8 minute read

BOMEN ZIJN GOED VOOR MENSEN

Praten met bomen, een boom omhelzen, een boom inklimmen of een boom voelen, maakt duidelijk dat ze bijzonder zijn en bij ons horen. Dat gevoel kreeg ik jaren terug toen ik op stap was met een IVN-gids in Zuid-Limburg.

Evolutionair zijn bomen heel oud. De ginkgo is een van de oersoorten. Onderzoekers hebben vastgesteld dat de eerste bomen 450 miljoen jaar geleden zijn ontstaan uit kleine plantjes die in water stonden. De vermoedelijk oudste boom in Nederland (circa 500 jaar) is een Hollandse Linde. Hij staat in Sambeek, heeft een doorsnede van ongeveer 7,70 meter en is 23 meter hoog. Onder de boom is het goed toeven bij warme dagen. Het oudste aangelegde bos, een naaldbos, vinden we bij Breda, het Mastbos. Het is aangelegd in 1515 door graaf Hendrik III van Nassau (oom van Willem van Oranje) met het doel de stad te verfraaien.

Advertisement

In Nederland zijn circa 500 verschillende soorten bomen, inheemse en uitheemse (zogenaamde exoten). De inheemse Hollandse zomereik bijvoorbeeld verstopt ruim 400 insectensoorten, wat smullen is voor vogels en vleermuizen.

Momenteel zijn 35 inheemse soorten in hun bestaan bedreigd.

Bomen zijn hele trouwe vrienden, die ons leefklimaat bewaken, ons welzijn bevorderen, een leefgebied bieden aan dieren en planten, ons voorzien van voedsel, medicatie, brandhout, bouwmaterialen, speelgoed en nog veel meer. De conifeer is een topper in het zuiveren van de lucht! En zo zijn er nog veel meer bomen te benoemen die heilzaam zijn voor ons hoofd, hart en lijf.

Door de verschillen tussen solar en lunar bomen te ontdekken, opent zich een compleet nieuwe wereld die in feite heel dichtbij is. Leg je hand maar eens op een de stam van een wilg (lunar boom) en blijf daar maar eens staan en vooral voel wat het met je doet. Sta bij een paardenkastanje en hou deze solar boom vast en je voeten gaan tintelen, je laadt je op met nieuwe energie.

In vroeger tijden werd recht gesproken onder de eikenboom (solar). Meer religieuze meditatieve, spirituele bijeenkomsten vonden plaats bij sterke lunar bomen zoals de linde, taxus en hazelaar.

De schilders Mondriaan en Toorop maakten gebruik van deze indeling, waarbij de volle maan een speciale rol speelde. En niet te vergeten de dichters zoals Gerhardt, Boer, Hoekstra, Kopland, Tellegen en Achterberg hebben hun liefde voor bomen omgezet in schitterende gedichten.

Ja, bomen horen bij ons, het zijn onze trouwste vrienden. Laten we maar voorzichtig met ze zijn!

AAN MIJNE DENNEN Door A.C.W. Staring

Vloot oudtijds aan der eiken tronk GEHEILIGD druivesap; Deel gij, o Pijnboom, mijnen dronk Uit ONGEWIJDE nap!

Uw deugd bepaalt dit eerbewijs; Geen Luim die 't nieuwe preekt; Die nu 't Milaansche Popelrijs; Die dan 't Atheensche kweekt.

U hongert naar geen weeldrig land: Gij kleedt het naakte duin, En houdt om Zwedens poelen stand, Als om der Alpen kruin.

't Zij schip of roeibark op den plas; Gij biedt ze uw diensten aan.

Gij helpt, als wiek, de snorrende as Van duizend raders gaan.

De toren heft zich op naar 't zwerk, Gestevigd door uw kracht.

Gij schoort, in 't slib, zijn metselwerk, En overleeft uw vracht.

Gij wekt de ontslapen haardsteêvlam, En 's winters guurheid zwicht.

Der vondrijke Armoe’ schenkt uw stam Een toorts, die voor haar licht.

Waar gulle vreugd de citer stemt; Waar harptoon ons verrukt, Wordt GIJ aan 't maagdenhart geklemdVan maagdenkniên gedrukt.

Het Noorden, door uw schors gevoed, Brengt u, den Redder, dank.

Het Westen huwt, met blijder moed, Uw geuren aan zijn drank.

Wanneer 't vijandig jaarseizoen Het lied der velden smoort; De kraai, op 't jeugdig akkergroen, Alleen het zwijgen stoort;

Hoe pronkt dan, tusschen 't weeklijk kroost Van 't afgebladerd woud, Uw heldenrij, het ijs getroost, En met den storm vertrouwd!

Hoe strekt gij dan, in fieren stand, Den onverwelkbren tak: Bij windvlaag ons ten luwen wand; Bij sneeuwvlaag ons ten dak!

Dat wild gerank en stekelruig In andre bosschen tier'; Het moeilijk pad in kronkels buig’; Voor 't naauwe doorzigt zwier’;

Gij bant elk hindrend warrelnet Uit uw gewijden kring; Gij spaart den voet bezorgden tred; Het oog verbijstering;

Gij spreidt, in uwe ontelbre schaar, Een grootsch geheel ten toon, En boeit den stillen wandelaar Door hartvereedlend schoon.

Zoo rigt dan, rigt uw zuilen opBreidt uit uw schaduwnacht, O Pijnen, om een heuveltop, Die mijn gebeenten wacht’!

Geen ijdle trots verhoog' den zerk, Noch sparre d'opgang toe.

Het Landvolk ruste er van zijn werk, Als ik van 't leven doe.

Fotografie

“Deze boom is voor mij heel bijzonder omdat hij in 1896 door dendroloog en tuinarchitect L.A. Springer hier is aangeplant in arboretum de Dreijen. Dat arboretum werd aangeplant in aanloop naar de oprichting van de Rijkstuinbouwschool hier in Wageningen. De aanstaande leerlingen moesten hier kennis kunnen maken met het materiaal van de tuinbouwwetenschap. Nu -meer dan een eeuw later- bestaat dit mooie arboretum nog steeds en zijn er nog studenten die onderzoek doen aan deze bomen, onder andere naar de precieze verwantschappen en genetische herkomst. Een echt living lab dus, maar kijk vooral wat een majestueuze boom, prachtig!”

Sjoukje Heimovaara over haar favoriete boom, de Libanese ceder

HOE ROMANTISCH IS DE ROMANTIEK?

Een kus, of liever nog, een eerste kus is een ervaring in een mensenleven waarbij zich al gauw het begrip romantisch aandient. De kus opent een deur naar de wereld van roze wolken, van vlinders in de buik en “Auf Flügeln des Gesanges” gedragen worden.

Dat laatste is overigens een regel uit het gelijknamige gedicht van de Duitse dichter Heinrich Heine dat voor het eerst verscheen in 1822.

De dichter was toen ongeveer 25 jaar oud en was misschien nog onder de indruk van de onbeantwoorde liefde voor zijn nichtje Amalie die hij in 1816 in het huis van zijn oom, Salomon Heine, in Hamburg had leren kennen. In datzelfde Hamburg had Felix Mendelssohn Bartholdy 7 jaar eerder het levenslicht gezien en 25 jaar later, in 1834, is de tekst van Heine’s gedicht verwerkt in een van de meest geliefde liederen van de componist. Is het gedicht romantisch? Ja, maar tot welke stroming behoort het, de Romantiek misschien? Ja, het is een romantisch gedicht, uit de Romantiek.

Gedichten en muziek vinden elkaar aan het begin van de 18de eeuw in een nieuwe vorm van liedkunst die zich onderscheidt van de vroegere religieuze gezangen en volksliedjes. Teksten van dichters als Johann Wolfgang von Goethe, Joseph von Eichendorff, Franz von Schober en Heinrich Heine, krijgen een eigen ‘geluid’ in de liedcomposities van Franz Schubert, Felix Mendelssohn Bartholdy en Robert Schumann; drie componisten, geboren tussen 1797 en 1810. Ze sterven jammer genoeg alle drie relatief jong. Hun rijke artistieke erfenis schetst in het samengaan van poëzie en muziek een schat aan emoties die we vaak het predicaat ‘romantisch’ geven. Met de muziek zwellen gevoelens aan die verwijzen naar lief en leed, naar vaderland en exil en naar de natuur en het verwijlen daarin. Thema’s die behoren tot de brede culturele stroming die we de ‘Romantiek’ noemen. Maar hoe houden we deze begrippen uit elkaar want ze zijn zo eenvoudig te verwarren; de begrippen ‘romantisch’ en ‘romantiek’. Ze lijken soms uitwisselbaar en in letters scheelt het allemaal niet zoveel.

Toch zijn er duidelijke verschillen. Om te beginnen is ‘romantiek’, al dan niet met een hoofdletter geschreven, een zelfstandig naamwoord, terwijl ‘romantisch’ een bijvoeglijk naamwoord is. Romantiek heeft betrekking op een specifieke stroming met een bijbehorende bloeiperiode die loopt van het einde van de 18de eeuw, grofweg vanaf 1770, tot het midden van de 19de eeuw met uitlopers tot in het ‘Fin de Siècle’. Het is een stroming die in Europa ontstaat en die tot uitdrukking komt in vrijwel alle culturele uitingen; schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur, literatuur en muziek. Romantisch, als gevoel of in associatie is niet specifiek gebonden aan een periode, het kan van alle tijden zijn, en alle culturen. Het kan te maken hebben met ervaringen of inleving maar het is een gevolg, geen oorzaak.

Misschien moeten we iets vroeger in de 18de eeuw duiken om een en ander beter te begrijpen. Meer dan de eeuwen ervoor wordt de achttiende gekenschetst door een rijke opeenvolging van stijlen en stromingen. Het is de eeuw die begint met de kracht van de Barok, gevolgd door de elegantie van de Rococo. Het is vervolgens ook de ‘Eeuw van de rede’, de ‘Verlichting’ waarin de wereld maakbaar lijkt. De opkomst van het Neoclassicisme past bij het rationalisme van de tijdgeest maar ook hier komt een reactie op en dat is wat we onder ‘De Romantiek’ (met hoofdletter) verstaan. Waar de ‘Verlichting’ toekomstgericht is op een wereld van de vooruitgang, bereikbaar geworden door gebruik te maken van het collectieve abstracte menselijke verstand, kennen de vertegenwoordigers van de ‘Romantiek’ een ander perspectief. Zij benadrukken het individuele aspect en verkiezen het subjectivisme boven het objectivisme, de emotie boven de ratio en het eigene boven het algemene. Verstandelijke kennis komt op een lager plan dan bijvoorbeeld intuïtie, spontaniteit, emotie en verbeelding. De snelgroeiende en veranderende stedelijke omgeving, met alle verworvenheden (en verwordingen) van de beginnende industriële revolutie maakt dat er gekozen wordt voor de natuur waarbij de beleving nadrukkelijk mystieke, welhaast religieuze vormen aanneemt. De mystieke wereld, met veel aandacht voor ‘gene zijde’ wordt verkozen boven de mechanische wereld van industrie en progressie.

Terugkijken is een gegeven dat hoort bij de Romantiek en het zijn met name de Middeleeuwen die tot de verbeelding spreken, in het idee dat ze een zuiver en groots verleden weerspiegelen. Ook de vergankelijkheid, van bijvoorbeeld vriendschappen en culturen, blijkt een aantrekkelijk thema. Schilders als Caspar David Friedrich en

William Turner benadrukken vaak het overweldigende van de natuur tegenover het nietige van de mens en zijn nalatenschap. Wanneer Goethe in 1787 tijdens zijn eerste Italiaanse reis wordt geportretteerd door zijn landgenoot Johann Heinrich Wilhelm Tischbein zien we hem weergegeven, liggend in het weidse landschap van de Romeinse ‘Campagna’. De schrijver is ver van huis in een voor hem vreemde omgeving te midden van enkele brokstukken van een vergane cultuur. Hij wordt ons gepresenteerd als ‘Wanderer’, rustend in de natuur, aanwezig maar niet op weg ergens naartoe. Een andere ‘Wanderer’ vinden we in Friedrichs schilderij ‘Der Wanderer über dem Nebelmeer‘, uit 1818. Het lijkt alsof de schilder bekend was met het gedicht ‘Der Wanderer’ van Georg Philipp Schmidt, al dan niet in de toonzetting van Franz Schubert uit 1816: “Ich komme vom Gebirge her / Es dampft das Tal, es braust das Meer“.

Eens te meer ervaren we hoe er een beroep wordt gedaan op ons inlevingsvermogen en onze subjectieve emoties zoals de ervaring van weer en wind, van nacht en ontij.

De Romantiek is in de meeste Europese landen een duidelijk herkenbare stroming met voor elk land een eigen nationale invulling en bijbehorende vertegenwoordigers. Een goed voorbeeld vinden we in Schotland waar Sir Walter Scott met zijn roman Ivanhoe een beeld geeft van de Middeleeuwen, vertegenwoordigt in de ridderfiguur Ivanhoe (die nogal verschilt van de geromantiseerde versie die ons, eind vijftiger-, begin zestiger jaren van de vorige eeuw, op de televisie werd voorgeschoteld) Het woord ‘romantiek’ is niet voor niets afgeleid van de middeleeuwse ‘romances’; verhalen over mensen die idealen najagen ondanks het feit dat ze beseffen dat ze feilbaar zijn. In de versie van Scott blijkt de stoere ridder Ivanhoe dan ook een soort van moderne anti-held. De schrijver van het epos, net als Goethe bij het leven al razend populair, wordt ook meerdere malen op het schilderslinnen vastgelegd. En net als bij Goethe komen we hem buiten tegen, geportretteerd door de ‘hofschilder’ van Schotland, Sir Henry Raeburn. Het is een informeel portret, niet de schrijver in zijn bibliotheek of studeerkamer in ‘Abbotsford’, zijn neo-middeleeuws kasteel, maar we zien hem in een nonchalante pose, buiten onder een boom, een klein boekje in zijn hand en in het gezelschap van zijn twee trouwe honden. Vriendschap en loyaliteit, ook tussen mens en dier, waren belangrijke elementen voor de kunstenaars van de Romantiek.

Vriendschap en liefde, emoties die we zo makkelijk koppelen aan romantische gevoelens. Maar het hoeft niet altijd te culmineren in een diner bij kaarslicht. Geliefden mogen ook schuilen ‘onder dropplend lover’, ergens aan een plas, zoals de dichter Staring beschrijft in zijn gedicht ‘Herdenking’. Een gedicht met een heuse eerste kus van een poëet die wel werd omschreven als de meest romantische dichter van Nederland. Maar wellicht moeten we dat veranderen in de belangrijkste dichter van de Romantiek… wat Nederland betreft dan.

This article is from: