MO*118: winter 2015

Page 1

HET STILLE LEED VAN JEZIDI-VROUWEN VS BLOKKEREN MACHTSVERSCHUIVING IN IMF ‘OORLOG, VLEES ETEN EN KAPITALISME ZIJN EEN SCHRIJNEND GEBREK AAN VERBEELDING’ FISCALE SLUIPROUTES VAN WERELDFINANCIËN

ZESTIG MILJOEN MENSEN TUSSEN ERGENS EN NERGENS WWW.MO.BE - MO*118 - WINTER 2015 - P309696 - 5.5 EURO - KWARTAALUITGAVE

MO*118_typo_DEF.indd 1

16/11/15 10:50


VOORWOORD

door Gie Goris

Il est vijf voor twaalf, Paris s’éveille ❱

‘Als de democratie in Irak mislukt,’ zei George W. Bush, ‘dan zal dat terroristen overal ter wereld moed geven, de Amerikaanse bevolking in gevaar brengen en de hoop van miljoenen mensen in de regio vernietigen.’ De vroegere Amerikaanse president begreep dat zijn inval in Irak een kwestie van leven en dood was, niet alleen voor Saddam Hoessein, zelfs niet alleen voor de Irakese bevolking. De AmerikaansBritse inval in Irak zou voor de hele regio en uiteindelijk voor de hele wereld een historisch breekpunt zijn. Als Bush de inzet van zijn Irakoorlog zo juist kon inschatten, waarom liep het dan zo fout? De belangrijkste reden is ideologische verblinding. Dat bleek al tijdens de toespraak op 5 november 2003, waaruit het voorgaande citaat komt. Bush vervolgde: ‘De Iraakse democratie zál slagen – en dat succes zal het nieuws verspreiden van Damascus tot Teheran dat vrijheid de toekomst kan zijn van elke natie. Het oprichten van een vrij Irak in het hart van het Midden-Oosten zal een keerpunt zijn in de mondiale democratische revolutie.’

Oorlogen en militaire interventies zijn fout, ongeacht met welke heerlijke woorden en waarden ze aangekondigd worden Er is niets fout met het streven om iedereen, ongeacht geografie, rijkdom, cultuur of religie, de kans te geven om in vrijheid en democratie te leven, integendeel. Het zijn de oorlogen en de militaire interventies die fout zijn, ongeacht met welke heerlijke woorden en waarden ze aangekondigd worden. De spectaculaire mislukking van de westerse interventie in Irak, de langdurige bezetting van Afghanistan zonder tastbaar veiligheidsresultaat en de haastige militaire tussenkomst in Libië creëerden samen de perfecte storm. Historische wonden werden wijd opengereten, de hele regio tussen Bamako en Islamabad werd één grote, illegale wapenbazaar en de extreemste tegenstanders van het Westen en zijn lokale lakeien kregen de wind in de zeilen.

De politieke islam, met zijn diepe wortels in antikoloniaal verzet, werd al in de jaren tachtig – met westerse en Saoedische steun – omgesmeed tot een militante, militaire en mondiale beweging. Na de jihad tegen de Sovjetunie in Afghanistan volgde die geïnternationaliseerde strijd zijn vroegere sponsors tot in New York en Washington, en na de interventies tot in Irak en Libië, en verder tot in Mali, Jemen, Nigeria en overal waar voldoende ongenoegen leefde over de huidige verdeling van macht, middelen en toekomstperspectieven. De ideologen slaagden er blijkbaar in de schrijnende vervreemding van miljoenen moslims om te zetten in het politiek-religieus extremisme van duizenden, zelfs tienduizenden jongeren. De terreur die 2015 tekent, is het resultaat van een vernietigend opbod van ideologische verblinding, tussen westerse landen en burgers die de bevestiging van hun wereldwijde dominantie zien als de verdediging van westerse waarden, en islamistische extremisten die elke dode die ze maken alleen maar kunnen zien als schuldige, collaborateur of martelaar. Intussen dreigt de belangrijkste bijeenkomst van het decennium te verdwijnen achter de noodtoestand en de eenzijdige focus van beleid en media op IS of Daesh. Un Paris peut en cacher un autre, en dat is een hele kwalijke zaak. Want de COP21 of de Klimaattop van de Laatste Kans zou de mensheid voor veel meer conflict en verwoesting van menselijk leven en beschaving kunnen behoeden dan welke noodmaatregelen ook. Er is voorzichtig en bescheiden optimisme over de slaagkansen van deze klimaattop. Het was de bedoeling de staats- en regeringsleiders nog een stevige duw in de rug te geven met de grootste klimaatbetoging ooit, maar dat hebben de commando’s van een zelfverklaard kalifaat voorkomen. Het is nu aan de wereldleiders zelf om te tonen dat ze de argumenten van de wetenschap en de bezorgdheid van hun burgers ernstig nemen en ingrijpende beslissingen kunnen nemen om de toekomst te redden. Het spektakel van de vier kibbelende regeringen in België geeft weinig vertrouwen in een goede afloop. Wie ooit hoopte op een Belgische voortrekkersrol in Parijs mag die hoop wel opbergen. Het zal al mooi zijn als we niet opvallen.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

3


colofon

INHOUD

MOQ maakt de globalisering ervaarbaar, begrijpbaar en hanteerbaar.

NERGENS THUIS trends 6 - 26

verhalen 76 - 98

6

76

28 In Beeld: De mense-

50 Waar belanden

62 De omgekeerde

In beeld Dagboek van de angst in Burundi

In Beeld Diwali is het nieuwe Kerstmis

lijkheid van vluchtelingen Gras eten om te overleven.

8

78

Klimaattrends deze winter Klimaatfinanciering, geld voor aanpassing, meer ambitie gewenst, einde van steenkool, bank en verzekeringen 2.0

Waarden & normen: Matthieu Ricard ‘Oorlog, vlees eten en kapitalisme zijn een schrijnend gebrek aan verbeelding.’

30 Interview: William Lacey Swing (IOM) ‘Mensen in een wanhopige situatie zoeken een leefbare toekomst.’

mensen zonder land? Een groep mensen lijdt in stilte en geen haan die naar hen kraait –ondanks de afspraken in het regeerakkoord.

Balkanroute Terugkeren naar je plek van herkomst gaat soms moeizaam voor ex-vluchtelingen, zelfs 20 jaar na de oorlog.

10

82

54 Ingedamd, uitgedreven Ontwikkelingsvluchtelingen in India

Klimaatprobleem vraagt een ondernemende staat Paul De Grauwe en Yu Yongding

Reportage: Jezidi-vrouwen Duizenden Jezidi-vrouwen werden het afgelopen jaar door Islamitische Staat (IS) tot slaaf gemaakt en verkracht. Een deel wist te ontsnappen.

64 De veerkracht van mensen zonder papieren Vluchtelingen en migranten weigeren zichzelf als slachtoffers te zien.

Amerikaanse politieke polarisering blokkeert IMF-hervorming Hoe Amerikaanse problemen knagen aan de geloofwaardigheid van internationaal bestuur

92 Recensies Syrische documentaires. Transitieboeken. Humanitaire algoritmen.

88

58 Midden-Amerika: Van de ene gruwel in de andere Niet-begeleide minderjarigen uit El Salvador, Honduras, Guatemala en Mexico zoeken heil in de Verenigde Staten.

70 250 miljoen klimaatvluchtelingen Klimaatstress veroorzaakt conflicten of verscherpt tegenstellingen. 74 Helden van de doortocht Het Laatste Woord door Mustafa Kör

42 Libanon is gesloten, de sleutel is gebroken Libanon vangt liefst anderhalf miljoen gevluchte Syriërs op.

Hoofdredacteur ❙ Gie Goris Redactie ❙ Stefaan Anrys, Samira Bendadi, Kristof Clerix, Tine Danckaers, Alma De Walsche en John Vandaele Eindredactie ❙ Herman Jacobs Webredactie ❙ Kilian de Jager en Jago Kosolosky Stagiairs ❙ Ebe Daems, Geert Torremans, Roxane Hoedemakers Werkten mee ❙ Bogdan Vanden Berghe, Alexander De Croo, Paul Degrauwe, Yu Yongding, Brenda Stoter, Pieter Stockmans, Tess Vonck, Toon Lambrechts, Mustafa Kör. Creatie en vormgeving ❙ Chris Defossez en Inge D’haen Illustraties ❙ Lectrr, Fatinha Ramos, Jeroen Los en Klaas Verplancke Concept & vormgeving cover ❙ Willem De Geyndt en Bram Van Looveren Druk ❙ Roularta Printing Marketing, communicatie en agenda ❙ Jan Buelinckx reclameregie ❙ ADeMAR www.ademaronline.com - 03 448 07 57 Administratie ❙ Dominique De Groote Verantwoordelijke uitgever ❙ Frank Beke ISSN 1379-5619

Abonnementen MO* Postbus 360 - 8800 Roeselare Tel 078 35 33 13 - Fax 078 35 33 14 mo@abonnementen.be, www.abonnementen.be Lezersservice, voor inschrijving, wijziging of info over uw abonnement Prijs Jaarabonnement België: 20 euro voor 4 nummers Jaarabonnement buitenland: vraag inlichtingen. Betaling Ofwel gewoon uw naam en adres opgeven en wachten op ons bericht. Ofwel rechtstreeks op rekeningnummer IBAN: BE57 4721 0111 8135 en BIC: KREDBEBB met vermelding van het exacte afleveradres. Ofwel door opgave van nummer en vervaldag van uw kredietkaart (American

34

98 Ten slotte door Lectrr

Express, Diners, Eurocard, Visa).

82 © Fatinha Ramos

© Reuters / Darren Whiteside

18

© Brecht Goris

Essay: Wat ik geleerd heb uit 25 jaar mondiale journalistiek Gie Goris blikt terug op een kwarteeuw als hoofdredacteur.

De kunstmatige paradijzen ‘Het financiële schaduwsysteem is uitgegroeid tot een van de grootste bedreigingen voor de democratie en mensenrechten.’

• MO* is een uitgave van Roularta Publishing NV in opdracht van Wereldmediahuis vzw. Volwaardige leden van Wereldmediahuis vzw zijn 11.11.11, Broederlijk Delen, Stichting Liedts, Vredeseilanden en Fairtrade Belgium. Gewone leden zijn FOS, Oxfam Wereldwinkels, Plan België, Trias en Wereldsolidariteit. • MO* krijgt de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en de Vlaamse regering. Overname van artikels is toegestaan mits bronvermelding en toestemming van de hoofdredacteur.

©X

Angus Deaton, Nobelprijswinnaar De Nobelprijs voor Economie stelt ontwikkelingshulp ter discussie.

40 In de jungle van Calais Prikkeldraad, een gitaar met drie snaren en liters thee.

88

18

24

34 De odyssee van een Syrisch gezin Pieter Stockmans volgde een Syrisch gezin in zijn pogingen om de oversteek van Turkije naar Griekenland te maken.

ans © Pieter Stockm

12

focus 27 - 75

Contact Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel Tel. 02.536 19 77 - info@MO.be - www.MO.be

4

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

5


in beeld

tekst “Franck” beeld Christophe Viseux

Dagboek van de angst uit Burundi ❱

Sinds de protesten tegen de derde termijn voor de Burundese president Pierre Nkurunziza, de poging tot staatsgreep en zijn herverkiezing, glijdt Burundi weg in een spiraal van geweld. Vanuit een van de moeilijkste wijken van de hoofdstad Bujumbura kreeg MO* het dagboek van “Franck”. ‘Ik gebruik liever een schuilnaam, want ik ben bang. Ik ben bang dat ze mij vinden. Ze zoeken iedereen, want iedereen is hier verdacht.’ Een heel reëel dagboek van toenemende repressie en angst in Burundi. Alleen de naam van de auteur is fictief. 3 september: Gevangen in huis Ik zat twee dagen vast in huis. We konden de wijk niet in of uit. De hele buurt zat gevangen. Wat een ellende! Nu ben ik eindelijk vrij. Het is zes uur ’s avonds en ik zoek brood. Het is donker en alle winkels zijn dicht. Ik heb toch nog een brood kunnen kopen voor moeder en broertje, en voor mij. Ik hoop dat ze ons morgen met rust laten. 3 oktober: Mijn stoppen slaan door! Het is hier onleefbaar, een hel. Echt waar, ik denk dat de stoppen gaan doorslaan. Ik zit in de problemen en zoek een oplossing voor mijn broer. Die moet naar school. We moeten die jongen naar Kigali brengen. Maandag ga ik dat proberen. Ik ga een school zoeken in Rwanda. Hij moet weg uit deze verdoemde toestand. 9 oktober: Ben ik nog ergens veilig? Ik heb geen school gevonden voor mijn broer. We moeten wachten tot februari. Maar bij het uitstappen aan de eindhalte in Bujumbura

6

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

word ik als enige aangehouden. Op mijn identiteitskaart staat namelijk mijn adres vermeld en de wijk waar ik woon. Omdat die wijk als wijk van opstandelingen wordt beschouwd, bekijken ze mij ook als oproerling. Veertig minuten van pure angst! Gelukkig zijn de medereizigers blijven staan en vertikken ze het weg te gaan zonder mij. Voor 10.000 Rwandese franc laten ze me gaan. Ik ben nu veilig thuis. Ben ik nog ergens veilig thuis trouwens? Ik zit nog te trillen. 22 oktober: Ik kan niet naar huis Sinds maandag zit ik in het binnenland. Ik kan niet terug naar huis. Moeder zegt dat ik nu echt niet terug mag komen. De wijk wordt weer doorzocht. Moeder laat weten dat de buurvrouw is opgepakt. Niemand weet waarom. Ik ben niet op mijn gemak. Ik laat moeder en broertje niet graag alleen achter. Ik schrijf me de angst uit het lijf. 9 november: Er ligt weer een lijk in mijn wijk Er ligt weer een lijk in de wijk. Ik heb het niet zelf gezien. Ik las het op Facebook. De sukkelaar kwam daar muisstil terecht. Gebruiken ze geluidsdempers? Gebruiken ze kogels die niet fluiten? Waar zijn de kogels trouwens… er zijn geen kogels. Deze jonge man is gelukkig onbekend voor mij, geen vriend of zo. Hij komt uit Ngozi, maar werd hier gedumpt als wrakhout. We wachten op een ommekeer, een totale omzwaai van de situatie. Hopen dat Nkurunziza zich als bij wonder plots realiseert wat hij mensen aandoet. Hopen dat hij opeens aankondigt: C’est fini! De ellende is voorbij. Het volledige dagboek van “Franck” verscheen op MO.be

7


WERELDWATCHEN trends

Opvallende klimaattrends deze winter

door Alma De Walsche

wordt, en de 100 miljard dollar die vanaf 2020 jaarlijks als internationale klimaatfinanciering gemobiliseerd moet worden. Dat geld komt van overheden, de privésector en exportkredietagentschappen. Het is echter bijzonder onduidelijk hoe ver we daar vandaag mee staan. Een recent rapport van de OESO heeft geprobeerd dat op te helderen. Volgens het rapport Climate Finance in 2013-2014 and the USD 100 Billion Goal is er inmiddels 62 miljard dollar toegezegd, waarvan 71 procent bilaterale en multilaterale overheidsfinanciering is, 26 procent privéfinanciering en 3 procent van exportkredietagentschappen komt.

8

❱ Meer ambitie gewenst

❱ Het einde van de steenkool

De Snelle-Startfinanciering beoogde te voorzien in 30 miljard dollar voor 2010-2011-2012. België zegde daarin 150 miljoen euro toe – maar kwam die verbintenis niet na. In 2010 gaf België 42 miljoen, in 201124,4 miljoen en in 201226,2 miljoen. Normaal zou ons land verder moeten opbouwen, uitgaande van die 50 miljoen per jaar, maar daarvan is niet veel terug te vinden. In 2013 maakte België 33,1 miljoen over. Voor 2014 kreeg ons land een blaam op de conferentie in Lima omdat we nagenoeg het enige rijke land waren dat voor dat jaar nog geen bijdrage had toegezegd. Na enig aandringen werd er op de valreep 50 miljoen euro overgemaakt, vanwege het Waalse en het Brusselse Gewest en de

De onverschilligheid van België staat in schril contrast met het engagement van de buurlanden. Duitsland trekt zijn klimaatfinanciering tussen 2014 en 2020 op van 2 naar 4 miljard euro, Frankrijk van 3 naar 5 miljard, Groot-Brittannië beloofde een verhoging met 50 procent, tot 8 miljard euro. Ook acht groeilanden betaalden al bijdragen voor internationale klimaatfinanciering. China zegde 3,1 miljard dollar toe. Het IPCC berekende in zijn recente rapport dat de kostprijs van klimaatmaatregelen om de opwarming onder de 2°C te houden en de CO²-uitstoot met 80 tot 95 procent te reduceren, neerkomt op 0,06 procent van het mondiale bbp, gespreid over de hele eeuw, bij een economische

Op de klimaatconferentie van Lima is afgesproken dat alle landen in de loop van 2015 een plan zouden indienen voor de maatregelen die ze vanaf 2020 willen nemen. Als ze nakomen wat ze in die Intended Nationally Determined Contributions (INDC’s) hebben voorgelegd, stevenen we echter af op een opwarming van 3°C. De komende vijf jaar moet er dus veel meer ambitie aan de dag worden gelegd. Tegen 2020 treedt het nieuwe akkoord in werking. Toch schetsen de INDC’s een veelzeggend beeld. China, de grootste vervuiler, goed voor 30 procent van de uitstoot, werpt zich op als uitgesproken voortrekker van een doorgedreven klimaatbeleid, wat gezien wordt als een heel belangrijk signaal voor het Zuiden. Het zet resoluut in op her-

Fossiele brandstoffen zijn dé grote boosdoener van de opwarming van de aarde. De landen van de G7 hebben in die zin een haast historische beslissing genomen op hun top in juni. De zeven willen tegen het einde van deze eeuw de fossiele brandstoffen volledig bannen, te beginnen met steenkool voor elektriciteitsproductie. Dit houdt dus ook een verregaande omvorming van de energiesector tegen 2050 in. De VS zijn het zwaargewicht, met 288 GW productie uit steenkool, dat is meer dan dubbel zoveel als de andere G7 landen samen. Maar ze zijn tegelijk voortrekker van het initiatief. Ze beloofden tegen 2020 84 GW te sluiten en geen nieuwe steenkoolcentrales meer te bouwen.

federale overheid, maar zonder een bijdrage van Vlaanderen. Voor 2015 zegde het Waalse Gewest 7 miljoen euro toe en het Brusselse Gewest 750.000 euro. Vlaanderen en de Federale Overheid hebben nog geen toezeggingen gedaan. Intussen staat er 326 miljoen euro geparkeerd op een bankrekening, inkomsten uit de veiling van emissierechten, waarvan volgens een Europese richtlijn een percentage besteed moet worden aan klimaatfinanciering. Dat geld is geblokkeerd omdat Vlaanderen, Wallonië, Brussel en de federale overheid maar niet tot een akkoord kunnen komen.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

groei van 1,5 tot 3 procent. Een peulschil in vergelijking met de baten die eraan verbonden zijn, en in vergelijking met het redden van de banken. Maar hoe langer we wachten, hoe duurder het wordt. Het VN-Milieuprogramma UNEP schat de kostprijs voor aanpassing alleen op 150 miljard dollar per jaar tegen 2025, en 200 tot 500 miljard per jaar tegen 2050. Als we de opwarming echter uit de hand laten lopen en we ons moeten aanpassen aan een wereld van 4 tot 6 °C warmer, kunnen die kosten oplopen tot 1000 miljard of nog heel veel meer.

CC Oxfam International

nieuwbare energie en wil uiterlijk tegen 2030 zijn uitstoot laten pieken. Ook Brazilië en India scoren hoog. Van opmerkelijk lage ambities in verhouding tot hun economische middelen gaven Rusland, Australië, Canada en Japan blijk. De plannen van Rusland komen neer op business as usual. Canada belooft 30 procent uitstootreductie tegen 2030 t.o.v. 2005; dat komt neer op 4 procent t.o.v. 1990. De EU zal tegen dan 40 procent minder uitstoten. Japan plant de bouw van 48 nieuwe steenkoolcentrales. In Australië komt 80 procent van de elektriciteit uit steenkool en gaat de mijnindustrie voor het klimaatbeleid.

Voor Duitsland is het, met de Energiewende, een moeilijke kwestie, maar zware verliezen in nieuwe steenkoolcentrales hebben het besef gescherpt dat het tijd is om van steenkool af te stappen. Frankrijk, Italië en GrootBrittannië nemen al actief maatregelen. Alleen Japan valt uit de toon en zal zijn beleid grondig moeten herzien. Dat land plant momenteel de bouw van 48 nieuwe steenkoolcentrales, goed voor 27 GW. Sinds 2010 is er in de G7 al 63 GW aan geplande steenkoolcentrales opgeschort. 124 GW van oude centrales is gesloten of zal tegen 2020 gesloten zijn.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

❱ Bank- en verzekeringswereld 2.0 De slakkengang van de klimaatonderhandelingen steekt scherp af bij wat er op andere gebieden gebeurt, onder meer op de financiële markten. De centrale banken maken zich stilaan ongerust over de mogelijk destabiliserende invloed van de klimaatverandering op het mondiale financiële systeem. Enkele maanden geleden vroegen de ministers van Financiën van de G20 aan de Financial Stability Board (FSB), de waakhond van het financiële systeem, dit te onderzoeken. Voorzitter van de FSB Mark Carney, gouverneur van de Bank van Engeland, hield eind september een indrukwekkende toespraak voor Lloyd’s of Londen, waarin hij de ernst van het klimaatprobleem benadrukte en de

CC Oxfam Bangladesh

❱ Geld voor aanpassing

klimaatfinanciering

CC Oxfam International

❱ België in de internationale

CC DFID

CC Oxfam International

Het succes van de klimaatconferentie van Parijs hangt sterk af van het geld dat de ontwikkelde landen beloven aan de kwetsbaarste ontwikkelingslanden. Dat geld is de concrete vertaling van de “historische schuld” van de rijke landen, die de grootste verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem dragen. Duidelijk aantonen dat dat geld er komt, is de beste manier om vertrouwen te wekken in het onderhandelingsproces, en dat vertrouwen tussen arme en rijke landen is precies wat momenteel hard nodig is. In 2009 zijn er op de klimaattop van Kopenhagen twee stromen van internationale klimaatfinanciering beloofd. De Snelle-Startfinanciering, waarvoor tussen 2010 en 2012 30 miljard dollar verzameld

CC Takver

❱ Een kwestie van geld

risico’s die eraan verbonden zijn voor de verzekeringswereld. Sinds 1980 is het aantal schadegevallen veroorzaakt door extreme weersverschijnselen verdrievoudigd. Dat kost de verzekeraars jaarlijks 50 miljard euro. Carney wees ook op het gevaar van stranded assets, investeringen in fossiele brandstoffen die mogelijk waardeloos worden. Hij stelde ook voor om een instantie op te richten die vrijwillige standaarden uitwerkt voor bedrijven om hun CO²-gehalte door te lichten. Meer dan 90 procent van de FTSE 100-bedrijven en 80 procent van de Fortune Global 500-bedrijven nemen al deel aan dit soort initiatieven.

9


OPINIE trends

Mariana Mazzucato’s boek ‘De ondernemende staat’ doorbreekt het cliché van de overheid als het dode gewicht van de economie, en toont juist dat de staat de basis legt voor fundamentele technologische vernieuwing. Is juist dat niet wat we nodig hebben als antwoord op fundamentele problemen zoals klimaatverandering? Paul De Grauwe, hoogleraar in de economie aan de London School of Economics, geeft hieronder zijn visie. door John Vandaele

© REUTERS/Stringer

Klimaatprobleem vraagt een ondernemende staat

Zonnepanelen en windturbines in Hami, in de Xinjiang Uighur Autonomous Regio (China).

De Belgische staat moet lenen om te investeren! ❱

Ik denk dat moeilijk kan betwist worden dat de “techreuzen” van vandaag – Apple, Google, Amazon – veel te danken hebben aan fundamenteel onderzoek dat door de Amerikaanse overheid werd gefinancierd en dat heeft geleid tot het internet, de touchscreens of het gps. Dat is niet zo verbazingwekkend: fundamenteel onderzoek wordt dikwijls door de overheid betaald omdat de markt er niet toe komt. Gewoon omdat je geen patent kan nemen op de resultaten ervan: zodra Einstein zijn formule e=mc² op het bord had geschreven, kon iedereen ermee aan de slag. Wel nieuw is dat die realiteit niet meer wordt erkend. In het huidige intellectuele klimaat komen creativiteit en nieuwe ideeën zogenaamd uitsluitend van het bedrijfsleven. De overheid is een lastpost die teert op andermans creativiteit. Toen ik student was, bestond er nog een evenwichtiger visie. Er werd erkend dat collectieve financiering noodzakelijk was voor fundamenteel onderzoek en vernieuwing, en dat de markt daar dan concrete producten kon van maken. De omslag is er gekomen in de jaren tachtig, toen we naar een paradigma gingen dat de overheid als centrale actor afzwoer en alles naar de markt toeschoof: de markt zou zichzelf reguleren. Dat lag ook aan de basis

van de grote crisis van 2008–2009. Bedrijfsleiders zijn nu de helden, men kijkt naar hen op, buigt voor hen en al hun geld. Toen ik student was, lag dat anders. Het huidige klimaat drukt op de publieke investeringen in fundamenteel onderzoek en kan zo de technologische vernieuwing droogleggen. Dit raakt tevens aan de bredere discussie of overheden hun investeringen niet moeten opvoeren op een moment dat ze gratis geld kunnen lenen. Vooral in het geval van Duitsland is het bijna oogverblindend: hier is een land dat kan lenen tegen een negatieve rente, maar dat weigert omdat het overheidsschuld beschouwt als iets duivels. Nochtans zijn er noden genoeg zoals de aanleg van een slim elektriciteitsnet voor de Energiewende. Als ik zeg dat ook België nog moet lenen om te investeren, zegt men dat ik gek ben. Men maakt geen onderscheid tussen investeren en consumeren. Men zegt: onze kinderen zullen schulden hebben. Ja, maar ze zullen ook die activa hebben. Je moet kijken naar het nettovermogen. Soms heb ik echt het gevoel dat rationele argumenten hier niet helpen. Dit heeft ook te maken met die visie dat de overheid niks productiefs kan en mag ondernemen.

Paul De Grauwe

10

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

De overheid doet het niet alleen Mazzucato heeft gelijk dat het problematisch is dat bedrijven die miljardenwinsten maken met producten die steunen op door de overheid gefinancierde research achteraf zo weinig mogelijk belastingen willen betalen aan die zelfde overheid. Dat maakt deel uit van een veel groter probleem, dat grote ondernemingen in de geglobaliseerde economie amper nog belastingen betalen. Dat moet worden bijgestuurd door middel van internationale samenwerking inzake fiscaliteit. Mazzucato’s idee dat de overheid zelf een aandeel moet aanhouden in de bedrijven die steunen op haar onderzoek, is sympathiek maar niet makkelijk in praktijk te brengen. Hoe weet je vooraf welk bedrijf succesvol wordt? We hebben een ‘ondernemende staat’ nodig om oplossingen te vinden voor langetermijnproblemen. Met een probleem zoals klimaatverandering is dat belangrijker dan ooit: als we wachten op de markt voor oplossingen, zullen we lang mogen wachten. De overheid moet dus haar rol spelen in het fundamenteel onderzoek én door ervoor te zorgen dat er een juiste prijs wordt betaald voor de uitstoot van CO². Alleen zo zijn er genoeg prikkels om groen te investeren.

Yu Yongding, econoom en senior fellow bij het Center for International Governance Innovation (CIGI) bevestigt dat de Chinese staat heel wat fundamenteel onderzoek financiert en probeert om de resultaten ervan breed te verspreiden. Het gaat wel niet zo ver dat dit onderzoek uitsluitend bij staatsondernemingen belandt. Als het gaat om meer toegepaste technologie, speelt de privésector een grote rol. ‘Als China massaal hernieuwbare energie heeft ontwikkeld, is dat vooral via particuliere ondernemingen gebeurd. Zij het dat de overheid de ontwikkeling van die bedrijven wel heeft ondersteund door vlotte toegang tot financiering en belastingvoordelen te garanderen.’ Paul De Grauwe ziet een groot contrast tussen de manier waarop in China naar de overheidsrol in de economie wordt gekeken en in het Westen. ‘Daar is men er wel van overtuigd dat er een sterke overheid nodig is. Bij ons niet. Als dat tot gevolg heeft dat China meer investeert in fundamenteel onderzoek dan wij, bestaat het risico dat ze op langere termijn vernieuwender uit de hoek komen dan wij.’

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Yu Yongding

11


ANALYSE TRENDS

Amerikaanse politieke polarisering blokkeert IMF-hervorming

‘Ze kunnen het gewoon niet’ door John Vandaele

Kan de president van de VS iets nastreven dat jarenlang door het Amerikaanse parlement wordt tegengewerkt? Jazeker, zoals blijkt uit de hervorming van het Internationaal Muntfonds (IMF): Europa zou een deel van zijn unieke machtspositie inleveren aan de opkomende landen, maar het Congres geeft niet thuis. Of hoe Amerikaanse problemen knagen aan de geloofwaardigheid van internationaal bestuur. John Vandaele zocht in Washington uit wat er aan de hand is.

❱ Rakesh Mohan is de eerste en de meest uitgesprokene van de IMF-bestuurders die we in Washington te spreken krijgen. Hij vertegenwoordigt India in de 24-koppige bestuursraad van het Fonds en is erg duidelijk over een dossier dat de Europeanen erg aanbelangt: ‘Op vers geld van het IMF hoeft Griekenland niet meer te rekenen. Waarom? Omdat het IMF geen leningen mag geven aan landen met een onhoudbare schuld en de Griekse schuld is onhoudbaar – zonder schuldkwijtschelding kan er dus geen sprake zijn van nieuw IMF-geld. Je kunt op die regel een uitzondering maken indien de Griekse crisis de stabiliteit van het financieel systeem in gevaar zou brengen.

Maar dat is niet langer het geval.’ Als het van Mohan afhangt, zullen de Europese landen ofwel een deel van de Griekse schuld moeten kwijtschelden, ofwel het derde Griekse reddingspakket zelf moeten betalen. Maar het is niet zeker dat Mohans mening het wint. Als we met Europese IMF-bestuurders spreken, horen we een ander geluid. Zelfs de Russische bestuurder vindt dat het Fonds op de vraag van de EU om vers geld voor het derde steunprogramma aan de Grieken moet ingaan. Het is een voorbeeld van hoe de machtsverhoudingen in de bestuursraad van het IMF concrete gevolgen heb- ❱

© Reuters / Paulo Whitaker

Fortaleza (Brazilië), juli 2015. Ministers van Financiën van de BRICS-landen richten hun eigen ontwikkelingsbank op.

12

MOQ • zomer 2015 • www.mo.be

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

13


ANALYSE Meer dan ooit is het Amerikaanse parlement gepolariseerd. De meest rechtse Democraat is dezer dagen linkser dan de progressiefste Republikein.

TRENDS

❱ ben voor mensen, ook en dezer dagen

zelfs vooral in Europa. Neem Oekraïne. Het IMF komt met een broodnodige lening van 15 miljard dollar over de brug om te voorkomen dat het land helemaal in de financiële problemen komt en niet langer in essentiële publieke diensten kan voorzien. Jarenlang was het IMF een instelling die vooral voor ontwikkelingslanden met geldproblemen van belang was. De laatste jaren gaat evenwel het meeste IMF-geld naar Europese landen. En dan is het handig als je als Europese Unie – met zeven procent van de wereldbevolking – acht van de 24 IMF-bestuurders levert, 32 procent van de stemmen hebt en ook nog eens de algemeen directeur mag benoemen.

vs tegen europese overmacht Precies die bevoorrechte positie staat meer dan ooit onder druk. In feite besliste de bestuursraad van het IMF vijf jaar geleden al unaniem dat de Europeanen vijf procent van hun stemmenmacht en twee directeurs moesten inleveren. De impuls voor die hervorming kwam van de

Amerikaanse regering. Al onder president George W. Bush pleitten Amerikaanse regeringsleden voor een machtsverschuiving. In april 2005 zei John Snow, de toenmalige Amerikaanse minister van Financiën: ‘Het IMF moet de enorme vooruitgang erkennen die veel snel groeiende landen hebben gemaakt, vooral in Azië. Een herschikking van de quota van “oververtegenwoordigde” landen naar de “ondervertegenwoordigde” landen zou een substantiële vooruitgang zijn.’ Het was toen al duidelijk dat die oververtegenwoordigde landen zich vooral in Europa bevonden. Met 32 procent van het stemmentotaal hadden de landen van de EU samen bijna twee keer zoveel stemmen als de VS, hoewel beide economieën ongeveer even groot zijn. Terwijl stemmenmacht in het Fonds toch gebaseerd is op economisch gewicht. Samen zijn de EU en de VS goed voor de helft van de stemmen. Dat betekent dat ze zwaar wegen op de invulling van de hoofdopdracht van het IMF: zorgen voor financiële stabiliteit in de wereld. Sinds 2008 weten we hoe belangrijk dat is. Probleem

© Reuters / Jason Reed

Lang was het IMF er vooral voor ontwikkelingslanden met geldproblemen. De laatste jaren echter gaat het meeste IMF-geld naar Europese landen.

IMF-directrice Christine Lagarde met VS-president Barack Obama en Chinees President Hu Jintao tijdens een top van de Asia-Pacific Economic Cooperation in Hawai (2011).

is wel dat het IMF deze Noord-Atlantische crisis niet zag aankomen: heeft dat te maken met het feit dat de VS en de EU er de lakens uitdelen? Wat daar ook van zij, een goed werkend IMF moet al zijn leden, hoe groot en machtig ook, de waarheid kunnen zeggen en hen kunnen wijzen op de risico’s van hun beleid voor henzelf en anderen. Snows uitlating was geen bevlieging. In 2008 zei David McCormick, adjunct-secretaris voor internationale zaken op het Amerikaanse ministerie van Financiën: ‘Het IMF moet zich nu aanpassen om recht te doen aan het toenemende gewicht van de opkomende landen. Dat betekent dat we de ouderwetse bestuursstructuur van het IMF moeten aanpassen, die meer de economische realiteit van de jaren zeventig weerspiegelt dan de huidige.’ De kleine Europese landen zoals België, Nederland, Zweden of Zwitserland zouden het gelag moeten betalen. En daar viel natuurlijk veel voor te zeggen. In 2005 telde België nog altijd meer stemmen dan India of Brazilië. Op het Belgische ministerie van Financiën kon en kan je enig tandengeknars horen over de G20, de groep van twintig leidende economieën die na de financiële crisis van 2008 ontstond, en die over de machtsverschuiving van vijf procent besliste zonder dat landen als België of Nederland zelfs maar aan tafel zaten. In de G20 vinden de VS en de opkomende landen elkaar in de stelling dat de Europeanen oververtegenwoordigd zijn in het IMF. En aangezien de VS het IMF eigenlijk hebben opgericht en er veruit de meeste stemmen hebben, is het niet verwonderlijk dat zij er zo’n aanpassing doordrukken. In theorie is de macht van een land in het Fonds gebaseerd op zijn economische gewicht. Dat bepaalt hoeveel kapitaal – quota in het jargon – een land in het Fonds moet of kan inbrengen. En dat bepaalt dan weer hoeveel stemmen een land krijgt in de raad van bestuur: in het IMF geldt dus de regel ‘één dollar, één stem’.

In de praktijk komt daar ook rauwe machtspolitiek bij kijken. Hoe berekent het IMF immers het economische gewicht van een land? Dat doet het aan de hand van complexe en ietwat schimmige formules, precies om politieke overwegingen hun rol te kunnen laten spelen. Al bij de oprichting in 1944 gaf de Amerikaanse minister van Financiën Harry White zijn experts de opdracht een formule te bedenken die ervoor zorgde dat het Verenigd Koninkrijk een half zo grote quota had als de VS, en een iets grotere dan de SovjetUnie en China. De statuten van het Fonds bepalen dat de quota om de vijf jaar worden herzien. Geen overbodige luxe, want in de loop der decennia vonden voortdurend economische verschuivingen plaats. Japan en Duitsland kenden hun naoorlogse heropstanding, India en China stagneerden en na de val van het IJzeren Gordijn moesten ook Rusland en het voormalige Oostblok in het systeem worden opgenomen. Elk van die aanpassingen raakte niet zonder moeite door het Amerikaanse Congres, maar het lukte doorgaans wel binnen de twee jaar. ‘Wat we nu zien, een vertraging van vijf jaar, is zonder precedent’, zegt Rakesh Mohan. ‘Is het misschien omdat de machtsverschuiving voor het eerst in de richting gaat van landen die niet bij het Westen horen?’

disfunctie in dc De grote vraag is natuurlijk waarom het Amerikaanse Congres al vijf jaar weigert een hervorming goed te keuren waar achtereenvolgende ministers van Financiën voor hebben gepleit. Het antwoord heeft te maken met het feit dat de macht in het Amerikaanse politieke systeem sterk gespreid is over drie partijen: de president en zijn regering, het Congres, en het Hooggerechtshof. Dat is altijd zo geweest, en vaak moeten presidenten regeren zonder meerderheid in het parlement. Om toch dingen voor elkaar te krijgen, moeten ze parlementsleden “omkopen”: hun iets

geven wat ze willen: een bepaalde belastingvermindering, een project in hun deelstaat, een besparing op de sociale uitgaven... President Obama is daar niet erg goed in, vinden sommige observatoren. ‘Obama is niet goed in die koehandel, hij wil er zijn handen niet aan vuil maken’, zegt Conor Savoy van het Internationaal Instituut voor Strategische Studies, een toonaangevende denktank. Toch is er meer aan de hand. Meer dan ooit is het Amerikaanse parlement gepolariseerd. Vroeger waren er zekere raakvlakken tussen de twee partijen. Dat is niet langer het geval, zo blijkt uit onderzoek van het stemgedrag van Democraten en Republikeinen. De meest rechtse Democraat is dezer dagen linkser dan de progressiefste Republikein, het is dus moeilijker om compromissen te sluiten. Thomas E. Mann en Norman Ornstein, die het Congres door en door kennen, beschrijven in hun boek It’s Even Worse Than It Looks hoe dat komt. Ten eerste is het land verdeelder dan vroeger: kiesdistricten en wijken worden nu meer dan vroeger bewoond door mensen met dezelfde overtuiging, waardoor politici in zo’n district verkozen kunnen raken met extremere standpunten. In het nieuwe medialandschap kijken mensen van verschillende politieke strekkingen naar verschillende zenders die hun het nieuws brengen dat ze graag willen horen: er is geen breed gedeelde versie van de feiten meer. Daarom gelooft bijvoorbeeld 36 procent van de bevolking dat president Obama niet in de VS is geboren en dus onrechtmatig president is. Ook het groeiende belang van geld in de politiek werkt polarisering in de hand: politici zijn voortdurend in hun deelstaat op zoek naar geld – een zetel in het Huis van Afgevaardigden kost om de twee jaar 10 miljoen dollar aan campagnemiddelen – en zijn daardoor ook minder in Washington, waar ze hun collega’s zouden kunnen leren kennen. Bovendien zijn mensen met geld én extreme standpunten meer in staat hun wil door te drukken.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Het gevolg is dat het parlement sinds lang niet meer zo ideologisch verdeeld is geweest. Maar het Amerikaanse systeem kan alleen functioneren als politici niet te scherpslijperig zijn en willen meedenken met de president. Aan die voorwaarde is niet langer voldaan. De zeer rechtse Republikeinen van de Teaparty laten zich niet meer “omkopen” of tot een compromis verleiden, en pogen integendeel elk initiatief van de president te blokkeren. Daardoor wordt beslissen erg moeilijk. Duizenden topposities zijn al tijden vacant: Republikeinen hopen die in te vullen als ze de volgende president kunnen leveren. Een IMF-bestuurder, die liever anoniem blijft, is pessimistisch: ‘Het politieke systeem in de VS is disfunctioneel. Ze kunnen het gewoon niet. De Amerikaanse IMF-bestuurder, Mark Sobel, zit hier vreselijk mee omhoog. Het is geen wonder dat hij u niet wenst te spreken. Wat moet hij zeggen? Of hij bekritiseert het Congres, wat niet helpt om de hervorming door dat Congres te laten goedkeuren, of hij moet een zekere hypocrisie aan de dag leggen.’

provincialisme of arrogantie van de macht? Nog moeilijker wordt het als het gaat om internationale kwesties, aldus George Ingram van het Brookings Instituut, een andere toonaangevende denktank. ‘De meeste Amerikaanse politici beseffen nog niet dat het unipolaire moment al een hele tijd voorbij is. Ze beseffen niet dat de VS nu één van verschillende machtige spelers is. We moeten leren samenwerken. Obama weet dat, maar hij heeft het Congres daarin niet goed opgevoed.’ Gebrek aan belangstelling voor buitenlandse thema’s blijkt ook uit het feit dat geen enkel Congreslid ons wenste te woord te staan over deze kwestie, ook niet met bemiddeling van de Belgische ambassade. Ingram: ‘De Congresleden begrijpen niet dat het IMF een waardevol instrument van Amerikaans beleid is, dat we er een veto heb- ❱

15


ANALYSE TRENDS

❱ ben. Ze denken: het kost ons geld en we

krijgen er niks voor terug.’ Ook Conor Savoy vindt dat Congresleden geen juist beeld hebben van het IMF, ook al bevindt het zich op een paar honderd meter van het Witte Huis: ‘We hebben het Fonds nodig. Eén voorbeeldje maar: Oekraïne heeft geld nodig en het Fonds kan veel meer krediet verschaffen dan de VS. Veel Congresleden begrijpen niet hoeveel macht wij in het Fonds hebben en zien het IMF integendeel als vagelijk anti-Amerikaans.’ Toch sluit Savoy niet uit dat er alsnog een initiatief komt om de hervorming nog dit jaar door het Congres te sluizen. De Amerikaanse macht in het IMF is gebaseerd op het veto – voor belangrijke beslissingen is 85 procent van de stemmen nodig en de VS hebben 17 procent van het stemmentotaal. Maar de VS genieten ook groot aanzien in het Fonds, getuigt de Indiase IMF-bestuurder Mohan. ‘Er wordt zelden gestemd in het IMF. Als we weten dat de VS tegen zijn, beginnen we er zelfs niet aan. Ze zijn zoiets als de pater familias. Het is onbegrijpelijk: de Amerikanen klagen dezer dagen voortdurend dat hun regering niet sterk is. Wel, in het IMF zijn ze sterk, maar ze lijken dat niet naar waarde te schatten. Natuurlijk, als ze zo doorgaan, dreigt hun status in het Fonds te eroderen.’

elk continent zijn eigen imf? Wat betekent de blokkering voor het IMF zelf? De Braziliaanse IMF-bestuurder Otaviano Canuto is duidelijk: ‘Hoe minder deze instelling erin slaagt de huidige realiteit te weerspiegelen, hoe meer ze eigenlijk het verleden weerspiegelt.’ Rakesh Mohan is ervan overtuigd dat opkomende landen meer en meer hun eigen instellingen zullen oprichten als ze onvoldoende stem krijgen in het IMF en de Wereldbank. ‘Dat zie je nu al. Toen China het initiatief nam om de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (AIIB) op te richten, had dat veel te maken met de blokkeringen hier in Washington. Idem voor de BRICS-ontwikkelingsbank. Klaus Regling, directeur van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM, binnen de EU opgericht na de financiële crisis om landen in financiële nood bij te staan), heeft al gezegd dat Europa, dankzij het ESM, eigenlijk het IMF niet meer nodig heeft. Wat zou de Aziaten beletten om een eigen Aziatisch Monetair Fonds op te richten? Een eerdere poging daartoe, tijdens de Aziatische financiële crisis in 1997, werd onder Amerikaanse druk nog afgeblazen, maar als het zo doorgaat, komt het er wel van.’ Op zich is er niks tegen dat continenten

© Reuters / Stephen Jaffe

‘Veel Congresleden begrijpen niet hoeveel macht wij in het Fonds hebben en zien het IMF, ten onrechte, als vagelijk anti-Amerikaans.’

hun eigen reddingsfonds oprichten, maar met een economisch en financieel systeem dat meer dan ooit samenhangt over de continenten heen, is overleg en gezamenlijk beheer geen overbodige luxe. Dat ieder zich terugtrekt in zijn eigen regio is niet per se een goede zaak. Een andere bestuurder van een opkomend land zegt het zo: ‘Eigenlijk kan ik elke beslissing die het IMF neemt aanvechten – omdat de instelling niet langer legitiem is. Ik hou van het IMF, ik wil niet zeggen dat het IMF in crisis is, maar als de grootste aandeelhouder het Fonds eigenlijk negeert, is er een serieus probleem.’ De Russische president Vladimir Poetin heeft zijn Amerikaanse collega hierover snoeihard toegesproken op de G20-top van Brisbane in 2013. De in 2010 geplande hervorming behelsde niet alleen een machtsverschuiving maar ook een verdubbeling van het kapitaal van het Fonds. Aangezien dat nog altijd niet is gelukt, is het IMF sindsdien gaan lenen bij zijn leden – meer dan de helft van zijn middelen bestaat nu uit leningen. Die leningen moeten evenwel van tijd tot tijd herbevestigd worden door de leden, waardoor de middelen van het Fonds minder gegarandeerd zijn. Zegt een IMF-bestuurder: ‘De wereldeconomie blijft kwetsbaar. Daarom is er een robuust IMF nodig en dat is er nu niet.’ Dat is een heel andere kijk dan die van sommige Congresleden die, volgens Conor Savoy, vinden dat ‘we door Griekenland krediet te geven, hen aanzetten om hetzelfde opnieuw te doen. Het IMF is er voor de knoeiers. Hoe meer geld het heeft, hoe meer crisissen het uitlokt.’ Met deze visie staan Congresleden ideologisch lijnrecht tegenover iemand als de Braziliaanse IMF-bestuurder Canuto: ‘Hoe minder het IMF landen in tijden van crisis kan bijstaan, hoe meer landen zich zullen verdedigen door het aanhouden van enorme geldreserves. Maar dat schaadt de wereldeconomie, want het is geld dat niet voor investeringen kan worden gebruikt.’

belgië, de goede leerling België en Nederland hebben niet gewacht op het Amerikaanse Congres, en dus op de formele goedkeuring van de beslissing, om hun deel van de hervorming al in praktijk te brengen. Beide landen gaven de eigen zetel in de bestuursraad op en delen er nu een. Zo komt het dat België voor het eerst sinds de oprichting van het IMF geen bestuurder meer heeft: Willy Kiekens is al drie jaar plaatsvervangend bestuurder van de Nederlandse bestuurder Menno Snel, en kan pas volgend jaar opnieuw aantreden als IMF-bestuurder. België en Nederland werpen zich dus op als goede leerlingen die beseffen dat de tijden veranderen. En toch doet de aderlating pijn. Weinig landen moesten zo zwaar inleveren als België, dat zijn quota zag dalen van 2,13

procent in 2005 naar 1,35 procent in de geplande hervorming. In de Belgische wandelgangen kun je dan ook horen dat de hervorming gebaseerd is op de verkeerde formule, die te veel gewicht geeft aan het bruto nationaal product (bnp) – wat de grote landen van de G20 goed uitkomt – en te weinig aan economische openheid en de internationale investeringspositie, waar België dan weer in uitblinkt. Chinezen en Indiërs werpen vervolgens tegen dat handel binnen de eurozone niet langer geduid kan worden als internationale handel. Enzovoort, enzovoort. De strijd is niet gestreden en België verkoopt zijn huid duur, maar er rijst een veel ruimere vraag: welke rol zal Europa in de toekomst spelen in het IMF? De hervorming van 2010 werd en wordt immers

gezien als een eerste stap, die onmiddellijk gevolgd moest worden door een tweede stap, die opkomende landen nog meer macht moet geven. Als het Europese aandeel even groot wordt als het Amerikaanse – wat gebeurt als het BNP de doorslag geeft – dan zullen landen als Frankrijk of het Verenigd Koninkrijk niet zo veel méér wegen dan België enkele jaren geleden (2,5 procent van de stemmen). Wat nu nog totaal ondenkbaar is – één EUzetel – zal dan misschien toch denkbaar worden, omdat het een voorwaarde zal zijn om nog echt gewicht in de schaal te leggen. Maar zo ver zijn we nog lang niet. Voorlopig beschermt de patstelling in het Amerikaanse Congres Europa voor de realiteit. Hoe lang kan zoiets duren? The answer is blowing in the wind.

Q

17


ACTUEEL TRENDS

De inkomsten die ontwikkelingslanden mislopen ten gevolge van verborgen geldstromen zijn groter dan wat ze via ontwikkelingshulp en buitenlandse investeringen binnenhalen. Dat was de centrale boodschap van de Conferentie over Financiële Transparantie, eind oktober in de Indonesische hoofdstad Jakarta. ‘Het financiële schaduwsysteem is uitgegroeid tot een van de grootste bedreigingen voor democratie en mensenrechten.’ door Kristof Clerix

© Reuters / Darren Whiteside

❱ In de gangen van het elegante Sari Pan

De schadelijke sluiproutes van de wereldfinanciën

De kunstmatige paradijzen

Indonesiërs betuigen hun steun voor de anticorruptiecommissie KPK, die herhaaldelijk onder vuur lag.

Pacific-hotel in Jakarta hangen posters van de corruptiewaakhond Transparency International met een niet mis te verstane boodschap: tussen 2003 en 2012 liep Indonesië 18 miljard dollar mis ten gevolge van verborgen geldstromen. In de belendende conferentiezaal geeft de Indonesische onderzoeksjournalist Metta Dharmasaputra toelichting bij het grootste belastingschandaal dat zijn land tot nu toe trof. Op basis van door een klokkenluider gelekte documenten kon Dharmasaputra blootleggen dat de palmoliereus Asian Agri Group miljoeneninkomsten had verborgen voor de Indonesische schatkist. Met de hulp van Europese en Amerikaanse banken, internationale boekhoudkantoren en papieren bedrijven op de Britse Maagdeneilanden verkochten fictieve dochterbedrijven van de groep grote hoeveelheden palmolie tegen een kunstmatig lage prijs aan fictieve filialen in belastingparadijzen. ‘De Indonesische schatkist liep op die manier 130 miljoen dollar mis’, zegt Dharmasaputra. ‘Uiteindelijk legde het Hooggerechtshof het bedrijf een boete van 260 miljoen dollar op.’ ‘Er is iets vreemds aan de hand met Indonesië’, zegt Sugeng Bahagijo van het non-profitnetwerk International NGO

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Forum on Indonesian Development. ‘Enerzijds zijn we lid van de G20. We hebben een veel grotere economische productie dan pakweg de Filipijnen, Thailand, België of Zweden. Maar als je dan nagaat hoeveel er van die economie via belastingen naar de staat vloeit, 12 procent, dan lijkt Indonesië wel een lageinkomensland. Hoe dat komt? Verborgen geldstromen zijn een deel van het antwoord.’

russische poppetjes ‘Om “vuil geld” op te sporen moet je absoluut achter de uiteindelijk begunstigden aan’, zegt Robert Palmer van Global Witness, een ngo die onderzoek doet naar corruptie en milieuvervuiling. ‘Stel: je bent een schurk die activa wil verbergen. Een van de makkelijkste manieren is een complexe bedrijfsstructuur op te zetten die verhult wat je doet. Wanneer jij als individu eigenaar bent van een huis, auto of bankrekening, dan is dat makkelijk te achterhalen. Maar als je die dingen op naam van een bedrijf zet, en vervolgens dat bedrijf verbergt in een web van andere bedrijven, dan is het veel moeilijker.’ Palmer maakt de vergelijking met Russische poppetjes. ‘Als je als corrupte politicus, belastingontwijker of crimineel slim bent, dan zet je een bedrijf op dat in ❱

19


ACTUEEL TRENDS

ander land, dat op zijn beurt ook in handen is van een ander buitenlands bedrijf, enzovoort. Op een achternamiddag kan je zo een complexe structuur op poten zetten, maar belastinginspecteurs en onderzoekers kost het soms jaren, zelfs decennia om bloot te leggen hoe die precies in elkaar zit.’ Een inspecteur van de financiële sectie van het Argentijnse parket bevestigt in de wandelgangen van de conferentie dat het tot een jaar kan duren voor hij informatie uit een belastingparadijs zoals Panama of de Britse Maagdeneilanden krijgt wanneer die informatie officieel wordt aangevraagd. Dat het schandaal rond de Indonesische palmolieproducent Asian Agri geen uitzondering is, blijkt uit de vele andere voorbeelden die op de Conferentie over Financiële Transparantie de revue passeren. Dat van een steenrijke Maleisische familie bijvoorbeeld, die corrupte afspraken over houtproductie in de deelstaat Sarawak op Borneo kon toedekken, met dank aan de geheimhouding van banken in Singapore. Of over Karuturi, een multinational in Kenia die inkomsten uit de snijbloementeelt wegsluisde via belastingparadijzen. ‘De bloemen werden uiteindelijk in Nederland verkocht, maar de winsten waren ondergebracht in Dubai’, zegt de Keniaanse journalist Moses Michira, die de geldstromen in kaart bracht. ‘De uiteindelijk begunstigden verbleven in India, maar noch in Kenia noch in India werden belastingen betaald.’ Volgens de Britse hulporganisatie Christian Aid verliest de Keniaanse schatkist jaarlijks 500 miljoen dollar aan belastinginkomsten door allerhande complexe handelsmechanismen van multinationals uit de bloemenindustrie.

automatische info-uitwisseling ‘Als je bij een belastingdienst onderzoek doet naar offshoreconstructies, moet je als het ware een puzzel leggen’, zegt onderzoe-

20

ZWITSERLAND, HET GEHEIMZINNIGSTE LAND TER WERELD Zwitserland staat op nummer één van de Financial Secrecy Index 2015, het instrument waarmee de ngo-koepel Tax Justice Network jaarlijks de financiële geheimhouding van landen rangschikt. ‘Het land heeft recent –onder sterke internationale druk– wel wat toegevingen gedaan op zijn gepantserde geheimhouding,’ aldus Tax Justice Network, ‘maar het toont zich een achterblijver in vergelijking met sommige andere grote spelers zoals Luxemburg.’ Na Zwitserland vervolledigen Hong Kong, de VS, Singapore, de Kaaimaneilanden, Luxemburg, Libanon, Duitsland, Bahrein en Dubai de top-10. België staat op de 38ste plaats. De EU krijgt van het Tax Justice Network geen slecht rapport. ‘De EU begint schermbedrijven open te breken door centrale registers op te zetten van hun uiteindelijke begunstigden, en vraagt van sommige multinationals financiële rapportage land per land.’ Minder positief over Europa is het rapport ‘Vijftig tinten belastingontwijking. De rol van de EU in het onderhouden van een oneerlijk wereldwijd belastingsysteem’. Het rapport van het ngo-netwerk Eurodad, waar onder meer 11.11.11. aan meewerkte, gaat na welke maatregelen de EU één jaar na de LuxLeaks-onthullingen heeft genomen. Zo kondigde de Europese Commissie een richtlijn aan die voorziet in de automatische uitwisseling van informatie over rulings tussen de belastingdiensten van lidstaten. ‘Die richtlijn is niet ambitieus genoeg op het vlak van transparantie’, zegt Jan Van de Poel, beleidsmedewerker fiscaliteit bij 11.11.11. ‘De informatie over de belastingdeals is niet publiek toegankelijk, wat betekent dat het grote publiek, maatschappelijke organisaties en journalisten nog steeds afhankelijk zijn van klokkenluiders om informatie te krijgen over de fiscale praktijken van multinationals.’ (kc)

© Reuters / Antony Njuguna

❱ handen is van een ander bedrijf in een

Een multinational in Kenia sluisde inkomsten uit de snijbloementeelt weg via belastingparadijzen.

Meer info op www.financialtransparencyindex.com en www.eurodad.org/fiftyshadesoftaxdodging

‘Als je als corrupte politicus, belastingontwijker of crimineel slim bent, dan zet je een bedrijf op dat in handen is van een ander bedrijf in een ander land.’ ker Joe Stead van Christian Aid. ‘Eerst vraag je informatie op bij de overheid van het belastingparadijs. Idealiter bel of mail je die, maar dat mag niet. Je moet officieel een brief per post sturen. Dat duurt al een tijdje. Vaak antwoordt het land in kwestie dan: “We hebben extra informatie nodig.” En zo beland je in een catch-22. Want om die extra informatie te geven, heb je zelf meer informatie nodig. Lukt het je toch, dan stuur je opnieuw een brief, wacht je nog eens, en krijg je misschien een stukje informatie terug. Dat voeg je toe aan de puzzel. Dit complexe proces maakt duidelijk waarom het systeem niet werkt.’ Toch is er volgens Stead een eenvoudige

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

oplossing: geef de informatie automatisch aan elkaar door. ‘Die richting gaan we nu uit met het principe van Automatic Information Exchange. Althans, dat is waar de ontwikkelde landen en de G20 naartoe gaan. Maar voor ontwikkelingslanden is het niet zo simpel. Er zijn verschillende uitdagingen. In de eerste plaats heb je politieke obstakels. Je hebt voor die info-uitwisseling immers een verdrag nodig, dat moet je onderhandelen met andere landen. Niet eenvoudig. Zwitserland wil bijvoorbeeld alleen onderhandelen met landen als daarvoor politieke en economische redenen bestaan. Een tweede uitdaging is dat zo’n verdrag

uitgaat van wederkerigheid. Maar ontwikkelingslanden hebben vaak niet de middelen om zelf ook al die financiële informatie in te zamelen. Ze zijn minder goed gewapend om aan alle verplichtingen te voldoen. Ten derde mag je niet vergeten dat in veel ontwikkelingslanden de elite juist wel vaart bij het bestaande systeem. Zij moet onder druk gezet worden om dingen te veranderen. Dat is de rol van de media. Kijk naar wat LuxLeaks en SwissLeaks hebben teweeggebracht in Europa. Dat momentum moet je ook krijgen in ontwikkelingslanden.’ Dat ontwikkelingslanden vaak het grote slachtoffer zijn van verborgen geldstromen blijkt ook uit Steads onderzoeksproject SwissLeaks Reviewed. Hij analyseerde de informatie over 81.000 bankrekeningen bij de Zwitserse HSBC-filiaal die het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ) begin 2015 onthulde.

Stead zette de saldo’s op die bankrekeningen af tegen het nationale inkomen van ontwikkelingslanden. Stead: ‘Zo ontdek je bijvoorbeeld dat een vijfde van het budget voor gezondheidszorg in Sierra Leone betaald kan worden met de misgelopen belastinginkomsten die te vinden zijn op de Zwitserse rekeningen van Sierra Leonese HSBC-klanten. En dan gaat het nog maar over één bank in één land. Dat is toch stuitend?’

1000 miljard dollar Om het thema van verborgen geldstromen hoog op de internationale agenda te zetten, bundelen zo’n 150 organisaties en veertien overheden hun krachten in de Financial Transparency Coalition. Directeur Porter McConnell, medeorganisator van de conferentie: ‘De voorbije halve eeuw is het schimmige financiële systeem enorm com-

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

plex geworden, net zoals de instrumenten om geld te verbergen en ongezien de wereld rond te sturen. Elk jaar vloeit er meer geld illegaal weg uit ontwikkelingslanden, zo’n 1000 miljard dollar, dan er binnenkomt via ontwikkelingshulp en buitenlandse investeringen.’ De cijfers komen uit het rapport Illicit Financial Flows from the Developing World: 2003-2012, dat de Amerikaanse non-profitorganisatie Global Financial Integrity eind 2014 publiceerde. ‘Van bedrijven over misdadigers tot corrupte ambtenaren: iedereen vertrouwt op de financiële geheimhouding om publieke controle te ontlopen’, zegt Porter. ‘Daardoor is het financiële schaduwsysteem uitgegroeid tot een van de grootste bedreigingen voor de democratie en mensenrechten.’

Q

Meer info opwww.financialtransparency.org

21


Op 10 december krijgt de Schot Angus Deaton de Nobelprijs voor Economie. Na Amartya Sen, Joseph Stiglitz en Paul Krugman is hij de vierde laureaat in korte tijd die het probleem van de ongelijkheid expliciet op de maatschappelijke agenda zet. Maar Deaton is ook erg kritisch voor ontwikkelingssamenwerking. Twee hoofdrolspelers uit de Belgische ontwikkelings-wereld reageren.

door Gie Goris

© Reuters / Dominick Reuter

De prijswinnaar

Nobelprijs stelt ontwikkelingshulp ter discussie ❱

‘Het centrale dilemma van buitenlandse hulp’, schrijft Angus Deaton in zijn recentste boek The Great Escape, ‘is dit: wanneer de “voorwaarden voor ontwikkeling” aanwezig zijn, is hulp niet vereist; en wanneer de lokale omstandigheden vijandig zijn tegenover ontwikkeling, is hulp niet nuttig.’ De “vijandige omstandigheden” waarover Deaton het heeft, zijn grotendeels overheden die niet het belang van hun bevolking, maar hun eigen gewin voor ogen hebben. In de meeste gevallen moet buitenlandse hulp toch via deze regeringen lopen om de bevolking te bereiken, maar dat betekent wel dat de hulp uitbuiting en economisch wanbeheer mogelijk maakt en in zekere zin zelfs beloont. In goed functionerende staten heft de overheid belastingen, financiert daarmee openbare diensten en publieke infrastructuur, en verantwoordt zich daarover tegenover de burgers, die ook de belastingbetalers zijn. In zulke staten,

24

betoogt Deaton, kan ontwikkeling groeien zonder buitenlandse hulp. Overheden die gefinancierd worden met buitenlandse hulp, hoeven zich niet te verantwoorden tegenover hun burgers. Donoren van hun kant verantwoorden zich tegenover hun eigen basis, mensen die goedbedoelend maar onvermijdelijk slecht geïnformeerd zijn. En zo ontstaat er een vicieuze dynamiek die verklaart waarom hulp niet helpt. De argumenten zijn niet nieuw, maar als ze van een gewaardeerd Nobelprijswinnaar komen, verdienen ze een reactie van ngo’s en overheid. Want de ngo’s pleiten onder andere voor méér investeringen in ontwikkelingssamenwerking – tot ten minste 0,7 procent van het bbp. En de huidige minister van Ontwikkelingssamen-werking koos ervoor vooral actief te zijn in broze staten, waar de “voorwaarden voor ontwikkeling” zeker niet vanzelfsprekend aanwezig zijn.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Van hulpvloek naar generositeit

Geen excuus voor sociaal contract

Bogdan Vanden Berghe, algemeen directeur 11.11.11

Alexander De Croo, vicepremier en minister van Ontwikkelingssamenwerking

Angus Deaton is inderdaad erg kritisch tegenover de klassieke ontwikkelingshulp. Hij baseert zich onder meer op studies die de economische groei van een land afzetten tegen de hulpafhankelijkheid en dat over een periode van meerdere decennia. Daaruit concludeert hij dat ontwikkelingshulp geen enkele impact heeft op economische groei en ontwikkeling, zelfs integendeel. Als verklaring schuift hij naar voor dat geld van buitenlandse donoren het sociaal contract tussen lokale overheden en de bevolking grondig verstoort. Regeringen die aan het ontwikkelingsinfuus hangen en een belangrijk deel van hun inkomsten binnenkrijgen via buitenlandse donoren zijn veel minder geneigd om rekening te houden met wat er leeft bij hun bevolking. Het geld komt toch. Een bijzonder vervelende conclusie voor de klassieke ontwikkelingshulp, zeker omdat we intussen weten dat duurzame en inclusieve economische groei de belangrijkste motor is voor ontwikkeling. De conclusie van Angus Deaton ondersteunt het voorwaardelijk maken van hulp. Als donorhulp inderdaad de “normale” relatie tussen een overheid en zijn bevolking verstoort, dan is het aan donoren om die kritische rol te verankeren in hun samenwerking. We moeten landen waarmee we samenwerken duidelijk maken dat we maar samen aan de slag kunnen als ze een aantal fundamentele waarden en principes respecteren. Dat is ook waarom een rechtenbenadering centraal staat in onze aanpak. Deze rechtenbenadering laat toe het sociaal contract te herdefiniëren. Zowel de overheid als de burgers dienen zich bewust te zijn van de rechten en plichten die hen toekomen en samen akkoord te gaan hoe ze deze op nationaal niveau en in het dagelijkse leven kunnen realiseren. De finaliteit is dat iedereen in de samenleving voor zichzelf politieke, economische en sociale keuzes kan maken en dat ondersteunde overheden hun verplichtingen nakomen om de basisrechten en vrijheden van hun bevolking te garanderen. Als donoren moeten we beseffen dat we een bijzondere verantwoordelijkheid hebben. Internationale ontwikkeling mag op geen enkele manier leiden tot overheden die de wil van de bevolking makkelijker naast zich kunnen neerleggen. Het betekent ook dat internationale samenwerking meer moet zijn dan geldstromen. Zeker in fragiele contexten mogen we niet enkel kurieren am Symptom. Vaak is symptoombestrijding noodzakelijk omdat bijvoorbeeld de humanitaire situatie zo precair is. Tegelijk moeten we, zeker in fragiele contexten, ook het grondwerk verrichten zoals de promotie van vrede, stabiliteit, mensenrechten en goed bestuur. We moeten daar niet flauw over doen. De promotie van de rechtstaat en de ontwikkeling van transparante inclusieve instellingen die verantwoording afleggen aan hun bevolking vormen een expliciete doelstelling (SDG 16) van de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling die we in september in New York allemaal samen zijn overeengekomen.

Met Angus Deaton won beslist een topper de Nobelprijs, die zich bij collega’s als Thomas Piketty en Tony Atkinson voegt wanneer het gaat over ongelijkheid. ‘Ongelijkheid is voorbij het punt waarop ze ons helpt rijk te worden en vormt nu een ernstige bedreiging’, zei hij daarover. Op vlak van hulp klaagt hij terecht aan dat – vooral in het verleden – veel ontwikkelingshulp bij slecht functionerende regeringen terechtkomt. Deaton vergelijkt dat soort hulp met natuurlijke rijkdommen zoals aardolie. Net als landen met veel olie of mineralen zijn landen die veel hulp ontvangen vaak geen democratieën, net omdat ze geen verantwoording moeten afleggen voor het geld dat ze krijgen. Ik ben het eens met die kritiek, maar vind het geen reden om een streep te trekken onder hulp. Het is net hetzelfde als aan een grondstofrijk land vragen alles in de grond te laten en verder niks te ondernemen. Dat lijkt me verkeerd. Beter is toch te zorgen dat de middelen goed gebruikt worden. Los van het uitgangspunt valt het me wel op dat terwijl zijn ideeën rond ongelijkheid en gezondheid uitstekend zijn becijferd – de basisvoorwaarde voor elk onderlegd debat, zoals hij zelf zegt –, dat veel minder het geval is wanneer hij over hulp praat. Zowel de stelling dat hulp nefast als de overtuiging dat hulp het enige antwoord is voor ontwikkeling, valt eigenlijk niet wetenschappelijk te onderbouwen. Waarschijnlijk omdat het geen van beide waar is. Toch moeten we zijn kritiek ernstig nemen. Wat niet werkt, moeten we bijsturen en desnoods overboord gooien. Laat ons investeren in wat wel werkt. Bijvoorbeeld in een basissociale-zekerheid in ontwikkelingslanden, daar is iedereen het over eens dat dit goed is voor inwoners én voor de economie. Wat ik ook onthoud van Deaton is zijn pleidooi tot meer generositeit. We moeten stoppen arme landen indirect kansen te ontnemen, zegt hij. Dat klopt. Zo kan een actief migratiebeleid enorm veel betekenen voor ontwikkeling en moeten we af van nefaste handelsbelemmeringen. Persoonlijk zou ik daar graag een sluitende aanpak van belastingparadijzen en het beter belasten van multinationals aan toevoegen. Ik ben vrijwel zeker dat Angus Deaton daarmee akkoord zou gaan.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

25


FOCUS

28 In Beeld: De menselijkheid van vluchtelingen blijft onzichtbaar

30 Interview William Lacey Swing (IOM) 34 Reportage: De odyssee van een Syrisch gezin 40 Zes voorwerpen in Calais 42 Reportage: Libanon is gesloten, de sleutel is gebroken

50 Waar belanden mensen zonder land? 54 Ontwikkelingsvluchtelingen in India gruwel in de andere

62 De omgekeerde Balkanroute 64 De veerkracht van mensen zonder papieren 70 250 miljoen klimaatvluchtelingen 74 Mustafa Kör: Helden van de doortocht

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Bram Van Looveren en Willem De Geyndt

58 Midden-Amerikaanse jongeren van de ene

27


in beeld

tekst Gie Goris beeld Omar Imam

De menselijkheid van vluchtelingen blijft onzichtbaar ❱

Omar Imam is Syriër, fotograaf van beroep. Vanaf het begin van de opstand werd hij een van de vele vrijwilligers die probeerden opvang, medische hulp en andere diensten aan de bevolking te verlenen. Eind 2012 verliet hij Syrië om in Libanon te gaan wonen. Daar bleef hij werken met Syrische vluchtelingen. Uiteindelijk resulteerde dat in een artistiek project waarin de verhalen van individuen of koppels gevat worden in een theatraal beeld. ‘Toen ik als activist actief was in de vluchtelingenkampen, stelde ik vast dat zelfs de hulpverleners er vaak niet toe komen de vluchtelingen als mensen te benaderen. Wat telt, is het aantal personen per gezin, of ze dekens hebben, of andere ngo’s al hulp verlenen... De beelden die getoond worden van Syrische vluchtelingen zijn heel stereotiep. Dat motiveerde me om het menselijke gezicht en verhaal van deze vluchtelingen uit te zoeken, om de verborgen pijn te tonen.’ ‘We zijn met zijn allen bezig met en betrokken op de situatie van vluchtelingen, maar de menselijkheid van wie op de vlucht is, blijft onzichtbaar. Dat heeft te maken met het feit dat journalisten meestal maar heel kort in een vluchtelingenkamp blijven. Het is er te koud, te modderig of te onveilig voor hen. Maar als je weken en maanden met de mensen in hetzelfde kamp doorbrengt, worden de noden gedeeld en komen de persoonlijkheid en de menselijke gevoelens bovendrijven.’ ‘Uit het werken aan Love Live Refugee leerde ik dat het altijd de moeite waard blijft om in de liefde te geloven, voor jezelf, voor je partner, voor andere mensen. Ik heb het met de vluchtelingen zowel over de romantische als de erotische liefde gehad. Een van de vluchtelingen had het uitgebreid over de negatieve weerslag op zijn mannelijkheid – niet op de eerste plaats door een gebrek aan privé-ruimte, maar als gevolg van het feit dat hij niet langer in staat was om voor eten, onderdak en inkomen te zorgen. De grotere onafhankelijkheid van zijn vrouw bedreigde “zijn testikels”. Twee broers maakten een akkoord dat ze om de beurt hun kinderen en oude moeder meenamen op familiebezoek in een ander vluchtelingenkamp, zodat elk koppel zo nu en dan de tent voor zich had. Andere vluchtelingen vertelden me dat de dagen zo intens en de perspectieven zo slecht zijn, dat ze ’s nachts niet meer in staat zijn om met hun vrouw te slapen.’ ‘Vluchten roept vooral veel vragen op. Wat is dat: thuis? Wat is een vaderland? Hoe leef en overleef je zonder de voortdurende nabijheid van de familie? Verder is het basisgevoel van veel vluchtelingen dat ze in de steek gelaten zijn. In de steek gelaten, geïsoleerd, en kwetsbaar.’

© Omar Imam

De foto hiernaast heet Only Grass. 'Er was alleen gras', zegt de vrouw. 'Ik kreeg het niet door mijn keel, maar dwong mezelf gras te eten voor de ogen van mijn kinderen, zodat ze mijn voorbeeld zouden volgen.'

26

MOQ • herfst 2015 • www.mo.be

29


‘Nooit eerder had de Unie zo’n grote behoefte aan een alomvattend migratiebeleid op lange termijn.’

INTERVIEW focus

Ambassadeur William Lacy Swing, directeur van de Internationale Organisatie voor Migratie

‘Mensen in een wanhopige situatie zoeken een leefbare toekomst’ Het is allang geen nieuws meer: nooit eerder waren zoveel mensen gedwongen op de vlucht. Nooit eerder drong de complexiteit van migratie in al haar facetten zich zo duidelijk op aan Europese beleidsmakers, media en burgers als in 2015. William Lacy Swing, directeur-generaal van een van de grootste mondiale migratie-organisaties, roept op tot nuance en pragmatiek. ‘Laten we dit moment gebruiken om orde te scheppen en constructieve oplossingen te zoeken.’ door Tine Danckaers

30

Nooit eerder immers, zelfs niet tijdens de Tweede Wereldoorlog, beleefde Europa een immigratie van een dergelijke omvang, met onder meer aanhoudende conflicten aan zijn grenzen en groeiende ongelijkheid op het Afrikaanse continent. Nooit eerder drong de complexiteit en de veelheid van migratie zich zo duidelijk aan beleidsmakers, media en burgers op. In Europa leidt de aanpak van de migratie- of vluchtelingencrisis tot hevige discussies. Europese en internationale afspraken zoals de Schengenzone en de Conventie van Genève, sinds 1951 een mijlpaal in het bieden van bescherming aan vluchtelingen, staan ter discussie. William Lacy Swing: De 28 lidstaten streven naar orde. Men stoort zich aan de chaotische manier waarop migratie op Europees niveau wordt aangepakt. Nooit eerder had

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

de Unie zo’n grote behoefte aan een alomvattend migratiebeleid op lange termijn. Misschien is dat wel de positieve kant van de huidige politieke migratiecrisis. Men is genoodzaakt om die oplossing te zoeken. Alleen moet die constructief zijn en moet die verder gaan dan het afschaffen van de Schengenzone bijvoorbeeld, toch een fundament van de Europese samenleving. Persoonlijk zou ik zeker ook niets veranderen aan de beschermingsmaatregelen die werden vastgelegd in 1951. De Conventie van Genève heeft altijd zeer goed gewerkt in het belang van vluchtelingen en ik denk niet dat we het antwoord op de uitdagingen in de huidige migratiesituatie in die richting moeten gaan zoeken. Een discours om aan de beschermings❱ maatregelen te tornen, helpt het begrip © Jean-Marc Ferré

Als ik William Lacy Swing aan de lijn heb, zowat tien uur voor de Parijse aanslagen, houdt hij een zeldzame kantoordag in Genève. Ambassadeur Swing is net terug van de internationale migratietop in Valletta, Malta. Veel wil hij er niet over kwijt, maar de volgende dag reist hij naar Saoedi-Arabië om er over hulp aan en de opvang van Syrische vluchtelingen te gaan praten. In de maanden ervoor reisde de Amerikaanse diplomaat de wereld rond, en bezocht hij onder meer twee keer Jordanië, een van de belangrijkste opvanglanden in de regio voor Syrische vluchtelingen. Straks, in 2016, viert de IOM haar 65ste verjaardag. Ook dat jaar zullen, net als in 2015, de uitdagingen van de wereldwijde migratie- en vluchtelingensituatie ongetwijfeld de politieke agenda’s beheersen.


INTERVIEW focus

❱ voor de wereldwijde situatie van vluchtelin-

gen niet vooruit. Het leidt al helemaal niet tot een beter begrip voor alle migranten, ook niet-vluchtelingen, wereldwijd. Volgens de statistieken van de Verenigde Naties zijn er wereldwijd 245 miljoen internationale migranten, 740 miljoen binnenlandse migranten, en 60 miljoen vluchtelingen. Minder dan tien procent van het totale aantal migranten wereldwijd wordt beschermd door de Conventie van Genève, de rest, het overgrote deel, niet dus.

Bestaat er ook een internationaal kader om die andere 90 procent migranten – de niet-vluchtelingen – te beschermen? William Lacy Swing: Deze belangrijke vraag is lange tijd opzijgeschoven door nalatigheid en desinteresse. Zoek in het organigram van de Verenigde Naties naar “migratie” en je vangt bot. Migratie stond blijkbaar zo laag op de agenda’s dat in 2000 niemand op het idee kwam om de bescherming van migranten in de millenniumdoelen te zetten. Pas in 2010, in Cancún, werd gedwongen migratie als gevolg van de klimaatverandering opgenomen in de VN-documenten over klimaatverandering. De laatste jaren zien we dat migratie wereldwijd wel steeds meer aandacht krijgt. In Brussel werd in 2007 voor de eerste keer een mondiale dialoog over migratie gehouden, via het Forum Migratie en Ontwikkeling. Ook onder VN-vleugels vonden hierover intussen twee internationale dialogen plaats over migratie en ontwikkeling, en in vier van de zeventien nieuwe duurzame-ontwikkelingsdoelen wordt migratie nu genoemd.

Een andere uitdaging is de klimaatverandering als een van de drijvende factoren achter migratie. Zijn we klaar om klimaatvluchtelingen op te vangen? William Lacy Swing: IOM vermijdt labels als klimaatvluchtelingen of klimaatmigranten. Op dit moment weten we immers te weinig

32

af van de exacte impact die klimaatverandering zal hebben op migratie. Onze analyse is voorlopig bovendien dat we de meeste gedwongen verhuizingen door klimaatverandering zullen zien binnen de grenzen van landen. Recent werden landen als Sao Tomé en Principe, Kiribati, Saint Lucia en Saint Kitts lid van IOM. Dat zijn, niet toevallig, alle vier eilandstaten die te maken hebben met klimaatverandering, iets waarover IOM overigens al publiceert sinds 1970. Vanuit IOM geloven we sterk in mitigatie en adaptatie in “goede tijden”. Zo koopt Kiribati nu al land in Fiji om mensen daarheen over te brengen voor de archipel verdwijnt.

Nooit eerder waren zoveel mensen gedwongen op de vlucht. Vaak belanden die mensen in transitlevens tussen verleden en toekomst, tussen herkomstlanden en bestemmingslanden. Wat is nodig om hen beter te beschermen? William Lacy Swing: Die vraag zet de situatie van de 800.000 mensen die dit jaar naar Europa kwamen in het nodige perspectief. Libanon, een land van zes miljoen inwoners, vangt 1,1 tot 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen op. Het waterarme Jordanië

IDENTIKIT reldbank en het Internationaal Muntfonds. Om hen financieel te kunnen ondersteunen, moet dat statuut opgeschort worden. Dat is niet eens zo moeilijk, en kan bijna met een pennenstreek worden gedaan.

Regionale opvang is één ding, maar de regio is weinig stabiel. En een land als Libanon weigert in opvang voor de vele Syrische vluchtelingen te voorzien. Gevolg: de middenklasse dreigt verder noordwaarts te trekken. Willam Lacy Swing: Niet alleen rond Syrië, in de hele regio zijn aanhoudende conflicten en rampen, van West-Afrika tot in het Himalayagebergte. Daartussen vind je heel weinig stabiele plaatsen. Er is Boko Haram in Nigeria, we hebben het aanhoudende geweld in Zuid-Soedan, een religieus conflict in de Centraal-Afrikaanse Republiek, veertig jaar oorlog in Somalië, een land als Libië dat politiek onstabiel blijft, een nieuw conflict in Jemen, aanhoudende instabiliteit in Afghanistan, er is Irak, Syrië, noem maar op. Zolang we hier niet ingrijpen, zullen de vluchtelingen blijven komen. De echte oplossing om de Syrische vluchtelingen te helpen is een einde te maken aan die vreselijke oorlog.

‘Deze mensen zijn vertrokken om een nieuw leven te beginnen, ze zijn vaak heel wat gemotiveerder dan vele van onze medeburgers, geloof me.’ vangt meer dan een miljoen vluchtelingen op en geeft tien miljoen liter water per jaar aan de kampen. Ethiopië ontvangt 700.000 vluchtelingen al gedurende vele jaren, Kenia 400.000, Soedan tot 200.000. Die vluchtelingenstromen wegen enorm op die landen. En intussen komen de fondsen voor internationale hulp niet tegemoet aan de vraag. Landen als Jordanië, Libanon en Turkije zijn middeninkomenslanden, waardoor ze geen concessionaire hulp meer kunnen krijgen, of rentevrije leningen van de We-

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Intussen zullen velen noordwaarts blijven gaan, omdat ze geen andere keuze hebben. Het is volkomen begrijpelijk dat de Syrische middenklasse wil vertrekken. Wanneer je alles hebt moeten achterlaten en je ziet geen enkele vooruitgang, geen actieve pogingen tot onderhandelingen, wanneer je in een tussenland niet mag werken en je kind krijgt geen degelijk onderwijs, dan is de rekening snel gemaakt. Alleen al om je kind een toekomst te kunnen geven, ga je noordwaarts. Dat is een zeer belangrijke pushfactor voor migranten.

Vandaag dreigt het debat over een proactieve aanpak van migratie gekaapt te worden door een politiek antimigratiediscours. Wat zijn de belangrijkste mythes over migratie en vluchtelingen? William Lacy Swing: Het verhaal rond migratie is op dit moment inderdaad echt giftig en lijkt vast te lopen binnen een klimaat van politiek navelstaren. Dat beïnvloedt het denken en de houding van de publieke opinie, die migratie ziet als een mogelijke bedreiging voor jobs en gezondheid, en die migratie koppelt aan criminaliteit en terrorisme. “Migranten komen onze banen stelen, de demografische balans verstoren, het westen islamiseren.” Dat zijn absoluut valse en foute stereotypen. De mensen die met hun kinderen de Middellandse Zee oversteken zijn grotendeels mensen die in een wanhopige situatie zitten, die een leefbare toekomst zoeken. Die hardnekkige mythes worden door politici nauwelijks ontkracht. Dat mist zijn uitwerking op de publieke opinie niet, die de ander als een bedreiging, een indringer gaat zien. Na wereldwijd publieksonderzoek in 2011 ontdekten we dat de burgers van de ondervraagde landen steevast geloofden dat het aantal migranten in hun land minstens dubbel zo groot was dan het in werkelijkheid was.

Behalve politici dragen ook de media een grote verantwoordelijkheid. William Lacy Swing: Absoluut, ook al zijn de media soms ook afhankelijk van wat zij horen, dan nog blijven kritische vragen en zin voor nuance belangrijk. Neem het argument van migratie als bedreiging voor onze sociale zekerheid. Goed, je kunt beslissen om de toegang tot die publieke hulp af te sluiten. Dat is één manier om ernaar te kijken. Maar als je het pragmatisch bekijkt, is dat misschien juist contraproductief. Als je

Wie? William Lacy Swing, sinds 2008 Directeur-Generaal van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) Wat? IOM werd door twaalf landen, waaronder België, opgericht in 1951, in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog om te helpen bij de terugkeer van Europese oorlogsvluchtelingen of bij hun hervestiging in andere landen, zoals de VS, Canada en Australië. 2015: IOM biedt dienstverlening op zowat alle migratiegerelateerde domeinen, zoals hervestiging, vrijwillige terugkeer, humaan grensbeleid, aanpak mensenhandel, re-integratie van ex-strijdkrachten (bv. de Tamiltijgers in Sri Lanka of de ex-FARC-leden in Colombia). Waar? IOM is met 9000 personeelsleden op 480 plaatsen actief, in samenwerking met 161 landen die lid zijn van de organisatie.

mensen niet toelaat tot de gezondheidszorg, dan krijg je ongezonde mensen die al helemaal niet actief kunnen bijdragen aan de samenleving. En neem onderwijs: willen we ongeschoolde migrantenkinderen of willen we migrantenkinderen die een inclusieve opleiding krijgen, om deel uit te kunnen maken van de actieve samenleving? Het is zo belangrijk om de andere kant van de medaille ook te zien, ons de ervaring van het verleden te herinneren. Als migranten kansen krijgen, zullen ze bijdragen. Punt. Deze mensen zijn vertrokken om een nieuw leven te beginnen, ze zijn vaak heel wat gemotiveerder dan vele van onze medeburgers, geloof me.

Maakt Europa zoals het zelf zegt een “migratiecrisis” of “vluchtelingencrisis” door? William Lacy Swing: Ik denk dat Europa niet één crisis doormaakt maar drie. Om te beginnen kampt Europa met een solidariteitscrisis. De 28 lidstaten staan zeker niet op dezelfde lijn inzake kijk op en aanpak van de huidige migratie-instroom. Ten tweede maakt Europa een geheugencrisis

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

door. We zijn vergeten hoe vluchtelingencrisissen als deze in het eigen Europese verleden zijn aangepakt, wat de noden waren en welke antwoorden werden gegeven. Zowel de aanpak van de Vietnamese “bootmensen” als die van de Hongaarse vluchtelingen in de jaren zestig verliep relatief vlot en positief. Europa mag ook niet vergeten dat in 1951 zowel UNHCR als IOM werden opgericht om Europese vluchtelingen te helpen een nieuw leven te beginnen. Ten slotte denk ik dat Europa ook een soort identiteitscrisis meemaakt. Het is lange tijd eerder een vertrekregio dan een bestemmingsregio geweest. Dat is dramatisch veranderd. Men ziet mensen die “anders” zijn hierheen komen, ziet enkel de bedreiging. Er is absoluut grote behoefte aan bewustmakingscampagnes om uit te leggen waarom dit gebeurt.

Welk verhaal moeten we vertellen? William Lacy Swing: We moeten om te beginnen veel meer het verband leggen tussen de humanitaire benadering en nationale belangen. Nu komt dat in de politieke dialoog helemaal niet ter sprake. In dialogen zoals het Khartoem-proces (het Afrikaans-Europees proces tegen mensensmokkel, td) en het Rabat-proces (Europees-Afrikaanse dialoog over migratie en ontwikkeling, td) is de benadering nog altijd die van de korte termijn, met de klemtoon op veiligheid. We moeten eindelijk beseffen dat migratie nodig is om een gezond welvaartsmodel te behouden. Dat is geen mythe maar werkelijkheid. Alle OESO-landen hebben een krimpende, vergrijzende bevolking, en hebben werkkrachten op alle mogelijke opleidingsniveaus nodig. In het hele Zuiden staat een opkomende, jonge bevolkingsgroep klaar. Afrika’s bevolking zal tegen de tweede helft van deze eeuw verdubbeld zijn tot twee miljard. Het is zaak daar slim en proactief mee om te gaan en migratie te managen.

Q

33


REPORTAGE focus

De odyssee van een Syrisch gezin

‘Papa, waarom nemen we niet het vliegtuig naar Europa?’

Pieter Stockmans volgde een Syrisch gezin in zijn pogingen om de oversteek van Turkije naar Griekenland te maken. In Izmir en Istanboel kwam hij terecht in de wereld van uitbuiters, smokkelaars en maffiosi. Met elke boot die op de Europese kusten aanspoelt, arriveren lange verhalen en gekoesterde illusies.

door Pieter Stockmans

© Pieter Stockmans

❱ DAG 1-2: IZMIR, REGEN EN WIND

34

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Delvan tuurt over de rustig klotsende zee in de haven van Izmir. ‘We hebben lang genoeg getwijfeld, het is nu of nooit’, zegt hij. ‘Ik moet het leven van mijn kinderen wagen om hun een leven te geven. Denk je dat dat makkelijk is?’ Tien dagen eerder probeerden zijn vrouw Rokan en zijn kinderen Roliana van vijf, Ariana van vier en baby Nouri het al eens. Hun rubberboot liep vol water en werd door de Turkse kustwacht onderschept. Ze zaten een week in de gevangenis. Het gezin verblijft bij een gastgezin in een volkswijk van Izmir. Elke dag onderneemt Delvan een urenlange busreis en wandeling van de wijk naar het centrum. Hij ontmoet zijn smokkelaar Aboe Salah in een rokerig theehuis. De man is aangetrouwde familie van zijn vrouw Rokan. Plots valt slecht nieuws uit de lucht: regen en wind. ‘No Europe’, zegt Delvan teleurgesteld. In de haven van Izmir gaat de zee onstuimig op en neer. ‘Het kan me niks meer schelen als we sterven! Ik wil hier gewoon weg! Al wekenlang beloof ik mijn kinderen: morgen, morgen. En nu kom ik weer met lege handen thuis.’ Thuis voelt Roliana het onheil. ‘Waarom kan ik niet met Pieter het vliegtuig nemen? Ik wil niet doodgaan!’ roept ze boos. ❱

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

35


REPORTAGE focus

DAG 3: IZMIR, SLECHT NIEUWS

DAG 4-5: IZMIR-ISTANBOEL,

Roliana zingt in de regen op weg naar het huis van Aboe Salah. Die biedt aan een groot en veilig jacht te nemen. Kostprijs: 3000 euro. Delvan heeft in totaal 1500 euro voor de reis naar Griekenland. Dus moet ook het geld dat ze apart hadden gehouden om de reis door Europa te maken eraan geloven. ‘Jullie hebben geluk dat jullie gisteren niet zijn vertrokken’, zegt Aboe Salah bij een kop koffie. ‘Gisternacht liet ik twee rubberboten uitvaren. Eén werd teruggestuurd door de Turkse kustwacht. Van de andere geen nieuws.’ Roliana maakt haar rugzakje klaar, dat ze al twee dagen continu draagt om naar Europa te vertrekken. Dan komt het verlossende woord: vannacht zullen ze op zee zitten. En toch liggen ze die nacht gewoon in bed in Izmir. Aboe Salah had op het laatste moment gezegd dat een van de andere families “nog niet klaar was”. Moeder Rokan stortte in en zei dat ze terug naar Syrië wilde. Delvan staarde voor zich uit, de wanhoop al lang voorbij.

EEN STAP TERUG De volgende ochtend zitten ze in de bus, op overstroomde wegen, terug naar Istanboel. Aboe Salah had gebeld en gezegd wat iedereen al vermoedde: pas maandag wordt de zee rustig. Bij de gastfamilie in Izmir, zelf Syrische vluchtelingen, konden ze niet blijven omdat hun verhuurder moeilijk deed. ‘Is dit de boot naar Griekenland?’ vraagt Roliana op de veerboot over de Zee van Marmara. De ouders leggen amper uit waarom ze welke reis maken. Ze rijden twaalf uur met de bus, dezelfde afstand als tot de Macedonisch-Servische grens, maar dan in omgekeerde richting. Toch zijn de meisjes blij als ze hun opa Nouri in Istanboel terugzien, en ook voor Nouri zelf is dit een geschenk uit de hemel. Hij had gedacht dat hij zijn kleinkinderen nooit meer zou zien. De oude man haalt speelgoed te voorschijn en gaat bij de kinderen zitten. Zo kwam het gezin in Istanboel terecht: in 2012 ontvluchtten ze de

‘Ik moet het leven van mijn kinderen wagen om hun een leven te geven. Denk je dat dat makkelijk is?’

bombardementen op Aleppo, maar trokken ze eerst naar hun veiligere stad van oorsprong in Noord-Syrië, Afrin. Daar woonde ik in 2014 twee weken in hun huis. Die dagen zouden de laatste zijn waarin de hele familie samen was. Hun eeuwenoude dorp in de vallei is al lang geen paradijs meer. Het platteland werd verwaarloosd door het Assad-regime, en door de oorlog leeft het handvol achterblijvers letterlijk in de duisternis: geen elektriciteit, geen water, geen inkomen, geen onderwijs. ‘Vergeleken met Syrië leven we hier in luxe’, lacht opa Nouri. ‘Hier kunnen we met een knop het licht aansteken en komt er water uit de kraan.’ Maar ze worden uitgebuit. Op zijn drieënzeventigste moet Nouri voor het inkomen van zijn gezin werken voor een laag loon, als nachtwaker op een bouwplaats. Zijn dochters Aisha, Rohan en Nazlia maken in een ondergronds atelier aan de lopende band handtassen, in het zwart. ‘Ik krijg de helft van het loon van mijn Turkse collega’, zegt Rohan. ‘Hoe ik me daarbij voel?’ Tranen. Ze moeten 300 tassen per week maken, die de baas dan met veel winst verkoopt aan winkels. Het gezin verdient 2000 Turkse lira per maand. Na

betaling van alle kosten is er geen geld meer voor de school van Roliana en Ariana.

DAG 6-7-8: ISTANBOEL-IZMIR, VAN VOREN AF AAN De volgende avond haalt Delvan zijn usbsticks met Koerdische dansmuziek te voorschijn die hij vroeger in Syrië in zijn taxi afspeelde. Roliana toont haar sensueelste danspassen. Opa Nouri kan niet meegenieten. Soms komt hij eens binnen, tijdens zijn pauze. Dan zondert hij zich af om te huilen. De ochtend na het feest kijkt Delvan naar het nieuws over de EU-Balkantop. De Balkanlanden zullen vluchtelingen registreren in kampen en hun bewegingsvrijheid beperken. De beelden van vluchtelingen die een rivier overzwemmen, hakken erin. Boven op de grensproblemen komen de geldproblemen. De man die Delvan geld had geleend, komt zijn geld terugvragen. Geen geld, geen Europa. Het enige geluid in de woonkamer is dat van de knarsende gebedskralen van opa Nouri. Er loopt een traan uit Delvans oog. Roliana komt naar hem toe en vraagt: ‘Gaan we niet naar Europa? Dan kan ik niet naar school!’ In haar hoofd is Europa een paradijs dat nooit komt. ‘Roliana, ik hou zoveel van je’, zegt Delvan terwijl hij zijn dochter tegen zich aandrukt. Na veel rondbellen om nieuw geld te lenen, besluiten ze toch de nachtbus naar Izmir te nemen en zich opnieuw bij de vluchtelingenkaravaan te voegen.

36

Vader Delvan vraagt zich af of de zee rustig genoeg is voor de oversteek.

Vader Delvan met Roliana en Ariana op weg naar het huis van de smokkelaar.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Pieter Stockmans

© Pieter Stockmans

DAG 9: IZMIR, VERSCHRIKKELIJKE ZEE Aangekomen in het centrum van Izmir loopt Delvan een kledingwinkel binnen. De verkopers lopen druk gebarend in het rond. De klanten zijn niet op zoek naar pakken – het zijn vluchtelingen, die reddingsvesten willen kopen. Vele kleine kledingzaken zijn overgeschakeld op dit veelgevraagde artikel. Delvan controleert de kwaliteit zonder te weten wat een goed vest is. ‘Dit zijn de originele vesten!’ roept de verkoper. Maar er zijn al vluchtelingen verdronken door de slechte zwemvesten die ze hier kochten. Delvan sjort de vuilniszak vol reddingsves-

ten de bus in, naar het huis van Aboe Salah, waar het gezin wacht tot de boot de volgende nacht vertrekt. De meisjes proberen het zwemvest uit en spelen met het fluitje alsof het speelgoed is. Nu zou het écht gaan gebeuren, maar wanneer Aboe Salah thuiskomt, zegt hij: ‘Wacht nog twee dagen tot de felle wind gaat liggen.’ Dit is het zoveelste uitstel, ook al sluit het net rond vluchtelingen in de Balkan en wordt het winter. Roliana begrijpt het niet: ‘Papa, waarom gaan we niet met het vliegtuig?’ Plots belt een van de zussen uit Istanboel: ‘Onze baas zei dat we voortaan van acht uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds in het naaiatelier moeten werken. Toen we protesteerden, zei hij dat we niet meer moesten terugkomen.’ Zonder statuut of sociale bescherming werpen vluchtelingen in Turkije zich in de handen van misdadigers die hen als sponzen uitwringen en hen voor hun werk kruimels geven, die ze dan aan een andere uitbuiter moeten afgeven: de verhuurder van de flat die een veel te hoge huurprijs vraagt. De enige uitweg is de val van smokkelaars en maffiosi, de volgende uitbuiters. In Europa hopen ze weer mens te worden en te kunnen werken voor een eerlijk loon. De zussen moeten nu terug naar Syrië, om hun huis en olijfbomen te verkopen en met het geld naar Europa te komen. Delvan en zijn gezin gaan deze nacht vertrekken. Net wanneer ze in de taxi stappen, sms’en Griekse vrijwilligers me: ‘Niet gaan! De zee is verschrikkelijk nu!’ Toch rijden we naar het hotel waar de families worden verzameld om naar de boot te gaan. ‘God zal de boot besturen’, lacht Delvan cynisch. Maar na een uur wachten wordt de oversteek toch afgeblazen.

DAG 10: IZMIR, DE DAG VAN DE DOOD De volgende ochtend open ik mijn laptop en zie ik de berichten over de “Dag van de Dood”. Vier boten zijn in de Egeïsche Zee gezonken. Een Britse ngo op de Griekse eilanden schrijft: ‘Hier liggen tientallen kinderen halfdood, om ondersteboven te wor-

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

den gehangen zodat het water uit hun kleine longen kan worden geschud.’ Gelukkig zit het gezin veilig in het huis van de smokkelaar. Delvan bekijkt video’s van zijn dorp in Syrië, vandaag een spookdorp dat door zijn kinderen alleen nog op een smartphone wordt beleefd. Aboe Salahs vrouw bereidt een heerlijk maal. We verblijven en eten al dagenlang in het huis van de smokkelaar. Het is even armoedig als dat van een vluchteling. Voor de vluchtelingen die hij “levert” aan de maffia, krijgt hij immers slechts een habbekrats. Die nacht vang ik een glimp op van de onzichtbare maffia, die een imperium bouwde met jachten en rubberboten. Vluchtelingen wachten in de kille, donkere lobby van het verzamelhotel. Roliana en Ariana liggen te slapen op de zwemvesten. Buiten op straat lopen smokkelaars heen en weer. Verschillende mannen zijn boos op hen omdat ze niet genoeg vluchtelingen leverden om het jacht te vullen. De maffia zou voor dit jacht nog meer dan €125.000 uit de berooide vluchtelingen kunnen persen. Als er genoeg vluchtelingen waren geweest, was het schip gewoon vertrokken, ook al was er de wind die gisteren nog doden maakte. Een jacht mag dan wel veiliger zijn dan een rubberboot, als je het volstouwt met mensen kapseist het op een ruwe zee.

DAG 11: IZMIR, GAME OVER? ‘Vandaag moeten we vertrekken, of we zoeken een andere smokkelaar’, fluistert Delvan me de volgende dag toe. En inderdaad, na een zoveelste dag wachten vertrekken ze, maar er is iets vreemds aan de hand. Plots, op het plein aan de haven van Izmir, wordt Delvan van zijn gezin gescheiden en zetten de smokkelaars hen in twee verschillende taxi’s. Het laatste dat Ariana me vroeg was: ‘Mag ik op je gsm naar Barbie kijken?’ Mij nemen de smokkelaars mee naar een rokerig theehuis. Ze spelen kaart zoals ze spelen met mensenlevens. Na drie kopjes koffie komt Aboe Salah in het theehuis aan. Met Delvan, zonder de rest van het gezin. ‘Bij een politiecontrole zag de ❱

37


focus

DAG 12: IZMIR-KUSADASI, MET ZICHT OP SAMOS ‘Papa, zit je in de gevangenis?’ vraagt Roliana als Delvan zijn vrouw en kinderen aan de lijn krijgt. Zij konden gisteren met de andere taxi doorrijden naar een hotel in Kusadasi. Vandaag probeert Delvan opnieuw, en deze keer ga ik mee. ‘Masj’ Allah, daar moeten we over’, zegt hij als we na een uurtje rijden aan de horizon de zee en de in mist gehulde omtrekken van het Griekse eiland Samos zien verschijnen. De taxichauffeur rijdt zenuwachtig

Opa Nouri

38

door de oude straten van Kusadasi. Hij moet politie ontwijken. Aan het hotel, een driesterrenhotel aan zee, gooit hij de bagage uit de koffer en maakt hij zich razendsnel uit de voeten. In de lobby vliegen Roliana en Ariana hun vader om de hals. De vluchtelingen worden als gewone gasten ingecheckt. De smokkelaars betalen de kosten, met het geld dat ze van de vluchtelingen hebben gekregen.

DAG 13-14: KUSADASI-IZMIR, PAS OP DE PLAATS De Syrische vluchtelingen in het hotel wisselen verhalen uit. Over waar ze vandaan komen en waar ze heen gaan. ‘Een vriend van mij werd ook verteld dat hij een jacht zou nemen, maar het bleek een rubberboot!’ zegt een man. Op het strand is de familie heel even geen vluchteling, maar een gezin met vakantie aan zee. Toch dragen ze een stil geheim: Delvan bekijkt video’s van verdronken baby’s terwijl Rokan baby Nouri bijna doodknuffelt. Ze maakt de hotelkamer schoon alsof het haar eigen huis al is. Maar zodra vluchtelingen wegdromen naar de normaliteit worden ze met de neus op de nachtmerrie gedrukt. ‘Jullie moeten onmiddellijk naar een ander hotel’, zegt een

Reddingsvesten moeten de kinderen beschermen tegen de verdrinkingsdood tijdens een tocht die geen kind zou mogen maken.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

van de smokkelaars, die hard op de deur klopt. In het tweede hotel, klein en vuil, lijkt het alsof hier in geen jaren nog gasten hebben gelogeerd. Krijgt dit soort hotels een procentje van de smokkelaars? ‘Als het morgen niet gebeurt, ga ik terug naar Istanboel!’ roept Rokan vanaf het balkon. Beneden op het terras van het hotel hullen de smokkelaars zich in geheimzinnigheid, druk telefonerend om hun vracht af te leveren. Plots breekt onrust uit. Hevige discussies, taxi’s voor het hotel, vluchtelingen die met al hun bagage vertrekken. De kinderen hollen huilend achter hun vader aan zonder te begrijpen wat er gebeurt. Achteraf blijkt dat er ruzie was ontstaan tussen een paar vluchtelingenfamilies en de smokkelaars. Zonder vluchtelingen geen jacht naar Griekenland. Na wekenlange onzekerheid zitten ze in een aftandse Opel met negen mensen, op de terugweg naar Izmir. Ze voelen de verleiding om weer naar Istanboel terug te keren. Maar net zoals Europa een sirene is die hen lokt, is hun “thuis” in Istanboel dat ook. Een thuis die hen een paar dagen rust gunt, maar waar dan de harde werkelijkheid toeslaat. En dan plots de spijt, dat je toen niet had doorgezet. Hun oude huis in Syrië is vernield, hun nieuwe thuis voorlopig onbestaand. Wat rest is een droom. Maar ook die droom kan een nachtmerrie zijn: in België slapen vluchtelingen op straat omdat ons land niet alle asielaanvragen per dag wil registeren. Aboe Salah belooft hen diezelfde avond nog op een andere boot te zetten. Maar om middernacht, net wanneer de taxichauffeur de koffer dichtgooit om naar de © Pieter Stockmans

zegt Delvan. ‘Sinds het bezoek van de Duitse bondskanselier Angela Merkel aan Turkije begin oktober krijgt de Turkse politie geld van Europa om vluchtelingen tegen te houden’, zegt Aboe Salah. Van de maffia krijgt de politie dan weer smeergeld om vluchtelingen te laten passeren. Het eindresultaat is iets daartussenin. Als Europa een veilige doortocht zou organiseren voor vluchtelingen die sowieso komen, zou het imperium van de maffia een echte nederlaag lijden. Maar Europese leiders willen Turkije tot “veilig land” verklaren om vluchtelingen te kunnen terugsturen.

© Pieter Stockmans

❱ agent de zwemvesten in de koffer’,

plaats van afspraak in Izmir te vertrekken, belt hij: ‘De boot vertrekt morgen pas.’ Het lijkt alsof iemand er plezier in schept om dit gezin van hoop naar wanhoop te slingeren, al twee weken lang. Roliana barst in huilen uit en gooit haar jas op de grond. Rokan stampt met haar voeten, moegetergd. Ook Delvan is boos: ‘Stop Griekenland daar waar de zon niet schijnt. Haal een glas water, ik moet een pil nemen. Ach, Europa is niet ons lot.’ En toch willen ze weg uit de perverse wereld waarin ze blij moeten zijn als ze een kans krijgen om hun leven te riskeren.

DAG 15-16: IZMIR, VERTREK Weer naar die vervloekte smokkelaarswijk. Een “strijd” tegen mensensmokkelaars zou hier makkelijk te organiseren zijn: een razzia uitvoeren in de cafés. Maar politieagenten lopen er doorheen en arresteren niemand. Voor kantoren van reisbureaus en vliegtuigmaatschappijen zitten vluchtelingen op de zwarte zakken waarin ze hun reddingsvesten en laatste bezittingen meesleuren. Maar het zijn enkel de peperdure smokkelaars die hun diensten kunnen aanbieden, omdat vluchtelingen niet kunnen vliegen zonder visum. Met de moed der wanhoop probeert Delvan een last-minute deal te regelen. Zijn gezin komt tot rust bij de eerste gastfamilie, waar ze twee weken geleden weg moesten. Rokan bereidt een heerlijke maaltijd, terwijl Roliana en Ariana schaaltjes fruit maken. Plots belt de smokkelaar. ‘Jullie kunnen vandaag mee op een rubberboot. Kom nu naar de plaats van afspraak.’ Rokan is boos: ‘Elke dag zegt hij morgen, en net als we onze kleren wassen zegt hij: nu! Hebben we twee weken gewacht op een jacht, om dan binnen een paar minuten te moeten kiezen voor een rubberboot?’ En zo overschrijden vluchtelingen de dodelijke

© Pieter Stockmans

Op straat in het centrum van Izmir, aan het hotel waar vluchtelingen wachten.

REPORTAGE

De enige uitweg uit oorlog en uitbuiting zijn de volgende uitbuiters: smokkelaars en maffiosi. In Europa hopen de vluchtelingen weer mens te worden en te kunnen werken voor een eerlijk loon. lijn, uit pure wanhoop en uitputting. In beelden van getraumatiseerde vluchtelingen op Lesbos ziet Delvan enkel nog het positieve: ‘Zij zijn tenminste aangekomen. De hele wereld gaat naar Griekenland en wij blijven rondjes draaien.’ In het theehuis waar de vluchtelingen verzamelen, staart Roliana verwonderd naar vuile vluchtelingenkinderen op blote voeten. Intussen spelen de smokkelaars lachend tafelvoetbal. Plots gaat het snel. Ze haasten zich door een labyrint van steegjes, tot bij een bestelwagen die stampvol vluchtelingen wordt gestopt. ‘Wat zijn we aan het doen? Is dit wel de juiste beslissing?’ zegt de radeloze blik in Rokans ogen. Ze gaan in een bootje boven de diepe zee dobberen, overgeleverd aan de elementen. Zodra het busje is volgepropt, verdwijnen ze in de avondschemering. De kinderen kijken me na uit het raam. Om halfzeven is de “vracht” vertrokken.

DAG 17: IZMIR-LESBOS, EINDELIJK AANGEKOMEN Pas om drie voor zeven ’s ochtends loopt een WhatsApp-bericht binnen. Ik hoor Roliana’s stem: ‘We zijn in Grie-

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

kenland!’ Later vertelt Delvan meer over de overtocht: ‘We deinden urenlang met een kapotte motor op hoge golven. Drie keer was ik ervan overtuigd dat we zouden sterven. De kinderen zijn in shock. Gelukkig kreeg iemand de motor weer aan de praat.’ Ze voegen zich bij de 347.362 vluchtelingen en migranten die in 2015 op Lesbos aankwamen. In oktober kwamen er 125.000 aan, dubbel zoveel als in augustus. Het slechtere weer schrikt smokkelaars noch vluchtelingen af. Juist tijdens de dagen dat ze op Lesbos verblijven, staken de Griekse ferry’s. De vakbond protesteert tegen de besparingen. Het Syrische gezin belandt midden in Europa’s twee grootste crisissen: de economische en de vluchtelingencrisis. ‘Het lot’, zou Delvan zeggen. Zonder uitstroom van vluchtelingen naar Athene, en met een voortdurende instroom uit Turkije, ontstaat een opstopping op Lesbos. En als de veerboot twee dagen later weer uitvaart, beginnen 10.000 vluchtelingen tegelijk aan hun reis door Europa. Een karavaan waarin het gezin een volgend trauma te wachten staat.

Q

39


OVERZICHT focus

Prikkeldraad, een gitaar met drie snaren en liters thee

Waar ben ik? ❱ Iphone 5, geen Samsung Ergens in de periode van onzekerheid is er een kantelpunt, een moment waarop iets dat nog mogelijk leek, omslaat in iets kansloos. De hoop zijn rechtenstudie in Engeland voort te zetten, weg van de oorlog, vergezelde Khaled anderhalf jaar van Damascus naar Turkije, over de Egeïsche zee tot in Parijs om uiteindelijk uit te doven in een doorweekte tent langs een bochtige afrit van de N216 in Calais. ‘Zesentwintig.’ Hij telt zijn verblijf in de Jungle in dagen. Binnen een week zullen ook zijn dagen maanden worden. ‘In het begin telde ik af,

maar zelfs als het lukt om de grens over te steken, maak ik zonder contacten in Engeland weinig kans. Mijn Iphone 5 ligt op de bodem van de zee ergens tussen Griekenland en Turkije.’ Het was een mooie toevoeging geweest aan de indrukwekkende collectie telefoons die op deze zonnige middag liggen op te laden aan zonneladers in het kamp. ‘Iphone 5.’ Hij zegt het met een gewicht alsof dat het verschil had gemaakt tussen erkend worden als een jongeman met dromen en potentieel of wegkwijnen als tweederangsburger in een dode hoek van Europa.

40

❱ Thee, tegen angst en verveling ‘Op mijn dertiende vluchtte ik met mijn oom weg van het geweld in Darfoer en kwam terecht in Athene. Mijn oom haalde de tocht niet. Ik werd opgenomen in de Soedanese gemeenschap in Omonia en kon overleven dankzij klusjes hier en daar’, vertelt Yahia. Hij zet wat wel het tiende kopje thee die dag moet zijn, tegen de verveling. Ik durf niet te weigeren. Na drie maanden in het kamp doet herinneringen ophalen aan de Griekse gastvrijheid die hij acht jaar lang kon genieten hem zichtbaar

goed. ‘Door de crisis zijn de Grieken achterdochtig geworden. Er is nauwelijks werk en de wanhoop maakt hen kwaad en ziek. Hier moeten we misschien geen geweld vrezen, maar geeft ook niemand een moer om ons. Er is alleen maar wachten. Wachten op nieuws, in de rij staan voor smerig water en weinig eten, wachten op een moment dat de politie niet kijkt, wachten op morgen. Europa is vergeten wat gastvrijheid is. Het is nochtans zo eenvoudig als een kopje thee geven aan iemand die je niet kent.’ De avond valt. Zelfs met een dikke trui en hoge schoenen heb ik het koud. Of ik slaapplek heb vanavond, vraagt hij. Want ik ben welkom in zijn huis. Altijd.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Door Tess Vonck - Illustraties Jeroen Los

❱ Tabak, in mijn ogen ‘Als je hier door de wereld gezien wilt worden, moet je hoog gaan staan,’ zegt Issa (29). ‘Zelfs de politie draagt mondmaskers en kijkt naar de grond als ze patrouilleren, alsof we radioactief zijn.’ We staan op een heuveltje, kijken uit over een gigantische zee van tentjes. Ik voel me als een tent, de regen en de pis glijden van me af. Hij wil naar Noorwegen, om bij zijn oudere broer te zijn die nu al in Denemarken is geraakt. Trots draagt hij zijn shmagh om zijn hoofd. De sjaal is het enige kledingstuk dat zijn maandenlange vlucht uit Raqqa, intussen

de hoofdstad van het islamitische kalifaat van IS, overleefd heeft. Hij kreeg het van zijn beste vriend, die vorig jaar omkwam in het Syrische conflict. ‘Noorwegen, daar droomde hij van. Daarom moet ik volhouden.’ Of ik niet wat tabak heb, vraagt hij. Hij rookt niet, maar rook zou helpen om het brandend gevoel van traangas in je ogen te verzachten. Hij zal het nodig hebben als hij vannacht zijn elfde oversteekpoging waagt. De patrouilles zijn hardnekkiger dan ooit. ‘Het is gevaarlijk, ja, maar ik kan niet meer leven als een hond.’

De Jungle. Zo heet het tentenkamp vijf kilometer buiten Calais waar begin november meer dan zesduizend migranten en vluchtelingen in onmenselijke omstandigheden verblijven. Dat is dubbel zoveel als een maand voordien. Ze willen naar Engeland of ergens waar hun leven niet meer op pauze staat, maar ze zijn gestrand in een wachtkamer die steeds krapper wordt. Met de winter voor de deur vrezen de weinige hulporganisaties ter plaatse voor een humanitaire ramp. Een verslag aan de hand van zes alledaagse voorwerpen waar wij nauwelijks bij stilstaan, maar die voor bewoners het verschil maken tussen stilstaan of vooruitgaan.

❱ Het paspoort, ticket tegen ontsporing

❱ Een gitaar met drie snaren

❱ Prikkeldraad

In Jungle Books, de door vrijwilligers gerunde bibliotheek van het kamp, hangt een haast gewijde sfeer. Tussen Dickens, Sherlock Holmes en Anna Karenina vergeet je even de hel buiten. Zelfs de geur van smeltend steengruis uit de asfaltfabriek om de hoek en de chaos na een ontplofte gasfles dringt niet naar binnen. Ik ontmoet er een Syrische jongeman met littekens op zijn wangen, souvenirs uit een Syrische gevangenis. Hij zegt niet veel. Ik kan zijn naam niet onthouden. Het is noch-

No chance or good chance? Met die vaak gehoorde groet vissen veel bewoners onder elkaar uit hoe groot de kans is om die nacht de grens over te steken. Het inspireerde de twee Britse toneelschrijvers Joe Murphy en Joe Robertson na hun bezoek aan het kamp om een ander perspectief te bieden dan een levensgevaarlijke ontsnappingsroute over het Kanaal. Dankzij crowdfunding doet sinds kort een koepelvormige theatertent dienst als ontmoetingsplaats waar ze samen met bewoners theater, muziek en film maken.

Calais lijkt elke dag meer op een eenentwintigste-eeuwse versie van Hitlers Atlantikwall. De Franse overheid liet honderden meters hek met prikkeldraad rond toegangswegen naar de Eurotunnel optrekken. Die worden ’s nachts het toneel van een kat- en muisspel tussen politie en vluchtelingen die boven op een rijdende trein of in de laadbak van een vrachtwagen richting Engeland proberen te klimmen. De hoogzwangere Hawir (24) uit de NoordIraakse oliestad Kirkoek woont amper een maand met haar man in de Jungle, maar

tans de enige naam die ik van alle ontmoetingen in het kamp zwart op wit op papier zag. Op een Oostenrijks paspoort dat hij kreeg als student in Wenen net voor hij opnieuw op de vlucht sloeg, ditmaal voor toenemend xenofoob geweld. ‘Dit document is geldig tot januari 2017 en in alle staten ter wereld, behalve Syrië’, vertaal ik voor hem uit het Duits. Dat is alles wat hij wilde weten, genoeg om die avond mee naar huis te kunnen met enkele Engelse vrijwilligers. Gewoon als passagier in hun auto, niet als illegale bagage in een vrachtwagen of vogelverschrikker op het dak van een treinwagon.

Franse journalisten doopten het “anarchistische danstempel”, wat de colère van bange buurtbewoners nog meer voedt. Voor Wahid, een Soedanese vijftiger uit Khartoem, is het de enige plek waar hij zijn ellende kan vergeten. ‘Ik woon al anderhalf jaar in verschillende kampen rond Calais. Mijn plaats is hier, in de Jungle.’ Teenslippers met sokken en een kleurrijke basgitaar met drie snaren vergezelden hem al die tijd. Dankzij de twee Joes vond hij bandleden. Straks brengt hij een cd uit met de titel Having Fun Together. Ook in de soundtrack van de hel ontbreekt het niet aan humor.

probeerde het al vijf keer, tevergeefs. ‘Ik wil niet dat mijn kind hier opgroeit. Smokkelaars kunnen we niet betalen en met een baby wordt klimmen nog gevaarlijker.’ Intussen timmeren bewoners met de hulp van vrijwilligers dag en nacht geïsoleerde houten hutjes in elkaar. ‘Sinds september zien we meer en meer vrouwen en kinderen. Veel kinderen lijden aan ernstige darm- en longaandoeningen door het gebrek aan hygiëne en de vochtigheid. De winter staat voor de deur, maar de bouwers kunnen nu al niet volgen’, vertelt François Guennoc, coördinator van de grootste lokale vrijwilligersorganisatie.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

41


REPORTAGE focus

Beiroet is gesloten, de sleutel is gebroken

door Tine Danckaers

ene hand op de borst klopt, schiet haar blik theatraal de hoogte in. De andere hand steekt ze dwingend onder mijn neus. Nauwelijks zeven is ze, maar een echte professional. Als ik de werkruimte van dit nazomerse terras met haar wil delen – voor mij is de koffiebar in de Hamrastraat een ad-hocafspraakpunt, voor haar een bron van inkomsten – moet ik betalen. Buiten de zaakeigenaars, die haar geregeld wegjagen, zijn weinigen bestand tegen deze mix van volharding, stoutmoedigheid en een kapsel dat woest de zwaartekracht tart. ‘Ze is Syrisch’, knikt mijn eveneens Syrische gezelschap, hulpverlener Ali Elshiekh Haidar. Zeer waarschijnlijk behoort ze tot de anderhalf miljoen Syrische vluchtelingen in Libanon. Het aantal geregistreerde vluchtelingen bij de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR stond in oktober op 1.078.338. Geschat wordt dat het totale cijfer – niet-geregistreerde vluchtelingen inbegrepen – oploopt tot anderhalf of zelfs twee miljoen. Daarmee huisvest Libanon, in verhouding tot zijn aantal inwoners (4 miljoen), de meeste vluchtelingen ter wereld. Ga er maar aanstaan, in een land zonder president, met kibbelende regeringspartijen en een parlement dat nieuwe verkiezingen uitstelt, zijn eigen zittingstermijn heeft verlengd en nauwelijks werkt. Bovendien staat Libanon met één voet in Syrië, als gevolg van de directe betrokkenheid van regeringspartij Hezbollah, die aan de zijde van Basjar al-Assad vecht, nog zo’n grote bron van politieke onenigheid.

‘HALAS!’ ‘GENOEG VLUCHTELINGEN!’ De Syrische Fawaz en zijn gezin, afkomstig uit Homs, wonen in een achterwijk in Tripoli, NoordLibanon.

‘De regeringspartijen harrewarren voortdurend met elkaar, maar ❱

© Gordana Mijuk

Terwijl Europa zucht, steunt en ruziet over de vluchtelingencrisis, vangt het kleine Libanon anderhalf miljoen gevluchte Syriërs op. Al is “opvangen” een groot woord. Libanon voerde dit jaar maatregelen voor de Syrische vluchtelingen in met als boodschap: uw toekomst is niet meer hier. Zij die kunnen, zetten een nieuwe stap in het transitbestaan dat ze sinds de Syrische oorlog leiden. Velen blijven, vastgeklonken aan een leven dat in de wacht staat.

❱ ’God zal je belonen. God zal je belonen.’ Terwijl ze zich met de


REPORTAGE

© Tine Danckaers

Palestijns vluchtelingenkamp Shatila, waar Syriërs thuis zijn.

kunnen permitteren, huren een kamer, flat of huis, in Beiroet. Anderen hebben zich langs de grensstreken gevestigd, in de Bekaavallei, waar ze vaak in officieuze tentenkampen of in kraakpanden wonen. Maar ook Beiroet, dat vooral de middenklasse en de elite uit Damascus opvangt, huisvest mensen die het zonder inkomen moeten stellen. In de wijk waar de grote VN-organisaties zitten, ontwaar je her en der discrete vormen van tijdelijke straatbewoning. En haast onzichtbaar, achter de winkels van de Hamrastraat, en elders in de stad, in onafgewerkte flatgebouwen, schermen dakloze Syriërs hun voorlopige vluchtelingenbestaan met tapijten af van het openbare leven, en van de kou die de winter zal brengen. De 42.000 Palestijnen uit Syrië vestigden zich vooral in de twaalf Palestijnse kampen in Libanon. Die aftandse en vergeten kampen zijn immers aanmerkelijk goedkoper dan de rest van Libanon. En dus vestigden ook een aantal niet-Palestijnse Syrische vluchtelingen zich in de kampen. De meeste Syrische vluchtelingen bevinden zich in het Palestijnse vluchtelingenkamp Ein al-Hilweh nabij Saida, een stad 50 kilometer zuidwaarts van Beiroet. De op één na grootste groep zit in Beiroet, in de kampen Bourj el-Barajneh en Shatila.

OUDKOMERS VS NIEUWKOMERS ❱ over één ding zijn ze het unaniem eens: de

Syrische vluchtelingen moeten het land uit’, zegt de Libanese kunstenaar Aurélien Zouki. Libanon weigerde van bij aanvang van de Syrische vluchtelingenstroom om te investeren in tijdelijke opvang, maar hield altijd zijn grenzen open voor zijn buren, die een uiterst gewelddadig conflict ontvluchtten. Dat is nu voorbij. Om de instroom van Syriërs in te dijken, voerde de Libanese regering begin dit jaar een volstrekt nieuwe en zeer strenge visaregeling in voor Syriërs. Sinds mei verbiedt Libanon UNHCR ook nog nieuwe vluchtelingen op zijn grondgebied te

44

registreren. Met deze politieke signalen zet de regering genadeloos de bijl in de humanitaire bescherming van mensen op de vlucht, vinden velen. Maar er is, gelet op de onsolidaire houding van Fort Europa tegenover de Syrische vluchtelingen, ook begrip voor de houding van het broze en kleine Libanon (niet groter dan Vlaanderen minus de provincie West-Vlaanderen), dat niet eens zijn eigen interne huishouden kan bestieren. ‘Neem het de Libanezen eens kwalijk’, reageert Matthias Schmale, directeur van UNRWA Libanon. ‘Geen enkel ander land heeft zoveel vluchtelingen. Libanon mag

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

dan een zogeheten middeninkomensland zijn, ongeveer een miljoen Libanezen leven wel tegen of onder de armoedegrens. Intussen sluit Europa zijn poorten en spreekt van een “vluchtelingencrisis”? De Europeanen spreken van het ondersteunen en verbeteren van de regionale opvanglanden – Libanon, Turkije, Jordanië – maar storten het geld niet door. De grote hulporganisaties kampen met krimpende fondsen.’ Anders dan in Turkije en Jordanië, die grote opvangkampen op hun grondgebied hebben, zijn de Syrische vluchtelingen minder zichtbaar in Libanon. Ze wonen verspreid over het hele land. De Syriërs die het zich

De grijze aaneenschakeling van grauwe ijzerwinkels, stapels oude motoren, aan elkaar geplakt door zwerfvuil, is een voorbode van wat komen gaat. We zijn op weg naar het ommuurde Palestijnse vluchtelingenkamp Shatila, in Beiroet. Voorbij de hoofdingang duikt een oprijlaan in Shatilastijl op: een weg geflankeerd door grote bergen afval en autowrakken die naar een kapotgeschoten pand leidt. Shatila, een lapje Libanese grond van nog geen halve vierkante kilometer groot, telt maar liefst 20.000 tot 22.000 bewoners: een mix van de oorspronkelijke Palestijnse vluchtelingen, nieuwe Palestijnse en nietPalestijnse vluchtelingen uit Syrië en ande-

re nationaliteiten. Somberheid en stinkende armoede sijpelen uit nooit herstelde kogelgaten, gapende littekens nog van de Libanese burgeroorlog (1975-1990) en de moordende verwoesting van het kamp in 1982, of van een nabijer verleden: de Israëlische aanval op Libanon in 2006. In de nauwe donkere modderstraatjes is de hemel zoek geraakt door pogingen om bouwruimte in de hoogte te zoeken. Een plafond van elektriciteitskabels dat wordt doorvlochten met waterleidingen, overspant het hele kamp en snijdt het tegelijk horizontaal in tweeën. Elektriciteit en water zijn hier, net zoals gezonde lucht en licht, schaarser dan elders in Beiroet. Volgens UNRWA wonen hier 12.000 Libanese Palestijnen, oorspronkelijke vluchtelingen en hun nakomelingen, mensen die in 1948 uit Noord-Palestina naar hier vluchtten. Al meer dan 65 jaar leven deze mensen met een vluchtelingenstatuut dat hen volledig uitsluit van de Libanese samenleving. Daar kwamen 2000 door UNRWA geregistreerde Palestijnen uit Syrië bij, al zijn het er vermoedelijk meer. Hier, in Shatila, krijgt de term ‘vluchtelingencrisis’, een Europees begrip, pas echt betekenis. Op de vraag wat een langdurig transitbestaan met je doet, krijg ik meteen antwoord in de vorm van een andere vraag. Of ik de veiligste route naar Europa ken en of ik weet welk land het ‘vluchtelingvriendelijkst’ is voor hem en zijn familie, vraagt een vriend van Rabieh el-Tayie, die mij rondleidt. ‘Velen vertrekken inderdaad, vooral de jongeren’, zegt Rabieh. ‘Ik probeer hen niet tegen te houden, want buiten het uitzichtloze recht op terugkeer naar een bezet en steeds meer ingenomen Palestina rest hier niets anders dan wachten. Maar waarop we exact wachten weet niemand meer.’ Zelf is hij vastbesloten om te blijven, om zich in te zetten voor de gemeenschap. Die gemeenschap is de horden journalisten, politici en hulpdelegaties spuugzat. ‘Elke dag komen hier mensen zoals jij om onze ellende te fotograferen. Al tientallen jaren, dag na dag. En er verandert niets’, klinkt het.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

De 485.000 Palestijnen in Libanon zijn voor een aantal Libanezen de paria’s van de samenleving. De Libanese burgeroorlog heeft de kloof die er al was tussen deze Libanezen en de Palestijnen alleen maar verdiept. ‘De schuldenlast van de burgeroorlog wordt bij de Palestijnen gelegd’, vertelt de Palestijnse journalist Qassem Qassem. ‘Toen het vredesakkoord werd getekend, werden de Palestijnen erbuiten gelaten. En in 2005, met de Cederrevolutie, werden de Palestijnen op één hoop gegooid met Hezbollah. Opnieuw kregen we de schuld van de interne problemen van een samenleving die ons buitensloot.’ Palestijnse vluchtelingen in Libanon hebben geen Libanese identiteitskaart, ook niet als ze hier geboren zijn. Qassem Qassem, kind

‘De regeringspartijen harrewarren voortdurend, maar over één ding zijn ze unaniem: de Syrische vluchtelingen moeten het land uit.’

van een Palestijnse vader en een Libanese moeder, is niet-Libanees. Moeders kunnen in Libanon immers niet hun nationaliteit doorgeven aan hun kinderen. Palestijnen worden in Libanon als buitenlandse werknemers behandeld en dienen jaarlijks een werkvergunning aan te vragen. Nadat Libanon de arbeidsreglementering voor buitenlanders in 1995 nog strenger aan banden had gelegd, werd het steeds moeilijker om een arbeidsvergunning te verkrijgen. Bovendien wordt niet-Libanezen, Palestijnen dus, de toegang tot een aantal beroepen ontzegd. ‘We mogen, als Palestijnen, bepaalde beschermde beroepen, zoals dok-❱

45

© Alma De Walsche

focus


REPORTAGE focus

zijn slopend. En wat als ik deze woning, 275 dollar per maand, niet meer kan betalen?’ Met de 13 dollar maandelijkse voedselsteun per gezinslid komt hij er niet om zijn drie dochters en zijn vrouw te onderhouden en ook nog eens de huur te betalen. De gemeenschapstuin, aangelegd onder de vleugels van het ICRC, brengt nog niet voldoende op om in hun eigen onderhoud te voorzien. Zijn buurman, de zeventigjarige Yousif, ver-

DE NIEUWE PARIA’S In en rond het noordelijk gelegen Tripoli, de tweede stad van Libanon, waren altijd al Syriërs, seizoensarbeiders die geregeld heen en weer reisden. ‘Ze werken hier nog steeds, maar nu zijn hun gezinnen mee de grens overgestoken’, vertelt Freya Syrische vluchteling Raddi, delegatiehoofd van het Interin Tripoli. nationaal Comité van het Rode Kruis (ICRC) in Tripoli. De 58-jarige Fawaz is afkomstig uit een dorp nabij het Syrische Homs. Hij vestigde zich in een buitenwijk van Tripoli en telt dat hij vluchtte zodra het conflict in Syrië is sindsdien afhankelijk van giften van de uitbrak. Beide Syrische families voelen zich lokale gemeenschap en van de moskee. Dit verwelkomd door de lokale gemeenschap. leven als vluchteling is een zware mentale Die gemeenschap is overigens een ingewiklast voor iemand die van boer en kostwinner kelde. Fawaz en zijn gezin wonen in de voor zijn gezin nu terugvalt tot een “last voor soennitische wijk Bab al-Tabaneh. Deze wijk anderen”. ‘Zodra we de garantie hebben dat is al decennia in een bijzonder gewelddadig Assad en de Russen stoppen met luchtbomconflict met het pro-Syrische alawitische bardementen, ga ik terug.’ Hij zucht: ‘Hoe Jabal Mohsen verwikkeld. Sinds 2008 is het lang nog? Die onzekerheid en het wachten sektarische geweld tussen beide wijken

46

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

weer opgelaaid, waarbij vele doden zijn gevallen. “Klein-Syrië” wordt het conflict ook wel genoemd. Sinds kort is het, ondanks de oorlog in het buurland, weer rustig in de wijken, de wegblokkades en de controleposten zijn weer opgebroken. Maar het geweld in deze nogozones heeft zijn tol geëist. De lokale gemeenschap heeft economisch verlies geleden. Warfaa van Bab al-Tabaneh heeft ‘geen problemen met de Syriërs’, maar wijt de stijgende werkloosheid wel aan hen. Het verhaal klinkt bekend: ‘Zij krijgen geld van UNHCR, werken tegelijk onder onze prijzen en pikken op die manier onze banen in.’ Maar ze benijdt hen uiteindelijk niet, zegt ze. ‘Ik voel medelijden met hen, ben vooral boos op de Libanese werkgevers die mensen uitbuiten om zichzelf te verrijken.’ Volgens Khaled, een Libanese begunstigde van een plaatselijk “cash-voor-werk”-project van ICRC, zijn de nieuwe vluchtelingen een nieuwe bedreiging voor de Libanezen. ‘Natuurlijk hebben de Syrische vluchtelingen een impact op ons leven. Wij krijgen geen geld van de internationale organisaties. Eerst waren het de Palestijnen die ons in een burgeroorlog dreven en onze infrastructuur overbelastten, nu krijgen we er de Syriërs bovenop.’

TUSSEN HANGEN EN WURGEN, EN WEGGAAN

Sinds de nieuwe visaregeling bevinden veel Syriërs in Libanon zich in een grijze zone. Voor 2015 moesten Syriërs enkel hun identiteitskaart laten zien om de grens met Libanon over te steken. Vandaag komen ze er alleen nog in met een visum. En dat wordt alleen nog gegeven in het kader van toerisme, werkbezoeken, medische behandeling, onderwijs, of transit. Voor een toeristenvisum zijn niet alleen hotelreservaties vereist, maar ook een waarborgstorting van 1000 dollar. Die

Er zijn verhalen van Syrische studenten die laatste wordt schijnbaar alleen aan Syriërs nu plots een studentenvisum moeten aangevraagd, niet aan andere nationaliteiten. vragen. Maar daarvoor hebben ze een bank‘De enige Syriërs die nog als vluchteling het rekening nodig. Syriërs die die niet hadden land in geraken zijn niet-begeleide minderomdat ze bijvoorbeeld geld kregen toegejarigen, mensen met een handicap of menstuurd via Moneytransfer, kunnen nu ook sen die medische zorgen nodig hebben en geen bankrekening meer openen als ze zij die in aanmerking komen voor hervestigeen verblijfsvergunning hebben. gingsprogramma’s’, vertelt Lisa Abou KhaSinds begin 2015 schrapte UNHCR 149.000 led van UNHCR. ‘Dat heeft zeker effect op personen uit zijn registers omdat ze spoorde instroom: minder mensen geraken erin, loos zijn. ‘Wat hun verhalen zijn, weten we ook mensen die bescherming zoeken. Maar het leidt ook en vooral tot meer illegale immigratie.’ En dat is contraproductief in termen van veiligheid, vinden velen. Want via registratie kan een staat tenminste controleren wie zich waar op het grondgebied bevindt. Veel Syriërs lopen sinds de nieuwe regelgeving vast in een vicieuze cirkel en botsen op kafkaiaanse procedures. Hulpverlener Ali Haidar, die nu drie jaar in Beiroet verblijft, liet zich niet registreren bij UNHCR. Het was immers niet verplicht. Hij betaalde zijn jaarlijkse verblijfsaanvragen (200 dollar per persoon per jaar), werkt als expat in een internationaal milieu (pikt dus geen Libanese baan in) en kan bewijzen dat hij met regelmaat de huur betaalt. ‘Maar ik heb ook de registratie bij UNHCR nodig, en die krijg ik dus niet.’ Gevolg: Haidar is onwettig in het land. ‘Ik denk eraan om met mijn vriendin te vertrekken. Het is genoeg Youssif vluchtte geweest. Ik ben niet de enige, velen in 2012 uit Syrië. willen vertrekken. Alleen snijdt Libanon in zijn eigen vel, want de middenklasse trekt weg, de niet-kapitaalkrachtigen blijven.’ De Norvegian Refugees Council (NRC) Libanon heeft zijn handen vol met legale assistentie. Een ander probleem is de bijzonder moeizame registratie van vluchtelingenkinderen die in Libanon worden geboren. Libanon weigert hen te erkennen, maar daardoor lopen kinderen het gevaar om staatloos te worden, aldus Ana Uzelac van de NRC.

niet echt. Er is wel een vermoeden dat sommigen zijn teruggegaan en dat velen naar elders, richting Turkije en Europa, zijn gegaan’, zegt Lisa Abou Khaled van UNHCR. ‘Ik wil niet weg, maar ik heb geen andere keuze’, zegt filmmaker en kunstenaar Rafat Alzakout. ‘Ik ben gevlucht omdat ik wilde leven. Nu vertrek ik opnieuw, omdat hier geen toekomst is.’ Zakouti gaat met zijn Duitse echtgenote naar Berlijn. ‘Ik wil het niet. Hier heb ik alles, ben ik een kunstenaar met een status, een netwerk. In Berlijn zal ik het etiket “vluchteling” krijgen.’

NOODLIJDENDE HULPINDUSTRIE

© Gordana Mijuk

Qassem. Dat betekent dat voor veel Palestijnen alleen de informele arbeidssector overblijft. De meeste mannen werken in de bouw, de vrouwen als naaisters of schoonmaaksters. Daar komt nu ook concurrentie bij van de Syrische vluchtelingen, die net als zij het verbod kregen om te werken. De Syrische vluchtelingen leggen extra druk op de kampen, zegt Matthias Schmale (UNRWA). ‘Terwijl er geen beschikbare ruimte voor Shatila bijkwam, was er een enorme bevolkingsexplosie in het kamp. Met de Syriërs erbij staat de leefomgeving onder enorme druk. Diensten zoals scholen en ziekenhuizen staan onder druk, mensen moeten de toch al schaarse banen delen met de nieuwkomers. En je mag ook niet vergeten dat het Syrische conflict ook te voelen is. In een kamp als Ein al-Hilweh zijn er geregeld gevechten met milities die banden met Syrië hebben.’

© Gordana Mijuk

❱ ter of advocaat, niet uitoefenen’, vertelt

‘We mogen, als Palestijnen, bepaalde beschermde beroepen, zoals dokter of advocaat, niet uitoefenen in Libanon.’

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

‘De Libanese tactiek is ondoordacht. Hoe minder vluchtelingen je registreert, hoe minder geld de toch al ondergesponsorde Verenigde Naties zullen besteden, wat ook minder inkomsten voor de Libanese staat betekent’, zegt Bente Scheller, directeur van de Heinrich-Böll-Stiftung. Libanon aanvaardt volgens Scheller geen andere hulp dan directe staatssteun voor de ontwikkeling van de bestaande infrastructuur. ‘Zo gaat meer geld naar de ontwikkeling van Libanese scholen en ziekenhuizen om de Syriërs beter te kunnen opvangen. De Libanese staat is allergisch voor hulp die erop gericht is om Syriërs te integreren.’ Libanon kreeg nochtans internationaal applaus omdat het aankondigde de Syrische vluchtelingen onderwijs te willen laten volgen, toch een zekere maatregel van tijdelijke integratie. Maar een maatregel toepassen zonder te investeren is niet werkbaar. Er kwamen klassen, scholen noch leerkrachten bij, de capaciteit ontbreekt. In december 2014 vroegen de humanitaire organisaties samen met de Libanese regering voor 20152,1 miljard dollar aan de internationale gemeenschap. ‘De midde-

47


REPORTAGE focus

sterking van de positie van de Syrische vluchtelingen als van de Libanese gastgemeenschap’, zegt UNCHR. ‘We brachten het bedrag zelfs terug tot 1,8 miljard. Tot dusver, het is nu oktober, is daarvan nauwelijks 40 procent gestort.’ In 2014 al en ook dit jaar was het VN-Wereldvoedselprogramma bij gebrek aan fondsen genoodzaakt de financiële hulp voor Syrische vluchtelingen terug te brengen tot 13,5 dollar per persoon per maand. Het is oud nieuws dat ook UNRWA, dat er met de Syrisch-Palestijnse vluchtelingen nog eens 42.000 “klanten” bijkreeg, al jaren kampt met Kraakpanden in grote geldnood. het centrum van Beiroet. ‘Ons takenpakket is enorm uitgebreid, we verlenen hulp bij hervestiging, re-integratie van de Libanese terugkeerders, grensbeheer enzovoort. We hebben 55 miljoen gevraagd, maar we kregen niet meer dan 12 miljoen’, zegt de directeur van IOM Beiroet, Fawzi al-Zioud. Hij is van mening dat meer directe bilaterale hulp aan Libanon ook ons zou helpen’, zegt film- en theaterregisnoodzakelijk is. ‘Stabilisering is nodig’, seur Rafat Alzakout. ‘Maar we hebben moealdus al-Zioud. ‘Libanons infrastructuur ten ontdekken dat het allemaal om econokreeg zware klappen tijdens de Israëlische mie en politiek draait. We weten nu dat we aanval op het land in 2006. Daar moet iets alleen staan in onze strijd.’ aan gedaan worden, dat zou meteen ook Earth. Is anybody out there? Met die vraag goed zijn voor de werkgelegenheid.’ wil Planet Syria, een groep Syrische jour‘In het algemeen kun je stellen dat de noden nalisten, mensenrechtenactivisten en bij alle hulporganisaties enorm stijgen maar kunstenaars wereldwijd de aandacht vesdat de fondsen niet volgen’, zegt Ana Uzelac tigen op een onderbelichte groep in de van de NRC. ‘Die fondsen zijn nodig, maar de Syrische samenleving: de activisten tegen hulp is slechts symptoombestrijding. In de geweld. Salma Kahale, een van de opricheerste plaats moet dit conflict stoppen!’ ters, vraagt om solidariteit. ‘We willen dat het geweld en het extremisme ophouden. HALLO? IS DAAR IEMAND? De frustraties sneden diep bij de Syriërs ‘We dachten dat de democratische wereld toen de internationale gemeenschap in

geen tijd een coalitie kon opzetten om Daesh en radicalisering te stoppen. We willen een vreedzame oplossing, geen militair antwoord of het uitdelen van gasmaskers aan de Witte Helmen (een vrijwilligersteam van reddingswerkers in Syrië, td). Kortom: stop de luchtbombardementen door Assad en Rusland en zet een dialoog met alle Syrische actoren op.’ Kahale begrijpt het niet, het gebrek aan interesse van de wereld. ‘De Syriërs voelen zich zo verlaten, geïsoleerd. Dat gevoel proberen we te doorbreken. Al is het moeilijk met een zo versnipperde samenleving. Libanon was tot voor kort een goede uitvalsbasis en ontmoetingsplaats voor democratische burgers. Maar nu worden die het land uitgeduwd.’ ‘Wat is vrijheid?’ vraagt Rafat Alzakout. ‘We zijn onze revolutie begonnen omdat we hunkerden naar meer vrijheid. Maar onze revolutie en de dromen erachter werden door de internationale gemeenschap meteen weggezet als een burgeroorlog. Dat is het nu inderdaad geworden. Het democratische karakter is volledig uit Syrië verdwenen. Zelfs de weg tussen Damascus en Beiroet, een weg die ik zo goed ken, is nu gesloten.’ ‘Je kan je de angst niet voorstellen die ik voelde toen Assad Aleppo bombardeerde. Voor het eerst hoorde ik dat geluid, ik beleefde het, voelde het in elke zenuw, in elk botje, in mijn bloedstroom. En je kan niet ontsnappen. Niet. Daarom vluchten mensen.’ © Tine Danckaers

❱ len dienden zowel voor de ver-

Libanon herbergt, in verhouding tot zijn aantal inwoners (zes miljoen), de meeste vluchtelingen ter wereld: misschien wel twee miljoen.

48

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Q


ANALYSE focus

© Dieter Telemans

Hagop, Armeen uit Turkije: ‘Ik ben nu als staatloos erkend.’

‘Wat moet ik u vertellen? Waar moet ik beginnen? Ik woon hier al zeventien jaar’, zegt Hagop. Ik zit daar, aan de overkant van de tafel in een Armeens café ergens in Brussel, met mijn mond vol tanden. Hagop haalt een document uit de binnenzak van zijn jas. ‘Ik ben nu als staatloos erkend. Ik zou normaal gezien heel blij moeten zijn. Ik zou van blijdschap een gat in de lucht moeten springen. Maar ik ben niet blij. Ik kan mijn pasgeboren kind niet zien.’ En hij laat op zijn gsm de beelden van zijn huwelijk zien. Er was een vrouw, een ring en een feestje in een kleine familiekring, maar er was geen huwelijksakte. Hagop is ervan overtuigd dat zijn ex-vriendin hem gebruikt heeft om een baby te krijgen. ‘Want sinds ze zwanger is, wil ze niets meer met mij te maken hebben’, zegt hij. ‘En als ik nu naar haar toe zou gaan om de baby te zien, zou ze de politie bellen en me ervan beschuldigen dat ik haar wil aanvallen. Dat heeft ze al eens gedaan.’ Hagop is een Armeen uit Turkije. Hij was dertien toen hij in 1998 samen met zijn moeder en zijn zus naar België kwam. Zijn vader werd in Turkije vermoord. De asielaanvraag van het gezin werd in 2001 verworpen. Zijn situatie werd nooit geregulariseerd en de twee asielaanvragen die hij later indiende werden beide geweigerd. Hij is minstens drie keer opgepakt en in een gesloten centrum ondergebracht met de bedoeling hem naar Turkije te repatriëren. Maar Turkije weigert hem toe te laten, want Hagop staat nergens geregistreerd. Nu,

Waar belanden mensen zonder land?

Geen weg terug door Samira Bendadi

50

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Dieter Telemans

Ze kunnen niet gerepatrieerd worden en toch lopen ze het risico opgesloten te worden. Ze worden erkend als staatloos en toch worden ze op straat gegooid en aan hun lot overgelaten. Een groep mensen die in stilte lijdt en naar wie geen haan kraait, ondanks de afspraken in het regeerakkoord.

‘Het probleem met ons systeem is dat men weigert de mens achter het dossier te zien.’ na zeventien jaar verblijf in België, is hij erkend als staatloos. Hij heeft dus geen nationaliteit. De staat België kan hem bijgevolg nergens naar terugsturen. Dit is de eerste echte overwinning in een juridische strijd die jaren geleden begonnen is. Hoe hij heel die periode heeft overleefd? Hagop haalt zijn schouders op. ‘Ik heb geen gemakkelijke jeugd gehad’, zegt hij. ‘Ik ben naar school gegaan, maar het was geen succes. En mijn leven is pas echt slecht geworden na de dood van mijn moeder. Dat was in 2008. Ik kon nergens naartoe.’

KAPOT ‘Iedereen kent mij hier’, zegt Hagop even later zonder enige trots. ‘Ik kan overal eten en drinken. En ja, ik heb wat uitgevreten. Geen zware criminaliteit hoor, maar ik heb al in de gevangenis gezeten’, geeft hij toe. De eerste keer dat hij in een gesloten centrum werd gestopt, was meteen nadat hij zijn celstraf had uitgezeten. ‘In plaats van mij vrij te laten, hebben ze me naar een gesloten centrum gebracht en daar werd ik zes maanden lang opgesloten. Zes extra maanden boven op mijn celstraf, stel je dat eens voor.’ Hagop werd vrijgelaten, wegens niet repatrieerbaar, en kreeg het bevel om het land te verlaten. Maar waarheen? Hij reisde naar Zweden en probeerde daar een leven op te bouwen. ‘Ik heb er zelfs een meisje leren kennen’, zegt hij. Twee jaar later werd hij daar opgepakt, een tijdlang opgesloten en teruggestuurd naar... België. ‘Als ze toch al van plan waren om mijn situatie niet te regulariseren, waarom hebben ze me dan teruggenomen? Ik begrijp dat niet.’ En omdat hij weer niet repatrieerbaar was, werd hij ten slotte, nadat hij een maand in een gesloten centrum had vastgezeten, vrijgelaten. Hij kreeg nogmaals een bevel om het land te verlaten. Hagop kon overleven, op straat. Maar ❱

51


ANALYSE focus

moment vroeg hij zelf om opgesloten te worden. Op die manier zou hij tenminste een dak boven het hoofd, een bed en eten hebben. Maar opgesloten word je niet op verzoek. Voor Hagop is dit allemaal achter de rug. Het liefst zou hij het hier niet over willen hebben. Hij heeft nu andere problemen. Zijn baby die hij niet mag zien. En hij maakt zich zorgen over de mogelijkheid dat het parket in beroep gaat tegen zijn erkenning als staatloze. Dat hij met me praat is alleen omdat zijn advocaat Ivo Flachet dat gevraagd heeft. En als ik iets over hem zou schrijven, wil hij vooral dat ik het belang van zijn advocaat in zijn leven benadruk. ‘Mijn leven is veranderd zodra ik Ivo heb leren kennen. Ik heb nog nooit een mens zoals hij ontmoet. Ik was kapot. Hij heeft me weer zin in het leven gegeven.’ Hij toont zijn beide armen. Overal sneetjes. ‘Het leven was hard en ik had geen zin om te leven.’ ‘Dat Hagop als staatloze is erkend is zeker een overwinning’, zegt zijn advocaat Ivo Flachet van Progressive Laywers Network. ‘Maar het betekent in geen geval het einde van de ellende. Het is slechts een begin van, hopelijk, het einde.’ Erkend worden als staatloze geeft nog geen recht op een verblijfsvergunning. Als het parket niet tegen het arrest in beroep gaat, kan een aanvraag tot regularisatie ingediend worden. ‘En het kan tot twee jaar en vier maanden duren voor hij zijn papieren krijgt. Dat is gemiddeld de tijd die een regularisatieaanvraag in beslag neemt’, zegt Flachet. Dan pas kan Hagop op een normaal leven hopen. De eerste stap richting een oplossing voor zijn situatie werd gezet toen zijn zus bereid was hem onderdak te geven. Zijn zus is getrouwd en omdat zij werkt en een minimumloon krijgt kon Hagop geen volledig leefloon trekken. Het OCMW van Zaventem, waar zijn zus woont, ging erin mee hem vijftig euro per week te geven. ‘De beslissing van het OCMW was belangrijk voor het dossier van Hagop en vormde het eerste lichtpunt in zijn situatie’, zegt zijn advocaat.

LEUGEN Jaarlijks worden er zes- tot zevenduizend mensen uit België naar hun land van herkomst teruggestuurd. Maar hoeveel mensen niet repatrieerbaar zijn, is niet bekend. ‘Er zijn twee categorieën’, zegt Ivo Flachet. ‘Er zijn mensen die niet kunnen wor-

52

den uitgewezen om administratieve redenen. En er zijn mensen die nergens naar teruggestuurd kunnen worden omdat ze staatloos zijn. Hoeveel staatlozen er in België zijn, is ook niet bekend. De bekendste groep zijn de Palestijnen. ‘De Palestijnen worden gemakkelijker als staatloos erkend doordat hun situatie bij ons bekend is en er toch wat sympathie voor hen bestaat’, aldus Flachet. De erkenning van staatlozen is de bevoegdheid van het arrondissement en gaat niet overal op dezelfde manier. ‘Het arrondissement Brussel erkent veel moeilijker dan het arrondissement Nijvel bijvoorbeeld’, zegt de advocaat. ‘Maar er zijn er heel veel die geen verblijfsvergunning krijgen en toch niet

‘Als ze toch al van plan waren om mijn situatie niet te regulariseren, waarom hebben ze me dan teruggenomen? Ik begrijp dat niet.’ gerepatrieerd kunnen worden, ook al zouden ze het willen. En dat is weinig bekend bij de publieke opinie’, stelt Ivo Flachet vast. Er zijn landen die gerepatrieerden gemakkelijk toelaten of waarmee België bilaterale akkoorden heeft. ‘De Afrikaanse landen nemen gemakkelijk mensen terug’, zegt Ivo Flachet. ‘Het zijn ook slecht georganiseerde landen. Een Rwandees kan gemakkelijk in Congo afgezet worden bijvoorbeeld. Khaddafi deed dat veel en Marokko neemt vrij gemakkelijk mensen terug.’ Ook Nepalezen kunnen heel gemakkelijk teruggestuurd worden. ‘Er zijn Nepalezen die hun nationaliteit kwijt zijn geraakt en die toch met een eenvoudige laissez passer door België naar Nepal teruggestuurd worden. Maar Algerije of Iran accepteert niet zomaar mensen die teruggestuurd worden’, zegt Ivo Flachet. Bovendien is iemand terugsturen naar Iran, ook al zou hij daar niet politiek actief zijn geweest, levensgevaarlijk. En dat is een verhaal dat je vaak hoort, stelt de advocaat vast. Ali (niet zijn echte naam) is tot twee keer toe en onder begeleiding van de politie tot op de luchthaven van Teheran gebracht. Maar hij werd niet tot het grondgebied toegelaten. Iran neemt geen mensen tegen hun zin terug. Het

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Op een bepaald moment vroeg Hagop zelf om opgesloten te worden. Op die manier zou hij tenminste een dak boven het hoofd hebben.

© Dieter Telemans

❱ soms was de straat te hard. Op een bepaald

probleem van Ali is niet dat hij niet wilde terugkeren, maar dat hij vreest voor zijn leven zodra hij echt terugkeert. ‘Iedereen die in het buitenland asiel heeft aangevraagd moet in Iran voor zijn leven vrezen’, zegt Ali. Ali vluchtte uit Iran in de periode van de Groene opstand, in 2009. Het was voor hem uitgesloten terug te keren. ‘Ik ben het slachtoffer van mijn land van herkomst en ik ben het slachtoffer van België’, zegt hij. ‘Ik had een spel kunnen spelen, me tot het christendom bekeren of een andere leugen bedenken, dan was ik misschien als politieke vluchteling erkend. Maar dat er om politieke redenen gevaar is voor mijn leven als ik naar Iran terug zou gaan, dat willen ze hier niet geloven.’ ‘Ook mijn familie lijdt onder deze situatie’, gaat Ali verder. ‘Mijn ouders zijn ziek geworden omdat ze zich zorgen maken over mij en ik zie mijn beste levensjaren voorbijgaan terwijl ik hier wacht. Ik wacht op een signaal om een normaal leven te kunnen leiden’, zegt hij.

IN DE SHIT ‘Het probleem met ons systeem’, zegt Ivo Flachet, ‘is dat men weigert de mens achter het dossier te zien. De Belgische staat acht het je eigen schuld dat je niet gerepatrieerd wordt en dus moet je de gevolgen daarvan dragen. Men wil liever enorm veel geld uitgeven aan repatriëring, ondanks het feit dat het moeilijk is en de betrokkene onmetelijke psychologische schade berokkent, dan het bestaan van mensen die sowieso een heel leven hier zijn te “normaliseren”, hen de kans te geven om een normaal leven te leiden. Dat is het dramati-

sche aan ons systeem.’ Voorts vindt de advocaat het onverantwoord om mensen als staatloos te erkennen om ze daarna ‘in de shit te laten leven’. Point of no return, het rapport dat Vluchtelingenwerk Vlaanderen samen met partnerorganisaties uit andere EU-landen begin 2014 publiceerde, is een aanklacht tegen de opsluiting van niet repatrieerbare vluchtelingen en migranten. Negenendertig mensen uit België, Frankrijk, Groot-Brittannië en Hongarije die allemaal detentie hebben meegemaakt worden erin geportretteerd. Het rapport maakt deel uit van een bewustmakingscampagne en is bedoeld om druk uit te oefenen op overheden, zowel nationaal als Europees, om een oplossing te vinden voor een groep mensen die onder de radar blijft. Is er uitzicht op verandering? In het regeerakkoord staat namelijk dat er ‘een oplossing gezocht (wordt) voor de zeer beperkte groep mensen die buiten hun wil om en ook niet vrijwillig kunnen terugkeren naar hun land van herkomst’. Ook de kwestie van de staatloosheid wordt erin vermeld. De dossiers zullen binnen een redelijke termijn afgehandeld worden. Mensen die als staatloos worden erkend krijgen een tijdelijke verblijfsvergunning. De nieuwe procedure zal een jaar nadat ze in werking is getreden geëvalueerd en zo nodig bijgestuurd worden, zegt het regeerakkoord. Wat is er van dit alles terechtgekomen? We hebben de vraag aan het kabinet van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) voorgelegd. Enige dagen later kregen we het antwoord dat er op dit gebied eigenlijk niets zat aan te komen.

Q

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

53


ANALYSE Dorpelingen die op de vlucht moesten voor overstromingen door de Bangsaradam moeten opnieuw wijken voor de bouw van een elektriciteitscentrale

focus

© Gie Goris

❱ De achtjarige Sandhya Rani haalt vandaag water op ongeveer een halve kilometer van haar huis in PettaMettaPally, een dorp in de Zuid-Indiase deelstaat Andhra Pradesh. Dat zal over enkele jaren veranderen, als de meer dan twee kilometer lange en vijftig meter hoge Polavari-dam afgewerkt zal zijn. Alleen zal Sandhya daar geen voordeel uit halen, want het water zal haar dorp helemaal onder water zetten. Volgens de regering zullen er niet minder dan 276 dorpen overstroomd worden en zullen zeker 200.000 mensen moeten verhuizen – volgens tegenstanders gaat het zelfs om 300.000 mensen. Al die mensen, zegt Stella Paul in een recent artikel voor Reuters, worden door deze dam “ontwikkelingsvluchtelingen”. De dorpelingen uit Andhra Pradesh zijn niet de enige slachtoffers van grootschalige ontwikkeling. Volgens migratie-expert Bogumil Terminski, in zijn recente boek DevelopmentInduced Displacement and Resettlement, wor-

den er wereldwijd elk jaar vijftien miljoen mensen uit hun huizen, dorpen of wijken gezet om plaats te maken voor grootschalige infrastructuur die economische ontwikkeling moet dienen. Daarmee vormen deze “ontwikkelingsvluchtelingen” – een term die Terminski liever vermijdt, hij verkiest het academisch correctere “DIDR” uit de titel van zijn boek – de grootste groep langdurig ontheemden. Want wie voor een overstroming of aardbeving op de vlucht gaat, keert meestal snel terug. En zelfs conflicten duren in de regel minder lang dan ontwikkelingsprojecten, die bijna altijd onomkeerbaar zijn. Bij de “ontwikkeling” waarvoor mensen moeten wijken, gaat het volgens Terminski niet alleen om megadammen en irrigatieprojecten, maar ook om onder andere wegen- of spoorweginfrastructuur, ontginning en vervoer van minerale rijkdommen, uitbreiding of herinrichting van steden, ontbossing en uitbreiding van plantagelandbouw.

Meer mensen ontheemd door ontwikkeling dan door natuurrampen

Ingedamd, uitgedreven door Gie Goris

54

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Honderden dorpen werden onder water gezet door de bouw van de Bangsara-dam in Madhya Pradesh (India)

© Gie Goris

Mensen vluchten voor oorlog, vervolging, rampen of een ronduit uitzichtloze toekomst. Maar elk jaar moeten er ook zowat 15 miljoen mensen huis, veld en gemeenschap achterlaten omdat ze plaats moeten maken voor grote dammen, mijnen of andere grootschalige projecten van economische ontwikkeling.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

De omvang definiëren van een veronachtzaamd fenomeen, dat zich bovendien afspeelt in achtergebleven binnenlanden, is altijd moeilijk, maar Terminski baseert zich op heel wat studies om tot zijn cijfers te komen. Twee van de opvallendste cijfers uit zijn onderzoek: in China werden tussen 1950 en 200870 miljoen mensen verplaatst voor ontwikkelingsprojecten, en over dezelfde periode zouden er in India 50 miljoen mensen gedwongen verhuisd zijn, waarvan 40 miljoen voor dammen en 2,5 miljoen voor mijnbouw. Dat de aantallen ontheemden in deze twee Aziatische giganten zo enorm zijn, heeft uiteraard te maken met de omvang van hun bevolkingen, maar ook met het economische ontwikkelingsbeleid dat beide landen gevolgd hebben.

U ZULT ALLEN VERDRINKEN De twee opvallendste voorbeelden van impact van economische infrastructuur op massa’s burgers zijn respectievelijk de Drieklovendam in China en het Narmadadammenproject in India. Voor de Drieklovendam moeten wellicht 1,26 miljoen mensen wijken, voor de dammen op de Narmada ongeveer 320.000 mensen, terwijl 90.000 hectare bos verloren gaat. Bij de bouw van grote dammen voor waterkracht of irrigatie worden overigens niet alleen de onmiddellijke omwonenden getroffen. Stroomafwaarts verliezen tienduizenden mensen ook hun land en hun huis als gevolg van de kanalen, wegen, hoogspanningsleidingen en industriële projecten die vaak volgen zodra er een grote dam gebouwd is, terwijl anderen hun vis-, jachtof graasgronden verliezen als gevolg van de komst van dammen of mijnen. Maar deze “secundaire slachtoffers” worden niet meegeteld in de schattingen. Vlak na de onafhankelijkheid zei N.V. Gadgil, de minister die verantwoordelijk was voor een groot dammenproject, dat ‘iedereen die losgerukt zou worden van zijn grond zijn schop zal ruilen voor een fatsoenlijk huisje, ❱

55


ANALYSE modus

❱ duisternis voor licht en fanatisme voor

geloof’. In 1961 klonk minister van Financiën Morarji Desai héél anders toen hij de bewoners van een zone rond een nieuwe dam toesprak: ‘Wij zullen u vragen uw huizen te verplaatsen zodra de dam gebouwd is. Als u verhuist, is het goed. Anders zullen we de sluizen openzetten en zult u allen verdrinken.’ Sinds de onafhankelijkheid werden er in India al meer dan 3500 grote dammen gebouwd.

GEEF ONS SCHOLEN EN BOSSEN Mijnbouw, de tweede belangrijke factor in ontheemding in India, speelt een belangrijke rol in de economische boom van de voorbije jaren. India is de grootste producent ter wereld van mica, de tweede van chroomijzersteen en bariet, de derde van steenkool en bruinkool, de vierde van ijzererts, de vijfde van bauxiet en ruw staal, de zevende van mangaan en de achtste van aluminium. Tachtig procent van de mineraalontginning in India vindt plaats in bovengrondse mijnen, wat meteen de grote ecologische en sociale impact verklaart.

zijn om de hebzucht van een paar ambtenaren te bevredigen?’ Rakesh Kalshian, die de gebeurtenissen van Kucheipadar vertelt als een van de vele conflictverhalen rondom mijnbouw in India, citeert Bhagavan Maji in de inleiding van het boek Caterpillar and the Mahua Flower. Tremor in India’s Mining Fields. ‘Wat wij willen,’ zegt Maji, ‘is permanente ontwikkeling. Voorzie in irrigatie voor onze velden. Geef ons ziekenhuizen. Geef ons medicijnen. Geef ons scholen en leerkrachten. Zorg dat we land en bossen hebben.’

VERHOOGD RISICO OP VERPAUPERING De Polavari-dam in Andhra Pradesh zal een reservoir creëren van 2,2 biljoen liter water, dat via kanalen naar verafgelegen regio’s gevoerd wordt om daar 280.000 hectare landbouwland te irrigeren. Bovendien moet de dam 960 megawatt hernieuwbare energie produceren, nodig om de industrialisering en verstedelijking van Andhra Pradesh mogelijk te maken. Het is dus niet dat de bouw van grootschalige economische infrastructuur geen voordelen heeft.

Voor de Chinese Drieklovendam moeten wellicht 1,26 miljoen mensen wijken, voor de dammen op de Narmada in India ongeveer 320.000. In de Indiase deelstaat Odisha, vroeger Orissa, kregen de inwoners van het dorp Kucheipadar te maken met de komst van een grote aluminiumsmelterij naast het dorp en de vernietiging van heuvels en bossen voor de ontginning van bauxiet. Bij een confrontatie met de politie vroeg Bhagavan Majhi, een van de inheemse leiders van het dorpsverzet, aan de politiechef: ‘Sir, wat bedoelt u met ontwikkeling? Kunt u het verdrijven van mensen van hun grond ontwikkeling noemen? Zouden de mensen waarvoor de ontwikkeling bedoeld is er ook niet de vruchten van moeten plukken? En zouden de generaties na hen er ook niet van moeten kunnen profiteren? Dat is ontwikkeling, toch? Het kan toch niet louter bedoeld

56

Het grote pijnpunt in de grootschalige ontwikkelingsprogramma’s van de Indiase staat is de oneerlijke verdeling van lasten en baten en de gebrekkige compensatie voor mensen die de negatieve gevolgen ervan moeten dragen. Walter Fernandes, de eerste Indiase onderzoeker die het fenomeen van DIDR voor India in kaart bracht, schrijft daarover: ‘Het zijn zonder uitzondering inheemse en arme mensen die de prijs betalen, terwijl de voordelen van de ontwikkeling ten goede komen aan stedelijke en rijkere lagen van de bevolking. De grootschalige ontwikkelingsprojecten van India hebben geleid tot een overdracht van middelen van de zwakkere sectoren van de samenleving naar die welke al bevoorrecht

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

waren.’ Fernandes stelt ook dat drie op de vier ontheemden sinds de onafhankelijkheid in 1947 nog steeds op hervestiging en herstel wacht. Het rapport Rich Lands, Poor People van het Centre for Science and Environment in Delhi stelt dat de ‘onvrijwillige verplaatsing van mensen enorme psychologische trauma’s veroorzaakt als gevolg van de ontwrichting van de gevestigde manier van leven van de betrokkenen. Productiesystemen worden ontmanteld, nauw verweven verwantschapsgroepen raken verspreid, diepgewortelde relaties worden verbroken, traditionele bronnen van inkomen en werk gaan verloren, banden met markten houden op te bestaan, en tradities in verband met voedselzekerheid en onderling krediet verdampen. Bestaande systemen van sociale verhoudingen en leiderschap verliezen hun geloofwaardigheid. Voorouderlijke heilige plaatsen, monumenten en de hele betekenis van geschiedenis en culturele identiteit gaan onherroepelijk verloren. Aangezien de meerderheid van de gedwongen verplaatsingen inheemse en andere kwetsbare gemeenschappen treft, zijn de betrokkenen niet in staat de plotselinge en dramatische veranderingen in hun traditionele manier van leven op te vangen.’ Michael M. Cernea analyseerde de problematiek voor de Wereldbank en ook hij concludeerde dat ontwikkelingsvluchtelingen op bijna alle vlakken een sterk verhoogd risico lopen op verpaupering. Het verlies van grond, werk, huis en gemeenschapsgoederen is heel vaak permanent en resulteert in slechtere gezondheid en voeding, minder toegang tot onderwijs en de teloorgang van de sociale samenhang. De lijst is lang, maar niet eens exhaustief. Andere auteurs wijzen op de achteruitgang op het gebied van mensenrechten, vrouwenrechten en culturele eigenheid. En om het allemaal nog erger te maken, stellen onderzoekers vast dat verplaatste bevolkingen na verloop van tijd soms wéér hun moeizaam opgebouwde nieuwe leven opnieuw moeten opbreken en achterlaten voor weer andere

© Gie Goris

Inwoners van Bujbuja (India) dreigen zichzelf te verbranden op klaargelegde brandstapels als ze moeten verhuizen voor een elektriciteitscentrale

In India zijn de door grote ontwikkelingsprojecten getroffen gemeenschappen overwegend inheemsen. ontwikkelingsprojecten. Theodore Downing heeft het in zijn Avoiding New Poverty: Mining-Induced Displacement and Resettlement dan ook over de creatie van een ‘vlottende bevolking van door ontwikkeling gecreëerde armen’.

INHEEMSEN BETALEN HET GELAG In India, net als op de meeste plaatsen in Latijns-Amerika waar grootschalige economische projecten mensen verdringen, zijn de getroffen gemeenschappen overwegend inheemsen of adivasi’s. Volgens Walter Fernandes in Hundred Years of Involuntary Displacement in India is veertig procent van de ontwikkelingsontheemden inheems, en bij mijnbouwprojecten is het zelfs meer dan de helft. De adivasi’s vertegenwoordigen slechts 6 tot 8 procent van de Indiase bevolking. In sommige districten van Odisha is meer dan de helft van het land dat tot inheemse gemeenschappen behoorde de voorbije decennia onteigend en doorgeschoven naar mijnfirma’s. In de periode 1950 tot 1976 ging in India 4,3 miljoen hectare bos – de habitat van adivasi’s en dalits of kastelozen – verloren ten voordele van landbouw, landsverdediging, waterkracht, irrigatie, mijnbouw,

urbanisatie, wegen en andere elementen van modernisering en ontwikkeling, zegt onderzoeker Smriti Das in Pressure for Conversion of Forestland to Non-Forest Users in India. De lage sociale status van adivasi’s en hun gebrek aan vertrouwdheid met het functioneren van de moderne staat maken deze mensen extra kwetsbaar. Vaak hebben ze geen formele eigendomstitels van de grond die ze bewerken of waarop ze wonen. En in de uitzonderlijke gevallen dat de staat of de projectontwikkelaar financiële compensatie biedt voor het verlies van land, zijn de inheemsen niet in staat de waarde van hun grond juist te taxeren of de plotselinge geldsommen vruchtbaar te beheren. Tegenover de allesoverheersende roep naar meer en snellere ontwikkeling, klinkt soms ook een pleidooi voor milieubescherming. Het probleem met dat alternatief, zegt Sunita Narain van het Centre for Science and Environment, is dat ook natuurbehoud inheemsen van hun traditionele woonen werkgrond verdrijft. Dat gebeurt wanneer er natuurreservaten afgebakend worden zonder rekening te houden met het feit dat de wouden bewoond worden, maar ook als gevolg van verplichte herbebossing

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

wanneer er toestemming gegeven wordt om woud te kappen voor een industrieel project. In de periode 2006-2012 verplichtte de Indiase staat de aanplanting van 104.000 hectare compensatiebossen, vaak op gronden die door dorpsbewoners gebruikt worden als gemeenschappelijke graasgronden. Dit soort maatregelen, hoe goedbedoeld ook, ‘maakt mensen tot vijanden van het woud, in plaats van tot beschermers’, zegt Narain. In werkelijkheid werd slechts 7280 hectare aangeplant, maar de perceptieschade is aangericht, en de overheidsmiddelen zijn wellicht verduisterd. De opeenstapeling van uitsluiting, verbanning en marginalisering vergroot de kloof tussen de miljoenen armsten in India en de succesvolle middenklasse. Er wordt al jaren voor gewaarschuwd dat die vervreemding voeding geeft aan de maoïstische opstand, die vooral sterk staat waar adivasi’s en dalits bedreigd worden door mijnbouw- of andere industriële projecten. ‘De Polavaridam is er voor enkele rijken, maar zal marginale boeren en inheemsen schaden’, zegt Madkami Sena, een maoïstische leider. ‘De regering zou beter kleinere dammen en waterreservoirs bouwen om voor irrigatie te zorgen.’ Die taal vindt meer weerklank bij de inheemsen dan de lofzangen op economische groei die in de steden zo populair zijn.

Q

57


ACTUEEL focus

© Reuters / Jorge Lopez

Geen licht aan het eind van de tunnel voor Midden-Amerikaanse jongeren

Van de ene gruwel in de andere

Een migrant uit Centraal-Amerika wandelt over de treinsporen in Arriaga, Mexico.

❱ Migratie uit Latijns-Amerika naar de noorderbuur is zo

In de zomer van 2014 werd het zuiden van de VS overspoeld door een stroom niet-begeleide minderjarigen uit El Salvador, Honduras, Guatemala en Mexico. Strengere controles en financiële hulpprogramma’s moeten het probleem indijken. Aan de oorzaak verandert echter niets.

58

© Klaas Verplancke

door Alma De Walsche

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

oud als de States zelf, maar de golf van niet-begeleide minderjarigen die vorige zomer de grensposten overspoelde, brak alle records. Meer dan 70.000 niet-begeleide kinderen probeerden tussen april en juni de VS binnen te komen, vooral via de Vallei van de Rio Grande in Texas. Tussen oktober 2013 en 31 juli 2014 noteerde de controlepost aan de grens daar 62.998 niet-begeleide minderjarigen, voornamelijk jongens tussen vijftien en zeventien jaar oud, en nog eens 62.856 personen in familieverband (cijfers van Migration Information Source). Het jaar voordien waren dat 31.491 kinderen en 11.000 personen in

familieverband. Eindbestemming voor sommige van die kinderen is de hereniging met hun ouders of familieleden in de VS, maar een ander groot deel reist alleen, op zoek naar werk, een inkomen, een toekomst. De dwingendste aanleiding om hun land te ontvluchten is het aanhoudende geweld van criminele bendes. Honduras is van alle landen waar geen oorlog woedt het dodelijkste ter wereld. Maar in Guatemala, El Salvador en Mexico, met hun gewelddadige drugsbendes, is het nauwelijks minder erg. Ook de tocht zelf is een horrorscenario. Tot enkele decennia geleden kon illegale migratie vanuit Latijns-Amerika naar de VS als een spannend avontuur of een gok gezien worden: je kon gesnapt worden en teruggestuurd, en dan was je je geld kwijt. Maar door de steeds strengere grenscontroles in het zuiden van de VS is migreren een steeds hachelijkere onderneming geworden, met mensensmokkelaars die steeds hogere prijzen vragen. Voor een enkeltje van Guatemala naar de VS zouden bedragen van 6000 tot 8000 dollar betaald worden. Intussen is de mensensmokkel in handen gekomen van criminele netwerken. De uiterst kwetsbare migranten zijn de speelbal van hun grillen. Ze opereren vooral in Mexico en de beruchtste groep zijn de Zetas, een misdaadbende in dienst van het drugskartel van de Golf van Mexico. De Zetas terroriseerden ook systematisch La Bestia (“Het Beest”), de migrantentrein uit Chiapas. Hun gruweldaden kregen internationale weerklank toen in 2010 de lijken van 72 migranten werden teruggevonden in een loods in San Fernando in de deelstaat Tamaulipas. Diefstal en verkrachting zijn schering en inslag. Mensen op doortocht lopen ook het gevaar ontvoerd te worden door drugsbendes, om losgeld af te persen van hun familieleden, of om hen in te lijven in hun milities. Al deze grove schendingen worden uitvoerig gedocumenteerd in het rapport Human Rights of Migrants and Other Persons in the Context of Human Mobility in Mexico van de Inter-Amerikaanse Commissie voor Mensenrechten. Uiteindelijk staan Midden-Amerikaanse jongeren voor de verscheurende keuze tussen leven met doodsangsten in je eigen land – zonder perspectief op een toekomst –, zelf de misdaad ingaan om zo aan een inkomen te raken, of de tocht op leven en dood aanvatten, voortgestuwd door de hoop dat het jou heel misschien wél zal lukken.

TERUGGESTUURD Helaas zijn bendegeweld, endemische armoede en sociale en economische uitzichtloosheid internationaal niet officieel erkend als redenen om asiel te krijgen. Het over- ❱

59


ACTUEEL focus

april van dit jaar meldde de Mexicaanse overheid dat ze een record aan Midden-Amerikaanse kinderen zonder papieren had kunnen terugsturen. Aan de zuidgrens van de VS was de daling van het aantal kandidaat-immigranten al even opmerkelijk.

De tienjarige Marco Carrasco uit Guatemala tijdens een protestmars tegen de harde aanpak van Centraal-Amerikaanse burgers in de VS.

EEN MODEL VAN UITSLUITING

Q

© Reuters / Henry Romero

Strengere grenscontroles zullen de smokkelaars nog driester maken en de prijzen nog hoger. En het geplande hulpprogramma, de zogenaamde Strategy for Engagement in Central America, zal de ellende alleen maar groter maken. Dat stelt een groep van sociale wetenschappers met jarenlange ervaring in Midden-Amerika, en zij staan niet alleen met hun kritiek. Het hulppakket is een erkenning van de Midden-Amerikaanse regeringen, die zelf door en door corrupt zijn. Een ander probleem is het economisch model dat door de VS zelf is opgelegd in vrijhandelsverdragen, eerst NAFTA (tussen de VS, Mexico en Canada) en later CAFTA (tussen de VS en de Midden-Amerikaanse landen). Die hebben het platteland onleefbaar gemaakt en tot massale werkloosheid geleid, die op haar beurt de migratie op gang heeft gebracht. De criminele netwerken zelf zijn een product van corruptie ener-

zijds en uitzichtloosheid en gebrek aan toekomstperspectieven bij jongeren anderzijds, vaak kinderen achtergelaten door hun ouders, die eerder al migreerden. Deze landen mogen dan al opklimmen in de index van de menselijke ontwikkeling, die vordering wordt tenietgedaan door de grote ongelijkheid. De kloof tussen de elites en de grote groep armen is enorm. De bovenste 20 procent harkt 50 tot 60 procent van het nationale inkomen binnen, de onderste 20 procent moet het stellen met 1,5 procent (Honduras), 3,5 procent (El Salvador) of 3,7 procent (Guatemala). Die groep armen kan alleen overleven dank zijn de overboekingen uit de VS, goed voor 10 tot 17 procent van het bnp van de regio. Tot slot dragen El Salvador, Guatemala en Honduras nog de sporen van de burgeroorlogen van de jaren zeventig en tachtig, die mee gefinancierd werden door de VS. Ook de zware wapens in de regio en de gewapende bendes in het zuiden van de VS en in Midden-Amerika zijn restanten van die oorlogen. Wat de sociologen dan wel verstaan onder een “afdoend” beleid om de migratie het hoofd te bieden? Echte werkgelegenheid voor kleine boeren en kleine en middelgrote ondernemers, en verder onderwijs en gezondheidszorg, in plaats van meer grenscontroles.

grote deel van de jongeren zonder papieren die de zuidelijke grens van de VS bereiken, wordt dan ook teruggestuurd, meestal zonder de kans te krijgen hun situatie toe te lichten. Uit een onderzoek van Human Rights Watch over de periode 2011-2012 bleek dat 80 procent van de Hondurezen werd teruggestuurd. Slechts 1,9 procent kreeg asiel. Voor Mexico, El Salvador en Guatemala schommelden de cijfers van erkende asielzoekers tussen de 0,1 en de 5,5 procent, terwijl dat voor andere landen gemiddeld rond de 20 procent ligt. Ook in de migratiegolf van de zomer van 2014 werden de meeste minderjarigen teruggestuurd naar hun land van herkomst. De crisis leidde in de VS tot een intens – en herkenbaar – debat tussen de plicht tot bescherming en de noodzaak van gedwongen terugsturen. Uiteindelijk vroeg de regering-Obama het Congres 3,7 miljard dollar voor noodhulp, om de controleposten aan de grens te versterken en de opvangplaatsen en de dienstverlening aan de kinderen te verbeteren. President Obama bezocht ook de verschillende Midden-Amerikaanse presidenten om hun te verzoeken het probleem in eigen land aan te pakken. Er werd 1 miljard dollar

60

Midden-Amerika mag dan al opklimmen in de index van de menselijke ontwikkeling, die vordering wordt tenietgedaan door de grote ongelijkheid. gevraagd voor sociaaleconomische hulpprogramma’s in de MiddenAmerikaanse landen zelf en voor informatiecampagnes om minderjarigen te ontraden naar de VS te komen. Daarnaast werd er 86 miljoen dollar van het Merida-initiatief genomen om het migrantenprobleem in Mexico zelf aan te pakken. Het Merida-initiatief (2008) is een samenwerking tussen de VS en Mexico om het geweld van de drugskartels en andere georganiseerdemisdaadbendes te bestrijden. Migratiestromen uit Midden-Amerika worden voortaan in Mexico al tegengehouden. Er kwamen nieuwe controleposten in de zuidelijke Mexicaanse deelstaten Tabasco, Veracruz, Chiapas en Oaxaca. In

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

61


ACTUEEL focus

‘Als je wegblijft en niet meer terugkomt, rechtvaardig je wat er is gebeurd, en dat wil ik niet.’

Twintig jaar na de Joegoslavische oorlogen keren Bosniakken terug naar hun land

De Balkan kwam dit jaar in beeld als de bedding waardoor een ongeziene vluchtelingenstroom zich noordwaarts beweegt. Nauwelijks twintig jaar geleden dreven de Joegoslavische oorlogen in de regio miljoenen mensen op de vlucht. Terugkeren naar de plek van herkomst gaat moeizaam, zelfs twee decennia later. Zeker in Bosnië, waar de oorlog diepe wonden sloeg. door Toon Lambrechts

62

De bel rinkelt, en dan breekt de hel los. Kinderen rennen van het ene lokaal naar het andere in een explosie van energie die zich tijdens een lesuur stilzitten heeft opgestapeld. Een scène die zich op iedere school had kunnen afspelen. Toch is het gebouw aan het dorpsplein van Nova Kasaba geen officiële school, maar een “educatief centrum”. Drie jaar geleden besloten de ouders van het dorp – allemaal Bosniakken, Bosnische moslims – de officiële school te boycotten uit onvrede met het beleid van de verantwoordelijke overheid, de Servische Republiek, een van de twee deelstaten van Bosnië. Sindsdien werd de school in Nova Kasaba een symbooldossier in de terugkeerkwestie. ‘Een tweede etnische zuivering.’ Dat zijn beladen woorden, zeker hier in het oosten van Bosnië. Maar Jasmin Pavica, leraar Engels in Nova Kasaba, wil er niet omheen draaien. ‘Als onderwijs je taal en je identiteit ontkent, dan komt het daar op neer. Het

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Reuters / Damir Sagolj

De omgekeerde Balkanroute onderwijscurriculum van de Servische Republiek ontkent het bestaan van de Bosnische taal en geeft een lezing van aardrijkskunde en geschiedenis waarmee wij niet akkoord kunnen gaan. Maar het grootste probleem was de totale verwaarlozing van de vroegere school. De oudste leerlingen kunnen soms zelfs nauwelijks schrijven, ondanks het feit dat ze altijd goede cijfers haalden.’ ‘In Bratunac en vele andere dorpen in de Servische Republiek hebben we hetzelfde probleem. Maar omdat Bosnische moslims daar in de minderheid zijn, kunnen we daar niets doen. De lokale overheid maakt er geen probleem van dat we onze eigen school hebben opgericht. Dat scheelt weer in hun budget’, aldus Pavica. Zijn salaris en dat van zijn collega’s wordt betaald door het ministerie voor de Vluchtelingen. Veelzeggend, want de ouders van de leerlingen keerden al meer dan een decennium geleden terug

Een Bosnische moslim is teruggekeerd naar zijn dorpje nabij Srebrenica.

naar hun dorpen waar ze voor de oorlog woonden. Toch blijven ze vluchtelingen voor de overheid.

DUISTERE HERINNERINGEN Nova Kasaba, Konjevic Polje, Kamenice en de andere dorpen rond het stadje Bratunac hebben een moslimmeerderheid, maar liggen in de Servische Republiek. Het was hier, in de vallei van de rivier de Drina, dat de ergste etnische zuiveringen hebben plaatsgevonden. In april 1992 trok de beruchte Servische oorlogsmisdadiger Arkan de stad Bratunac binnen. Zijn milities begonnen de moslimdorpen in de regio plat te branden. De bewoners sloegen op de vlucht, richting Srebrenica, nauwelijks tien kilometer verderop. Drie jaar later werd ook die enclave onder de voet gelopen, wat resulteerde in de massamoord op meer dan 8000 Bosniakken. De vredesakkoorden van Dayton maakten in

1995 een einde aan de slepende burgeroorlog in Bosnië. In een delicaat evenwicht is de macht verdeeld over de drie etnische groepen. Het land werd opgedeeld in een Bosnisch-Kroatische Federatie en de Servische Republiek, die samen het land Bosnië en Hercegovina vormen. Annex 7 van het akkoord voorziet in de terugkeer van alle vluchtelingen naar hun plek van herkomst. Maar slechts een minderheid van de interne vluchtelingen keerde ook echt terug, ondanks inspanningen van de nieuwe staten en de internationale gemeenschap. De nieuwe samenstelling van de bevolking is een feit. Mihret Omarovic, een potige kerel in een blauwe overall, komt net van het land. De grond moet klaar worden gemaakt voor de aanplant van frambozen. Hij herinnert zich de rampzalige lente van 1992 maar al te goed, net als zijn vlucht uit Srebrenica drie jaar later. ‘Ik vluchtte met mijn gezin naar Tuzla, later hebben we een tijdje in Sarajevo gewoond. In 2003 zijn we teruggekeerd. Een lastige beslissing, maar ik zag geen toekomst als vluchteling. Ik hoor hier thuis.’ Hier, dat is Kamenice, een klein dorpje niet ver van Bratunac. Het is moeilijk voor te stellen vandaag, maar toen Omarovic terugkeerde, bleef er van Kamenice niets anders meer over dan overgroeide ruïnes. Alles moest worden herbouwd. ‘Hier voelde ik me veilig, in Bratunac was het een andere zaak. Als men wist dat je moslim was, werd je er in sommige winkels gewoon uitgetrapt.’ Nu gaat het beter tussen hen en de Serviërs, zegt hij. Alleen de overheidsinstanties maken problemen. Al zijn er nog wel incidenten. ‘Vorig jaar nog, na een voetbalwedstrijd, werd er uit een auto op enkele huizen geschoten. Zoiets brengt bijzonder kwalijke herinneringen naar boven. Alle toenadering die je in tien jaar opbouwt, kan in één keer weggeveegd worden door zulke dingen.’

TERUGKEER ALS ANTWOORD Was het een goede beslissing om terug te

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

keren naar zijn dorp? ‘Hier ben ik thuis. Maar er is altijd een zekere ongerustheid. Ik voel me onbeschermd, mocht er iets gebeuren, dan weet ik niet tot wie me te richten. De mensen die in de Federatie zijn gebleven of naar het buitenland vertrokken begrijpen onze problemen niet. Het zou beter zijn als er meer mensen waren teruggekeerd. Slechts twaalf van de 36 huizen van vroeger zijn herbouwd. We zouden onze stem kunnen laten horen als we met meer waren. Als ik de politici van de Servische Republiek hoor spreken over referenda en aansluiting bij Servië, dan vrees ik voor de toekomst.’ Even later komt Muhizin Omarovic aangereden, dezelfde naam, maar geen familie. Hij was een van de ouders die de schoolboycot van Nova Kasaba in gang zetten. De man woonde veertien jaar in Zwitserland, maar ook hij keerde naar Bosnië terug. ‘Een eerste keer in 2001, maar dat was een ramp. Overal zag je nog platgebrande huizen, de spanning tussen ons en de Serviërs was te snijden. Het was absoluut niet veilig hier. Vier jaar later was het al heel wat rustiger en ben ik definitief teruggekomen.’ ‘Voor de Serviërs was het een schok toen we naar onze dorpen begonnen terug te keren’, zegt Muhizin. ‘Hun leiders hadden hun verzekerd dat dat niet zou gebeuren, en dat bleek een leugen. Nu nog hoor je geruchten dat het de Arabieren zijn die ons betalen om opnieuw hier te komen wonen.’ Maar tussen de gewone mensen vlot het weer, benadrukt Muhizin, zij het stapje voor stapje. Muhizin heeft de Zwitserse nationaliteit en spreek vloeiend Frans. Zijn kinderen zijn ginder geboren. Hij deelt niet in de economische problemen waar interne vluchtelingen in Bosnië mee zitten. ‘Maar terugkeren was mijn antwoord op de oorlog. Er zijn hier hele families vermoord, mijn huis werd platgebrand, en ik moest mijn land verlaten. Als je dat zo laat en wegblijft, rechtvaardig je wat er is gebeurd, en dat wil ik niet. Tegelijk ben ik een optimist. Ik geloof in een gezamenlijke toekomst voor Bosnië.’

Q

63


PORTRET focus

Je hoofd herprogrammeren in een nieuw land

‘Mensen zonder papieren putten veerkracht uit hun drang om te overleven’ Vluchtelingen en andere migranten op weg naar ergens zijn slachtoffers van een lange lijst onrechtvaardigheden. Maar ze weigeren zichzelf in de eerste plaats als slachtoffer te zien. Een persoonlijk verhaal over veerkracht. ‘Onze ervaring is dat uitwisseling tussen mensen, met al hun verschillen, het sterkste wapen is tegen maatschappelijke uitsluiting.’ door Stefaan Anrys

© Klaas Verplancke

❱ Ik excuseer mij. Hij excuseert zich. Hij is te vroeg gekomen. Ik ben nog niet klaar met de soep die mijn oudste zoon morgen wil opdienen tijdens de les godsdienst. Boeddhistische monnikensoep. We zijn niet klaar geraakt voor bedtijd. Of hij het erg vindt als ik doorga met de soep? Ik schenk mijn gast en mezelf een glas rood in en laat de kinderen hem de hand schudden voor ik ze instop. Ze vinden het spannend en tegelijk triest om iemand zonder papieren te ontmoeten. Ik krijg het maar moeilijk uitgelegd wat zoiets betekent en gebied ze op school niets te vertellen over onze geheime ontmoeting. Samen verzinnen we een andere naam voor de man. Met opzet heb ik hem alleen gelaten in de keuken. Als een teken van vertrouwen. In de hoop

dat hij zich op zijn gemak zal voelen wanneer ik weer beneden ben. ‘Ik ben Messaoud, 64 jaar en ik kom uit Algerije. Achttien jaar geleden ben ik gevlucht nadat mijn vriend door moedjahedien was doodgeschoten. We zaten op de Corniche naar Bob Marley te luisteren, een flesje wijn erbij, toen het gebeurde. Mijn vriend was niet het enige slachtoffer. Tarek, die in zijn been geraakt werd, overleefde het en woont nu ook in België. Hij kreeg wel papieren. Ik niet. Ik leef ondergedoken in een appartementje dat ik huur van een anarchistisch stel. Fijne mensen. Ze hebben veel voor me gedaan. Hun ouders ook trouwens. Die wonen nog altijd in Antwerpen. Zij, mijn huisbazin, heeft me al enkele keren gered van de politie. Zoals toen het stel onder mij de ❱

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

65


PORTRET focus

❱ politie aan de deur kreeg, wegens huiselijk

geweld. Hij had zijn vrouw voor de zoveelste keer afgetuigd en ze was ervandoor gegaan. “Vooraf heeft ze nog met die Algerijn van hierboven gepraat”, wist hij de wijkagent te vertellen. Natuurlijk gaf ik niet thuis toen ze bij mij aanklopten voor een buurtonderzoek. De huisbazin heeft het voor me opgenomen. Ik ben bang van de politie. De hele tijd. Politie betekent gesloten centrum of uitwijzing.’ ‘Stations mijd ik als de pest, want daar stikt het van de politie. Grote evenementen ook, zoals de kerstmarkt. Ik kom er wel, maar blijf nooit lang staan. En als iemand mij in een café vraagt waar ik vandaan kom of wat ik doe, ontwijk ik de vraag en begin over de inrichting of over hoe lekker het bier wel smaakt. Ik wil immers niet dat ze mijn broodwinning afpakken. Want ja, ik werk zwart, als plongeur in de horeca, al jaren. Dat geld wil ik niet kwijt. Daarmee betaal ik mijn appartement, mijn kleren, mijn eten. Alleen mijn anarchistische huisbazin, mijn vriend met het manke been en een handvol Belgen weten wie ik ben. Voor de anderen ben ik onzichtbaar. Als iemand mijn fiets heeft herkend, op de stoep voor een café, wissel ik zo snel mogelijk van fiets. Je weet maar nooit dat iemand het in zijn hoofd krijgt je te gaan volgen. Een fiets kost niets. Mijn huisbazin heeft er altijd wel een op overschot, van studenten die aan het einde van het academiejaar hun fiets laten staan.’ Hij vertelt hoe sans-papiers elkaar soms beduvelen, net omdat ze geen poot hebben om op te staan. Een Kosovaar die op de fiets rondrijdt kan je makkelijk bestelen, weet Messaoud. Je hoeft alleen maar te beweren dat hij op jouw fiets rijdt en als hij tegenstribbelt te dreigen met de politie. Vermits hij geen papieren heeft, zal hij allicht zijn fiets afgeven en zich uit de voeten maken.

vluchtsoord. Kijk er tv, France 24, TV5 Monde. Ik maak me druk over de schijnheilige politiek. Soms zit ik uren in de zetel, na te denken. Over papieren. Dag en nacht. Hoe kom ik eraan? Hoe kan ik een betere baan vinden? Als ik papieren had, gaf ik alles op en kocht een rugzak en een slaapzak. Met een brood en wat kaas zou ik de wereld rondreizen. En als de politie me tegenhield, kon ik ze mijn papieren tonen.’ Zich richten op dromen, wensen en verzuchtingen, veeleer dan op de huidige vaak benarde situatie, is voor Messaoud een uitweg, al is het maar in zijn hoofd. En voor wie tussen werelden leeft, is vertellen soms louterend. Dat we een artikel wijden aan hoe het voelt om in limbo te leven, niet daar en niet hier, niet helemaal vertrokken, noch echt aangekomen, geeft hem het vertrouwen te vertellen wat hij meestal verzwijgt. Een immigratiedienst zoals de dienst Vreemdelingenzaken wil alleen horen of iemand écht in gevaar is of niet en asiel verdient. Als later

‘Zelfs mijn moeder of mijn broer hoor ik amper, tenzij er iemand sterft of het Suikerfeest is. Ze wil alleen maar weten of ik mijn gebeden nog zeg. Niet dus.’

KIESPIJN ‘Geluk is vrij zijn. Ik herinner mij niet meer wanneer ik ooit echt gelukkig was. Eigenlijk besta ik niet. I am the invisible man. Dat is nog het ergste. Niet het racisme. Ik leef vooral op mijn kamertje. Dat is mijn toe-

66

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

blijkt dat zijn verhaal een beetje anders is geworden, is dat soms voldoende om hem uit te wijzen. Maar niemand is in staat helemaal alleen een coherent levensverhaal te vertellen, laat staan als dat leven doortrokken is van pijn, verlies, wreedheid. Behalve van de advocaat die zijn zaak in Frankrijk behartigde – waar hij vruchteloos asiel aanvroeg – wil Messaoud geen hulp. Al zeker niet van zelforganisaties van sanspapiers. ‘Papieren zijn bang van ons als we ons groeperen met lotgenoten. Dan worden we plots bedreigend. Ik maak meer kans hulp te krijgen als ik alleen ben. Maar het is moeilijk zo te leven. Het werkt op je systeem. Letterlijk zelfs. Heb je kiespijn, dan moet je soms dagenlang de pijn verbijten, want de 40 euro voor de tandarts is er niet. Ooit belandde ik bij de dokter en ik vroeg haar of ze mij het goedkoopste medicijn wilde voorschrijven. Meer dan geld voor een paracetamol had ik niet.’ Het wordt straks winter. Dan hangt Messaoud vetbolletjes in de boom voor zijn raam en komen de vogels ervan pikken. Uren kan hij naar ze kijken, tot ze zijn gestalte zien achter het glas en ze verschrikt opvliegen. ‘Ooit heeft een dame een trui voor mij gebreid. Zij zat altijd achter haar raam en zag me jarenlang uit hetzelfde straatje komen, haastig op weg naar mijn werk. Soms kruisten onze blikken elkaar. Nadat ik in de winter een maand lang was weggebleven, liep ze de straat op toen ik weer terug was. Waar was jij de hele tijd? riep ze. Ik had een trui voor je klaar. Dat is mijn leven. Vluchtige blikken en oppervlakkige gesprekken. Zelfs mijn moeder of mijn broer hoor ik amper, tenzij er iemand sterft of het Suikerfeest is. Ze wil alleen maar weten of ik mijn gebeden nog zeg. Niet dus.’ Elk verhaal van iemand in limbo is anders. Religie is voor vele asielzoekers en mensen zonder papieren, in tegenstelling tot Messaoud, wel vaak een houvast. Geloven is een van de coping strategies die wetenschappers aanhalen om de veerkracht van sanspapiers te verklaren. Onderzoek heeft uitgewezen dat de helft tot driekwart van de

Somalische en Ethiopische vluchtelingen tot God bidden om hun verdriet te verlichten. Tegenslag doorstaan om later beloond te worden, speelt zeker in de hoofden van deze vrome vluchtelingen. Volgens sommige wetenschappers helpt religie asielzoekers ook om zich vlotter aan te passen, en zou ze zelfs leiden tot betere studieresultaten.

VASTBERADEN Maar mensen zonder papieren halen hun veerkracht ook nog uit de kunst om hun situatie in een ander daglicht te zien – een verhaal te vertellen, in feite, dat kracht geeft, dat vooral de positieve kanten naar boven brengt of de verteller portretteert als een overlever. Dat valt ons op wanneer we in Peer het levensverhaal aanhoren van Zlatan, een Bosniër die na jaren in de illegaliteit eindelijk uitzicht kreeg op een bestaan mét papieren. ‘Ik ben 39 jaar en ik en mijn vrouw hebben een derde van ons leven verloren, als vluchteling of in de oorlog. Ik heb altijd gewerkt. Onze dochter ging pico bello gekleed naar school. Ze heeft niets gemerkt. Altijd had ik 500 euro op zak, voor als er ons iets overkwam. Dat was onze ziekteverzekering.’ ‘Mijn jongere broer heeft ongeveer hetzelfde meegemaakt, maar hij is door onze vader altijd in de watten gelegd. Hij is erg gevoelig voor turbulenties. Ik kan tegen een stootje en ben veel positiever ingesteld. Ik ben opgegroeid in een omgeving waar alles belangrijk was. Op de bouwwerf raapten wij spijkers op om ze op een balk recht te slaan. Bij de meeste aannemers gaat alle afval de container in. Toch heeft het jaren gevergd om mijn hoofd te herprogrammeren. Om te gaan denken zoals een Hollander zou doen. Als mijn broer iets tegenkomt, reageert die van: wat als? Een Vlaming zal zeggen: Ja, maar... Maar een Hollander reageert van: waarom ook niet?’ ‘Mensen zonder papieren putten veerkracht uit hun drang om te overleven’, zegt Ronnie Tack. Hij is actief bij Samenlevingsopbouw Brussel in het project Meeting, een onthaal-

‘Geluk is vrij zijn. Ik herinner mij niet meer wanneer ik ooit echt gelukkig was. Eigenlijk besta ik niet.’ en steunpunt voor mensen zonder wettig verblijf. ‘In hun hoofd kunnen ze niet terug naar hun land van herkomst. Er staat een prijs op mijn hoofd. Ze moeten mij hebben. Of die vrees reëel is of niet, het maakt ze vastberaden. Ze moeten het hier gaan maken. Het zijn allesbehalve profiteurs. Ze lopen de hele dag de benen uit hun gat om aan eten te komen, om een luier te kopen voor hun baby of hun kinderen naar school te sturen.’

MIGRATIEHABITUS Volgens Fons van de Vijver, een Nederlandse psycholoog, bepaalt ook de bagage of iemand het maakt of niet: krachtbronnen, materiële of spirituele, netwerken en familie. ‘Asielzoekers met bezittingen, hoger opgeleid en met een goed functionerend gezin, hebben meer bronnen waaruit ze kunnen putten. Vluchtelingen doen het vaak minder goed dan arbeidsmigranten, niet het minst omdat hun trauma’s soms erg acuut zijn.’ Ook al moet gezegd dat het verband tussen trauma’s en psychologische problemen achteraf niet zo eenvoudig is. Kinderen die in hun gastland een veilige plek hebben, zoals een harmonieus gezin, kunnen soms uit de verhalen van hun ouders kracht put-

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

ten om zich een beeld te vormen van hun vaderland en een nieuwe identiteit op te bouwen. Op voorwaarde dat het beleefde geweld zich niet voortzet bijvoorbeeld in intrafamiliaal geweld. ‘Ook het gastland bepaalt mee of ze hun bronnen kunnen aanspreken’, aldus van de Vijver. ‘Iraniërs die naar Nederland vluchtten waren soms erg hoog opgeleid. In hun land waren het gevechtspiloten, het was de intelligentsia. Omdat wij hun diploma’s niet erkenden, werden het brodeloze arbeiders. Somaliërs die eerst in Nederland beland waren, wilden vaak liever naar Groot-Brittannië, omdat ze daar makkelijker een eigen zaak konden beginnen. Het gevoel in de behoeften van de eigen familie te kunnen voorzien maakte hen gelukkiger dan ze ooit in Nederland waren geweest.’ Uit onderzoek van de Vlaamse academici Sophie Withaeckx, Mieke Schrooten, Dirk Geldof en Margot Lavent blijkt dat zogenaamde transmigranten – migranten die er meervoudige migraties op hebben zitten of hier niet willen blijven – transnationale leefwerelden hebben én dus ook internationale netwerken. Withaeckx: ‘Het is een mobiele maar ook zeer diverse doelgroep, waar hulpverleners niet altijd vat op hebben. Heel veel plaatsen ter wereld spelen een rol in hun leven. Sommigen onder hen zijn echte overlevers en kennen hun rechten soms beter dan gewone migranten, precies omdat ze ervaring en een migratiehabitus hebben. Sommigen vinden het zalig dat ze niet weten waar ze binnen twee jaar zullen wonen, maar anderen kan dat juist heel zwaar vallen.’ Schrooten: ‘Heel wat Brazilianen komen naar België omdat zij hier geen visum nodig hebben. De meesten blijven langer dan de wettelijk toegestane periode van negentig dagen en hopen in drie tot vijf jaar genoeg geld te verdienen om daarna terug te keren. Officieel zijn er ongeveer 7500 Brazilianen in België. In werkelijkheid zijn het er naar schatting 45.000 tot 60.000, volgens de laatste peiling van de IOM. Voor Brazilianen is de gemeenschap een bron van steun. Er ❱

67


PORTRET focus

❱ bestaan speciale Facebookpagina’s waar

Braziliaanse aspirant-immigranten zich op voorhand kunnen inwerken in de situatie, tot aan het verschil tussen de gele, blauwe en witte vuilniszakken toe. Dankzij de landgenoten die je voorafgingen, zul je nooit op straat hoeven te slapen of van honger omkomen.’

PIKORDE Volgens Ronnie Tack zijn lotgenoten of etnische gemeenschappen niet altijd het beste netwerk voor nieuwkomers. ‘Ze vinden er soms wel huisvesting en voedsel, maar het brengt ook risico’s mee. Alleenstaande vrouwen worden de sloof van het gastgezin, de kinderen krijgen een avondklok of worden uitgebuit. Wij zien ook duidelijk pikordes. Wie erkend wordt, gaat zich soms anders gedragen en repliceert het discours

68

‘Zelf heb ik altijd een voorbeeld willen zijn. Door de taal te leren. In mijn werk in de bouw. Ik heb tevreden klanten. Het doet pijn om dan Vlaams Belang-folders in de bus te krijgen.’ dat veel Vlamingen erop nahouden. Ze behandelen hun vroegere lotgenoten als profiteurs en wie contact zoekt, wordt afgescheept met een smoesje.’ ‘Om uit de ellende te geraken, doe je er dus soms beter aan contacten te zoeken met

Belgen, ook al weet iedereen dat je dan vaak tegen een muur botst. Soms zeg ik al lachend, als ze mij vragen: “Hoe zoek ik een lief?” Niet in de daklozenopvang alvast, want daar zitten nog 300 andere mannen te wachten op de vrouw van hun leven. Onze ervaring is dat uitwisseling tussen mensen, met al hun verschillen, het sterkste wapen is tegen maatschappelijke uitsluiting.’ Zlatan: ‘Ik heb me altijd omringd met goedmenende mensen. Ik schift wie er bij mij thuis komt en wie niet. Wie alleen energie neemt en niets geeft, komt er niet in. Zelf heb ik altijd geprobeerd een voorbeeld te zijn. In het leren van de taal. In mijn werk. Ik heb altijd in de bouw gewerkt, voor al die Vlamingen die officieel misschien tegen migranten zijn. Ik heb tevreden klanten. Het doet pijn om dan folders in de bus te krijgen van het Vlaams Belang.’

Q


ACTUEEL focus

De opwarming, een wereldpolitieke kwestie Kariya Mohamed Abbakar uit Darfoer woont al tien jaar in het Abu Shouk vluchtelingenkamp. Ze krijgt voor de hele familie wekelijks 80 liter water, terwijl in het Noorden mensen gemiddeld 400 liter per persoon per week verbruiken. Waterschaarste lag mee aan de oorzaak van het conflict in Darfoer.

250 miljoen klimaatvluchtelingen

door Alma De Walsche

Net voor de klimaattop van Kopenhagen in 2009 hield de president van de Malediven, Mohamed Nasheed, een ministerraad zes meter onder de zeespiegel, waar de hele ploeg een oproep tot de wereld ondertekende om de opwarming onder de 1,5°C te houden en zo de overlevingskans van de kleine eilandstaten te vergroten. Niet dat de kleine eilandstaten politiek zwaar wegen, maar ze werpen zich wel op als het geweten van de mensheid wanneer het over klimaatverandering gaat. Ze weten op de Malediven waarover ze spreken. In de Stille Oceaan stijgt de zeespiegel met 1,2 centimeter per jaar, vier keer zo snel als het mondiale gemiddelde. Sommige eilanden, die twee tot drie meter boven de zeespiegel liggen, kampen met verzilting die de oogsten bedreigt, drinkwater onbruikbaar maakt en het dagelijks leven grondig ontregelt. Relocatie is in de Stille Oceaan definitief ingezet. Vorig jaar kocht de regering van Kiribati 20 km² land op Vanua Levu, een van de Fiji-eilanden, voor het geval interne migratie niet langer zou volstaan. Maar ook tientallen dorpen van Fiji zelf moeten verhuizen. Binnenkort worden ook tweeduizend inwoners van het atol Carteret, dat bij Papoea-Nieuw-Guinea hoort, overgebracht naar Bougainville op het vasteland. Vorig jaar is de gemeente Taro op de Salomonseilanden al verplaatst naar het hoger gelegen eiland in de buurt, de eerste regionale hoofdstad (500 inwoners) in de Pacific die om klimaatredenen is verplaatst.

MIGRATIE ALS AANPASSINGSSTRATEGIE In het klimaatjargon hoort relocatie onder “verlies en onherstelbare schade”, een stadium voorbij aanpassing

70

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Reuters / Handout

Ze zijn met miljoenen, maar hoe moet je ze noemen? Vluchtelingen? Migranten? Ontheemden? Mensen op de vlucht voor het veranderende klimaat. Hun aantal zou naar verwachting tegen 2050 tot zo’n 250 miljoen kunnen oplopen. Iets waar de natiestaten totaal niet op voorbereid zijn. Ook het nieuwe klimaatakkoord zal wellicht nog geen clausule over klimaatvluchtelingen bevatten.

aan het veranderende klimaat. Het recentste IPCC-rapport bevat voor het eerst een hoofdstuk over de klimaatverandering als een bedreiging voor de veiligheid van de mensen, en migratie en hervestiging als een strategie om daarmee om te gaan.

De Stille Oceaan en Zuidoost-Azië behoren tot de kwetsbaarste regio’s, net als de kleine eilandstaten. Het zijn duidelijke probleemgebieden: laaggelegen en bedreigd door een snel stijgende zeespiegel. Ook plotselinge extreme weerverschijnse-

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

len jagen steeds meer mensen op de vlucht, zoals de storm Katrina. Volgens het World Disasters Report van 2013 van de Internationale Federatie van het Rode Kruis en Rode Halve Maan (IFRC) werden in 2010 maar liefst 320 miljoen mensen slachtoffer ❱

71


ANALYSE modus

overstromingen in China en Pakistan in dat jaar verlieten 10 miljoen mensen hun woonplaats. In 2011 waren er 1,3 miljoen mensen op de vlucht voor de droogte in Somalië. In januari dit jaar brachten overstromingen in Malawi 330.000 mensen op de been en zo’n 20 miljoen “watervluchtelingen” uit Bangladesh zoeken vandaag een onderkomen in India.

DE KWETSBAARSTEN Het is duidelijk dat de wereld in de toekomst rekening zal moeten houden met dit soort massale migratiegolven. Onlangs publiceerde de denktank Germanwatch de Global Climate Risk Index 2015. Op basis van een statistische analyse van extreme weer- en klimaatverschijnselen tijdens de periode 1994-2013 toont deze studie aan dat de minst ontwikkelde landen in de wereld het hardst getroffen worden. In de top tien staan Honduras, Myanmar, Haïti, Nicaragua, de Filipijnen, Bangladesh, Vietnam, de Dominicaanse Republiek, Guatemala en Pakistan. Het consultancybedrijf Maplecroft bracht de klimaatgevoeligheid van landen in kaart en bracht onlangs de vierde versie van de Climate Change and Environment Risk Atlas uit, met een nieuwe Climate Change Vulnerability Index (CCVI), een index van de kwetsbaarheid van landen en regio’s voor klimaatimpact, maar steeds in combinatie met andere factoren, zoals bevolkingsdichtheid, graad van ontwikkeling, afhankelijkheid van landbouw en de conflictgevoeligheid van de regio. Volgens Maplecroft zijn klimaatverandering en bevolkingsgroei dé grote uitdagingen van de 21ste eeuw. Dertig landen lopen volgens die index “extreem risico”, met Haïti op de eerste plaats, gevolgd door Bangladesh, Sierra Leone, Zimbabwe, Madagaskar, Cambodja, Mozambique, DR Congo, Malawi en de Filipijnen. Van de twintig snelst groeiende steden staan er zes aangemerkt met een extreem hoog risico op klimaatproblemen: Kolcatta, Manila, Jakarta, Dhaka, Chittagong en Addis Abeba. Maar ook Guangzhou, Mumbai, Karachi en Lagos

72

lopen gevaar. De snelle bevolkingsgroei in de megasteden gaat heel vaak gepaard met een inefficiënt beleid, wat leidt tot dichtbevolkte sloppenwijken die uitermate kwetsbaar zijn voor klimaatimpact én voor politieke instabiliteit.

VEELEER HET KLIMAAT DAN HAAT Soms gaat het met migratie als met een sneeuwbal die ooit ergens aan het rollen is gegaan. De gruwel van Darfoer, met de Janjaweed-rebellen die hele dorpen platbrandden, heeft een lange voorgeschiedenis en verschillende etnische, religieuze en politieke lagen. Toch zijn velen het erover eens dat Darfoer de eerste echte “klimaatoorlog”

was met nagenoeg alle duurzaamheidsprincipes. Landbouwgrond en waterreservoirs werden in korte tijd volledig uitgeput, zodat de droogte van 2006 het hele landbouwsysteem in de “broodmand”, de noordoostelijke landbouwregio die in twee derde van de landbouwproductie voorziet, in elkaar liet klappen. Voor de droogte inzette, was de landbouw goed voor een kwart van het Syrische bnp, in 2008 was dat nog 17 procent. Vooral kleine boeren en herders werden getroffen. Voor het eerst sinds halverwege de jaren negentig moest Syrië opnieuw graan invoeren. Tussen 2007 en 2008 verdubbelden de prijzen van tarwe, rijst en veevoer. Door de hoge prijzen voor veevoer zijn

‘Extremisme? Wacht maar wat er gebeurt als er geen water meer is, of geen voedsel, of als de ene stam ten strijde trekt tegen de andere, puur om te overleven.’ was, waarbij bevolkingsgroepen met elkaar slaags raakten in gebieden die door de droogte onleefbaar waren geworden. Het conflict begon in februari 2003 en eiste minstens 300.000 levens. Twee miljoen mensen sloegen op de vlucht. Sinds Darfoer is het nooit meer rustig geweest in deze regio. Ook in Syrië was het klimaat de doorslaggevende ontwrichtende factor in het conflict, dat inmiddels al meer dan 200.000 doden heeft gekost. Volgens de studie Climate Change in the Fertile Crescent and Implications of the Recent Syrian Drought, verschenen in het wetenschappelijke tijdschrift PNAS (Proceedings of the National Academy of Sciences) is er een duidelijk verband tussen het conflict dat in 2011 uitbarstte en de extreme droogte van 2006-2007, die drie jaar lang de hele regio van de Vruchtbare Sikkel teisterde. De chronologie leest als een rampscenario. Boeren kampten met mislukte oogsten en massale veesterfte. Die droogte was des te erger omdat er geen buffers waren. In de jaren voor de droogte voerde de oude Hafez al-Assad een landbouwbeleid dat in strijd

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

de herders in Syrië nagenoeg allemaal verdwenen. In die noordoostelijke regio, zo blijkt uit de PNAS-studie, stegen tegelijk de voedselgerelateerde ziekten bij kinderen en het aantal kinderen in de scholen kromp met 80 procent omdat families wegtrokken. Het landbouwbeleid van Bashar al-Assad goot nog olie op het vuur door de economie te liberaliseren en voedsel- en brandstofsubsidies af te schaffen, een maatregel die de zwaksten nog meer trof. De droogte en het beleid van Assad maakten het platteland onleefbaar, waardoor er een massale migratie ontstond naar de periferie van de steden. Anderhalf miljoen mensen nam naar schatting de wijk. Die steden gingen tussen 2003 en 2007 al gebukt onder een hoge bevolkingsgroei (2,5 procent per jaar) en een instroom van naar schatting 1,2 tot 1,5 miljoen Iraakse vluchtelingen. Rond 2010 bestond 20 procent van de stedelijke bevolking in Syrië uit intern verplaatste personen en Iraakse vluchtelingen. In 2002 telde de stedelijke bevolking 8,9 miljoen mensen, tegen het eind van 2010 was die aange-

groeid tot 13,8 miljoen. De snelle aangroei van de stedelijke periferieën, illegale nederzettingen, overbevolking, armoedige infrastructuur, werkloosheid en criminaliteit, uitwassen waar Assad nooit iets aan deed, vormden de voedingsbodem voor het conflict dat vandaag volledig ontaard is, concludeert de studie. Of hoe klimaatstress de negatieve spiraal op gang kan brengen. Landen die in de toekomst soortgelijke of mogelijk nog grotere veiligheidsrisico’s lopen zijn Turkije, Libanon, Israël en Jordanië, zo stelt de PNAS-studie nog.

Zonsondergang in Kiribati, een van de eilandstaten in de Stille Oceaan die bedreigd worden door de stijging van het zeewater.

EEN KWESTIE VAN NATIONALE VEILIGHEID Op een klimaatconferentie in Alaska eind augustus waarschuwde John Kerry, minister van Buitenlandse Zaken van de VS, voor een nieuwe groep migranten, “de klimaatvluchtelingen”: mensen die wegtrekken uit hun land door gebrek aan water of voedsel, of doordat de ene bevolkingsgroep slaags raakt met de andere, gedreven door pure overlevingsdrang. ‘Je denkt misschien dat Europa vandaag onder de voet gelopen wordt door migranten vanwege extremisme. Wacht tot er geen water meer is, of geen voedsel, of tot de ene stam ten strijde trekt tegen de andere, puur om te overleven.’ Het Amerikaanse ministerie van Defensie presenteerde in juli een rapport aan het Congres waarin het expliciet stelt dat de klimaatverandering geen dreiging is voor de verre toekomst, maar vandaag al toeslaat. Klimaatverandering is volgens het Pentagon vooral een factor die andere dreigingen aanwakkert en bestaande problemen verscherpt, zoals armoede, ongelijkheid, sociale spanningen, milieuverloedering, zwak leiderschap en zwakke politieke instellingen. Uiteraard zal de impact groter zijn voor kwetsbare en door conflict verscheurde regio’s, maar ook ontwikkelde landen kunnen direct of indirect ontwricht worden door de gevolgen van de klimaatverandering, aldus het ministerie.

© Reuters / David Gray

❱ van extreme weerverschijnselen. Door de

EEN NIEUW STATUUT? Tot op heden bestaat er geen internationaal aanvaarde juridisch geldige definitie van het begrip “klimaatvluchteling”. De Conventie van Genève (1951) erkent klimaat niet als doorslaggevende factor voor mensen die op de vlucht slaan. Dat betekent dat klimaatvluchtelingen ook niet kunnen rekenen op de nodige bescherming, niet bij een andere staat waar ze asiel wensen aan te vragen, noch bij internationale organisaties die de vluchtelingenproblematiek behartigen. Internationaal bundelen verschillende instanties de inspanningen om een beleid uit te dokteren en tot een statuut te komen voor mensen die door het klimaat uit hun woonplaats worden verdreven. Zo zijn er de Noorse Raad voor Vluchtelingen, de VNUniversiteit, de Internationale Organisatie voor Migratie, de VN-Vluchtelingenorganisatie en het Nansen-Initiatief. Het NansenInitiatief is een intergouvernementele organisatie van verschillende landen: Australië, Bangladesh, Costa Rica, Duitsland, Filipijnen, Kenia, Mexico, Noorwegen en Zwitserland, met deze twee laatste als covoorzit

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

ters. Sinds 2013 heeft de organisatie regionale consultaties georganiseerd in de regio’s die het zwaarst door klimaatverandering worden getroffen: de Hoorn van Afrika, de regio van de Stille Oceaan, Zuid- en Zuidoost-Azië en Midden-Amerika. De resultaten daarvan zijn half oktober voorgelegd aan 110 landen, die de “Nansen-agenda ter bescherming van klimaatvluchtelingen” hebben ondertekend. Ze engageren zich hiermee tot het nemen van doeltreffende maatregelen en erkennen de noodzaak voor een preventief beleid en een gecoördineerde aanpak. Het Nansen-Initiatief vraagt ook dat de thematiek van klimaatvluchtelingen zou worden opgenomen in het nieuwe klimaatakkoord van Parijs, maar of dat ook echt zal gebeuren is twijfelachtig, omdat Australië zich ertegen verzet. Australië vindt dat het al heel wat doet voor de opvang van vluchtelingen. Toch bleek onlangs uit een rapport van Amnesty International dat de Australische kustwacht mensensmokkelaars betaalde om twee boten met vluchtelingen naar Indonesië terug te brengen.

Q

73


HET LAATSTE WOORD

© Brecht Goris

focus

Helden van de doortocht De mens is van oudsher een trekker geweest. En nu we in drie muisklikken de wereld op ons bord hebben, alle comfort en voorzieningen voorhanden zijn, trekken we meer dan ooit de wijde wereld in. Omdat we het ons te kunnen veroorloven en, belangrijker, omdat we kunnen terugkeren naar die plek waar we zo aan hechten: thuis.

door Mustafa Kör

Die zekerheid is het cruciale verschil met lui die weinig zeggenschap hebben over hun reis of vlucht. Ongewis waarheen, hoe lang het zal duren. De grootste zorg is dan: de bestemming heelhuids halen. En, indien mogelijk, later terugkeren of verder trekken. De instinctieve queeste van alles wat een hart draagt is voorspoed, waar dan ook. Voor Vlamingen is het bijna ondenkbaar om geen sedentair bestaan te hebben. We hechten zo aan onze huisjes, boompjes en beestjes. Een huis en grond hebben daarom een heilige status. Je verleden is bagage waar je op kan

74

terugvallen, om je, zo nodig, te heroriënteren. Als kind van op den buiten zag ik wel vaker nomaden die onze contreien aandeden: zigeuners bivakkeerden er al eens, in 1985 gaven ze mij een initiatie in het mandvlechten. Ook passeerde er wel eens een karavaan uit het Oosten. Tijdens een jaarlijkse passage van de legers seizoensarbeiders leerde ik van Koerdische meisjes ‘hoe heet jij’ te zeggen. Nove datçi? Een mooi begin. Het is een naïeve en romantische gedachte: mijn deken is de sterrenhemel, en ik laat

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

me meevoeren op de winden over de velden. Leven als de nomadestammen uit prairie- en steppegebieden, woest maar puur, afgestemd op het eeuwig wederkerende ritme van de seizoenen. De hartslag in je borst, overnachts opbreken en meenemen wat je dragen kan. Spannend allemaal, gezien door de onschuldige kinderogen van een sedentiare dorpsbewoner. Het nomandenbestaan was en is keiharde realiteit: monden moeten gevoed, je dient te overleven. Als je geen vaste stek hebt, ongefortuneerd geboren bent, het beleid je niet wenst, onderdrukt of erger, als je moet vrezen voor je leven. Wat doe je dan? Om welke redenen dan ook een heimat achterlaten, is verschrikkelijk. Maar vertrekken is minder erg dan nergens bijhoren, tussen schip en wal terecht komen. Vluchtelingen zijn nomaden, gevangen in een spiraal van onzekerheid, discriminatie, dodentocht, wanhopig op de dool. Hun leven en dat van hun kinderen is sowieso getekend. Alles, elke akker, bewind of bron, droogt een keer op. Is het niet door overmacht van moeder natuur, of bloedige conflicten, dan wel door toedoen van de mens zelf. Er zijn gevallen bekend van derdegeneratiemigranten die nog kampen met gevoelens als ontheemd en vervreemd zijn. Er zijn zelfs verhalen van vroegere vissers die letterlijk gek werden van heimwee. Niemand wil gevangen zitten op een bootje, of tussen twee vuren, zelfs de uitzonderlijk succesvollen willen niet liever dan het cliché: huisje boompje beestje. Niemand kiest voor marginaliteit, te eindigen in de annalen van opvangcentra of als inzet van politiek spel. En toch is migratie, doortocht, van alle tijden en onontkoombaar. Het onmogelijke, tegen alle verwachtingen en gevaren in, toch trotseren, is dat niet de definitie van held? Zijn we uiteindelijk niet allemaal nomaden of vluchtelingen, op zoek, vroeg of laat weer onderweg, naar dat lapje aarde waar we een boom willen planten?


in beeld

tekst Gie Goris beeld Olivia Arthur / Magnum

Do they know it’s Diwali? ❱

Met Diwali vieren hindoes, sikhs, jaïns en andere gemeenschappen in India dat het licht de duisternis overwint. Diwali is intussen het meest gemondialiseerde feest uit India. Of het licht ook de commercialisering kan overwinnen, is onzeker. In de baai voor Dubai vieren twee Indiase arbeiders Diwali, de hindoeversie van Kerstmis, de winterwende, Newroz en andere oude feesten waarin de belofte van licht, vuur en warmte centraal staat. Hun viering ontbeert de exuberante sfeer die samenhangt met het ongebreidelde gebruik van voetzoekers en ambachtelijk vuurwerk, de kreten in de straten en de zoete hapjes in de woonkamer. De ingetogen manier waarop deze twee mannen hun dipa of kleien olielamp in de duisternis van de Arabische nacht houden, zegt iets over de wankele hoop die ze koesteren dat het goede zal zegevieren over het kwade, dat geluk het ook in hun leven zal winnen van uitbuiting. India heeft heel goed begrepen dat de mondiale dominantie van de Verenigde Staten niet enkel gebouwd is op economische en militaire suprematie, al spelen die een grote rol, maar evenzeer op het culturele bijna-monopolie van de Angelsaksische pop-, film- en tv-cultuur. Delhi investeert dan ook fors in enkele culturele exportproducten, zoals uiteraard de filmindustrie: Bollywood en de aanverwante filmindustrieën uit andere grote deelstaten zoals Tamil Nadu. We maakten dit jaar ook voor het eerst kennis met World Yoga Day, een evenement dat met veel steun van de Indiase diplomatie door de Verenigde Naties gelanceerd werd. En dan is er Diwali. Guyana, Fiji, Maleisië, Nepal, Mauritius, Myanmar, Singapore, Sri Lanka, Trinidad & Tobago, Groot-Brittannië, Indonesië, Japan, Thailand, Kenia, Oeganda, Tanzania, Australië en de VS staan in ieder geval al op de lijst van landen waar de diaspora het feest uitbundig viert. President Obama stuurde dit jaar welgemeende Diwali-wensen uit, net als de Britse premier Cameron en zijn Canadese ambtgenoot, de pas verkozen Justin Trudeau. De drie politici maakten er een punt van in hun korte Diwali-toespraken hun burgers van ZuidAziatische afkomst – in Groot-Brittannië alleen al meer dan drie miljoen mensen – te danken voor hun bijdrage aan de samenleving en de economie. Cameron had nog een bijzondere reden voor zijn multiculturele hoffelijkheid: tijdens de dagen dat Diwali 2015 gevierd werd, had hij net de Indiase premier Modi op bezoek. En net zoals bij het bezoek van de Chinese president Xi kort daarvoor, deed Cameron er alles aan om zijn (investerings)vriendelijkste zelf te tonen aan de baas van de snelst groeiende grote economie. Narendra Modi, zelf een toegewijd politiek hindoe, kan een culturele geste uiteraard appreciëren, zeker als die komt van de premier van het vroegere Albion, dat tot 1947 over de hele Zuid-Aziatische ruimte heerste. De erkenning van een gemondialiseerd hindoefeest kwam Modi dan ook veel beter uit dan kritiek op de groeiende intolerantie tegenover andere religies en tradities waarvoor een goed deel van intellectueel India op dit moment waarschuwt. Na diverse aanvallen door hindoe-extremisten, begonnen kunstenaars en intellectuelen hun onderscheidingen terug te sturen naar de overheid. Intussen flikkerden de lampjes in etalages van Londen tot Lautoka, van Vancouver tot Varanasi en van Pune tot Paramaribo. Want het gemondialiseerde Diwali dreigt te verschuiven van een overwinning van kennis op onwetendheid naar een overwinning van commerciële kitsch op traditionele wijsheid. Wees voorbereid op ‘Jingle Bells’ met een stevige Bollywoodbeat. Of op een koortje Bekende Indiërs dat zich inzet voor arme Afrikanen: ‘Do they know it’s Diwali time at all?’

26

MOQ • herfst 2015 • www.mo.be

77


NORMEN EN WAARDEN verhaal

Toen David Van Reybrouck vertelde dat Matthieu Ricard naar België kwam, was mijn eerste reactie: Matthieu Qui? Ik bleek een van de grootste Europese denkers uit het boeddhisme niet te kennen. Een denker die bovendien op geen enkele manier zou beantwoorden aan de clichés: bij hem geen voortdurende citaten uit eeuwenoude en hermetische teksten, maar een uitgebreide kennis van wetenschappelijk onderzoek om zijn levensbeschouwelijke overtuigingen aan te toetsen. ‘Bovendien een gewone man in pak in plaats van een Europeaan gehuld in Aziatisch monniksgewaad.’ Alleen dat laatste bleek niet te kloppen toen ik Ricard uiteindelijk ontmoette, aan de Amsterdamse grachten. Waarom hij het belangrijk vindt om de steenrode en saffraangele gewaden te dragen, vergat ik te vragen. Maar eigenlijk is dat van even weinig belang als de vraag waarom ik voor de gelegenheid een zwart hemd droeg.

© Raphaele Demandre

verbeelding

De normen en waarden van Matthieu Ricard

‘Oorlog, vlees eten en kapitalisme zijn een schrijnend gebrek aan verbeelding’

© Bart Lasuy

Matthieu Ricard, een boeddhist die meer van wetenschap dan van wierook houdt, gelooft dat de neoliberale logica via natuurlijke selectie vervangen zal worden door de coöperatieve logica. Nu de overheid minder dan ooit compassie opbrengt voor de kwetsbare burger, leek een gesprek met de auteur van Altruïsme. De kracht van compassie een dringende noodzaak. door Gie Goris

78

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Altruïsme, zegt Matthieu Ricard, is niet hetzelfde als empathie, solidariteit, broederlijkheid, bezorgdheid of wederkerigheid. ‘Als er verschillende woorden zijn om verwante begrippen te omschrijven, dan zijn daar goede redenen voor.’ Al te vaak wordt altruïsme verward met empathie, zegt Ricard, en dan nog vooral met het soort empathie dat hij omschrijft als affectieve resonantie: ik lijd omdat ik zie dat jij lijdt. ‘Empathie levert heel belangrijke informatie en ze functioneert vaak als een knipperlicht dat ons waarschuwt dat iemand behoefte heeft aan hulp of steun. Maar mensen die zich voortdurend in die alarmfase van menselijke betrokkenheid bevinden, zullen snel “opbranden”. Zij putten zichzelf emotioneel uit, omdat hun gevoelswereld overgenomen wordt door het signaal dat anderen geven. Als het brandalarm dag en nacht afgaat in je huis, ga je er ook onderdoor.’ Echt altruïsme is volgens Ricard een mentale ingesteldheid, een motivatie en een intentie. ‘Het uitgangspunt is om ondubbelzinnig goed te doen voor iemand anders. Dat kan zijn door het welzijn van die ander te verhogen of door zijn lijden te verminderen of op te heffen – in dat geval zou je het ook compassie kunnen noemen.’ Ik werp tegen dat de klemtoon op de intentie wat makkelijk klinkt. Je kan immers veel goede bedoelingen hebben en dan vaststellen dat “de omstandigheden” je verhinderen daarnaar te handelen. Wat heeft de andere daar dan aan? Ricard draait het argument om: ‘Als je mensen helpt om je eigen imago of welbevinden op te krikken, is de kans groot dat je er mee ophoudt zodra dat voor jou niet meer nodig is, of als het voor jou niet blijkt te werken. Of je doet zaken zonder goed te onderzoeken welke oorzaken het probleem heeft, of wat de ware noden zijn van de mensen die je wilt helpen. Met andere woorden: als je mensen helpt met andere motieven dan alleen hun welzijn, dan blijkt je inzet na een tijd andere, zeg maar: contraproductieve resultaten op te leveren.’ Het belang van de intentie is dus direct verbonden met de werkelijke impact van de altruïstische actie. Matthieu Ricard: ‘Sommige

mensen komen pas in actie als ze persoonlijk te maken krijgen met lijden, wat er vaak toe leidt dat ze gefocust blijven op die ene persoon en daardoor het grotere verhaal, het hele beeld niet zien. Altruïsme gaat niet om de gloed van weldadigheid die om onze daden hangt, maar om het reële effect. Echt altruïsme zal zich eerder inzetten voor honderd kinderen in Zuid-Soedan die je nooit gezien hebt en die jou nooit zullen kennen dan voor die ene persoon waarmee je een persoonlijke band kan ontwikkelen – met alle gevaren voor onzuivere drijfveren die daarmee verbonden zijn.’ Als we vaststellen dat mensen niet makkelijk geven om anderen ver weg, dan heeft dat volgens Ricard vooral te maken met een gebrek aan verbeelding of een gebrek aan bereidheid om je in te leven in de gevoelens van een moeder met een doodziek kind als er geen ziekenhuis in de buurt is, of van een gezin dat maanden na een aardbeving nog steeds geen dak boven zijn hoofd heeft. Ricard breidt dat verband tussen altruïsme en verbeelding uit naar dierenleed en oorlog. Hij citeert Kafka: ‘Oorlog is een monsterlijk gebrek aan verbeelding.’ Met andere woorden: als we de anderen zien als mensen zoals wijzelf, als vaders, kinderen, mensen met levensverhalen en dromen, met families en vrienden, dan verdwijnt de bereidheid hen te doden, want dan weten we dat hun dood evenveel verdriet en lijden zal veroorzaken als wanneer iemand uit onze eigen familie of kennissenkring vermoord wordt.

ratio Voor Ricard is altruïsme geen zaak van emotionaliteit, maar een rationele keuze. Of beter nog: een keuze die op effectiviteit gericht is. Want rationaliteit volstaat voor hem niet, al was het maar omdat ook de huidige economie zich op rationele argumenten baseert. ‘De rede is belangrijk,’ zegt hij, ‘maar ze zal een egoïstisch individu er nooit van overtuigen op te komen voor de belangen van de armen als hij zelf niet arm is. De rede alleen zal hem er ook nooit toe aanzetten om het milieu te beschermen als dat niet overeenkomt met de drijfveer om zijn eigen belang te maximaliseren. Rede en rationaliteit kunnen net zo goed gebruikt worden door een psychopaat als door een menslievend mens. Daarom is het zo belangrijk ook de stem van de zorgende mens toe te voegen aan de stem van de rationele mens.’ Als ik vraag of hij de rationaliteit wil bevrijden van het eenzijdige gebruik dat het Westen ervan maakt, reageert Ricard dat hij ‘rationaliteit vooral ten dienste wil stellen van compassie, in plaats van ze te laten gebruiken door zelfzucht’. Altruïstische mensen zijn niet minder rationeel, voegt hij daar nog aan toe, ze hebben gewoon andere doelstellingen. Het hele 880 bladzijden dikke boek over altruïsme lang demonstreert Matthieu Ricard zijn gehechtheid aan wetenschappelijk onderzoek en bewijsvoering. Hetzelfde geldt voor zijn recentste werk, Waarom ik mijn vrienden niet opeet. Pleidooi voor dier, mens en aarde. Als ik opmerk dat hij daardoor heel anders klinkt dan andere ❱

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

79


NORMEN EN WAARDEN verhaal

❱ boeddhistische predikanten en leermeesters

die ik ken, antwoordt hij meteen dat hij ook geen predikant is. Een monnik, ja, maar geen predikant. ‘Wetenschappers’, zegt hij, ‘hoeven geen geruststellende berichten te verspreiden. Dat iedereen ongelukkig wordt van het nieuws over de klimaatverandering, wil nog niet zeggen dat wetenschappers hun boodschap moeten aanpassen. Niemand gaat naar de tandarts omdat hij dat leuk vindt, maar omdat het noodzakelijk is om je gebit te sparen en om een heleboel leed in de toekomst te voorkomen. Wie bekommerd is om zijn welzijn moet soms bereid zijn harde noten te kraken. Dat geldt ook voor collectieve problemen zoals bij de klimaatverandering.’ De klimaatverandering is tegelijk een helder bewijs dat wetenschappelijke consensus en zelfs morele duidelijkheid niet volstaan. Om de noodzakelijke transitie te realiseren, is vooral een culturele omslag nodig. Ricard weet hoe moeilijk dat is, maar heeft redenen om optimistisch te zijn: ‘Als je weet dat er vandaag meer vegetariërs dan jagers zijn in Groot-Brittannië, terwijl de jacht twintig jaar geleden nog onaantastbaar cultureel erfgoed was en de jagers honderdmaal beter georganiseerd zijn dan vegetariërs, dan ben ik ervan overtuigd dat alle culturen in staat zijn tot verandering.’

‘Om culturele verandering te realiseren moet je niet wachten tot de meerderheid van een nieuw inzicht overtuigd is. De slavernij werd afgeschaft toen een meerderheid er misschien nog voor was, en sindsdien is het absoluut onmogelijk om te pleiten voor de terugkeer ervan. Als 10 à 15 procent van de bevolking overtuigd is van een helder en krachtig idee, dan kan de balans al omslaan. Vandaag worden in Europa homohaters als achterlijke bruten gezien, maar dat was tien jaar geleden nog heel anders.’ ‘Ik ben ervan overtuigd dat hetzelfde ook zal gelden voor een idee als meevoelende economie. Vandaag kan je al niet meer hardop zeggen dat altruïsme geen plaats heeft in het economisch denken, maar overmorgen vraagt iedereen zich misschien af hoe het mogelijk was om een economie te baseren op louter individueel gewin.’

narcisme Matthieu Ricard is een uitgesproken tegenstander van de homo economicus, de theoretische mens uit de vroege kapitalistische theorieën die al zijn beslissingen neemt op basis van een rationele keuze voor zijn eigen voordeel. Die homo economicus heeft nooit bestaan, zegt hij, omdat mensen meer geneigd zijn tot solidariteit dan tot het eenzijdig zoeken van persoonlijk voordeel.

Maar intussen leven we wel al decennia in een wereld die dat “economische” gedrag stimuleert en legitimeert. Misschien hebben mensen zich intussen wel degelijk eigen gemaakt dat ze zich naar die egocentrische normen moeten gedragen, omdat ze daardoor meer maatschappelijke waardering en hogere lonen en bonussen krijgen? ‘Dat is een duidelijk gevaar’, reageert Ricard. ‘Gelukkig hebben heel wat wetenschappers, onder wie ook Nobelprijswinnaars Economie, er intussen op gewezen dat dit egoïstische gedrag contraproductief is. Het hyperindividualistische oppeppen van ons gevoel van eigenwaarde is schadelijk. Toch is er in de opvoeding een hele tendens om dat te stimuleren: elk kind krijgt de boodschap dat het het beste is, ieder meisje is de prinses, elke jongen de kampioen. Onderzoek wijst nochtans uit dat die klemtoon op gevoel van eigenwaarde alleen resulteert in narcisme, in individuen die moeilijk functioneren in de ware wereld – het tegenovergestelde dus van succesvolle mensen. Er is niets mis met zelfvertrouwen, maar kunstmatig opgepompt gevoel van eigenwaarde is een heilloze zaak. Dat is voldoende aangetoond door mensen als Roy Baumeister en Jean Twenge, die boeken schreef zoals Generation Me en The Narcissism Epidemic.’

MATTHIEU RICARD: ALTRUÏSME IS VEGETARISCH ‘Elk jaar worden er ongeveer 60 miljard landdieren en een biljoen zeedieren geslacht. Dat zijn twee miljoen dieren per minuut. Zo groot is de morele kloof waarmee we te maken hebben. Want over menselijk leven wordt, althans in principe, niet onderhandeld en evenmin wordt het verhandeld. Dierlijk leven daarentegen lijkt geen inherente waarde en des te meer commerciële waarde te hebben. Nochtans is er in de evolutie nergens een kwantumsprong tussen mens en dier. En iedereen is het erover eens dat het onrechtvaardig is om onnodig lijden te veroorzaken bij voelende wezens.’ ‘De rationaliteit vereist dat we andere wezens niet louter instrumenteel behandelen, maar als wezens met hun eigen finaliteit en bestaan. We weten ook dat veeteelt – met andere woorden: industriële vleesproductie – de op één na grootste oorzaak is van het broeikaseffect, na huisvesting, maar vóór vervoer. Bovendien worden gigantische

80

hoeveelheden graan verspild aan de productie van vlees, terwijl honderden miljoenen mensen honger lijden. En daarbovenop toont de ene na de andere studie aan dat ook de gezondheid van mensen niet gediend wordt door vleesconsumptie. Regelmatig vleesverbruik leidt tot gemiddeld vijftig procent meer kans op vroegtijdig overlijden. Met andere woorden: iedereen verliest bij de huidige gang van zaken: de armen, de toekomstige generaties, en uiteraard de dieren zelf.’ ‘Een rationeel antwoord op al deze vaststellingen zou minstens een radicale vermindering van vleesverbruik inhouden. Toch gebeurt dat niet. Gevraagd naar de reden daarvoor, antwoordt 75 procent van de mensen dat ze vlees blijven eten omdat ze ervan houden. Dat is niet rationeel en het is niet ethisch. Het kan om traditie, smaak of gastronomie gaan, maar zowel rede als compassie zal zeggen dat dit moet veranderen.’

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

middenveld Ricard beseft dat het neoliberale gedachtengoed zwaar weegt in de wereld van vandaag. Tegelijk ziet hij een vloedgolf aan niet-gouvernementele organisaties ontstaan. Die bewegingen drijven niet op de maximalisering van het individuele belang, maar juist op het besef ‘dat de realisatie van ons mens-zijn noodzakelijk de vrijwillige inzet voor het welzijn van anderen inhoudt’. Zijn persoonlijke hoop is dat de menselijke evolutie, die altijd de nuttige zaken selecteert en de schadelijke laat verdwijnen, het neoliberalisme zal wegzuiveren uit de menselijke beschaving. ‘Samenwerking is de enige manier vooruit, niet uitbuiting.’ Maar gaat de wereld wel die richting uit? Binnen de Europese Unie lijkt men eerder bezig met een inhaalbeweging tegenover het hyperliberale Amerika dan met het globaliseren van de welvaartsstaat. Ricard beseft dat er een probleem is, en niet alleen met het beleid. ‘Onderzoek laat zien dat het gebruik van woorden zoals “ik”, “mij” en “mezelf” in de media toeneemt, zelfs in de Scandinavische landen.’ Toch blijft hij geloven dat de echte toekomstrevolutie van het middenveld komt. ‘In de achttiende eeuw waren het niet de koningen of de aristocraten die de revolutie teweegbrachten, ook al waren ze machtig en dominant. Zij werden opzijgeschoven door de handelaars. Vandaag moeten handelaars en onmachtige politici plaats maken voor ngo’s, organisaties en bewegingen waarin mensen zich vrijwillig en onbezoldigd inzetten voor het welzijn van anderen.’ Hij verwijst naar wat er na de aardbeving in Nepal is gebeurd. Veel kleine organisaties leverden meer en snellere hulp dan de meeste regeringen. ‘Mijn organisatie bracht meer dan 3,5 miljoen euro bij elkaar. De

Franse overheid gaf 1 miljoen euro. Dat is goed, maar het verbleekt bij wat mensen zelf doen.’ Vanuit zijn eigen effectieve altruïsme doet dat voorbeeld echter ook de vraag rijzen waarin welwillende mensen dan hun energie moeten steken: in het vervangen van een onmachtige overheid, of in het veranderen van de politieke macht, zodat die overheid haar rol (opnieuw) ten volle zou spelen? ‘Het is niet of-of’, zegt Ricard. ‘Als steeds meer mensen zich inzetten voor het milieu, dan zullen politieke partijen gedwongen worden daar meer aandacht aan te schenken. Met andere woorden: de groeiende beweging van het middenveld moet zich op een bepaald moment vertalen in duidelijk stemgedrag. Alleen past dat niet noodzakelijk in het klassieke linksrechtspatroon dat we zo graag hanteren in de politieke discussie. Ik engageer me voor dingen die klassiek heel links zijn, zoals internationale solidariteit, maar evenzeer voor harmonie in het gezin, wat klassiek een conservatief thema is. Het politieke spectrum moet op de schop, zoals ook de nationale gevoelens. Ik voel me Fransman, jazeker, maar ook wereldburger. En dat laatste weegt veel zwaarder dan het eerste.’

coöperatie Het altruïsme van de eenentwintigste eeuw ziet Matthieu Ricard vooral gestalte krijgen in de groei van de coöperatieve beweging, in echte microkredieten, in crowdfunding... ‘De coöperatieve sector van de economie is vandaag al goed voor 7 procent van de wereldeconomie én ze is de snelst groeiende sector’, noteert hij enthousiast. Maar als hij succes met die instrumenten meet, dan zou het logisch zijn om de hele kapitalistische eco-

‘Vandaag heeft altruïsme vaste voet gevat in het economisch denken – en overmorgen zal een economie gebaseerd op puur individueel gewin misschien krankzinnig lijken.’ nomie van de voorbije tweehonderd jaar als een enorm succes te zien – niet alleen omdat ze enorm veel rijkdom gecreëerd heeft, maar ook welzijn voor heel veel mensen. Ricard: ‘Het succes waarover ik het heb, gaat niet over het maximaliseren van eigenbelang, maar over het versterken van het gemeenschappelijke belang. Het grootste succes van het kapitalisme is geweest dat het ongelijkheid vergroot heeft in de samenleving – als je dat al succes kan noemen. Toch wil ik er geen zwart-witverhaal van maken. De wereld is geen parabel van het Kwade tegenover de Goede Engelen. Op een bepaald moment kan het marktgedreven kapitalisme een beter antwoord geweest zijn op het probleem van armoede dan een inefficiënt, door een wurgende bureaucratie geleide staatseconomie. Maar daarna moet die zelfde markteconomie aangepast worden, zeker als ze door ongelijkheid zelf inefficiënt of contraproductief wordt in het bestrijden van armoede. Het Chinese systeem is verschrikkelijk onderdrukkend, maar tegelijk kan je niet ontkennen dat het op het einde van de 20ste eeuw meer mensen uit de armoede gehaald heeft dan elk ander bestel. Het is zoals chemotherapie: een verwoestende ingreep die toch een helend effect kan hebben. Daarom: het gaat er altijd weer om de werkelijkheid zoals je haar vindt te verbeteren voor iedereen.’

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Altruïsme. De kracht van compassie door Matthieu Ricard is uitgegeven door Ten Have. 880 blzn. ISBN 978 90 259 0390 9

Waarom ik mijn vrienden niet opeet. Pleidooi voor dier, mens en aarde door Matthieu Ricard is uitgegeven door Ten Have. 350 blzn. ISBN 978 90 259 0463 0

Q

81


REPORTAGE verhaal

Het stille leed van de Jezidi-vrouwen

‘Niemand hier heeft haar man nog.

We zijn helemaal alleen’ Duizenden Jezidi-vrouwen werden het afgelopen jaar door Islamitische Staat (IS) tot slaaf gemaakt en verkracht. Een deel wist te ontsnappen. Zij keerden terug naar Noord-Irak: ziek, gebroken en ernstig getraumatiseerd. door Brenda Stoter

82

MOQ • herfst 2015 • www.mo.be

© Fatinha Ramos

Het is over de dertig graden in de kamer, maar Aniya rilt. Af en toe dept ze met haar luchtige zwarte hoofddoek het plakkerige zweet van haar voorhoofd of wrijft ze stevig in haar handen. ‘Hij heeft me verkracht’, zegt ze aan het begin van het gesprek, zittend op een kitscherige bank met een bloemetjespatroon. ‘En mijn dochtertje van drie hoorde het, omdat ze in de andere kamer zat. Ze huilde en schreeuwde, omdat ze wist dat er iets mis was, maar het interesseerde hem niks. En ik? Ik kon alleen maar huilen.’ Het is niet direct duidelijk wie “hij” is. Dat komt omdat Aniya door Islamitische Staat twee keer gedwongen werd om met een van hun militanten te trouwen. De eerste heette Aboe Safoean. Hij was 22 en zij 41, maar ondanks het leeftijdsverschil kocht hij haar en haar dochtertje op een slavenmarkt in Raqqa, de zelfbenoemde hoofdstad van IS in Syrië, waar zij en andere Jezidi-vrouwen heengebracht waren. Aniya dacht dat ze haar als “oudere

vrouw” wel met rust zouden laten, respect zouden hebben voor het feit dat ze getrouwd was en kinderen had, maar niets bleek minder waar. ‘Mijn andere dochtertje van zeven heb ik tijdens de kidnapping snel in handen geduwd van een buurvrouw, een ver familielid, die samen met mij gevangen genomen was. Hier, zei ik tegen haar, als je een kind hebt, denken ze dat je geen maagd meer bent. Dan mag je wel naar huis.” Maar voor IS maakte het niet uit of de vrouwen getrouwd of maagd waren. Door Aboe Safouan werd Aniya twintig dagen lang misbruikt en mishandeld. Hierna werd ze doorverkocht aan een bebaarde man die zichzelf Aboe Ali Sjam noemde en 27 was. Ook hij hoorde bij IS. ‘Op een gegeven moment wilde ik zelfs geen douches meer nemen, in de hoop dat hij me met rust zou laten. Echt, ik hoopte het zo, maar hij bleef me verkrachten. Hij zei dat als ik hem zou weigeren, of zou proberen te ontsnappen, ❱

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

83


REPORTAGE verhaal

hij mij en mijn dochtertje zou vermoorden. Ik geloofde hem, want toen ik een paar dagen later naar de winkel ging, zag ik met eigen ogen hoe vrouwen op straat doodgeschoten werden. Zomaar’, voegt ze eraan toe. Een traan loopt over haar wang. We zitten in een vrouwencentrum in Duhok, een stad in het Koerdische Noord-Irak, waar de ontsnapte Jezidivrouwen een voor een hun verhaal doen. In de kamer hangt een lichte zweetgeur, die versterkt wordt zodra de airco het weer eens begeeft. In de woonkamer ernaast lopen tientallen vrouwen met lange grauwe rokken en loszittende hoofddoeken in en uit. Het is een vreemd contrast met onze lokale vertaalster, die glimmende oorringen, een dikke laag make-up en hoge pumps draagt. Maar ongeacht hoe ze eruitzien, iedereen hier heeft dezelfde trieste blik, zelfs de Jezidi-tolk. Bijna alle vrouwen die in dit vrouwencentrum opgevangen worden, komen uit Kodjo, een van de dorpen in het Sindjar-gebergte. Op 15 augustus 2014 viel IS het Koerdische Jezidi-dorp binnen. Mannen en vrouwen werden van elkaar gescheiden. Honderden vrouwen en meisjes werden door IS gekidnapt. De jongens werden door IS naar

shariatrainingskampen gebracht. De mannen, onder wie Aniya’s geliefde, werden massaal geëxecuteerd. ‘Geen van de vrouwen hier heeft nog een man. We zijn helemaal alleen’, zegt ze.

slavenmarkten Het systematisch verkrachten van Jezidi-vrouwen en meisjes zit diepgeworteld in de structuur en organisatie van IS, blijkt uit de verhalen van de vrouwen. Ze vertellen

© Fatinha Ramos

84

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

over de goedgeorganiseerde verkoop van slaven. Over hoe de Jezidi-vrouwen en -meisjes in leegstaande panden werden ondergebracht, waaronder scholen in Mosoel en slavenmarkten in Raqqa. Over hoe de jongste en de mooiste vrouwen het eerst gekocht werden door IS-strijders, nadat ze hun naam op een speciale slavenlijst hadden gezet. ‘De oudere vrouwen werden van plek naar plek vervoerd, totdat iemand een bod op ze deed of zij als “geschenk” aan andere leden van IS werden gegeven. Jonge maagden werden er al veel eerder uitgepikt’, zegt Nevin, een vrouw van eind twintig die ook gevangen werd genomen door de terreurgroep. Zijzelf werd kort na haar ontvoering naar een leegstaande school in Mosoel gebracht. Dagelijks zag ze hoe vrouwen met busladingen tegelijk aankwamen en weer afgevoerd werden, onder meer naar steden als Raqqa, om daar op slavenmarkten verkocht te worden. ‘De situatie in de school was verschrikkelijk. We sliepen met honderden op de grond, hadden niets te eten of te drinken. Het was smerig, omringd door betonnen muren. Ik werd heel erg ziek, ook geestelijk, dus de militanten van Daesh lieten mij maar liggen’, zegt ze. De school diende eigenlijk als doorgangscentrum, maar ook hier werden meisjes en vrouwen structureel verkracht en misbruikt, herinnert Nevin zich. ‘Iedere dag kozen ze er een paar uit. Die namen ze mee naar aparte kamers. Meisjes en vrouwen in alle leeftijden, van zeven tot zeventig jaar, werden eerst verdoofd door hen een soort drugs te geven. Daarna werden ze verkracht, vaak door verschillende mannen tegelijk. En als ze klaar waren, sloegen ze de slachtoffers met stokken en waterslangen. Sta op, huil niet, dit is wat je verdient, schreeuwden ze dan.’ Wanneer ze het over de gruwelijkheden heeft, praat ze langzaam en gearticuleerd, alsof ze een spannende scene uit een thriller voorleest. In Nevins donkere ogen is nauwelijks emotie te zien, tot ze beschrijft wat er gebeurde zodra een meisje door de terroristen naar de groep terug werd gebracht. Die momenten waren afgrijselijk. Want wat zeg je tegen je buurmeisje dat net verkracht is? ‘We hadden het vaak over zelfmoord en bedachten hele plannen. Door in het naastgelegen meer te springen, diep te zwemmen, net zolang tot je stikt. Of door jezelf in brand te steken’, legt ze uit en slaakt een diepe zucht. ‘Alleen bleef het slechts bij plannen. Want Daesh zag alles, wist alles, ook als je alleen maar aan zelfmoord dácht...’ Volgens mensenrechtenorganisaties in Noord-Irak is het niet ongewoon dat getraumatiseerde Jezidi-vrouwen zelf-

moord plegen. Sommigen doen dat om zo te ontsnappen aan IS. Anderen doen dat als ze eenmaal bevrijd zijn, omdat ze de trauma’s die ze hebben opgelopen niet kunnen verwerken. Aniya herkent dat gevoel wel. ‘Ik heb vaak gedacht: als ik dood ben, ben ik van alles af. Maar ik deed het niet omwille van mijn kinderen. En nog steeds niet, hoewel ik er vaak aan denk.’

ontsnapping Volgens de Seed Foundation, een geregistreerde liefdadigheidsinstelling in de Noord-Iraakse stad Erbil (zo’n honderd kilometer ten oosten van Mosoel), wisten tot en met juni rond de 2.093 Jezidi’s te ontsnappen aan IS, van wie 1.332 vrouwen. Koerdische families en organisaties zamelen geld in om gevangen Jezidi’s terug te kopen. Aniya wist na acht maanden gevangenschap aan haar “echtgenoten” te ontkomen. In juni werden zij en andere Jezidi-vrouwen, onder wie ook haar dochtertje en dorpsgenote, gered door smokkelaars die in de terreurorganisatie geïnfiltreerd waren. Anderen vinden een manier om op eigen houtje te ontsnappen, zoals Samira (20), een tengere maar pittige jonge vrouw met donkerblond haar en sproetjes, die ook in het vrouwencentrum aanwezig is. Toen ze door IS van

Dagelijks zag Nevin hoe vrouwen met busladingen tegelijk aankwamen en weer afgevoerd werden, naar andere steden, om daar op slavenmarkten verkocht te worden. de ene plek naar de andere plek werd gebracht, wist ze te ontsnappen. Samen met andere Jezidi’s verstopte ze zich in een huis, wel zes dagen lang. Op een dag werd het gebied gebombardeerd. De groep rende naar buiten, richting de bergen. ‘Omdat ik nog steeds in Koerdisch gebied was, wist ik precies waar ik heen moest’, zegt ze, niet zonder trots. ‘Uiteindelijk zagen wij de Koerdische pesjmerga’s, ergens in de verte. Die brachten ons naar Duhok.’ Samira is een van de vrouwen die tamelijk ongeschonden uit de strijd lijken te zijn gekomen. Toen leden van IS haar geboorteplaats bestormden, vroegen zij of ze getrouwd was. Samira beaamde dat, liet zelfs prominent, bijna uitdagend, haar trouwring aan de militanten zien. ‘Ik maakte mezelf zo lelijk mogelijk door modder op ❱

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

85


REPORTAGE

mijn gezicht te smeren. Wat is er met jou gebeurd, zeiden de terroristen vol afschuw. Ook vertelde ik dat ik twee maanden zwanger was, maar ze geloofden me niet. Veel meisjes zeggen dat in de hoop dat ze met rust gelaten worden’, aldus Samira, die uitlegt dat leden van IS meestal de eerstvolgende menstruatie van een vrouw afwachten, zodat ze zeker weten dat zij niet zwanger is. ‘Want niemand wil een zwangere vrouw kopen.’ Hulpverleners geven aan dat Jezidi-vrouwen op de eerste plaats als seksslavin gebruikt worden door IS, ook meisjes die nog maar net de puberteit bereikt hebben. Behar Ali, directrice van de vrouwen-ngo Emma, ontmoette laatst een kind van negen dat door een volwassen IS-strijder herhaaldelijk werd verkracht. Het meisje werd uiteindelijk gered, opnieuw verkocht, en teruggebracht naar Noord-Irak. ‘Ze was er erg slecht aan toe. Haar baarmoeder en eileiders waren compleet geïnfecteerd. Ze overleefde de operatie ternauwernood. Zulke verhalen gaan in je ziel zitten.’

schaamte De vrouwen die onder IS hebben geleefd en gered werden, komen gebroken, ziek en ernstig getraumatiseerd terug in Noord-Irak. Toch zijn de meesten open over wat ze meegemaakt hebben. Sommigen omdat ze een luiste-

‘Op een gegeven moment wilde ik zelfs geen douches meer nemen, in de hoop dat hij me met rust zou laten, maar hij bleef me verkrachten.’ rend oor nodig hebben. Anderen omdat ze vinden dat de wereld moet weten wat de Jezidi-gemeenschap is aangedaan. Waarom helpt de wereld ons niet, kijk wat IS ons aandoet, klinkt het regelmatig in het vrouwencentrum. De openhartigheid is bijzonder. De Jezidi’s zijn altijd al een conservatieve gemeenschap geweest. De geloofsgemeenschap gelooft in de zuiverheid van hun lijn; zo mogen Jezidi’s niet buiten hun gemeenschap trouwen en hebben zij kuisheid en eer hoog in het vaandel staan. Dat zoveel Jezidi-vrouwen nu verkracht terugkomen, ligt dan ook erg moeilijk binnen de samenleving – aan de ene kant is er veel empathie, maar aan de andere kant gelden er nog steeds ouderwetse stamcodes. Het duurde dan ook niet lang voordat de leider van de Jezidi-gemeenschap, de Baba Sjeik, een verklaring aflegde waarin hij de bevolking aanmoedigde om de vrouwen die door IS misbruikt werden te accepteren. ‘De overlevenden zijn nog steeds pure Jezidi’s’, zei hij.

86

‘Het is niet hun schuld. We roepen iedereen op de slachtoffers te steunen, zodat zij weer normaal kunnen leven en integreren in de maatschappij.’ Maar voor sommigen is het leed nog altijd te vers. Zo ontkent Djinan (35), een ongetrouwde Jezidi-vrouw, nog altijd dat ze verkracht werd door Aboe Mochtar, de IS-strijder die haar kocht. Ze vertelt dat ze gebruikt werd als huissloof en omschrijft een leven binnenshuis, met strijders en die in uit liepen en waar de deur dag en nacht op slot zat. ‘Hij woonde in een groot huis in Raqqa, met alles erop en eraan. Ik denk dat hij het huis gestolen had van lokale Syriërs en een belangrijke positie had binnen Daesh’, zegt ze en omschrijft vervolgens haar taken: wassen, koken en strijken. ‘Maar voor hem was het nooit genoeg. Hij sloeg me dagelijks de hele kamer door. Ik kon hem ook niet goed verstaan, want ik spreek bijna geen Arabisch. Het was een agressieve man, maar nee, hij heeft me nooit verkracht.’ Djinan pauzeert even en neemt een slok koffie. Een paar druppels vallen op haar zwarte shirt. Dat ze zich onder dwang bekeerde tot de islam, maakte ook al geen verschil. ‘Ze beschouwden ons als een cadeautje, snap je. Ze vinden dat ze recht op ons hebben, omdat wij in hun ogen ongelovigen zijn’, vertelt ze met een indringende blik. De lokale vertaalster frunnikt aan haar glimmende oorbel. ‘Ze bedoelt hiermee dat IS ongelovige vrouwen als een seksuele beloning zien,’ zegt ze zachtjes, hoewel geen van de Jezidi-vrouwen het Engels machtig is.

geheime abortussen Vrouwen die uit IS-gebied zijn bevrijd, worden eerst naar een ziekenhuis in Duhok gebracht, waar ze onder meer onderzocht worden op soa’s en zwangerschap. Ook Aniya onderging een medisch onderzoek, vertelt ze. Er werd gevraagd of ze zwanger was. Aniya kijkt ongemakkelijk naar de grond. ‘De mannen met wie ik gedwongen getrouwd was, gaven me pillen zodat ik niet zwanger kon worden. Ik ken niemand die zwanger is geworden van een IS-strijder’, antwoordt ze kortaf. Djinan trekt haar hoofddoek over haar zwarte haren en beaamt het verhaal. ‘Als het gebeurt, als een meisje zwanger blijkt te zijn, dan vind ik wel dat haar ouders haar moeten helpen. Deze meisjes moeten geholpen worden. Altijd’, zegt ze en vervolgt voorzichtig: ‘Ik heb wel eens gehoord dat een Jezidi-vrouw zwanger was van een IS-strijder. Geen idee hoe het nu met haar is.’ Er komen veel meisjes en vrouwen zwanger terug, erkennen ngo-werkers in Duhok. In het geheim ondergaan zij abortussen of slikken zij abortuspillen, vertelt “Dawen”,

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Fatinha Ramos

verhaal

een Koerdische ngo-werker, die niet bij haar echte naam genoemd wil worden. ‘Ik wil geen problemen. Deze kwestie ligt erg gevoelig.’ In Noord-Irak is abortus illegaal, zelfs in gevallen van verkrachting. Een abortus mag alleen uitgevoerd worden wanneer de bevalling het leven van een vrouw in gevaar brengt. Toch zijn er artsen die abortussen uitvoeren en abortuspillen verstrekken. Die pillen komen uit het Westen, en worden in Noord-Irak door ngo’s in ontvangst genomen en verspreid. Het Koerdische ministerie van Volksgezondheid weet ervan, maar knijpt momenteel een oogje dicht. Het komt nauwelijks voor dat Jezidi-vrouwen besluiten het kind van hun verkrachter te houden. Een paar weken geleden nog ontmoette Dawen twee jonge Jezidi-vrouwen die zwanger waren van IS-strijders. ‘Deze meisjes werden acht keer doorverkocht, en talloze keren verkracht. Toen zij terugkeerden naar hun familieleden, waren ze enorm getraumatiseerd. Ze komen uit de hel op aarde. Als zij deze kinderen hadden moeten houden, zouden zij dagelijks geconfronteerd worden met een afgrijselijke periode uit hun leven. Het zou letterlijk het einde van hun leven betekenen.’

nooit meer thuis Het wordt al donker, en in het opvangcentrum wordt het steeds stiller. De een gaat terug naar het vluchtelingenkamp. De ander gaat naar een ander opvanghuis. Geen

van deze vrouwen kan terug naar Kodjo, het dorp waar ze het ooit zo goed hadden. De huizen zijn verwoest. De mannen en jongens zijn nog altijd spoorloos. Velen werden door IS geëxecuteerd en later teruggevonden in massagraven. Als we de interviews bijna afgerond hebben, en afscheid willen nemen, komt Samira de kamer in. Ze houdt haar dochtertje, dat inmiddels vijf maanden oud is, stevig vast en streelt de donshaartjes op haar hoofdje. Het kleine meisje kirt. Samira neemt weer plaats op de bloemetjesbank en geeft haar een flesje. We vragen haar wie de vader van het kind is. ‘Mijn man. Ze lijkt op hem’, antwoordt ze glimlachend. Het is de eerste keer dat we iemand in het centrum oprecht zien lachen. Opeens springt de airco met een luid geluid weer aan. Samira laat van schrik de fles uit haar handen vallen. Door IS heeft ze nog dagelijks nachtmerries. ‘Dan droom ik over terroristen die meisjes verkrachten en mannen onthoofden. Ik zal waarschijnlijk nooit meer slapen zoals voorheen.’ Soms droomt ze ook over haar man. Het is nog altijd onbekend wat er precies met hem gebeurd is nadat IS het dorp had bestormd. De hoop dat hij nog leeft, is allang vervlogen. Ze mist hem enorm. ‘Waarschijnlijk zie ik hem nooit meer terug. Vrouwen worden tot slavin gemaakt, en mannen worden afgeslacht. En alleen maar omdat we Jezidi’s zijn. Beesten zijn het’, besluit Samira.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Q 87


BESCHOUWING verhaal

25 jaar verslag uitbrengen over de wereld: een leerzame tijd

Goede journalistiek is een kwestie van dóórgaan

Op 1 december 1990 ging Gie Goris aan de slag als hoofdredacteur bij het maandblad Wereldwijd, een van de twee voorlopers van MO*. Een kwarteeuw later maakt hij een lijstje op van geleerde lessen. Een zeer onvolledig lijstje, bij gebrek aan plaats. Maar de hoofdredacteur was niet bereid om meer pagina’s vrij te maken voor deze hoogst persoonlijke bespiegelingen.

1. al ligt het nieuws onder je neus, daarom zie je het nog niet. Dat was de eerste les die ik op de eerste dag van mijn baan als hoofdredacteur van Wereldwijd leerde. Toevallig was die eerste december 1990 een zaterdag, maar in de grote aula van de Leuvense universiteit vond er een grote conferentie plaats over Zuid-Afrika en Apartheid, dus maakte ik meteen mijn opwachting bij de perstafel voor de inschrijvingen. Een van de sprekers was Smangaliso Mkhatshwa, een priester-activist die jarenlang gevangen gezeten had voor zijn betrokkenheid bij de opstand van jongeren in Soweto in juni 1976, en die daarna een van de drijvende krachten was achter de groeiende inzet van de kerken tegen de perfide ideologie en de gewelddadige praktijk van apartheid. Mkhatshwa had, zo bleek, in 1974-1976 aan dezelfde faculteit van de dezelfde universiteit gestudeerd als ik. Toch was ik hem daar niet tegengekomen, ondanks mijn uitdrukkelijke interesse voor apartheid. Die individuele vaststelling gaat geregeld op voor de hele journalistiek. Voor 2001 werd er in de Vlaamse media niet of nauwelijks bericht over Osama bin Laden en zijn schimmige organisatie Al Qaeda. De hele jaren negentig knikten de Vlaamse media bij de geruststellende overtuiging van Frank Deboosere dat een jaar, een paar jaar, en zelfs een decennium van opvallend hoge temperaturen nog niet gezien konden worden als een bewijs dat het broeikaseffect bestond.

88

Goede journalistiek, leerde ik al doende, is zelden een zaak van toeval en bijna altijd een kwestie van bewuste nieuwsgierigheid, volgehouden zoeken en graven, opbouwen van kennis en contacten, een zaak voor volhouders eerder dan van toevalstreffers.

2. maar als je goed kijkt, zie je het nieuws lang voor het op de voorpagina’s staat. In april 1991 reflecteerde ik in een voorwoord kort op de eerste Amerikaanse Golfoorlog – Saddam Hoessein was Koeweit binnengevallen, en George Bush de Oudere had een coalition of the willing op de been gebracht om die schending van de sacrosancte soevereiniteit te straffen, iets wat gedurende de acht jaar durende Golfoorlog tussen Irak en Iran nooit gebeurd was, al had Saddam zich in die periode aan veel meer schuldig gemaakt. Een eerste conclusie in dat voorwoord was een citaat van Noam Chomsky, met wie ik in Londen een exclusief interview had. De Nieuwe Internationale Orde, zoals de oudere Bush de eenzijdige overmacht van de VS in de post-Koude-Oorlog-wereld noemde, zou volgens Chomsky ‘gekenmerkt worden door een groter gebruik van geweld. Men zal alle middelen aanwenden om de principes van de vrije markt op te leggen aan de Derde Wereld, om zo hun uitbuiting te vergemakkelijken.’ Mijn eigen inschatting van de nieuwe toestand in de wereld was: ‘De muren van de bestaande wereldorde werden gesloopt, zonder er rekening mee te houden dat er dragende muren bij waren. Wie

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

© Brecht Goris

door Gie Goris

Een maandblad heeft de luxe om diep te graven en traag te schrijven, en stoot daardoor eerder op nieuwe tendensen dan de meeste nieuwsmedia. Kaboel, 2011

in het begin nog geloofde in de Nieuwe Internationale Orde, heeft intussen wel beter geleerd.’ Om te concluderen: ‘De haat van de islamitische wereld tegenover het westerse overwicht en de arrogante uitstalling ervan wordt door de oorlog enorm vergroot.’ Ik had dat zelfde voorwoord kunnen recycleren na het begin van de oorlog tegen Afghanistan in 2001, bij de invasie in Irak in 2003, bij de interventie tegen Kadhafi in 2011... In oktober van dat zelfde jaar 1991 schreef Mark Fillet een reportage over Jordanië. Een opvallend citaat daaruit komt van een zekere professor Al-Assad: ‘Het Noorden heeft angst. Nee, ze zijn niet bang voor de Arabische landen, want die hebben ze mooi verdeeld en ze spelen ermee naar goeddunken. Maar na het spook van het communisme heeft het Noorden een nieuw spook wakker geroepen: de islam. Welnu, dat is onze kracht. Als jullie bang zijn voor de islam, dan zullen wij de islam als motor voor onze heropstanding gebruiken. Het wordt het cement van onze wederopbouw. Daar hebben we geen koningen voor nodig, presidenten of dictators, alleen massa’s mensen die geloven dat de islam hun kracht is.’ De hele jaren negentig bleven we die zelfde vaststelling maken. In juli 1996, drie maanden voordat de Taliban in Afghanistan hun eindoffensief begonnen en succesvol besloten, schreef Naziha Maher een omslagverhaal over moslimfundamentalisme als nieuwe vijand. Daarin stelde ze: ‘Het ziet er naar uit dat de “politieke islam” de komende jaren zwaar zal wegen op de agenda van de internationale politiek. De religieuze ijver dient vandaag, net zoals

de socialistische strijdvaardigheid van gisteren, om de ongelijke politieke en economische verhoudingen tussen Noord en Zuid aan te klagen. Misschien moet er toch eens iemand luisteren.’ Met andere woorden: de collectieve maatschappelijke schok van 11 september 2001 was alleen een schok voor niet goed opgelet had, voor wie alleen het nieuws van de dag achternaliep of voor wie uit ideologische overtuiging blind was voor het feit dat er helemaal geen einde gekomen was aan het belang van ideologieën. Een maandblad heeft de luxe om diep te graven en traag te schrijven, en stoot daardoor eerder op nieuwe tendensen dan de meeste nieuwsmedia. Kranten, tijdschriften en audiovisuele media begonnen na 9/11 massaal te publiceren over de islam – ofwel om de vijand beter te leren kennen of om aan te tonen dat het geloof noch de gelovigen vijanden waren. Als maandblad konden we weigeren mee te stappen in die optocht van goedbedoelde verontwaardiging, omdat we de lezers allang geïnformeerd hadden over de ware aard van botsende belangen en transcendente waarheidsaanspraken.

3. kies zorgvuldig je richting, en hou die aan. In de loop van 25 jaar hoofdredacteurschap heb ik een aantal consultants, experts en andere raadgevers ingehuurd om advies te geven over de aanpak, de vorm en vooral de verkoop van het blad. Dat was vooral aan de orde tijdens de Wereldwijd-jaren van 1990 tot 2012, toen we voortdurend aankeken tegen dalende abonneecijfers. Er zat een opvallende rode draad in de adviezen die we kregen: wat ❱

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

89


❱ jullie schrijven is echt interessant en de vorm kan er gezien de

beschikbare middelen zeker mee door, maar “de lezer” lust het menu niet langer. Er moet meer binnenland, emotie, beeld en positief – zeg maar: geruststellend – nieuws in het blad. Kortom: als jullie een ander blad zouden maken, dan kunnen wij voorstellen doen om het beter te verkopen. Eén advies – ongevraagd geleverd door de revisor die de jaarafrekening in rode cijfers moest goedkeuren – sloeg alles. De jonge econoom raadde ons een brand extension aan in de sector van de springkastelen, aangezien daar écht winst te maken viel. En de mogelijkheden waren eindeloos met een thema als Wereldwijd, toch? In de jaren negentig bestreden we de langzaam dreigender wordende kloof tussen inkomsten en uitgaven ook door een slimme samenwerking met een Nederlands maandblad met dezelfde opdracht en achtergrond, BIJeen. Voor elk nummer planden en drukten we samen een katern van zestien bladzijden met reportages en opvallende interviews. Tegen het einde van het decennium gooide BIJeen echter de handdoek in de mondiale ring: het blad transformeerde van mondiaal magazine in multiculti-mag. De redenering was simpel: de wereld ligt niet langer in Verweggistan, maar woont om de hoek, en dat is de wereld die er voor de lezer echt toe doet. Zoals vaak was dat aantrekkelijke argument niet onjuist, wel ontoereikend. Want juist op dat moment begon een heel nieuwe golf van mondiaal engagement de straten en congrescentra van Noord en Zuid te overspoelen, wat uiteraard meteen ook leidde tot vernieuwde media-interesse in dingen die kort daarvoor nog afgedaan werden als “partijcongressen in Ouagadougou”: de wereld en de belangen van burgers die in de yuppe jaren negentig verwaarloosd werden omdat ze te arm, te dwars of te ver weg waren om deel te hebben aan het succes van de Washington Consensus. Wij volgden de algemene beweging van de Wetstraat naar de Dorpsstraat en van het buitenland naar het binnenland niet omdat we in het veld voortdurend vaststelden dat het vreugdevuur der ijdelheden, zoals Tom Wolfe zijn succesroman over die jaren noemde, voor héél weinig mensen brandde. Eind jaren negentig leerde ik ook enkele Amerikaanse auteurs kennen zoals Benjamin Barber, William Greider en Kevin Danaher, die de enorme impact van de neoliberale mondialisering veel vroeger en beter beschreven dan de Europeanen, die op dat moment het puin van de Muur nog aan het ruimen waren. Alma De Walsche bracht in die zelfde periode de “intergalactische” visie en praktijk van de Mexicaanse zapatisten binnen. Zij bleven niet vasthouden aan oud-linkse analyses om radicaal in actie te komen voor een andere wereld. En ze bewezen

90

vooral dat wie echt bezorgd is voor het dorp maar beter héél bezorgd kan zijn over de machtsverhoudingen in de wereld. Overigens schreef Alma al over de terugkeer van Zapata ruim een jaar voor de zapatisten op nieuwjaarsdag 1994 opdoken, schijnbaar uit het niets. Iemand gaf me onlangs nog het perfecte beeld om deze mediales te beschrijven. ‘Als je midden in een woud gedropt wordt zonder kaart of kompas, dan moet je eerst heel zorgvuldig een richting bepalen en die dan altijd volhouden. Je kiest misschien niet de kortste weg, maar wie voortdurend twijfelt en onderweg van richting verandert, blijft eeuwig in het bos ronddwalen.’

4. dat een thema saai en ingewikkeld is, wil nog niet zeggen dat de journalistiek het mag laten liggen. Het is bon ton om de mainstreammedia te verwijten dat ze kuddegedrag vertonen. Zodra de Balkanroute nieuws is, rept iedereen zich naar Hongarije of Bulgarije. Als er verkiezingen zijn in Myanmar, weet iedereen waar het vergeten Zuidoost-Aziatische land ligt. Vaak is het zelfs subtieler. Afghanistan is gedurende jaren gevolgd door de media, maar aangezien het conflict daar zo vreselijk ingewikkeld en onoverzichtelijk is, verkiest iedereen hetzelfde raamverhaal, waarin de Afghaanse samenleving opgedeeld wordt in twee kampen: de mensen die vooruitgang willen zoals wij ons die voorstellen tegenover de Taliban en consorten, die terug willen naar de duistere middeleeuwen. Ingaan tegen de kudde is een van de lastigste opdrachten in de journalistiek, want het publiek herkent alleen de mainstreamkeuzes als legitiem en de collega’s twijfelen – soms hardop – aan je professionaliteit. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat kuddegedrag geen exclusieve eigenschap is van mainstreammedia. Ook in de tegenstroom zijn er thema’s die je moet behandelen en gezichtspunten die breed gedeeld worden. Dan is het het klimaat, dan moet het weer TTIP, om Raymond van het Groenewoud te parafraseren. Maar als er één ding is waarin media zoals MO* beter konden zijn – en dat vaak ook echt waren – dan de grote kranten en tijdschriften, en zeker dan de radio- en tv-journalistiek uit de voorbije periode, dan was het in het uitspitten en aanbrengen van moeilijke thema’s. In MO* schreven we over de opkomende machten lang voor iedereen de BRICS ontdekte, richtten we de blik specifiek op de klimaatverandering voor Al Gore de filmzalen en nieuwsprogramma’s vulde met zijn Ongemakkelijke Waarheid. Die voorsprong blijven we behouden, ook nu we online first geworden zijn. Weekdossiers over de Balkanroute of over hormoonverstoorders

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

verschenen bij ons maanden voor ze elders in de Vlaamse media nieuws werden. Zo’n korte, en héél onvolledige, opsomming klinkt eenvoudiger dan de werkelijkheid is, natuurlijk. Met Wereldwijd hebben we in de jaren 1995-1998 te weinig gedaan met het toenmalige OESO-initiatief om tot een Multilateraal Akkoord over Investeringen te komen, ook al vormde het verzet tegen die verre voorloper van het huidige vrijhandelsverdrag tussen de VS en de EU (TTIP) de kern van wat enkele jaren later de antiglobaliseringsbeweging zou worden. Dat verhaal leek zo moeilijk te brengen voor ons weliswaar geïnteresseerd, maar allesbehalve gespecialiseerd publiek, dat het MAI maar in enkele korte stukken toegelicht werd. Dat was een gemiste kans om de dynamiek van de wereld zichtbaar te maken. Met MO* hebben we die vergissing veel minder vaak gemaakt, wat ons natuurlijk wel eens het verwijt oplevert dat we te veel analyse en te weinig menselijke verhalen brengen. En misschien is ook dat weer waar. Al leerden we vooral dat moeilijke thema’s véél toegankelijker zijn als ze verteld worden op basis van eigen onderzoeksjournalistiek. Het vraagt soms maanden, maar als we erin slagen namen te noemen, harde cijfers te geven of verborgen feiten te onthullen, dan zien we dat ook een ruim publiek belang stelt in ongemeen complexe verhalen. We brachten zo de financiële constructies van Luxleaks en Swissleaks aan het licht, in samenwerking met tientallen andere media uit de hele wereld. Daarmee bevindt MO* zich overigens in de frontlinie van een veelbelovende ontwikkeling: de internationale samenwerkingsjournalistiek.

© Brecht Goris

(links) Kasjmir in India, 2011 (rechts) Lahore, Pakistan, 2011

© Brecht Goris

De jonge econoom raadde ons een brand extension aan in de sector van de springkastelen: daar viel pas écht winst te maken.

met de auto naar de vormgeving gebracht. De snelste communicatie verliep via fax, research vond plaats op de hoogste verdieping van het gebouw door iemand met een hectaren breed geheugen en liefde voor de papieren jungle die de bibliotheek annex archief was. De ochtendpost was in een halfuur gelezen en beantwoord, waarna er een hele dag geen mail meer binnenkwam. Kortom: heerlijke tijden om rustig te studeren en lange documenten te lezen. In 2003 begon MO* met pakweg zestig bladzijden redactionele ruimte per maand. In 2015 publiceren we gemiddeld dertig vergelijkbare bladzijden per dag, plus honderd gedrukte bladzijden in print elk kwartaal. Daarmee leveren we veel meer duiding en achtergrond bij veel meer tendensen en actuele gebeurtenissen uit de hele wereld. Maar de redactie is nauwelijks uitgebreid, en ook al kunnen we vaker een beroep doen op een kring van sterke freelancers, toch voelt iedereen dat de tijd om werk goed en grondig te doen krimpt. Dat beschouw ik dan ook als de belangrijkste uitdaging voor de komende jaren: blijven vechten om journalisten de tijd te geven die ze nodig hebben om het verschil te maken. Om andere verhalen te vinden dan die welke de collega’s al vertellen, om andere perspectieven te onderzoeken dan de al aanvaarde, om dieper te graven dan de ideologen of hoofden communicatie zouden willen, om plaatsen te bezoeken die er schijnbaar niet toe doen, en om vormen te vinden die dit alles aantrekkelijk maken voor een zo ruim mogelijk publiek. Want wij schrijven niet om onszelf of onze collega’s te plezieren, we schrijven om de Vlaamse lezers in staat te stellen beter hun plaats en hun weg te vinden in de mondialiserende wereld, zodat ze op betere gronden ook betere keuzes kunnen maken.

5. het grootste kapitaal is tijd. Ik schreef het helemaal aan het begin van dit stuk al: goede journalistiek is bijna altijd een kwestie van volgehouden zoeken en graven, opbouwen van kennis en contacten, een zaak voor volhouders eerder dan van toevalstreffers. Dat betekent op de eerste plaats dat een hoofdredacteur alleen “succesvol” kan zijn als hij een team sterke journalisten heeft. Dat ik wat dat betreft al een kwarteeuw niet mag klagen is een understatement. Maar het betekent ook dat die journalisten tijd – en een minimum aan middelen – moeten krijgen om hun professionele ambities te kunnen waarmaken. Die tijd staat steeds meer onder druk. Dat heeft zeker te maken met de onvoorstelbaar snelle en diepgaande technologische revolutie die zich de voorbije kwarteeuw afgespeeld heeft en die zowel het journalistieke werk als de media onherkenbaar veranderd heeft. Het eerste nummer dat ik in de kerstvakantie van 1990 moest afwerken, werd op diskettes gezet en

coda. Iemand uit de groep van onze jonge Turken, tien jonge journalisten die samen met de redactie dit blad maken, stelde op een recente vergadering dat ‘mensen behoefte hebben aan een nieuw verhaal. Meer zelfs: een nieuw Groot Verhaal, dat zin geeft aan het dagelijkse leven en aan de toekomst.’ Ik denk dat ze gelijk heeft. En misschien moet journalistiek daarin een grotere rol gaan spelen. Maar hoe dat moet, daar heb ik nog geen antwoord op gevonden. Kritische journalistiek is beter in het aanwijzen van de schuldige dan in het aandragen van een mogelijk alternatief. Journalistiek draait vaker op achterdocht, in de eerste plaats tegenover de macht maar ook tegenover de gangbare mening en de eigen overtuiging, dan op vertrouwen. De zoektocht naar journalistiek die meer ruimte biedt aan antwoorden, toekomstperspectief en doodgewone menselijkheid is niet nieuw, maar wel urgent. Er is nog zoveel te leren.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Q

91


recensies DE EXODUS UIT SYRIE IN DOCUMENTAIRES

BALLINGEN UIT EEN GELIEFD EN MONSTERLIJK LAND door Tine Danckaers

Toen ik in oktober Libanon bezocht om over de Syrische vluchtelingen te schrijven, ontmoette ik er de Syrische filmmakers Mohammed Ali Alatassi en Rafat Alzakoet. Ali Alatassi woonde en werkte nog voor het uitbreken van de Syrische revolutie in Beiroet. Alzakoet verliet zijn geliefde Damascus toen de revolutie werd gekaapt door het geweld. Het lange koffiemoment met Alzakoet in de hippe Gemmayze-wijk kwam tussen het pakken en het afhandelen van administratieve rompslomp van zijn laatste week in Libanon door. Het hield hem bezig hoe hij de Syrische cultuur en het daaraan gekoppelde geweldloze verzet nog zou kunnen dienen in Berlijn, dat – anders dan het oosterse Beiroet – ver van zijn geboortestad Damascus lag. Hij verlangde er ook niet naar om zijn verworven status als kunstenaar en het daaraan verbonden netwerk in het Oosten in te wisselen voor een nog blanco visitekaartje zonder lokale verwezenlijkingen. Over vertrekken wilde Mohammed Ali Alatassi, Syrische journalist en zoon van Noerdin Ali Alatassi – de president die in 1970 door Hafez Assad (vader van) werd afgezet en gedetineerd – niet praten. Als journalist is Beiroet al vijf© Reuters / Bassam Khabieh

In twee roadmovies brengen twee Syrische filmmakers de val van de revolutionaire Syrische droom in beeld. In beide films keren de regisseurs terug naar hun land, waarbij ze een zelden vertoonde inkijk geven in de drama’s van de Syrische vrijheidsdenkers. Wie menselijke inzichten wil en andere verhalen dan die over een geradicaliseerd en door geweld gekaapt Syrië, komt met deze documentaires zeker aan zijn trekken. Warm aanbevolen.

92

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

tien jaar zijn uitvalsbasis, rechten of geen rechten. ‘Ik ben een expat met goede voorwaarden, en heb goede en persoonlijke redenen om hier te blijven.’ Maar, voegde hij eraan toe, blijven was ook niet gemakkelijk, want het betekent van dichtbij toekijken bij de val van zijn land Syrië en de repercussies daarvan op de anderhalf miljoen Syriërs in Libanon, dat hen liever kwijt dan rijk is.

DE VERBANNEN HOOP In zijn gelauwerde documentaire Ons vreselijke land (2014) volgen we de hachelijke tocht van de bekende Syrische dissidente schrijver Yassin al-Haj Saleh (53) en de jonge fotograaf Ziad Homsi (24) van Doema naar het noorden van Syrië, naar het door IS bezette Raqqa. De film werd opgenomen op een moment dat de hoop op een kortetermijnoplossing voor Syrië wegkwijnde, maar de mogelijkheid om zo’n project te ondernemen, hoe gevaarlijk ook, er nog was. De film opent midden in de vernietiging, in een kapotgeschoten Doema. Een vernield flatgebouw wordt door de verzetsstrijders heroverd op sluipschutters. Ziad Homsi is een van hen, een fotograaf met een vuurwapen. ‘Ik had liever een chiquere en minder dure vrijheid gehad, maar we hebben geen keuze,’ repliceert hij op de vraag of dit de vrijheid is die hij als jonge revolutionair wil. Syrië beleeft op dat moment zijn derde conflictjaar. Later zal Ziad vertellen dat hij het gewapend verzet heeft opgegeven. Hij vreest ‘dat hij met de wapens misschien wel een politiek project verdedigde waar hij later niet

meer mee akkoord zou kunnen gaan’. Het idee van vrijheid is weg, klinkt het. En hij waarschuwt voor de vele vijanden die de Syriërs hebben. ‘We mogen vooral onze interne vijand niet vergeten, een vijand die we niet kennen.’ In de film volgen we hoe Yassin vanuit Doema, waar groentetuinen naast lijkhuizen liggen. Het leven zoals het is: leven en dood verbonden. Met zijn vrouw Samira bezoekt hij Goeta, de stad die het Assad-regime in augustus 2013 met chemische wapens bestookte. Dit is een stad, overigens, waar najaar 2015 ondanks alles nog steeds mensen wonen, vertelt regisseur Ali Alatassi. Maar in de film is de aanblik van de stad zeer brutaal, ontdaan van menselijkheid en leven. ‘De menselijke verhalen zitten toch nog vast in de verwoeste huizen’, zegt Samira in de film. Vanuit Doema gaat de film verder naar Raqqa, een moeilijke tocht van negentien dagen in volle zomerhitte en dreiging. De kijker krijgt te zien hoe de frustratie en de doelloosheid Yassin in hun greep krijgen. ‘Mijn eindbestemming dreef steeds verder weg’, aldus Yassin, die zich ongerust maakt over zijn ontvoerde broer Firas en over Samira, die in Doema is achtergebleven. Samira, zo leren we later, wordt ook ontvoerd en is vandaag nog steeds vermist. In de film heeft Yassin het over de ballingschap van de Syriërs. ‘Toen ik zelf – voor de revolutie – verbannen was, haatte ik het woord, het voelde aan als de spot drijven met diegenen die in het land achterbleven. Het woord combineert vier andere betekenissen: opstand, ontsnapping en versplintering en de hoop op terugkeer. Want ook al lijkt het een slachthuis vandaag, dit is ons land. We hebben geen ander dan dit vreselijke land.’

TOEN HET HUIS EVEN EEN THUIS WERD Ook Rafat Alzakoet brengt met zijn documentaire Thuis (2015) in beeld hoe de grote droom van de revolutionairen over een toekomst zonder dictator overgaat in een strijd tegen Assad en Daesh om te eindigen in een vluchtelingenstroom. De film begint in Manbidzj, als de Syrische Revolutie in haar tweede jaar is. Alzakoet, die zelf ook deel uitmaakt van de docu, bezoekt de bevrijde stad om er mee te werken aan een poppentheaterproject. Hij beschrijft het huis waarin ze elkaar ontmoeten: kunstenaars, theatermakers, dansers, tekenaars, strijders. ‘Dit oude huis met duizenden projecten en verhalen, dit is thuis, met een

| Our Terrible Country. Regie: Mohammad Ali Atassi, Ziad Homsi, 2014, Libanon/Syrië, 80 minuten Onder meer te vinden op de online documentairecinema Doc Alliance Films: dafilms.com | Home. Regie: Rafat Alzakout, Libanon/Syrië, 2015, 70 minuten (nog niet beschikbaar op DocAlliance)

leger van getalenteerde mensen. Wie had zich dit kunnen voorstellen voor de revolutie, zonder gearresteerd te worden?’ Tegelijk neemt het geweld toe, nog op de achtergrond. Bij een luchtaanval leert Alzakoet hoe ‘het horen van een MIG betekent dat je de aanval hebt overleefd, want MIGs zijn sneller dan het geluid’. Het tekent het moment: een tussen hoop en vrees. Een tekenaar vertelt. ‘Dit is nog geen goede tijd voor tekeningen. Natuurlijk zijn er nu belangrijker dingen. Maar ik voel wel het verschil, voor en tijdens de revolutie. Ik adem in en uit.’ Moehamed, de gedeserteerde soennitische luitenant, droomt hoe zijn liefde voor een alawitisch meisje misschien mogelijk wordt als de revolutie achter de rug zal zijn. Wat begint als een kunstproject dat verlichting en hoop wil brengen in een geïsoleerde stad, gaat echter over in de vraag ‘wat een theaterstuk in godsnaam aan de werkelijkheid zal veranderen’. Het cynisme en de wanhoop nemen de overhand. De revolutie is gekaapt door de buitenlanders, de smerige vatenbommen van Assad blijven vallen. Dag na dag. ‘Toen ik Manbidzj verliet’, vertelt Moehamed, ‘wist ik dat het nooit meer hetzelfde zou zijn, dat de hoop weg was, dat ik nooit met mijn geliefde meisje zal trouwen.’ Hij trok weg, naar Turkije, samen met Tadzj, de danser uit Manbidzj. Ook zij willen het geen vlucht noemen. ‘Vluchtte ik?’ vraagt Tadzj zich af. ‘Nee, je kunt niet zeggen dat ik vluchtte. Ik werd verbannen.’

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

93


recensies RADICALISERING ALS OPBOUWEND EN OPBEUREND VERHAAL door door Alma De Walsche

De nieuwe verhalen waarop we een duurzame en rechtvaardige wereld kunnen bouwen, hoeven we niet meer te bedenken, we moeten er alleen oog voor hebben, ze zichtbaar maken en weerklank geven. En er dan mee aan de slag gaan.

Disruptie. Misschien wordt dat wel het woord van het jaar. De term duikt regelmatig op in de technologie- en energiewereld om aan te geven hoe revolutionair de overgang is van het gangbare systeem naar het nieuwe – vaak interactieve – systeem. Denk aan internet, dat onze samenleving grondig heeft veranderd. Kort samengevat: disruptieve processen in onze samenleving zijn processen die “niet meer volgens dezelfde logica” functioneren. Niet alleen in de wereld van de technologie zie je dat gebeuren. Ook in de politiek en de economie: denk aan de crisis van 2008, de impact ervan op Europa en de (euro)crisis in Griekenland. Of kijk naar de asielcrisis vandaag, en de onmacht van de politiek om daar een gepast antwoord op te vinden. Of het niet langer functioneren van de natiestaten. Er is al veel gepraat over paradigmawisse-

lingen en systeemveranderingen, maar vandaag kunnen we wel zeggen dat we er middenin zitten. Of zoals Erik Paredis, expert duurzame ontwikkeling aan de UGent, het onlangs stelde: ‘Een aantal verhalen die inherent verbonden zijn met onze samenleving en waarop de samenleving is gebouwd, kloppen vandaag niet meer. Bijvoorbeeld dat economische groei welvaart brengt. Of dat we het met technologische vooruitgang wel gaan redden. Of dat we een oplossing kunnen vinden voor een probleem, door dat probleem te isoleren uit de context. We hebben nieuwe verhalen nodig, maar die zijn er nog niet. Die moeten stap voor stap opgebouwd worden.’ Het goede nieuws is dat we die verhalen niet meer hoeven uit te vinden, we moeten er alleen oog voor hebben, ze zichtbaar maken en weerklank geven. En er dan mee aan de slag gaan.

© Reuters / Khiram Parvez

EEN ANDERE ECONOMIE

94

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Dat is wat Jef Peeters doet in zijn boek Veerkracht en burgerschap. Sociaal werk in transitie. In dat boek zet Peeters een theoretisch kader op voor een sociaal-ecologische transitie, waarbij hij sociaal werk, ecologie en duurzaamheid met elkaar verbindt. De paradigmawisseling die we moeten bewerkstelligen gaat ook over een andere economie, andere sociale relaties en een andere politiek. Vraag is dan natuurlijk: wat zijn de sleutelbegrippen waarmee we die nieuwe maatschappij willen opbouwen? Voor Peeters zijn dat sociale verbondenheid en veerkracht, gecombineerd met

actief burgerschap, een economie van de commons en een staat die “partner” is en faciliteert. Dat klinkt abstract, maar wat het boek zo boeiend maakt, zijn de concrete projecten, door diverse auteurs uitgeschreven, die in de praktijk een aantal principes van die “disruptieve” logica toepassen in sociaal werk, vormingswerk, de cultuursector of de zorgsector. Daarbij gaat het over een andere visie op arbeid, andere economische modellen, een andere bedrijfsvoering, een andere visie op geld, bezit en politiek. “Burgerschap” en “empowerment” moeten de basis vormen van een nieuwe invulling van democratie en staat. Een hoofdstuk van Peeters’ boek gaat over deeleconomie als actief burgerschap en is van de hand van Tine Hens. Hens is inmiddels ook bekend als de auteur van Het klein verzet, een parel van een boek over wat de titel zegt: het kleine verzet. Wat gewone mensen allemaal doen, vaak geslagen door het systeem en gedreven door pure noodzaak, maar vaak ook omdat ze willen leven volgens hun diepe overtuiging. De titel moet ook gelezen worden als “met klein verzet”, traag fietsend en aandachtig om je heen kijkend, in een menselijk tempo, zonder voorbij te gaan aan alles wat van waarde is. Hens ging in Groot-Brittannië, Griekenland, Denemarken en Letland op zoek naar wat ze zelf omschrijft als “vormen van een andere economie”. Wat betekent het om plots groei als maatstaf los te laten? Wat als we met z’n allen beslissen dat niet de economie ons bepaalt, maar wij de economie zijn? ‘Mensen zeggen soms dat wij naïef zijn om te denken dat we iets aan de economie kunnen veranderen. Ik zeg dat je naïef moet zijn om te geloven dat de economie bestaat buiten ons om,’ tekent Hens op in een gesprek met Karen van Transition Town Crystal Palace, die ze in de buurt van Londen ontmoet. Het is een vorm van disruptief denken: je kijkt naar een probleem en in plaats van erdoor verlamd te worden, zie je het probleem als het begin van een nieuwe dynamiek. ‘Wanneer en waarom is het woord “utopie” een belediging geworden en waarom wordt iedere mogelijkheid om een pad uit te slijten naast het begane pad weggeschoven als utopisch en dus naïef en vooral niet realistisch?’ vraagt Tine Hens zich af. ‘Utopieën zijn onmisbaar’, vindt Hens. ‘Je moet alleen weten welk statuut je eraan geeft.’ Het is een heel eerlijk boek, waarin Hens zelf ook haar eigen uitgangpunten voortdurend tegen het licht houdt. Een boek over kleine successen en grote mislukkingen, want, zo zegt een activist in Griekenland haar: ‘Het

| Veerkracht en burgerschap. Sociaal werk in transitie door Jef Peeters (red.) is uitgegeven door Epo. 349 blzn. ISBN 9789462670440. | Het klein verzet door Tine Hens is uitgegeven door Epo en Oikos. 291 blzn. ISBN 9789462670044. | Stop met klagen. Doe-het-zelfgids voor een vrolijke nieuwe wereld door Steven Vromman is uitgegeven door Borgerhoff & Lamberigts. 190 blzn. ISNB 9789089315014.

bewustzijn verandert minder snel dan de economische realiteit. Het is en blijft keihard.’ Verandering gaat gepaard met verwarring en met conflict, maar succes is niet het ultieme criterium. Wel dit: ‘Verandering begint bij het formuleren van een alternatief, van een wenselijk en menselijk maatschappijmodel waarvan de realisatie aan niemand uitbesteed kan worden. Het is een project van burgers, van u en ik, van jong en oud, van vandaag en morgen, van ons allemaal’ (Harald Welzer in Zelf denken).

EEN ANDERE MENTALE FOCUS Wie daarvoor nog concrete inspiratie nodig heeft, kan Stop met klagen. Doe-het-zelfgids voor een vrolijke nieuwe wereld van Low Impact Man Steven Vromman ter hand nemen. Een toegankelijk boek, dat vooral het potentieel aanspreekt van wat we allemaal wél kunnen. En dat gaat verder dan bewust consumeren, eigen groenten kweken of de spreekwoordelijke spaarlampen indraaien. Het gaat ook over actief burgerschap en betrokkenheid bij de grotere wereld en over welk mens- en wereldbeeld ons leven bepaalt. Vromman schrijft: ‘Waar ik de eerste jaren nogal obsessief wilde aantonen hoe we onze manier van leven kunnen veranderen, ligt de nadruk nu op verandering van ons wereldbeeld, ons zelfbeeld, onze mentale focus. Hoe we naar onszelf en de wereld kijken, zal meer bepalend zijn dan de was doen op 30°C.’

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Exclusieve korting voor MO*lezers MO*lezers krijgen een exclusieve korting van €2,5 bij aankoop van elk gerecenseerd boek in volgende boekhandels: De Groene Waterman (Antwerpen), De Reyghere (Brugge) en de Acco boekhandels van Gent, Antwerpen en Leuven. Knip deze bon uit en geef hem af bij aankoop van het boek. De korting is 2 maanden geldig na publicatie van dit MO*nummer.

95


recensies BIG DATA EN NOODHULP

HUMANITAIRE ALGORITMEN door Jago Kosolosky

Eind september schreef Rana Novack, de Syrisch-Amerikaanse oprichtster van de Refugee Admissions Network Alliance, in Wired dat ze teleurgesteld was. Omdat we er, ondanks de beschikbare technologie, niet in zijn geslaagd de huidige vluchtelingencrisis te voorspellen. Een terechte opmerking. Terwijl software voorspelt welke televisieserie me zal bevallen, algoritmen aan het werk gezet worden om nieuwsartikelen te schrijven en de goeroes van Silicon Valley vooral problemen oplossen waar we helemaal geen last van hadden, is er nauwelijks aandacht voor op informatietechnologie gebaseerde oplossingen wanneer miljoenen mensen op de vlucht slaan.

Technologie gooit heel wat dingen door elkaar in onze maatschappij, van drones die ingezet worden voor rampoefeningen tot smartphones en bijbehorende software die een ware lobbyoorlog om de taxi-industrie ontketenen. En als één sector het verdient onder de loep genomen te worden, is het de (nood)hulpindustrie. Vele vragen over efficiëntie blijven onbeantwoord, ondanks de in absolute termen grote hoeveelheid geld die in hulp gepompt wordt, en hoewel het hoogste goed op het spel staat: mensenlevens. Waar Patrick Meier met Digital Humanitarians een onderbouwd pamflet aflevert voor het opschudden en innoveren van noodhulp, maakt Ben Ramalingam een doordachte en inventieve analyse van het wereldomspannende systeem dat (nood)hulp geworden is, met ontelbare spelers, relaties en geldstromen.

© Reuters / Noor Khamis

IEDEREEN HUMANITAIR

96

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

Patrick Meier, bezieler van het Digital Humanitarian Network, toont aan hoe sinds de aardbeving die Haïti in 2010 trof zogenaamde big data noodhulp heeft versterkt en dat in de toekomst nog meer zal doen. De digitale revolutie begon al veel vroeger, maar Meiers verhaal begint niet toevallig in 2010. Toen stonden, aldus Meier, de eerste digital humanitarians op, mensen die aan de hand van de mogelijkheden van het web helpen humanitaire crisissen te voorspellen, te voorkomen, of de gevolgen ervan tot een minimum te beperken. Veel mensen willen iets doen wanneer een ramp plaatsvindt. Zo ook Meier, toen vijf jaar geleden de vrouw van wie hij hield in gevaar

was. De dag na de aardbeving zou zijn huidige echtgenote terug naar Boston reizen na research in Port-auPrince. De eerste uren nadat het nieuws Meier bereikte, resulteerden in de opbouw van een krachtige beweging, die tot op de huidige dag haar diensten vrijwillig aanbiedt. Aan de hand van Ushahidi.com, een online mappingplatform, bouwde Meier een crisiskaart uit met de zwaarst getroffen gebieden. Twitter zorgde voor een massale toevloed aan informatie en Skype bood een manier aan om kosteloos te communiceren met medevrijwilligers. De groep groeide, mede door andere sociale media als Facebook, in sneltempo. Honderd uur na de aardbeving waren al meer dan honderd vrijwilligers onof offline opgeleid en volop aan de slag. De gedetailleerdste kaart ooit van Haïti werd opgesteld. Al snel bleek de kaart, behalve een bron van informatie voor mensen die naasten in Haïti niet konden bereiken, nuttig voor de reddingteams ter plekke. Terwijl mensen met een erg specifiek en zeldzaam vaardighedenpakket (ontwikkelaars en ingenieurs) cruciaal zijn voor het opzetten van systemen waarbinnen inzet van anderen rendeert, beklemtoont Meier dat iedereen digital humanitarian kan worden. Meier is niet blind voor de zwakke punten en de risico’s van deze strategie. Hij wil dat voldoende aandacht gaat naar privacy-, veiligheids- en andere blunders. Niet om technologie van tafel te vegen, maar om een geschikt gebruik ervan te stimuleren. Een open-source, toegankelijk en democratisch humanitair systeem is waar Meier voor staat. Pas als (de analyses van) sociale media, artificiële intelligentie, satelliet- en dronebeelden, microtasking, crowdsourcing en big data kunnen helpen dit tot stand te brengen, bewijzen de digitale middelen hun nut. Een belangrijke voetnoot is dat veel van het optimisme verdwijnt als getroffen gebieden onvoldoende aandacht krijgen. Zo kreeg iedere getroffene door de ramp in Haïti gemiddeld meer dan 1000 dollar hulp, terwijl voor de overstromingen in Pakistan in hetzelfde jaar nog geen 150 dollar per persoon binnenliep. Een auteur die meer aandacht heeft voor de in (nood)hulp ingebakken ongelijkheid is Ben Ramalingam.

EEN NIEUWE BRIL Ben Ramalingam, werkzaam als onderzoeker voor het Britse Overseas Development Institute, schreef met Aid on the Edge of Chaos een ambitieus boek. In drie delen

| Digital Humanitarians: How BIG DATA is Changing the Face of Humanitarian Response door Patrick Meier is uitgegeven door CRC Press, 259 blzn., ISBN 9781482248395 | Aid on the Edge of Chaos door Ben Ramalingam is uitgegeven door Oxford University Press, 480 blzn., ISBN 978019957802

poogt hij zowel de hulpindustrie te omschrijven, de kernbegrippen van systeemonderzoek uit de doeken te doen, als duidelijk te maken hoe dit raamwerk ontwikkelingshulp kan versterken. Globalisering heeft onze wereld moeilijker te begrijpen gemaakt. Een nieuwe bril om naar ontwikkeling te kijken is dan ook welkom. Want als één ding duidelijk is, aldus Ramalingam, is het wel dat wie geen toegang heeft tot de voordelen van de globalisering, niet noodzakelijk gespaard blijft van de nadelen. De ontwikkelingssector is een systeem waar vele organisaties en individuen, en verder ook alle landen deel van uitmaken – steeds als donor én als ontvanger van fondsen en morele steun. Hoewel veel kritiek van Ramalingam decennia oud is, van fragmentatie tot nodeloze rapportering, klopt het dat een nieuwe manier van kijken ook nieuwe problemen blootlegt. Zo kan het falen van hulpprogramma’s verklaard worden door het feit dat de platgetreden paden vaak voorrang krijgen op nieuwe procedures en ideeën, ook al is de kans op slagen voor beide even klein. Nauw hiermee verwant is het risico op het zoeken van oplossingen louter binnen het aangereikte kader. Waar Meier in detail treedt en de lezer vooral aan de slag wil zetten, maakt Ramalingam meteen duidelijk dat hij slechts een nieuwe manier om naar hulp te kijken aanbiedt. Hoe waardevol die werkelijk is, wordt – ondanks de bijna vijfhonderd bladzijden – jammer genoeg onvoldoende uit de doeken gedaan.

MOQ • winter 2015 • www.mo.be

MO*lezers krijgen een exclusieve korting van €2,5 bij aankoop van elk gerecenseerd boek in volgende boekhandels: De Groene Waterman (Antwerpen), De Reyghere (Brugge) en de Acco boekhandels van Gent, Antwerpen en Leuven. Knip deze bon uit en geef hem af bij aankoop van het boek. De korting is 2 maanden geldig na publicatie van dit MO*nummer.

97


TEN SLOTTE door lectrr


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.