Vaessens Ongerijmd Succes

Page 37

bw.ongerijmd succes

11-05-2006

17:08

Pagina 36

de poëzie zoals ze was

––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

De ‘gewone lezer’ en de literatuurgeschiedschrijving De moderne literatuurgeschiedenis richt zich op segmenten van de literatuur waar ‘de gewone lezer’ niet zoveel van merkt. Dat komt onder meer omdat literatuurhistorici focussen op de productiekant van de literatuur: de vraag is steeds: ‘wat werd er geschreven?’ en niet: ‘wat werd er gelezen?’. We kennen het jaar 1916 van de debuten van Nijhoff en Van Ostaijen en van de eerste verschijning van Het getij – drie uitgaven met oplagen van onder de 500 exemplaren –, maar nergens vernemen we in de bestaande literatuurgeschiedenissen iets over de in hetzelfde jaar verschenen bloemlezing Voor eigen kring die, bestemd voor het rooms-katholieke onderwijs, ongetwijfeld veel meer lezers bereikte dan Nijhoff, Van Ostaijen en de redactie van Het getij bij elkaar. Veel lezers (misschien wel de meeste) volgen de literatuur op een andere manier als de literatuurhistoricus. Of een tekst ‘nieuw’ is, doet voor hen misschien helemaal niet terzake, en datzelfde geldt voor de vraag in welk verband of welke context de tekst oorspronkelijk functioneerde. De laatste jaren is er onder Nederlandse literatuurhistorici een groeiende belangstelling te constateren voor ándere teksten. Zo werken Wiljan van den Akker en Gillis Dorleijn aan een poëziegeschiedenis die niet slechts de canon, maar de héle poëzieproductie in ogenschouw neemt, ook vanuit de behoefte om iets van de selectieprocessen te laten zien waarvan de literatuurgeschiedenis alleen de resultaten toont. ––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––

een referentiepunt voor iedereen die zich tot de literatuur verhield. De taal van de poëzie werd door de hele geletterde gemeenschap gedragen en herkend, een sociolect, om nogmaals met de anglist Anthony Easthope te spreken. Maar sinds de dichters die maatstaf hebben afgezworen, wordt hun taal in hoge mate persoonlijk, idiosyncratisch; een idiolect. De kwalificaties ‘moeilijk’ en ‘ontoegankelijk’ gaan meer en meer als normen functioneren. De poëzie heeft zich sinds de romantiek ontwikkeld tot een zaak van uitblinkers in een plots tamelijk onnavolgbaar geworden specialisme. Dat leidde ertoe dat ‘de gewone lezer’ buitenspel kwam te staan: díe lezer kent de specifieke spelregels van de incrowd van specialisten en kenners immers niet. Deze ontwikkeling, die parallel liep met de snelle opkomst van een anti-bourgeoishouding van schrijvers en kunstenaars in de tweede helft van de negentiende eeuw, kan ook verklaard worden uit de toenemende invloed van burgerlijke normen op kunst en kunstbestel. In de negentiende eeuw valt een expansie waar te nemen van commerciële kunstvormen die rechtstreeks onderworpen waren aan de verwachtingen van het publiek. De macht van het geld liet zich gelden en cultuurarme parvenu’s gingen zich uit winstbejag met kunst bezighouden. Uit naam van de Kunst (met hoofdletter) verzetten kunstenaars zich in toenemende mate daartegen. In zijn beroemde studie The Intellectuals and the Masses beschrijft John Carey het moderne project de ‘hogere’ kunst en literatuur zelfs als een wanhopige 36


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.