11 minute read

Een blik op de dood in de zestiende- en zeventiende-eeuwse Brugse cultuur

soetkin Vanhauwaer t

Op 24 maart 1487 werd ene Brugse Boudin, wonende bij de Vrijdagmarkt, gedood in een gevecht met ene Lauwereins, en op 8 juli 1488 viel Cornelis, de klokkenluider van de Sint-Salvatorkerk, van de kerktoren en was op slag dood. Deze anekdotes in verband met de dood, twee van de vele genoteerd in het handschrift Tghuene dat geschied es binner stede van Brugghe (…), tonen aan hoe de dood aanwezig was in het alledaagse middeleeuwse leven. Oorlogen, de pest en andere epidemieën verhoogden tijdens bepaalde periodes de sterftecijfers, maar vooral de grote kindersterfte zorgde ervoor dat de algemene levensverwachting lager lag dan nu. De traditie, waarbij zieken thuis werden verzorgd en hier ook na hun dood werden opgebaard, maakte de dood tot een tastbaar deel van het dagelijkse leven. De dood werd echter niet beschouwd als eindpunt. Gelovigen hoopten op een nieuw begin in de hemel; ongelukkigen werden naar de hel gestuurd. Omstreeks 1200 ontstond het concept van het vagevuur, waar de ziel na de dood een tijd doorbracht om te worden gezuiverd van haar zonden voor ze werd toegelaten tot de Hemel. Waar de ziel uiteindelijk terechtkwam, werd bepaald tijdens een persoonlijke berechtiging en uiteindelijk tijdens het Laatste Oordeel, maar lag volgens de Kerk volledig in eigen handen. Daarom was het belangrijk om de overgang naar de andere wereld nauwkeurig voor te bereiden. Hoewel de sterftecijfers daalden, bleef dit geloof tijdens de zestiende en zeventiende eeuw een prominente plaats innemen. Mensen bleven begaan met het lot van hun ziel na de dood en bereidden zich voor op de dood, zowel door een goede manier van leven – werken van barmhartigheid, bidden, biechten, op bedevaart gaan, schenkingen doen – als door een goede manier van sterven – begeleid door een priester of familieleden, gesterkt door de laatste sacramenten. Het was belangrijk om nooit het doel uit het oog te verliezen, waardoor in de materiële cultuur een tendens ontstond om de bevolking aan haar sterfelijkheid te herinneren. In dit artikel worden enkele Brugse kunstwerken in deze context geplaatst.

Advertisement

memento mori Vanaf de vijftiende, maar vooral tijdens de zestiende en zeventiende eeuw werd de idee van de vluchtigheid van het aardse bestaan erg uitdrukkelijk weergegeven in schilderijen. Het Schenkersportret van Margareta van Metteneye (ca. 1525-1530) toont de Brugse Margareta van Metteneye, geknield op een bidstoel en vergezeld door een jongetje en de heilige Margareta in een indrukwekkende architectuur. Op de achterzijde is een schedel met wormen in beeld gebracht, samen met de niet mis te verstane boodschap: Dat ghy zyt hebbe ic ghewest en dat ic ben dat zult ghy worden (Afb. 33). Dat de dood onvermijdelijk is voor iedereen, wordt hier nadrukkelijk benoemd. De aansporing om te bidden voor het eigen en Margareta van Metteneye’s zielenheil – en zo ieders zondenlast te verlichten – wordt duidelijk in de Bid God door my op de omlijsting van het schilderij. Deze ‘gedenk-de-dood-iconografie’ kan in deze periode ook worden teruggevonden op grafstenen. Op het graffragment van P. Tristram (Brugge, Onze-Lieve-Vrouwekerk) zijn nog zowel een schedel als een zandloper te zien. Zoals de schedel verwijst naar de sterfelijkheid van de mens, zo staat de zandloper symbool voor de vluchtigheid van het aardse leven. Boodschap: “Denk aan het lot van uw ziel en richt u tot God! Leef goed nu het nog kan.” Ook op verschillende grafstenen van de zusters van het SintJanshospitaal (Brugge, Hospitaalmuseum) zijn schedels opgenomen in de iconografie.

de ideale dood Zoals gezegd was niet alleen een voorbeeldig leven een troef na de dood, ook de manier van sterven kon bepalend zijn voor het lot van de ziel. Een belangrijk aspect bestond in de voorbereiding van het sterven door te bidden, een laatste keer te biechten, de laatste sacramenten te worden toegediend… Een plotselinge dood verhinderde dat en werd dan ook alom gevreesd. De middeleeuwse mens geloofde dat een blik op de heilige Christoffel je die dag behoedde voor een onvoorbereide dood en dat de heilige Barbara, als patrones tegen een plotselinge dood, ervoor zou zorgen dat je lang genoeg bleef leven tot de priester was langsgeweest. Vanaf de vijftiende eeuw verscheen een handleiding over hoe goed te sterven. Deze Ars moriendi bevatte, naast gebeden en aansporingen tot meditatie, richtlijnen om een aantal bekoringen zoals wanhoop en ijdelheid te overwinnen in het uur van de dood. Deze schriftelijke richtlijnen gingen vaak gepaard met bemoedigende afbeeldingen van de bekoringen en de overwinningen. In het Brugse Stadsarchief wordt een laat-vijftiende-eeuws blokboekfragment bewaard waarop de Overwinning van het geloof staat afgebeeld (Afb. 34). Een engel, de heilige Drievuldigheid, Maria en enkele heiligen omgeven het bed van de stervende, terwijl drie duivels verslagen wegvluchten. Het ideaal dat in deze periode werd nagestreefd, was de dood van Maria. De in de Legenda Aurea uitvoerig beschreven overgang van de Maagd werd gezien als de ideale dood wegens vier factoren: Maria wist door een goddelijke ingeving dat ze zou sterven (1) en ze werd getroost door de aanwezigheid van de apostelen (2), die gebeden en psalmen voorlazen (3) en de kamer bekleedden met heilzame tekens, zoals wierook en kaarsen, om de invloed van het Kwade te beperken (4). Zo stierf Maria vol vertrouwen, waarna ze door Christus naar de Hemel werd gebracht. Het beeld van de stervende Maria omgeven door rouwende apostelen, inspireerde vele kunstenaars, die zo de idee van de ideale dood verspreidden.

heiligen en herinneringen Niet enkel Maria bleek invloedrijk in de context van de dood, ook andere heiligen waren belangrijk bij het persoonlijke oordeel over de overledene. Daarom probeerden gelovigen tijdens hun leven een band aan te knopen met een heilige waar ze een verwantschap mee voelden. Naamheiligen waren in deze context bijzonder populair. Op zijn gedenksteen (Brugge, O.-L.-Vrouwekerk, ca. 1526) wordt de geknielde priester Simon Volpot bijgestaan door de heilige Simon, herkenbaar aan de zaag in zijn rechterhand, wanneer hij zich voor Maria 34

met het Christuskind bevindt (Afb. 3). Zo hoopt hij niet alleen de hulp van de heilige Simon te krijgen, maar ook de hulp van de Madonna als beloning voor zijn eeuwige verering. Ook op het epitaaf voor Jan de Schietere en zijn echtgenote (Brugge, Sint-Salvatorkathedraal, ca. 1576- 1577) worden beiden voorgesteld in het gezelschap van hun naamheiligen. Geknield aan de voet van het kruis en gesteund door Johannes de Doper en de heilige Catharina tonen ze hun devotie voor de Passie van Christus, in de hoop hun eigen leven na de dood te verzachten. De schenking van dergelijke memorietaferelen aan religieuze instellingen werkte op zich al bevor

en met gevouwen handen (Brugge, Memlingmuseum–Sint-Janshospitaal, 1698). Naast haar staan een kruisbeeld en een brandende kaars, het symbool van het Licht. Dit soort schilderij kan worden gezien als een voorloper van het bidprentje, dat nog steeds tijdens een begrafenis wordt uitgedeeld.

Hoewel de maatschappij in de zestiende en zeventiende eeuw veel individualistischer werd, bleef de dood een gemeenschappelijke factor. Iedereen kwam ooit te sterven, en de al gestorvenen twijfelden niet om de overlevenden daaraan te herinneren vanop hun grafmonument of epitaaf. De dood kon op elk moment toeslaan, dus was je maar beter voorbereid op een confrontatie met je zonden. Dat ghy zyt hebbe ic ghewest en dat ic ben dat zult ghy worden.

Legende van de afbeeldingen Afb. 33. Omgeving van Lanceloot Blondeel, Schenkersportret van Margareta van Metteneye en Memento Mori, 1523, paneel, 29,7 x 25,5 cm. Brugge, Groeningemuseum. Afb. 34. Anoniem, Overwinning van het geloof, laat-vijftiende eeuw, blokboekfragment. Brugge, Stadsarchief, Oud Archief reeks 540. Afb. 35. Anoniem, Grafsteen van Simon Volpot met memorietafereel, 1526, kalksteen, 83 x 54,5 cm. Brugge, O.-L.-Vrouwekerk.

35

derend voor het zielenheil en was dan ook een courante praktijk in deze tijden. Onrechtstreeks bleven de doden door middel van dergelijke memorietaferelen de aandacht van de overledenen trekken. Hierdoor bleven herinneringen aan hen levendig en stimuleerden ze de gelovigen te bidden voor hun zielenheil, waardoor hun zondenlast werd verminderd en hun dagen in het Vagevuur werden ingekort. Een andere manier waarop de herinnering aan de overledene levendig werd gehouden, is het fenomeen van de dodenportretten, ontstaan in de zestiende eeuw. De overledene werd geportretteerd op zijn of haar doodsbed, vaak omgeven door symbolen van het geloof. Net als verschillende andere zusters van het Brugse SintJanshospitaal werd Barbara Godtschalk op haar doodsbed geportretteerd, gekleed in haar habijt

BRUI KLEENGE VERS

tentoonstelling ‘Van chirurgijns tot pestheiligen. Ziek zijn in Brugge in de 16de en 17de eeuw’, Memling in Sin-Jan – Hospitaalmuseum 29 september 2011 – 26 februari 2012

BELGI Ë Mevrouw Rapaert de Grass Privécollectie Prof. Dr. Luc Baert Museum Plantin-Moretus/Prentenkabinet, Antwerpen - UNES CO Werelderfgoed Musea en Erfgoed Antwerpen Vzw Privé-verzameling, Antwerpen Bruggemuseum – archeologie, Brugge Bruggemuseum – gruuthuse, Brugge Groeningemuseum, Brugge Groeningemuseum, Prentenkabinet, Brugge Stadsarchief, Brugge Rijksarchief, Brugge Stedelijke Openbare Bibliotheek ‘Biekorf’, Brugge Klooster Hospitaalzusters van Sint-Jan, Huuse Sint-Jan, Brugge OCMW Brugge, Archief- & Kunstpatrimonium Archief Klooster van de EE . PP . Ongeschoeide Karmelieten, Brugge Kerkfabriek Sint-Walburgakerk, Brugge Kathedrale Kerkfabriek Sint-Salvator, Brugge Kerkfabriek Sint-Anna, Brugge Privé-verzameling, Brugge Privé-verzameling, Sint-Andries Brugge Dr. William De Groote, Brugge Bob Vanhaverbeke, Brugge PCB Penitentiair Complex, Brugge Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel U.L.B. – Musée de la Médecine, Campus Erasme, Bruxelles Collectie Museum Sint-Janshospitaal, Damme Stad Diksmuide Universiteit Gent, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen Stichting Jan Palfijn, Gent Universiteit Gent, Universiteitsbibliotheek Museum voor Schone Kunsten, Gent OB K Openbare Bibliotheek, Kortrijk Privé-verzameling, Kortrijk Volkskunde – West-Vlaanderen Vzw Antiek Pol Desmet, Wingene NE DERLAN D Privé-collectie R. Butzelaar, Amsterdam Dr. Alphons Ypma, uroloog, Diepenveen Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen en van de Geneeskunde ‘Museum Boerhaave’, Leiden Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam

U.K. Wellcome Trust, Wellcome Library, London

U.S.A The Cartin Collection, Hartford William P. Didusch Center for Urologic History, American Urological Association, Linthicum

LITERATUUR

800 jaar Sint-Janshospitaal Brugge, 1188/1976, Brugge, C.O.O., 1976 (tent. cat., 2 delen). Ariès, P., Het beeld van de dood, vertaling uit het Frans, 2de druk, Amsterdam, 2003. Baert B., De vrouw van de toren. Omtrent de betekenis van de heilige Barbara in de traditie, in: Bovenaards en ondergronds. Het verhaal van Sint-Barbara 2006-2007, Cahier 2, Stad Genk, december 2006. Boelaert J.R., Zes eeuwen infectie in Brugge : 1200-1800. Leuven, ACCO, 2011. Boeynaems P. , ‘Broeder Jan Bisschop en zijn Pharmacia Galenica et Chymica’, Bulletin van de Kring voor de Geschiedenis van de Farmacie Benelux, no. 15, April 1957. Böhmer S. e.a., Von der Erde zum Himmel, Heiligendarstellungen des Spätmittelalters, Aachen, 1993. Broeckx M.C., Essai sur la médecine Belge avant le 19ième siècle, Gent, 1837. De Meyer I., Origine des apothicaires de Bruges, Drukkerij Felix de Pachtere, 1842, Bruges. Deneweth H., Huizen en mensen. Wonen, verbouwen, investeren en lenen in drie Brugse wijken van de late middeleeuwen tot de negentiende eeuw (Brussel, 2008, onuitgegeven doctoraatsverhandeling). Dewitte A., De geneeskunde te Brugge in de middeleeuwen, Brugge, Heemkundige kring M. Van Coppenolle, 1973. D’Hooghe C., De armenzorg te Brugge in de 17de eeuw, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG ent, 1950. Geldhof J., De pestepidemie in Brugge, 1665-1667, Biekorf, 75 (1974) 305-328. L’initiative publique des communes en Belgique. Fondements historiques (Ancien Régime). 11e Colloque international Spa, 1-4 sept. 1982. Actes (Brussel, 1984) (Pro Civitate, Historische Uitgaven, Reeks in 8°, 65). Maréchal G., Het Sint-Janshospitaal in Brugge in de 18de eeuw. Aanzet tot vernieuwing? In: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis 132 (1995)1-2, pp.5-60. Maréchal G., Het gebouw van de Brugse leprozerie in de XVIde eeuw. In: Biekorf 1979, pp.316-322. Mattelaer J., Le médionat, une tâche moins connue du barbier-chirurgien lors d’une exécution, Janus, Revue internationale de l’histoire des sciences, de la médecine, de la pharmacie et de la technique, p.137-147, 1974. Mattelaer J. Steensnijden in Vlaanderen in de 17de en de 18de eeuw, Geschiedenis der Geneeskunde, 1, Januari 1955. OCMW-archief, De bestanden Sint-Janshospitaal, Sint-Juliaan en M.Magdalena. Pannier R.A.C., Van gissen naar weten. De geneeskunde in Brugge in de 17de eeuw, de tijd van Thomas Montanus, Brugge, Van de Wiele, 2008. Spicer A. e.a., Defining the Holy. Sacred space in Medieval and Early Modern Europe, Hants, 2005. Tussen hemel en hel. Sterven in de middeleeuwen, 600-1600 (tent. cat.), Sophie Balace en Alexandra De Poorter (red.), Brussel, 2010. Vandevyvere E., Watervoorziening te Brugge van de 13de tot de 20ste eeuw (Brugge, 1983). Vandewiele L. J., ‘Enkele nieuwe gegevens over apoteker Jan Bisschop, Jezuïet’, Bulletin van de Kring voor de Geschiedenis van de farmacie Benelux, no. 50, maart 1975. Van Doorslaer G., Aperçu historique sur la médecine et les médecins à Malines avant le 19ième siècle, Mechelen, 1900. Vlachos S., Unerträgliche Kreatürlichkeit. Leid und Tod Christi in der spätmittelalterlichen Kunst, Museen der Stadt Regensburg, 2010. (Anoniem), Tghuene dat geschied es binner stede van Brugghe sichten tjaer ons heeren M.CCCC. ende lxxvij, den XIIII’ton dach in spurkelle. Manuscript 13267-13269, Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel.

Museumbulletin is een driemaandelijks tijdschrift van Musea Brugge, uitgegeven door vzw Vrienden van de Stedelijke Musea Brugge

Verantwoordelijke uitgever: Bertil van Outryve d’Ydewalle, p/a Dijver 12, 8000 Brugge

Coördinatie: Johan R. Boelaert & Sibylla Goegebuer

Eindredactie: Johan R. Boelaert

Redactie: Johan R. Boelaert, Sibylla Goegebuer, Mieke Parez museumbulletin.redactie@brugge.be

Foto’s: Stadsfotografen Jan Termont en Matthias Desmet, Steven Kersse, Wellcome Library London, Raakvlak, Stad Diksmuide, Johan R. Boelaert, Albert Clarysse, Johan Mattelaer, Heidi Deneweth, Nico Insleghers, Museum Boerhaave Leiden, A. Leun, Archief & Kunstpatrimonium OCMW Brugge

Druk: De Windroos, Beernem

Musea Brugge Dijver 12, 8000 Brugge T 050 44 87 43 F 050 44 87 78 www.museabrugge.be musea@brugge.be

BI JZON DERE BEGUNSTIGERS :