't Oonderduukerke maart 2013

Page 61

Mag het ietsje meer zijn? Werner Körver

Vroeger kende iedereen deze vraag van de slager of de kruidenier. Met de komst van de supermarkten wordt deze vraag steeds minder gesteld: het gewicht staat op het etiket van de voorverpakte vleeswaar, kaas, bonen, enz. Duikers zouden zichzelf deze vraag eigenlijk geregeld moeten stellen. Het antwoord is dan een volmondig “nee”: met te veel lood aan je riem, in je pockets of aan je enkels is het minder makkelijk om op elke diepte goed uit te trimmen én … uitgetrimd te blijven. Natuurlijk, je kunt wel smokkelen: door te zwemmen is het makkelijk om op een bepaalde diepte te blijven. Maar de kunst is om dat ook vrij en horizontaal liggend te doen. De onderwaterfotografen weten hier alles van. Een minuutje of meer stil “liggen” zonder iets (een rif, een modderige bodem, enz.) aan te raken is vaak echt nodig om mooie plaatjes te kunnen schieten. Maar ook als je gewoon kijkt en wilt genieten is het goed uitgelood zijn wel erg prettig. Met te weinig lood kom je moeilijk onder water maar met een kilootje te veel is het minder prettig duiken. En onze ervaring is dat veel duikers niet één maar soms wel vier of meer kilo’s te veel meenemen. Wat is het geheim? Er zijn talloze truukjes om uitgetrimd te lijken maar het bepalen van je drijfvermogen en de controle daarover is een noodzakelijke vaardigheid. Op het eerste gezicht lijkt de controle over je drijfvermogen een eenvoudige zaak: een goed evenwicht tussen de neerwaartse kracht van de duiker en de opwaartse kracht van het volume van je trimvest en … je longen. Als die krachten gelijk zijn ben je goed uitgetrimd en kan je prettig on der water “zweven”. Zes variabelen om bij stil te staan Eigenlijk zijn er zes variabelen die het juiste drijfvermogen bepalen. Dat lijkt heel veel maar er is goed nieuws: als je alle zes goed gekozen hebt, is trimmen op elke diepte een stuk eenvoudiger en kun je rustig horizontaal “zweven” zonder vinslagen

Douwe de Graaf

en zonder iets aan te raken. We nemen die zes variabelen hier even met jullie door: 1. Het gewicht van je complete uitrusting inclusief lood en duikfles.

2. Het drijfvermogen van je duikpak 3. Het volume van je trimvest. 4. Het volume van je longen. 5. De diepte. 6. De opwaartse kracht. Eenmaal in het water kun je de variabelen 1, 2 en 6 niet meer beïnvloeden hoewel het gewicht van je duikfles naarmate je meer lucht verbruikt “vanzelf” minder wordt. Het gewicht van je complete uitrusting (dus inclusief duiklamp – vaak meer dan een kilo! – en vinnen) verandert tijdens je duik niet maar is vaak wel het grootste probleem. Veel, zo niet de meeste duikers duiken met “overgewicht”: te veel lood. (Op het veranderend gewicht van je duikfles komen we later terug). Dat maakt de controle over je drijfvermogen moeilijker, immers ieder “kilootje lood” te veel moet gecompenseerd worden met een extra ”kilo drijfvermogen”. Eén kilo teveel betekent al ruim meer dan een liter (volume) in je trimvest of je longen. Dat laatste is natuurlijk heel vervelend: probeer maar eens een paar minuten met je longen half vol rond te lopen. En daar zit hem nou net de kneep: omdat het volume van de luchtbel die je mee neemt varieert met de diepte moet je voortdurend lucht toevoegen (via inflator en / of je longen) of weg laten lopen. Vijf kilo’s te veel (echt niet ongewoon) betekent dat je dat alleen al moet compenseren met een volume van meer dan 10 liter lucht. Die luchtbel varieert met de diepte en moet dus constant worden aangepast om een neutraal drijfvermogen te houden. Dat betekent telkens een te klein drijfvermogen (te veel lood) dat met met vijf keer zoveel lucht als 61


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.