19 minute read

Klanken van oorlog in de muziek

In Vlaamse velden

In Vlaamse velden klappen rozen open Tussen witte kruisjes, rij op rij, Die onze plaats hier merken, wijl in 't zwerk De leeuweriken fluitend werken, onverhoord Verstomd door het gebulder op de grond. Wij zijn de doden. Zo-even leefden wij. Wij dronken dauw. De zon zagen wij zakken. Wij kusten en werden gekust. Nu rusten wij In Vlaamse velden voor de Vlaamse kust. Toe: trekt gij ons krakeel aan met de vijand. Aan u passeren wij, met zwakke hand, de fakkel. Houd hem hoog. Weest gij de helden. Laat de doden Die wij zijn niet stikken of wij vinden slaap noch Vrede - ook al klappen zoveel rozen open In zovele Vlaamse velden.

Advertisement

Tekst John McCrae (1872-1918) vertaling Tom Lanoye

Oorlog plaatst componisten voor een lastig dilemma: hoe zet je het gruwelijke om in muziek? Misschien leent muziek zich wel veel beter voor verzet, vrede en vrijheid,

Muziek is alomtegenwoordig in oorlog. Opzwepende marsen en liederen begeleiden soldaten naar het slagveld. Achter de frontlinie zorgt muziek voor afleiding en biedt troost. Oorlogsgeweld

laat ook componisten niet onbewogen. Terwijl sommigen hun activiteiten staken, zijn anderen net zeer productief en gebruiken hun muziek als uitlaatklep voor de vele intense emoties. De klank van onschuld, verwoesting en hoop is onmiskenbaar verweven in hun werken. Veel veldslagen en oorlogen leven voort in hun composities. Op die manier probeerden componisten een plaats te geven aan de gruwel.

OUVERTURE 1812 – Pjotr Iljitsi TSJAIKOVSKI

Ouverture 1812, geschreven door de Russische componist Pjotr Iljitsi Tsjaikovski in 1880, toont de enorme culturele impact van de Napoleontische oorlogen en hun plaats in het Europese geheugen. Het herdenkt Napoleons mislukte invasie van Rusland in 1812 - een ramp voor de Fransen die leidde tot de nederlaag en ballingschap van Napoleon op het eiland Elba.

In 1880 kreeg de grote Russische componist Tsjaikovski de opdracht om een muziekstuk te schrijven bij het zilveren regeringsjubileum van tsaar Alexander II en ter gelegenheid van de inwijding van de nieuwe kathedraal van Christus de Verlosser, gebouwd als dank voor de Russische overwinning op de Fransen in 1812. Het resultaat was de “Ouverture 1812, Opus 49”, snel geschreven in zes weken.

De compositie vertelt het verhaal van Napoleons invasie van Rusland in muziek. Het begint met een klaaglijke religieuze melodie gespeeld door cello's en altviolen die de nood van het Russische volk uitbeelden terwijl hun land wordt binnengevallen door het tot nu toe onoverwinnelijke Franse leger. De Russen zijn zo slecht voorbereid en slecht uitgerust dat het enige wat de mensen kunnen doen bidden is om verlossing. De muziek beweegt zich door een mengeling van pastorale en krijgshaftige thema's die de toenemende ellende van het Russische volk weerspiegelen naarmate de Fransen oprukken.

Maar dan komt de bloedige slag bij Borodin op 7 september waarbij zo'n 70.000 slachtoffers vielen. Borodin bleek een keerpunt voor de Russische verdedigers en op dit punt in de score zijn

kanonschoten te horen die de tonen van La Marseillaise overstemmen. Traditionele volksmuziek komt naar voren als de tsaar wanhopig een beroep doet op het Russische volk om het vaderland te verdedigen. De Marseillaise wordt opnieuw gehoord in contrapunt met volksmuziek terwijl de legers botsen en Moskou in brand staat. Terwijl de Fransen zich terugtrekken in de ijskoude winter, speelt de grote percussiesectie haar rol in een crescendo van afvurende kanonnen en kerkklokken die in dankzegging luiden. Napoleon kwam nooit echt over zijn nederlaag heen en verloor drie jaar later zijn laatste slag bij Waterloo.

De Ouverture 1812 werd meteen populair en is dat tot op de dag van vandaag gebleven. Het gaat soms gepaard met het geluid van een echt kanon en wordt vaak gebruikt als achtergrondmuziek bij grote vuurwerkshows. Tsjaikovski had een hekel aan zijn compositie. Hij vond het erg luidruchtig en zonder artistieke verdienste, "geschreven zonder warmte of liefde". Het leverde hem en zijn nakomelingen echter enorme bedragen op.

PIANOCONCERT VOOR LINKEHAND IN D – Maurice RAVEL

Paul Wittgenstein werd geboren in 1875 in een rijke, invloedrijke Weense familie. Hij was de zevende van acht kinderen, die allemaal muzikaal begaafd waren. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Paul voor militaire dienst opgeroepen. Tijdens een aanval op Oekraïne werd hij in zijn ellenboog geschoten en gevangengenomen door de Russen. Als gevolg van zijn verwondingen moest zijn rechterarm geamputeerd worden. Hij herstelde in een krijgsgevangenenkamp in het Siberische Omsk en besloot om zijn muzikale carrière met één arm verder te zetten. Desondanks bouwde Wittgenstein na de oorlog een succesvolle carrière op. Hij slaagde erin een techniek voor linkerhand tot het uiterste te perfectioneren

Het aanzienlijke fortuin van de familie, en waarschijnlijk zijn familienaam, stelde Paul in staat om meer dan een dozijn werken voor linkshandige piano te bestellen bij componisten zoals Franz Schmidt, Erich Korngold, Paul Hindemith, Richard Strauss en later Ravel, Prokofiev en Benjamin Britten. Hij was niet bijzonder gemakkelijk in de omgang; hij hield niet altijd van het eindresultaat van de opdrachten. Vaker wel dan niet, mopperde hij over hun.

Het “Pianoconcert voor linkerhand in D” uit 1932, dat de componist Maurice Ravel schreef voor Paul Wittgenstein is subliem. De première vond plaats in 1932 met Wittgenstein zelf aan de piano. Er bestaat eveneens een uitvoering voor twee piano’s, deze is tot ongenoegen van de componist bewerkt door Wittgenstein en veroorzaakte een levenslange ruzie.

Het is alsof je vliegtuigen hoort overvliegen. Het gebrom is angstaanjagend. En dan het klagend fagotthema ondersteund door een marcherend orkest spelend in het allerlaagste register. Plots komt daar de piano, bespeeld door slechts één hand, de linker. Horen we hier leed en verschrikking van de oorlog? Horen we troepenverschuivingen? Het zou best kunnen want Ravel kende de geluiden van de oorlog, Hij had tenslotte als hospik de ellende van de oorlog van heel dichtbij meegemaakt.

SYMFONIE NR.3 OP. 36 – Henryk GORECKI

De Poolse componist Henryk Górecki werd geboren in Silezië in 1933 en studeerde aan het Katowice Conservatorium en in Parijs bij Olivier Messiaen. Zijn latere carrière maakte hij grotendeels in Katowice, waar hij werd aangesteld als docent aan het conservatorium. Hij won een aantal belangrijke prijzen voor compositie in binnen- en buitenland, maar eerdere successen werden overschaduwd door de fenomenale populariteit van zijn Derde Symfonie, die een veel grotere aantrekkingskracht heeft gehad dan men had kunnen voorspellen. Górecki's muzikale idioom heeft zich gaandeweg ontwikkeld tot een taal van grote originaliteit. In vroegere jaren beïnvloed door het serialisme, zoals veel andere componisten, toont hij later de meer openlijke invloed van Messiaen. Górecki onderzocht onvermoeid klankstructuren om nieuwe uitdrukkingsmiddelen te vinden. De schrille disharmonieën van zijn vroegere werken maakten plaats voor rijke, expressieve harmonieën en eenvoudige melodieën, waardoor ook zijn beroemde “Symfonie nr.3 op. 36” wordt gekenmerkt. De dikwijls intense sfeer van zijn late werk maakte hem wereldwijd beroemd. Zijn muziek werd dan ook bijna even goed verkocht als popmuziek.

“Symfonie nr.3 op.36” ook bekend als de “Symphony of Sorrowful Songs” werd tussen oktober en december 1976 in Katowice geschreven en opgedragen aan de vrouw van Górecki. Het jaar daarop werd het voor het eerst uitgevoerd op het avant-garde Festival van Royan. Een solosopraan zingt Poolse teksten in elk van de drie delen. Het eerste deel begint met een canon voor strijkers, geleidelijk opbouwend door het orkestrale register, beginnend met de contrabassen en toenemend in toonhoogte en intensiteit. De kern van de beweging is de 15e-eeuwse Poolse Bewening van het Heilige Kruis-klooster, waarin de Moeder van Christus haar stervende Zoon smeekt om met haar te spreken. Hierna wordt de canon hervat, dalend, zoals voorheen, zowel in toonhoogte als intensiteit, langzaam aflopend om te eindigen met de enkele melodische lijn, de cantus firmus waarmee de beweging was begonnen.

Het tweede en derde deel van de symfonie zijn samen even lang als het eerste deel. Het tweede deel vormt een onmiddellijk contrast met de sombere elegische toon van het eerste. De woorden van het lied zijn niettemin tragisch, een gebed dat op de muur van een Gestapo-cel is gekrast

door een achttienjarig Pools meisje dat bescherming zoekt bij de Koningin van de Hemel en waarvan de tekst luidt: “Nee moeder, huil niet. Meest kuise koningin van de hemel steun me altijd. Ave Maria”

De melodische lijn is droevig maar lyrisch in zijn zachte schoonheid, die het hart van de luisteraar raakt, mede vanwege zijn tekstuele en historische bron, waaraan de muziek nog meer ontroering toevoegt. Een herhaald motief introduceert het derde deel, met zijn volkslied waarin een moeder klaagt over het verlies van haar zoon, wiens lichaam ze nu zoekt. De symfonie eindigt met een uitdrukking van hoop, waardoor de jongen, gedood door wrede vijanden, in vrede kan rusten, gesust door Gods zangvogels en omringd door de bloemen van God. Deze symfonie is niet alleen geschreven ter nagedachtenis van de Holocaust, maar was ook bedoeld als eerbetoon aan het Poolse volk, de cultuur en het geloof.

SYMPHONY Nr. 7 in A major op.92 - Ludwig VAN BEETHOVEN

Al meteen bij de première in 1813 werd het publiek gegrepen door de “Symphony nr.7 in A major op.92” van Beethoven, een compositie in vier delen. Het werk werd door het publiek zo geestdriftig ontvangen dat het tweede deel, het Allegretto, direct als toegift moest worden herhaald. Ruim 200 jaar later brengt het nog steeds iedereen in vervoering die het hoort. Met een haast processieachtig ritme en eenvoudige harmonieën wordt de muziek uitgebouwd tot een meeslepend hoogtepunt. Het roept een diep gevoel van vervreemding op, met een zwaarte die je naar beneden trekt en je tegelijkertijd tot grote hoogte laat vliegen.

Beethoven schreef zijn “Symphony nr.7” tijdens een verblijf in het Boheemse kuuroord Teplice, waar hij hoopte zijn slechte gezondheid te verbeteren. De première ervan was tijdens een benefietconcert voor soldaten die bij de Slag van Hanau gewond waren geraakt — Beethovens tijd werd gemarkeerd door politieke onderdrukking, de Franse Revolutie en het oprukkende leger van Napoleon. Beethoven dirigeerde zijn werk zelf en zou het publiek hebben toegesproken met de woorden: "We zijn allemaal vervuld met niets anders dan het pure gevoel van liefde voor ons vaderland en de vreugdevolle opoffering van onze kracht voor hen die zoveel voor ons hebben opgeofferd." Het Weense publiek, moe en gedesillusioneerd door Napoleons bezetting (18051809) en hopend op een overwinning, omarmde de energie en de kracht van de symfonie. Naast de talrijke fans waren er ook mensen die het werk niet zo fantastisch vonden; zo noemde Carl Maria von Weber de baslijn in het eerste deel het bewijs dat Beethoven "rijp was voor het gekkenhuis".

Richard Wagner was daarentegen ontzettend enthousiast over het stuk. Hij zei het volgende: "Alle tumult, al het verlangen en de stormen van het hart, komen hier samen in de zalige brutaliteit van puur geluk. Het neemt ons met wilde kracht mee door de natuur, door alle stromen en zeeën van het leven, schreeuwend in zelfbewustzijn terwijl we met deze sferische dans door het universum galmen. Deze Symfonie is de Apotheose van de Dans: het is dans op zijn best, de grootsheid van lichamelijke beweging samengevoegd in een ideale toonvorm."

De inleiding brengt geestdrift en blijmoedigheid

Het tweede deel van de 'Zevende Symfonie' is waarschijnlijk het bekendste . Het wordt zelfs dikwijls als een opzichzelfstaand stuk gebruikt. Ook in de filmwereld is het een geliefde soundtrack. Zo is het te horen tijdens de speech in 'The King's Speech', in 'Knowing', 'The Fall' en 'Diplomatie'.

Het derde deel is vitaal en getuigt wederom van een zekere blijdschap. De boerendansen in het slotdeel zijn op het balorige af. Vol melodische schoonheid en ritmische vindingrijkheid stevent het orkest op het einde af.

SYMFONIE NR.7 – LENINGRAD-SYMFONIE - Dmitri SHOSTAKOVICH

“Op die rustige zomerochtend van 22 junin1941 was ik op weg naar het Leningrad Station om mijn favoriete zondagse voetbalwedstrijd te zien”, schreef Dmitri Shostakovich. “Ons vruchtbare, constructieve bestaan werd ruw verbrijzeld”. De nazi-invasie in Rusland had Hitlers legers naar de poorten van Leningrad gebracht, waar ze het beleg voerden.

Symfonie nr.7 van Dmitri Shostakovich is een werk dat als geen ander door de geschiedenis werd vormgegeven. Vanaf september 1941 belegerden Duitse soldaten Leningrad, het huidige SintPetersburg. Shostakovich was een van de drie miljoen mensen die vast kwamen te zitten. Diep onder de indruk van de Duitse dreiging besloot hij het eendelige werk waaraan hij toen aan het schrijven was, om te vormen tot een vierdelige Leningradsymfonie, “gewijd aan de strijd tegen het fascisme”. Tegen die achtergrond componeerde Sjostakovich zijn symfonie als een kreet van afschuw, maar die tegelijk hoop wilde bieden.

Het Beleg van Leningrad zou uiteindelijk 871 dagen duren en aan ruim één miljoen burgers het leven kosten. Shostakovich wist echter na minder dan een maand de stad te ontvluchten en kon zijn symfonie elders afwerken. De première werd gespeeld door het Bolshoitheaterorkest, toen in ballingschap, en uitgezonden in heel Rusland. De musici waren afkomstig van stedelijke orkesten in verval en voelden zich amper bij machte te spelen. Maar ze speelden – tegen hun ellende in, over hun ellende heen.

Dank zij de quasi onmiddellijke radio-uitzending op 29 juni 1942 door het London Symphony Orchestra o.l.v. Henry Wood, gevolgd door de uitvoering tijdens een Concert of the Proms in de Royal Albert Hall, werd de symfonie snel buiten Rusland bekend. Voor de Amerikaanse première was in april 1942 een microfilm van de partituur vanuit Teheran en Caïro per vliegtuig naar de Verenigde Staten gevlogen.

Naar Sjostakovich eigen woorden, verklankt de eerste beweging het vredig leven in de oogstmaand augustus in Leningrad. De sfeer is eerder vol vreugde en opgewekt. Maar dan pakken zich de donkerste wolken boven het land samen. De Sovjetburgers wisten dat zij onoverwinnelijk waren. Het scherzo en het adagio verklanken het vertrouwen in de aanstaande overwinning, rechtvaardigheid en geluk en de finale verklankt de overwinning.

De “Leningrad Symfonie” genoot tot op het einde van de jaren veertig grote populariteit. Maar later raakte het werk uit de gratie en werd het pas in de jaren zestig weer populair. Ondanks de vaak voor de hand liggende effecten, is de “Symfonie nr.7” van Shostakovich een aangrijpend stukje hedendaagse geschiedenis.

WELLINSTONS SIEG ODER DIE SCHLACHT BEI VITTORIA – Ludwig VAN BEETHOVEN

In het jaar 1813 zag Napoleon zijn rijk verzwakken: na de rampzalige terugtrekking uit Rusland, eind 1812, moest de Franse keizer Spanje verlaten. Op 21 juni 1813 behaalde de hertog van Wellington, aan het hoofd van de Britse, Spaanse en Portugese troepen, een grote overwinning op de Franse troepen in Vittoria, in het Baskenland. Beethoven verwelkomde de nederlaag van zijn voormalige held met vreugde: door tot keizer gekroond te worden, was Napoleon - die hij ooit bewonderde - in zijn ogen een dictator geworden die de idealen van de Franse Revolutie met voeten trad.

Tijdens de zomer en herfst van 1813 componeerde Beethoven, om deze gebeurtenis te vieren, eerst het tweede deel van dit werk, “de Symfonie van de Overwinning” , die hij schreef voor een merkwaardig instrument ontwikkeld door zijn vriend Johann Nepomuk Mälzel, de panharmonic Hij voltooide de compositie "Wellingtons Sieg oder die Schlacht bei Vittoria" in oktober. Vervolgens herschreef hij dit stuk voor een orkest dat zwaar koper en slagwerk zingt.

"Wellington's Victory" ging in première op 8 december 1813 tijdens een concert ten voordele van geallieerde soldaten die gehandicapt waren in de strijd. In hetzelfde concert ging de 7’de symfonie in première. De symfonie was een hit, maar "Wellington's Victory" was een nog grotere hit, een publiekslieveling en het werd het populairste werk van Beethoven.

De Battle-beweging (de veldslag) begint met drums en trompetten, gevolgd door "Rule, Britannia!" om het Britse leger te vertegenwoordigen. Dan klinken drums en trompetten van het Franse leger.

We zouden kunnen verwachten dat Frankrijk vertegenwoordigd zou worden door "La Marseillaise" (zoals in Tsjaikovski's "Ouverture 1812" uit 1880), maar "La Marseillaise" was te nauw verbonden met de revolutie. Onder het bewind van Napoleon en vele jaren daarna was het niet meer toegestaan. "La Marseillaise" werd destijds ook als verraderlijk beschouwd in Wenen, dus om Frankrijk te vertegenwoordigen, gebruikte Beethoven het Franse volkslied "Marlbrough s'en va-t-en guerre."

Na de introductie van de twee legers woedt de strijd waarin Engelse en Franse kanonnen worden vertegenwoordigd door basdrums.

De Victory-beweging van "Wellington's Victory" omvat variaties op basis van "God Save the King" in het tempo van een menuet en als een fugato.

SYMFONIE NR.100 – ( MILITAIRE SYMFONIE) – Franz Joseph HAYDN

Op uitnodiging van impresario J.P. Salomon die concerten in de Londense Hanover Square Rooms organiseerde, schreef Haydn te beginnen in 1790 en later nog eens in 1795 tweemaal zes symfonieën voor het mondaine en veeleisende Londense publiek dat hem had ontvangen als “de grootste componist ter wereld”. Met deze composities maakte hij zijn reputatie helemaal waar.

De “Symfonie Nr.100” ging in maart 1794 in première tijdens één van de “Salomon’s Concerts” in de Hannover Square Rooms in Londen. De titel “Militaire symfonie” stond niet op de handgeschreven partituur maar Haydn gebruikte de titel wel tijdens het concert op 4 mei 1795, waar ook zijn symfonie nr. 104 in première ging. De bijnaam “Militaire Symfonie” kwam door de bezetting. De titel verwijst nl. naar de tweede en vierde beweging, waarin de associatie van een militaire band ontstaat door het gebruik van pauken, triangel, cimbalen en grote trom. De tweede beweging bevat daarenboven ook een trompet-sonnerie. Dit type muziek ontstond na 1720, na verschillende Turkse oorlogen in Venetië en Oostenrijk. Het werd beïnvloed door de militaire bands van de Janitsaren (Turkse voettroepen) en was vooral in Wenen populair als “Turkse muziek” of “Janitsarenmuziek”. Maar, bij de eerste uitvoering associeerde het publiek Haydns muziek waarschijnlijk meer met de gewapende conflicten in Frankrijk dan met de historische terugblik op de Turken. In 1793 hadden de Fransen hun koning Lodewijk XVI terechtgesteld en het republikeinse Frankrijk was in oorlog met bijna alle Europese monarchieën, waaronder Pruisen, Oostenrijk en Engeland. Bij een bezoek aan Engeland ondervond Haydn de gevolgen van nabij: er waren toen talrijke vluchtelingen uit oorlogsgebieden die zich verdrongen in Londen. De “Militaire”, tweede beweging was afgeleid van de reeks variaties uit het Allegretto van zijn “Concerto for Lire Organizzata in G”, dat Haydn in 1786 -1787, componeerde voor Ferdinand IV, koning van Napels. Haydn voerde tijdens zijn Londense concerten trouwens ook andere werken uit die hij oorspronkelijk componeerde voor koning Ferdinand, waarbij de lira’s dan vervangen werden door een fluit en een hobo.

Deze “militaire' symfonie” is gevuld met de geluiden van het slagveld. Na de première schreef een journalist voor de Morning Chronicle : « Het is het oprukken naar de strijd... en de opmars van mannen, het weerklinken van de aanval, het donderen van het artillerievuur, het wapengekletter, het gekreun van de gewonden, en wat men wel het helse oorlogsgebrul kan noemen, nam toe tot een climax van afschuwelijke verhevenheid ».

Toch vinden al deze militaire verwijzingen plaats in de context van statige elegantie en zelfs humor. Deze muziek is een wervelwind van energie en verrassing.

THE PLANETS – MARS - Gustav HOLST

Gustav Holst verwierf naam en faam met zijn compositie “The Planets”, een werk voor groot symfonisch orkest, gecomponeerd in het eerste oorlogsjaar 1914. Zo bestudeerde de componist zeven planeten van het zonnestelsel en gaf ze elk hun klankkleur: Mars die oorlog brengt, Venus die vrede brengt, Mercurius de gevleugelde boodschapper, Jupiter die vreugde brengt, Saturnus die ouderdom brengt, Uranus de magiër en Neptunus de mysticus.

In de astrologie en de mythologie is Mars de god van de oudheid naar wie ook de planeet is genoemd, de belichaming van oorlog, daadkracht en passie.

Het eerste deel van het werk “Mars, Bringer of War” ontstond in mei 1914. Het bleek een gruwelijke profetie van dood en verwoesting, want in augustus van dat jaar brak de Eerste Wereldoorlog uit. In dit deel heeft Holst de brute realiteit van oorlog voeren vastgelegd in een rammend en rammelend vijfdelig ritme. Een geweldig en gewelddadig ostinato waarin de noten met de ritmische precisie van een mitrailleur afgevuurd worden. Het werk ademt dreiging en bruut machtsvertoon. De onheilspellende mars, beeldt het stompzinnige van de oorlog uit.

Op het schutblad van de partituur van “ 'The Planets” staat voor de laatste keer zijn echte naam: Gustav von Holst. Uit afkeer van de Duitsers liet hij het 'von' voorgoed uit zijn naam verwijderen.

Gustav Holst was veertig jaar oud toen de oorlog uitbrak en werd afgekeurd voor de actieve dienst. Toen de oorlog uitbrak had hij de maximale leeftijdsgrens voor vrijwilligers overschreden

en had hij een aantal gezondheidsproblemen, waaronder een ernstig slecht gezichtsvermogen. Het Britse leger keurde hem af voor dienst en Holst hervatte zijn taken als muziekpedagoog. Maar Holst voelde zich gefrustreerd doordat zijn vrienden en familie bijdroegen aan hulp te bieden in de oorlogsgebieden. Toen zijn voormalige leerling George Butterworth in de oorlog omkwam, was Holst vastbesloten zijn steentje bij te dragen. Hij kreeg eindelijk zijn kans toen de YMCA Holst een post als Musical Organizer aanbood aan troepen aan het Oostfront die wachtten op demobilisatie. Uiteindelijk vertrok hij naar Saloniki, Griekenland, waar hij muziek doceerde en concerten voor soldaten organiseerde. Toen Gustav Holst terugkeerde naar Groot-Brittannië schreef hij in de zomer van 1919 zijn “Ode to Death” naar een gedicht van Whitman, een compositie ter nagedachtenis aan vrienden die omkwamen in de Eerste Wereldoorlog. Het is een koorwerk waarin gezongen wordt over de verspilling en zinloosheid van oorlog voeren. De muziek wordt gekenmerkt door stille berusting vol ruimte en stralende schoonheid.

A PASTORAL SYMPHONY – Ralph VAUGHAN-WILLIAMS

Ralph Vaughan Williams verwerkte zijn oorlogservaringen in zijn “A Pastoral Symphony”, een elegie voor zijn omgekomen kameraden. Vaughan Williams was al 42 jaar oud toen hij zich in augustus 1914 aanmeldde voor vrijwillige dienst in het leger. Hij werd als ordonnans gestationeerd in Écoivres in Frankrijk waar hij als ambulancier werkte. Zijn symfonie gaf hij de bijnaam “ Pastorale “ en lang dacht men dat Vaughan Williams het Britse landschap geschilderd had. Hijzelf verklaarde later dat het om oorlogsmuziek ging en dat de landschappen die van Noord-Frankrijk waren. Een groot deel van het werk ontstond terwijl hij dag en nacht met de ziekenwagen met gewonde soldaten een steile helling opreed naar Ecoivres en daar een prachtig Corotlandschap zag.

In het tweede deel van de symfonie blaast een trompet een wondermooie cadens. Het is een herinnering aan een bugelspeler die zich ooit vergiste en in plaats van een octaaf een septiem speelde. En in het laatste deel zingt een sopraan buiten de concertzaal een woordloze melodie die als een verre echo over de vlakten dwaalt, een elegie voor hen die in de loopgraven achterbleven.

CVC

This article is from: