MO*magazine 104

Page 1

inhoud

MEI 2013

nieuws

tendensen

mensen en verhalen

6-17

18-41

42-57

6 ❘ de wereld kort

18 ❘ in beeld

Quinoa, Trabelsi, islamitische hulpverlening, moejahedien in de senaat, studieschulden, Zimbabwe

42 ❘ in beeld

Nigeriaans goud

De verloren eer van de boeddhisten

20 ❘ interview

44 ❘ martelarencultus

Beth Costa (International Federation of Journalists)

10 ❘ baanbreker Groene landbouw in China

Het paradijs is van iedereen

50 ❘ portret: lukas pairon

24 ❘ millenniumdoelstellingen

12 ❘ ontwikkeling

‘Muziek verzacht de zeden. Niet’

Hulp aan basisonderwijs stagneert

Het Zuiden staat op

55 ❘ essay

26 ❘ dossier (1): energiewende

14 ❘ nucleaire proliferatie

Volk, taal en staat in Afrika

Duitsers zetten lokale projecten op rond hernieuwbare energie

Gaten in de exportcontrole

44

32 ❘ dossier (2): schaliegas

14

Energie met een geurtje?

37❘

syrië Strijders tot de dood

38 ❘ suriname Natuurpark wordt goudmijn

© Lectrr

© Sander Buyck

26

moQservice

Energiedossier pagina 26

58-66 53 ❘ 58 ❘ 62 ❘ 64 ❘ 66 ❘

© Bart Lasuy

Alleen al in 2012 zijn in Duitsland 150 burgerenergiecoöperaties opgericht. Drie per week. Het zegt iets over de betrokkenheid van de Duitsers. Q

debat & lezing recensies agenda opinie column bruksel

MO*magazine is beschikbaar op iPad. Abonnees kunnen de iPadversie gratis downloaden en lezen. Niet-abonnees kunnen via de Apple-nieuwskiosk een los nummer of een jaarabonnement kopen. Download de MO*-app via de QR-code of via www.mo.be/ipad.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

3


COMMENTAAR

door Tine Danckaers

VOORWOORD

door Alma De Walsche & John Vandaele

door Gie Goris

Exclusief aanbod!

Maakbare martelaren Langetermijndenken ❱

Het paradijs is van iedereen. Dat staat te lezen in De martelarencultus in de bezette Palestijnse Gebieden op bladzijde 44 van dit MO* nummer. Uit de reportage blijkt dat de eretitel van martelaar of sjahied minder exclusief is dan ik dacht. Zo krijgen ook sommige Palestijnen, die via een ordinaire hartkwaal of een auto-ongeluk de poort naar het paradijs vinden, het martelaarschap per affiche toebedeeld. Sterven voor de natie, al dan niet met voorbedachte rade, is een uitvloeisel geworden van het verzet. Het martelaarschap behoort tot het Palestijnse collectieve geheugen. Maar niet alleen de slachtoffers van de bezetting, ook de zelfmoordmartelaren behoren daartoe. Door de onmogelijkheid van conventionele oorlogsvoering is actief martelaarschap een alternatief geworden om de nationale zaak te dienen, een sociaal aanvaarde daad, een offer voor de anderen. Dat lees ik in de doctoraatsverhandeling van Bassam Banat, verbonden aan een Spaanse en Palestijnse universiteit. De meeste zelfmoordmartelaren komen uit Palestijnse middenklassegezinnen, ze zijn jong, goed geschoold en geestelijk stabiel. Het merendeel is Palestijnse vluchteling binnen Palestijns of Israëlisch gebied. Hun families of zijzelf waren het slachtoffer van Israëlische agressie, in de vorm van landconfiscatie, opsluiting, huisvernietiging of aanhoudende vernederingen. En de meesten van hen geloven in een leven na de dood. Voor iemand die gelooft in de maakbaarheid van een hemel op deze aarde, is het idee om jezelf en anderen op te offeren ‘in naam van de natie’ geen legitiem verzet en absoluut onethisch. Maar ethiek ontstond in de comfortabele schoot van de Griekse filosofie, niet in de troosteloosheid van een aanhoudend conflict waar de maakbare aarde allang werd opgegeven. Wat doe je als je aarde niet groter blijkt te zijn dan een bezet stukje grond met de heilige bestemming van waardigheid, vrijheid en zelfontplooiing? Wat doe je als je generatie na generatie in hetzelfde haveloze busje steeds grotere omwegen rijdt naar de overkant van je straat, omdat iemand wiens naam je niet eens kent, een betonnen muur in het centrum van je leven plaatst? Wat doe je met onmacht?

4

Energieverbruik zegt veel over een beschaving. Onze industriële ontwikkeling is goeddeels gebouwd op het verbranden van fossiele brandstoffen. Dat ging goed tot we ontdekten dat al dat gestook de samenstelling van onze atmosfeer zodanig wijzigt dat het klimaat erdoor verandert. Landen reageren verschillend op die immense uitdaging. Noord-Amerika is sinds enkele jaren in de ban van schaliegas en olie uit teerzanden. Duitsland maakt een andere keuze. Het legt niet alleen de lat inzake uitstoot van broeikasgassen en hernieuwbare energie veel hoger dan andere Europese landen; het zal ook al zijn kerncentrales sluiten tegen 2022. Hoe moet je die twee modellen inschatten? Noord-Amerika kijkt op de korte termijn: het nieuwe bonanza levert honderdduizenden banen op, winst voor zijn bedrijven en goedkope energie voor zijn economie. Maar naast de milieurisico’s van het hydraulisch fractureren zet het de investeringen in hernieuwbare energie onder druk. Het Duitse model denkt aan de lange termijn. Het erkent de eindigheid van de fossiele brandstoffen en wil de klimaatverandering beperken door zijn CO2-uitstoot tweemaal sneller te verminderen dan de EU vraagt. Een extra is dat lokale gemeenschappen, vaak met veel enthousiasme, zelf hun energievoorziening in handen proberen te krijgen. Mooi om zien. We leven in een wereld waar geen internationale afspraken bestaan over energiebeleid: elk land doet wat het wil. Al is dat niet helemaal waar. Onrechtstreeks –via de economie, via de globale competitie– zet het ene model het andere onder druk. Als Duitsland zijn CO2-uitstoot in 2012 voor het eerst sinds lang weer zag toenemen, is dat omdat de schaliegas-boom in de VS de vraag naar en dus de prijs van steenkool deed ineenstorten, waardoor de grote Duitse stroomproducenten opnieuw steenkoolcentrales bouwen. Zolang er geen globaal klimaatakkoord is en we de markt laten begaan, wint het kortetermijndenken. Dit kan zelfs een handelsoorlog verwekken: waarom zou een natie die het goede doet –ook aan de toekomst denken– zich hiervoor door de markt moeten laten bestraffen? Anno 2013 kan de economie niet langer abstractie maken van de ecologie.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

‘Politiek draait om macht, niet om ideeën’, zegt Arbab Khizer Hayat, Pakistaans “volksvertegenwoordiger” uit de noordwestelijke grensstad Peshawar. Hij veranderde in de loop van zijn carrière al veertien keer van partij, en hij is nog maar 38 jaar. ‘Wanneer je als politicus merkt dat een partij aan populariteit wint, dan wil je daar bij horen.’ Voor de verkiezingen die er op 11 mei aankomen, bleef Hayat bij de partij waarvoor hij nu zetelt. Die heeft namelijk de wind in de zeilen. Ook voor mensen met minder aanleg voor flagrant cynisme is de electorale democratie vaak verworden tot een vorm van politieke marketing. De centrale vraag daarbij is steeds minder hoe mensen overtuigd kunnen worden van een bepaalde visie op mens en maatschappij. Het lijkt veeleer te gaan om hoe meeste mensen overtuigd kunnen worden hun stem aan de passerende politicus te geven. In een notoir feodaal land als Pakistan is het doorslaggevende argument vaak gewoon intimidatie, de belofte op een baan of een eenmalig gratis avondmaal. Maar ook bij ons bepaalt marktonderzoek de politieke agenda meer dan andersom, en is er een tendens onder politici en opiniemakers om mee te bewegen met het verschuivende zwaartepunt van de “publieke opinie”, in plaats van om te vechten opdat dat zwaartepunt zich in de richting van de eigen overtuiging zou begeven. Die vaststelling gaat in grote mate ook op voor de media. De commerciële druk op media perverteerde de vanzelfsprekende zoektocht naar een groot bereik tot een eenzijdig streven naar maximaal marktaandeel. Wat telt, is niet langer het inzicht dat bij de mediagebruiker ontstaat en dus zijn of haar capaciteit om als een bewuste burger vorm te geven aan de samenleving, maar de impact die de adverteerder kan realiseren door van het medium gebruik te maken. In de strijd om marktaandeel werden de voorbije jaren gratis cd’s en dvd’s,

Vragen lezers cd’s en dvd’s, gekleurde condooms en verre reizen?

gekleurde condooms en verre reizen ingezet –equivalenten van wat Pakistaanse politici bovenhalen om hun maktaandeel te vergroten. Nochtans, zo bevestigt de secretaris-generaal van de internationale journalistenfederatie Beth Costa in dit nummer: ‘Journalisten zijn er om de gemeenschap te dienen en te vechten voor democratie, mensenrechten en gerechtigheid.’ De kloof tussen dat hooggestemde ideaal en de alledaagse mediawerkelijkheid is onhoudbaar groot gewoorden. ‘Neutraliteit bestaat niet’, zegt de Braziliaanse Beth Costa nog. Dat klopt. Daarom beweert MO* ook nooit dat wij onverschillig staan tegenover de richting die de wereld uitgaat. Tot de kernthema’s die de redactie voortdurend in de gaten houdt, behoren dan ook ongelijkheid, klimaat en diversiteit. Het engagement dat wij in dit blad vormgeven, trapt niet in de val van een politiek opbod waarin niet de feiten, maar de verwoording een centrale plaats innemen –al beseffen wij als schrijvende pers beter dan wie ook dat de verwoording van een probleem of een oplossing op zich ook een feit is en een enorme impact op de verdere ontwikkeling van een samenleving kan hebben. Als wij kritisch staan tegenover onze eigen intuïties pro herverdeling, transitie en respect voor diversiteit, dan is dat vooral om te voorkomen dat we blinde vlekken creëren, een journalistieke erfzonde die we proberen vermijden. Wij beseffen dat het streven naar feiten-gebaseerde, geëngageerde journalistiek met een voortdurende blik op de hele wereld en met bijzondere aandacht voor de ontwikkelingskansen van de miljarden armen niet klinkt als de belofte op de cd-box met het Verzameld Werk van Mister Bean. So be it. Wij geloven niet in het voortdurend wisselen van partij of perspectief om de lezer te behagen. We bieden die lezer (m/v) gewoon inzichten en verhalen die ertoe doen. Die duidelijk maken waarom de zaken in deze wereld vierkant draaien –voor de meerderheid. En die duidelijk maken dat die meerderheid niet bij de pakken en de problemen blijft zitten, maar haar eigen kansen en perspectieven creëert. Goed nieuws, toch?

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

5


de wereld kort Quinoa en het dilemma van de vrije markt

De laatste strohalm van Trabelsi

De Tunesiër Nizar Trabelsi (43) heeft zijn gevangenisstraf –tien jaar op beschuldiging van plannen voor een terroristische aanslag– helemaal uitgezeten. Toch blijft hij nog opgesloten in de gevangenis van Bergen. In “uitleveringsdetentie”, aldus minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) als antwoord op een parlementaire vraag van Theo Francken (NV-A). De Verenigde Staten hebben immers de uitlevering van Trabelsi gevraagd, maar eerst moet het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg zich nog over de zaak uitspreken. ‘We verwachten een

6

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

© Belga/AFP/Michel Krakowski

van de quinoa-boom. Gevolg zijn toenemende sociale spanningen tussen gemeenschappen. De quinoateelt ging altijd hand in hand met de lamakweek. De lama’s zorgen voor de bemesting van het braakliggende quinoa-areaal. Met de intensivering van de teelt is er geen braakliggende grond meer en ontstaat er een conflict met de lamahoeders. Tegelijk komt ook het ecosysteem zelf onder druk door uitputting. Opdat de boom de Andesboeren op een duurzame manier ten goede zou komen, heeft Bolivia nood aan een landhervorming, zegt Tanya Kerssen van het Amerikaanse Food First Institute. De tegenstellingen tussen de kleine perceeltjes van de arme boerenlandbouw in de Andes en de monoculturen van de agrobusiness in de oostelijke departementen zijn schrijnend groot. Een tweede prioriteit volgens Food First is dat er beschermende maatregelen worden genomen om een eigen lokale voedselmarkt te verankeren en de markt te beschermen tegen goedkope voedselimport. Op die manier zouden boeren niet alleen voor hun quinoa maar ook voor andere landbouwproducten een eerlijke prijs krijgen. (Alma De Walsche)

© Reuters/David Mercado

Je kan er soep van maken, koekjes, desserts, zelfs wodka, of je kan het eten als basisgraan zoals rijst. De waaier aan quinoagerechten is haast onuitputtelijk. Het typische Andesgewas, dat behoort tot de amarantenfamilie en gedijt in een semiwoestijnomgeving tot 4000 meter en hoger, is bijzonder rijk aan mineralen en proteïnen. Daarom vormt het een volwaardige basis voor het schamele dieet van arme boeren. Bijna de helft van alle quinoa wordt in Bolivia geproduceerd, gevolgd door Peru en Ecuador. Het was op vraag van de Boliviaanse president Evo Morales dat de VN 2013 uitriepen tot internationaal jaar van de quinoa. De voorbije jaren heeft het gouden Andesgraan de wereldmarkt veroverd. Op de Europese en Amerikaanse markten, tot in Japan en China, is het product gegeerd als zoete honing; het is gezond, organisch verbouwd, integraal, glutenvrij en fair trade –want nagenoeg volledig in handen van de boerengemeenschappen. Door de grote vraag is de prijs verdrievoudigd op zes jaar tijd. De explosieve groei van het gewas dreigt echter zowel het ecosysteem als de economie van de boerengemeenschappen te ontwrichten. Door de uitbreiding van het quinoa-areaal nemen landconflicten toe omdat het in de hoogvlakten vaak ontbreekt aan eigendomstitels en afbakeningen van territoria. Boeren die in het verleden naar de stad trokken, keren weer om een graantje mee te pikken

Islamitische hulpverlening ❱

Dat de golfstaten een grote bijdrage leveren aan de mondiale hulpverlening is niet nieuw. Wel nieuw is dat westerse hulporganisaties steeds vaker samenwerken met de golfstaten. Dat zegt Jonathan Benthall, die voor het Universiteitscollege van Londen al jaren onderzoek doet naar islamitische hulpverlening. De westerse donorlanden staan onder grote financiële druk en de internationale hulpsector moet op zoek naar nieuw geld. Dat is onder meer voorhanden in de rijke golfregio. ‘Na de overstromingen in Pakistan in 2010 was Saoedi-Arabië de grootste donor voor de hulp-operatie en ook Koeweit deed grote toezeggingen’, zegt Benthall. Saoedi-Arabië is vandaag, na de VS, het grootste donorland in de wereld. Zowel in eigen regio als in ZuidAzië is het sterk aanwezig. In 2011 was Saoedi-Arabië de derde grootste bijdrager aan de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen (UNRWA), na de Verenigde Staten en Europa. ‘Je zou denken dat de Saoedische hulp vooral naar moslimgemeenschappen gaat, maar Saoedi-Arabië verbaasde iedereen na de aardbeving in Haïti met een grote bijdrage van 38miljoen euro.’ Daarmee heeft Saoedi-Arabië, net zoals het Koeweit Fonds, zijn doelen breder opengetrokken dan multilaterale topspelers uit de regio. Zo geeft de Islamitische Ontwikkelingsbank, goed voor 18miljard euro effectieve steun en 16miljard euro toezeggingen, enkel aan moslims. Het Arabisch Fonds, goed voor 7,3miljard euro effectieve steun en 1,2miljard euro toezeggingen, investeert enkel in Arabische doelen. De mondiale ontwikkelingssamenwerking klopt niet enkel aan voor geld. Moslimpartners openen deuren in de islamitische wereld, zeker in conflictregio’s. ‘Indonesië na de aardbeving in 2009 is een goed voorbeeld van hoe islamitische hulporganisaties in een moslimcontext een belangrijke strategische rol spelen. Door samen te werken met de islamitische organisatie Muhammadiyah, die onmiddellijk begon te netwerken, kon Islamic Relief, een grote Britse islamitische hulporganisatie, ook snel binnen geraken. Ook in een heel complexe conflictsituatie als Syrië, waar maar een paar grote westerse organisaties aanwezig zijn en waar geen humanitaire corridors bestaan om moeilijke regio’s te bereiken, geraken islamitische hulporganisaties verder. Dubai Cares en de regionale –islamitische– afdelingen van de Rode Halve Maan bereiken toch beter de regio’s waar een machtsvacuüm is.’ (Tine Danckaers)

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

arrest in de komende maanden’, zegt Marc Nève, de advocaat van Trabelsi. • Waar hoopt u op? Nève: Dat het Hof zou vaststellen dat een uitlevering van mijn cliënt aan de VS een schending zou zijn van artikel 3 van het Europees Hof van de Rechten van de Mens, het verbod van foltering. • De VS hebben de Belgische overheid toch garanties gegeven dat Trabelsi niet gefolterd zal worden? Nève: België heeft alleen maar bekomen dat Trabelsi voor een burgerlijke rechtbank zou moeten verschijnen, niet voor een militaire, en dat hij in een burgerlijke gevangenis zou verblijven. Dat vinden wij te weinig. Wij vragen dat hij in het geval van een veroordeling tot levenslang toch toegang zou krijgen tot voorwaardelijke invrijheidsstelling. Daarop hebben de VS nooit geantwoord. • Is Straatsburg de laatste strohalm? Nève: Ja, al is ook in België nog een procedure hangende voor de Raad van State, tegen het ministerieel besluit over de uitlevering. Wanneer dat vastgesteld wordt, weten we niet. • Heeft Trabelsi tijdens zijn tien jaar opsluiting afscheid genomen van zijn gedachtegoed? Nève: Iedereen beweert dat mijn cliënt nog gevaarlijk is en dat hij andere gevangen beïnvloedt, maar hij is steeds in isolatie geweest. Sinds jaren legt hij uit dat hij inderdaad afscheid heeft genomen van elke vorm van “terrorisme” en dat die bladzijde is omgedraaid. Voor hem is het onmogelijk om op een andere manier het bewijs te leveren. • Klinkt hij geloofwaardig? Nève: Mijn mening doet niet ter zake. Ik ben niet Trabelsi, ik ben zijn advocaat. • Hoe ziet Trabelsi zijn eigen toekomst? Nève: ‘Hij heeft een Belgische partner, wil graag trouwen en hier blijven wonen. Momenteel ontbreken daarvoor de nodige papieren. • Ofwel wordt hij aan de VS uitgeleverd, ofwel wordt hij naar Tunesië gerepatrieerd, stelt Staatssecretaris Maggie De Block. Nève: Het regime in Tunesië is intussen totaal veranderd. Ik weet niet welke de houding zal zijn van de Tunesische autoriteiten. (Kristof Clerix)

7


de wereld kort Een nieuwe bladzijde voor Zimbabwe

© Kevin Oeyen - Belgische Senaat

vast als de grootste Iraanse oppositiebeweging. In een persmededeling over het bezoek aan de Senaat neemt CD&V die stelling over en voegt daar aan toe dat ze ‘streeft naar een democratisch en seculier Iran’. Het is opvallend hoe sterk CD&V –en met name Dirk Claes– zich verbindt met deze ene Iraanse organisatie. Claes houdt zich politiek niet bezig met buitenlandse thema’s, maar in een persbericht van twee jaar geleden meldt hij wel dat hij ‘reeds lange tijd samenwerkt met de PMOI’. Gevraagd om een reactie laat CD&V weten dat ook vertegenwoordigers van Open VLD, sp.a, N-VA, PS, cdH en MR op de ontmoeting in de Senaat aanwezig waren. ‘Iran is een dictatuur en de verkiezingen verlopen niet democratisch. Het federaal parlement kan dan ook niet anders dan democratische hervormingen steunen in Iran’, laat Bart Croes van

8

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

CD&V weten. In de jaren tachtig en negentig maakten de PMOI gemene zaak met Saddam Hoessein. Daardoor heeft de organisatie binnen Iran zo goed als geen draagvlak of legitimiteit –dat erkennen ook de Amerikaanse inlichtingendiensten. Isabelle Durant (Ecolo), ondervoorzitster van het Europees Parlement, is het absoluut niet eens met de gelijkstelling van de nood aan democratische hervormingen in Iran met steun aan de PMOI. ‘Met als uitzondering de partij van voormalig presidentskandidaat Mousavi, zijn de enige oppositiebewegingen mét legitimiteit in Iran de organisaties uit het Iraanse middenveld: vrouwenbewegingen, mensenrechtenorganisaties, vakbonden, journalisten’, zegt Durant. ‘Zij zijn weliswaar minder sterk georganiseerd en minder goed gefinancierd dan de PMOI.’ Opmerkelijk: het Belgische Comité van Parlementsleden voor een Democratisch Iran heeft geen website, geen budget en zelfs geen ledenlijst, zegt voorzitter Dirk Claes. De ronkende titel staat voor een informele club van dertig sympathisanten, die vorig jaar 250 burgemeesters overtuigden om zich achter de PMOI te scharen en die zo nu en dan een evenement of een parlementaire vraag organiseren. Nele Lijnen (Open Vld) is zeker een van de actieve “leden” van het Comité. Toen ze in het Europees Parlement zetelde, was ze ook lid van de Friends of a Free Iran, een PMOI-steunorganisatie van Europarlementsleden. Zij kon niet bereikt worden voor een reactie voordat dit stuk in druk moest. (Gie Goris)

Na een moeizaam politiek proces dat vier jaar heeft aangesleept, konden de Zimbabwanen op 16maart eindelijk hun stem uitbrengen over de nieuwe grondwet. Er kwamen 3,3miljoen kiezers opdagen en het document werd met een ruime meerderheid van 95procent goedgekeurd. De macht van de president is ietwat ingeperkt en er komen ook meer garanties voor het respecteren van de mensenrechten. De weg ligt nu open voor nationale verkiezingen, allicht ergens voor of na de zomer. Ze zullen de eerste zijn na de bloedige stembusgang in 2008. Om ze enigszins open en eerlijk te laten verlopen, moeten volgens McDonald Lewanika eerst nog heel wat hervormingen doorgevoerd worden. Lewanika is coördinator van de Crisis in Zimbabwe Coalition. Prioritair voor hem zijn de wetgeving rond vrijheid van meningsuiting, de hervorming van de veiligheidsdiensten en een herziening van het stemregister. Ook Tor-Hugne Olsen, coördinator van het Zimbabwe Europe Network in Brussel, maakt zich zorgen over de veiligheidsdiensten die openlijk de kant kiezen van president Mugabe’s ZANU-PF partij. ‘In de aanloop naar het referendum zagen we dat de civiele maatschappij en oppositiepartijen opnieuw meer werden lastiggevallen, ook al stond bijna iedereen aan dezelfde kant. Dat is echt onrustwekkend, zeker als je bedenkt dat er tijdens verkiezingen echte meningsverschillen zijn’, zegt Olsen. In het licht van de recente politieke ontwikkelingen heeft de EU enkele gerichte sancties tegen Zimbabwe versoepeld. Volgens Olsen speelt er nog meer. ‘De donoren zijn moe’, zegt hij. ‘Ze snakken naar een normalisatie omdat ze hun concurrentiepositie in de diamantsector zien slinken tegenover nieuwkomers zoals China. Bovendien zijn er andere regio’s –zoals Noord-Afrika, Mali en Centraal-Afrika– waar ze nu hun aandacht op willen richten.’ Ondanks de nieuwe grondwet is het nog altijd mogelijk dat de 89-jarige Mugabe zichzelf na 33 jaar opnieuw opvolgt. De grondwet voorziet een beperking van tweemaal een vijfjarig mandaat, maar de nieuwe regel gaat in zonder terugwerkende kracht. De nieuwe grondwet is verre van perfect maar voor Lewanika gaven de talrijke ja-stemmers vooral een duidelijk signaal dat ze klaar zijn om te breken met het verleden. (Olivia Rutazibwa)

Amerikaanse jongeren studeren zich in de schulden ❱

Steeds meer Amerikaanse studenten gaan een lening aan om hun studies te betalen. Bovendien vinden ze na hun opleiding maar moeilijk werk en kunnen ze daardoor hun schulden niet afbetalen. Dat blijkt uit verschillende onderzoeken. Het totaalbedrag van de studentenleningen in de VS varieert naargelang het onderzoek tussen de 666 en 783miljard euro. In 2012 zou 43procent van de 25jarige Amerikanen een studielening hebben –een stijging van zeventien procent in vergelijking met 2004. De gemiddelde schuldenlast per student bedraagt 20.000 euro. Met het Income-Based Repayment en Pay As You Earnprogramma kunnen studenten met een federale studentenlening de maandelijkse afbetaling afstemmen op hun inkomen. Van de drie soorten studieleningen in Amerika –federale studentenleningen, private leningen en leningen voor ouders– leiden de private tot het meeste kopzorgen. Ze bieden nauwelijks consumentenbescherming en kunnen niet kwijtgescholden worden. Studenten begrijpen het complexe afbetalingssysteem vaak niet en banken zijn niet verplicht om de studenten te melden dat ze in aanmerking komen voor een speciaal afbetalingsprogramma. Een oplossing voor gedupeerde studenten met private leningen is nog niet in zicht. De Amerikaanse consumentenwaakhond US Consumer Financial Protection Bureau (CFPB) berekende dat vijftien procent van de studentenschuld aangegaan is via private leningen. Het CFPB vreest dat die enorme studentenschuld een grote invloed zal hebben op de rest van de economie. Een zware schuldenlast bij studenten beperkt immers hun mogelijkheid om geld te lenen voor een auto of een huis, aldus het CFPB. Zo schuiven miljoenen afgestudeerde jonge Amerikanen nog elke avond bij moeder en vader aan tafel. (Malvina Poelvoorde)

© Associated Press / Reporters

Op 27 maart werd Maryam Rajavi in de Belgische Senaat ontvangen door voorzitster Sabine de Bethune (zie foto) en een aantal parlementsleden verbonden aan het Belgische Comité van Parlementsleden voor een Democratisch Iran. De ontmoeting was een initiatief van senator Dirk Claes (CD&V), voorzitter van dat Belgisch Comité. Rajavi gaat door het leven als de niet-officiële presidente van Iran verkozen door het parlement in ballingschap. Ze leidt de facto een beweging die zich verzet tegen het regime van de Islamitische Republiek van Iran, de PMOI (People’s Mujahedin of Iran), ook gekend als de Mujahedeen-e-Khalq (MeK of MKO). Die beweging stond tot eind 2012 op de Amerikaanse lijst van terroristische organisaties en tot 2009 op de EU-lijst. De PMOI omschrijft zichzelf stee-

© ReutersJonathan Alcorn

Belgische senaat ontvangt moedjahedien


BAANBREKER

3

nieuws

Door de strijd tegen bladluizen zijn insecticiden heel aanwezig in de Chinese landbouw. De giftige stoffen schaden het milieu, de oogst en zo de volledige voedselketen. Onwetendheid maakt nu plaats voor kennis van en begrip voor alternatieve groene technieken. Een overwinning voor zowel boer als milieu. door Anne sophie Poulain

productieproces van dicofol, een uit DDT afgeleide stof, als het overvloedig gebruik ervan heeft nochtans onuitwisbare gevolgen voor mens, dier en milieu. Deze POPs (persistent organic pollutants), breken nauwelijks af, overleven in heel diverse omstandigheden, nestelen zich in de vetten van mens en dier en overbruggen zo lange afstanden. Al ze eenmaal in de voedselketen zitten, kunnen stoffen als DDT dus enorme schade aanrichten. Al in 1986 belandde DDT daarom op de internationale zwarte lijst. Afgeleide producten zoals dicofol werden in 2001 strikt aan banden gelegd in het Verdrag van Stockholm inzake POPs. Maar het ondertekenen van dit verdrag in 2004 noch de implementering van het verbod op productie, gebruik, import en export van DDT in 2009moedigde verandering bij de Chinese boeren aan. ‘De illegale handel in giftige insecticiden blijft ongemoeid. Bovendien blijven Chinese boeren door onwetendheid deze verboden middelen massaal gebruiken’, waarschuwde Li Rong, hoogleraar aan het Chinese Centrum voor Ziektecontrole en Preventie, in de Chinese Volkskrant.

pops

het kan anders

Ondanks een gunstig moessonklimaat en een vruchtbare bodem worden in de drie projectgebieden sinds de jaren vijftig massaal giftige insecticiden gebruikt. Citrus-, katoen- en appelboeren gaan er bladluizen te lijf met enorme hoeveelheden dicofol. Zowel het

Precies die onwetendheid werd weggewerkt. Honderdduizend landbouwers werden aangemoedigd de goedkope en efficiënte maar gevaarlijke dicofol achterwege te laten en alternatieve geïntegreerde plaagbestrijdingstechnieken (IPM, integrated pest management) te

10

© Luo Yi

China krijgt steeds vaker te maken met een almaar milieubewustere bevolking. Vooral de verontwaardiging over vervuiling en voedselschandalen is tegenwoordig groot, en die uit zich zowel via straatprotest als op weibo, China’s populairste microblog. Het verlangen naar een groenere maatschappij sijpelt nu ook door naar de landbouw. De laatste paar jaren gaan steeds meer boeren over van giftige insecticiden op groene technieken om hun oogst te beschermen tegen bladluizen, en dit dankzij een in 2008 opgezette samenwerking tussen het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP), de Global Environment Foundation en het Chinese ministerie van Milieubescherming. Jaarlijks worden honderdduizend appelboeren uit Luochuan (provincie Shaanxi), citrusboeren uit Yidu (Hubei) en katoenboeren uit Zhanhua (Shandong) op- en begeleid. Ze leren over de kwalijke effecten van insecticiden, het beleid daaromtrent en de internationale gezondheidsstandaarden. Samen met hun kennis groeit zo ook hun bewustzijn van de schadelijke impact van deze gifstoffen op hun oogst.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

gebruiken. De opleiding leert hen dat eenvoudige ingrepen zoals insectenlampen en grasperkjes rond de vruchtbomen een groot deel van het bladluizenprobleem oplossen. Daarnaast passen de lokale en internationale experts ook complexere technieken toe, zoals het introduceren van nieuwe soorten roofmijten in het lokale ecosysteem. De positieve effecten van deze IPM lieten niet lang op zich wachten. Zodra appels, citrusvruchten en katoen groener worden gekweekt, plukken de deelnemende boeren daar heel snel de vruchten van. Kwaliteit en kwantiteit van hun oogst groeien en export wordt mogelijk. Appels uit Luochuan zijn ondertussen verdriedubbeld in marktwaarde, van 0,2 yuan (2,5 eurocent) naar 0,6 yuan (7,5 eurocent) per kilogram. Die hogere opbrengst is onhaalbaar voor vele boeren die de stap naar IPM nog niet hebben gezet. Hun oogst heeft, net als het ongedierte, zwaar te lijden onder de giftige insecticiden. In eigen land legt een dergelijke oogst het daarom altijd af tegen producten van grotere kwaliteit. Op de buitenlandse markten kunnen deze boeren hun oogst al helemaal niet kwijt, vanwege de internationale gezondheidsstandaarden.

eindelijk durven dromen De sterke schakel in dit verhaal is de Chinese boer. De voordelen die hij uit de groenere manier van werken haalt, motiveren hem om nooit meer opnieuw naar insecticiden te grijpen. Boer Dang Jiuru uit Luochuan, Shaanxi: ‘Ik dacht dat insecticiden de enige manier waren om mijn inkomen te beschermen, maar nu blijkt dat ik er juist nadeel van heb.’ De zeventigjarige appelboer zag zijn inkomen in de afgelopen twee jaar met twaalf procent stijgen. Zijn droom om zijn kleinzoon naar de universiteit te sturen, ligt nu eindelijk binnen handbereik. Succesverhalen zoals dat van Dang overtuigen ook naburige landbouwers om de stap en de investering te wagen. Landbouwers die opgeleid werden door experts, nemen op hun beurt de rol van leraar over en begeleiden maximaal drie andere boeren naar een toekomst zonder chemicaliën. Een nieuwe groene ontwikkeling wordt zo gedragen door de boeren zelf.

vragen aan... Adama Dieng, VN-Bijzonder Raadgever voor de Preventie van Genocide ©Gie Goris

Gif maakt plaats voor groen in Chinese landbouw

‘GEEN MANDAAT OM REGIMES TE VERANDEREN’

U bent mee verantwoordelijk voor het opvolgen van het principe Responsability to Protect (R2P), dat gewapende interventie rechtvaardigt en waarrond in 2005 binnen de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een consensus ontstond. Van die eensgezindheid is niet veel meer te bespeuren? Adama Dieng: Vorig jaar in september werd een uitgebreid debat binnen de VN gevoerd over een rapport van de secretaris-generaal over R2P. Op basis van die discussies zou ik zeggen dat de consensus wel degelijk standgehouden heeft, al blijft er wel een kleine groep landen –waaronder Iran– die er zich tegen verzet. Daarnaast zijn er landen die zich vragen stellen over de manier waarop het principe van R2P toegepast werd in Libië, overigens de enige keer dat het ingeroepen werd als basis van internationaal ingrijpen. Om die problemen te voorkomen, zouden we werk moeten maken van het voorstel dat Brazilië op die bijeenkomst deed, namelijk de ‘responsability while we protect’. Zou die aanpak voorkomen hebben dat het beschermen van burgers in Libië plots vervangen werd door het verwijderen van Kaddhafi van de macht? Want dat is de reden waarom Rusland en China voorlopig niet meer willen weten van R2P. Adama Dieng: R2P is geen mandaat om regimes te veranderen, ook al denken sommige landen dat misschien. Er zijn misschien problemen bij het uitvoeren van dat mandaat, maar dat betekent nog niet dat we het hele concept overboord moeten gooien. Integendeel, we moeten manieren zoeken om de bescherming van de burgerbevolking nog te versterken. En dat doen we best door de ergste schendingen van de rechten van mensen te voorkomen. Militair tussenkomen moet de allerlaatste mogelijkheid blijven, maar is niet meer dan dat. En staten die hun soevereiniteit willen verdedigen, moeten beseffen dat ze dat het beste doen door hun eigen burgers te beschermen. U pleit voor gerichte, vroegtijdige actie van de internationale gemeenschap. Wat had dat kunnen betekenen in Syrië, waar zowel de overheid als het verzet bijna onmiddellijk tot de militarisering van het conflict overgingen? Adama Dieng: Wij hebben vanaf dag één van het conflict gewaarschuwd voor de mogelijke neerwaartse spiraal en voor het gevaar van een sektarisch, gewelddadig conflict in Syrië. Als de lidstaten daar meteen op gereageerd hadden met daden, hadden we vandaag niet zo’n bloedig conflict gekend. Eind 2012 heb ik opnieuw publiek gewaarschuwd, ditmaal voor het gevaar dat de alawitische gemeenschap loopt als het huidige regime omvergeworpen wordt. Daarom moeten de Vrienden van Syrië nu al duidelijk maken aan de Syrische rebellen dat geweld tegen die gemeenschap of tegen anderen die de huidige overheid steunen onaanvaardbaar is. Iedereen moet ook beseffen dat misdaden vandaag morgen voor het Internationaal Strafhof kunnen komen. (Gie Goris)

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

11


DE NIEUWE WERELD nieuws

SNELLE ONTWIKKELAARS Naast de bekende groeilanden noemt het rapport nog heel wat andere landen die zich boven verwachting ontwikkelden. Alle zijn het volgens de auteurs van het rapport proactieve ontwikkelingsstaten die openstaan voor de wereldmarkt en die investeerden in sociale voorzieningen.

Het Zuiden staat op

Chili

DE CIJFERS: ECONOMIE BLOEIT, ARMOEDE DAALT

Het Zuiden begint stilaan zijn ontwikkelingsachterstand in te halen. Dat is de centrale boodschap van het Human Development Report 2013 dat het VN-Ontwikkelingsprogramma UNDP half maart publiceerde en dat wereldwijd de menselijke ontwikkeling op het gebied van economie, onderwijs en gezondheid meet. Landen in het Zuiden doen het om verschillende redenen goed, maar onder het ontwikkelingsgras schuilen enkele addertjes.

Indonesië

• Het aandeel van het Zuiden in de wereldexport steeg van 33 % in 1980 tot 45 % nu. • Zuid-Zuidhandel steeg van 8 % in 1980 naar 26,7 % van de wereldhandel in 2011. • Directe buitenlandse investeringen in het Zuiden stegen van een vijfde in 1980 naar de helft van het wereldtotaal in 2010. • De Millenniumdoelstelling om het aandeel van mensen die moeten leven met minder dan 1,25 dollar per dag te halveren tegen 2015 werd drie jaar voor de deadline gehaald. Ten opzichte van 1990 daalde dit percentage in Brazilië van 17,2 naar 6,1, in India van 49,4 naar 32,7 en in China van 60,2 naar 13,1. Tussen 1990 en 2008 werden in China 510 miljoen mensen uit de armoede gehaald

door Maarten Lambrechts - grafieken dirk billen

Brazilië

Mauritius

Oeganda Ghana

Maleisië Thailand Vietnam

India Laos Mexico Bangladesh Tunesië Turkije

China

Zuid-Korea

Rusland

(1) Plaats op ranglijst HDI 2012

HDI Afrika

IHDI

Azië

12 ha per hoofd

Lage en gemiddelde menselijke ontwikkeling

1

Hoge en zeer hoge menselijke ontwikkeling

Europa

Noorwegen Verenigde Staten Zuid(1) (3) Korea (12)

P H België (17)

Latijns-Amerika

EU

In Afrika onder de Sahara loopt dit verlies op tot meer dan een derde.

Tsjechië (28)

Qatar Midden-Oosten Noord-Amerika

Mexico (61)

0,8

9 Oceanië

ECOLOGISCHE VOETAFDRUK

Denemarken

Wereld

VS

Namibië (128)

België 0,6

VOETAFDRUK 6

Mongolië

snel, maar slechts weinig landen volgen een duurzaam ontwikkelingspad, stelt het rapport. Dat blijkt duidelijk wanneer de menselijke ontwikkeling van de landen uitgezet wordt tegen de ecologische voetafdruk per inwoner.

Nepal

Niger Cuba

1,79 Peru

Biocapaciteit van de wereld (2008)

Sri Lanka

0

Algerije

Oost-Timor

Congo

Angola (148)

Noorwegen De wereld ontwikkelt zich

3

Duurzame menselijke ontwikkeling

SubSahara Afrika

0,4 Congo (186)

0,2

Ook in enkele ontwikkelde landen bestaat grote ongelijkheid: de Verenigde Staten en Zuid-Korea vertonen een groot verschil tussen hun HDI en IHDI. Als er rekening wordt gehouden met ongelijkheid, vallen de VS van plaats 3 op de landenranglijst terug naar plaats 16, Zuid-Korea zakt van 12 naar 30.

In Europa is de ongelijkheid in menselijke ontwikkeling het laagst. In OostEuropese en Scandinavische zijn de verliezen door ongelijkheid het kleinst.

Wereldwijd gaat bijna een kwart van de menselijke ontwikkeling verloren door ongelijkheid.

Angola en Namibië realiseren door een grote ongelijkheid meer dan 40 procent van hun menselijke ontwikkeling niet, de slechtste score van alle landen.

ONGELIJKHEID De VN meten de menselijke ontwikkeling van een land aan de hand van de menselijke ontwikkelingsindex (HDI), die vooruitgang in inkomen, gezondheid en onderwijs weergeeft. Een grote kritiek op de HDI is dat hij een gemiddelde meet, terwijl inkomens en toegang tot een goede gezondheidszorg en onderwijs ongelijk zijn verdeeld. De voor ongelijkheid aangepaste menselijke ontwikkelingsindex (IHDI) corrigeert de HDI voor bestaande ongelijkheid. Het verschil tussen beide indexen is de menselijke ontwikkeling die ten gevolge van ongelijkheid niet wordt gerealiseerd.

0

0,2 Bron: UNDP en Global Footprint Network

12

LatijnsBrazilië Amerika (85)

Congo staat op de laatste plaats in de HDI-ranglijst en door een hoge ongelijkheid bezet het ook dezelfde plaats op de IHDI-lijst.

0,4

0,6

0,71

0,8

1

Bron: UNDP

MENSELIJKE ONTWIKKELING (HDI) MOQ • mei 2013 • www.mo.be

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

13


BELGIË nieuws

Nucleaire proliferatie

Gaten in de exportcontrole Om de verspreiding van nucleaire technologie tegen te gaan, moeten landen nauw toezien op de export van gevoelige goederen. Maar terwijl alle ogen op Iran gericht zijn, slaagden ondernemingen uit Leuven en Mechelen er zonder problemen in hoogtechnologisch materiaal aan Israël te leveren. De Belgische en Vlaamse controlediensten wisten van niets, de Amerikaanse overheid legde boetes op. door Kristof Clerix

14

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

De Amerikaanse CIA oordeelde dat zo’n toestel gebruikt kan worden bij de productie van kernwapens en probeerde de export te verhinderen –tevergeefs. De zaak leidde tot een hevig debat in het parlement. Het Comité I, dat namens de Senaat de Belgische inlichtingendiensten controleert, opende een onderzoek. De dag voor het zijn rapport bekendmaakte, nam Koen Dassen ontslag als baas van de Staatsveiligheid. MO* achterhaalde dat – uitgerekend in de periode dat de Epsi-affaire breed werd uitgesmeerd in de pers – twee andere bedrijven vanuit België dual use goederen hebben geëxporteerd zonder de nodige exportvergunningen.

© Lectrr

Bedrijven mogen niet zomaar willekeurig welk product exporteren. Niet alleen voor wapens zijn voorafgaande vergunningen vereist, ook voor goederen voor tweeërlei gebruik (dual use). Dat zijn producten die mogelijk voor militaire doeleinden kunnen worden gebruikt. ‘Tijdens de Koude Oorlog controleerde het Westen de export van een aantal gevoelige producten om te voorkomen dat ze in handen van het Warschaupact zouden vallen. Dat gebeurde toen door het CoCom’, zegt onderzoeker Nils Duquet van het Vlaamse Vredesinstituut. ‘Na de val van de Muur stelde het Wassenaar Arrangement een wereldwijd controleregime in om de verspreiding van wapens tegen te gaan.’ Op basis van Wassenaar en andere internationale controleregimes zoals de Nuclear Suppliers Group, het controleregime op rakettentechnologie MTCR en de Australië-groep (over chemische en biologische wapens) hebben deelnemende landen lijsten opgesteld met producten waarvoor bedrijven exportvergunningen moeten aanvragen. Dat exportcontrole een bijzonder gevoelige materie is, blijkt uit de Epsi-affaire. Eind 2004 exporteerde het bedrijf Epsi uit Temse een isostatische pers (een toestel om voorwerpen in samen te drukken) naar Iran.

amerikaanse inspecteurs in mechelen De Amerikaanse dochterfirma Telogy International NV, gevestigd op het Omega Business Park in Mechelen, was gespecialiseerd in het correct afstellen van gebruikte meetapparatuur. Het bedrijf kocht gebruikte toestellen op en keek ze elektronisch en mechanisch na, om ze daarna te verhuren of verkopen. In zijn klantenbestand stonden klinkende namen zoals Thomson, Motorola, Siemens en Philips. Daarnaast herijkte het lab van Telogy ook meettoestellen voor bedrijven zoals Alcatel, Barco en ❱

MOQ • april 2013 • www.mo.be

15


BELGIË nieuws

❱ Imec. Telogy telde een dertigtal werkne-

mers. Tussen 2003 en 2007 exporteerde Telogy een aantal oscilloscopen naar Israël, onder meer naar defensiegerelateerde firma’s. Oscilloscopen zijn elektronische meetinstrumenten die een elektrisch signaal optekenen van een of ander verschijnsel en dat signaal vervolgens laten zien op een scherm. Omdat Telogy een Amerikaans bedrijf is én omdat oscilloscopen mogelijk gebruikt kunnen worden bij de ontwikkeling van kernwapens, had Telogy in de VS exportvergunningen moeten aanvragen. Dat deed het bedrijf niet. Via een controle op het Amerikaanse moederbedrijf van Telogy International NV kwam het Bureau of Industry and Security (BIS) de zaak op het spoor. Dat agentschap is verantwoordelijk voor de Amerikaanse exportcontrole op dual use-goederen, -software en -technologie. Vervolgens zakten twee Amerikaanse inspecteurs naar Mechelen af en keken de papieren van het dochterbedrijf in. Op 9maart 2010 sloot Telogy een minnelijke schikking met het Bureau of Industry and Security. MO* kon het document inkijken. In de schikking gaat Telogy akkoord met een boete van 340.000 euro. Als bijlage bij de minnelijke schikking zit een ‘tabel van overtredingen’: een overzicht van 22 gevallen van export van oscilloscopen van België naar Israël, toestellen van het merk Tektronix, Agilent en Lecroy. De waarde van de toestellen varieert van 1327 euro tot 47.000 euro.

Binnen het Vlaams Gewest is minister-president Kris Peeters bevoegd voor de materie. Kabinet minister-president Peeters: ‘In 2010 is de dienst Controle op Strategische Goederen door de Belgische ambassadeur in Israël via Buitenlandse Zaken geïnformeerd over het onderzoek door het Bureau of Industry and Security. Vervolgens heeft die dienst onderzoek gedaan naar de oscilloscopen in kwestie. Vaststelling: ze waren niet vergunningsplichtig volgens de Europese regelgeving. En dus hoefde Telogy bij het Vlaams Gewest geen vergunning aan te vragen. De daadwerkelijke controle op de export vanuit België gebeurt door de douane. De dienst Controle op Strategische Goederen heeft het bedrijf wel uitgenodigd voor een gesprek. Daarop liet Telogy via zijn advocaat weten dat het in vereffening was en dat er geen activiteiten meer plaatsvonden. Daarom is het onderhoud niet doorgegaan. In mei 2011 vroeg Telogy het faillissement aan.’

wetgeving omzeild Opmerkelijk: Buitenlandse Zaken informeerde destijds wel het Vlaams Gewest over heel de zaak, maar niét de Canvek – nochtans een federale commissie waar Buitenlandse Zaken nota bene zelf in zetelt. De Canvek is in het leven geroepen om te verhinderen dat nucleaire materialen, installaties, technologieën of goederen voor tweeërlei gebruik in het nucleaire domein aangewend zouden worden voor de ontwikkeling of vervaardiging van kernwapens. Na advies van Canvek kan de federale minster van Energie Belgische bedrijven de vereiste exportmachtiging toekennen. Dat de Canvek niet geïnformeerd werd, wijst erop dat de informatiedoorstroming niet optimaal verloopt. En dat terwijl een sluitende controle staat of valt met efficiënte informatie-uitwisseling. ‘Telogy heeft géén machtiging aangevraagd bij de Canvek’, zegt voorzitter Theo Van Rentergem. ‘Aangezien oscilloscopen uit de lijsten zijn geschrapt was er géén Vlaamse exportlicentie nodig. Strikt genomen had Telogy bij de Canvek wél nog een machtiging moeten aanvragen. Al zou het wellicht moeilijk verdedigbaar geweest zijn een firma te verplichten een aanvraag in te dienen wegens de schrapping uit de internationaal aanvaardbare richtlijnen. In ieder geval staan de oscilloscopen in de VS wél nog onder exportcontrole. Het is dus duidelijk dat de firma Telogy de Amerikaanse wetgeving heeft omzeild door een uitvoer te organiseren via haar dochtermaatschappij in België.’

ironie van het lot

Hamvraag: hoe is heel die zaak in België gevolgd? Wanneer een bedrijf vanuit Vlaanderen goederen voor tweeërlei gebruik wil exporteren, moet het van het Vlaams Gewest een exportvergunning verkrijgen. Voor nucleair gerelateerde producten moet het ook bij de Canvek een machtiging aanvragen. Dat is de federale Commissie van Advies voor de NietVerspreiding van Kernwapens.

‘Het is niet de eerste keer dat een Belgisch bedrijf meetapparatuur levert aan Israël’, zegt Luc Barbé, auteur van het internetboek België en de bom, dat de Belgische bijdragen aan het wereldwijde kernwapenarsenaal gedetailleerd in kaart brengt. ‘In de jaren zestig leverde het bedrijf Tracerlab meetapparatuur voor de geheime plutoniumreactor van Dimona. Ironie van het lot: ook toen ging het om een filiaal van een groot

16

© Lectrr

faillissement

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Amerikaans bedrijf dat in Mechelen gevestigd was en na een paar jaar werd gesloten. Het ging om een opmerkelijke bijdrage aan het Israëlische nucleaire programma.’ En dan is er nog de “Plumbat-affaire”: in 1967 liet de Israëlische geheime dienst Mossad ongemerkt 200 ton Belgisch uranium van Union Minière verdwijnen, dat uiteindelijk gebruikt werd voor de productie van Israëlische kernwapens. Barbé: ‘Ik vind het verbazend en verontrustend dat er nog altijd Belgische bedrijven zijn die hoogtechnologische goederen naar Israël uitvoeren, dat het Non-Proliferatieverdrag niet ondertekend heeft en waarvan iedereen weet dat het kernwapens bezit.’ Barbé noemt de export door Telogy een ernstige zaak. ‘Het gaat hier over dual use, mogelijk voor een nucleair programma. Dat is toch van een andere orde dan salmonella in de pitabar van Houthalen-Helchteren. Staatssecretaris van Energie Melchior Wathelet en Vlaams minister-president Kris Peeters moeten het

Fotoresists worden verkocht in flessen van één of vier liter, de prijs kan variëren van enkele honderden tot enkele duizenden euro per fles. Roland: ‘Fotoresists worden gemaakt voor civiele toepassingen, maar in principe zou je ze ook voor wapens kunnen gebruiken – denk aan geïntegreerde schakelingen om raketten aan te sturen.’ Volgens het Bureau of Industry and Security heeft het Amerikaanse zusterbedrijf JSR Micro Inc in California tussen januari 2004 en september 2005 in 18 gevallen fotoresists naar Israël geëxporteerd zonder de vereiste licentie. De export verliep via JSR Micro NV in Leuven. JSR Micro Inc sloot op 23 augustus 2007 een minnelijke schikking met het Bureau of Industry and Security. Daarin gaat het akkoord met een boete van 210.000 euro. Roland: ‘Nadat gebleken was dat JSR Micro Inc in de VS in overtreding was, hebben we in België op eigen initiatief de exportvergunningen geregulariseerd. We hadden in

‘Het is duidelijk dat Telogy de Amerikaanse wetgeving heeft omzeild door uitvoer te organiseren via haar dochtermaatschappij in België.’ hele dossier op tafel leggen. Wij hebben het recht om te weten hoe de vork precies in de steel zit.’

niet in orde JSR Micro NV, dochteronderneming van het Japanse bedrijf JSR, is gevestigd in Leuven en telt zo’n negentig werknemers. Het verkoopt onder meer fotoresists, een soort vernis opgelost in een oplosmiddel met een fotogevoelige component. ‘Vervolgens kun je er patronen op belichten. Op die manier kun je fotoresists gebruiken om geheugenchips te maken’, zegt algemeen directeur Bruno Roland. ‘Het gaat om kant-en-klare oplossingen die heel nauwkeurig gefilterd moeten worden. Hoogwaardig materiaal dus, waarin veel knowhow is verwerkt.’

ons papierwerk een aantal tekortkomingen ontdekt, exportvergunningen die niet in orde waren. We hebben in bepaalde situaties niet goed ingeschat dat zo’n exportvergunning nodig was. Bestemming waren Israëlische bedrijven uit de IT-sector.’ Volgens Canvek-voorzitter Theo Van Rentergem vallen de fotoresists van JSR Micro NV niet onder de Belgische wetgeving betreffende de uitvoer van nucleaire goederen. ‘Ze zijn in België dus niet aan de nucleaire exportcontrole onderworpen.’

doortastend ‘De VS zijn doortastender dan België’, zegt onderzoeker Nils Duquet van het Vlaamse Vredesinstituut. ‘Door hun sterke positie wereldwijd kunnen de VS het eindgebruik van goederen ook echt con-

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

troleren.’ Dat blijkt ook uit de feiten. Een recenter voorbeeld: op verzoek van de Amerikaanse douane hield België begin 2011 een partij dual use-goederen tegen. Het ging om kunststofvezels en drukmeters afkomstig uit de VS en onderweg naar Iran. Een delegatie van de US Customs kwam speciaal naar Antwerpen om, samen met een expert van het Vlaams gewest, uit te maken of de goederen naar Iran mochten. De uitvoer werd afgeblazen. ‘Ook in de sancties zijn de Amerikanen doortastender’, zegt Duquet. ‘De boete die het bedrijf Telogy uit Mechelen kreeg, was gericht op responsabilisering: een groot deel van de boete moest niet betaald worden als het bedrijf zich voortaan aan de exportwetgeving zou houden. Soms hoeven Amerikaanse bedrijven een deel van hun boete niet te betalen als ze investeren in interne regelhandhavingprogramma’s. Idealiter zouden Belgische bedrijven ook meer aan zulke interne controle doen. Maar eenvoudig is dat niet. De Europese dual use-lijst is een kluwen van driehonderd pagina’s. In de loop der jaren verdwijnen sommige producten van de lijst, andere komen erbij. Eigenlijk zouden bedrijven constant moeten nagaan of de producten die zij exporteren vergunningsplichtig zijn. Voor kleinere bedrijven is dat niet eenvoudig.’ Volgens Duquet investeert de Vlaamse overheid via de Kamers van Koophandel in dienstverlening op dit punt. Duquet: ‘Ze probeert de vergunningsplichtige bedrijven te bereiken en bewust te maken. Maar het is moeilijk om iedereen op de hoogte te brengen van de plicht om vergunningen aan te vragen. Er bestaan momenteel immers geen lijsten met Belgische bedrijven die dual use-producten maken. Het gaat bijvoorbeeld om bedrijven uit de chemische sector of om bedrijven die meetapparatuur produceren of cryptologie ontwikkelen om informatie te beschermen. Het grootste deel van hun producten is niet vergunningsplichtig.’

17


in beeld

tekst Matteo Fagotto beeld Alex Masi

????De doffe glans ❱ xxxxx

van Nigeriaans goud ❱

Meer dan vijfduizend kinderen raakten vergiftigd en 460 kinderen stierven in wat Human Rights Watch ‘de ergste loodvergiftigingsepidemie uit de moderne geschiedenis’ noemt. Welkom in Zamfara, NoordNigeria. Onderzoek door Artsen zonder Grenzen toonde aan dat de vergiftiging een direct gevolg was van de plotselinge goudkoorts die de regio enkele jaren voor 2010 overviel, toen de goudprijs op de wereldmarkt exponentieel begon te stijgen. De loodoxiden en het carbonaat dat bij de informele ontginning gebruikt werd, raakte over de dorpen verspreid als steengruis en -stof. ‘De internationale gevarennorm voor lood in je bloed is tien microgram per deciliter’, zegt Ivan Gayton, AzGmissiehoofd voor Nigeria. ‘Vanaf 45microgram treedt onherstelbare hersenschade op. Bij sommige kinderen in de dorpen van Zamfara stelden we niet minder dan 700microgram per deciliter vast.’ Loodvergiftiging treft jonge kinderen erger, omdat hun zich ontwikkelende lichaam tot vijftig procent van het lood absorbeert, terwijl dat bij volwassenen maar tien procent is. De overheid greep in en liet, met steun van internationale donoren, de gecontamineerde bovenlaag van de bodem in zeven dorpen verwijderen, terwijl de goudverwerking op enkele kilometers afstand van de dorpskernen hervestigd werd. Die eenvoudige ingrepen deden de kindersterfte dalen van 43procent drie jaar geleden tot nog 2procent vandaag. In Bagega, een dorp dat zo groot is als de zeven omliggende dorpen, werd maar vijf procent schoongemaakt, omdat het geld voor de operatie in 2011 op was. Pas eind januari 2013 trok de Nigeriaanse regering de nodige 4miljoen euro uit om de rest van het werk in Bagera af te maken. Eerder heeft de chelatietherapie die de artsen op getroffen kinderen toepassen geen zin. Overigens is het zeer de vraag hoelang Artsen zonder Grenzen deze therapie gratis kan blijven aanbieden en of de Nigeriaanse regering bereid en in staat is de dure geneesmiddelen de volgende jaren te betalen. Intussen werd de goudverwerking ook in Bagega uit de dorpskern verwijderd, maar met de gezondheids- en veiligheidsnormen wordt het niet al te nauw genomen door een bevolking die er alles voor over heeft om haar inkomen te verhogen. Zo brengen heel wat mijnwerkers hun bestofte werkkleren nog steeds ’s avonds mee naar huis, ook al is dat nu strikt verboden. In een poging om bij te dragen tot de oplossing van het probleem, verbood de lokale overheid in Zamfara een paar maanden geleden de goudwinning. Dat blijkt echter een nogal nutteloze verordening, aangezien bijna alle goudwinning sowieso buiten de gereguleerde sector plaatsvindt. Bovendien wordt de mensen die afhankelijk zijn van het goud geen enkel inkomensalternatief geboden. Dr. Abdulsalami Nasidi, coördinator voor vergiftigingscrisissen onder de president, stelt in een nieuwe studie overigens dat er minstens nog tien andere dorpen zwaar vervuild zijn in de regio Zamfara – alle ver van de goudmijnen zelf. Er loopt momenteel ook onderzoek naar de mogelijke langetermijneffecten van de loodvergiftiging op deze enorme schaal op volwassenen, vee, bodem en drinkwater. De huidige noodtoestand zou weleens een hele lange nasleep kunnen hebben.

18

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

19


INTERVIEW tendensen

15.000

Europese journalisten de laan uitgestuurd In de aanloop naar de Werelddag voor Persvrijheid op 3mei trekt Beth Costa, secretaris-generaal van de International Federation of Journalists, aan de alarmbel. ‘De grootste bedreiging voor persvrijheid in Europa is de economische crisis.’ De voorbije jaren hebben minstens 14.790 Europese journalisten hun baan verloren. ‘Hoe kan je nog over persvrijheid spreken in een land zonder journalisten?’

20

De Unesco vraagt aandacht voor journalisten achter de tralies. Hoe groot is dat probleem? Beth Costa: Elke dag nog worden journalisten opgesloten. In de komende maanden zal dat alleen maar toenemen, omdat er verkiezingen aankomen in Iran. Of neem Turkije, waar momenteel 46 journalisten opgesloten zitten. Sommigen al meer dan twee jaar, zonder tenlastelegging. Ze weten zelfs niet waarom ze gearresteerd zijn. In Eritrea mogen opgesloten journalisten dan weer geen bezoek ontvangen van hun eigen familie.

listen moeten werken in omstandigheden van corruptie, armoede of angst.’ Naast Costa’s computer staat een kleine houten uil, een geschenk van een Paraguayaanse vriend. Costa: ‘Het symbool van wijsheid. Bovendien is de uil altijd waakzaam. Hij kijkt rond, niet in één richting maar met een wijde blik.’

Wat kan de International Federation of Journalists voor hen doen? Beth Costa: Wij zorgen ervoor dat zij niet vergeten worden en we lobbyen bij de overheden. We schrijven hen aan. Onlangs hebben we op die manier een journalist vrij gekregen die in Koerdistan vastzat. We verzetten ons ook tegen straffeloosheid. Het is makkelijk en goedkoop om een journalist te laten vermoorden. Vaak zijn de namen van de daders bekend maar gebeurt er verder niets. Die problemen kaarten we samen met de Verenigde Naties aan.

Is de Werelddag voor Persvrijheid voor u een feestdag? Beth Costa: Integendeel, het is een droevige dag. Journalistiek is en blijft een gevaarlijk beroep. Overal ter wereld worden journalisten vermoord, bedreigd en opgesloten. Zelf zal ik die dag in Costa Rica deelnemen aan een bijeenkomst over de veiligheid van journalisten, georganiseerd door de Unesco. We willen de nood-

Hoe? Beth Costa: Het effectiefst is de strategie van naming and shaming. Als de VNAlgemene Vergadering zich buigt over de veiligheid van journalisten en de VN-secretaris-generaal noemt de landen waar het werk van journalisten niet veilig is, dan kun je echt impact hebben.

door Kristof Clerix

Haar bureau op de tweede verdieping van Résidence Palace in Brussel kijkt recht uit op het gebouw van de Europese Raad. Toezien op het hart van de macht, dat is wat journalistiek moet doen. Na een loopbaan als redacteur internationaal nieuws voor TV Globo, het grootste Braziliaanse mediabedrijf, zit Beth Costa sinds twee jaar in Brussel op de stoel van secretaris-generaal van de International Federation of Journalists (IFJ). Ze vertegenwoordigt journalisten uit meer dan 130 landen en is daarmee het gezicht van het gild wereldwijd. Aan de muren van haar kantoor hangen een wereldkaart, foto’s van de beroemde Braziliaanse Magnumfotograaf Sebastião Salgado, en de ingelijste maxime van de IFJ: ‘Persvrijheid kan niet bestaan als journa-

zaak onderstrepen om journalisten bewuster te maken inzake veiligheid. Voor mediabedrijven is het een kwestie van investeren: verzekeringen afsluiten, materiaal zoals telelenzen aankopen om gevaarlijke situaties van een afstand te kunnen verslaan, journalisten op buitenlandse missie nauwgezet begeleiden. Journalisten moeten altijd met iemand in contact blijven. Als ze een aantal uren niet opduiken, moet iemand daarvan op de hoogte zijn.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Dieter Telemans

Beth Costa (International Federation of Journalists)

Volgens de ngo Presse Emblème Campagne zijn in de eerste drie maanden van 2013 wereldwijd 28 journalisten omgekomen. Verergert de situatie? Beth Costa: Ja, het aantal stijgt en blijft stijgen. In 2012 ging het om 121 omgekomen journalisten, onder wie zes vrouwen. Syrië springt er echt uit, met 34 omgeko-

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

men journalisten. Maar opvallend is dat de meesten niet omkomen in oorlogssituaties. En dat is verontrustend. In Somalië (18), Mexico (10) en Pakistan (10) zijn journalisten vermoord omdat ze corruptie blootlegden of politici en maffiosi aanpakten. In Mexico heeft het vooral te maken met de georganiseerde misdaad, ❱

21


INTERVIEW tendensen

❱ maar ook met lokale overheden en lokale

politie in het noorden van het land. Een Mexicaanse journalist vertelde me dat journalisten er vandaag meer worden geïntimideerd om de dingen die ze niét schrijven dan om wat ze wel publiceren. Niet iedereen is bereid om te schrijven wat overheden of bedrijven hem opdragen. In uw eigen Brazilië zijn vorig jaar zes journalisten vermoord. Beth Costa: Allemaal onderzoeksjournalisten, de meesten werkten voor lokale media. Ze waren actief in het grensgebied Brazilië-Paraguay-Uruguay, waar veel smokkelaars opereren. In landen als Mexico, Brazilië of Colombia worden journalisten vaak eerst bedreigd via telefoon of e-mail. Ze weten dat ze in gevaar verkeren. Om journalisten in acute nood te helpen, beschikt u over een Veiligheidsfonds. Voor wat gebruikt u dat geld precies? Beth Costa: Voor noodsituaties. Vorig jaar hebben we journalisten uit 17 landen financieel bijgestaan. We hebben bijvoorbeeld het vliegtuigticket betaald voor een Colombiaanse journalist die naar Zweden is gevlucht. De Zweedse journalistenbond hielp hem vervolgens aan een veilig onderkomen. In Iran we hebben we de families van opgesloten journalisten een half jaar ondersteund met vijfhonderd euro per maand. Hoeveel geld heeft u daarvoor ter beschikking? Beth Costa: Momenteel bedraagt het Veiligheidsfonds 500.000 euro, afkomstig van journalistenbonden of van dotaties. Zelf kan ik beslissen over gevallen tot 2000 euro. Gaat het om grotere bedragen, dan buigt zich binnen de IFJ een raad over de aanvragen. Wanneer journalisten gewond raken en medische hulp nodig hebben, kunnen ze bij ons aankloppen. We geven ook juridische bijstand. We betalen advocaten om journalisten te verdedigen.

22

Heeft Julian Assange, de oprichter van Wikileaks, al om hulp gevraagd? Beth Costa: Nooit. Hij heeft nooit contact met ons gezocht. Zou u hem helpen? Beth Costa: Ik weet het niet. Ik ben het niet eens met de manier waarop hij behandeld wordt, maar evenmin hou ik van de manier waarop hij zich soms gedraagt – alsof hij boven alle wetten zou staan. Wat vindt u van Wikileaks? Beth Costa: Daarover heerst binnen de IFJ onenigheid. Sommige van onze lidorganisaties –nationale journalistenbonden – steunen Wikileaks, andere niet. We hebben er geen officieel standpunt over. En uw persoonlijke mening? Beth Costa:Ik vind dat Wikileaks geen journalistiek bedrijft. Ze kunnen wel een bron zijn voor journalisten om documenten naar buiten te brengen. Anderzijds begrijp ik ook wel dat regeringen en bedrijven niet zomaar al hun documenten op straat kunnen gooien. Tegelijkertijd vind ik het goed dat er soms wel documenten uitlekken.

Ziet u bloggers als journalisten? Beth Costa: Tot nu toe niet. Met uitzondering van oudere, betrouwbare, gevestigde journalisten die door hun mediahuis zijn ontslagen en vervolgens zelf een blog opzetten. Hen beschouw ik wel als journalisten. Als iemand in de problemen zit en contact zoekt met de IFJ, welke definitie gebruikt u dan om vast te stellen of die persoon al dan niet journalist is? Beth Costa: Wij baseren ons op de erkenning door de nationale journalistenbonden. Hoe die de afweging maken, verschilt van land tot land. In België mag je je enkel beroepsjournalist noemen als je voldoet aan de bepalingen uit de wet van 30 december 1963. Belgische journalisten mogen bijvoorbeeld geen handel drijven. Beth Costa: De IFJ is gekant tegen wetten die de toegang tot het beroep beperken. Wij zijn voorstander van het principe van zelfregulering, waarbij journalistenbonden beslissen. Momenteel voert de IFJ een onderzoek naar de toegang tot het beroep van journalist. In sommige landen is daarvoor een diploma van een journalisten-

‘Journalisten moeten de gemeenschap dienen en vechten voor democratie, mensenrechten en gerechtigheid. Waarom zijn we er anders?’ Welke media leest een secretaris-generaal van de International Federation of Journalists? Beth Costa: Le Monde Diplomatique, The Financial Times, The Guardian en The New Yorker. Maar daarnaast ook heel veel Braziliaanse blogs, door journalisten. Een van hen moest onlangs zijn blog sluiten omdat TV Globo, mijn vroegere werkgever, hem had vervolgd voor laster en eerroof.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

school vereist. In Afrikaanse landen zijn er helemaal géén voorwaarden. Als iemand je aanneemt en je kunt schrijven, dan ben je er journalist. Ik ben het niet eens met de stelling dat iedereen zich journalist kan noemen. Journalisten zijn professionals, net als ingenieurs of dokters. Vul aan: een goede journalist… Beth Costa:… staat met beide benen in de werkelijkheid, maar durft ook een beetje

dromen over de toekomst en wil werken aan een eerlijkere maatschappij. Journalisten zijn er om de gemeenschap te dienen en te strijden voor democratie, mensenrechten en gerechtigheid. Dat gaat verder dan louter berichten. Hoor ik de secretaris-generaal van de IFJ pleiten voor geëngageerde journalistiek? Beth Costa: Waarom zijn we er anders? Waarom hebben we ervoor gekozen om journalist te worden? Toch niet enkel om persoonlijke redenen? Er is iets dat dat persoonlijke overstijgt. Voor mij zijn journalisten geen strijders of helden, het gaat mij niet om militante journalistiek. Maar we zijn dag in dag uit met de werkelijkheid rondom ons bezig, en voor die werkelijkheid moeten we zorg dragen. Een Braziliaanse theoloog, die als priester het zwijgen werd opgelegd door het Vaticaan, zegt dat je niet enkel zorg moet dragen voor jezelf, je huis en je familie, maar ook voor je straat, je stad, voor de richting die de wereld uitgaat. Moet een journalist niet gewoon neutraal blijven? Beth Costa: Daar aan de muur hangt een gekleurde wereldkaart. Als ik jou vraag te beschrijven wat je ziet, zal jij misschien de groene en gele landen opnoemen. En ik noem de rode. We kijken naar hetzelfde beeld maar zien het niet op dezelfde manier. Want wij hebben elk onze eigen ogen, onze cultuur, onze waarden. We kunnen over hetzelfde thema dus op een heel verschillende manier schrijven. Besluit: neutraliteit bestaat niet. Maar wat we wel kunnen doen, is het publiek zo goed mogelijk informeren, alle beschikbare informatie aanbieden en alle kanten van een zaak belichten. Bovendien moeten journalisten transparant zijn. Wanneer we iets schrijven, moeten we onze naam eronder zetten en de verantwoordelijkheid voor die tekst op ons nemen. En ervoor zorgen dat we kunnen hardmaken wat we schrijven, met de documenten in handen.

Bron: voorlopige cijfers afkomstig van de European Federation of Journalists. Op de algemene vergadering van de IFJ op 13mei worden de officiële cijfers bekendgemaakt.

Wat zijn anno 2013 de grootste bedreigingen voor persvrijheid? Beth Costa: Dat verschilt van regio tot regio. In Europa is de financiële crisis een grote uitdaging voor journalisten. In Spanje hebben zo’n 4000 journalisten hun baan verloren en ze worden niet vervangen. In heel Europa zijn de voorbije jaren minstens 14.790 Europese journalisten op straat gezet. Hoe kun je nog over persvrijheid spreken in een land zonder journalisten? Wie verslaat dan nog het nieuws? In Latijns-Amerika is mediaconcentratie een grote bedreiging voor de persvrijheid. En in Afrika is het de bemoeizieke overheid. Vaak heeft die de media in handen, of zijn de media aangewezen op de advertentiebudgetten van de overheid. In Azië ten slotte zie je een mix van al de net genoemde problemen. Heeft de War on Terror een impact gehad op de persvrijheid wereldwijd? Beth Costa: Nog altijd. Over bepaalde thema’s wordt nog altijd niet gesproken of geschreven. Ik vraag me af of dat uit

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

gebrek aan interesse is of omdat we het niet mogen. Hoe is Osama Bin Laden precies gedood? En Khadaffi? Het gaat niet enkel om een gebrek aan toegang tot informatie, er is ook censuur. Zelfs in de Europese Unie? Beth Costa: In Europa is het veeleer zelfcensuur. Wanneer we journalistenbonden uit Europese landen ontmoeten, spreken ze daar vaak over. Opnieuw: door de crisis zijn journalisten bang om hun baan te verliezen. MO* is veroordeeld voor een cartoon die zakenman George Forrest op de voorpagina afbeeldt met een luipaardmuts. Het bijbehorende artikel werd niet afgewezen. Wat vindt u van zo’n vonnis? Beth Costa: Het is ongelooflijk dat een rechter het artikel goedkeurt maar de cartoon niet. Cartoonisten worden wereldwijd aangevallen. Beelden zijn natuurlijk heel erg krachtig. Ik begrijp dat het niet leuk is voor wie het doelwit is. Maar het maakt deel uit van het journalistieke werk – tenzij we zouden liegen natuurlijk.

Q

23


ACTUEEL tendensen

Ontwikkelingsagenda post-2015

door Tine Danckaers

Goed onderwijs: meer dan 250.000 mensen wereldwijd die de VN-peiling My World invulden vinden het, meer nog dan gezondheid en goed bestuur, de topprioriteit voor de nieuwe ontwikkelingsagenda post-2015. Twee jaar vóór de deadline van de Millenniumdoelstellingen (MD) is het doel ‘(basis)onderwijs voor iedereen’ een succes. Ook de Britse ontwikkelingseconoom Paul Atherton (werkzaam bij de Britse Ontwikkelingssamenwerking; hij spreekt hier in eigen naam, nvdr) looft de inspanningen die de wereldgemeenschap leverde om zoveel mogelijk kinderen in de schoolbanken te krijgen. ‘Maar tegelijk staat de wereldwijde steun aan onderwijs onder druk,’ zegt Atherton. Daarmee bevestigt hij de bevindingen van het Global Monitoring Report 2012, dat waarschuwt voor de tanende belangstelling van de ontwikkelingsdonoren voor onderwijs wereldwijd. Volgens het rapport stagneerde voor het eerst sinds 2000, het beginjaar van de MD, het aantal kinderen die niet schoolgaan. 61miljoen kinderen hebben nog steeds geen toegang tot lager onderwijs en de leerresultaten van nog veel meer kinderen zijn nog ontoereikend, omdat het onderwijs dat zij krijgen onaangepast is en

24

De toegang tot goed basisonderwijs moet ook voor de nieuwe ontwikkelingsagenda na 2015 een prioriteit blijven. Maar terwijl sinds 2000 veel inspanningen werden geleverd om wereldwijd zoveel mogelijk kinderen school te laten gaan, dagen er nieuwe uitdagingen op en daalt de aandacht van de donorgemeenschap. Ook het Belgische enthousiasme neemt af.

kwaliteit ontbeert. Waarnemers vrezen dat onderwijs zal moeten inleveren bij een ontwikkelingsagenda waar de klemtoon steeds meer op economische groei en werkgelegenheid ligt. ‘Ik ben zelf niet echt bezorgd dat men onderwijs na 2015 uit de ontwikkelingsagenda zal gooien’, zegt Paul Atherton. ‘Het is een universeel basisrecht en rapporten tonen bovendien het evidente verband tussen onderwijs en economische groei aan. Wat me veel meer zorgen baart, is het gebrek aan kwaliteit van het onderwijs. Het heeft geen zin om zoveel mogelijk kinderen in de schoolbanken te zetten als ze daar niets leren. Onderzoek naar de geletterd- en rekenvaardigheid van kinderen in Kenia, Oeganda en Tanzania wees uit dat kinderen na zes jaar school niet slaagden voor simpele basistesten.’ Er is dus meer geld nodig om te investeren in beter onderwijs. De financiële crisis en de onzekerheid over nieuwe besparingsmaatregelen spelen de wereldwijde hulp aan onderwijs echter parten. De laatste jaren snoeiden Nederland, de VS, Canada en Spanje –belangrijke donorlanden voor het basisonderwijs– zwaar in hun financiering. Ook in de Belgische officiële ontwik-

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

kelingshulp daalde het aandeel voor basisonderwijs. Dat staat te lezen in een gloednieuw rapport dat Plan België bestelde bij het Onderzoekstinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA).

belgische hulp daalt ‘De Belgische onderwijshulp is sinds 1997 voortdurend gestegen en bereikte in 2009 haar hoogste niveau. Nu loopt die hulp terug. Maar eigenlijk neemt het hulpaandeel specifiek voor basisonderwijs al sinds 2002-2003 gradueel af’, zegt HIVA-onderzoeker Huib Huyse, die het rapport De Belgische hulp aan het basisonderwijs schreef. ‘En dat is opvallend, omdat in die periode de campagne voor de Millenniumdoelstellingen op volle toeren draaide en het middenveld mee op de kar zat.’ Huyse vermoedt dat dit vooral te maken heeft met de Belgische hulptraditie, die de voorbije decennia sterk gedomineerd werd door de sector van het hoger onderwijs en studiebeursprogramma’s van de interuniversitaire koepels en het Belgische agentschap voor ontwikkelingssamenwerking BTC. ‘Het grootste deel van de Belgische onderwijshulp gaat naar het hoger onderwijs. Dat nam in 2011 bijna 70procent voor

© Brecht Goris

Hulp aan basisonderwijs stagneert

zijn rekening, waarvan meer dan 60procent naar studiebeurzen ging. Bovendien is een grote meerderheid van de programma’s voor hoger onderwijs niet gericht op de onderwijssector in de ontwikkelingslanden.’ Zo worden nogal wat beurzen aangewend voor het ondersteunen van andere sectoren, zoals gezondheidszorg en landbouw. En dus horen die studiebeurzen, volgens Hans De Greve, beleidsmedewerker van Plan België, niet thuis bij onderwijs. ‘Het lijkt een boekhoudkundig probleem, maar als je die beurzen uitzuivert die zich niet op de educatieve sector richten, dan merk je dat er een pak minder geld naar onderwijs gaat.’ Behalve de officiële regionale actoren VVOB en APEFE leggen slechts weinig ngo’s zich toe op onderwijs, merkt Huyse op. ‘En die richten zich niet op lobbywerk en pleitbezorging. Dat betekent dat de druk uit het middenveld ontbreekt, ook uit de koepel 11.11.11.’

belgië kan een rol spelen ‘Het rapport bevestigt wat wij vermoedden, namelijk dat België minder

hulp aan basisonderwijs geeft’, zegt Hans De Greve. ‘Bovendien investeert België de laatste jaren minder in het basisonderwijs via het bilaterale kanaal. Dat er minder middelen naar onderwijs gaan, is niet alleen een financieel verlies. België verliest op die manier ook expertise en een institutioneel draagvlak. Bij de Belgische ontwikkelingsdiensten werken nog maar zeer weinig onderwijsexperts.’ ‘Positief is dat de Belgische hulp voor het Mondiaal Partnerschap voor Onderwijs (een forum van donor- en ontwikkelingslanden, multilaterale organisaties en privé-actoren, nvdr) is gestegen sinds 2009. Maar het zijn wel vooral de Britse experts die hun stempel op dat MPO drukken. GrootBrittannië, traditioneel een belangrijke donor in onderwijsontwikkeling, is een van de weinige landen die hun hulp aan onderwijs vergroten. De Britse ontwikkelingshulp is echter erg gericht op value for money. Dat kan de aandacht verminderen voor meer procesgerichte programma’s, die moeilijk meetbaar zijn. Er moet een tegenwicht zijn.’ Om het Belgische enthousiasme aan

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

te wakkeren wordt gekeken naar EDUCAID. Dit platform, dat de belangrijkste ontwikkelingsactoren rondom onderwijs verzamelt, werd opgericht in 2010, en heeft de ambitie om onderwijs bij beleidsmakers en politici hoger op de agenda te zetten. Op 14mei vindt in het federaal parlement een conferentie plaats die zich buigt over de rol van de Belgische hulp aan het basisonderwijs in het Zuiden. Huyse stelt in zijn rapport drie mogelijke scenario’s voor. ‘België kan zich honderd procent committeren aan de agenda post-2015, als een loyale mondiale speler, met als nadeel dat het dan als kleine financiële speler verdwijnt in het grote veld. Ons land kan zich als kleine donor ook strategischer opstellen en zich richten op de leemten in de post-2015agenda. Of we kunnen ons als lone rider opstellen, wars van die mondiale agenda, naar het voorbeeld van Zwitserland, dat zich in beroeps- en technisch onderwijs heeft gespecialiseerd. Persoonlijk ben ik voor de laatste twee scenario’s, waarin je je als kleine speler richt op expertise.’

Q

Meer info over de conferentie over Belgische hulp aan het basisonderwijs in het Zuiden, op 14 mei in het parlement: www.planbelgie.be/ conferentie

25


DOSSIER tendensen

Duitse Energiewende is in handen van burgers en coöperaties

© Bart Lasuy

Het is ONZE energie!

Duitsland is in de ban van de Energiewende. De lat ligt hoog. Of het land zijn doelen haalt, is onzeker. Maar veel Duiters werken mee: de financiële crisis heeft het enthousiasme vergroot om samen een lokale en hernieuwbare energieproductie op te zetten. Toch komt er ook kritiek op de oplopende kosten.

© Bart Lasuy

door John Vandaele

26

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Kassel, 20maart 2013, zes uur ’s avonds. In de hal van het stadhuis zoemt het van de activiteit: de zaal is volgelopen met 250mensen voor de oprichting van de energiecoöperatie Bürger Energie Kassel. ‘Elk jaar betaalt onze regio 183miljoen euro aan grote bedrijven en aan het buitenland voor haar energie. Door onze energie lokaal te produceren, scheppen we niet alleen lokale waarde en lokale banen, maar zorgen we ook voor de noodzakelijke ecologische heroriëntering van de streek’, zegt Harry Völler van de stichtersgroep die de oprichting van de coöperatie heeft voorbereid. Burgers kunnen lid worden en meteen een bepaald bedrag toezeggen: ze kunnen een of meer aandelen van 250 euro kopen, tot een maximum van 400. De mensen weten waarvoor dat geld dient: er is immers al een concreet project. ‘Dit is de vergunning’ zegt Lars Rotzsche, een man met een staartje en de planningsingenieur van het Kasselse Stadtwerk, het stedelijke energiebedrijf, terwijl hij een pak papieren in de hoogte steekt. ‘We hebben de toelating om het windpark te bouwen.’ De Kasselse coöperatie zal de bouw financieren van zeven reusachtige windmolens – naafhoogte 140meter met wieken van 60meter, kostprijs om en bij de 30miljoen euro. De burgers zullen minstens twintig procent van dat bedrag als kapitaal inbrengen. De rest kan via

bankkrediet worden gefinancierd, zoals gebruikelijk in dit soort projecten: de Kasseler Sparkasse en de Kasseler Bank zitten ook in de zaal en deze lokale banken zullen partners zijn in dit project. ‘Ik heb voor 10.000 euro aandelen gekocht’, vertrouwt de Kasselse sociaaldemocratische burgemeester Bertram Hilgen me toe als hij de hal verlaat. ‘Ik denk dat er vanavond al een paar miljoen euro is binnengekomen.’ Mensen doen mee om verschillende redenen. ‘Ik zit hier niet uit idealisme’, zegt een oudere man tijdens het vragenmoment. ‘Kunt u me zeggen hoeveel mijn geld zal opbrengen?’ Het juiste rendement hangt af van de hoeveelheid wind en de windmetingen zijn nog niet klaar, antwoordt het Stadtwerk. Hoe dan ook, de oprichters maken duidelijk dat het om risicokapitaal gaat en rendement niet gegarandeerd is. Coöperaties keren niet meer dan zes procent uit, maar in deze tijden waarin een spaarboekje anderhalf procent opbrengt, is zelfs drie procent aantrekkelijk. Niet iedereen is vooral financieel geïnteresseerd: ‘Ik vind het fantastisch om spaargeld te investeren in iets positiefs’, zegt een vrouw op de drempel van het stadhuis.

Duitse dorpen en steden produceren hun eigen energie.

natuur of klimaat? Kassel, pal in het midden van Duitsland, is opmerkelijk ❱

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

27


Wies Willems

DOSSIER tendensen

schaal in wind investeert. De meeste Duitse energiecoöperaties investeren tot nu toe in zonnepanelen en zijn relatief klein. Het gebrek aan technische kennis dat burgercoöperaties soms plaagt en ervan weerhoudt in windenergie te gaan, wordt in Kassel opgevangen door het stedelijke energiebedrijf. ‘Wij hebben 600.000 euro geïnvesteerd in de voorbereidende activiteiten voor het windpark,’ zegt Lars Rotzsche. Stadtwerk en coöperatie zullen samen eigenaar zijn van de windmolens, waarbij de coöperatie tot driekwart van het kapitaal kan verwerven. Vijftig kilometer verderop, in het stadje Wolfhagen, begon de Energiewende toen het stadsbestuur in 2008 besloot tegen 2015 al zijn stroom lokaal en hernieuwbaar te produceren. Dat doel wil men bereiken via een samenwerking tussen het lokale Stadtwerk en een energiecoöperatie. In Wolfhagen, 20.000 inwoners, zamelde de coöperatie BürgerEnergieGenossenschaft Wolfhagen met ruim zeshonderd leden 2,3miljoen euro in: die werden geïnvesteerd in het Stadtwerk voor water- en stroomdistributie. ‘Goed voor een kwart van de aandelen en twee zetels in onze raad van bestuur. Die van de coöperatie zeggen nu smalend dat ze mijn baas zijn’, zegt Martin Rühl, de directeur van het stadsbedrijf. Dat verse geld maakte vorig jaar de bouw van achttien hectaren zonnepanelen (10 megawatt) mogelijk. Als de vergunning er is, volgen nog vier windmolens. Rühl: ‘Dat alles plaatst de burgers van de coöperatie in een verantwoordelijke positie. Zij kunnen inderdaad mee beslissen over de stroomprijzen, maar moeten er ook voor zorgen dat het geïnvesteerde geld een zeker rendement heeft.’ Een aandeel van de coöperatie kost 500 euro, maar mensen kunnen afbetalen in schijven van twintig euro. Rühl: ‘Een studie geeft aan dat dit model leidt tot een lokale waardeschepping – inkomen uit werk, belastingen, rente op de kredieten en dividenden voor de coöperanten – van 1,7miljoen euro, terwijl investeringen van

28

buitenaf maar 270.000 euro zouden genereren in onze regio.’ Toch is niet alles rozengeur en maneschijn. Iris Degenhardt-Meister die in het bestuur van de coöperatie zit, vertelt hoe de windmolens tweedracht zaaien in haar dorp Nothfelden, waar ze op een beboste heuvelrug zullen worden gebouwd. ‘Aanvankelijk waren vooral de tegenstanders van de windmolens erg zichtbaar. Om ook diegenen die voor het plan waren een stem te geven, ben ik een actiegroep begonnen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen bleek dat in heel Wolfhagen driekwart van de bevolking voor de molens is, maar hier in Nothfelden is driekwart tegen. Hier is zelfs een groene partij opgericht tegen de windmolens. Natuurbescherming tegen klimaatbescherming.’

van zijn totale energiegebruik uit hernieuwbare energie komen. Het meest ambitieus is Duitsland inzake energiebesparing: het primaire energieverbruik moet in 2020 twintig procent lager liggen dan in 2008 en in 2050 de helft lager. De EU wil enkel twintig procent minder energie gebruiken dan het business as usual-scenario. Voor de CO2-uitstoot kwam de lat nog een stuk hoger te liggen met de beslissing in juni 2011, na de kernramp in Fukushima, om in 2022 de laatste kerncentrale stil te leggen. Dat het land in de greep is van een groot project, is eraan te zien. Geregeld zie je vrachtwagens onderweg met reuzenonderdelen van windmolens. Overal zie je hele stoeten windmolens, batterijen zonnepanelen en in iets mindere mate biogasinstalla-

Benjamin Dannemann: ‘Coöperaties krijgen veel aandacht omdat ze tonen dat we nog dingen samen kunnen doen in deze samenleving.’

‘De impact van de energiecoöperaties is groot omdat ze laten zien dat er nog iets meer is dan individualisme in onze samenleving.’ ambitieus Deze voorbeelden uit de deelstaat Hessen zijn maar twee van de honderden energiecoöperaties die de voorbije jaren zijn opgericht. Alleen al in 2012 waren het er 150: drie per week. De regering-Merkel vertaalde die betrokkenheid van de gewone burger in haar energieconcept van september 2010 in een aantal concrete doelen. Ze legde daarbij de Duitse lat een stuk hoger dan de Europese. Duitsland wil dat zijn uitstoot van broeikasgassen in 2020 niet twintig maar veertig procent lager ligt dan in 1990. Tegen 2020moet tevens achttien procent

ties. Maar zit het land daarmee ook op koers? ‘Het eerste controlerapport leert dat we op schema zitten’, zegt professor Diethard Mager van het ministerie van Economie en Technologie. De cijfers lijken dit inderdaad te bevestigen (zie tabel). Toch houdt Mager een slag om de arm: ‘Over een paar jaar moet blijken of we inzake energiebesparing op schema zitten door onze inspanningen – of dankzij de economische crisis.’ Professor Claudia Kemfert van het Duitse Instituut voor Economisch Onderzoek is scherper: ‘Voor het aandeel van de her-

DUITSLAND ZIT OP SCHEMA (bron: eerste controlerapport, Duitse ministerie van Economie) Broeikasgassen (t.o.v. 1990) Energieverbruik (t.o.v. 2008) Brutostroomverbruik (t.o.v. 2008) Aandeel hernieuwbare stroomverbruik 2 Aandeel hernieuwbare energieverbruik

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

2011 -26,4 % -6 % -2,1 % 0,3 % 12.1 %

2020 -40 % -20 % -10 % 35 % (minstens) 18 %

© Bart Lasuy

❱ omdat deze energiecoöperatie op grote

nieuwbare energie in de stroomproductie zitten we voor op het schema: van de beoogde 35procent in 2020 haalden we in 2012 al 25 procent. Maar de energiebesparing loopt niet goed. Er zijn amper middelen voor.’

kalkarkapitalisten Of Duitsland zijn doelen haalt, zal moeten blijken: uitstootvermindering en energiebesparing worden grote uitdagingen. Inzake hernieuwbare energie zit Duitsland op schema. Dat dankt het niet zozeer aan de coöperatieve golf. Die is te recent om al veel impact te hebben. ‘De coöperaties staan voor minder dan één procent van de hernieuwbare energie’, beweert Benjamin Dannemann van het Agentschap voor Hernieuwbare Energie. Vóór de coöperatieve golf was er een eerste golf, die in zekere zin ook aan het volk is ontsproten. Lars Rotzsche van het Stadtwerk Kassel: ‘Veel van de grote project-

ontwikkelaars komen uit de burgerbeweging.’ Johannes Lackmann is er het prototype van. ‘Velen van ons komen uit de beweging tegen kernenergie: Kalkar, Brockdorf. We vonden kernenergie gevaarlijk maar werden uitgelachen omdat we geen alternatief hadden. Als ingenieur elektrotechniek stak dat.’ Zonder het goed te beseffen, opende de conservatieve regering van Helmut Kohl in 1990 de deur voor hernieuwbare energie. Om een aantal kleine waterkrachtcentrales te laten overleven, voerde ze het zogenaamde teruglevertarief in: de stroomnetwerken werden verplicht de stroom van waterkrachtcentrales te kopen tegen een prijs die het overleven van die laatste mogelijk maakte. Lackmann: ‘Toen de eerste windmolens uit Nederland en Denemarken kwamen, hebben we daarvan gebruik gemaakt.’ Zo kwam er onverwacht een eerste windhausse: ondanks het relatief lage teruglevertarief werden windmolens in windrijke streken

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

rendabel. In 1997 wilde de regering-Kohl de deur weer dichtdoen – de macht van de vier grote stroombedrijven was toen nog enorm, zegt Lackmann – maar de geest was al uit de fles. Lackmann: ‘Op een memorabele manifestatie betoogden technologiebedrijven, milieujongens, vakbonden, kerken en ontwikkelaars samen voor het behoud van de wet. De regering kon niet meer terug.’ De sector leerde zich politiek organiseren: Lackmann richtte zowel de beroepsvereniging voor producenten van windenergie op als de algemene koepel voor hernieuwbare energie. Hij leidde beide tussen 1999 en 2008. Hij gaf raad aan de vier parlementsleden – twee groenen en twee sociaaldemocraten – die onder de rood-groene regeringSchröder in 2000 de wet op de hernieuwbare energie schreven die de teruglevertarieven sterk verhoogde. Zon en biogas werden ook rendabel: de Energiewende ging echt van start. ❱

29


DOSSIER tendensen

impact zegt Benjamin Dannemann: ‘Hun impact is groot omdat ze laten zien dat er nog iets meer is dan individualisme in onze samenleving. De Energiewende schept mogelijkheden voor mensen om dingen samen te doen. Voor mij is de cruciale vraag of ze naar wind kunnen doorstoten. Als dat gebeurt, worden ze een factor van belang. Daartoe moeten ze professionaliseren, meer worden dan theekransbedrijven.’ Dat is geen vanzelfsprekendheid, getuigt Anita Erpel. ‘We denken nu aan een derde installatie. Maar dat is niet makkelijk. Je moet groeien om mensen te kunnen betalen. Maar om te groeien moet je dan weer goeie mensen hebben die veel van hun tijd

© Bart Lasuy

Lars Rotzsche spreekt de leden van de Kasselse energiecoöperatie toe op het stadhuis.

❱ Dat Duitsland zich ontpopt heeft als kop-

loper in hernieuwbare energie, heeft veel te maken met deze activisten-ondernemers en hun overtuiging, die zovele Duitsers delen, dat het zonder Atomkraft moest. Het gevolg daarvan is dat de vier grote conventionele energiebedrijven, vaak de Grote Vier genoemd, tot nu toe nauwelijks een aandeel hebben in de hernieuwbare energie. ‘Dat was arrogant. Ze hebben te lang gedacht dat het altijd een niche zou blijven’, aldus Lackmann.

wind schept kansen In Duitsland werken momenteel 380.000mensen in de sector van de hernieuwbare energie. In sommige regio’s van het voormalige Oost-Duitsland met hoge werkloosheid zorgt de Energiewende voor welkom werk en inkomen, ook al hebben de mensen er niet de middelen om financieel te participeren. In het dorpje Schlalach, vijftig kilometer ten zuidwesten van Berlijn, verdelen ze op een originele manier de baten van zestien grote windmolens.

30

‘We zijn veel armer dan jullie in België’, zegt Peter Hahn meermaals. ‘Wij kunnen geen aandeel kopen in de molens, maar we hebben geprobeerd om het pachtgeld eerlijk te verdelen.’ Hij vertelt omstandig hoe ze te werk zijn gegaan. ‘De deelstaat wees een gebied voor windmolens aan, waar 135 verschillende eigenaren een perceel van bezaten. Om te voorkomen dat de ene boer, op wiens perceel de molen kwam, alles binnenhaalde, en de andere niks, hebben we iedereen gevraagd om geen contracten met ontwikkelaars te sluiten.’ Vervolgens werd in een lang proces een verdeelsleutel afgesproken. Zo wordt de 500.000 euro pachtgeld die Schlalach jaarlijks int, verdeeld over alle grondeigenaars: wie meer grond heeft en echt een molen op zijn land heeft, krijgt meer, maar ook de andere eigenaren krijgen iets. Hahn: ‘Van 320 inwoners haalt de helft direct inkomen uit de molens – dat schommelt tussen 1000 en 30.000 euro per jaar. Bovendien financieren we uit de molens ook nog een stichting die zaken van

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

algemeen nut financiert zoals een dorpsfeest of een voetbalveld. Ook als een familie in nood komt, helpt de stichting.’

financiële crisis helpt De financiële crisis heeft het draagvlak voor de Energiewende verbreed. Dat blijkt uit de explosie van de burgercoöperaties. Anita Erpel van de energiecoöperatie Neue Energiegenossenschaft in Potsdam getuigt: ‘De financiële crisis heeft ons gesteund omdat ze de opbrengstverwachting van de mensen heeft gedrukt. Met een rendement van vier procent kon je vroeger de mensen niet overtuigen. Nu wel.’ Het is een belangrijke vaststelling: terwijl vroeger vele mensen rekenden op de hoge rendementen die de financiële sector bood (al berustten die op zeepbellen), schept het ineenstorten van dat kaartenhuisje meer kansen om het geld van de burger opnieuw in de reële economie van de Energiewende te investeren. De coöperaties zijn klein in geïnstalleerd vermogen, maar groot in maatschappelijke

en het beleid? Hoe de Energiewende verder evolueert, hangt ook af van het gevoerde beleid. Nog steeds staat, volgens opiniepeilingen, de meerderheid van de Duitsers erachter, maar er wordt wel meer over de kostprijs gesproken. ‘Weet je dat ik elke dag 60 euro voor mijn stroom betaal?’ klaagt een hotelbaas in Göttingen. ‘Let op, ik ben voor de Energiewende en tegen kernenergie, maar stroom is te duur.’ Professor Kemfert betoogt dat de Grote Vier een heuse campagne tegen de Energiewende begonnen zijn. ‘Deze regering is ook tegen, al zegt ze dat niet hardop. Gelukkig staat

Alleen al in 2012 werden 150 burgerenergiecoöperaties opgericht: drie per week. Het zegt iets over de betrokkenheid van de Duitsers. en energie aan het uitbouwen van de coöperatie besteden.’ Met die flessenhals krijgen veel coöperaties te maken. De voorbeelden in het begin van dit artikel tonen aan hoe samenwerking met stadsbedrijven die stap makkelijker maakt. Ook de samenwerking met bedrijven die openstaan voor echte participatie van coöperaties biedt mogelijkheden. Met zijn bedrijf Westfalen GmbH richt Johannes Lackmann zogenaamde burgerwindparken op: daarbij kunnen burgers grote bedragen (via een commanditaire vennootschap) en kleine bedragen (via coöperaties) inbrengen. ‘De Energiewende is simpelweg onmogelijk als ze niet wordt aanvaard door de bevolking. Het lijkt me de logica zelf dat coöperaties ook inspraak hebben, al betekent dat dat de beslissingsstructuren complexer worden, en je veel meer zaken moet uitleggen. Al moet er ook een evenwicht zijn tussen inspraak en kennis van zaken. Sommige coöperanten kennen niet eens het verschil tussen kilowatt en kilowattuur.’

het Duitse volk erachter: één miljoen mensen heeft zich ervoor geëngageerd. Duitslands grootste krant, Bild, pakte uit met het beeld van een alleenstaande moeder die in het donker zat door de Energiewende. Pure volksverlakkerij. Zoiets is geen energieprobleem, maar een sociaal probleem.’ Hier raakt het sociale beleid in Duitsland – met een groeiende groep werkende armen, en meer armoede – aan de Energiewende, die een gemiddeld gezin ruim tien euro per maand zou kosten. Het teruglevertarief wordt doorberekend aan de consument, die op zijn stroom momenteel een toeslag van 5,3 cent per Kwu betaalt – voor heel Duitsland kwam dat vorig jaar neer op 16 miljard euro. Milieuminister Peter Altmaier wil een Strompreisbremse invoeren door de toeslag op 5,3 cent te bevriezen. Altmaier waarschuwt dat de totale kosten van de Energiewende, inclusief het uitbouwen van het stroomnetwerk, tegen 2030 tot 1000 miljard euro kunnen oplopen als hij niet bijstuurt.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Zo’n stroomprijsrem zou betekenen dat de teruglevertarieven naar beneden moeten en/of dat voortaan meer bedrijven de toeslag moeten betalen. Nu worden energieintensieve bedrijven die blootstaan aan internationale concurrentie vrijgesteld, maar dat laatste wordt heel ruim geïnterpreteerd: de Duitse spoorwegen, trammaatschappijen of slachthuizen betalen de toeslag niet. Dat zal bijna zeker veranderen. Duitsland is bovendien geen eiland: de schaliegasgekte in de VS (zie blz. 32) heeft de mondiale vraag naar en dus de prijs van steenkool gedrukt. De Grote Vier bouwden voor 13 gigawatt aan nieuwe kolencentrales: de CO2-uitstoot steeg in 2012 voor het eerst in jaren weer. Er is algemene ontgoocheling over het feit dat de CO2-prijzen amper drie euro per ton bedragen. Het Europese emissiehandelssysteem mist zijn effect: het stuurt niet in de richting van minder uitstoot. Hoezeer zal worden getornd aan de teruglevertarieven is onzeker. Die beslissing komt er pas na de verkiezingen in september. Fractieleider van de Grünen in de Bondsdag Jürgen Trittin: ‘We moeten praten met de industrie en zien wat er nodig is om de investeringen op peil te houden. Als je het huidige systeem te zwaar aanpakt, heeft dat meteen gevolgen.’ Johannes Lackmann ziet ruimte voor bijsturing. De man die jarenlang de lobby van de sector leidde, vindt dat sommigen in de branche te hoge winstmarges willen. ‘We moeten onze lobbykracht onder controle houden. Als het teruglevertarief naar beneden kan, moet dat ook gebeuren. Zo is te lang te veel betaald voor zonnepanelen, die kosten gaan we nu vijftien jaar meeslepen. Het systeem moet dus zeer soepel gestuurd worden.’ Lackmann vreest dat te hoge kosten niet alleen in Duitsland de omschakeling onder druk zetten, maar het Duitse model ook onaantrekkelijk maken in het buitenland. Want als het van hem afhangt, moet ook de Energiewende een Duits exportproduct worden.

Q

31


DOSSIER Schaliegas wordt gewonnen door horizontaal te boren in diepe lagen van de aarde en die hydraulisch te fractureren.

tendensen

De Amerikaanse schaliegasrevolutie

© Reuters / Stringer

door Alma De Walsche

De spectaculaire doorbraak van de schaliegasontginning in de VS heeft het land in een roes gebracht. Energieonafhankelijkheid tegen 2020, een fikse zet voor de economie, stijgende werkgelegenheid en een dalende uitstoot: lang geleden dat er nog zoveel goed nieuws te melden viel. Maar is dit meer dan een hype? De EU is vooralsnog terughoudend tegenover schaliegasontginning, al is het debat volop aan de gang.

schalie (de (v.); -s of schaliën): fijnkorrelig, ingeklonken en verhard sediment dat in regelmatige lagen splijtbaar is.

32

De Energy Outlook 2012 van het Internationaal Energie Agentschap (IEA) bevestigde in november wat velen zagen aankomen: de VS maken een historische energierevolutie door, die zich ook in de rest van de wereld laat voelen. Door de recente ontwikkelingen in de ontginning van niet-conventionele olie en gas, en vooral dan schalieolie en -gas, kan het land binnen afzienbare tijd energieonafhankelijk zijn. Tegen 2020 kunnen de VS de grootste olie- en gasproducent van de wereld worden, vóór Saoedi-Arabië en Rusland. Tegen 2030 zou het land een nettoexporteur kunnen worden. Voor olie was de VS in 2005 nog voor 60procent afhankelijk van import, dat cijfer daalde vorig jaar al naar 39 procent. Terwijl de voorraden van gewoon aardgas in de VS dalen, voorziet schaliegas al in 40procent van de eigen behoefte. Twaalf jaar geleden was dat 2 procent.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

het gas dat alles veranderde De VS experimenteren al langer met de ontginning van schaliegas, maar wat de exploratie en exploitatie op grote schaal op gang bracht, was de aanloop naar de crisis van 2008, toen de hoge olie- en gasprijzen de investeringen interessant maakten. Het land had hiervoor twee grote troeven: ruim honderd jaar nauwgezet in kaart brengen van de ondergrond, en decennialang experimenteren met diepe boringen, waardoor er heel wat knowhow en technologie voorhanden is. Meer dan elders in de wereld beschikken de VS ook over een uitgebreide infrastructuur voor binnenlandse opslag en transport. Een andere meevaller is dat de voorraden niet-conventionele olie en gas verspreid liggen over heel de VS, van Texas en Louisiana tot North Dakota, Pennsylvania, Ohio en New York. 88 procent van het schaliegas komt

vandaag uit zes velden: Haynesville (Louisiana), Barnett (Texas), Marcellus (Pennsylvania, WestVirginia en New York), Fayetteville, Eagle Ford (Texas) en Woodford (Oklahoma). Voor tight oil of schalieolie is de Bakkenformatie in North Dakota de belangrijkste. North Dakota ging inmiddels Californië en Alaska al voorbij met zijn niet-conventionele olie en is nu de op één na grootste olieproducent van de VS, na Texas (zie kaartje). Deze overvloed aan energie uit eigen bodem betekent een geschenk uit de hemel voor de Amerikaanse economie. Het tekort op de Amerikaanse handelsbalans bestaat voor 58procent uit energie-import. De nieuwe energieprojecten leveren ook tienduizenden banen op over het hele land: in 2010 was de schaliegasindustrie al goed voor 600.000 nieuwe banen. Al die gasboringen hebben inmid-

‘Als schaliegas een gemakkelijke uitweg biedt, is het twijfelachtig dat de VS een echte markt zullen vormen voor nieuwe hernieuwbare energie.’ dels voor een gigantisch aanbod gezorgd, waardoor de prijs van het gas daalde van 7 of 8 dollar per miljoen Btu (British thermal units) naar 3 tot 4 dollar. Die lage gasprijs is dan weer een godsgeschenk voor de energie-intensieve industrie, zoals de chemie, de aluminium-, ijzer en staalproductie en de cementindustrie. Die krijgen een concurrentievoordeel van formaat tegenover Europa, dat vandaag de grote verliezer is, en tegen China, waar met goedkope maar vervuilende steenkool wordt gewerkt.

de wereldkaart hertekend De groeiende energieonafhankelijkheid van de VS betekent ook dat het Midden-Oosten niet langer de be-

langrijkste leverancier van olie zal zijn en dat Rusland niet langer de gasprijzen kan domineren. Coby van der Linde, directeur van het Clingendael International Energy Programme en hoogleraar Geopolitiek en energiemanagement aan de Rijksuniversiteit van Groningen, nuanceert de impact evenwel. ‘Wanneer de VS zelfvoorzienend worden, betekent dat nog geen autarkie. Het land zal geïntegreerd blijven in de internationale olie- en gasmarkt. De export van olie vanuit de VS zal toenemen, maar de VS zullen ook blijven invoeren om de raffinaderijen in het noordoosten te bevoorraden. Ze zullen het Midden-Oosten ook blijven volgen, vanwege Iran en de beveiliging van Saoedi-Arabië, ❱

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Jeroen Van Loon

© Reuters / Stringer<

Energie met een geurtje?

33


DOSSIER

❱ Koeweit en Qatar.’

Wat volgens van der Linde mogelijk wel zal veranderen – niet alleen door de energie, maar ook door de interne begrotingsdiscussies – zijn de investeringen in het beveiligen van de zeeroutes en de installaties. ‘We zien al langer dat de VS willen dat andere partners, zoals de Navo, mee de kosten dragen, zoals in de conflicten in Libië, Mali en Syrië.’ Het Midden-Oosten zelf zal zich meer en meer richten op de export naar Azië. Die beweging is al ingezet met de crisis van 2008, toen de economische groei in Europa en de VS nagenoeg stilviel. En wat Rusland betreft: het recente bezoek van president Xi Jinping aan Rusland spreekt boekdelen. Beide landen hebben elkaar ook nodig. Coby van der Linde: ‘Het gas is steeds een twistpunt geweest in de relatie tussen de twee landen. Rusland wilde het altijd verkopen voor een aan de olie gebonden prijs, terwijl China een steenkoolindex gebruikt. Maar blijkbaar gaan ze toch door met onderhandelen.’ Wanneer Rusland China gas kan leveren, krijgt het er een belangrijke klant bij, en dat kan gevolgen hebben voor Europa. Alle wegen voor energie-export in de toekomst leiden naar Azië, zoveel is duidelijk: het Midden-Oosten met zijn olie en de VS met hun schaliegas. Althans, zodra dat geëxporteerd kan worden.

hindernissen Precies in die export is er momenteel nog een belangrijke hindernis te overwinnen. ‘Een vat olie de wereld rond transporteren kost momenteel 4 dollar, een vat vloeibaar gas transporteren kost 45 dollar’, merkte Iain Conn, hoofd Refining and Marketing van BP nuchter op tijdens het Forum van het German Marshall Fund in maart in Brussel. De VS dromen ervan gas naar Japan te exporteren, waar de gasprijs drie keer zo hoog is, tot 15 dollar, maar dat is voorlopig niet mogelijk: terminals moeten omgebouwd en handelsregels herzien worden. De consumenten profiteren van de lage gas-

34

‘Wanneer de VS zelfvoorzienend worden, betekent dat nog geen autarkie. Het land zal geïntegreerd blijven in de internationale olieen gasmarkt.’ prijs in de VS, maar de investeerders zitten met de handen in het haar. De ontginning van deze niet-conventionele fossiele brandstoffen is een kostelijke grap. De opbrengst van een gasbron neemt namelijk heel snel af: de exploitatie duurt van enkele maanden tot drie of vier jaar. Dit in tegenstelling tot de ontginning van conventioneel gas, waarbij een bron enkele decennia min of meer constant blijft produceren. Om het aanbod op peil te houden, moeten er constant putten bijgeboord worden, wat financieel moeilijk bol te werken is met een lage gasprijs. Het bedrijf Chesapeake Energy is hierop stukgelopen en moest een deel van zijn activa opnieuw verkopen voor 6,9miljard dollar. Hetzelfde geldt enigszins voor de schalieolie. Ook bij die olievelden wijst alles op snelle uitputting, maar het voordeel is de hogere olieprijs. Volgens een artikel in The New York Times van 2011 worden de reserves ook opgeblazen en zijn de aangegeven hoeveelheden helemaal niet bewezen. Dat alles voedt het vermoeden dat het wel eens zou kunnen gaan om een olie- en gasbubbel die over tien jaar alweer voorbij kan zijn. En dan is er natuurlijk nog de impact op het milieu. Schaliegas wordt gewonnen door horizontaal te boren in de diepe lagen van de aarde en die hydraulisch te fractureren: fracking, zoals het in het Engels wordt genoemd. Dat kan seismische activiteiten veroorzaken, wat vooral in dichtbevolkte regio’s problematisch is. Er zijn ook gigantische hoeveelheden zuiver zoet water nodig. Dat wordt in de grond gebracht, samen met zand en met een coctail van chemicaliën

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

(2 procent van de geïnjecteerde vloeistof) om de lagen te breken zodat het gas vrijkomt. De afvalstroom die weer naar boven komt, is zwaar vervuild. Het gaat om extreem zout water dat ergens afgevoerd moet worden of gezuiverd. Bij heel die operatie bestaat het risico dat ondergrondse waterbekkens en drinkwaterreservoirs besmet geraken met de chemicaliën. De bedrijven zijn ook niet helder over de chemicaliën die ze gebruiken. Een ander probleem is dat er methaan kan ontsnappen uit de ondergrond, een broeikasgas dat vele malen krachtiger is dan CO2. Door deze risico’s en neveneffecten is er ook in de VS een beweging op gang gebracht van burgers tegen fracking. Food and Waterwatch, een Amerikaanse ngo, ijvert voor een totaal verbod van fracking. Geert De Cock van Food and Water Watch Europe: ‘Een strengere regulering zou dit moeten oplossen. Sommige bedrijven zoals Halliburton hebben het over “green fracking” en over “chemical free fracking”, maar in de praktijk gebeurt dat niet. Bovendien gaat het om duizenden putten, het is onmogelijk om die te controleren.’

lagere co2-uitstoot

De voorstanders van schaliegas halen maar al te graag het argument aan dat gas weliswaar een fossiele brandstof is, maar een veel lagere CO2-uitstoot heeft dan steenkool of olie. David Neslin, van de US Interstate Oil and Gas Compact Commission, sprak onlangs op de Amerikaanse ambassade in Brussel en pakte trots uit met de resultaten: ‘De afgelopen vijf jaar zien we een duidelijke daling van de CO2-uitstoot, precies omdat de energie-intensieve bedrijven overschakelen van steenkool naar gas. Volgens het Amerikaanse Information Energy Agency daalde de uitstoot in het eerste kwartaal van 2012 met 8 procent tegenover het jaar voordien, en bereikte hij het laagste niveau in twintig jaar. Het Internationaal Energie Agentschap kwam tot de zelfde conclusie en becijferde dat de VS 430miljoen ton minder CO2 uitstootten dan in

© Reuters / Jim Urquhart

tendensen

North Dakota is na Texas de grootste olieproducent van de VS.

2006, wat ook neerkomt op 8 procent, dankzij het gas.’ Kan dit schaliegas dan misschien toch voor een overgangssituatie zorgen naar een koolstofarme economie? Professor Jean Pascal Van Ypersele, hoogleraar in klimaat- en milieuwetenschappen aan de UCL, is voorzichtig. ‘De relatie tussen schaliegas en -olie en klimaatverandering is complex. Voor landen die deze bronnen hebben, is het interessant om die te gebruiken in plaats van steenkool. Steenkool produceert twee keer zoveel CO2 per eenheid energie als gas en bevat een heel aantal componenten zoals zwavel, dat ook zeer sterk vervuilend is. Alles is beter dan steenkool. Anderzijds hangt de klimaatwinst voor schaliegas heel erg af van een lekvrije ontginning is. Als het gas dat ontsnapt, meestal methaan, zo’n 25 keer per kilo klimaatverstorender is dan CO2, is het essentieel om lekken te vermijden. Sommige artikels stellen dat schaliegasexploitatie wellicht geen enkel klimaatvoordeel biedt, precies vanwege die lekken. Fracking heeft ook nog andere negatieve uitwerkingen op het milieu, zoals waterverontreiniging. Alleen wanneer al deze facto-

ren perfect in de hand gehouden kunnen worden, kan schaliegas, en in mindere mate schalie-olie, een klimaatvoordeel opleveren voor de korte termijn. Maar je moet ook kijken naar de langetermijneffecten: het gebruik maken van deze niet-conventionele bronnen maakt ook dat de prijzen van fossiele brandstoffen naar beneden gaan, ook steenkool, en dat is geen goed nieuws voor het klimaat, omdat het onze verslaving aan fossiele brandstoffen verlengt.’ Het goedkope gas heeft de steenkoolprijs in de VS doen dalen en die is dan weer massaal naar Europa geexporteerd, waardoor het gebruik van steenkool hier is gestegen en dat van gas gedaald. Als er zoveel geld wegvloeit naar winning uit niet-conventionele fossiele bronnen, is iemand dan nog geïnteresseerd in het investeren in hernieuwbare energie? David Neslin: ‘Het is inderdaad een bezorgdheid van veel mensen dat het goedkope gas de hernieuwbare energie uit de markt zal prijzen. Opmerkelijk is echter dat de twee energiesoorten waarvoor vorig jaar het marktaandeel steeg, precies schaliegas en wind-

energie waren. Die twee sporen met elkaar, want wind is niet leverbaar op bestelling en kan niet opgeslagen worden, gas kan dat wel. Windenergie kan helpen om de prijsschommelingen op te vangen voor het gas, omdat die prijzen erg fluctueren. Ze zijn dus goed te combineren.’ Senator Christopher Murphy, te gast op het German Marshall Fund, denkt daar anders over: ‘Wanneer schaliegas een gemakkelijke uitweg biedt, is het twijfelachtig dat de VS een echte markt zullen vormen voor nieuwe hernieuwbare energie, ook al omdat er zoveel klimaatveranderingsontkenners zijn. In de VS is er ook geen breed maatschappelijk debat gevoerd over de milieu-impact van fracking, al wordt dat wel verwacht nu het over New York gaat.’ En wat met Europa? Moeten we dan voor onze energiezekerheid en onze economische concurrentiekracht dan maar achter de hype aan? De meningen lopen uiteen en elk land voert een eigen beleid. Polen leek interesLees meer over sante voorraden te hebben, maar schaliegasontginning Exxon is er na drie boringen weer in de EU op vertrokken. Gasland Nederland www.MO.be wacht nog op verdere studies.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Q

35


Reuters/Hamid Khatib

ACTUEEL tendensen

Al-Nusra

Strijders tot de dood De VS en Australië beschouwen hen als terroristen. Voor buitenlandse jihadisten zijn de strijders van Jabhat al-Nusra helden. Oost-Syrische steden, in handen van de rebellen, willen hen weg en in Aleppo doen stedelingen een beroep op hen om noodhulp te regelen. Wie zijn die “strijders tot de dood” en hoe groot is hun aanhang? Thomas Pierret, docent moderne islam aan de universiteit van Edinburgh, wikt en weegt.

door Tine Danckaers

Hoe invloedrijk is al-Nusra? Thomas Pierret: Al-Nusra wint aan invloed, maar je moet dat in het juiste licht zien. De groep is heel zichtbaar, omwille van de overdreven media-aandacht die ze krijgen en omdat ze constant in de vuurlinie aanwezig zijn. Ze versloegen het regime in Noord-Syrië en blijven radicaal trouw aan hun doel: vechten tot de dood in naam van de islam. Ze maken zich niet schuldig aan criminaliteit tegenover de Syrische burgers. Die factoren hebben hun populariteit vergroot. Maar met iets meer dan duizend strijders blijft al-Nusra een kleine groep in vergelijking met de rest van de gewapende Syrische oppositie. In sommige regio’s is haar invloed zeer beperkt, zoals tussen Damascus en de Jordaanse grens. Hoeveel aanhang heeft al-Nusra bij de Syriërs zelf? Thomas Pierret: Oorspronkelijk zagen de Syrische opposanten hen als een mogelijke uitvinding van het regime of als veel te radicaal. Ze hoedden zich ervoor dat het Westen hen zou linken met terrorisme. Nu geven de Syriërs geen moer meer om wat het Westen, dat hen in de steek liet, denkt. Het discours van al-Nusra is meer mainstream geworden.

Logisch, je kan niet verwachten van een bevolking die overgeleverd is aan een gruwelijke oorlog van deze omvang dat ze niet radicaliseert. Nu sluiten ook Syrische strijders zich aan bij al-Nusra. Of de Syriërs hen nog even sympathiek zullen vinden in de toekomst, is echter moeilijk te zeggen. Uiteraard willen de Syriërs dat deze oorlog stopt, dat de wonden worden gelikt. Zou al-Nusra tot de “talibanisering” van Syrië kunnen leiden? Thomas Pierret: Het doel van al-Nusra is niet de machtsovername van een bepaalde regio, maar de gewapende strijd. Het eindpunt daarvan is, anders dan bij andere milities, niet de val van het regime. Ze verkondigen dat ze pas zullen stoppen als er een islamitische staat is. Mogelijks inspireert het talibanmodel hen wel: een groep die actief is in een ingestorte staat, waarbij de heropbouw van de staat grotendeels is gebaseerd op radicale islamitische ideeën. Al-Nusra tracht in de rebellengebieden een eigen justitieel apparaat op te zetten, naast dat van het oppositiebestuur. Dat neigt naar een aparte staatsvorming en is een probleem. Maar het grote verschil tussen de Taliban en al-Nusra is dat de Taliban met niemand rekening moesten houden. Al-

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Nusra moet het veld delen, als minderheid. Werken ze nu wel of niet samen met het Vrije Syrische Leger? Thomas Pierret: Al-Nusra zegt heel duidelijk dat ze geen deel uitmaakt van het Vrije Syrische Leger. Toch is er samenwerking. De overname van de helihaven van Taftanaz in januari is een voorbeeld van een gezamenlijke operatie van het Vrije Syrische Leger, al-Nusra en de Dawoud-brigade. Wordt al-Nusra gesteund door buitenlandse staten? Thomas Pierret: Ik vermoed dat de groep vooral steun krijgt van private geldschieters, via jihadi-netwerken in Irak en Tsjetsjenië. Het zou me verbazen dat de Saoedische en de Qatarese staat hen steunen, want voor beide betekent deze groep een gevaar. Het Saoedische koningshuis is geen hoeder van revolutionaire islamistische groepen. Riyad steunt veeleer de voormalige leden van de Syrische veiligheidsdiensten, want die zijn politiek te stroomlijnen. Ze verkiezen een top-down, conservatief militair regime boven revolutionaire ideeën die naar democratie en verkiezingen ruiken. Wie wel een beetje met hen “meespeelt”, is Turkije, als mogelijke bondgenoot tegen de Koerden in Syrië.

37


REPORTAGE tendensen

Suriname: WWF betaalt maar zwijgt

Natuurpark wordt goudmijn

Goud! Op sommige plekken blijkt de Surinaamse bodem er rijk aan te zijn. Maar dat is geen onverdeelde zegen voor het land. Surinaamse politici, die vaak zelf directe belangen hebben in de goudmijnen, vinden de financiële kant van dit verhaal véél belangrijker dan het milieu, dat door de goudwinning in schrikbarend tempo wordt verwoest.

door Jeroen Trommelen

Jeroen Trommelen is verslaggever bij de Volkskrant. In maart verscheen zijn boek ‘Gowtu. Klopjacht op het Surinaamse goud’ (zie ook recensies op blz. 59). Zijn dochter Roos Trommelen is freelancefotografe.

© Roos Trommelen

38

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

De modderweg naar de heuveltop is glad, de kuilen zijn verraderlijk en de auto glijdt soms gevaarlijk dicht naar de rand waar het tropenbos de diepte in golft. De weg nemen naar de top van natuurpark Brownsberg in het hart van Suriname is een hachelijke onderneming in de regentijd. Maar volgens de reisfolders krijg je er veel voor terug: het gebied staat bekend als een eldorado voor natuurliefhebbers. Het sinds 1969 beschermde reservaat herbergt volgens biologen 40 soorten orchideeën, 350 vogelsoorten en alle acht apensoorten die in Suriname te vinden zijn. Veel planten en vogels zijn uniek voor de tropische heuveltoppen in de Guyana’s. Het park is een van de vroegste voorbeelden van ecotoerisme. Al lang vóór dat begrip werd gemunt, werd het gesticht met de bedoeling om toerisme voor de bescherming van de natuur te laten betalen. Wel vervelend dat de weg ernaartoe zo slecht is. En nog irritanter dat de reden daarvoor niemand kan ontgaan. Tijdens mijn bezoek in 2012 zwoegen er dagelijks tractors en bulldozers de berg op een neer, volgeladen met zwijgende Surinamers en Brazilianen en met dieselgeneratoren, pompen, slangen en vaten brandstof. Even later passeren we een geel waarschuwingsbord met een tekst in het Nederlands en Portugees: ‘Verboden toegang. Proibida a entrada. Streng verboden te jagen, bomen te kappen en naar goud te mijnen.’ Van dat bord trekken de mannen zich dus niets

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

aan. En kennelijk doen ze dat ongestraft. We rijden in een natuurpark dat tegelijk dienst doet als goudzoekersgebied. Op zichzelf al vreemd, maar het kan nog surrealistischer: de bescherming van dit gebied is een prioriteit van het Wereldnatuurfonds (WWF), dat daarvoor ook dik heeft betaald. Uit de bijdragen van vooral Nederlandse en Vlaamse donateurs is tussen 1999 en 2007 meer dan één miljoen dollar uitgegeven om de natuur te behouden. Die Europese donateurs dachten ongetwijfeld dat het WWF de natuur met hand en tand zou beschermen, maar hier is het tegenovergestelde gebeurd. Onder machteloos stilzwijgen van WWF Guianas is het park in tien jaar tijd gestaag afgebroken. Toeristen die de aanbevolen wandeling maken naar de frisse Irenewaterval, kunnen de machines met eigen oren horen beuken. Wie de avontuurlijke trektocht naar de Witikreek onderneemt, ontdekt dat die feitelijk niet meer bestaat.

400 ton kwik Pas in de loop van 2012 komt WWF Guianas hier openlijk tegen in opstand, maar dan is het te laat. Op dat moment liggen er 55 clusters van goudmijnen op en rond Brownsberg, waarvan 33 binnen de grenzen van het natuurpark. Op elk van die locaties is het een chaos van brede, kaal gekapte stroken vol rode aarde en ontelbare poelen verontreinigd water in diverse kleuren. Op honderden hectaren staat geen boom meer overeind. Flora en fauna zijn vakkundig verkracht. Midden in het bos lijkt de verwoestijning te hebben toegeslagen. En de situatie rond Brownsberg is maar één voorbeeld. Overal in Suriname hebben milieu- en natuurbewegingen machteloos toegekeken bij de explosie van goudactiviteiten, die grote delen van het bos vernield en minstens 400.000 kilo kwik in het milieu gebracht heeft. Dat heeft twee belangrijke oorzaken, waarvan de machteloosheid van de natuurorganisaties de eerste is. Net als in het naburige Brazilië zijn de organisaties slechts ‘te gast’ in Suriname en kunnen ze elk moment worden weggestuurd. WWF Guianas en zijn directeur Dominiek Plouvier, voormalig ❱

39


REPORTAGE

België, hebben een diplomatieke status. Op zijn auto zit een blauw kentekenbord van het corps diplomatique. Dat is makkelijk voor de contacten met politici, wordt uitgelegd, maar ook reden om openlijke kritiek op een goudschaaltje te wegen. Tot vorig jaar durfde de organisatie haar mobilisatiemacht niet te gebruiken om de verwoesting tegen te gaan. Oud-directeur Gerold Zondervan van WWF Guianas verwerpt die kritiek. ‘Ik heb dertien jaar lang bij de overheid met mijn vuist op tafel geslagen. Niet in het openbaar, maar achter de schermen’, zegt hij. Er is inderdaad te lang gewacht met het mobiliseren van de publieke opinie, geeft hij toe. ‘Maar het is nu eenmaal moeilijk werken als de verantwoordelijke minister zegt dat hij niets te maken wil hebben met beschermde gebieden.’ Geen enkele Surinaamse natuurorganisatie heeft openlijk alarm geslagen over de teloorgang van Brownsberg. Ook voor Annette Tjon Sie Fat, directeur van Conservation International Suriname, kwam die niet als een verrassing, erkent ze. ‘We vliegen al sinds 1992 over het gebied. De eerste mijnbouwactiviteiten begonnen langs de kreek. Je zag de strepen en later de gaten in het bos in diverse kleuren. Steeds breder en groter.’ ‘Natuurlijk maakten we ons daar bezorgd over, wat denkt u? En natuurlijk hebben we de vraag gesteld aan het ministerie: is dit allemaal wel legaal? Ons werd verteld dat het voornamelijk Braziliaanse goudzoekers waren en dat men daarop geen vat had.’ Haar hart als natuurbeschermer werd erdoor gekwetst, maar ze kon er niets tegen doen. ‘Wie moet je bellen? Dat is in Suriname het probleem.’ Dat is de tweede en belangrijkste oorzaak: voor Surinaamse politici en bestuurders hebben de natuur- en milieuaspecten van goudwinning nauwelijks prioriteit. De financiële belangen wegen zwaarder en veel politici hebben direct of indirect belangen in het goud. Dat klinkt als een logische ver-

40

Op honderden hectaren staat geen boom meer overeind. Flora en fauna zijn vakkundig verkracht. Midden in het bos lijkt de verwoestijning te hebben toegeslagen.

klaring die op voorhand door menig Surinamer wordt gedeeld. Maar het kostte mij een jaar tijd, en veel taaie journalistieke research, om aan te tonen dat het ook werkelijk zo is.

waar is het geld? Bruikbare cijfers over de informele Surinaamse goudsector zijn schaars. In het land wordt één grote industriële goudmijn geëxploiteerd door het Canadese bedrijf Iamgold. Dat haalde in 2011 zo’n 12 ton goud uit de bodem, waarvoor 164,4 miljoen dollar aan royalty en belastingen werd betaald. In de rest van het binnenland is de situatie schimmig. Daar wordt een groter deel van het goud – 19 ton – door 30.000 kleine goudzoekers uit tientallen privégoudmijnen gehaald. Toch verdient de schatkist daaraan veel minder: 16,5 miljoen dollar royalty. Formeel moeten kleine en middelgrote goudbedrijven 36procent van hun winst afdragen aan belasting. In de praktijk betaalt de privésector nauwelijks belasting, terwijl het ze het grootste deel van de goudschat uit de bodem haalt. Waar blijft de rest? Waar is het geld? De Surinaamse burger moet daar naar raden. De lijst van eigenaren van goudconcessies wordt gekoesterd als staatsgeheim. Zelfs de kaart die aangeeft waar de goudconcessies liggen, is niet openbaar. Gerold Dompig is een man die alles weet over de goudsector. Maar hij mag er weinig over zeggen. Sinds twee jaar heeft deze

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

© Roos Trommelen

❱ hoofd van het Bossenteam van WWF-

© Roos Trommelen

tendensen

oud-politieman de dagelijkse leiding over een commissie die president Desi Bouterse in het leven heeft geroepen om de goudsector te ordenen. Zelf zou hij het wel willen, maar politici worden zenuwachtig van het idee dat de namen van mijneigenaren bekend worden gemaakt, legt hij uit. ‘Goudeigenaren, exporteurs, beheerders, en dat dwars door alle partijen in de coalitie en daarbuiten. Iedereen is bezig met goud. Het is makkelijker om te zeggen wie er niet mee bezig is. Het is ook bekend van de president zelf. Zijn eigen partij zegt dat hij belangen heeft in goudbedrijven. Ik vind dat op zich prima. Het is ‘de corruptie’ die de transparantie tegenhoudt, zegt hij onomwonden. Maar vooralsnog legt hij zich daarbij neer. Namen zullen we van hem niet horen. Maanden kost het om de lijst toch boven tafel te krijgen. Dan wordt zichtbaar waarom openbaarheid gevoelig ligt. De elite van de Surinaamse goudwereld is verrassend klein. Ruim 25 concessies waar goud mag worden gewonnen, zijn in handen van slecht dertien bedrijven of personen. Nog eens 60 onderzoeksconcessies zijn te herleiden tot zo’n twintig bedrijven, vaak dezelfde als in het eerste lijstje. De lijst die ik in de zomer 2012 krijg toegespeeld, stamt uit de eerste maand van 2011. Op dat moment is de regering-Bouterse een half jaar aan de macht. De nieuwe minister van Natuurlijke Hulpbronnen Jim Hok verleent op 2 december 2010 zijn eerste exploi-

tatievergunning. Op 28 december begint het feest voor Ronnie Brunswijk, voormalig rebellenleider en fel politiek tegenstander van Desi Bouterse. Hij heeft al vier concessies en de nieuwe minister schenkt hem er drie bij, waaronder de exploratierechten voor ruim 7.000hectare op de linkeroever van de Marowijnerivier.

corruptie Zes maanden daarvóór tekende Brunswijk een akkoord met Desi Bouterse dat de weg opende voor de nieuwe meerderheidsregering die in augustus is geïnstalleerd. Misschien zien we hier een deel van de terugbetaling. Een goede goudconcessie kan in korte tijd veel geld opleveren: 25 kilo staat gelijk aan één miljoen euro. Brunswijk is de enige actieve politicus op de lijst, maar veel andere eigenaren hebben wel nauwe banden met de politiek. Alle partijen zijn vertegenwoordigd, hoewel de meeste lijnen lopen naar de Nationaal Democratische Partij (NDP), de partij van Bouterse. De namen van de president zelf en diens zoon Dino staan er niet op. Ze zijn van niets oprichter, directeur of eigenaar. Er staat niets op papier, maar dat zegt weinig. Zo staat zoon Dino Bouterse als ‘manager’ op de loonlijst bij Sarafina Holding, een van de middelgrote goudbedrijven. Dat heeft, zo blijkt verder uit mijn onderzoek, tussen 1999 en 2010 nauwelijks inkomstenbelasting betaald. Een andere belanghebbende die er uitspringt is de familie van de veroordeelde xtc-produ-

cent Hans Jannasch, een oud-militair en NDP’er aan wie de partijclan trouw bleef. Het familiebedrijf bezit vijf goudconcessies. Ook in goudbedrijf Nana Resources komen veel lijnen samen. Eigenaar Henk Naarendorp combineert zijn directeurschap met het voorzitterschap van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en het lidmaatschap van de presidentiële commissie Goudordening. Daar zit hij naast zijn zus Ellen Naarendorp, actief lid van de NDP. Over hoe goudvergunningen worden uitgegeven vertelt Bernard Paansa een ontnuchterend verhaal. Hij is chef exploratie en geologie bij de Geologisch-Mijnbouwkundige Dienst, die de vergunningen verleent. Formeel moeten aanvragers voldoen aan allerlei voorwaarden, zegt hij. Zo is er de verplichting om geologisch onderzoek te doen. Maar ja... ‘Wij zijn een klein land. Soms weet je dat de politiek om bepaalde redenen anders zou willen beslissen. Misschien heeft de minister zijn politieke beïnvloeding gehad. In zo’n geval krijgt die persoon dus toch het recht.’ Is dat corruptie? Misschien wel. Maar, zegt hij: al die kleine gouddelvers hebben wel geholpen om Suriname in moeilijke economische tijden overeind te houden. De werkgelegenheid in het goud en de economische spin-off daarvan is enorm. ‘Bijna iedereen in Suriname heeft een familielid of relatie die er in werkt. De sector heeft de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt die niet voor iedereen zichtbaar is.’

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

GOUDEN BERGEN Suriname werd in 1975 onafhankelijk van Nederland. Het kreeg een ontwikkelingsfonds mee ter waarde van bijna twee miljard euro. De besteding van dat geld werd tijdelijk stopgezet in 1982 na de moord op vijftien politieke tegenstanders door legerleider Desi Bouterse, wiens nieuwe koers de economie binnen twee jaar in elkaar deed storten. De situatie blijft rampzalig tot begin jaren negentig, onder meer vanwege de guerrillaoorlog die Bouterse en zijn politieke tegenstrever Ronnie Brunswijk uitvochten. Voor de huidige generatie jonge Surinamers zijn de politieke moorden van toen abstracte gebeurtenissen uit een ver verleden. De geschiedenisboeken op school maken geen melding van de zwarte bladzijde. Door politieke laksheid is de berechting van de moorden door het gerecht lang uitgesteld. Bouterse is bovendien een volkse, charismatische populist met grote bewondering voor de onlangs overleden Venezolaanse president Chávez, wiens methoden hij graag imiteert. Dat alles maakte in 2010 de weg vrij voor een glorieuze rentree van de oud-legerleider, die toen gekozen werd tot president. Een van zijn eerste daden was zichzelf gratie te verlenen voor de moorden in 1982. Rond de onafhankelijkheid dreef de economie nog voor 85 procent op bauxiet. Door uitputting van de bestaande mijnen is dat in deze eeuw teruggelopen tot minder dan tien procent. Het nieuwe bauxiet heet goud, vooral vanwege de almaar stijgende prijs van het edelmetaal. Dankzij de beurscrisis, de bankencrisis, de Arabische Lente en de eurocrisis brengt goud op de wereldmarkt nu al zes keer méér op dan tien jaar geleden. De jaarproductie van Suriname is ruim 1,5 miljard dollar waard; veel geld voor een bevolking van nog geen 600.000 mensen. De Surinaamse staat incasseert daarvan slechts 180 miljoen dollar aan directe royalties en belasting.

41


in beeld

tekst Minka Nijhuis

????De verloren eer

Myanmar

❱ xxxxx

van de boeddhisten ❱

Reuters / Soe Zeya Tun

Min Myint huivert als ze terugdenkt aan 27maart. He he he he, loeide het een half uur lang uit honderden kelen. Er klonken hamerslagen en ze hoorde het gehak van bijlen. De moskee werd aangevallen en daarna waren de fietsenwinkel en het huis annex winkeltje van haar islamitische buren aan de beurt. De boeddhistische bejaarde Min Myint heeft geen idee wie de aanvallers waren. Ze zag alleen maar onbekende gezichten in de meute. ‘Hoe kon dit nu gebeuren?’, vraagt ze aan haar buurvrouw, een moslima. ‘Onze families wonen hier al generaties en ons dorp Minhla is altijd een vredige plaats geweest.’ Haar islamitische buurvrouw vluchtte met haar familie naar Rangoon, drie uur rijden naar het zuiden, voordat het geweld begon. Nu ruimen ze de puinhoop in het huis op. ‘Men was misschien jaloers op onze welstand,’ zegt ze, ‘maar toch hadden we nooit problemen.’ Sinds op 20maart in Centraal-Myanmar het geweld tegen moslims begon, zijn meer dan veertig mensen –voornamelijk moslims– omgekomen. Ruim 12.000 burgers in een tiental dorpen raakten ontheemd. Er zijn aanwijzingen dat de aanvallen worden georganiseerd door tegenstanders van de hervormingen van president Thein Sein, mensen die de macht van het leger en zijn medestanders willen voortzetten. De president heeft gewaarschuwd geweld te zullen gebruiken tegen ‘opportunistische politici’ en ‘extremistische religieuzen’ als de onrust doorgaat. Moslims en boeddhisten wonen in Myanmar voor het merendeel zonder grote problemen naast en door elkaar. Maar de verhoudingen tussen beide bevolkingsgroepen zijn oppervlakkig en onder veel boeddhisten heerst jaloezie tegenover moslims van wie velen handige, goed georganiseerde zakenlieden zijn. In de onderlinge relaties speelt mee dat de militaire leiders decennialang een beleid van Birmaans nationalisme propageerden (Birmanen vormen een tweederde meerderheid) waarbij het boeddhisme superieur was aan andere religies. In het vrijere klimaat dat ontstond nadat in maart 2011 een door ex-militairen geleide regering aantrad, komen vooroordelen en frustraties ongehinderd aan de oppervlakte. Sinds juli 2012 werden in het westen tienduizenden staatloze Rohingya’s verdreven. De vooroordelen tegen moslims worden verder aangewakkerd door een groep extremistische monniken die campagne voert om het boeddhisme te beschermen en moslimwinkels en producten te boycotten. Diverse prominente dissidenten, monniken en religieuze leiders reizen rond om dat fanatisme te beteugelen, maar de preken gaan door en ook duiken stickers, pamfletten en cd’s van deze boeddhistische groep 969 op.

Khamainda is een van de boeddhistische monniken die anti-moslimsentimenten aanwakkert in Letpadan (Centraal-Myanmar).

42

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Minka Nijhuis was in maart en april in Myanmar en schreef eerder onder andere het boek Birma, Land van geheimen (uitgeverij Balans).

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

43


REPORTAGE mensen en verhalen

De martelarencultus in de bezette Palestijnse Gebieden

Het paradijs is van iedereen

Ze zijn alomtegenwoordig op de Westelijke Jordaanoever en ze kijken je aan vanaf muren, in bushokjes en op lantaarnpalen: de Palestijnse martelaars. Fotograaf Sander Buyck en journalist Ward Schouppe trokken naar Bethlehem, Ramallah, Jenin en de dorpen en kampen eromheen om die geobsedeerdheid door het martelaarschap beter te begrijpen. Een verhaal over bijzondere manieren van sterven en over logovermelding op herdenkingsaffiches. ❱

Sander Buyck en Ward Schouppe plakken reproducties van de affiches die Buyck fotografeerde op een deel van de afscheidingsmuur in Qalandiya.

© Sander Buyck

De tentoonstelling Rendezvous au Paradis, met meer uitgebreid beeldmateriaal, opent op zaterdag 25 mei 2013 vanaf 18u in de Norbertijnerkapel, Patershol (Drongenhof/Kaatsspelplein), Gent en loopt tot 9 juni 2013. Open van dinsdag tot zondag van 14u tot 19u. Bezoek ook de website sanderbuyck.com/RVAP (online vanaf 25 mei).

Tekst Ward Shouppe — Beeld Sander Buyck

44

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

45


REPORTAGE

© Sander Buyck

lie in Jatta, bij Hebron, kreeg een martelaarposter opgestuurd via e-mail. Met de hulp van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina werd de affiche verspreid in de geboortestad van Inas’ ouders. ‘Zonder de e-mail wisten we zelfs niet hoe Inas eruitzag. Onze familie hier heeft haar nooit echt gekend. Maar uit respect voor haar als martelaar willen we ook hier herdenkingsposters ophangen’, vertelt haar neef Imad. In een vluchtelingenkamp in de buurt van Bethlehem springt een martelaarposter in het oog die twee jongens afbeeldt. Bewoners van het kamp vertellen ons dat het twee elfjarige klasgenoten zijn die in 2009 verdronken in irrigatievijvers in de buurt. Waarom zijn deze kinderen martelaren? Wat hebben zij te maken met de strijd? De moeder van Azzedin, een van de jongens: ‘Een martelaar is iemand die sterft op een abnormale manier. Drenkelingen, mensen die omkomen in een brand en gesneuvelde soldaten zijn allemaal martelaren. Dat heeft God gezegd.’ Ook sommige Palestijnen die overleden aan hartfalen, kanker of in een auto-ongeluk worden als sjahied herdacht.

‘Het is een traditie in Palestina. Eigenlijk is het een eerbetoon. Iedereen respecteert deze posters, ook wie er andere politieke voorkeuren op nahoudt.’

46

worden met hetzelfde respect behandeld als inwoners van de Palestijnse gebieden. Toen Palestijnse vluchtelingen in 2011 vanuit Syrië wilden terugkeren naar Israël (en de bezette Palestijnse gebieden) vanwege de burgeroorlog daar, werden ze door de Israëlische grenspolitie beschoten. Vijftien Palestijnen verloren daarbij het leven. Eén van hen was Inas Sjreitah, die geboren werd in het vluchtelingenkamp van Jarmoek, bij Damascus, Syrië. Haar fami-

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

hamas naast fatah Omar Al-Akad heeft een middelgrote drukkerij in Ramallah. ‘De meeste affiches die ik druk zijn bestemd voor doden die lid waren van een politieke partij of een militante beweging. Het is de verantwoordelijkheid van de partij of militie om martelaarposters te laten maken en uit te delen. Dat zou ook de wens geweest zijn van de overle-

dene.’ Omar zegt dat een oplage voor een sjahied uit Ramallah van 1000 exemplaren ongeveer 150 sjekel kost (30 euro, nvdr. ). Enkel voor nationale figuren zoals Arafat worden er grotere oplages gedrukt. ‘Hoewel ik veel respect heb voor onze martelaren, worden de kosten gedragen door de opdrachtgever. Ik moet er ook geld mee verdienen.’ Politica Khalida Jarrar van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP) bevestigt dat haar partij de drukkosten op zich neemt: ‘Als een lid van de partij sterft of omkomt, maken wij een herdenkingsposter. Het is een traditie in Palestina en eigenlijk is het een eerbetoon. Deze posters worden door iedereen gerespecteerd, zelfs als men er andere politieke voorkeuren op nahoudt.’ Het PFLP heeft ook banden met de Aboe Ali Moestafa-brigade (een gewapende militie, nvdr). Deze groepen worden door Israël en het Westen gezien als terroristische organisaties. Jarrar zegt dat martelaarposters voor gesneuvelde brigadiers betaald worden door particulieren, dat het PFLP daar niet toe bijdraagt. ‘Ook andere politieke partijen doen het zo’, voegt ze er nog aan toe. In Al-Khader, in de buurt van Bethlehem, bezoeken we de familie van Rami Moessa. De zestienjarige scholier kwam in 2001 om bij een beschieting van het dorp. De woonkamer van de familie Moessa ziet eruit zoals de meeste Palestijnse zitkamers: overal sofa’s, een grote afbeelding van de Rotskoepel centraal in de ruimte en veel familiefoto’s. Twee verschillende martelaarposters van Rami sieren de wanden. De poster met het Fatah-logo toont een vriendelijk ogende puber, de Hamas-affiche beeldt Rami © Sander Buyck

De meeste posters op de Westelijke Jordaanoever zijn zo gehavend door weer, wind en tijd dat de doden die ze herdenken haast onherkenbaar zijn geworden. De meeste martelaars zien eruit als gewone burgers, sommige komen in beeld als gewapende mannen in gevechtskleding voor de gouden Rotskoepel op de Tempelberg in Jeruzalem. Al deze doden zijn vervagende getuigen, daders of slachtoffers van geweld, strijd en onrecht. Ze woonden in de buurt waar hun beeltenis hangt te verweren, of het waren prominente politici, zoals Jasser Arafat. De vormgeving van de affiches is simpel: een portret met de naam, de sterfdatum, een logo van een politieke partij of een militie erop. Sporadisch zie je ook een citaat uit de Koran. Een oude man in het vluchtelingenkamp van Jenin vat het kort samen: ‘We laten deze posters hangen, soms jarenlang. En hoewel ze langzaam vergaan, zal niemand ze vervangen of wegnemen. Als ze loskomen of op de grond vallen, hangen we ze weer op. We hebben erg veel respect voor onze sjahieds!’ De woelige jaren van de intifada’s op de Westelijke Jordaanoever zijn al een tijd voorbij, maar ook nu nog komen er elk jaar martelaren bij. Toen in mei 2012 de gouverneur van Jenin, Moessa Kadora, overleed aan een hartaanval, werd hij in zijn thuisstad herdacht als een echte sjahied. Zijn affiches werden verspreid in de stad. Ook conflicten buiten de bezette Palestijnse gebieden leveren steeds nieuwe martelaren op. Palestijnse ballingen die omkomen in conflicten in buurlanden

af met een kalasjnikov losjes over zijn schouder. Op de achtergrond schittert de gouden Rotskoepel. Als we vragen stellen over deze poster, reageert de familie merkwaardig. ‘Geen foto’s maken! Ze hebben gewoon zijn hoofd op een ander lichaam gemonteerd! Dit is Rami niet! Rami was een onschuldig kind!’, zegt zijn moeder. Waarom neemt de affiche dan toch zo’n prominente plaats in? ‘We hebben die poster gekregen van Hamas, we kunnen hem niet wegdoen, dan zouden we in de problemen komen’, verklaart ze fluisterend. De familie praat niet vrijuit. Ze zijn zichtbaar op hun hoede. Op de affiche van de verdronken kinderen uit Bethlehem prijkt duidelijk het logo van de Fatah-partij: twee gekruiste geweren met Palestijnse vlaggen op een

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

gele achtergrond en een kaart van Palestina. De moeder van Azzedin sympathiseert met Fatah en ziet er geen graten in: ‘Mijn man is lid van de partij, de militanten kwamen steun geven na het ongeval én ze hebben de posters gemaakt. Ze zijn hier gebleven en hebben geholpen bij de begrafenis. De martelaarposter is voor ons vooral een sociaal iets.’ In het vluchtelingenkamp Diheisjeh, bij Bethlehem, spreken we met een man met contacten in de hoogste politieke echelons. Daarom wenst hij anoniem te blijven. Hij bevestigt dat sommige politieke partijen bewust bezig zijn met het martelaarschap: ‘Een partij met veel martelaren kan daar ook electoraal voordeel uit halen. Die partij toont zo aan de enige échte Palestijnse partij te zijn, bereid om offers te brengen voor haar idealen. Maar zelfs als de overledenen geen partijgetrouwen waren, worden ze soms geannexeerd als martelaar door een partij, hoewel ze toevallige burgerslachtoffers waren. Om de heldenstatus nog meer te onderstrepen gaan sommige mensen aan de slag met Photoshop. Dat gebeurt ofwel bij de drukker zelf, ofwel bij particulieren.’

manipulatie Via onze tolk zoeken we een drukker die de foto’s bewerkt of een fotograaf die de affiches op voorhand bewerkt. Al snel stuiten we op erg veel weerstand. Omar Al-Akad van de drukkerij in Ramallah zegt dat hij niet ongevraagd logo’s op foto’s zet. Foto’s bewerken vindt hij helemaal onkies: ‘Wij doen dat niet. We monteren niets of voegen niets toe. We gebruiken altijd de foto die gebracht ❱

47


REPORTAGE

IEDEREEN SJAHIED! Sjahied, zo noemt elke Palestijn de doden op de affiches: martelaar, iemand die de principes van de islam trouw bleef en stierf in die overtuiging. Een sjahied komt, volgens de Koran, na zijn dood direct in het paradijs terecht. Maar in de bezette Palestijnse Gebieden zijn het niet enkel moslims die sjahied kunnen worden. De christelijke Salem Jakoeb Nemer uit Ein Arik stierf in 2004 bij een raid door de Israëlische geheime dienst.

48

© Sander Buyck

montages van weinig respect getuigen tegenover de martelaren. Het is een manipulatie van de waarheid.’ Naar eigen zeggen kent hij geen enkele drukker die het wel doet. Heel af en toe krijgt hij wel al bewerkte foto’s waarop martelaren in gevechtskleding of met wapens staan afgebeeld, die drukt hij wel af. Wie bewerkt die foto’s die drukkers zoals Omar aangeleverd krijgen? De meeste getuigen zeggen dat het om kleine eenmansbedrijfjes gaat, die afgeschermd worden. Het is duidelijk dat deze vorm van politieke propaganda aangestuurd wordt uit donkere hoeken van de Palestijnse samenleving. Het is moeilijk om uit te maken hoeveel martelaarposters getrukeerd zijn, want drukkers houden geen archief bij. De meeste Palestijnen die we spreken, uiten overigens

Zijn zus, Rose, noemt hem ook een sjahied: ‘In het christendom hebben we ook martelaren. Jezus is onze profeet en de belangrijkste martelaar in ons geloof. Hij roept ons op om voor onze rechten op te komen.’ Tegelijk geeft Rose toe dat deze religieuze interpretatie tegenwoordig aan belang inboet, ten voordele van nationalistische gevoelens: ‘Wij strijden voor ons vaderland, het land waar onze voorouders steeds gewoond hebben, en het recht op terugkeer voor de vele vluchtelingen

naar hun geboortegrond. Die strijd is voor elke Palestijn hetzelfde, of hij nu moslim of christen is. We zijn broeders in dit gevecht.’ Hoewel religieuze groeperingen de strijd vaak proberen te kapen, speelt patriottisme vandaag een belangrijkere rol op de Westelijke Jordaanoever. Een sjahied sterft eerst en vooral voor het vaderland, voor Palestina. Khalida Jarrar, een vooraanstaande Palestijnse politica van het linkse en seculiere Volksfront voor de Bevrijding

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

van Palestina: ‘In alle revoluties over de hele wereld zijn mensen gestorven voor hun idealen en principes, om te voorkomen dat onschuldige burgers vermoord werden of om een dictatoriaal en onrechtvaardig regime omver te werpen. Ook veel marxisten worden gezien als sjahied. In Palestina kan iedereen een martelaar zijn: politici, moslims, katholieken van alle verschillende sociale klassen, zowel mannen als vrouwen, bejaarden als kinderen. Dat heeft niets met religie te maken.’

Karmi, een erg actieve militant van de Al Aqsa-brigade (militie gelieerd aan de Fatah-partij, nvdr), was goed voorbereid op zijn martelaarschap. Als we op bezoek zijn bij zijn weduwe, krijgen we foto’s in de hand geduwd waarop Karmi trots poseert met kalasjnikovs. Op sommige foto’s houdt hij een wapen in de ene hand, in de andere zijn dochter van zes maanden. Het zijn bevreemdende beelden. Toch is het niet zo opzienbarend dat echte militanten rekening houden met de dood. Veel frappanter is dat vele gewone jongeren ook met valse wapens gaan poseren in geïmproviseerde fotostudio’s. ‘Je weet maar nooit of jij misschien de volgende bent die sterft’, is de uitleg die we krijgen.

politieke annexatie De Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever herdenken hun martelaren actief. Daarbij maakt het niet uit of de overledene nu moslim of christen, militant of burger, jong of oud is. Het ooit puur religieuze aspect heeft aan belang ingeboet ten voordele van nationalistische motieven. De term sjahied is onderhevig aan een echte inflatie en wordt vandaag gebruikt voor zowat elke Palestijn die onverwacht sterft. Martelaarposters worden door familie of politieke partijen en milities betaald en verspreid, bijna zonder uitzondering krijgt de poster een politiek logo mee. Partijen willen zo steun betuigen aan families die dierbaren verloren, terwijl ze zich tegelijk ook profileren als een echte Palestijnse nationalistische beweging die bereid is offers te brengen. Daarin gaan sommige partijen of particulieren zo ver in dat ze foto’s bewerken om ze een militantere uitstraling te geven. De constante aanwezigheid en dreiging van geweld in de Palestijnse samenleving, de willekeur van de dood en de politieke annexatie van burgerslachtoffers als iconen voor de nationale strijd

© Sander Buyck

ook hun ongenoegen over deze manipulaties van foto’s. Manipulatie achteraf is niet altijd nodig. Soms wordt het fotomateriaal al bij leven voorbereid voor later gebruik als martelaarposter. Vele jonge activisten laten martelaarfoto’s nemen in obscure fotostudio’s. Het verhaal van Khamis Jarwan, een zelfmoordterrorist die zichzelf in 2003 opblies in een supermarkt in Tel Aviv, is sprekend. Zijn vader vertelt: ‘Drie maanden voor de aanslag kwam Khamis thuis met zes foto’s. Hij vroeg aan zijn moeder welke ze de mooiste vond. Ze koos één foto en vroeg hem daarna waarom hij dat wilde weten. Khamis antwoordde gewoonweg: “Omdat ik die foto wil gebruiken als ik later martelaar ben.”’ Khamis had gewone portretfoto’s laten maken. Anderen gaan bij leven al poseren in gevechtsuitrusting. Raed

❱ wordt. Ik vind dat dergelijke

‘In alle revoluties over de hele wereld zijn mensen gestorven voor hun idealen en principes.’ dragen ertoe dat de martelarencultus op de Westelijke Jordaanoever, bij uitbreiding in alle bezette Palestijnse gebieden, zo’n invloed en impact heeft op de gewone samenleving. Ongetwijfeld is die verheerlijking een manier om het leven in een uitzichtloos conflict toch zin te geven, bij te kunnen dragen aan een groter geheel. Het geloven in een natie is in de Palestijnse gebieden bijna een religie geworden, met als centrale waarde opoffering voor een hoger doel: Palestina.

Q

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Dit artikel kwam tot stand naar aanleiding van het artistiek journalistiek project ‘Rendez-vous au Paradis’ van fotograaf Sander Buyck in samenwerking met Fonds Pascal Decroos.

49


© Brecht Goris

PORTRET mensen & verhalen

De geëngageerde gelijkmoedigheid van Lukas Pairon

‘Musicerende jongeren kunnen in Gaza botsen met de grimmige dogmatiek van de machthebbers; in Kinshasa moeten ze oproeien tegen de volkomen desinteresse van de overheid.’

‘ Muziek verzacht de zeden. Niet ’ door Gie Goris

Hoe komt iemand uit de wereld van de experimentele hedendaagse muziek terecht in de frontlinies van de hedendaagse conflicten en armoede? En wat leert hij uit die culturele en humanitaire omzwervingen over mens en muziek? Een portret van Lukas Pairon, doctoraal onderzoeker aan de UGent en oprichter van Ictus Ensemble, Music Fund en de Derde Partij.

De Koninginnegalerij in hartje Brussel wordt in toeristische folders aangeprezen als de mooiste plek om te fotograferen in de hoofdstad. Binnen in dat glazen handelspaleis, in een smaakvol ingerichte, kleine studio op de tweede verdieping, houdt Lukas Pairon kantoor als directeur van Music Fund. Met die organisatie slaagde hij er de voorbije elf jaar in zo’n drieduizend instrumenten in te zamelen en te herstellen, en er daarvan al zo’n tweeduizend te bezorgen aan muziekscholen in Gaza, de Westelijke Jordaanoever, Kinshasa, Maputo (Mozambique) en Tétouan (Marokko). De vraag kwam oorspronkelijk van muziekscholen in de Palestijnse Bezette Gebieden, waar Pairon en zijn ensemble voor hedendaagse muziek Ictus betrokken geraakt waren bij de opleiding van muzikanten. Het duurde twee jaar eer hij die vraag in een collecte omzette, in een partnerschap met Oxfam België. Het was meteen een eclatant succes: op negentig plaatsen werden meer dan vijfhonderd instrumenten ingezameld. ‘We boden de mensen de kans iets te schenken, en dat wordt geapprecieerd’, zegt Lukas Pairon bedachtzaam. ‘En we stelden vast dat een instrument meer is dan een object dat je kan doorgeven. Elk

instrument is een web van emotie en herinnering: de schenker heeft er jarenlang zelf op gespeeld, of zijn kinderen, of een overleden familielid. En dus is het weggeven van een instrument geen afscheid, maar eerder het begin van een nieuwe relatie. Iedereen wil weten waar zijn viool, gitaar of piano naartoe gaat, wie erop oefent, hoe het die mensen vergaat. Met het instrument reist de schenker mentaal mee naar de gebieden van conflict of extreme armoede.’ Bovendien werkte het verhaal over de behoefte aan muziekinstrumenten voor muziekscholen in de Palestijnse Gebieden als een soort mentale elektroshock. De meeste mensen, dat beseft Pairon heel goed, schermen zich af van het altijd slechte nieuws dat uit het Midden-Oosten komt. Van achter dat informatieschild zien Palestijnen en Israëli’s eruit als abstracties, bewegende belangen, eerder dan vaders of moeders, of kinderen met toekomstdromen. Maar Palestijnse ouders die hun kinderen naar de muziekschool willen sturen of tienjarige jongens of meisjes die Für Elise uitproberen tussen de alarmsirenes en de avondklok: dat maakt van hen plots weer mensen van vlees, bloed en cultuur. Music Fund heeft nu veertien permanente collectie-

50

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

punten in zes Europese landen, maar verlegde zijn prioriteit al snel naar opleiding: ‘Want wat gebeurt er met een piano of een viool zodra die gearriveerd zijn? Als er geen geschoolde stemmers of herstellers van die instrumenten zijn, zou het allemaal van erg korte duur kunnen zijn. En als er geen goed opgeleide leerkrachten zijn, worden de instrumenten onderbenut.’

voldoening Een van de initiatieven waaraan Lukas Pairon zijn hart verloor, is de muziekschool van Gaza. Muziek is geen vanzelfsprekend-

heid in een openluchtgevangenis als Gaza, waar zestig procent van de bevolking werkloos is, en met de allesbehalve melomane islamisten van Hamas aan de macht is het een klein wonder dat de A.M. al-Qattan Foundation er in september 2008 toch in slaagde een muziekschooltje te openen. Tijdens de Israëlische operatie Gegoten Lood van december 2008 werd de school in puin gelegd, maar twee maanden later gingen de deuren opnieuw open. ‘Dan vraag je je toch af,’ zegt Pairon, ‘wat die mensen bezielt. Wat is het dat muziek zo essentieel maakt, dat mensen zelfs in de

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

extreemste omstandigheden er alles aan doen om hun vioolles te kunnen volgen, hun kamermuziek in te studeren, hun luitlessen niet te missen?’ Dat klinkt als een retorische vraag uit de mond van iemand die zich al meer dan tien jaar inzet voor het verbeteren van muziekonderwijs in de frontlinies van conflict en armoede, van Gaza over Afrika tot Haïti, waar Music Fund dit jaar van start gaat. Toch kent Pairon het antwoord op zijn eigen vraag niet. Nog niet, want hij is dit jaar begonnen aan een doctoraal onderzoek onder de titel De betekenis van muziekonderwijs voor jongeren die getroffen worden door conflict of geweld. Voor dat onderzoek zal Pairon de meeste tijd doorbrengen met jonge muzikanten in Gaza, maar ook in Kinshasa, waar hij twee orkesten met jongeren zal volgen: een project met straatkinderen en zogenaamde heksenkinderen, en een project met kulunas of bendeleden. Als hij het onderwerp van zijn toekomstige onderzoek toch al eens voorzichtig aftast, stelt Lukas Pairon vast dat die jongeren in Gaza of Kinshasa tot op zekere hoogte hetzelfde doen als de professionele topmuzikanten waarmee hij tot einde 2012 in Ictus samenwerkte: ze maken schoonheid waar niemand per se op zit te wachten, maar die een onwaarschijnlijke voldoening in hun eigen leven en wezen kan teweegbrengen. En ze doen dat vaak op eigen risico. In Gaza kunnen ze botsen met de grimmige ❱

51


PORTRET mensen & verhalen

❱ dogmatiek van de machthebbers; in

Kinshasa moeten ze oproeien tegen de volkomen desinteresse van de overheid, die de onwaarschijnlijke kweekvijver aan artistiek talent aan zijn lot of aan de woeste commercie overlaat. ‘In gesprekken over muziek in conflictzones valt al snel de dooddoener dat muziek de zeden verzacht of dat samenspel een voorafspiegeling is van de vrede die eruit voortkomt. Dat is zo’n onwaarschijnlijke overdrijving, alsof muziek magische krachten zou bezitten, dat ik van die bon mots geen spaander heel kan laten.’ Even later zet Pairon dan toch een voetnoot bij die stelligheid: ‘Ik moet toegeven dat ik in Gaza ben gaan twijfelen aan mijn eigen scepticisme over de impact van muziek. Daar zag ik

aandacht gefocust wordt op cultuur en weggehaald wordt van de ellende van conflict en armoede.’ Ontwikkeling is echter meer dan psychologisch comfort. Wil Lukas Pairon ook maatschappelijk zaken in beweging zetten met de acties van Music Fund? Het korte antwoord lijkt neen te zijn: ‘De kortste weg naar mislukking is van hieruit proberen te bepalen hoe de wereld er ginder zou moeten uitzien. Daar wil ik niet aan meedoen. Onze rol is louter ondersteunend: wat de mensen ginder willen doen, wordt mee mogelijk gemaakt door dingen die wij kunnen aanbrengen: instrumenten, knowhow, opleidingen… Dat is dan ook het antwoord op de opwerping dat wij met westerse instrumenten ook de westerse cultuur

‘Ik vind de bezetting verschrikkelijk en ben ervan overtuigd dat er zo snel mogelijk een oplossing moet komen. Juist daarom ben ik zo gekant tegen een culturele en intellectuele boycot van Israël.’ dat de jonge mensen die met muziek bezig zijn en hun instrument vaak hebben leren bespelen door cursussen van internet te downloaden, juist heel optimistisch en gedreven in het leven staan. Misschien heeft die vorming tot muzikant daar toch wel iets mee te maken?’

geen vredesduif Muziek als instrument voor ontwikkeling, dat is de baseline waarmee de brochure Music Fund 2013-2015 uitpakt. In de tekst binnenin wordt dat wat concreter en genuanceerder gesteld: ‘Muziekonderwijs en -uitvoering op zich voorkomen conflicten niet of zorgen niet voor economische ontwikkeling. Maar goed gestructureerd muziekonderwijs kan wel een fundamentele rol spelen in de opbouw of heropbouw van een samenleving, al was het maar omdat de

52

importeren: wij bezorgen alleen waarnaar gevraagd wordt, en wat men vraagt zijn instrumenten die “geadopteerd” werden en waarmee zij de muziek maken die zij willen maken.’ Pairon weigert de rol van vredesduif, ook al ziet hij ze veelvuldig rondfladderen, de artistieke projecten die beloven vrede te creëren. ‘Ik vind zelfs niet dat wij muzikale ontmoetingen tussen Palestijnen en Israëli’s moeten opzetten, dat kunnen ze zelf wel als ze die willen.’

uitwisseling Is die houding van non-interventie houdbaar in de context van Israël en Palestina? Kan Lukas Pairon daar volhouden dat hij louter als technische, ondersteunende partner aanwezig is, of moet hij toch partij kiezen? Pairon bevestigt dat onverschilligheid,

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

zelfs in de positieve betekenis van openheid voor verschillende mogelijke waarheden, niet mogelijk is zodra je in Palestina arriveert, wat hij de voorbije jaren meer dan vijftig keer gedaan heeft. ‘Ik vind de bezetting verschrikkelijk en ben ervan overtuigd dat er zo snel mogelijk een oplossing moet komen. Daarom ben ik altijd zo geïnteresseerd geweest in wat vredesactivisten aan beiden kanten van de conflictgrens deden, vaak in dialoog met elkaar. Maar daarom ook ben ik zo gekant tegen het idee van een culturele en intellectuele boycot van Israël.’ Pairon bedoelt het feller dan hij het brengt. Hij lijkt de vleesgeworden geëngageerde gelijkmoedigheid, of het nu gaat over een ontbrekende stemvork of over de dagelijkse vernederingen die zijn Palestijnse vrienden ondergaan. ‘Ik kan me nog het effect voorstellen van een bankenboycot en zou zeker voorstander zijn van een boycot van landbouwproducten die afkomstig zijn van de nederzettingen. Maar als een muziekschool in Ramallah of Jenin een muziekleraar zou gaan weigeren louter op grond van het feit dat die leraar uit Israël komt, dan zie ik dat als een gemiste kans om barsten in de muur te maken. Zo’n muziekleraar gaat immers een langetermijnrelatie aan met zijn leerlingen, maar ook met de ouders en de gemeenschap van die leerlingen. Wellicht kan hij soms niet weg uit de stad waar hij lesgeeft, wat betekent dat hij moet overnachten bij de mensen. Zo iemand neemt dan weer de menselijke verhalen uit de Palestijnse Gebieden mee naar huis. Die uitwisseling, die band willen doorknippen, dat stoort me enorm.’ ‘Ik snap wel dat een Palestijnse muziekschool niet met elke Israëlische instelling of ieder individu kan samenwerken, dat men minstens de behoefte heeft aan een ondubbelzinnig standpunt tegenover de bezetting. Dat is politiek. Maar een boycot die gericht is tegen iedereen uit Israël gaat verder en daar volg ik niet. Dat wordt een vorm van pacifisme die zeker geen vrede zal opleveren.’

Q


23mei Sunita Narain: Ecologie van de armen De eerste slachtoffers van de aanzwellende mondiale milieuramp zijn de honderden miljoenen armen die voor hun inkomen en overleven onmiddellijk afhankelijk zijn van de natuur. Sunita Narain, directeur van het gerenommeerde Center for Science and Environment in India, maakt een duidelijk onderscheid tussen an ecology of the poor en an ecology of the rich. Dat laatste staat volgens haar voor een ecologisch bewustzijn dat focust op het opruimen van de gevolgen van een spilzieke productie en consumptie, maar weigert die economie aan de wortel te veranderen. Na de lezing gaat filosoof Marius de Geus dieper in op de vraag hoe het Noorden kan evolueren naar een economie die ruimte laat aan de armen om hun eigen ecologie beter te beschermen en tegelijk uit de armoede te komen.

 Donderdag 23 mei, 20u., Vooruit, SintPietersnieuwstraat 23, Gent. Toegang: 5 euro. Inschrijven via www.mo.be/molezing. Taal: Engels

24mei Sunita Narain over mondiale milieu-akkoorden Dat de internationale gemeenschap er maar niet in slaagt afdwingbare afspraken te maken over milieuproblemen, is volgens Sunita Nairan (zie hierboven) voor een groot deel de verantwoordelijkheid van het Noorden –en meer bepaald de VS. Na de lezing van Narain gaan federaal staatssecretaris van Leefmilieu Melchior Wathelet (o.v.) en de EU-delegatieleider in de klimaatonderhandelingen, Artur Runge-Metzger, dieper in op de stappen die België en de EU ondernemen om het mondiale bestuur voor milieu en klimaat te deblokkeren.

Vrijdag 24mei, 19u.30, Auditorium KBC-toren,

Eiermarkt 20, Antwerpen. Toegang: 5 euro. Inschrijven via www.mo.be/molezing. Taal: Engels. Deze lezing wordt georganiseerd in samenwerking met Argus. MO*lezing is een initiatief van MO* en VlaamsNederlands Huis deBuren. Vaste partners zijn Kaaitheater, Beursschouwburg, Vooruit en Zuidcafé - De Roma.

53

29 april De pijnlijke geboorte van India De Britse geschiedkundige en auteur Patrick French (schrijver in residence bij Passa Porta) stelt de Nederlandse publicatie voor van De vrijheid of de dood. De onafhankelijkheidsstrijd en opdeling van India, een meeslepend verhaal vol intriges, gemiste kansen, hoop en tragedie. French praat met Gie Goris (MO*) over de impact van de opdeling van het subcontinent en de traumatische geboorte van de onafhankelijke staat India op de actualiteit van het land en de regio. Maandag 29 april, 20 uur. Antoine Dansaertstraat 46, 1000 Brussel. Organisatie: Passa Porta i.s.m. MO*.

Informatie: info@passaporta.be, www.passaporta.be

14mei Holebi’ s en transgenders op de vlucht Film- en debatavond met de focus op een bijzondere groep binnen de vluchtelingen en asielzoekers. Vertoning van Silent Stories, de documentaire van journaliste Catherine Vuylsteke, gevolgd door een debat met Dirk Van Den Bulck (Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen), Yves Aerts (Algemeen Coördinator Çavaria, holebi- en transgenderkoepel Vlaanderen en Brussel) en Els Keytsman (Directeur Vluchtelingenwerk Vlaanderen). Inleiding door schepen Resul Tapmaz, uitleiding door een getuige. Moderator: Gie Goris (MO*).

Dinsdag 14mei, 20 uur. Kopergieterij, Blekerijstraat 50, 9000 Gent. Organisatie: Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Casa Rosa, Stad Gent, Kopergietery en Çavaria. Info en inschrijven: http://www.cavaria.be/silentstories

16mei Mondiaal Café: jacht op grondstoffen MO* organiseert samen met diverse partners Mondiale Cafés in de Zebrastraat in Gent: debatten, gesprekken of lezingen die inzicht brengen waar voordien onwetendheid was. In dit tweede Mondiaal Café gaan we dieper in op de wereldwijde jacht op grondstoffen en de impact daarvan op de aarde. Debat met Dirk Draulans (Knack), Raf Custers (auteur Grondstoffenjagers), Koen Vlassenroot (UGent). Moderator: John Vandaele (MO*). Inleiding door Jan Roegiers (voorzitter Curieus Oost-Vlaanderen).

Donderdag 16mei, 20u., Zebrastraat 32, Gent. Organisatie: Curieus Oost-Vlaanderen i.s.m. MO*.

17mei De veranderende wereldeconomie Economisch verplaatst het zwaartepunt van de wereld zich van West naar Oost (en ook wat richting Zuid), van de Atlantische naar de Stille Oceaan. Maar hoever is dit zwaartepunt al opgeschoven? Hoe snel verplaatst het zich? Lezing door John Vandaele (MO*).

Vrijdag 17mei, 20u., Raadzaal, Stationsstraat 29, 3400 Landen. Gratis toegang. Reserveren: 011880316 of cultuur@landen.be. Organisatie: Cultuurdienst Landen.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be


ESSAY tendensen

Volk, taal en staat in Afrika

Label, verdeel en heers Als ik Afrika zeg, denkt u aan stammen. Is dat terecht? Volgens heel wat experts vormen de tribale en etnische identiteiten een probleem voor de economische en democratische ontwikkeling van Afrika. Klopt dat? Olivia Rutazibwa volgde voor MO* de etnisch zwaar geladen verkiezingen in Kenia. Een uitstekende gelegenheid om het antwoord op deze en andere vragen te zoeken.

door Olivia Rutazibwa

❱ ‘Hutu of Tutsi?’ Telkens wanneer iemand naar mijn origine peilt, is de kans groot dat ik deze opvolgvraag voorgeschoteld krijg. Ondanks de genocide van 1994 schrikken mensen er niet voor terug –niet alleen in België maar ook in pakweg Somaliland, Kenia, Senegal of Ethiopië– om op de vrouw af te informeren naar mijn Rwandese etniciteit.

Klaas Verplancke

Vaak is de etnische of andere verdeeldheid zowat het enige wat mensen via de media over landen ver weg te horen krijgen. Bovendien strookt de ongegeneerde indeling in groepen met de manier waarop mensen zichzelf zien of hun leven van alledag ervaren. Het valt daarbij op dat wanneer het over de eigen samenleving gaat, de vraag vaak niet gesteld hoeft te worden. Via naam, taal, of andere subtiele aanwijzingen weten mensen van elkaar tot welke groep ze behoren en wat dit betekent. Er zijn echter ook momenten waarop de etnische affiliatie belangrijker wordt, zoals tijdens of in de aanloop naar een conflict. Dan ruimt de vanzelfsprekendheid plaats voor vaak explicietere of geïnstitutionaliseerde groepsverwijzingen. We

54

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

kennen de extreme vormen: de davidster als voorbode van de Holocaust, de Belgische kolonisator die Hutu-Tusti-verwijzingen introduceerde op identiteitskaarten in Rwanda en Burundi, en de Rwandese genocides. In een minder dramatische context merkte auteur Binyavanga Wainaina in 2009 –een jaar na het bloedige Keniaanse verkiezingsgeweld– op dat er een tijd was waarin niemand naar zijn tribale achtergrond zou hebben gevraagd. Vanaf een bepaald moment werd dat plots wel een geoorloofd en noodzakelijk gespreksonderwerp.

meer dan een label Waarover gaat het eigenlijk als we het hebben over etniciteit of tribalisme? In een poging tot definiëring haalt politicoloog Peter Vermeersch in zijn boek Het Vredesfront zaken aan als huidskleur, afkomst, traditie, geloof, taal en verleden. Een strikte definiëring lijkt echter moeilijk want soms heeft het met dit alles te maken, ‘soms met niets van dat alles.’ Het lijkt Vermeersch dan ook nuttiger in te zoomen op de verschillende manie- ❱

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

55


ESSAY tendensen

❱ ren waarop etniciteit tot nog toe benaderd

werd. Hij onderscheidt er drie: de biologische, de cultuur-historische en de interactionele. De biologische benadering gaat uit van fysieke en vaak raciale kenmerken alsook van homogeniteit binnen de groep. De cultuur-historische legt vooral de nadruk op tradities en gebruiken die groepen van elkaar onderscheiden. Aangezien het om cultuur gaat, is er in deze benadering meer ruimte voor verandering en elasticiteit. De interactionele benadering ten slotte houdt zich niet zozeer bezig met het definiëren van wat etniciteit is. De focus ligt veeleer op hoe en in welke context de opdelingen tot stand komen en een betekenis krijgen. Zo beschreven spreekt het voor zich dat groepsindelingen niet anders dan universeel zijn. Toch krijgen we vaak de indruk dat ze in Afrikaanse landen meer spelen dan elders in de wereld. Vooral het gebruik van woorden als stammen en tribalisme, die speciaal lijken weggelegd om conflicten buiten het Westen te beschrijven én verklaren, strijkt menig (Afrikaans) observator tegen de haren. Critici zoals de Keniaanse onderzoeker Killian Ngala vinden de termen ronduit denigrerend en racistisch. Gelanceerd vanuit een zogenaamde geciviliseerde positie geven ze steevast een primitieve, achterlijke en barbaarse connotatie mee. Dit neemt niet weg dat het termen zijn die mensen in het continent zelf ook gebruiken. Los van de labels en wie ze al dan niet gebruikt, is het moeilijk te ontkennen dat het om iets reëels gaat. De Keniaanse Vera Magero beschrijft in een blogpost over tribalisme en identiteit dat ze tijdens haar kindertijd in Kenia eerst de taal van haar groep aangeleerd kreeg, en pas daarna de twee nationale talen Engels en Swahili. ‘Aangezien we als kinderen voornamelijk blootgesteld worden aan de overtuigingen en rituelen van onze stam,’ schrijft ze, ‘vormen ze op jonge leeftijd onze identiteit.’ De anekdotes en verhalen die zij als kinderen meekrijgen, zorgen er mee voor dat ze zich als anders dan de andere groepen gaan zien.

56

Dat hoeft op zich natuurlijk geen probleem te zijn. Het is pas wanneer de verschillen afgeschilderd worden als vijandig of superieur, dat het gevaarlijker wordt. Auteur Wainaina, schrijvend vanuit de dominante Keniaanse Kikuyu groep, omschrijft treffend hoe zo’n proces niet eens erg expliciet hoeft te zijn maar zich kan beperken tot het bepalen van wat normaal is. ‘Kikuyu zijn, is redelijk zijn. Wij zijn de onzichtbare middenklasse-objectiviteit van Kenia. Wie bij ons wil horen, moet zich zoals ons gedragen. Wij moeten onszelf niet bevragen.’ En nog: ‘De Kikuyu waren er gewoon, de rest was etnisch.’

koloniaal erfgoed Auteurs zoals Juma, die vinden dat tribalisme en moderne democratie niet samengaan, missen volgens anderen een belangrijk punt. Ze lijken te vergeten dat de etnische opdelingen precies tijdens het kolonialisme ingevoerd of verscherpt werden, met name door de invoering van westerse staatstructuren en het kapitalistische systeem. In vele gevallen maakte de kolonisator een simplistische etnische lezing van de samenleving en deelde de macht enkel met die groepen die hem het meest geschikt leken om over de andere groepen te regeren. Na de kolonisatie werd deze ongelijke machtsdeling vaak simpelweg overgenomen door de Afrikaanse elites uit die dominante etnische groepen. Zo zien we in het geval van Kenia dat de Kikuyu’s vaak als toezichthouders waren aangeduid onder de Britten, en vanuit die functie naar andere delen van het land werden uitgezonden en land toegewezen kregen. De landproblemen in Kenia vandaag zijn in grote mate terug te voeren op die initiële scheeftrekking. Etniciteit weegt niet overal in Afrika even veel door. Historicus Leroy Vail wees er op dat het belangrijk is niet alle Afrikaanse landen op één hoop te gooien. Er was niet overal eenzelfde soort kolonisatie en ook de sociaaleconomische ontwikkelingen waren erg verschillend. In zijn boek The

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Critici vinden woorden als stammen en tribalisme ronduit denigrerend en racistisch omdat ze steevast een primitieve, achterlijke en barbaarse connotatie meegeven.

creation of tribalism in Southern Africa (1989) legt hij enkele specifieke fenomenen voor zuidelijk Afrika bloot: snelle economische omwentelingen, het feit dat mannen hun dorpen en families moesten verlaten om in de mijnen te gaan werken, alsook de ongelijke toegang tot land en grondstoffen. Dit leidde er toe dat niet alleen de intellectuele elite –missionarissen en hoogopgeleiden– bijdroeg aan de etnische definiëring en categorisering van mensen. Ook de getroffen migrantenarbeiders zagen heil in het zich terugplooien op een vertrouwd en gedeeld verleden binnen de eigen groep, omdat het hen controle en een houvast gaf in een snel veranderende en vaak miserabele nieuwe realiteit. Na de kolonisatie bleven de beloofde economische groei en welvaart in de officieel onafhankelijke natiestaten echter uit. Hierdoor werden mensen gesterkt in hun geloof dat ze iemand van hun eigen groep aan de macht moesten helpen om een graantje te kunnen meepikken van de economische ontwikkeling.

etniciteit en democratie In het slechtste geval leidde dit tot openlijke gewapende conflicten die gemakkelijkheidshalve aan de etnische verdeeldheid werden toegeschreven. Maar zelfs in de afwezigheid van openlijk conflict vinden sommigen dat etniciteit op gespannen voet staat met liberale democratie. Voor Calestous Juma en anderen is dat omdat

mensen stemmen voor een persoon op basis van diens affiliatie in plaats van diens programma dat heel het land vooruit moet helpen. Het is allicht te simplistisch om te stellen dat de massa’s domweg om de tuin geleid worden door de manipulatieve leiders die de etnische kaart trekken om verkiezingen te winnen. Het feit dat mensen etnisch blijven stemmen wijst er op dat etnische politiek een nood ledigt, een bepaald vertrouwen schept dat kiezers niet vinden in de klassieke westerse visie op democratie die veeleer op programmapunten dan op personen gebaseerd zou zijn. Juma presenteert deze twee opties als incompatibel met elkaar, terwijl auteurs als Ngala niet geloven dat het ene het andere uitsluit. De uitdaging ligt voor hem in het zoeken naar manieren om etniciteit te democratiseren, niet om ze weg te wensen.

wissen of erkennen? Na een bloedig etnisch conflict zijn er verschillende wegen die landen kunnen inslaan in de zoektocht naar een vreedzame toekomst. Peter Vermeersch deelt de opties ruwweg op in twee categorieën: integratie of consociatie –samensmelting of verkaveling zeg maar. De eerste optie ziet de opdeling van de samenleving in groepen als iets schadelijk en wil er alles aan doen om die met de tijd uit te wissen. De tweede gaat uit van de bestaande verdelingen in de samenleving en zoekt naar een formule waarbij alle groepen op eerlijke wijze toegang krijgen tot de macht en deelname aan de samenleving. In het geval van Rwanda en Burundi bijvoorbeeld zien we dat hoewel ze een gelijkaardige etnische opdeling en bloedige conflicten kenden, deze buurlanden niettemin voor

een radicaal verschillende koers kozen. Burundi opteerde voor een quotasysteem om de vertegenwoordiging van alle groepen in de politiek te verzekeren. Rwanda koos voor een kordate breuk met het etnisch denken. Voortaan zouden er slechts Rwandezen bestaan, geen Hutu, Tutsi of Twa. Een opmerkelijke evolutie is dat in beide landen de machtsconcentratie zich vandaag de dag minder en minder via etnische lijnen aftekent maar dat zowel de economische als politieke macht meer en meer afhankelijk wordt van iemands affiliatie met de regeringspartij. De etnische spanningen zijn in de afgelopen jaren op die manier in intensiteit afgenomen, maar nieuwe breuklijnen van inclusie en uitsluiting duiken niettemin op.

niet enkel in Afrika Is –zoals Juma het stelt– etniciteit dan echt de kern van het probleem om conflict en achteruitstelling in Afrika te vatten? Tijdens een debat op de Iraanse internationale nieuwszender Presstv naar aanleiding van Juma’s opiniestuk, vond Nigeriaans activist Toyin Agbetu alvast van niet. ‘Ik ben een Yoruba man en ik ben er fier op’, verklaarde hij. Wat Agbetu betreft, staan zijn specifieke culturele achtergrond en het feit dat hij die wil behouden niet automatisch haaks op het hebben van een visie voor het hele land. Om conflicten in Afrika te begrijpen, mogen we ons dus niet blind staren op etniciteit. Een rigide interpretatie van etniciteit onderscheidt zich van andere opdelingen in de samenleving door het feit dat, net zoals met raciale verschillen, iemand in een bepaalde groep geboren wordt en in principe moeilijk kan kiezen om er uit te stappen of toe te treden. Niettemin zien

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

we dat andere identiteiten zoals religie of cultuur als gelijkaardige schadelijke verdeelsleutels optreden en mee in rekening moeten worden genomen om conflict en achteruitstelling te begrijpen. Bovenal is het belangrijk om deze categorieën niet als de oorzaak van de problemen te zien, maar als de instrumenten waarlangs de conflicten worden gecreëerd, in stand gehouden of uitgevochten. Een tweede belangrijk element is allicht dat het niet iets typisch Afrikaans is. Dat etniciteit zich scherper lijkt af te tekenen op het Afrikaanse continent heeft vaak meer te maken met historische processen, met het koloniaal verleden en met het feit dat we maar beperkte info krijgen over die plekken, dan dat de mensen daar zo fundamenteel anders zouden zijn. Ook de eigen regionen blijven niet gespaard van deze fenomenen. Is er zo’n groot verschil tussen de hierboven beschreven processen en het feit dat bij ons mensen met een moslimachtergrond, niet-Europese huidskleur of gebrek aan papieren subtiel of expliciet van onze arbeidsmarkt, onderwijs, politiek of woonmarkt worden geweerd? Ook hier dienen zich verschillende oplossingen aan. Kiezen we voor (tijdelijke) correctiemechanismen, zoals quota, die de verschillen erkennen maar niettemin de toegang voor iedereen willen verzekeren? Opteren we voor een integratie van de verschillende groepen in de samenleving door te drukken op gedeelde of te delen normen en waarden? De jury is er nog niet uit welk systeem het beste resultaat oplevert, en of er al dan niet één toverformule zou bestaan die op elke context toepasbaar is. De doorslaggevende factor ligt allicht in de reden waarvoor we een gekozen instrument inzetten: uitsluiting of insluiting. Verkaveling noch versmelting zijn op zich een garantie tot een vreedzaam samenleven en gelijke toegang tot macht en rijkdom. Etnische politiek, ook in Afrika, is maar één van de vele verschijningsvormen van dit universeel machtsfenomeen.

Q

57


recensies Hoeveel is genoeg? De discussies over het goede leven gaan terug tot de oudste gesprekken van de Griekse filosofen. De vraag komt altijd opnieuw aanzetten, omdat het antwoord onder de voet gelopen wordt door – ja, door wat eigenlijk? Dat is de uitgangsvraag van het boek Hoeveel is genoeg? Geld en het verlangen naar een goed leven van Robert en Edward Skidelsky. De auteurs vertrekken van een essay van de econoom John Maynard Keynes uit 1930 met de titel Economic Possibilities for our Grandchildren. Daarin formuleert Keynes de droom steeds minder uren te moeten werken door technologische vooruitgang om vervolgens meer vrije tijd te hebben. In de loop van de geschiedenis is die idee wel meermaals geformuleerd als een utopie. Het boek probeert te ontrafelen waarom het in werkelijkheid niet zo loopt. Waarom werken we ons te pletter wanneer we alles al hebben? Waarom willen mensen die alles al hebben nog meer? Volgens de auteurs heeft dit zowel te maken met onze biologische gedetermineerdheid als met het kapitalistische systeem dat expliciet inspeelt op onze lagere driften. ‘Dat we tot onverzadigbaarheid geneigd zijn, is altijd erkend, maar vroeger werd het beteugeld met verboden en idealen die enig tegenwicht boden. (…) Als onze wensen losgezongen raken van een visie op wat goed is voor de mens, en zich laten opjagen door afgunst en verveling, vermenigvuldigen ze zich als de koppen van de mythische Hydra.’ (p. 133) Dat monster moet terug aan de ketting, stellen de auteurs. In tijden van megabonussen en belastingparadijzen klinkt hun stelling actueler dan ooit. De economie moet opnieuw de juiste plaats krijgen in de maatschappij en niet de allesbepalende kracht zijn. Op de vragen wat dan “genoeg” is en hoe we “een goed leven” definiëren, schuiven de auteurs zeven aspecten naar voor: gezondheid, geborgenheid, respect, persoonlijkheid, harmonie met de natuur, vriendschap en vrije tijd. In de zoektocht naar hun eigen antwoord, doorlopen ze de hele geschiedenis van Adam Smith over Keynes tot Amartya Sen, Martha Nussbaum en Tim Jackson. Het boek eindigt met een citaat van Keynes uit 1933: ‘Zodra we onszelf toestaan om ons niets meer aan te trekken van de winstberekening van de accountant, beginnen we onze beschaving te veranderen.’ Zo’n verandering laat al te lang op zich wachten, vinden de auteurs. (adw)

Hoeveel is genoeg? Geld en het verlangen naar een goed

leven door Robert & Edward Skidelsky is uitgegeven door De Bezige Bij. 320 blzn. ISBN 978 908542 4642

58

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Multiculturele spanning

Help jezelf

dollarmiljardairs

surinaamse goudkoorts

‘Eén ding moet je onthouden. De vuistregel is dat alles wat je hoort en leest over Afrika nooit helemaal klopt. Je moet zelf naar het continent gaan om te ervaren en te voelen hoe het is.’ Aan het woord is Ilaja Jaweh, hoofdpersonage van Babah Tarawally’s debuutroman De god met blauwe ogen. Ilaja is, net zoals zijn bedenker, een Sierra Leoner in Nederland. Als asielzoeker gaat hij door de hele administratieve mallemolen, het erbarmelijke leven in het opvangcentrum, de verveling, het lange wachten en de angst om alsnog afgewezen te worden. Tarawally slaagt er niettemin in een allesbehalve tragische prent neer te zetten. Met humor, veel inzicht en intelligentie, maar vooral met een waardigheid die staat als een huis neemt de schrijver ons mee naar een leven dat zich tussen verschillende werelden afspeelt. Via de verliefdheid die hij voelt voor Femke, een Nederlands rijkeluismeisje op zoek naar ‘multiculturele spanning’ wordt Ilaja meteen in de Nederlandse samenleving gekatapulteerd terwijl zijn vrienden in het asielcentrum hem met beide voeten in het niemandsland houden. Al die tijd blijft zijn zijn, liefdevol gevormd in Sierra Leone, een centrale plaats innemen. Niet als een rigide artefact uit het verleden, maar als iets levends en veranderlijks dat hem de kracht geeft zijn heden te kaderen en overleven. Tarawally zet de schoonheid en complexiteit van de multiculturaliteit uitstekend op papier. (or)

Mohsin Hamid behoort tot de beste schrijvers van Zuid-Azië en dat bewijst hij met deze derde roman –de tweede in Nederlandse vertaling. Hamid hanteert het sjabloon van een zelfhulpboek om het verhaal van zijn twee hoofdpersonages te ontwikkelen. De zelfhulpstijlfiguur laat Hamid toe een striemende aanklacht tegen de Pakistaanse maatschappij neer te schrijven met een lichtheid van toon die zijn inhoud beschermt tegen de vervelende voorspelbaarheid van het politieke pamflet. De focus in Hoe word je stinkend rijk ligt op de degeneratie van de Pakistaanse economie van feodale ongelijkheidsmachine tot maffiaachtige uitbuitingsorganisatie. Als het hoofdpersonage, dat zoals iedereen in het boek naamloos blijft, aan het einde van zijn leven ziet dat de waterhandel waarmee hij rijk geworden was het grondwater uitput en het land droogzet, noteert de schrijver dat niet alleen de modder uitdroogt tot gebarsten aarde, maar dat ook de samenleving barsten vertoont, ‘steeds breder wordende, zichtbare kloven tussen jongeren… opgesplitst in tal van ondoorgrondelijke stammen…’ De roman sluit af met een verontschuldiging aan de lezer omdat het boek misschien toch niet het best mogelijke zelfhulpaanbod bood, maar geen lezer die zich daarover zal beklagen. De afsluitende hoofdstukken zijn namelijk van een zo hartverwarmende intimiteit, dat het hele streven naar rijkdom zonder meer vergeten wordt. (gg)

In haar schitterende boek Plutocraten beschrijft journaliste Chrystia Freeland de klasse van superrijken die de voorbije twintig jaar is ontstaan. Dollarmiljardairs die in een eigen wereld leven, met huizen in meerdere wereldsteden, privéjets om van het ene continent naar het andere te hoppen, eigen tandartsen die wereldwijd de tanden van deze happy few verzorgen, eigen hobby’s zoals het opkopen van Europese voetbalclubs en feestjes die enkele miljoenen dollars kosten. Freeland probeert ook te verklaren waar die nieuwe rijken vandaan komen. Globalisering, technologische evolutie en deregulering hebben bijgedragen tot de groeiende ongelijkheid. Niet alleen omdat ze een deel van de relatief goedbetaalde banen van de middenklasse overbodig maakten of verplaatsten naar lagelonenlanden, maar vooral omdat ze openingen schiepen voor superrijkdom. Superrijken wisten de golf van grote veranderingen slim te bezeilen omdat ze met de juiste vaardigheden op het juiste moment op de juiste plaats waren. Maar evenzeer wisten ze met hun politieke connecties in een paar jaar tijd de privatisering van publieke bedrijven (Rusland, China) of het verwerven van monopolies (Mexico) te vertalen in immense rijkdom. Het beste voorbeeld daarvan is de manier waarop de bankiers in westerse landen de deregulering van de geldsector wisten door te drukken. Freeland waarschuwt dat de enorme afstand tussen deze elite en de rest Marx alsnog gelijk kan geven: dat het kapitalisme zichzelf vernietigt. (jvd)

Elk jaar halen 30.000 kleine goudzoekers in Suriname zo’n twintig ton goud uit privémijnen. Wie verdient er aan die goudhandel? Wie heeft de consessies in handen? En heeft de Surinaamse schatkist er ook iets aan? Die vragen lieten Nederlands journalist Jeroen Trommelen maar niet los. Tien jaar had hij voor De Volkskrant over de voormalige Nederlandse kolonie geschreven, maar antwoorden op die schijnbaar evidente vragen vond hij nooit. Dan maar zelf ter plekke uitzoeken, besloot Trommelen, en hij ruilde in 2011 een jaar lang het druilerige koninkrijk voor het subtropische klimaat van het land van de omstreden president Desi Bouterse. Het resultaat van die zoektocht is Gowtu. Klopjacht op het Surinaamse goud, een vlot geschreven, narratief non-fictieboek dat niet enkel onthullingen oplevert over de Surinaamse machtsstructuren maar dat je ook kan lezen als een boeiende handleiding onderzoeksjournalistiek-in-moeilijke-omstandigheden. Paramaribo is niet het soort hoofdstad waar overheidsadministraties op eenvoudige vraag van een journalist de interne keuken blootleggen, laat staan van een gevoelige industrie als de goudsector –die in Suriname de afgelopen jaren alleen maar aan belang heeft gewonnen. Het speurwerk confronteert Trommelen ook met een ethisch dilemma: wat doe je als journalist wanneer je informatie in handen krijgt die een lopende rechtszaak fundamenteel kan beïnvloeden? Knap boek. Aanrader! (kc)

De god met blauwe ogen door Babah Tarawally is uitgegeven door KIT Publishers. 175blzn. ISBN 9789460220418

Hoe word je stinkend rijk in het nieuwe Azië? Door Mohsin Hamid is uitgegeven door De Bezige Bij. 235blzn. ISBN 9789023478942

Plutocraten van Cynthia Freeland is

uitgegeven door Nieuw Amsterdam Uitgevers, 366blzn. ISBN 9789046813744

Gowtu. Klopjacht op het Surinaamse goud van Jeroen Trommelen is uitgegeven door Conserve, 224blzn. ISBN 978905429 346 0

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Exclusieve korting voor MO*lezers MO*lezers krijgen een exclusieve korting van € 2,5 bij aankoop van elk gerecenseerd boek in volgende boekhandels: De Groene Waterman (Antwerpen), De Reyghere (Brugge) en de Acco boekhandels van Gent, Antwerpen en Leuven. Knip deze bon uit en geef hem af bij aankoop van het boek. De korting is 2 maanden geldig na publicatie van dit MO*nummer (24/04/2013).

59


Anderstalige boeken NIEUWE MEDIA

AL QAEDA EN JEMEN

In The Death and Life of American Journalism –The Media Revolution that Will Begin the World Again analyseren de Amerikaanse mediaexperts dr. Robert W. McChesney en dr. John Nichols zowel de redenen van de spectaculaire terugval van de Amerikaanse media als de beloftes op een nieuwe, internetgedreven, periode van onafhankelijke journalistiek. De terugval verklaren ze niet alleen, en zelfs niet op de eerste plaats, door te verwijzen naar de informatierevolutie met de komst van gratis nieuws, achtergrond en opinie online, al beschrijven ze goed hoe die omwenteling de kaarten van de media-imperia danig door elkaar geschud heeft. Volgens de auteurs ligt de oorzaak van de huidige malaise dieper en vroeger, namelijk in het uitgeefmodel dat media volledig afhankelijk gemaakt heeft van advertentie-inkomsten. Dat zorgde er voor dat de inhoud van de bladen en programma’s veel te vriendelijk moest zijn voor producten en bedrijven –wat het vertrouwen van de nieuwsgebruiker in zijn media ondermijnde. De constructie stort ook meteen in als adverteerders hun geloof in broadcast-advertenties verliezen. Wat de beloftes van burgerjournalistiek en online alternatieven betreft, zijn McChesney en Nichols veeleer terughoudend. Enerzijds roepen ze op tot voorzichtigheid om de vele en beloftevolle burgerinitiatieven niet te laten wegzinken in de zee van PR die de wereld –ook van het middenveld– overspoelt. Anderzijds zetten de auteurs zich af tegen de neiging bij nieuwe media om te draaien op onbezoldigde of schandelijk onderbetaalde arbeid. Tussen het failliete, commerciële mediamodel van het voorbije tijdperk en de met al te veel vragen en problemen omgeven belofte van het toekomstige onlinemodel, vinden de auteurs wel degelijk ruimte voor geloof in de mogelijkheid om degelijke journalistiek te blijven bedrijven –een noodzaak, vinden ze, als we de democratie in rechte willen herstellen. De sleutel naar die mogelijkheid ligt volgens hen in overheidssubsidies. Dat is in de VS erger dan vloeken in de kerk, en dus argumenteren de auteurs hun voorstel zowel vanuit de eigen geschiedenis als met Europese voorbeelden. Het drama is dat intussen in Europa de overheidssubsidies voor media onder vuur liggen –met de Amerikaanse aanpak als voorbeeld. (gg)

The Death and Life of American Journalism. The Media Revolution that Will Begin the World Again door Robert W. McChersney en John Nichols is uitgegeven door Nation Books. 368blzn. ISBN 9781568586366

60

The Last Refuge opent met een sprong naar 1400jaar geleden, toen de profeet Mohamed zijn bedreigde volgelingen opriep om een schuilplaats te zoeken in Jemen. Anno 2013 biedt de geografie van de arme golfstaat, met zijn grote verlaten gebieden en ruige bergen, nog steeds een perfect schuiloord. Al Qaeda verdrievoudigde er in drie decennia zijn troepen, schrijft Gregory Johnsen, journalist, Jemenkenner en jihad-expert. Johnsen tekent het verhaal van die dertig jaar: de opkomst, de val en de ultieme wederopstanding van de jihadi’s in Jemen. Hij begint bij de jaren tachtig, als Jemen zijn getrainde zonen naar de Afghaanse vuurlinie stuurt en daarmee, anders dan andere Arabische landen, de daad bij het woord voegt. Daar wordt, door Osama bin Laden zelf, de kiem gelegd voor een filiaal van Al Qaeda in Jemen, als land met een sterk clangerichte samenleving en een zwak centraal bestuur, een geschikte broedplaats. De aanhoudende binnenlandse conflicten, de diepgewortelde corruptie van het centraal bestuur en het machtsvacuüm in de vele afgelegen gebieden en dorpen in Jemen bieden vandaag een vruchtbare bodem voor Al Qaeda, dat vooral in de voorbije vijf jaar is gegroeid. Jemen nu is ook het verhaal van Amerika in oorlogstijd, zegt Johnsen. En opmerkelijk is hoe de moeilijk grijpbare vijand zich ook nog eens inschrijft in een nieuwe sociale, meer charismatische aanpak. Hij omschrijft hoe Barack Obama in 2012, na een aantal overwinningen van Al Qaeda op steden en militaire bases, zwichtte om zijn tot dan toe mislukte ‘chirurgische aanvalsstrategie’ op te geven. Obama gaf meer militaire vrijheid aan defensie, wat gelijkstaat met meer en verwoestender drones in Jemen. Gevolg: meer burgerslachtoffers –en dus groeiende aanhang voor Al Qaeda. Daarbij komt dat Al Qaeda in Jemen ook zijn groeistrategie veranderde. Al Qaeda in Jemen, of Ansar al-Sharia, wint terrein en harten met sociale dienstverlening in regio’s die jarenlang werden verwaarloosd door het centrale bestuur. En iemand toegang tot water en elektriciteit verschaffen, is een strategie die wellicht meer bereikt dan een drone die alleen maar meer zielen wint voor de extremistische jihad. Jammer genoeg lees je dat nog te weinig in het boek. Maar voorts is het een zeer goed gedocumenteerd boek dat een goed overzicht en toch ook inzicht biedt in de wereld van de jihadi’s. (td)

The last refuge, Yemen, Al-Qaeda, and America’s war in Arabia door Gregory Johnsen is uitgegeven door W. W. Norton & Company, 352blzn. ISBN 978-0-393-08242-5

MOQ • mei 2013 • www.mo.be


Bekijk het nieuwe programma van deBuren op www.deburen.eu

BOEKEN & DEBATTEN OVER DE SOCIAAL-ECOLOGISCHE SAMENLEVING

28/04 11:00>20:00 - KAAITHEATER SAINCTELETTESQUARE 20 | 1000 BRUSSEL

Hemels Gewelf van James Turrell © Gerrit Schreurs, courtesy Stroom Den Haag

W W W. H E TG R O E N E B O E K . B E

MET LINX+ OP REIS MARSEILLE - CUBA - BERLIJN

JIM BAETEN PAUL VERHAEGHE DORIEN KNOCKAERT JOOST VANDECASTEELE ANN DEMEULEMEESTER JOAN MARTINEZ-ALIER MAUD VANHAUWAERT HANS BRUYNINCKX STEFAN HERTMANS SASKIA DE COSTER MICHEL BAUWENS FIKRY EL AZZOUZI JAN BLOMMAERT ANNELEEN KENIS HARALD WELZER MARCEL MÖRING AN DE BISSCHOP KOEN HAEGENS KOEN PEETERS PAULA SEMER RAF CUSTERS EZIO MANZINI RIK PINXTEN ERIC CORIJN OMAR BA

23.05 − concer concertt HAMAM KHAIR HAIR RY Y& KHAIRY T AKHT TA ATT TTOURA ATH TAKHT ATTOURATH Boz arr, Brussel Bozar,

08.06 − thea ter theater W ACHTEN WACHTEN

T oneelhuis, Antw erpen Toneelhuis, Antwerpen ANDERS BEKEKEN BEKEKEN REIZEN REIZEN ANDERS In fo: www .linxplus.be Info: www.linxplus.be Voorbereiding, AZURA Voorbereiding, bemiddeling en uitvoering uitvoering van van de reizen reizen door AZUR A 0415.795.547, r.p.r. Luik, vergunning A1374’ ccvba, vba, ondernemingsnummer 04 15.795.547, rr.p .p.rr. L uik, v ergunning A13 74’

www.moussem.be www .moussem.be


agenda 16-19 mei

EVENEMENT

Fair trade in de spotlights

28 april

Het Groene Boek Auteurs uit binnen- en buitenland gaan in gesprek over de transitie naar een sociaalecologische samenleving. Gasten zijn onder meer Harald Welzer, Paul Verhaeghe, Marcel Möring en Jan Blommaert. Kaaitheater, Saincetelettesquare 19, Brussel. Info en tickets: www.hetgroeneboek.be 3-12 mei

Docville Negen dagen lang kan u in Leuven, in zes verschillende zalen, genieten van een strenge selectie nieuwe documentaire films, maar ook van heel wat evenementen, ontmoetingen, debatten, congressen en festiviteiten. Info en tickets: www.docville.be 11 en 12mei © RV

Mano Mundo

Muzikale toppers van deze editie zijn zeker Zap Mama, Amparo Sanchez, Nya Azania en de Dohl Foundation. Maar Mano Mundo is ook het grootste terras voor al wie met handen en ziel verbonden is met het Zuiden. Een aantal tentoonstellingen, de We are connected-actie door Wereldsolidariteit en andere activiteiten zorgen voor het nodige engagement tussen de dreunende bassen en de swingende coctails.

Mano Mundo is een wereldmuziek- en culturenfestival met als centrale thema voedselzekerheid. Op het programma staan tal van interculturele activiteiten voor jong en oud. Op muzikaal vlak zorgt Mano Mundo zoals elk jaar voor een ontdekkingsreis vanuit de hele wereld. De Schorre, Boom. Info: www.manomundo.be

Oxfam Wereldwinkels promoot eerlijke handel en laat u proeven van fairtradeproducten met op 16mei Fairtrade@work, op 17mei Fairtrade@school en op 18 en 19 mei De Grootste Picknick van Vlaanderen. Alle info: www.fairtradeday.be 19mei

Plan Dag 2013 Plan België viert zijn 30ste verjaardag in Dierenpark Planckendael met een dag vol leuke en leerrijke activiteiten voor jong en oud: getuigenissen van Planouders, infostands over de werking in Noord en Zuid, kinderanimatie… 10-18u., Planckendeael, Leuvensesteenweg 582, Muizen. Info en tickets: http://plandag2013.planbelgie.be

INFORMATIEF

CULTUUR

10mei

Vanaf 1mei

Piece Of You, Peace Of The World

Fill the void

Piece of You, Peace of the World verzamelt visies over vrede van mensen over de hele wereld. Enkele correspondenten zijn aanwezig bij de rondetafelgesprekken over wat vrede is of zou moeten zijn. 20u., STUK, Naamsestraat 96, Leuven Info: www.stuk.be

De veelvuldig gelauwerde Israëlische prent geeft een inkijk in het familieleven van de chassidische gemeenschap in Tel Aviv. De film vertelt het verhaal van de 18-jarige Shira, die moet beslissen of ze al dan niet met haar schoonbroer zal trouwen nadat haar zuster Esther overlijdt. Cartoon’s Cinema, Kaasstraat 4 – 6, Antwerpen. Info: www.cartoons-cinema.be

14mei

Basic Education for Change Conferentie op initiatief van Plan België over de rol van de Belgische ontwikkelingssamenwerking in het basisonderwijs in het Zuiden. 21u., Federaal Parlement, Leuvenseweg 21, Brussel. Info en inschrijvingen: www.planbelgie.be

25mei

15mei

Les Goûts de Gand

Technologie en ontwikkelingssamenwerking

Dit gratis wereldmuziekfestival brengt opnieuw een mooi muzikaal parcours tot leven rond Portus Ganda. Intieme concerten op de Sint-Baafssite, een spetterend programma met een Feria Mundial (wereldmarkt) in het Baudelopark en nog meer concerten aan de Rodetorenkaai en aan het Veermanplein (Zwembad Van Eyck). Enkele namen: Thierry “Titi” Robin, Kadril, Baloji en Kel Assouf. Info: www.decentrale.be

Raadpleeg de volledige agenda op MO.be/agenda

Biedt technologie een duurzame oplossing voor lokale behoeften in het Zuiden? Technologie en technologische ontwikkeling reiken tal van mogelijkheden aan: ontzilten van zeewater, zonneenergie, biogas, biobrandstoffen, waterkrachtcentrales… Die nieuwe technologieën zijn niet alleen een doel op zich maar ook een middel om een ruimere geïntegreerde sociaal-maatschappelijke ontwikkeling te stimuleren. 13u., Karel de Grote-Hogeschool, Campus Groenplaats, Nationalestraat 5, Antwerpen. Info en inschrijvingen: www.kdg.be/technologie-ontwikkelingssamenwerking 21mei

Multatuli-lezing: Ian Buruma

MO trakteert

Surf naar www.MO.be/wedstrijd en maak kans op deze tickets.

Wil je kans maken op deze prijzen, doe dan mee op www.MO.be/wedstrijd.

62

© RV

* 5 exemplaren van het boek Duurzame Ontwikkeling door het Leuvens Onderzoeksnetwerk Duurzame Ontwikkeling, uitgegeven bij Acco. * 3 duotickets voor Hamam Khaïry - De nieuwe stem van Aleppo op donderdag 23mei in Bozar.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

In welke zin vertekenen westerse fantasieën ons beeld van de feitelijke grootmacht China? Ian Buruma tracht een antwoord te geven. 19u., Promotiezaal van de Universiteitshal, Naamsestraat 22, Leuven. Info: www.multatuli-lezing.be

Sinds 2000 werden wereldwijd serieuze inspanningen geleverd om zoveel mogelijk kinderen op de schoolbanken te krijgen, in het kader van de Millenniumdoelstellingen. Vandaag ebt de aandacht van de donorlanden weg, ook die van België. Met een conferentie in het federaal parlement willen de initiatiefnemers het debat over de plaats van basisonderwijs in de Belgische ontwikkelingssamenwerking opnieuw leven in blazen. © RV

Met een driedaags evenement midden mei vestigt de ngo Oxfam-Wereldwinkels de aandacht op haar nieuwe kijk op fair trade. ‘Echte eerlijke handel houdt niet op bij een faire prijs voor de producent’, zegt Arne Schollaert van de beleidsdienst van Oxfam-Wereldwinkels. ‘Wij eisen dat de overheden de te sterke machtsconcentratie op de markten structureel aanpakken. Dat helpt de achtergestelde kleine producenten in het Zuiden bouwen aan hun toekomst. En het leidt op termijn tot betere prijzen voor de consumenten hier. Zo wordt eerlijke handel eerlijk voor iedereen.’

4mei

Yamato Taiko, de grote Japanse trommel, is in de loop der eeuwen ook de term geworden waarmee we het typisch Japanse slagwerkfenomeen omschrijven. Yamato wil niet alleen de rijke taiko-traditie voortzetten en over heel de wereld verspreiden maar verkent ook nieuwe uitdagingen voor dit indrukwekkende instrument. 20u., Stadsschouwburg, Vlamingstraat 29, Brugge. Info: www.cultuurcentrumbrugge.be 21mei

Cie Chatha: Kawa In Kawa, de voorstelling van het Tunesisch dansgezelschap Compagnie Chatha, vindt Hafiz Dhaou de vrijheid zodra hij de woorden hoort van de Palestijnse dichter Mahmoud Darwich. Die vrijheid mondt uit in een haast euforische dans, geïnspireerd door de “dans” van de albatros en door de draaiende bewegingen van de derwisjen. Als in trance. 20u.15, C-Mine, C-Mine 10, 3600 Genk. Info en tickets: www.c-minecultuurcentrum.be 23mei

De stem van Aleppo Meesterzanger Hamam Khairy brengt samen met andere Arabische topmuzikanten een unieke vertolking van de legendarische sprookjes van Duizend-eneen-nacht. 20u., Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel. Info en tickets: www.moussem.be

Zien we vooral wat we denken te moeten zien, of kunnen we open staan voor hoe Aziatische landen echt in elkaar steken? De Nederlandse journalist en publicist Ian Buruma, tevens sinoloog en japanoloog, is goed geplaatst om onze vooroordelen ter zake te onderzoeken. De kwestie wordt belangrijker omdat de 21ste eeuw de Aziatische eeuw wordt: een intelligente omgang met dit immense continent, veronderstelt openheid.

De nieuwe stem van Aleppo

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

63


OPINIE

colofon

1 mei. Feest van de Werkloosheid?

MOQ maakt de globalisering ervaarbaar, begrijpbaar en hanteerbaar.

door Pablo Padilla

© Bart Lasuy

door Sidi Larbi Cherkaoui

Europa is in alle opzichten een entiteit met veel gezichten. Zijn grootste troef is die meervoudigheid. Het is een veelheid die zich natuurlijk uit in diverse kunstvormen: schilderkunst, literatuur, architectuur, muziek, dans. Alle Europese landen beïnvloeden elkaar in kunst, als in een chemische reactie waardoor nieuwe inzichten ontwikkelen. Door de geschiedenis heen is er een fascinerende uitwisseling geweest van kennis en vakmanschap. Die uitwisseling hield geen rekening met grenzen. Of eerder, de grenzen brachten een natuurlijke transformatie teweeg die ervoor zorgde dat een bepaalde esthetiek of kunde erg organisch veranderde of versmolt met een andere, om weer iets nieuws op te bouwen aan de volgende grens. Die diversiteit en interne evolutie geldt ook voor een basisbegrip binnen de Europese identiteit: taal. Taal is één van de eerste culturele expressievormen van een volk. Men staat er niet vaak bij stil, maar taal is een kunst, en door een interessante samenloop van omstandigheden is Europa in zijn eenwording, ondanks menige mislukte pogingen om het anders te laten uitkomen, meertalig gebleven. Die kwaliteit is natuurlijk ook zijn zwakte. In het ergste geval creëert het versnippering, conflicten en misverstanden, maar in het beste geval wordt er via vertalingen en tolken meer tijd genomen om elkaars verschillen en gelijkenissen te begrijpen. Die noodzakelijke tijd brengt ook een zekere reflectie en objectiviteit. Het onderlijnt de behoefte aan overzicht en de mogelijke verzoening van verschillende standpunten. In die zin is Europa erg uniek en menselijk, met erg uiteenlopende inzichten die vertaald, verzoend en

64

Sidi Larbi Cherkaoui is artistiek leider van Eastman dansgezelschap, laureaat van de Vlaamse Cultuurprijs Podiumkunsten, en met Eastman momenteel ook één van de drie culturele ambassadeurs van de Europese Unie. Cherkaoui is ook vaste columnist van de serie Meningen op Maandag op www.MO.be.

Enquête: Europese cultuur De Beatles of Beethoven, pizza of coq au vin, Almodóvar of Bergman, de Akropolis of het Atomium? Met een enquête in dertig landen reageert het Duitse Goethe Institut op de focus die momenteel in Europa op financiële, monetaire en economische vraagstukken ligt. MO* is partner van het Goethe Institut voor deze enquête over Europese cultuur. Neem deel op MO.be/artikel/op-zoeknaar-een-europese-cultuur

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

Contact Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel Tel. 02.536 19 77 - info@MO.be - www.MO.be

© Alma De Walsche

Cultuur is verscheidenheid in Europa

verder ontwikkeld kunnen worden. Men zou kunnen zeggen dat in Europa de Babel-mythe niet meer aanzien wordt als een vloek maar veeleer als een godsgeschenk. De wisselwerking tussen taal en territorium blijft natuurlijk een gevoelig punt, kijk maar naar wat er rond Brussel gebeurt. België is daarin een voorbeeld van al het positieve en negatieve dat hieruit kan voortvloeien. De achilleshiel van Europa is zijn bloedige koloniale geschiedenis. Elk land in Europa heeft een crimineel verleden –of heden– als grondstoffendief, toegedekt met een mantel van bekering tot een godsdienst of tot een politieke ideologie. De realiteit is hoogstwaarschijnlijk niet zo zwart of wit, maar er is zeker nog veel ruimte om Europa’s slechte karma van wereldverovering en pludering opnieuw te ontwarren. Er is veel goed te maken en terug te geven aan de Derde Wereld vooral. Europa heeft daarin vandaag een sleutelrol. De natuurlijke toestroom van vreemdelingen en migranten, vaak komende van die geplunderde landen, wordt in het algemeen erg slecht opgevangen. Nochtans is dit een erg organisch gevolg van de tot op heden gevoerde wereldpolitiek. Het werkt als verbonden vaten, de toestroom is een natuurlijke tegenreactie op een leemte die Europa zelf creëert. Uiteindelijk moet Europa ontwaken en begrijpen dat de wereld een reflectie is van zichzelf; het moet zijn eurocentrische attitude loslaten, beseffen dat de wereld verschillende middelpunten en standpunten gelijktijdig kan aannemen, het moet ook de verantwoordelijkheid opnemen voor zijn geschiedenis. Europa moet met andere woorden volwassen worden. Dan pas kan het zijn sleutelrol spelen in de verzoening van de uiteenlopende wereldbeelden.

Een jongerenwerkloosheid die piekt boven de 55 procent, een afbouw van de arbeidsmarkt sinds 2008 die voor 91 procent jongeren onder de 35 treft, arbeidscontracten die voor 85 procent precaire contracten zijn, en geen toegang tot elementaire rechten zoals het recht op wonen, nochtans gegarandeerd in de grondwet: dat alles zorgt ervoor dat de Spaanse jeugd verplicht is te kiezen tussen werkloosheid, werkonzekerheid of verbanning. In tegenstelling tot wat het regime en de media vaak willen doen geloven, leidt zo’n gedwongen migratie helemaal niet naar het paradijs, maar naar nog meer bestaansonzekerheid. De laatste jaren, tijdens de herstructurering van het model –de zogenaamde crisis– zien we hoe de lonen uit arbeid al de hervormingen moeten bekostigen, terwijl de opbrengsten uit kapitaal maar blijven stijgen en zich steeds meer concentreren in de handen van enkelen. Dat is het panorama waarmee we 1 mei gaan vieren, het historische feest van de arbeid. Wij willen dat al de mensen die vandaag in bestaansonzekerheid leven, jongeren en niet-zo-jongeren, een eigen plaats krijgen. We willen ons laten zien als groep. Er zijn inmiddels nieuwe organisaties opgestaan van deze groep mensen, die hun eisen en hun situatie ook niet erkend zien door de klassieke vakbondsorganisaties. Toch geloven wij dat allianties met alle soorten arbeiders nodig zijn. Ook al gaan we onze eigen weg, toch komt het erop aan samen te werken om druk uit te oefenen. Wij vragen een herverdeling van de arbeid, om allemaal te kunnen werken, en om tegelijk minder te werken. Tegelijk moeten we beseffen dat rijkdom niet alleen gecreëerd wordt in de formele tewerkstelling, maar in veel meer domeinen van het leven. Daarom ook verdedigen we een herverdeling van de rijkdom, op een eerlijke en rechtvaardige manier. We moeten nog verder gaan en een herziening van de grondwet eisen, waarbij niet alleen het recht op werk erkend wordt maar ook het garanderen van de basisnoden van de sociale meerderheden. Een grondwet die ons toelaat een leven op te bouwen dat de moeite is om geleefd te worden.

Hoofdredacteur Gie Goris Redactie Samira Bendadi, Kristof Clerix, Tine Danckaers, Alma De Walsche, Olivia Rutazibwa en John Vandaele Eindredactie Kristof Clerix en Herman Jacobs Webredactie Maarten Lambrechts en Kilian De Jager Stagiairs Malvina Poelvoorde, Manon Pauwels, Nana Van de Poel Aan dit nummer werkten mee: Sidi Larbi Cherkaoui, Pablo Padilla, Minka Nijhuis, Soe Zeya Tun, Matteo Fagotto, Alex Masi, Jeroen Trommelen, Sander Buyck, Ward Schouppe, Anne-Sophie Poulain en Bie Vancraeynest Creatie en vormgeving Chris Defossez en Inge D’haen Kaarten en grafieken Dirk Billen en Maarten Lambrechts Illustratie Klaas Verplancke, Lectrr Coverontwerp Darwin / beeld: Aleksandar Rodic Druk Roularta Printing Marketing, communicatie en agenda Jan Buelinckx reclameregie ADeMAR - www.ademaronline.com - 03 448 07 57 Administratie Jan Vanhuysse Afgevaardigd bestuurder Jan Lamers Verantwoordelijke uitgever Frank Beke ISSN 1379-5619

Abonnementen MO* Postbus 360 - 8800 Roeselare Tel 078 35 33 13 - Fax 078 35 33 14 mo@abonnementen.be www.abonnementen.be (voor inschrijving, wijziging of info over uw abonnement)

Prijs Jaarabonnement België: 36 euro. Jaarabonnement buitenland: vraag inlichtingen.

Betaling Ofwel gewoon uw naam en adres opgeven en wachten op ons bericht. Ofwel rechtstreeks op rekeningnummer IBAN: BE57 4721 0111 8135 en BIC: KREDBEBB met vermelding van het exacte afleveradres. Ofwel door opgave van nummer en vervaldag van uw kredietkaart

(American Express, Diners, Eurocard, Visa). • MO* is een uitgave van Roularta Publishing NV in opdracht van Wereldmediahuis vzw. De leden van Wereldmediahuis zijn 11.11.11, Broederlijk Delen, FOS, Oxfam Wereldwinkels, Plan België, Stichting Liedts, Trias, Vredeseilanden en Wereldsolidariteit. • MO* is aangesloten bij CeLT vzw, de vereniging van Culturele en Literaire Tijdschriften, www.detijdschriften.be. • MO* krijgt de steun van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking en de Vlaamse regering. Overname van artikels is toegestaan mits bronvermelding en toestemming van de hoofdredacteur.

Pablo Padilla is lid van de Spaanse Juventud SIN Futuro y la Oficiina Precaria. Meer info op www.nonosvamosnosechan.net en www.juventudsinfuturo.net.

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

65


BRUKSEL column

© Dieter Telemans

Buitenbeentje zonder spreidstand door Bie Vancraeynest

Het Koninklijk Pakhuis mag dan indrukwekkend zijn en met zorg gerenoveerd, als je er om half elf geen deftige kop koffie vindt, dan is er een probleem. In de Tour en Taxis-hal schurken designwinkels zich tegen luxe horecazaken aan, maar de bedrijvigheid komt vooral van de mensen die op de etages kantoor houden. In zoveel havensteden vind je inwisselbare renovatieprojecten met ingrepen van glas en hout. Het geven van een nieuwe functie aan industrieel erfgoed voelt vaak gekunsteld. Misschien is het omdat ik hier nooit spontaan binnenkom, maar dat ik naar hier gelokt moet worden? Met kunstbeurzen of paardenspektakels. Of voor een afspraak met Frans De Keyser. Ik zet uiteindelijk toch mijn lippen aan een hete latte. We vinden een hip Italiaans restaurant dat er vroeg bij is, en ons al een koffie wil serveren. Ik tracht de clubby muziek op het overdekt terras weg te denken terwijl Frans mij meevoert naar de middeleeuwen. Toen al had het Italiaanse geslacht Von Turn und Tassis een koerierdienst tussen Italiaanse handelssteden opgezet. Keizer Karel gaf hen vrijgeleide om twee tot drie maal per week eveneens een veilig transport te voorzien naar de steden van de Zuidelijke Nederlanden. Later gebruikten ze de drassige gronden langs de haven om de paar-

66

den van hun postkoetsen te laten grazen. Hier verbeeldt hij zich de dynamiek die Brussel al altijd heeft gekend. Steden ontwikkelen nog steeds door complementariteit van competenties, het zijn groepen van individuen die geld verdienen met transacties. Dat stond en staat haaks op tribale reflexen. Het is de bedoeling dat dit hoekje stad opnieuw motor van de metropool wordt en dat begint stilaan vorm te krijgen. Frans De Keyser gelooft er alvast in. Hij gaat al even mee en zijn naam weerklinkt niet alleen in de Brusselse ondernemerswereld, maar evenzeer in de wereld van sociale economie en een aantal organisaties tot het nut van ‘t algemeen. Zonder dat dat een moeilijke spreidstand oplevert, hij is gewoon overal een buitenbeentje dat graag ergens zijn neus insteekt. Een kwieke man, altijd in het pak. Geen zin die niet naar een anekdote leidt. Hij heeft geen uitgesproken kritiek op de stad, maar blinkt op wat werkt. Die historische verbanden, dat zoeken van lijnen die aantonen dat alles al eens is gebeurd, werkt dat geruststellend? De hem typerende monkelende glimlach speelt rond zijn mond als hij antwoordt: ‘Alleen de yogi kan gerust zijn, en dat alleen omdat hij zichzelf die rust aanpraat.’ Het zijn inderdaad toptijden voor wie zich graag

MOQ • mei 2013 • www.mo.be

zorgen maakt. De wereld is complexer dan ooit en er zit niemand bovenop de machine. Tour en Taxis is een site waarvan de opgang al decennia wordt voorspeld. Nu er effectief wordt gewerkt aan dat “gat in de stad” vind ik het moeilijk om er nog echt enthousiasme voor op te brengen. Dit stukje Brussel kan een park, woningen, en werkgelegenheid gebruiken, dat is genoegzaam gekend. Ik wil echter weten wat het effect zal zijn van zo’n nagelnieuw stadsonderdeel, met nieuwe neringdoeners. En vooral of de aanpalende wijkbewoners van die verguisde Maritiemwijk zullen kunnen meepikken uit de ruif? ‘Wat wil je graag dat ik je antwoord? Dan zal ik je dat zeggen!’ Daar schiet ik weinig mee op. Mag ik niet hopen dat het hier ooit beter wordt of is die kans gewoon echt heel erg klein? Er komt allicht geen grote omwenteling. Dat is niet erg. ‘Hoed u voor de mensen die over strijd beginnen. In een oorlog zijn er alleen maar verliezers.’ Liever dan de metafoor van het steekspel, gebruikt hij het beeld van de kaarttafel. ‘Je kan alleen de hand kaarten die je krijgt gedeeld zo goed mogelijk trachten uit te spelen.’ De serveerster verzoekt ons vriendelijk het terras te verlaten. De businesslunch wordt geserveerd.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.