
20 minute read
200 jaar geleden werd de componist César Franck geboren
CESAR FRANCK GEBOREN
Het leven van César Franck omvatte de meest belangrijke muzikale gebeurtenissen van de negentiende eeuw. Beethoven stierf toen Franck nog maar vijf jaar oud was. Als jongen leerde hij Hummels pianoconcert spelen terwijl Hummel nog leefde. Hij overleefde Liszt met vier jaar en hij leefde om Debussy zijn “Cinq Poèmes” van Baudelaire te zien publiceren en Richard Strauss “Tod und Verklärung” te horen. Francks eigen invloed op de wereld blijkt uit zijn late meesterwerken. Zijn hele groep Franse discipelen bekend als de Frankisten, hebben ons ook zijn grote invloed nagelaten. Ondanks dit alles was Franck een rustige man. Hij zocht geen eer, hij gaf er de voorkeur aan het leven van een organist te leiden in de kerk Sainte-Clotilde. Franck is een van de grote meesters componisten en muzikanten in de geschiedenis van de Westerse muziek geworden. Van zijn zonnige “Vioolsonate in A-Majeur” tot de ingewikkelde “Variations Symphoniques” voor piano en orkest, alsook zijn orgelwerken, elke reis door Francks muziek is zeker en vast de moeite waard.
Advertisement
César Franck, Belgisch/Frans componist, pianist, organist en muziekpedagoog, werd geboren op 10 december 1822 in Luik, toen deze stad nog deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het geboortehuis was een bijgebouw van het hotel Grady in de rue Saint-Pierre nr 24 in het centrum van Luik waar zijn vader werkte. Heden is het een modern appartement waarvan de buitengevels nog de sporen van het verleden vertonen. Een herdenkingsplaat herinnert het verblijf van de componist in deze woning. Enkele stappen daar vandaan werd César gedoopt in de collegiale kerk Sainte-Croix.
Zijn moeder Marie-Catherine Barbe Frings Franck werd geboren te Aken en zijn vader Nicolas Joseph Franck kwam uit Gemmenich, destijds Hertogdom Limburg.
Op jonge leeftijd had de kleine César reeds interesse in muziek en tekenen. Zijn vader droomde reeds dat zijn zoon zoals Franz Liszt een wonderkind zou worden en dat hij de familie beroemd en rijk zou maken. Het was de wens van zijn ambitieuze en tirannieke vader dat zijn zoon een carrière als concertpianist zou opbouwen. Daarom moest de kleine César Franck reeds op 8 jarige leeftijd notenleer, piano en orgel gaan studeren aan het Koninklijk Conservatorium van Luik. In 1834 behaalde hij zijn einddiploma eerste prijs notenleer en piano en begon hij harmonieleer te studeren. César Franck gaf zijn eerste concerten in 1834 waarvan een voor Koning Leopold I.
Ondanks de prille jeugd van zijn zoon, organiseerde vader Franck een reeks concerten, niet alleen in Luik, maar ook in Brussel en Aken. Omwille van het groot succes zag de vader het nog grootser en verhuisde hij in 1835 met zijn gezin naar Parijs, in de hoop dat zoonlief in de grootstad nog meer succes zou kennen en er ook beroemder zou worden. César en zijn jongere broer Joseph volgden privélessen contrapunt en piano in Parijs bij Anton Reicha en Pierre Zimmerman. Beide heren waren ook professor aan het Conservatorium van Parijs. Toen Reicha enkele maanden later overleed, probeerde vader Nicolas-Joseph de twee zonen aan het conservatorium te laten studeren. Het conservatorium accepteerde echter geen buitenlanders en Nicolas-Joseph was verplicht om voor zijn gezin het Franse staatsburgerschap aan te vragen, hetgeen hem in 1837 werd verleend. In tussentijd organiseerde Nicolas-Joseph -meestal met succes- concerten en recitals in Parijs met een of beide zonen die populaire muziek uit die periode speelden.
De jonge César en zijn broer begonnen in 1837 hun studies aan het conservatorium waar César zijn pianostudies verderzette bij Joseph Zimmerman en compositie bij Aimé Leborn. Hij behaalde er de eerste prijs voor piano en contrapunt. Tevens studeerde hij orgel bij François Benoist en behaalde de tweede prijs in 1841. Zijn betrachting was de “Prix de Rome” te behalen. Dit was een in Frankrijk ontstane muziekprijs voor kunstenaars tussen de 20 en 30 jaar, bestaande uit een toelage die hen in staat stelde een tijd in Rome te studeren in de Villa Médecis. Terwijl César studeerde gaf hij op vraag van zijn vader ook privélessen en concerten, sommige samen met zijn broer, andere als solist met eigen composities. De concerten uitgevoerd door de jonge César hadden veel succes, maar de promotie die vader Franck voor zijn zonen voerde ergerde de journalisten en critici van de Franse muziektijdschriften. De hele toestand liep uit te hand toen de belangrijkste criticus van de Revue et Gazette musicale geen enkele gelegenheid liet voorbijgaan om de agressieve pretentie van vader Franck te hekelen. Deze toestand was waarschijnlijk de oorzaak dat vader Nicolas-Joseph besliste Frankrijk te verlaten.
Alvorens César kon meedingen naar de destijds prestigieuze “Prix de Rome”, moest hij van zijn vader het conservatorium verlaten en verhuisde de familie terug naar België. Het gezin vestigde zich in Brussel. Hier had de jonge Franck niet veel succes omdat zijn werk niet commercieel genoeg was en ook de sponsering uitbleef. Vader besloot dat zoonlief terug moest lesgeven en concerteren in Parijs. Na ongeveer twee jaar in Brussel keerde het gezin terug naar Parijs.
Ondertussen had César ook niet stil gezeten en had hij al enkele werken voor trio: piano, viool en cello gecomponeerd. De componist Franz Liszt moedigde hem aan en gaf zijn waardevolle opmerkingen. Liszt voerde de werken zelf enkele jaren later uit in Weimar. In 1843 begon César aan zijn eerste niet kamerwerk het “Oratorium Ruth”. Het werk ging in 1845 voor enkele
componisten zoals Liszt en Meyerbeer en andere belangrijke notabelen in première. Begin 1846 werd het werk omwille van zijn eenvoud, door het publiek met veel onverschilligheid onthaald. De compositie zou pas in 1872 na bewerking opnieuw met succes worden uitgevoerd.
Franck was nog niet zeker over zijn toekomst en ambitie. Twee belangrijke veranderingen in zijn leven zouden de rest van zijn toekomst bepalen.
César Franck was bevriend met zijn piano-leerlinge en actrice Eugénie-Félicité-Caroline Saillot die hij al jaren kende van aan het conservatorium. Haar ouders waren lid van de Comédie Française en traden op onder de artiestennaam Desmousseaux. Het ouderlijk huis van Félicité was tevens een toevluchtsoord voor César wanneer hij wilde ontsnappen aan zijn bemoeizieke vader. Omdat het gezin in het theater werkte werd het door vader Franck ongeschikt bevonden en verbood hij César alle contact met Félicité. Toen Nicolas-Joseph in 1846 toevallig achter de ontluikende liefde van het koppel kwam en tussen de papieren van César een compositie vond opgedragen aan mademoiselle F. Desmousseaux, met de vermelding “met aangename herinneringen”, verscheurde hij het werk in bijzijn van zijn zoon. César ging onmiddellijk naar het huis van de familie Desmousseaux , schreef het werk opnieuw uit zijn hoofd en overhandigde het aan Félicité. Hierdoor werd de relatie met zijn vader nog slechter. Vader Franck verbood hem zich te verloven of te huwen met Félicité. Zijn moeder steunde haar zoon maar hield zich volledig buiten het conflict tussen vader en zoon. Een tijdje later was de maat vol en César pakte zijn koffers, verliet het ouderlijk huis en nam zijn intrek bij de familie Desmousseaux, waar hij met open armen werd ontvangen. César nam het besluit een ander mens te worden. Tijdens zijn verblijf bij de familie Desmousseaux werd hij oprecht verliefd op Félicité. Op zijn 25e. verjaardag liet hij zijn vader weten dat hij ging trouwen. Het huwelijk vond plaats op 22 februari 1848 in de parochiekerk Notre-Dame-de-Lorette , tijdens de maand van de Parijse opstand. Om aan de kerk te komen moest het gezelschap over de barricades klimmen die door de revolutionairen waren geplaatst. De ouders van César waren ondertussen verzoend met het huwelijk en woonden de plechtigheid bij. Om zijn familie te kunnen onderhouden moest de componist privélessen geven.
Reeds lang droomde César Franck van een functie als organist, vooral omdat het hem een vast inkomen zou bezorgen. In 1847 werd hij aangesteld als assistent-organist in de kerk NotreDame-de-Lorette, de eerste van een opeenvolging van steeds belangrijker functies als organist. César Franck was Rooms-Katholiek en nu had hij de gelegenheid zich volledig te wijden aan de rituelen en vaardigheden die nodig waren voor een openbare eredienst. Ook had hij de gelegenheid om af en toe de hoofdorganist Alphonse Gilbat te vervangen. In 1851 werd hij organist van de kerk Saint-Jean-François du Marais. In 1858 werd hij aangesteld als organist en kapelmeester van de kerk Sainte-Clotilde. De kerk genoemd naar de tweede vrouw van Clovis was de eerste neogotische kerk in Frankrijk. In 1897 werd de kerk door paus Leo XIII tot basiliek gewijd. Franck bleef daar organist tot aan zijn overlijden. Enkele maanden na zijn aanstelling werd hij in deze kerk titularis van een nieuw prachtig orgel van de beroemde instrumentenbouwer Aristide Cavaillé-Coll.
De concerten en improvisaties van César na de misvieringen werden massaal bijgewoond. Geïnspireerd door het orgelspel van Jacques-Nicolas Lemmens, leraar aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel, verbeterde César zijn pedaalgebruik en ontwikkelde een zeer persoonlijke improvisatiestijl. Met dit prachtige nieuwe orgel ontstond de vruchtbare bodem waarop zijn nieuwe orgelcomposities tot bloei konden komen. Maar ook een vruchtbare bodem voor een geheel nieuwe impuls van het componeren voor orgel. De uren die César aan het orgel in deze kerk doorbracht, losten veel dissonante levensklanken op en brachten hem weer in een harmonisch evenwicht. Hij componeerde ook honderden orgelwerken voor de liturgische erediensten.
De speelvaardigheden van César en zijn liefde voor het nieuwe orgel leidde tot een samenwerking met de orgelbouwer Cavaillé-Coll en César reisde naar de grote steden in heel

Frankrijk om op de orgels van Cavaillé-Coll te concerteren. Zijn concerten en improvisaties werden overal bekend en hij had naam en faam als muzikant en componist.
In de periode 1860-1862 schreef hij met succes “Six Pièces” voor orgel. Deze composities werden door César opgedragen aan zijn collega’s-componisten en organisten, aan zijn leermeester Benoist en aan de instrumentenbouwer Cavaillé-Coll.
Zijn werken werden populair en gepromoot door de Société Nationale de Musique, een vereniging in Parijs die zich inzette voor de verspreiding van Franse muziek. Een werk van Franck was het openingsstuk bij het eerste concert dat door deze vereniging in november 1871 werd gegeven. Later gingen veel van zijn werken bij de Société Nationale de Musique in première. Vanaf 1886 tot aan zijn overlijden was Franck voorzitter van deze vereniging.
César Franck had reeds in 1845 het oratorium “Ruth” gecomponeerd. Bijna vijfentwintig jaar later in 1869 keerde hij terug naar dit genre omdat hij een werk wilde schrijven over de “Bergrede” uit het Nieuwe Testament (evangelie volgens Matheus). Hij besloot toen het oratorium “Beatitudes” te componeren, een monument van religieuze muziek over de acht zaligsprekingen van Christus. Hij wist toen nog niet dat deze compositie van acht delen hem tien jaar zou kosten. Hij vertrouwde het libretto, dat commentaar geeft op de woorden van Christus (het is een tenor die optreedt als voordrager en een bariton die Christus belichaamt), toe aan mevrouw Colomb, De compositie werd pas in 1879 voltooid. Toch heeft Franck, die nog 11 jaar leefde, het werk nooit in zijn geheel gehoord. De première van het volledige werk vond plaats op 19 maart 1893. Deze compositie wordt beschouwd als een van de grote meesterwerken van de componist. Ook César zelf was heel tevreden, want toen de partituur klaar was riep hij: “we hebben nog nooit beter geschreven”.
In 1872 ging Benoist met pensioen als leraar orgel aan het Conservatorium van Parijs. César Franck werd voorgesteld als zijn opvolger. Op dat ogenblik kwam aan het licht dat Franck geen Frans staatsburger was. Toen in 1835 de familie Franck naar Frankrijk verhuisde om de twee zonen te laten studeren aan het Conservatorium van Parijs, namen zij de Franse nationaliteit aan. Hetgeen vader Franck niet wist, was dat zijn zonen slechts tot de leeftijd van eenentwintig jaar als Franse burgers werden beschouwd. Op het ogenblijk dat men meerderjarig werd moest men terug een aanvraag tot het bekomen van de Franse nationaliteit indienen. In feite had César op dat ogenblijk zonder het te weten terug de Belgische nationaliteit. César deed onmiddellijk het nodige voor zijn naturalisatie en op 1 februari 1872 werd hij hoogleraar orgel en improvisatie aan het Conservatorium van Parijs en leidde hij een regelmatig leven. Elke dag stond hij op rond halfzes en componeerde twee uren om daarna de hele dag les te geven. Al vlug werd hij bekend als een uitstekend leraar en organist die openstond voor nieuwe ideeën. Veel van zijn oorspronkelijke studenten kwamen studeren bij Franck aan het conservatorium. Hij was een geliefde docent die door zijn studenten op handen werd gedragen. Hij stond ook bekend om zijn speciale manier van lesgeven. Hij probeerde op een luchtige en aangename manier de leerstof aan zijn studenten over te brengen door af te wijken van de soms saaie officiële leerstof in de boeken van het conservatorium.
Nu hij docent was kon hij meer tijd besteden aan veel ideeën die de voorbije jaren in zijn gedachten waren gerijpt. Hij schreef nieuwe werken en bewerkte vroeger gecomponeerde stukken. De meeste werken componeerde Franck tijdens de tien laatste jaren van zijn leven.
César Franck componeerde slechts één symfonie, de “Symfonie in D-Mineur”. In tegenstelling tot de traditionele vier delen, nam de componist genoegen met drie delen. Het werk is opgebouwd in het cyclische principe; een klein melodisch motiefje wordt langzaam uitgebreid tot een volwaardig thema. Bijzonder mooi is de melodische lijn aan het begin van het langzame deel met harp, althobo en de geheimzinnige gedempte strijkers. De symfonie werd vooral bewonderd door de jongere generatie Franse componisten en was in hoge mate verantwoordelijk voor het nieuw leven inblazen van de Franse symfonische traditie.
Dankzij zijn sympathieke en toegankelijke aard was Franck bij veel van zijn collega’s een graag gezien persoon. De enige uitzondering daarop was de componist Camille Saint-Saëns. Eigenlijk was dat vreemd, want op het eerste gezicht hadden de twee veel met elkaar gemeen. Zij studeerden samen in dezelfde orgelklas in Parijs en werkten beiden voor de beroemde orgelbouwer Cavaillé-Coll. Hoewel Saint-Saëns veel werken van Franck speelde, bleef hij een diepe jaloezie voor zijn collega koesteren. Saint-Saëns was vooral verbolgen over het feit dat Franck zijn pianokwintet dat in 1880 werd gepubliceerd aan hem opdroeg. De ware inspiratiebron voor het werk was volgens hem een vrouw, namelijk Augusta Holmès op wie zowel Saint-Saëns als Franck verliefd waren.
Geïnspireerd door de ballade “De Wilde Jager” van Gottfried August Burger, componeerde Franck In 1882 het symfonisch gedicht “Le Chasseur Maudit”. Deze ballade vertelt hoe een jonge graaf op een zondagmorgen besluit om op jacht te gaan. Twee vreemde ruiters sluiten zich bij hem aan. De ene ruiter is zijn boze geest die hem aanspoort verder te gaan, de andere is zijn geweten die hem verzoekt om terug te gaan. De graaf gaat verder en achtervolgt een hert. Het hert vlucht de kapel in van een kluizenaar. Deze smeekt de graaf om het hert op deze goddelijke plaats en tijdens deze heilige dag te sparen. De graaf weigert naar deze smeekbede te luisteren en lastert God. Na zijn Godslastering verdwijnen zijn knechten, paarden en honden plotseling spoorloos en de graaf staat helemaal alleen. In de duisternis hoort de graaf nu een angstwekkende stem van 'boven'. De graaf moet de gevolgen van zijn Godslastering dragen. Hij moet nu elke nacht - door duizend hellehonden achtervolgd - eeuwig jagen. César Franck begint zijn compositie met een muzikale uitbeelding van het woud en de jacht. Kerkklokken geven aan dat het zondag is. De hoorns geven in een steeds stijgend ritme de jacht aan. Muzikaal treffend weergegeven door de componist is ook de aankondiging van de verschrikkelijke toekomst van de graaf en het eeuwige razen door de nacht. Dit werk is nog steeds een groot succes.
In 1885 werd César Franck benoemd tot “Chevalier de la Légion d’Honneur ».
Razend populair is zijn compositie “Panis Angelicus”, muziek die ongetwijfeld iedereen kent en die door Franck werd opgenomen in zijn “Messe à trois voix” gecomponeerd in 1859. Het werd later een op zichzelf staand werk. “Panis Angelicus” is de laatste strofe van de hymne “Sacris Solemnis” die in 1264 ter gelegenheid van de invoering van Sacramentsdag in opdracht van paus Urbanus IV werd geschreven door Thomas van Aquino als onderdeel voor een volledige liturgieviering. De strofe van “Sacris Solemnis” die begint met de woorden “Panis Angelicus” (brood der engelen) was oorspronkelijk een compositie voor tenor, orgel, harp, cello en
contrabas. Later bewerkte Franck het voor tenor, koor en orkest. Het is een werk dat werd gezongen door alle wereldsterren. Tot op vandaag staat het nog altijd op het repertoire van de grote tenoren, sopranen en koren. Het is muziek en tekst waar het hart gaat van zingen.
In 1885 schreef Franck zijn “Symfonische Variaties” een werk voor piano en orkest. Het hoofdthema, dat zoals de titel reeds aangeeft verschillende malen gevarieerd wordt, is in één woord een schitterende melodie. Het klagende thema doet simpel aan, het klinkt als blues en impressionistisch. De première op 1 mei 1886, tijdens het jaarlijkse orkestconcert van de Société Nationale de Musique, verliep bijna onopgemerkt. De solist was Diémer en de componist dirigeerde. Het tweede optreden was pas op 30 januari 1887 tijdens een concert geheel gewijd aan Franck. Het werk maakte nog steeds geen indruk. Voor en na de dood van Franck werden zijn werken echter gepromoot en uitgevoerd door zijn studenten en de “Symfonische Variaties” kwamen al snel in het repertoire van de grote pianisten.
In 1886 componeerde Franck zijn beroemde “Vioolsonate in A-Majeur”. Hoewel César Franck voornamelijk bekend is om zijn machtige werken voor orgel en de omvangrijke stukken voor orkest, laat hij zich in deze vioolsonate gelden als componist van perfect klinkende kamermuziek. Toch is dit de enige zelfstandige sonate die César ooit schreef. We horen een veelvuldig afwisselend spel van levendige melodieën tussen viool en piano en juist door de verschillen in klankkleur van beide instrumenten krijgt het werk zijn kleur en uitdrukkingskracht. Het liedachtige karakter van de vioolpartij schept een melancholieke sfeer, terwijl de piano in de wat snellere passages verhaalt van heftige, innerlijke beroering.
In 1886 gaf César Franck zijn “Vioolsonate in A-Majeur” als huwelijksgeschenk aan de Belgische violist Eugène Isaÿe.
De première van de “Vioolsonate in A-Majeur” vond plaats in 1887 in de Société Nationale de Musique in Parijs. Het werk werd uitgevoerd in Brussel in het Museum voor Schone Kunsten. Om de tentoongestelde schilderijen niet te veel te belasten, werd er geen licht aangestoken. Hierdoor konden de violist Eugène Ysaÿe en de pianiste Léontine Marie Bordes-Pene de partituur niet lezen. Het publiek werd gevraagd te vertrekken maar protesteerde zo fel dat de musici uiteindelijk toch probeerden het werk uit het hoofd te spelen. Tegen alle verwachtingen in werd de avond een groot succes. In 1924 speelde Ysaÿe het werk tijdens een concert in Kopenhagen en vertelde: “Altijd als ik dit werk speel, doe ik het met liefde”. Het is een van de mooiste en populairste werken van de componist.
In 1887 schreef Franck het symfonisch gedicht “Psyché”, gebaseerd op de Griekse mythe. Het is een werk voor koor en orkest. Dit zeer romantische verhaal inspireerde de bezadigde César Franck om een prachtige romantische partituur te schrijven. In de oude Griekse mythe was Psyché zo mooi dat Eros zelf verliefd op haar werd en haar heimelijk als bruid wilde. Om zijn identiteit geheim te houden, kwam Eros elke avond wanneer het donker was naar Psyché. Maar Psyché’s nieuwsgierigheid naar haar minnaar zorgde ervoor dat ze op een avond een kaars aanstak om hem te zien. Maar helaas viel er gesmolten was van de kaars op Eros en werd hij boos. Eros vluchtte en liet haar in de steek. Maar de liefde van Psyché was zo groot dat ze hem wijd en zijd zocht tot zij hem uiteindelijk vond en hij haar vergiffenis schonk. Aanvankelijk had het werk geen succes. De controverse ging niet over de muziek, maar sommigen vonden het te sensueel. Later werd de compositie door velen beschouwd als zijn grootste symfonische schepping.
In 1890 voltooide Franck zijn “Kwartet voor Strijkers”. Het werk had veel succes bij het publiek en de critici.
Begin 1890 was César Franck betrokken bij een verkeersongeval. Hij herstelde maar begon moeilijk te stappen. Hij was soms afwezig op concerten en repetities en kon gedurende een korte periode geen lesgeven. Hij ging op vakantie naar Nemours met de hoop daar volledig te herstellen en te kunnen werken aan enkele orgelwerken alsook werken in opdracht voor harmonium te componeren. Hoewel Franck deze geplande grote verzameling met stukken voor harmonium niet kon voltooien, (ongeveer de helft kwam klaar) werden wel de geplande orgelstukken in augustus en september 1890 voltooid. Het zijn de “Trois Chorals”, die tot de grootste schatten van de orgelliteratuur behoren en die tegenwoordig een vast onderdeel van het orgelrepertoire zijn. Franck schreef in zijn brieven en dagboeken “Alvorens te sterven zal ik de goede God eren met een aantal koorwerken, zoals Bach dat deed, maar dan op een andere manier”. “Trois Chorals” zijn verregaande fantasieën op eigen thema’s. Als je als leek goed luistert is het alsof je een symfonieorkest hoort, volledig met strijkers, houtblazers en trompetten. De Franse musicoloog Léon Vallas schreef: “Hun schoonheid en belangrijkheid zijn van dien aard dat ze kunnen worden beschouwd als een soort muzikaal testament”. Het eerste werk is opgedragen aan Eugène Gigout, het tweede aan Auguste Durand en het derde aan Augusta Mary Anne Holmès.
Begin oktober hernam Franck zijn werk aan het conservatorium maar vatte kou. Zijn toestand verergerde en de componist overleed op 8 november 1890. De uitvaartplechtigheid vond plaats in de kerk Sainte-Clotilde in Parijs. De tenor Mazalbert zong “Panis Angelicus”. Een grote menigte woonde de begrafenis bij waaronder Léo Delibes componist en officiële vertegenwoordiger van het conservatorium, Eugène Gigout, Camille Saint-Saëns, Edouard Lalo, Alexandre Guilmant, Gabriël Fauré en Charles-Marie Wildor die César Franck zou opvolgen als leraar orgel aan het conservatorium. César Franck werd tijdelijk begraven op het kerkhof in Montrouge. Zijn leerling Emmanuel Chabrier sprak een ontroerende afscheidsrede uit. Enkele jaren later werd zijn lichaam opgegraven en begraven op de begraafplaats Montparnasse in Parijs. Het grafmonument werd ontworpen door zijn vriend, architect Gaston Redon. In 1893 werd een buste, gemaakt door Auguste Rodin en op het graf geplaatst. Een standbeeld van César Franck aan het orgel, gemaakt door de beeldhouwer Alfred Lernon staat op de Square Samuel Rousseau, tegenover de basiliek Sainte-Clotilde in Parijs.
César Franck componeerde liederen, koormuziek, cantaten en oratoria, missen, muziek voor harmonium, kamermuziek, symfonieën, muziek voor piano, symfonische gedichten en composities voor orgel die hoogtepunten zijn van het gehele romantische orgelrepertoire.
Franck was een van de grootste orgelvirtuozen van zijn tijd en ook de grootste improvisator op dit instrument. Hij werd ondanks een aantal successen niet altijd meteen begrepen. Door het cyclische karakter van zijn muziek, werd hij af en toe onterecht als een soort van Wagner versleten. Dit alles ondanks het feit dat zijn muziek wel degelijk puur een eigen product volgens
een eigen visie was en op zoveel manieren verschillend was in stijl en bezetting. Hij was trouwens door zovele anderen geïnspireerd, vooral door Bach, wat eigenlijk niet verwonderlijk is. Zowel Bach als Franck gedijen nog steeds het best onder oude gewelven om de volle betekenis achter hun muziek hoorbaar en voelbaar te maken. Op basis van twaalf grote orgelwerken wordt César Franck door velen aanzien als de grootste componist van orgelmuziek na Johann Sebastiaan Bach. Zijn werken voor orgel behoorden tot de mooiste composities die in meer dan een eeuw uit Frankrijk kwamen en legden de basis voor de Franse symfonische orgelstijl. César Franck hielp de kamermuziek vernieuwen en nieuw leven in te blazen en ontwikkelde het gebruik van cyclische vormen.
In februari 2009 kocht de Koninklijke Bibliotheek van België een volledig autografisch handschrift met een reeks van zeven werken voor harmonium van César Franck. Deze pagina’s bevatten de allerlaatste werken van de componist. Ze werden opgenomen in een mooi geheel van autografische partituren die al in de Koninklijke Bibliotheek werden bewaard
CVC
MUSEUM LE GRAND CURTIUS
Het Museum LE GRAND CURTIUS is gelegen in het historische hart van Luik aan de oevers van de Maas – Féronstrée 36 – 4000 LIEGE
Ter gelegenheid van de tweehonderdste geboortedag van de Luikse componist, die in de 19e eeuw een ware revolutie in de Franse muziek teweegbracht, wijdt de Stad Luik een jaar lang een tentoonstelling aan César Franck, in samenwerking met het Orchestre Philharmonique Royal de Liège.
Vanaf 12 januari 2022 en gedurende één jaar zal in deze ruimte de speeltafel (klavieren, pedalen en toebehoren) te zien zijn van het Cavaillé-Coll-orgel waarvan César Franck titularis-
