijlage 11 voor het inrichtingsplan)

Wat In functie van de toegankelijkheid voor wandelaars wordt op de beheerweg (oostelijk) een klassiek maaibeheer toepast. Het vlonderpad wordt aangelegd om maximale rietontwikkeling mogelijk te maken en toch recreatief te kunnen ontsluiten. Dit vlonderpad mag het hele jaar rond gebruikt worden voor de recreanten die in een lus rond het Spaans Fort kunnen wandelen. De educatieve poel is een Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Periodiek rietmaaien van de educatieve poel om verlanding van de educatieve poel te voorkomen.

Wanneer Mei - oktober

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

37

Eindbeheer Klassiek maaibeheer in functie van de toegankelijkheid voor wandelaars Periodiek onderhoud van de vlonderpaden Periodiek rietmaaien van de educatieve poel om verlanding te voorkomen.

5.7. Beheereenheid Spaans Fort 2

Actueel natuurtype: kh

Oppervlakte: 1,31 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied meervleermuis

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

1. Uitheemse beplanting wordt verwijderd en de eventuele opengevallen plaatsen worden ingeplant met streekeigen struikgewas (meidoorn, hazelaar, sporkehout, kardinaalsmuts, Gelderse roos, hondsroos) in een nauw plantverband van maximaal 0,5 m op 0,5 m (november-maart).

2. Verwijderen van de haard met Japanse duizendknoop volgens meest aangewezen techniek.

Wat Beheer houtkant

Frequentie Indien noodzakelijk

Wanneer November - maart Hoeveel (van oppervlakte) 1,31 ha

Eindbeheer 1. Maximaal om de 5 jaar worden de struwelen geschoren met bijv. een klepelmaaier.

2. Bomen die hoger worden dan 5 meter worden in hakhout beheerd.

3. Oeverzone (5 meter) grenzend aan SF-1 moet boomvrij blijven. Dode bomen mogen in water blijven liggen ifv ijsvogel.

Sociaal beheer en klassiek maaibeheer

Inrichtingsbeheer Aanleg wandelpad in houtkant en op het talud, zoals voorzien in het inrichtingsplan (bijlage 11)

Wat In functie van de toegankelijkheid voor wandelaars wordt een klassiek maaibeheer toepast.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer Mei - oktober Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer 1. Klassiek maaibeheer met afvoer in de verbinding tussen SF-1 en SF-3 die fungeert als corridor voor vleermuizen.

38

2. Klassiek maaibeheer van het wandelpad in functie van de toegankelijkheid voor wandelaars.

5.8. Beheereenheid Spaans Fort 3

Actueel natuurtype: kh

Oppervlakte: 3,64 ha

Natuurstreefbeeld: Leefgebied woudaap, blauwborst, bruine kiekendief en meervleermuis

Beheer watervegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) Aanpassen in- en uitlaatconstructie (aan de Watermolendijk /Sluisstraat) in functie van dynamisch waterpeilbeheer: zie bijlage 13 voor de beheerobjecten. Deze constructie moet vispasseerbaar zijn vanuit de Noord-Zuid-verbinding. Het zomerpeil 1,8 m TAW en winterpeil is 2,2 m TAW.

Wat Instellen van een natuurlijke waterpeilverloop met hoog winterpeil en een lager zomerpeil. Indien noodzakelijk kan gebiedsvreemd water van goede kwaliteit in het gebied worden gebracht.

Het gebied wordt gefaseerd en periodiek drooggezet in functie van fosfaatfixatie.

Frequentie Indien noodzakelijk Wanneer herfst of winter (september-februari)

Hoeveel (van oppervlakte) 3,64 ha

Eindbeheer

1. Instellen van een natuurlijke waterpeilverloop met hoog winterpeil en een lager zomerpeil. Indien noodzakelijk kan gebiedsvreemd water van goede kwaliteit in het gebied worden gebracht.

2. Wanneer noodzakelijk en mogelijk gefaseerd en periodiek droogzetten in de herfst of winter (september-februari) in functie van fosfaatfixatie. Er kan water worden gespaard door het water naar beheereenheid SF 1 over te pompen met een mobiele pomp.

3. Bij iedere droogzetting worden de bodemwoelende vissoorten (zoals karpers) afgevangen.

4. Na iedere droogzetting wordt er bepoot met een 50-tal snoeken (1e jaars). Daarnaast worden er ook kleine maten aan diverse witvissoorten (zoals rietvoorn) uitgezet

39
Beheer rietvegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject)

In het huidige grasland wordt het maaiveld variabel verlaagd tot het niveau van het zomerwaterpeil (1,8 m TAW) in de bestaande plas. Ook de zone tussen de bufferdijk en de waterplas wordt variabel verlaagd tot het niveau van het zomerwaterpeil in de bestaande plas.

De ontwikkeling van waterriet kan worden gestimuleerd door het aanbrengen van wortelstokken. Wanneer rietontwikkeling wordt afgeremd door ganzenbegrazing kan het uitrasteren van ontwikkeld riet overwogen worden.

Deze maatregelen worden ook uitgewerkt in het inrichtingsplan (zie bijlage 11)

Wat Door gefaseerd maaibeheer in de winter wordt de vorming van nieuwe scheuten bevorderd (verjonging van de rietvegetatie).

Frequentie Indien noodzakelijk

Wanneer In de periode september-februari

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer 1. Voorzien van watergangen in het rietveld door slibruimen, gefaseerd maaien en/of verwijderen strooisellaag .

2. Indien noodzakelijk verjonging van de rietvegetatie door gefaseerd maaibeheer

Beheer grazige vegetatie

Inrichtingsbeheer Plaatsen van een ursusdraad.

Wat Jaarlijkse maaibeurt (met afvoer). De eerste maaibeurt wordt ten vroegste op 15 juli uitgevoerd.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer Na 15 juli

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Jaarlijkse maaibeurt (met afvoer).

Beheer houtige vegetatie

Inrichtingsbeheer (voortraject) Westelijke populierenrij, wanneer kaprijp, kappen. Deze moeten opnieuw aangeplant worden. Wanneer de oostelijke populierenrij kaprijp is, deze kappen zonder her aan te planten.

Wat Jaarlijks wordt de eventuele opslag verwijderd om de vorming van nieuw struweel te voorkomen.

40

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer In de nazomer (bij voorkeur) of in de winterperiode

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Verwijderen houtige vegetatie (in functie van onderstaande factoren)

- Binnen de oppervlakte waterriet mogen niet meer dan 10 bomen per hectare voorkomen.

- Enkele bomen met overhangende takken zijn gewenst als uitvalsbasis voor de zoektocht naar voedsel van de ijsvogel.

- Op maximum 10% van de oever mag opslag van wilg of els voorkomen. Bomen mogen niet hoger dan 5 meter zijn

Exotenbeheer

Inrichtingsbeheer nvt

Wat Invasieve exoten zoals watercrassula en kleine waterteunisbloem worden onder controle gehouden en indien mogelijk, verwijderd.

Frequentie Terugkerend beheer - jaarlijks

Wanneer zomer

Hoeveel (van oppervlakte) nvt

Eindbeheer Opvolging en verwijderen van watercrassula en kleine waterteunisbloem

Beheer visstand

Inrichtingsbeheer (voortraject)

- Het aanbrengen van structuur in het bodemprofiel door hier en daar een diepere kuil te voorzien die kan dienen als schuilplaats voor vissen, maar ook als overwinteringsplaats of bij droge en warme zomers als refuge.

- Het inbrengen van wat dood hout. Dat mogen takken/kruinen van omgevallen bomen zijn, best zo natuurlijk mogelijk.

- Drijfplanten voorzien om bepaalde vissoorten als vetje een geschikt paaibiotoop te geven.

Wat De visstand zal beheerd worden met als doelstelling het creëren van een natuurlijk visbestand van stilstaande wateren dat tevens dienst kan doen als foerageergebied voor viseters (bijv. woudaap en roerdomp).

- het afvissen van te grote vissen, bodemwoelers en exoten - bepoten met soorten als vetje, bittervoorn, blankvoorn en rietvoorn - indien nodig: baars en kleine snoek uitzetten, bijv. om exoten onder controle te houden

Frequentie Vierjaarlijks

Wanneer nvt

41

Hoeveel (van oppervlakte)

Eindbeheer De visstand zal beheerd worden met als doelstelling het creëren van een natuurlijk visbestand van stilstaande wateren dat tevens dienst kan doen als foerageergebied voor viseters (bijv. woudaap en roerdomp).

- het afvissen van te grote vissen, bodemwoelers en exoten - bepoten met soorten als vetje, bittervoorn, blankvoorn en rietvoorn - indien nodig: baars en kleine snoek uitzetten, bijv. om exoten onder controle te houden

42

6. Bosbalans

Binnen dit deelbeheerplan is er enkel een ontbossing voorzien op beheereenheid DD 3. Er zal 2.376 m² bos verdwijnen. Dit wordt niet gecompenseerd, aangezien het over een jonge ontwikkeling gaat; ze is minder dan 21 jaar oud.

43

7. Openstelling

De toegankelijkheid (en het bijhorende recreatieve medegebruik) in een natuurreservaat of bos kan worden geregeld met een toegankelijkheidsregeling. Hiermee kan de beheerder andere groepen van gebruikers dan wandelaars toelaten of kunnen ze bepaalde zones aanduiden als speel-, honden-, bivakzone of vrij toegankelijke zone.

De toegankelijkheidsregeling is daarvoor het instrument. Een toegankelijkheidsregeling is opgebouwd uit een tekstgedeelte en een bijbehorende kaart, de toegankelijkheidskaart, van het gebied waarop het tekstgedeelte van toepassing is. De kaart toont duidelijk de toegankelijke wegen en zones en dient steeds geïnterpreteerd te worden op basis van het corresponderende tekstgedeelte en de legende bij het kaartgedeelte

In functie van de tot doelgestelde broedvogelsoorten is de openstelling gericht op zeer extensieve vormen van recreatie. Daarom zijn beide deelgebieden enkel voor wandelaars opengesteld via een beperkt netwerk aan wandelpaden: wandelaars kunnen een lus wandelen rond het Spaans Fort, de weg op de Drijdijck is een openbare gemeenteweg en is daardoor vrij toegankelijk voor wandelaars en fietsers.

Langs Drijdijck, op de kruising met de Bralstraat, wordt een rust- en picknickplaats ingericht, het Spaans Fort wordt voorzien van een vlonderpad om een wandelen jaar rond mogelijk te maken. Op de noordelijke dijk (beheereenheid DD-1) kan op termijn een nieuw wandelpad aangelegd worden dat het Vingerlingepad (van Kieldrecht naar Drijdijck) verbindt met de westelijke bufferdijk rond de haven.

Op het Spaans Fort bestaat de mogelijkheid om te schaatsen als de gemeente dit toelaat. Aan het vlonderpad wordt een educatieve poel ingericht om het waterleven te onderzoeken. Het blijft verboden om te vissen in deze gebieden.

44

8. Opvolging en monitoring

Aangezien de natuurstreefbeelden voor dit beheerplan zich beperken tot de leefgebieden van soorten moet enkel de wettelijke basis beheermonitoring worden uitgevoerd.

Bij de basis beheermonitoring worden jaarlijks de uitgevoerde werken geregistreerd. De zesjaarlijkse beheerevaluatie op niveau van het natuurstreefbeeld gebeurt kwalitatief op basis van de geregistreerde werken. Ook gebeurt een globale inschatting gebaseerd op best professional judgement.

Wanneer er echter een doelsoort is opgenomen in het natuurbeheerplan kan het wenselijk zijn niet enkel het leefgebied van de soort op te volgen, maar ook de soort zelf via een gestandaardiseerde vangst- of telmethode. De soorten kunnen opgevolgd worden via een gestandaardiseerde vangst- of telmethode wanneer:

– de soort als doel is opgenomen in het natuurbeheerplan;

– het beheer impact heeft op het voorkomen van de soort;

– de soort (relatief) eenvoudig te inventariseren is; de soort zeldzaam is;

– de soort een kritische populatie vormt in het betreffende gebied.

Wanneer de soort zeer zeldzaam is, wordt de soort verplicht opgevolgd via een gestandaardiseerde vangst- of telmethode. Binnen de soortdoelstellingen zijn er geen soorten opgenomen waarvoor een gestandaardiseerde vangst- of telmethode wettelijk verplicht is.

Binnen het Grenspark Groot-Saeftinghe werd echter een grensoverschrijdend monitoringsplan (zie bijlage) uitgewerkt waarin monitoringsdoelstellingen voor broedvogels, overwinterende watervogels, rugstreeppad en vegetaties werden opgenomen.

45

9.1 Natuurwetgeving

9.1.1. Vegetatiewijziging

Door de goedkeuring van het beheerplan wordt een ontheffing verkregen op het door artikel 7 van het ‘Besluit van de Vlaamse regering van 23 juli 1998’ opgelegd verbod op wijzigen van bepaalde vegetaties. Een aantal vegetaties die voorkomen in het beheerplangebied vallen onder de categorie ‘verboden te wijzigen’ en alle inrichtingen m.b.t. het uitgraven, verbreden, rechttrekken en dichten van stilstaande wateren, poelen en waterlopen, reliëfwijzigingen en wijzigingen in historisch permanent grasland. Ingrepen & beheermaatregelen die hiervoor voorzien zijn hebben evenwel niet als oogmerk om deze vegetaties te wijzigen in juridische zin maar de natuurkwaliteit ervan te verhogen (bv. inrichting voor woudaap met aanleg van broedeiland). Voor betreffende percelen wordt een ontheffing verleend middels dit beheerplan. De ontheffing op het verbod tot vegetatiewijziging geldt als vrijstelling voor de omgevingsvergunning (omgevingsvergunning voor het wijzigen van vegetaties).

Voor terreinen gelegen in het VEN zorgt het natuurbeheerplan voor vrijstelling van het vragen van een individuele ontheffing op een aantal VEN-verboden: wijziging van vegetatie, meerjarige cultuurgewassen of kleine landschapselementen (Natuurdecreet, art.25, §3, 2°,2)

9.1.2. Ontheffingen op algemene verbodsbepalingen Natuurdecreet Afwijkingen kunnen enkel toegestaan worden op bepalingen uit artikel 35 van het natuurdecreet. Via een opsomming wordt aangegeven op welke verboden een ontheffing wordt verleend bij goedkeuring van dit beheerplan, evenals de verwijzing naar de beheereenheden van het beheerplan.

4° verstoren van de rust

o om inrichtings- en beheermaatregelen uit voeren die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het beheerplan (gebruik van motorzaag, bosmaaier, …)

5° in het wild levende diersoorten opzettelijk te verstoren, vooral tijdens de perioden van voortplanting, afhankelijkheid van de jongen of overwintering en trek; ze opzettelijk te vangen of te doden; hun eieren opzettelijk te rapen of te vernielen of hun nesten, voortplantingsplaatsen of rusten schuilplaatsen te vernielen of te beschadigen;

o om exotenbeheer van fauna (bijv karper, nijlgans of Canadese gans) mogelijk te maken en om schade aan grondbroedende doelsoorten tijdens het broedseizoen te vermijden bij een overpopulatie van schadelijke roofdieren, zoals vos (in alle beheereenheden).

o om natuurstudie en natuur-educatieve handelingen uit te voeren, bijvoorbeeld bij begeleide bezoeken, o om uitheemse diersoorten die een bedreiging vormen voor het ecosysteem of voor populaties van beschermde dier- of plantensoorten, te doden (alle beheereenheden), o om populaties van schadelijke diersoorten onder controle te houden (vos, nijlgans, ….).

6° planten opzettelijk te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen of planten of vegetatie op welke wijze ook te beschadigen of te vernietigen;

o om de noodzakelijke inrichtings- en beheermaatregelen van het beheerplan uit te voeren (maaien, begrazen, plaggen, bebossen, kappen en zagen, afschuinen oevers…),

46
9. Ontheffingen, meldingen en vergunningsplichtige activiteiten

o om uitheemse plantensoorten die een bedreiging vormen voor het ecosysteem te bestrijden (exotenbeheer),

o om natuurwetenschappelijk onderzoek naar flora uit te voeren, o om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen inzake de bestrijding van distels.

7° opgravingen, boringen, grondwerkzaamheden of exploitatie van materialen te verrichten, welk werk ook uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen en reclameborden en aanplakbrieven te plaatsen;

o om de noodzakelijke handelingen te kunnen verrichten overeenkomstig het beheerplan zoals (her-)profileren van oevers, onderhouden van sloten en greppels, herprofilering van grachten, o om natuurwetenschappelijk onderzoek te verrichten, o om de optimale waterhuishouding tot stand te brengen overeenkomstig de in het beheerplan gestelde natuur- en landschapsdoelen, o om het wegen- en padennetwerk te onderhouden, 8° vuur te maken;

o om uitzonderlijk op zeer slecht bereikbare plaatsen beheerresten (kruin- en takkenhout, maaisel,…) te verbranden, 11° het waterpeil te wijzigen en op kunstmatige wijze water te lozen o om hydrologische inrichtings- en beheermaatregelen van het beheerplan uit te voeren en de optimale waterhuishouding in functie van de beoogde natuur- en landschapsdoeltypes in te stellen.

9.1.3.

Soortenbesluit

Het Soortenbesluit stelt dat het verboden is om specimen van soorten die onder het toepassingsgebied vallen van dit besluit, opzettelijk te introduceren in het wild (Onderafdeling 5, Art. 17). Een afwijking op het Soortenbesluit voor de introductie van soorten dient aangevraagd te worden en is mogelijk volgens Art 21§2 van het Soortenbesluit.

47
48
Bijlagen 1.
2. B2a_gewestplan 3. B2b_RUP 4. B3_SBZ-V 5. B4_watertoets 6. B5_BWK 7. B6_Bodemkaart 8. B7_Beheerindeling 9. B8_Landschapstypologie 10. B9_Inventarisatiefichen 11. B10_Globaal
12.
13.
14.
10.
B1_deelnemende percelen
kader en ambitieniveau
B11_Inrichtingsvoorstel Drijdijk en Spaans Fort
B12_Groeiplaatsen orchideeën
B13_Beheerobjecten

11. Referenties

Adriaens, P. & Ameeuw, G. (red) 2008. Ontwikkeling van criteria voor de beoordeling van de lokale staat van instandhouding van de vogelrichtlijnsoorten. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2008 (36). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel, pp. 21-23.

Agentschap voor Natuur en Bos 2016. Soortenbeschermingsprogramma voor de roerdomp (Botaurus stellaris), Brussel.

Agentschap voor Natuur en Bos. 2018. Soortenbeschermingsprogramma voor de bruine kiekendief (Circus aeruginosus) Brussel.

Agentschap voor Natuur en Bos. 2018. Soortenbeschermingsprogramma voor de rugstreeppad (bufo calamita), Brussel.

Agentschap voor Natuur en Bos. 2018. Soortenbeschermingsprogramma voor de Beekprik, rivierdonderpad en kleine modderkruiper, Brussel.

Beckers G. & Verschraegen T. 2017. 15 jaar natuurherstel in het Midden-Limburgs Vijvergebied onder de loep genomen door Woudaap en Roerdomp Natuur.focus 16(1): 23-31. Mechelen.

Boets P., Dillen A., Poelman E. (2021). Evaluatie van het visbestand in de natuurvijvers in het Kortbroek (Kruibeke). Studie uitgevoerd in opdracht van Natuur en Bos (ANB). 8p.

Claus P. 2018. Beheervisie 2020-2044 Grenspark Groot-Saeftinge. Corridor cvba, Nazareth.

Graveland J.; Waterriet, moerasvogels en peildynamiek; De Levende Natuur 100 (2): p. 50-53 (1999)

Harder J., (2012) IJsvogelhandleiding, aanleg, controle en onderhoud van ijsvogelwanden, Landschap Noord-Holland,

Havenbedrijf Antwerpen. 2014. Soortenbeschermingsprogramma voor de Antwerpse haven, Antwerpen.

Lenssen, J.; Coops, H.; Buddingh, K. en Wijers T. Herstel van rietmoeras in de Rijnstrangen. De Levende Natuur, vol 114 (2013) nr. 6 p. 252-257

Packet J., De Becker P., Denys L. & Louette G. 2013. Advies betreffende inrichting en beheer van het vijvercomplex Grootbroek te Sint-Agatha-Rode (Vlaams-Brabant). INBO.A.2012.172, Brussel

Sauwens W. 2017. Aanvraag tot onroerend erfgoedplan: natuurgebied De Maten (Genk, Diepenbeek & Hasselt. Natuurpunt Beheer, Mechelen

Van De Meutter F., Stoks R. & De Meester L. 2008. Periodieke drooglegging van ondiepe vijvers. Wat met libellen, waterkevers en waterwantsen. Natuur.focus 7(1): 4-9.

49
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage1:deelnemendepercelen Perceel Type3 Type4 Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage2:gewestplan GlobaalKader Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage2:RUPWaaslandhaven fase1enomgeving GlobaalKader Art.11Poldergebied Art3Koppelingsgebieden Art5Natuurgebied"Drydijck,Zoetwaterkreek,GroteenKleineWeel" Art.6Zonevoorwaterwegeninfrastructuur Arkel1Zonevoorzeehaven-enwatergebondenbedrijven Art.13Buffer Legenda

Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe

Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage3:SBZ-V GlobaalKader vogelrichtlijngebieden Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage4:watertoets GlobaalKader Watertoets Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage5:BWK GlobaalKader BwkHab m mw mwz mz w wz z Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage6:bodemkaart GlobaalKader Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage7:beheerindeling GlobaalKader Beheereenheid Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage8:landschapstypologie GlobaalKader Landschapstypologie 10Landschapbuitendijkseslikken,schorren&estuaria 3.0OOpenlandschapwaterenmoerassen 60OOpenlandschapgraslanden Legenda

deel 2: inventaris

standaardfiche KLE (kleine landschapselementen)

datum opname naam opnemer 5/11/2018 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 2,78 ha inventarisatie-eenheid Drijdijck 1 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in (1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 kd+kbp 100% eenheid 2 eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de vegetatiestructuur. Schat de bedekking van elke voorkomende categorie in ten opzichte van de volledige inventarisatie-eenheid Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen: A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75% A naakte bodem A moslaag

A kruidlaag, inclusief jonge bomen en struiken (hoogte <2m).

Vul vraag 4-6 in.

A struiklaag inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter <14cm).

Vul vraag 7 in.

D boomlaag (diameter >14cm).

Vul vraag 7 in .

4 Indien de inventarisatie-eenheid regelmatig gemaaid of begraasd wordt: geef hieronder een inschatting van het aanwezige graslandtype.

Deze inschatting kan het best in mei-juni gebeuren, voor de (eerste) maaibeurt. Indien noodzakelijk, kan deze inschatting gebeuren op basis van de BWK-code

Fase 0: raaigrasweide (BWK Hx)

Fase 3: graskruidenmix (BWK Hp* en initiële fases van Hc, Hj, Hf, Ha, Hu, Hpr*. Deze initiële of verarmde fasen krijgen vaak een ° toegevoegd Hc°, Hf°, Hu°...).

Fase 1: grassen-mix (BWK Hp of Hp*)

Fase 4: bloemrijk grasland (BWK Hp*, Hpr*, Hc, Hj*, Hf, Ha, Hd, Hu. Extra mooi ontwikkelde vertegenwoordigers krijgen vaak een *: Hu*, Hp*, Ha*, ...)

Fase 2: dominant stadium (BWK Hp of Hp*, Hu°, Hr)

Fase 5: schraalland (BWK Hc, Hj + Ms, Hm, Ha, Hn, Hk, Hd)

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4

5 Noteer de aspectbepalende kruidachtige soorten in de kruidlaag.

6 Noteer de aspectbepalende soorten bomen en struiken in de kruidlaag (hoogte <2m) en schat de bedekking. Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort: bedekkingsklasse

7 Omschrijf hieronder de gegevens van de KLE’s. haag: soorten: lengte (m): houtkant: soorten: oppervlakte (are): knotbomen: soorten: aantal: kwaliteit: gemiddelde diameter: bomenrij of dreef: soorten: Canadese populier lengte: 500 meter kwaliteit: kaprijp gemiddelde diameter: hoogstamboomgaard: soorten: aantal : kwaliteit: gemiddelde diameter: andere: specifieer:

8 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon, enz. nee ja omschrijf:

IV. Bijzondere dier- of plantensoorten

9 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB.

V. Invasieve exoten

10 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 2 van 3

soorten: bedekkingsklasse:

VI. Cultuurhistorische elementen

11 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VII. Gekende milieuproblemen

12 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 3

3
van

deel 2: inventaris

standaardfiche KLE (kleine landschapselementen)

datum opname naam opnemer 5/11/2018 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 4,40 ha inventarisatie-eenheid Drijdijck 2 opmerkingen incl. openbare weg

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in

(1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking.

(2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 kd+kbp 100% eenheid 2 eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de vegetatiestructuur. Schat de bedekking van elke voorkomende categorie in ten opzichte van de volledige inventarisatie-eenheid Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen: A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75% A naakte bodem A moslaag

A kruidlaag, inclusief jonge bomen en struiken (hoogte <2m).

Vul vraag 4-6 in.

A struiklaag inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter <14cm).

Vul vraag 7 in.

D boomlaag (diameter >14cm).

Vul vraag 7 in .

4 Indien de inventarisatie-eenheid regelmatig gemaaid of begraasd wordt: geef hieronder een inschatting van het aanwezige graslandtype.

Deze inschatting kan het best in mei-juni gebeuren, voor de (eerste) maaibeurt. Indien noodzakelijk, kan deze inschatting gebeuren op basis van de BWK-code

Fase 0: raaigrasweide (BWK Hx)

Fase 3: graskruidenmix (BWK Hp* en initiële fases van Hc, Hj, Hf, Ha, Hu, Hpr*. Deze initiële of verarmde fasen krijgen vaak een ° toegevoegd Hc°, Hf°, Hu°...).

Fase 1: grassen-mix (BWK Hp of Hp*)

Fase 4: bloemrijk grasland (BWK Hp*, Hpr*, Hc, Hj*, Hf, Ha, Hd, Hu. Extra mooi ontwikkelde vertegenwoordigers krijgen vaak een *: Hu*, Hp*, Ha*, ...)

Fase 2: dominant stadium (BWK Hp of Hp*, Hu°, Hr)

Fase 5: schraalland (BWK Hc, Hj + Ms, Hm, Ha, Hn, Hk, Hd)

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4

5 Noteer de aspectbepalende kruidachtige soorten in de kruidlaag.

6 Noteer de aspectbepalende soorten bomen en struiken in de kruidlaag (hoogte <2m) en schat de bedekking. Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort: bedekkingsklasse

7 Omschrijf hieronder de gegevens van de KLE’s. haag: soorten: lengte (m): houtkant: soorten: oppervlakte (are): knotbomen: soorten: aantal: kwaliteit: gemiddelde diameter: bomenrij of dreef: soorten: Canadese populier lengte: 1200 meter kwaliteit: kaprijp gemiddelde diameter: hoogstamboomgaard: soorten: aantal : kwaliteit: gemiddelde diameter: andere: specifieer:

8 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon, enz. nee ja omschrijf:

IV. Bijzondere dier- of plantensoorten

9 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB.

V. Invasieve exoten

10 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 2 van 3

soorten: bedekkingsklasse:

VI. Cultuurhistorische elementen

11 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VII. Gekende milieuproblemen

12 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Populieren staan langs de openbare weg en zijn in mindere goede staat met een hoog risico op windval en takbreuk.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 3

3
van

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4

deel 2: inventaris

standaardfiche ruigten, pioniervegetaties en struwelen

datum opname naam opnemer 5/11/2018 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe

oppervlakte 1,58 ha inventarisatie-eenheid Drijdijck 3 opmerkingen Gewezen kippenkwekerij

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in

(1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart

Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 hr 59 eenheid 2 kbs 40 eenheid 3 kbp 1 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de vegetatiestructuur. Schat de bedekking van elke voorkomende categorie in ten opzichte van de volledige inventarisatie-eenheid Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen:

A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75% A naakte bodem A moslaag

HB kruidlaag, inclusief jonge bomen en struiken (hoogte <2m).

Vul vraag 4-5 in.

WT struiklaag inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter <14cm).

Vul vraag 6 in.

4 Noteer de aspectbepalende kruidachtige soorten in de kruidlaag

KB boomlaag (diameter >14cm). Vul vraag 7 in.

5 Noteer de aspectbepalende soorten bomen en struiken in de kruidlaag (hoogte <2m) en schat de bedekking Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort wilg meidoorn bedekkingsklasse WT WT

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

opmerkingen:

6 Noteer de aspectbepalende soorten in de struiklaag, inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter < 14cm) en schat de bedekking.

Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort bedekkingsklasse opmerkingen:

7 Noteer de soorten in de boomlaag (diameter > 14cm) en schat de bedekking. Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100% soort Wilg Populier Fijnspar bedekkingsklasse D WT WT opmerkingen (kwaliteit, vitaliteit, gebreken)

8 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon, enz. nee ja omschrijf raster

9 Kruis de in de beheereenheid aanwezige kleine landschapselementen en/of bijzondere natuurelementen aan Indien de KLE in een aparte beheereenheid opgenomen wordt, vul dan een aparte standaardfiche voor die KLE’s in poel, vijver of ven beek, sloot bron- of kwelzone dreef of bomenrij holle weg knotbomen oude of dode boom op stam met nestholten of nestboom haag houtkant hoogstamboomgaard alleenstaande bomen graft perceelsrandbegroeiing of berm struweel bosje/verbossing

10 Vul aan met meer specifieke gegevens voor de aangekruiste KLE’s. Mogelijke informatie kan zijn: soorten, oppervlakte of lengte of aantal, info over het beheer,… knotwilgenrij

V.

Bijzondere

dier-

of plantensoorten 11 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB. VI. Invasieve exoten 12 Zijn er invasieve exoten aanwezig? Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soorten: bedekkingsklasse:

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – ruigten pioniervegetaties en struwelen - pagina 2 van 3

IV. Kleine landschapselementen (KLE) en/of bijzondere natuurelementen

VII. Cultuurhistorische elementen

13 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VIII. Gekende milieuproblemen

14 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Gewezen kippenkwekerij op opgehoogde grond.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – ruigten pioniervegetaties en struwelen - pagina

van 3
3

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4

deel 2: inventaris

standaardfiche ruigten, pioniervegetaties en struwelen

datum opname naam opnemer 5/11/2018 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe

oppervlakte 4,42 ha inventarisatie-eenheid Drijdijck 4 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in

(1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 ku 100% eenheid 2 eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de vegetatiestructuur. Schat de bedekking van elke voorkomende categorie in ten opzichte van de volledige inventarisatie-eenheid Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen: A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75% A naakte bodem A moslaag

D kruidlaag, inclusief jonge bomen en struiken (hoogte <2m).

Vul vraag 4-5 in.

WT struiklaag inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter <14cm).

Vul vraag 6 in.

4 Noteer de aspectbepalende kruidachtige soorten in de kruidlaag

Riet, Lisdodde, Kattenstaart, Pitrus,…

A boomlaag (diameter >14cm). Vul vraag 7 in.

5 Noteer de aspectbepalende soorten bomen en struiken in de kruidlaag (hoogte <2m) en schat de bedekking Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort bedekkingsklasse

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

opmerkingen:

6 Noteer de aspectbepalende soorten in de struiklaag, inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter < 14cm) en schat de bedekking.

Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort wilg

bedekkingsklasse WT opmerkingen:

7 Noteer de soorten in de boomlaag (diameter > 14cm) en schat de bedekking. Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100% soort

bedekkingsklasse opmerkingen (kwaliteit, vitaliteit, gebreken)

8 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon, enz. nee ja omschrijf begrazingsraster

IV. Kleine landschapselementen (KLE) en/of bijzondere natuurelementen

9 Kruis de in de beheereenheid aanwezige kleine landschapselementen en/of bijzondere natuurelementen aan Indien de KLE in een aparte beheereenheid opgenomen wordt, vul dan een aparte standaardfiche voor die KLE’s in poel, vijver of ven beek, sloot bron- of kwelzone dreef of bomenrij holle weg knotbomen oude of dode boom op stam met nestholten of nestboom haag houtkant hoogstamboomgaard alleenstaande bomen graft perceelsrandbegroeiing of berm struweel bosje/verbossing

10 Vul aan met meer specifieke gegevens voor de aangekruiste KLE’s. Mogelijke informatie kan zijn: soorten, oppervlakte of lengte of aantal, info over het beheer,…

V. Bijzondere dier- of plantensoorten

11 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB.

VI. Invasieve exoten

12 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soorten: watercrassulla bedekkingsklasse: KB

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – ruigten pioniervegetaties en struwelen - pagina 2 van 3

VII. Cultuurhistorische elementen

13 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VIII. Gekende milieuproblemen

14 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Beheereenheid werd recent uitgerasterd en zeer extensief begraasd met Koniks met sterke verruiging tot gevolg.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – ruigten pioniervegetaties en struwelen - pagina

3 van 3

standaardfiche stilstaande wateren

datum opname naam opnemer 5/11/2018 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 35,78 ha inventarisatie-eenheid Drijdijck 5 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in (1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 ae+ku*+k(mr) 100% eenheid 2 eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de watervegetatie.

aspectbepalende soorten: voorkomen van ondergedoken waterplanten (submers): geen planten schaars veel planten, ze bedekken slechts een deel van bodem of water planten groeien tot de oppervlakte in het grootste deel van het waterlichaam bedekking van de waterplanten (%): drijvend emers (uit het water stekend) flab (drijvende draadwieren en algenpakket)

4 Beschrijf de oevervegetatie.

aspectbepalende soorten: Lisdodde, kattenstaart,… toestand oever: volledig natuurlijk beperkt aandeel natuurvreemde infrastructuur hoog aandeel natuurvreemde infrastructuur verstoring (betreding door grazers, recreanten, ganzen, andere) breedte van de oevervegetatie (m): <10 meter beschaduwing door struiken, bomen (%): 0%

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4
deel 2: inventaris

5 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon , enz. nee ja

omschrijf: begrazingsraster

IV. Kleine landschapselementen (KLE) en/of bijzondere natuurelementen

6 Kruis de in de inventarisatie-eenheid aanwezige kleine landschapselementen en/of bijzondere natuurelementen aan Indien de KLE in een aparte inventarisatie-eenheid opgenomen wordt, vul dan een aparte standaardfiche voor die KLE’s in poel, vijver of ven beek, sloot bron- of kwelzone dreef of bomenrij holle weg knotbomen oude of dode boom op stam met nestholten of nestboom haag houtkant hoogstamboomgaard alleenstaande bomen graft perceelsrandbegroeiing of berm struweel bosje/verbossing

7 Vul aan met meer specifieke gegevens voor de aangekruiste KLE’s. Mogelijke informatie kan zijn: soorten, oppervlakte of lengte of aantal, info over het beheer,…

V. Bijzondere dier- of plantensoorten

8 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te

VI. Invasieve exoten

9 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling. Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen: A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75%. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soorten: Watercrassula, kleine waterteunisbloem bedekkingsklasse: KB

VII. Cultuurhistorische elementen

10 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VIII. Gekende milieuproblemen

11 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – standaardfiche stilstaande wateren - pagina 2 van 2

beschermen habitat of RBB. In 2019 vestigden zich 2 broedparen lepelaar op speciaal aangelegde takkenhoop. De nesten werden echter verlaten door predatie (waarschijnlijk vos)

standaardfiche stilstaande wateren

datum opname naam opnemer 10/4/2019 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 4,36 ha inventarisatie-eenheid Spaans Fort 1 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in (1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 ae*+mr+ku* 65% eenheid 2 hp* 35% eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de watervegetatie.

aspectbepalende soorten: voorkomen van ondergedoken waterplanten (submers): geen planten schaars veel planten, ze bedekken slechts een deel van bodem of water planten groeien tot de oppervlakte in het grootste deel van het waterlichaam bedekking van de waterplanten (%): drijvend emers (uit het water stekend) flab (drijvende draadwieren en algenpakket)

4 Beschrijf de oevervegetatie.

aspectbepalende soorten: riet, lisdodde toestand oever: volledig natuurlijk beperkt aandeel natuurvreemde infrastructuur hoog aandeel natuurvreemde infrastructuur verstoring (betreding door grazers, recreanten, ganzen, andere) breedte van de oevervegetatie (m): <10 meter beschaduwing door struiken, bomen (%): 0%

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4
deel 2: inventaris

5 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon , enz. nee ja

IV. Kleine landschapselementen (KLE) en/of bijzondere natuurelementen

6 Kruis de in de inventarisatie-eenheid aanwezige kleine landschapselementen en/of bijzondere natuurelementen aan Indien de KLE in een aparte inventarisatie-eenheid opgenomen wordt, vul dan een aparte standaardfiche voor die KLE’s in poel, vijver of ven beek, sloot bron- of kwelzone dreef of bomenrij holle weg knotbomen oude of dode boom op stam met nestholten of nestboom haag houtkant hoogstamboomgaard alleenstaande bomen graft perceelsrandbegroeiing of berm struweel bosje/verbossing

7 Vul aan met meer specifieke gegevens voor de aangekruiste KLE’s. Mogelijke informatie kan zijn: soorten, oppervlakte of lengte of aantal, info over het beheer,…

V. Bijzondere dier- of plantensoorten

8 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB.

Moeraswespenorchis, Bosorchis, Rietorchis, Bremraapklavervreter, Dwergzegge, Zeegroene zegge,…

VI. Invasieve exoten

9 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen:

A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75%. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%.

soorten: Watercrassula, Dwerglisdodde,… bedekkingsklasse: KB

VII. Cultuurhistorische elementen

10 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VIII. Gekende milieuproblemen

11 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

In het grasland komt ondanks het maaibeheer sterke verwilging voor. Door de ligging nabij een woonkern is er ongecontroleerde recreatie in het gebied (o.a. zwemmen, ‘spontaan’ wandelpad tussen bufferdijk en waterplas, loslopende honden,…)

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – standaardfiche stilstaande wateren - pagina 2 van 2

deel 2: inventaris

standaardfiche KLE (kleine landschapselementen)

datum opname naam opnemer 10/04/2019 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 4,01 ha inventarisatie-eenheid Spaans Fort 2 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in (1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in.

Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 kd+kbp+kh 100% eenheid 2 eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de vegetatiestructuur. Schat de bedekking van elke voorkomende categorie in ten opzichte van de volledige inventarisatie-eenheid Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen: A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75% A naakte bodem A moslaag

WT kruidlaag, inclusief jonge bomen en struiken (hoogte <2m).

Vul vraag 4-6 in.

B struiklaag inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter <14cm).

Vul vraag 7 in.

D boomlaag (diameter >14cm).

Vul vraag 7 in .

4 Indien de inventarisatie-eenheid regelmatig gemaaid of begraasd wordt: geef hieronder een inschatting van het aanwezige graslandtype.

Deze inschatting kan het best in mei-juni gebeuren, voor de (eerste) maaibeurt. Indien noodzakelijk, kan deze inschatting gebeuren op basis van de BWK-code

Fase 0: raaigrasweide (BWK Hx)

Fase 3: graskruidenmix (BWK Hp* en initiële fases van Hc, Hj, Hf, Ha, Hu, Hpr*. Deze initiële of verarmde fasen krijgen vaak een ° toegevoegd Hc°, Hf°, Hu°...).

Fase 1: grassen-mix (BWK Hp of Hp*)

Fase 4: bloemrijk grasland (BWK Hp*, Hpr*, Hc, Hj*, Hf, Ha, Hd, Hu. Extra mooi ontwikkelde vertegenwoordigers krijgen vaak een *: Hu*, Hp*, Ha*, ...)

Fase 2: dominant stadium (BWK Hp of Hp*, Hu°, Hr)

Fase 5: schraalland (BWK Hc, Hj + Ms, Hm, Ha, Hn, Hk, Hd)

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4

5 Noteer de aspectbepalende kruidachtige soorten in de kruidlaag.

6 Noteer de aspectbepalende soorten bomen en struiken in de kruidlaag (hoogte <2m) en schat de bedekking. Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort: bedekkingsklasse

7 Omschrijf hieronder de gegevens van de KLE’s. haag: soorten: lengte (m): houtkant: soorten: o.a. wilg, meidoorn,… oppervlakte (are): knotbomen: soorten: aantal: kwaliteit: gemiddelde diameter: bomenrij of dreef: soorten: Canadese populier lengte: 1100 meter kwaliteit: kaprijp gemiddelde diameter: hoogstamboomgaard: soorten: aantal : kwaliteit: gemiddelde diameter: andere: specifieer:

8 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon, enz. nee ja omschrijf: uitkijkpunt

IV. Bijzondere dier- of plantensoorten

9 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB.

V. Invasieve exoten

10 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 2 van 3

soorten: bedekkingsklasse:

VI. Cultuurhistorische elementen

11 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VII. Gekende milieuproblemen

12 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Het talud en de bomen fungeren als visuele buffer tussen de bewoning en het havengebied.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 3

van 3

datum opname naam opnemer 10/04/2019 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 1,48 ha inventarisatie-eenheid Spaans Fort 3 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in (1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 kh 100% eenheid 2 eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de vegetatiestructuur. Schat de bedekking van elke voorkomende categorie in ten opzichte van de volledige inventarisatie-eenheid Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen:

A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75% A naakte bodem A moslaag

WT kruidlaag, inclusief jonge bomen en struiken (hoogte <2m).

Vul vraag 4-6 in.

D struiklaag inclusief bomen (hoogte > 2m en diameter <14cm). Vul vraag 7 in.

WT boomlaag (diameter >14cm). Vul vraag 7 in .

4 Indien de inventarisatie-eenheid regelmatig gemaaid of begraasd wordt: geef hieronder een inschatting van het aanwezige graslandtype.

Deze inschatting kan het best in mei-juni gebeuren, voor de (eerste) maaibeurt. Indien noodzakelijk, kan deze inschatting gebeuren op basis van de BWK-code

Fase 0: raaigrasweide (BWK Hx)

Fase 3: graskruidenmix (BWK Hp* en initiële fases van Hc, Hj, Hf, Ha, Hu, Hpr*. Deze initiële of verarmde fasen krijgen vaak een ° toegevoegd Hc°, Hf°, Hu°...).

Fase 1: grassen-mix (BWK Hp of Hp*)

Fase 4: bloemrijk grasland (BWK Hp*, Hpr*, Hc, Hj*, Hf, Ha, Hd, Hu. Extra mooi ontwikkelde vertegenwoordigers krijgen vaak een *: Hu*, Hp*, Ha*, ...)

Fase 2: dominant stadium (BWK Hp of Hp*, Hu°, Hr)

Fase 5: schraalland (BWK Hc, Hj + Ms, Hm, Ha, Hn, Hk, Hd)

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris –standaardfiche KLE (kleine landschapselementen)

5 Noteer de aspectbepalende kruidachtige soorten in de kruidlaag.

6 Noteer de aspectbepalende soorten bomen en struiken in de kruidlaag (hoogte <2m) en schat de bedekking. Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soort: bedekkingsklasse

7 Omschrijf hieronder de gegevens van de KLE’s. haag: soorten: lengte (m): houtkant: soorten: wilg, hazelaar, boskers, spork, lijsterbes, veldesdoorn, esdoorn,…

oppervlakte (are): 148 are knotbomen: soorten: aantal: kwaliteit: gemiddelde diameter: bomenrij of dreef: soorten: lengte: kwaliteit: gemiddelde diameter: hoogstamboomgaard: soorten: aantal : kwaliteit: gemiddelde diameter:

8 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon, enz. nee ja omschrijf:

IV. Bijzondere dier- of plantensoorten

9 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB. De houtkant fungeert als lijnvormig landschapselement dat wordt gebruikt door foeragerende vleermuizen (o.a. meervleermuis)

V. Invasieve exoten

10 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik de bedekkingsklassen vermeld onder vraag 3. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 2 van 3

soorten: Japanse duizendknoop bedekkingsklasse: WT

VI. Cultuurhistorische elementen

11 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen.

VII. Gekende milieuproblemen

12 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – KLE (kleine landschapselementen) - pagina 3

3
van

standaardfiche stilstaande wateren

datum opname naam opnemer 10/4/2019 Peter Claus

I. Identificatiegegevens inventarisatie-eenheid

1 naam natuurbeheerplan of terrein Grenspark GrootSaeftinghe oppervlakte 3,52 ha inventarisatie-eenheid Spaans Fort 4 opmerkingen

II. Actueel vegetatietype

2 Vul het nu voorkomend vegetatietype in (1) Indien slechts één vegetatietype voorkomt: vul alleen eenheid 1 in, indien meer vegetatietypen: vul eerst het vegetatietype in met de grootste bedekking, en daarna de opeenvolgende vegetatietypes in volgorde van dalende bedekking. (2) Indien N2000-habitat (Europees te beschermen habitat) of RBB (regionaal belangrijk biotoop): vul ook de overeenkomstige fiche voor de kwaliteitsbeoordeling in. Eenheid (1) Code Biologische waarderingskaart Overeenkomstig N2000-habitat of RBB (2) Bedekking (%) eenheid 1 ae*+mr 75% eenheid 2 hp+ku 25% eenheid 3 eenheid 4

III. Beschrijving van de vegetatie

3 Beschrijf de watervegetatie.

aspectbepalende soorten: voorkomen van ondergedoken waterplanten (submers): geen planten schaars veel planten, ze bedekken slechts een deel van bodem of water planten groeien tot de oppervlakte in het grootste deel van het waterlichaam bedekking van de waterplanten (%): drijvend emers (uit het water stekend) flab (drijvende draadwieren en algenpakket)

4 Beschrijf de oevervegetatie.

aspectbepalende soorten: riet, lisdodde toestand oever: volledig natuurlijk beperkt aandeel natuurvreemde infrastructuur hoog aandeel natuurvreemde infrastructuur verstoring (betreding door grazers, recreanten, ganzen, andere) breedte van de oevervegetatie (m): <10 meter beschaduwing door struiken, bomen (%): 0%

ANB-00-190403 /////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////
Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4
deel 2: inventaris

5 Zijn er infrastructuurelementen aanwezig?

Bijvoorbeeld: schuilhut, observatiehut, slagboom, omheining, waterput, fontein, ornament, standbeeld, speeltuin, kunstmatige grot, brug, zitbank, bloembak, ondergrondse nutsleiding, bovengrondse nutsleiding, pyloon , enz. nee ja

IV. Kleine landschapselementen (KLE) en/of bijzondere natuurelementen

6 Kruis de in de inventarisatie-eenheid aanwezige kleine landschapselementen en/of bijzondere natuurelementen aan Indien de KLE in een aparte inventarisatie-eenheid opgenomen wordt, vul dan een aparte standaardfiche voor die KLE’s in poel, vijver of ven beek, sloot bron- of kwelzone dreef of bomenrij holle weg knotbomen oude of dode boom op stam met nestholten of nestboom haag houtkant hoogstamboomgaard alleenstaande bomen graft perceelsrandbegroeiing of berm struweel bosje/verbossing

7 Vul aan met meer specifieke gegevens voor de aangekruiste KLE’s. Mogelijke informatie kan zijn: soorten, oppervlakte of lengte of aantal, info over het beheer,…

V. Bijzondere dier- of plantensoorten

8 Beschrijf hieronder de bijzondere dier- en plantensoorten, voor zover ze niet vermeld worden in de fiche ‘kwaliteitsbeoordeling’ voor het hier voorkomende Europees te beschermen habitat of RBB.

VI. Invasieve exoten

9 Zijn er invasieve exoten aanwezig?

Som de soorten op en schat de bedekking, voor zover dit niet opgenomen is in de fiche voor de kwaliteitsbeoordeling Gebruik hiervoor volgende bedekkingsklassen: A (afwezig); WT (weinig talrijk): <<5% bedekking & 1-49 individuen/ha ; T (talrijk): <5% bedekking & ≥ 50 individuen B (bedekkend): 5-25% bedekking / KB (kwart bedekkend): 25-50% / HB (half bedekkend): 50-75% / D (dominant): ≥75%. De oppervlakte van de inventarisatie-eenheid = 100%. soorten: Watercrassulla, bamboe,… bedekkingsklasse: KB

VII.

VIII. Gekende milieuproblemen

Natuurbeheerplan type 2, 3 of 4 – deel 2: inventaris – standaardfiche stilstaande wateren - pagina 2 van 2

Cultuurhistorische elementen 10 Omschrijf de aanwezige cultuurhistorische elementen. Uitwateringsconstructie naar de Noord-Zuidverbinding
11 Noteer de op het terrein duidelijk waarneembare knelpunten inzake milieu.
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort Bijlage10:globaalkaderen ambieniveau GlobaalKader Ambieniveau Type3 Type4 Legenda

Legenda

BosorchisXRietorchis2018

BosorchisXVleeskleurigeOrchis2018 Moeraswespenorchis2018

Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe
Deelgebied:DrijdijckenSpaans Fort Bijlage12:groeiplaatsen orchissenSF-1
Bijlage13:beheerobjecten Beheereenheid Beheerobjecten
Legenda
Natuurbeheerplan GrensparkGroot-Saeinghe Deelgebieden:Drijdijcken SpaansFort
In-enuitwateringsconstruce
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.