20 minute read

Muziek voor de Paastijd

De meteorologische lente start op 1 maart, maar vanaf midden februari komt het voorjaar voorzichtig op gang. De zon klimt stilaan wat hoger en op een windstille dag is het dan ook genieten van de eerste warme zonnestralen. De lente hangt in de lucht met ontluikende kleuren en geuren en de natuur maakt zich klaar voor een nieuw jaar. Ondanks tijdens de herfst en de winter veel leven in de natuur afsterft, ontspringt in de lente uit die vergane glorie nieuw leven. Bomen en struiken vormen de eerste knoppen en de narcissen en krokussen steken voorzichtig hun kopje boven de grond. Alles staat barstensvol nieuw leven. Vogels worden actiever en sommige verwennen ons met enkele schuchtere melodieën. Maar zodra je het zingen van de merels hoort, weet je dat de lente echt begonnen is.

Pasen valt altijd in de lente, de dageraad van het jaar, het seizoen van ontwaken, verwachting en opnieuw beginnen. Het ontwaken van de natuur uit haar winterslaap benadrukt op haar manier de betekenis van Pasen: de overwinning van het licht op de duisternis, het leven haalt het op de dood.

Advertisement

Eerst komt de Goede week, dan volgt het hoogfeest van Pasen en dan begint de paastijd die zal duren tot het hoogfeest van Pinksteren.

Het paasverhaal is vereeuwigd in enkele van de grootste klassieke werken aller tijden. Heel wat componisten hebben voor deze periode prachtige composities gemaakt en zorgen met hun muziek voor een moment van bezinning. Even rustig tot jezelf komen en blijven stilstaan bij de noden van je hart en laat het binnenin lente worden.

Hierna volgen enkele werken die u zeker moet beluisteren. Neem rustig de tijd en geniet van de tijdloze schoonheid van deze monumentale muziek.

Wie kent niet de Mattheuspassie van J.S. Bach?

Duizenden, tienduizenden, waarschijnlijk zelfs miljoenen mensen over de hele wereld hebben dit meesterstuk van één van de beroemdste componisten in hun hart gesloten.

Elk jaar in de aanloop naar Pasen, zorgt Bach met zijn “Mattheuspassie” voor een moment van bezinning en introspectie. Zijn interpretatie van het lijden van Christus én de troost die Hij zovelen bracht (en nog steeds brengt) laat al sinds de eerste uitvoering op Goede Vrijdag in 1727 in de Thomaskirche in Leipzig niemand onverschillig. In zijn vaardige handen wordt het lijdensverhaal van Christus een dramatische voorstelling, met uitgesproken muzikale retoriek en een beeldend verhaal vol emoties. Bach had voor zijn Mattheuspassie geen betere librettist dan de evangelist Mattheus kunnen wensen. Het is een meesterwerk dat nooit zijn glans zal verliezen. Over dit geniale werk valt alleen in superlatieven te spreken: een grootse muzikale architectuur, bijzonder expressieve recitatieven en briljante koorpassages.

Dat we dit werk vandaag kennen, hebben we in de eerste plaats te danken aan de componist Felix Mendelssohn. Hij haalde het werk een eeuw na het overlijden van Bach terug van onder het stof uit en paste het aan, aan de noden van zijn tijd.

Na de dood van Bach in 1750, geraakte veel van zijn muziek in de vergetelheid. Slechts enkele kenners bleven een diepe bewondering voor dit genie koesteren. Een van die specialisten was Sarah Levy, de zus van Mendelssohns grootmoeder. Sarah had nog klavecimbel gestudeerd met een van de zonen van Bach. Zij was lid van het koor van de Berlin Singakademie en de dirigent aldaar, Carl Friederich Zelter had een grote voorliefde voor de werken van Bach. Felix Mendelssohn en zijn zus Fanny werden eveneens lid van dit koor en zo werd ook hun de liefde voor de muziek van Bach ingelepeld.

De Berlin Singakademie was in het bezit van vele Bach manuscripten die werden gebruikt als bron voor de werken die door het koor werden uitgevoerd. Zo kwam Mendelssohn in contact met enkele uittreksels van de Mattheuspassie. Maar de grote ommekeer in zijn leven kwam er, toen hij in 1823 van zijn eigen grootmoeder Bella Salomon, een kopie van de volledige “Mattheuspassie” cadeau kreeg. Vanaf dat ogenblik was het Mendelssohns bedoeling de Mattheuspassie in ere te herstellen.

Felix Mendelssohn deed een paar aanpassingen aan het werk, maar liet de compositie verder intact. Hij voerde de Mattheuspassie opnieuw uit op 11 maart 1829 in Berlijn. Felix zelf dirigeerde het koor van de Berlin Sangakademie .

Bach mikte met zijn Mattheuspassie op een totaalervaring: het tastbaar maken van lijden, dood en verlangen naar verlossing. De kracht van de muziek van deze compositie is dat ze gevoelens uitdrukt die we anders niet zo intens ervaren.

De “Mattheuspassie” van Bach is van een onaardse schoonheid, meeslepend en smartelijk. Ze maakt in iedere noot het lijden van Christus tastbaar. Bachs meesterwerk zal altijd de harten blijven beroeren.

CHRISTUS AM OLBERGE – Ludwig VAN BEETHOVEN

Ludwig van Beethoven componeerde “Christus am Ölberge” (op. 85), zijn enige oratorium, in 1801 in twee weken tijd. Met een Duits libretto van dichter Franz Xaver Huber werd het voor

het eerst uitgevoerd op 5 april 1803. Het is een veel profanere verbeelding van de lijdensweg van Christus dan in andere oratoria. In het werk staat Jezus mentale worsteling en persoonlijke aanvaarding van zijn lot centraal, wanneer hij na het Laatste Avondmaal met zijn leerlingen naar de Olijfberg in de tuin van Gethsemane trekt om er te waken en te bidden, want hij voelde zijn arrestatie aankomen. De nadruk ligt op zijn eigen besluit in plaats van op de kruisiging of de opstanding. Het is geen evangelische vertelling, maar een subjectieve schildering van de tweestrijd waarin Jezus verkeert. Moet Hij zijn lot ontvluchten of zich overgeven aan zijn missie: te sterven voor de zonden van de mensheid om aldus verzoening met de Vader te bewerkstelligen?

Beethoven zelf vond zijn eigen compositie te dramatisch. Zo wachtte hij tien jaar voordat hij het werk liet uitgeven. Toch was het gedurende zijn leven een geliefd werk dat men graag uitvoerde. Het slotkoor: “Welten singen” werd zelfs, net als het “Halleluja” uit de Messiah van Händel, een populair op zichzelf staand koorwerk.

DIE SIEBEN LETZTEN WORTE – Joseph HAYDN

“Die sieben letzten worte unseres Erlösers am Kreuze”, De zeven laatste woorden van onze Verlosser aan het kruis gebaseerd op de dood van Jezus Christus aan het kruis, nemen een unieke plaats in, in het oeuvre van de Oostenrijkse componist Joseph Haydn. Van dit meesterwerk bestaan maar liefst vier versies. Het origineel voor orkest schreef Haydn in 1786, voor een viering op Goede Vrijdag in een kerk in het Spaanse Cádiz. Een jaar later maakte hij er een versie voor strijkkwartet van en tien jaar later bewerkte hij het voor groot oratorium met koor en solisten. Haydn gaf later ook zijn fiat voor een versie voor piano solo.

In alle versies blijft de kracht van de muziek, gedrapeerd rondom de zeven woorden van Christus aan het kruis, volledig overeind. Het gaat over de volgende zeven teksten: 1. Vater! Vergib ihnen. 2. Furwahr, ich sag’es dir. 3. Frau, hier siehe deinen Sohn. 4. Mein Gott! Mein Gott! 5. Jesus rufet. 6. Es ist volbracht. 7. Vater in deine Hände.

De Zeven laatste Woorden van Christus laten ons ook de kwetsbaarheid van een ter dood veroordeelde voelen, al wordt het nergens dramatisch zwaar. Want dat is de kracht van Haydn. Hij kan ongelooflijk ingetogen zijn; het volmaakte tegendeel van Wagner of Bruckner en dat hoort men in zijn muziek. Het werk bestaat uit wondermooie muziekminiaturen om Christus te herdenken.

De muziek is uiterst gracieus en toch afgemeten en straalt de droefheid en plechtigheid uit van Christus laatste momenten aan het kruis, in de wetenschap dat Hij door zichzelf op te offeren de hele mensheid zou redden.

MISERERE MEI DEUS – Georgio ALLEGRI

De zanger en componist Georgio Allegri werd geboren in 1582. Op negenjarige leeftijd werd hij koorknaap in de kerk San Luigi dei Francesi in Rome die nog steeds beroemd is voor haar schilderingen van Caravaggio. In 1600 ging Georgio Allegri muziek studeren en in 1607 kwam hij als koorzanger en componist terecht in de kathedraal van Tivoli en in die van Fermo. Bij zijn terugkeer in Rome werd hij koorleider in de kerk van Santo Spirito. Het hoogtepunt van zijn glansrijke carrière kwam toen hij in 1629 als zanger en componist toetrad tot het koor van de Sixtijnse kapel, onder paus Urbanus VIII. Allegri stierf in 1652 in Rome.

Het “Miserere mei Deus” is de getoonzette psalm 51 “God wees mij in uw goedheid genadig”. Allegri schreef dit werk in 1638 voor het pauselijke koor van de Sixtijnse kapel, waar het werk nu nog steeds wordt gezongen in de week voor paaszondag, in een mis die als “Tenebrae” (duisternis) bekend werd. Het Miserere beschrijft het moment van de dood van Jezus wanneer het op het middaguur ineens donker wordt en Jezus zijn laatste woorden spreekt “Mijn God waarom hebt Gij mij verlaten”. Het werk wordt dan ook in het volledig duister gezongen, terwijl de paus en de kardinalen voor het altaar knielen. Het werk was zo waardevol, dat de partituur slechts bij uitzondering mocht worden ingezien; degene die het werk kopieerde kon geëxcommuniceerd worden.

Het was W.A. Mozart die het werk had opgeschreven nadat hij het tweemaal had gehoord. Het muziekwerk werd gepubliceerd en Mozart werd door de paus ontboden in Rome. In plaats van te worden geëxcommuniceerd prees de paus Mozart voor het prachtige werk dat hij had geleverd.

OUVERTURE TOT HET RUSSISCH PAASFEEST – Nicolai RIMSKY- KORSAKOV

Het Russisch-Orthodoxe ritueel dat in deze ouverture zo luisterrijk wordt weergegeven, dateert uit het jaar 988, toen prins Vladimir van Kiev (de eerste hoofdstad van Rusland) zich tot het christendom bekeerde. Zijn bekering was meer een kwestie van politiek dan van geloof: hij nam de nieuwe godsdienst aan om met de zuster van de Byzantijnse keizer te kunnen trouwen en dwong zijn onderdanen tot massale doopplechtigheden. De nauwe band met de GrieksOrthodoxe kerk is af te leiden uit de uivormige koepels van Russische kerken, de mozaïeken en fresco’s, maar ook uit de beroemde iconen. Zelfs het Griekse alfabet werd gedeeltelijk opgenomen in het Russisch.

Deze concertouverture die Rimsky-Korsakov componeerde in 1888 is gebaseerd op de traditionele gezangen en psalmen van de Russisch-orthodoxe kerk. De componist zei hierover: “In deze ouverture wilde ik vooral de overgang verklanken van de plechtigheid en het mysterie van de avond van Stille Zaterdag naar de uitbundige vieringen en feestvreugde op Pasen”. Het werk begint plechtig met klanken die doen denken aan spreekgezangen en een gedempte melodie die wordt begeleid door de fluiten. Dan zet het volledige orkest jubelend in –kerkliederen zijn duidelijk te horen en een passage roept het luiden van een klok op. Nog eenmaal komt de plechtige sfeer terug en begint het blijde feest van paasmorgen.

Zelfs toen Dvorák wereldberoemd was zei hij van zichzelf: “ik ben maar een eenvoudige Tsjechische musicus”. Op muzikaal gebied ging het Dvorák voor de wind, maar in zijn persoonlijk leven had hij heel wat tegenslag. In 1875 verloor hij zijn eerstgeboren dochter Josefa. Een half jaar later voltooide hij zijn schetsen van het “Sabat Mater”, maar het werk bleef op de plank liggen. In de zomer van 1877 stierven kort na elkaar ook zijn twee andere kinderen. In plaats van te wanhopen putte Dvorák kracht uit zijn geloof en voltooide hij in korte tijd zijn machtige “Sabat Mater”. Het werd zijn eerste grote compositie met een religieus thema.

Het werk bestaat uit tien delen waarvan het eerste en het laatste deel thematisch met elkaar verbonden zijn. Het werk duurt anderhalf uur en is geschreven voor symfonieorkest, orgel, gemengd koor en zangsolisten.

De aangrijpende tekst uit de veertiende eeuw, over Maria die haar zoon aan het kruis genageld ziet, gaf de componist de mogelijkheid zijn verdriet in muziek om te zetten. Het duurde drie jaar voordat het werk in 1880 in Praag in première ging. In Engeland dirigeerde Dvorák zijn “Sabat Mater” zelf. In een volle Albert Hall werd de componist door twaalfduizend mensen toegejuicht nadat het werk was uitgevoerd. Engeland had na Händel en Haydn opnieuw een groot musicus van het vaste land in haar armen gesloten.

PARSIFAL – Richard WAGNER

De opera “Parsifal” is op vele plaatsen de Paasopera bij uitstek. De betovering van Goede Vrijdag verbindt deze opera aan de Passieweek.

De geschiedenis van Parsival baseerde Wagner voor een groot deel op het Middeleeuwse verhaal van Wolfra von Eschenbach. Deze vertelt ons over de zoon van een overleden graalridder die in eenzaamheid is opgegroeid.

Tijdens een van zijn tochten belandt deze dwaze zwanenjager op het kasteel van koning Amfortas. De koning treurt, hij is ernstig gewond. Door zijn verwonding is hij niet meer in staat de dagelijkse graalceremonie uit te voeren. Een gevolg is dat de graalridders futloos zijn en het land en het vee onvruchtbaar. Aan het hof neemt men het de domme Parsifal kwalijk dat hij niets begrijpt van de functie van de graal die de zieke koning en zijn land kan genezen. Parsifal begint een lange zoektocht naar de graalburcht. Hij vindt de graal en geneest de wond van Amfortas. Parsifal wordt de nieuwe graalkoning van een prachtig land, het Paradijs.

De opera “Parsifal” is de laatste die Richard Wagner schreef. Het werk zit boordevol verwijzingen naar de christelijke traditie. Zo speelt de kelk van het Laatste Avondmaal waarin nadien het bloed van Christus is opgevangen een rol in het verhaal en ook de lans waarmee Christus aan het kruis werd verwond. De derde en laatste akte speelt zich af op Goede Vrijdag. Bovendien vertelt Wagner in zijn autobiografie dat het idee voor de opera hem inviel op een zonnige Goede Vrijdag in 1857, toen hij op vakantie was in het Zwitserse Zürich.

Parsifal lag Wagner nauw aan het hart. Zozeer dat hij de opera enkel wilde laten opvoeren in zijn eigen Festspielhaus in Bayreuth, zodat niemand anders afbreuk kon doen aan zijn visie op het werk en ook wel om zijn nabestaanden na zijn dood van een inkomen te voorzien. Pas in 1914, 32 jaar na de dood van Wagner, werd die beperking opgeheven.

De première van het werk vond plaats op 26 juli 1882 in het Festspielhaus in Bayreuth, onder de directie van Hermann Levi, muzikaal directeur bij de Bayerische Staatsoper. Er waren zestien uitvoeringen in juli en augustus van dat jaar.

Voor de laatste uitvoering op 29 augustus, nam Richard Wagner zelf de dirigeerstok in handen om de overgangsscène en het tweede deel van het derde bedrijf zelf te dirigeren. Dit was de eerste en tegelijkertijd de laatste keer dat Wagner in Bayreuth dirigeerde. Na een stormachtig applaus bij het einde van de uitvoering bedankte Wagner met een korte dankbetuiging zijn publiek. Hij eindigde met de woorden “tot volgend jaar”, maar voor hem zou er geen volgend jaar meer zijn, hij stierf op 13 februari 1883.

Wagners Parsifal is niet zomaar een opera. Voor veel operaliefhebbers is het een filosofischreligieuze totaalervaring over (mede)lijden en verlossing. Het verhaal van de vijf uur durende opera is niet eenduidig en staat dan ook open voor veel interpretaties. Het gaat onder meer ook over de innerlijke zoektocht naar een zinvol en zuiver leven, de moed om verleidingen en het kwade te weerstaan, en het belang van medelijden - een begrip ontleend aan de boeddhistische traditie.

CAVALLERIA RUSTICANA – Het Paaskoor - Pietro MASCAGNI

Mascagni schreef “Cavalleria Rusticana” in 1889 voor een operawedstrijd. De 26-jarige jongen won de wedstrijd met glans. Geen van zijn volgende 14 opera’s had zo veel succes. Mascagni heeft het altijd spijtig gevonden dat hij de opera in zijn jeugd had geschreven en klaagde: “ik ben gekroond voordat ik koning werd” .

Pasen vormt de spirituele achtergrond voor de rauwe eenakter “Cavalleria Rusticana” van Pietro Mascagni (1863-1945). Het “Intermezzo” daaruit blijft steeds ontroeren, net als deze krachtige, dramatische paashymne.

“Cavalleria Rusticana” speelt zich af in de 19e eeuw op Sicilië, dat toen met Napels een koninkrijk onder de Bourbons vormde.

Deze schitterende lofzang horen wij op paasmorgen in een stadje op Sicilië. Mensen zingen in een pittoresk kerkje een paaslied (Regina Coeli) begeleid door het orgel. De dorpsbewoners die buiten staan antwoorden met een halleluja. Santuzza, ontroostbaar omdat zij haar geliefde kwijt is, valt in met een sopraansolo en heft daarmee een veel rijkere melodie aan, die door de anderen op het plein wordt overgenomen en naar een overweldigend hoogtepunt wordt gestuwd (Paashymne Inneggiamo, il Sigor non è morto) . Dit is slechts een van de prachtige stukken waaraan Mascagni’s opera zijn populariteit te danken heeft.

De wereldpremière in Rome in 1890 was een van de grootste triomfen in de geschiedenis van de opera. Mascagni moest zestig keer terug het podium opdraven voor het uitbundige publiek te groeten. Dit duurde ongeveer even lang als de voorstelling zelf. Het werk begon al snel aan zijn triomftocht over de hele wereld en is tot op de dag van vandaag nog altijd een enorm succes.

EASTER SUITE – Oscar PETERSON

De jazzlegende Oscar Peterson was een van Canada's meest geëerde muzikanten en wordt

algemeen beschouwd als een van de grootste jazzpianisten aller tijden. Hij was tevens componist. Hij trad op als solist en ook met het Oscar Peterson trio. Peterson werd geboren in een muzikaal gezin in 1925. Zijn interesse in muziek begon toen hij vijf jaar oud was en opgroeide in de zwarte arbeidersgemeenschap van Little Burgundy in Montreal in een sfeer die sterk was beïnvloed door de jazzcultuur. Hij begon trompet te spelen maar om gezondheidsredenen werd hij verplicht te stoppen met dit instrument en ruilde hij de trompet voor de piano. Deze onverwachte speling van het lot zorgde ervoor dat hij jazzpianist werd. Oscar Petersson overleed op 23 december 2007 in Mississauga een voorstad van Toronto.

Peterson’s “Easter Suite” is een puur instrumentaal werk. Peterson vertelt het verhaal van de opstanding als een reeks contrasterende scènes. Terwijl specifieke citaten duidelijk worden afgebakend in de muziek werken de bewegingen goed als op zichzelf staande stukken. Maar door zichzelf in de spirituele context van deze suite te plaatsen, kan de luisteraar de wind door de olijfbomen horen in “The Garden of Getsemane” en de Romeinse soldaten in “The Trial” visualiseren. Zoals bij de beste Petersons trio-uitvoeringen is er veel interactie tussen de drie instrumenten (piano, bas, drums) en is het samenspel een belangrijk onderdeel van Peterson’s composities. In “The Denial” staat Peterson’s piano in schril contrast met de drums als de twee beschuldigingen en ontkenning heen en weer slingeren. De bas fungeert als de belichaming van Christus en verbeeldt de dood van Jezus aan het kruis.

De suite bevat een breed scala van stijlen waaronder jazz wals, mineur blues, koraal en spiritueel. Hoewel er verschillende momenten zijn van Peterson’s uitbundigheid (vooral in het afsluitende “He has Risen”) verliest hij nooit de eerbiedige focus van het totale werk.

L’ASCENSION – HEMELVAART – Olivier MESSIAEN

Olivier Messiaen wordt gerekend tot de grootste componisten van de twintigste eeuw. Zijn werk is sterk beïnvloed door zijn geloof, dat hij op een zeer persoonlijke, moderne en kleurrijke wijze verklankt. Zijn muziek wordt gekenmerkt door een statische structuur, veelal een samenvoeging van losse segmenten. Messiaen werkte als hoofdorganist in de Trinitékerk in Parijs en stortte zich met dit werk op de Hemelvaart van Christus.

Olivier Messiaen beleefde met zijn “L'Ascension”, geschreven in 1933 een hoogtepunt in zijn carrière. Hij gebruikte het evangelie volgens Johannes geschreven tussen 60 en 90 als uitgangspunt en het resultaat is een alles overstijgend, wonderschoon orkestwerk.

De ondertitel van het werk luidt: “Quatre méditations symphoniques” – vier symfonische meditaties. Elk deel begint met Messiaens theologische intenties, verteld aan de hand van Bijbelse of liturgische opschriften. Van majestueus en vredig tot gejubel en ontroerend.

In dit orkestwerk beschrijft Messiaen de tegenstelling tussen de eeuwigheid van het hemelse rijk en de vergankelijkheid van het aardse leven. Het stuk overstijgt, in Messiaens eigen woorden, "ruimte en tijd".

THE MESSIAH – HALLELUJAH – G. Fr. HANDEL

The “Messiah” van Händel, dat is pas echt Pasen.

Tijdens zijn leven kreeg Georg Friedrich Händel voor zijn unieke oratoriumcompositie “The Messiah” zowel enthousiaste als afwijzende reacties. De een was gefascineerd door de muzikale intensiteit van het Bijbelse Verlosser-epos, de ander beschouwde het op muziek zetten van de christelijke heilsleer als een godslastering. De tekst voor het Messiah-libretto komt uit verzen van het Oude Testament en de Openbaring van Johannes. Het wordt verdeeld in drie grote hoofdstukken: Aankondiging en Geboorte – Passie en Verrijzenis van Jezus –Toepassing en betekenis van het geloof. Deze zelfstandige thema’s werden door Händel samengeweven tot een rijk tapijt van klanken. “The Messiah” hoort thuis in de christelijke traditie en tegelijkertijd is het ook absolute muziek die in ruime mate de pure geloofsinhoud overstijgt.

"The Messiah" van Händel is een muzikaal meesterwerk. Händel schreef de partituur van 259 bladzijden in slechts 24 dagen, van 22 augustus tot 14 september 1741. Händel ging in deze periode van zijn leven door een dieptepunt, zowel lichamelijk als geestelijk. Maar zoals dikwijls, blijken dieptepunten achteraf ook hoogtepunten te zijn. Zo goed als failliet en min of meer afgedankt als componist door de Londense society, kreeg Händel een brief van Charles Jennens die hem aanspoorde om aan de hand van een uitgewerkt libretto, een oratorium te schrijven. Het libretto van Charles Jennens was een aaneenschakeling van Bijbelteksten. Het was een korte weergave van de boodschap van de Bijbel van het begin tot het einde.

Geestdriftig zette Händel zich aan het werk. Zijn bediende zag hem amper nadat hij zich in zijn kamer had opgesloten. Nauwelijks raakte hij zijn eten aan. Als door de Geest van God gedreven schreef hij, zoals hij het later noemde: "Het Heilig Oratorium". Tegen zijn bediende zei hij na afloop: "Het leek alsof ik de hele hemel zag en de grootheid van God Zelf". Deze uitspraak zegt iets over de gemoedstoestand van de componist en de overgave waarmee hij zich op zijn compositie wierp.

"The Messiah" bracht Händel niet ten gehore in Londen, maar in Dublin, waar hij veel populairder was. Hij had namelijk een verzoek uit Ierland gekregen om in Dublin een benefietconcert te geven ten bate van zieken en gevangenen. De première vond plaats op 13 april 1742 in de "Neale's Music Hall" van Dublin en de uitvoering was een daverend succes.

Een jaar later bracht Händel "The Messiah" in Londen ten gehore. Deze voorstelling werd bijgewoond door koning George II die zo onder de indruk was, dat hij toen het refrein "Hallelujah" klonk, uit eerbied voor Christus de Messias, spontaan opstond. De hele zaal volgde zijn voorbeeld met als gevolg dat het nu in Engeland een algemeen gebruik is om bij dit bekende refrein "Hallelujah" recht te staan.

Vooral dit “Hallelujah”, dat het magistrale einde is van het tweede gedeelte, is geliefd bij de muziekliefhebbers. Het is het stralende en jubelende hoofdthema van dit gedeelte en roept de optimistische sfeer van Pasen in alle heerlijkheid op. Het woord “hallelujah” stamt uit het Hebreeuws en betekent zoveel als “Looft de Heer”. Het woord wordt in de loop van het werk niet minder dan 48 maal herhaald en vormt zodoende een geloofsbelijdenis die zowel verheven als vrolijk aandoet. Met trompetten en koperblazers wordt het effect van de machtige zang nog eens versterkt. Bij de woorden “King of Kings” en “Lord of Lords” worden de stemmen geleidelijk aan hoger en intenser, en met het steeds herhaalde “Hallelujah” eindigt het koor in een laatste, spectaculaire lofprijzing.

"The Messiah" behandelt zowel de geboorte als de dood van Christus en is daardoor zowel geschikt voor Kerstmis als voor Pasen.

Händels creatieve geloofsbeleving maakt “The Messiah” tot een schitterende muzikale geloofsbelijdenis. Deze fenomenale compositie is niet meer weg te denken uit te muziekgeschiedenis en zal zonder twijfel de podia blijven domineren.

Ik kan mij een feestelijk en jubelend paasfeest zonder de blijde klanken van het “Halleluja” van Georg Friedrich Händel niet voorstellen.

CVC

This article is from: