Museumbulletin 2018 - nr 2

Page 8

museumbulletin > vlijtige vingers ter ere van gods glorie

vlijtige vingers ter ere van gods glorie religieuze kant uit brugse kerken en kloosters Het religieus erfgoed in Brugge is omvangrijk. Daarbij denken we onmiddellijk aan beelden, schilderijen en kerkmeubilair. Een weinig gekend onderdeel ervan is echter het religieus textiel. Minder gekend omdat het meestal opgeborgen blijft in de kasten van de sacristieën… als het niet verdween bij de grote ‘schoonmaak’ n.a.v. het Tweede Vaticaans Concilie. Binnen het liturgisch textiel nam kantwerk een behoorlijke plaats in, als onderdeel of als autonoom stuk. Door juist die hervorming in de Kerk komen die broze kantstukken sinds de jaren 1960 nog nauwelijks naar buiten. Met deze tentoonstelling in de Sint-Gilliskerk hopen we dit door het grote publiek minder gekend aspect van het Brugs patrimonium bekender te maken. Door BENOIT KERVYN

kant in religieuze context

1 Velum met de afbeelding van de

relikwie van het Heilig Bloed, 1684 Brugge, Schatkamer van de Edele Confrérie van het Heilig Bloed Foto Cel fotografie Stad Brugge

8

Kant staat voor een verfijnde afwerking aan de rand, vandaar de term ‘kant’, van zowel gebruiksvoorwerpen als het kostuum in de dames- als herenmode. In eerste instantie denken we dan aan de indrukwekkende molensteenkragen, de delicate Medicikragen of andere verfijnde beffen en manchetten die we aantreffen op portretten van edelen en vooraanstaande burgers of in vitrinekasten van musea. De Kerk zou echter niet onderdoen. Zowel in de kleding van de geestelijken als in de gebruiksvoorwerpen voor de eredienst komt kant vaak voor. Talrijk zijn de bewaarde albestroken, altaardwalen, palla’s, corporalen, Mariasluiers, ciborievelums, stolakraagjes en benedictievelums die een uiting zijn van dit verfijnd handwerk. Het religieus kantwerk maakt gebruik van het rank- en bloemwerk en andere motieven die te vinden zijn in het ’burgerlijk’ kantwerk. In sommige kantstukken duiken specifieke religieuze symbolen op. De stijlen en motieven van het decor refereren naar de in omloop zijnde mode. De 16de en 17de eeuw worden gekenmerkt door een symmetrische opbouw. Het geometri-

sche en strakke van de renaissance verdwijnt in de barok ten voordele van florale motieven. Afhankelijk van de kantsoort kunnen motieven weinig of juist veel contrast vertonen met de grond. We zien een zekere dynamische exuberantie aan zwierige acanthusbladeren en rankwerk. Ook een licht reliëf is vast te stellen in bepaalde kantsoorten. De elegante rank- en bloemmotieven in de rococo, vanaf 1730, krijgen naast een overheersende asymmetrie het gezelschap van het typische rocaillemotief. In de 19de eeuw domineren, onder invloed van het romantisme, tekeningen verwijzend naar de (neo)barok. Zeker in kant voor religieus gebruik, en in het katholieke Brugge, zijn referenties naar de neogotische vormentaal duidelijk herkenbaar. De stijl zou nog tot na W.O.I worden toegepast. Belangrijk is eveneens de in 1809 door de Engelse John Heatcoat op punt gestelde tulemachine. Het werk ging daardoor niet enkel sneller maar was ook goedkoper. In het begin van de 20ste eeuw verliest de tekening van de kant alle uitbundigheid en wordt eerder stereotiep. Niet enkel in de mode verdwijnt omstreeks 1920-1930 stilletjes het


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.