‘MUZIEK EN DANS BLAZEN LEVEN IN DE TIJD’ TAKE- OVER CONCERTGEBOUW
Na passages van KAAP en MOOOV is het Concertgebouw de derde en (voorlopig?) laatste culturele partner die inbreekt in de collecties en locaties van Musea Brugge. Op 19 september staat de eerste, verrassende voorstelling geprogrammeerd. Artistiek directeur Jeroen Vanacker licht de samenwerking toe en drie programmatoren tippen een voorstelling en een locatie van Musea Brugge. —
Interview door Inge Geysen
Was er eerder al samenwerking tussen het Concertgebouw en Musea Brugge of is dit de vuurdoop? Jeroen Vanacker: Het Concertgebouw heeft eerder al met Musea Brugge samengewerkt. In 2013 werkten we een programma uit, aansluitend bij de tentoonstelling Liefde & Devotie. Het Gruuthusehandschrift. Een weekend lang waren er concerten met liederen uit het handschrift en muziek van tijdgenoten. Er waren nog andere projecten, telkens gelinkt aan tentoonstellingen. Wat de samenwerking nu bijzonder maakt, is dat we inspelen op de permanente presentaties en collecties. En dat we in situ werken, op de locaties zelf dus. Dat laatste is een absolute meerwaarde. De nabijheid van het erfgoed en de museumlocaties, vaak monumenten met een eeuwenoude geschiedenis, zorgen voor een heel andere beleving dan in onze hedendaagse concertzaal. De architectuur en de atmosfeer van de zolder van het SintJanshospitaal of de gotische zaal van het stadhuis brengen je als luisteraar meteen in een heel andere stemming. We programmeren bijvoorbeeld het werk van de Italiaanse componist Giacinto Scelsi, over de drie stadia in een mensenleven. Die muziek kan je overal uitvoeren. Maar door hem te brengen op de zolder van het Sint-Janshospitaal, een plek waar leven en dood samenkwamen, 8
creëer je een bijzondere match, een unieke beleving. Musea Brugge heeft een veelheid aan locaties en collecties. Was dat in het samenstellen van het programma een moeilijkheid of net een verrijking? JV: De moeilijkste vragen zijn de meest interessante! Uiteraard is er tijd nodig om de locaties en de collecties te bekijken en na te gaan hoe je ze direct en zinvol kan linken aan muziek en dans. Voor ons was het ook belangrijk om het DNA van het Concertgebouw in het programma te krijgen. Dat omvat drie pijlers: klassieke muziek (van oud tot hedendaags), dans en participatie. Aan het publiek om te oordelen, maar volgens mij hebben we de match tussen het DNA van Musea Brugge en dat van het Concertgebouw gevonden. Hoe hebben jullie dat concreet aangepakt? JV: Er waren een aantal praktische zaken om rekening mee te houden. Kan een locatie een live uitvoering aan? Automatisch kom je dan terecht bij de iets grotere locaties. De coronapandemie heeft ons er bovendien toe gedwongen om kleinere, meer intieme concerten niet op het programma te zetten. Maar even, of: nog belangrijker, was de inspiratie die de locaties en collecties ons gaven. Zelf ben ik altijd al geïntrigeerd geweest door het werk L’Homme-Dieu uit 1903
Jeroen Vanacker © Sightways
van Jean Delville dat in de Vriendenzaal hangt. Als je dan wat onderzoek doet en merkt dat hij een belangrijk artiest is – bovendien goed bevriend met componist Scriabin voor wie hij een partituurcover illustreert – dan vallen de puzzelstukjes in elkaar. Je komt tot ontdekkingen door verregaand te focussen. Wat we nastreven, is een symbiose van muziek en (beeldende) kunst, een eenheid tussen de plek, de tijd waarin het werk ontstaan is en de muziek. Maar, tegelijk is er voor mij een zekere spanning: het Johannesretabel bijvoorbeeld, is gemaakt voor het Sint-Janshospitaal. Het zal er altijd blijven, is honkvast. Wie het wil zien, moet naar daar komen. Muziek en dans zijn anders, vluchtig, mobiel. De take-over maakt deel uit van het festival Mind the Artist. Creatie is dus een belangrijk aspect?