Leesfragment De Goudvisjongen

Page 1

GRATIS LEESFRAGMENT Verschijnt 18 september 2017


Deze eenmalige uitgave is bestemd ter promotie. Deze uitgave betreft een ongecorrigeerde versie. Š Lisa Thompson Oorspronkelijke titel: The Goldfish Boy Nederlandse vertaling: Anneke Bok Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht van reproductie in zijn geheel, of in gedeelten, in welke vorm dan ook. NUR: 283 ISBN: 9789030503316


Hoofdstuk ACHT

Spelen met bloemblaadjes De Behangleeuw maakte me wakker.

In mijn droom had ik hem een vraag gesteld: ‘Hoe voelt het

om daar de hele dag te zitten, Leeuw? En de wereld gewoon aan je te zien voorbijtrekken?’

Hij klonk een beetje zenuwachtig, alsof hij wist dat hij niet

hoorde te praten, toen hij zei: ‘Jij zult toch zeker wel weten hoe dat voelt… ja toch, Matthew?’

Ik schrok toen hij begon te praten en ik werd wakker. Mijn

hart ging tekeer en heel even wist ik niet waar ik was, zoals altijd wanneer ik overdag in slaap viel.

Mijn hoofd lag schuin omlaag over de rand van mijn kussen

en ik keek naar de vloer. Er liep een gele reep zonlicht over mijn vloerbedekking, van mijn bureau tot aan de boekenkasten. 3


Ik luisterde of de Leeuw verder praatte, maar ik hoorde in de verte alleen het gebrom van een grasmaaier. Ik ging op mijn rug liggen en keek naar het kleine stuk van het behang dat op een leeuwenkop leek. Zijn oog was nog steeds een beetje scheef, zijn pluizige manen zaten als zonnestralen rond zijn kop, zijn neus was plat en breed, en zijn bek was nu godzijdank stevig dicht.

Mijn wekker gaf 12.45 uur aan. Ik had ruim een uur

geslapen. Gek was dat: hoe minder ik deed, hoe vermoeider ik werd. Ik stond op en rekte me uit.

Midden in de tuin van meneer Charles stond een half in

elkaar gezakt, blauw opblaasbadje, gevuld met een zomersoep van water, gras en dode vliegen. Casey en Teddy waren nergens te bekennen. Onze tuin lag er ook verlaten bij. De lege ligstoel van mijn moeder stond te bakken in de bloedhete zon, en daarachter stonden de pronkbonen er helemaal donker en verschrompeld bij.

Ik nam mijn aantekenboekje mee en ging naar het kantoor

om te zien of er aan de voorkant iets te doen was.

Maandag 28 juli. 12.47 uur. Kantoor/babykamer. Erg warm.

Teddy van hiernaast is in de voortuin. Hij heeft een luierbroekje aan en een wit T-shirt met een afbeelding van een ijsje op de voorkant. Hij heeft niets aan zijn voeten. Casey en meneer Charles zijn nergens te bekennen. Het tuinpoortje is dicht en de

klink zit erop. 4


Teddy stak zijn hand uit naar een paar felroze rozen,

pakte een vuistvol bloemblaadjes en strooide die uit over het pad. Hij trappelde toen die aan zijn zonverbrande voetjes kietelden. Naast hem op het pad lagen een plantenschepje en een groen knielkussen. Meneer Charles moest aan het tuinieren zijn geweest. Wanneer hij terugkwam, zou hij niet blij zijn met wat Teddy aan het doen was, niet na alle uren die hij aan zijn rozen had besteed.

In zijn linkerhand hield Teddy het vierkante, blauwe

dekentje vast dat hij ook bij zich had gehad toen hij hier met Casey was gekomen in die grote, dure auto. Hij liet het dekentje op de grond vallen, trok toen nog meer bloemblaadjes van de rozen af en keek hoe die erop neerregenden. Toen het laatste bloemblaadje was gevallen, strekte hij zijn hand uit naar een grote roos, maar hij schramde zijn arm aan een doorn.

‘Au-au!’ riep hij en hij hipte van het ene been op het andere

terwijl zijn gezicht vertrok van de pijn.

Even dacht ik dat hij meneer Charles zou gaan halen, maar

hij ging gewoon op zijn hurken zitten, bekeek de schram op zijn arm en depte die af met zijn dekentje.

Ik hoorde met een klap een deur dichtslaan. Meneer

Jenkins was in zijn hardloopkleren uit het buurhuis gekomen en keek op zijn iPod terwijl hij witte oordopjes om zijn nek hing. Toen hij even lachte, staken zijn tanden fel af bij zijn gebruinde huid. Gelukkig was Hannah met haar dikke buik nergens te bekennen. Meneer Jenkins liep zijn oprit af, ging linksaf en begon te hollen, 5


zonder de peuter te zien die op zijn hurken in de tuin zat die hij passeerde.

Teddy stond op. Er liep een piepklein stroompje bloed

langs zijn arm, maar daar had hij kennelijk geen last van. Hij pakte eerst nog meer rozenblaadjes, maar toen hield hij ermee op. Uit zijn ooghoek had hij iets gezien wat zijn aandacht trok. Mij.

Hij draaide zich om, wees met zijn mollige armpje naar mijn

raam en zei verbaasd: ‘Visje!’

Ik zag hem op en neer springen, helemaal blij dat hij in zijn

eentje de Goudvisjongen had gezien. Hij keek om zich heen of er iemand was om het aan te vertellen.

‘Visje, Casey! Kijk! Visje! Opa!’

Maar er kwam niemand.

Ik keerde me om en keek in de benedenhoek van het

computerscherm hoe laat het was

12.55 uur.

Dat tijdstip was belangrijk.

Ik weet niet waarom het me bijbleef, maar dat gebeurde,

zelfs zonder het op te schrijven.

Ergens na 12.55 uur op die stralende, bloedhete dag

raakte Teddy Dawson zoek.

6


Hoofdstuk NEGEN

Teddy wordt vermist Meneer Charles bleek niet aan het tuinieren te zijn geweest. Het plantenschepje en het knielkussen die ik had gezien waren gewoon blijven liggen van de vorige dag, vergeten in de dolmakende drukte van de zorg voor twee jonge kinderen. Toen Teddy rozenblaadjes aan het plukken was, deed meneer Charles een middagdutje in zijn leunstoel. Ik was mijn kamer aan het schoonmaken en om 14.37 uur hoorde ik hem roepen in de tuin.

‘Teddy! Teddy, waar ben je? Geen verstoppertje spelen met

je opa.’ Meneer Charles bleek niet aan het tuinieren te zijn geweest. 7


Het plantenschepje en het knielkussen die ik had gezien waren gewoon blijven liggen van de vorige dag, vergeten in de dolmakende drukte van de zorg voor twee jonge kinderen. Toen Teddy rozenblaadjes aan het plukken was, deed meneer Charles een middagdutje in zijn leunstoel. Ik was mijn kamer aan het schoonmaken en om 14.37 uur hoorde ik hem roepen in de tuin.

‘Teddy! Teddy, waar ben je? Geen verstoppertje spelen met

je opa.’

Ik keek naar buiten en zag de roodverbrande kruin van

meneer Charles, die met zijn handen in zijn zij op zijn terras stond.

‘Er is iets aan de hand’, zei ik tegen de Behangleeuw.

‘Teddy? Teddy! Nu meteen tevoorschijn komen, jongeman!’

Hij liep om het huis heen en ik holde naar het kantoor.

Claudia, de moeder van Melody, reed net met haar oude auto achteruit van hun oprit en toen ze langs nummer 11 reed, stak ze haar hand op en zwaaide naar meneer Charles, niet beseffend dat hij in paniek verkeerde. De oude man besteedde geen aandacht aan haar en liep links en rechts kijkend over zijn tuinpad. Ik maakte een paar aantekeningen.

‘Teddy! Teddy! Geen verstoppertje spelen, nú voor de dag

komen!’

Een paar pastelkleurige bloemblaadjes fladderden over het

pad naar het tuinpoortje aan de voorkant, dat nu wijd open stond. Meneer Charles maakte snel een rondgang door ons doodlopende straatje en keek over tuinhekken en door autoraampjes. 8


‘Waar ben je, Teddy? Teddy!’

Zijn stem had nu een andere klank. Veel hoger dan anders

en trillerig. Toen meneer Charles langs nummer 5 liep, kwam Sue, de moeder van Jake, net aan lopen in de bedrijfskleding van de supermarktketen waar ze werkte.

‘Alles goed, meneer Charles?’ riep ze.

‘Hij is weg. Teddy is weg. TEDDY!’

Die laatste kreet weerkaatste tegen de ramen, en we

luisterden allemaal of er antwoord kwam, maar er was niets anders te horen dan verkeersgedruis in de verte en kabaal van een groepje spreeuwen die op straat als gekken aan het krijsen waren. Meneer Charles deed een wankele stap naar voren en Sue kwam aanhollen over haar tuinpad en sloeg een arm om hem heen. Ze praatte tegen hem toen ze langzaam naar nummer 11 liepen.

‘… politie bellen… zekere voor het onzekere nemen…’

‘… kan hij naartoe zijn? Ik was gewoon in de huiskamer…’

Ik zag ze naar binnen gaan en liet toen mijn blik langs de

huizen dwalen. Alles was stil onder de brandende zon.

Om 15.05 uur kwam er een politieauto de straat in rijden,

en meneer Charles en Sue liepen snel naar het tuinpoortje. Er stapten twee geüniformeerde agenten uit en meneer Charles begon met trillende stem te vertellen.

‘… kleinzoon is zoek… moeder is in New York… weet het

nog niet… is het daar nu dag of nacht? Vindt u dat ik haar moet 9


bellen?’

Een agente legde een hand op zijn arm en loodste hem

terug naar binnen, terwijl de andere, oudere agent in zijn portofoon sprak.

Ik ging terug naar mijn kamer en liet mijn blik over de

achtertuinen gaan om te kijken of ik Teddy ergens verscholen achter een struik zag of, erger, met zijn gezicht naar beneden drijvend in een vijver, maar hij was nergens te bekennen.

Casey was bezig naast het half leeggelopen opblaasbadje.

Haar oerlelijke pop stond rechtop tegen de blauwe binnenkant, met haar gezicht voorovergebogen naar het water alsof ze iets op de bodem zocht. Casey huppelde in de richting van het huis, en ik stapte weg bij het raam voor het geval ze me zou zien. Bij het terras gekomen draaide ze zich om, holde zo hard ze kon op de pop af en schopte die met een vieze, blote voet in de rug. De pop viel met een kleine plons voorover in het badje. Casey keek even naar de verdrinkende pop, toen trok ze die uit het water, nam haar zorgzaam in haar armen en streelde over haar hoofdje. Ik huiverde.

‘Wat een eng kind’, zei ik tegen de Behangleeuw. Ik keek

hoe laat het was. Het was bijna twee uur geleden dat ik Teddy met de rozenblaadjes had zien spelen.

‘Hij heeft zich waarschijnlijk in een kast of onder een bed

verstopt of iets dergelijks. Ze zullen hem heus wel vinden. Maar waarom stond het tuinpoortje open? Hij had hem zelf nooit van de 10


klink kunnen halen, denk je ook niet?’

Ik keek omhoog naar de Leeuw, die er niet zo zeker van

leek. Ik werd overvallen door de noodzaak mijn handen te wassen en ik ging snel naar de badkamer.

Er kwamen kloofjes in de dunne huid tussen mijn vingers,

die verergerd werden door het voortdurende handenwassen. Ik plensde koud water tegen mijn gezicht, daarna liet ik de warme kraan lopen totdat het water loeiheet was en waste mijn handen opnieuw. Ik verloor het besef van tijd.

Terug op mijn kamer dropen er waterdruppels van mijn

handen op de vloerbedekking. Maar dat gaf niks. Het water was schoon en dit was een veel hygiënischer manier om ze te laten drogen, en minder pijnlijk, dan met een handdoek. De oudste agent liep door de tuin van meneer Charles en zocht onder heesters en achter struiken, terwijl Casey toekeek. Sue verscheen op het terras.

‘Casey, lieverd, kom maar binnen.’

Ze nam het meisje snel mee het huis in, terwijl de agent de

vijver bekeek en dezelfde stok door het water haalde als die Teddy een week geleden nog had gebruikt om tegen het dode vogeltje te duwen. De man deed de schuur open, en zelfs ik kon zien dat daar niets anders was dan een grasmaaier, een ladder, een paar bloempotten, een emmer en wat tuingereedschap. Hij bekeek de schuur van buiten en pakte toen een zaklantaarn van zijn riem 11


om ermee in de donkere ruimte onder de schuur te schijnen. De agente verscheen op het grasveld.

‘Iets gevonden?’

De agent schudde zijn hoofd.

‘Binnen ook niets. Ik ga een ladder pakken om op zolder te

kijken. Je weet maar nooit.’

De vrouw ging het schuurtje in, haalde de ladder

tevoorschijn en liep gehaast terug naar het huis, terwijl de andere agent pratend in zijn portofoon om het huis liep.

Aan de straatkant was het inmiddels een stuk drukker

geworden. Voor ons huis stond een andere politieauto met zijn blauwe zwaailicht aan, en daarachter stopte nu een zilverkleurige Mondeo. Uit de eerste stapten twee geüniformeerde agenten en uit de tweede een man en een vrouw in burger. Ze liepen allemaal naar nummer 11 en gingen meteen door de openstaande voordeur naar binnen. Er klonk nu gestommel en gekraak op de zolder van meneer Charles, en ik stelde me voor dat de agente daar nu rondkroop en op alle donkere plekken zocht.

Toen ik naar buiten keek, leek het net alsof ik wazig zag:

de ruit golfde en trilde. Het dreunde in mijn borstkas toen er als een reusachtige zwart-gele wesp een politiehelikopter naderde vanachter de schoorsteen van Penny en Gordon. Hij vloog met donderend geraas over de huizen en ik holde naar mijn slaapkamer, waar ik hem boven de tuinen zag hangen.

‘Dit ziet er niet goed uit, Leeuw’, zei ik tegen het stuk 12


behang. ‘Dit ziet er helemaal niet goed uit.’

Toen er bij ons werd aangebeld, verstijfde ik. Ik verwachtte

mijn moeder pas over een uur, en bovendien zou zij haar sleutel gebruiken. Toen ik van boven aan de trap naar beneden tuurde, zag ik een groot, donker silhouet van iemand die aan de andere kant van onze matglazen voordeur stond. Er werd nog eens aangebeld en daarna ging de klep van de brievenbus open.

Iemand riep: ‘Hallo? Wil je opendoen? Politie.’

Het blauwe zwaailicht van de politieauto flitste rond in de

hal als een irritante aasvlieg. Ik daalde langzaam de trap af en deed de deur een paar centimeter open. De helikopter maakte nu zoveel kabaal dat het leek alsof er iemand op mijn ribbenkast aan het trommelen was.

‘Hallo, daar. Hij had al gezegd dat je misschien niet zou

opendoen ˗ ben je ziek?’

Op de stoep stond een magere agent met een hoofd als

een biet, met een aantekenboekje en een pen in zijn hand. Hij moest zowat schreeuwen om boven het lawaai van de helikopter uit te komen. Achter hem zag ik de man die de achtertuin van meneer Charles had doorzocht met Claudia staan praten. Ze had Frankie, haar knakworst op pootjes, onder haar arm.

‘Ik ben agent Campen. Er is hiernaast iets ernstigs

gebeurd. Er is een klein jochie verdwenen. Heb jij hem gezien? Heb je hem misschien ergens zien lopen?’

Ik schudde mijn hoofd. 13


‘En heb je hier in de buurt iemand gezien? Iemand die zich

verdacht gedroeg?’

Ik schudde nogmaals mijn hoofd.

‘Oké, maar ik moet wel even rondkijken in jullie achtertuin.

Is dat goed?’

Ik keek knipperend tegen het zonlicht naar de man en

vervolgens naar zijn grote, zwarte schoenen.

‘Kunt u achterom gaan?’

Agent Campen keek geërgerd.

‘Hoor eens, jongen, laat me er even door. Dit is een

ernstige kwestie.’

Ik deed een stap achteruit, waarna hij de deur wijd open

duwde en zijn grote voeten bonkend op onze deurmat zette. Nadat hij halfslachtig zijn voeten had geveegd, liep hij door naar de keuken en ging de serre in.

‘Hierlangs?’

Ik knikte.

‘Ik moet straks nog even wat gegevens opnemen’, zei hij

en toen ging hij door de achterdeur naar buiten.

Ik bleef bij de keukendeur staan toekijken. Hij keek rond

bij onze struiken en achter de bonenwigwams van mijn vader. De tuinen aan onze kant van de straat waren klein, zodat het weinig tijd zou kosten om ze allemaal te doorzoeken. Nadat hij ook opzij van het huis had gekeken, waar we de containers voor huisvuil en recycling hebben staan, liep hij naar de schuur. Er tuimelden een 14


hark, twee tennisrackets en een oud swingballpaaltje naar buiten toen hij de deur opendeed. Hoofdschuddend stapte hij over de rommel naar binnen en schoof dingen aan de kant, zodat hij goed kon rondkijken.

Ik nam de gelegenheid te baat om mijn handen te wassen

bij de gootsteen en duwde kraan open met mijn ellenboog. Er zaten daar meer ziektekiemen, omdat de deuren open en dicht gingen en Nigel kon rondsluipen waar hij maar wilde. Ik hoorde de politieman portofooncontact hebben toen hij kwam teruglopen naar de keuken, zodat ik snel mijn handen droog wapperde.

‘Pjoeoe, hier is het beter uit te houden. Lekker koel binnen.

Zijn je ouders naar hun werk?’

Ik knikte.

De politieman trok schrapend een grenen stoel onder de

keukentafel vandaan en ging zitten, terwijl ik in de deuropening bleef staan. Hij keek me fronsend aan, zichtbaar verbaasd dat ik niet binnenkwam.

‘Dit is toch nummer 9? Hoe heet je?’

Hij wachtte, terwijl ik toekeek hoe hij zijn enkels om de

stoelpoten haakte - zijn vieze schoenzolen nu gelukkig van de vloer.

‘Matthew Corbin.’

‘En hoe oud ben je, Matthew?’

‘Twaalf.’

Hij keek op van zijn aantekenboekje. 15


‘Wist je dat je buurman, meneer Charles, zijn kleinkinderen

te logeren heeft?’

‘Ja.’

‘Nou, het jongetje, Teddy, is mogelijk de tuin uit gegaan en

verdwaald. Weet je zeker dat je hem helemaal niet hebt gezien of gehoord?’

Ik vertelde hem over de rozenblaadjes en dat het

tuinpoortje dicht was geweest. Ik zei dat ik had aangenomen dat meneer Charles in de voortuin aan het tuinieren was geweest en alleen even naar de achtertuin was gegaan om iets te pakken. Ik vertelde hem niet dat Teddy me een visje had genoemd en naar het raam had gewezen ˗ dat leek me niet belangrijk. De politieman noteerde iets in zijn aantekenboekje. Zijn tong stak een stukje uit een van zijn mondhoeken, alsof hij zich erop moest concentreren de letters met elkaar te verbinden. Hij wipte zijn stoel achterover totdat hij op de achterpoten van de stoel balanceerde. Mijn vader had daar een pesthekel aan.

‘En heb je dat aan iemand verteld? Dat je een peuter had

gezien die helemaal alleen was? Vlak bij de straat?’

Ik knipperde met mijn ogen.

‘Ik… ik, nou, nee. Ik dacht dat zijn opa in de buurt was. Ik

vond er niets verkeerd aan. En hij was niet vlak bij de straat. Het poortje was dicht.’

De politieman schreef iets op en keek me toen aan.

‘En waarom viel jou zoiets op?’ 16


‘Wat?’

Ik voelde me een beetje misselijk.

‘Dat het poortje dicht was.’

Ik leunde bij vergissing tegen de deurpost, maar schoot

meteen weer rechtop.

‘Ik weet het niet… Ik kijk gewoon en zie dingen. Meer niet.’

Agent Campen maakte geen aantekeningen meer.

‘Waarom keek je eigenlijk uit het raam? Het is

zomervakantie, waarom ben je niet aan het voetballen of vierkante ogen aan het kweken met al dat gamen dat jullie kinderen doen?’

Hij tikte met zijn potlood tegen zijn tanden. Ik keek rond en

probeerde te bedenken wat ik kon zeggen.

‘Ik was in het kantoor aan de voorkant van het huis en

bekeek mijn mail.’

De stoel landde met een klap op zijn vier poten en

schraapte over de tegelvloer toen agent Campen opstond.

‘Mag ik dat even zien?’

Ik stapte achteruit, zodat ik weer in de hal stond.

‘Wat?’

‘Het raam waar je het jongetje hebt gezien toen je je mail

bekeek. Om een idee te krijgen wat je daarvandaan kon zien, oké?’

Hij wachtte mijn antwoord niet af en liep meteen door naar

boven, met schoenen en al. Zijn zweterige hand gleed piepend over de leuning. Hij moest weg. 17


‘Hier?’ vroeg hij en hij ging rechtsaf het kantoor binnen. Ik liep mee en bewaakte mijn kamer aan de andere kant van de overloop. Achter mijn kamerdeur hoorde ik de Behangleeuw zacht grommen.

‘Je hebt hiervandaan goed zicht over de hele weg.’ Hij

legde allebei zijn met ziektekiemen overdekte handen op de steriele witte vensterbank en keek rond.

‘Je hebt niet gezien dat er hier een onbekende rondhing?

Auto’s die je niet kende? Iets wat een beetje ongewoon was?’

Ik dacht aan Casey, die Teddy in de vijver had geduwd,

maar daar hield ik mijn mond over.

‘Nee, niets.’

Hij draaide zich om en liet zijn blik door de kamer gaan.

‘Is je moeder weer in verwachting?’ vroeg hij, met een

knikje naar het olifantenmobile.

Ik schudde mijn hoofd, maar hij keek niet naar me en liep

de trap af.

‘Onze buurman is gaan hardlopen’, zei ik terwijl ik hem

achternaliep.

‘Wie van de buren?’ vroeg agent Campen en hij pakte zijn

pen en zijn aantekenboekje.

‘Meneer Jenkins, van hiernaast op nummer 7. Hij ging

weg om…’ Ik pakte mijn eigen aantekenboekje uit mijn achterzak. ‘12.51 uur.’

De politieman kneep zijn ogen iets samen.

‘Heb je dat opgeschreven?’ 18


Ik knikte en stak het boekje vlug weer in mijn zak. Waarom

had ik dat laten zien?

‘Waarom heb je zoiets opgeschreven? Iets zo

onbelangrijks? Weet je zeker dat je niet iets hebt gezien?’

De telefoon ging, en we staarden allebei naar het aanrecht,

waar het zwarte ding lag. Het rode lampje bovenaan knipperde.

‘Neem je nog op?’

Ik verroerde me niet, terwijl de telefoon nog drie keer

overging. Agent Campen leunde tegen het aanrecht en sloeg zijn armen over elkaar. Mijn mond was gortdroog en ik slikte toen ik naar de telefoon ging. Telefoons waren door hun ingewikkelde onderdelen echt een broeinest van de allerergste ziektekiemen. Ik had vroeger wel een telefoon gehad, maar die had algauw de geest gegeven. Een desinfecteermiddel en een mobieltje gaan niet goed samen.

Ik stak mijn hand ernaar uit en probeerde niet te laten

merken dat die trilde, maar toen ging het antwoordapparaat aan en klonk de stem van mijn moeder in de keuken.

‘Hallo, dit is het nummer van de familie Corbin. We zijn

blijkbaar de deur uit om iets leuks te doen, maar als je een boodschap achterlaat, bellen we terug. Ciao!’

In het echte leven zegt ze nooit ‘ciao’. Ik heb het haar

zelfs never nooit niet horen zeggen, behalve dan op ons antwoordapparaat. Een andere, lagere vrouwenstem begon te spreken. 19


‘O, hallo, meneer en mevrouw Corbin, met Debbie van de

praktijk van dokter Rhodes. Ik wilde u er even aan herinneren dat Matthew morgenochtend om tien uur zijn eerste therapieafspraak heeft. We zien hem dan graag verschijnen.’

Agent Campen pakte zijn pet en vermeed mijn blik.

‘Goed, ik moest maar eens aankloppen bij jullie buren.

Meneer Jenkins heet hij, meen ik dat je zei?’ Hij wachtte het antwoord niet af en liep met grote passen naar de voordeur en opende die haastig. Nadat hij dat berichtje had gehoord, wist hij niet hoe snel hij weg moest komen.

‘Hopelijk vinden we hem snel. Meestal lukt ons dat. Maar

misschien moeten we nog een keer terugkomen om met je te praten, en met je ouders als ze thuis zijn van hun werk, goed?’

Hij zette zijn pet op, liep weg en zette koers naar het huis

van Hannah en meneer Jenkins. Ik duwde de deur dicht met mijn voet, holde naar boven om mijn schoonmaakspullen te pakken en begon met de vensterbank in het kantoor, voordat de ziektekiemen zich te veel zouden verspreiden. Trompetgeschal kondigde aan dat ik een mailtje had. Aan: Matthew Corbin Van: Melody Bird Onderwerp: politie Matty! Heb je het gehoord? Teddy wordt vermist! Mx 20


Blijkbaar had ze me vergeven dat ik haar eerder op de dag vrijwel het huis uit gegooid had. Ik tikte mijn antwoord. Mijn vingertoppen voelden vies nu ze zonder bescherming de toetsen aanraakten. Aan: Melody Bird Van: Matthew Corbin Onderwerp: politie Ik weet het. De politie kwam net aan de deur en heeft me massa’s vragen gesteld. Heb jij iets gezien? Matthew Ik keek uit het raam. Buiten had zich midden op straat een kleine menigte verzameld. Terwijl ik op Melody’s reactie wachtte, haalde ik mijn aantekenboekje weer tevoorschijn.

Teddy Dawson wordt vermist. Er is overal politie en het lijkt erop dat er een zoekactie wordt georganiseerd. Gordon, Sue en Claudia doen

allemaal mee.

Gordon had een witte, breedgerande hoed op en had een flesje water bij zich. Hij zag eruit alsof hij op safari ging. Een agente wees naar het eind van de weg en hij knikte en luisterde naar haar aanwijzingen. Hannah praatte met agent Campen die bij haar voor de deur stond, en ik ving zo nu en dan een flard van een zin op. ‘… hij ging om een uur of een hardlopen, maar hij is nog niet 21


terug… meestal even naar de sportschool… werkt aan zijn buikspieren… geeft gymles op school…’ Ik kon haar vanuit mijn raam niet zien, maar ik stelde me haar Californische glimlach voor terwijl ze vertelde hoe geweldig haar man wel niet was. Een andere agent was in gesprek met Oude Nina, die om de hoek van haar voordeur keek, haar hoofd gebogen, zichtbaar doodsbenauwd nu ze zo was blootgesteld aan de buitenwereld. Er klonk weer trompetgeschal. Aan: Matthew Corbin Van: Melody Bird Onderwerp: politie

Nee, ik heb ook niks gezien. Jij? M Aan: Melody Bird Van: Matthew Corbin Onderwerp: politie Ik heb hem eerder op de dag in de tuin zien spelen. Meer niet. Matthew De auto van mijn moeder kwam langzaam aanrijden door de straat en ze zette hem bij het huis van Oude Nina voor de deur, omdat onze oprit geblokkeerd was. Ze liep op een holletje naar de mensen die gingen zoeken en haar hand vloog naar haar mond. 22


De reactie van Melody verscheen op mijn scherm. Aan: Matthew Corbin Van: Melody Bird Onderwerp: politie O, wow! Jij bent waarschijnlijk hun beste getuige! En heb je niets vreemds gezien? Helemaal niets? En dat andere kind, die Casey? Was zij ook aan het buitenspelen? Was meneer Charles niet bij hem? Mel

Ik kreunde. Ik had mijn mond moeten houden.

Aan: Melody Bird Van: Matthew Corbin Onderwerp: politie Casey en meneer Charles waren nergens te bekennen. Meneer Jenkins ging hardlopen en dat was het. Matthew Onze voordeur ging open en mijn moeder riep omhoog: ‘Matthew! Heb je het gehoord? Is het niet vreselijk? Ik ga met de anderen mee om hem te zoeken. Ik spreek je straks wel. Goed, lieverd?’ Ze wachtte het antwoord niet af en de deur werd dichtgeslagen. Ik zag dat ze zich haastig bij de groep voegde en Sue een arm gaf toen ze de straat uitliepen in de richting van de stad. Er stopte een busje, waar twee mannen uitstapten die met 23


elektrische apparatuur en plastic slangen omliepen naar de achtertuin van meneer Charles. Ik zette de computer uit en ging terug naar mijn kamer. Een van de mannen was bezig een zwarte pomp in het midden van de vijver te zetten, terwijl de andere naar een buitenstopcontact op het terras ging en hem aansloot. De pomp begon te zoemen, en na een paar seconden spoot er water uit een lange, blauwe slang in een van de bloembedden, waar het een plas vormde op de gortdroge aarde. Binnen een paar minuten was de vijver leeg, toen trok een van de mannen zijn schoenen en sokken uit en rolde zijn broekspijpen op voordat hij in de vieze prut stapte. Terwijl hij een hark door de modder haalde, vroeg ik me af of hij het dode vogeljong zou vinden dat Teddy erin had gegooid. ‘Stop! Stop! Wat bent u in godsnaam aan het doen? Er zitten vissen in! Straks gaan ze nog dood!’ Meneer Charles kwam aanhollen door de tuin en zwaaide met beide vuisten. Hij had zich omgekleed en had een wit hemd en een lichtblauwe broek aan. Zijn schouders gingen schuil onder een dikke laag grijs haar. ‘Wie heeft gezegd dat u dat mag doen? Ik heb geen toestemming gegeven om aan mijn vijver te komen!’

De man op het grasveld sprak hem kalmerend toe. Zonder

de vijver droog te leggen was het ook duidelijk dat Teddy niet in het water lag, dus ik kan alleen maar veronderstellen dat ze op zoek waren naar aanwijzingen. 24


Meneer Charles besteedde geen aandacht aan de man en

liep naar zijn schuur. Hij kwam naar buiten met een grote, zwarte emmer, die hij vulde bij de buitenkraan. Hij zeulde hem moeizaam naar de lege vijver, terwijl de man in de prut rustig stond te wachten met iets in zijn handen. Ik zag een oranje flits toen hij een visje in de emmer deed. Meneer Charles ging op zijn hurken zitten om hem te bekijken.

‘Er zitten er nog vijf in, weet u. En ik wil dat ze er allemaal

levend uitkomen!’

Meneer Charles schreeuwde inmiddels, en de man op het

grasveld legde een hand op zijn schouder om hem tot bedaren te brengen, maar meneer Charles schudde die af. Hij ging naar het terras en rommelde wat aan een gele tuinslang, die op een haspel aan de zijkant van zijn huis zat. De man in de vijver schepte er met zijn handen nog twee vissen uit, en meneer Charles liep met het spuitstuk van de tuinslang in zijn hand met grote stappen door de tuin terwijl de tuinslang afrolde. Hij richtte de slang op de vijver en wachtte.

Tien minuten later was de vijver helemaal doorzocht

en was er nog een vis overgedaan in de emmer. De mannen verzamelden hun spullen en liepen hoofdschuddend terug naar de voorkant van het huis. Zonder een woord te zeggen zette meneer Charles de slang aan en een harde waterstraal spoot tegen het kunststof doek aan de binnenkant van de vijver. Hij bleef er roerloos staan totdat de vijver 25


weer gevuld was. Om 18.00 uur zag ik dat twee speurhonden opgewonden en kwispelend als bezetenen door onze doodlopende straat renden. Het zag ernaar uit dat ze iets op het spoor waren, maar toen maakten ze rechtsomkeert en gingen een andere kant op. Ze bleven staan snuffelen aan een lantaarnpaal voor het huis van Penny en Gordon, terwijl Frankie voor het raam van nummer 3 als een gek stond te blaffen. Heel even verschenen de armen van Melody voor het glasgordijn om de hond weg te tillen. De hondengeleiders lieten de speurhonden een rondje door de straat maken, alle tuinen werden doorzocht en vervolgens sloegen ze het steegje naar het kerkhof in.

Uit de computer klonk weer trompetgeschal en er

verscheen een mailtje op het scherm. Aan: Matthew Corbin Van: Jake Bishop Onderwerp: Oude Nina heeft Teddy!!! Oude Nina heeft hem. Dat is een heks. Ze gebruikt hem nu waarschijnlijk als vulling voor een hartige taart!!! Jake Ik keek naar het bericht. Afgezien van geschreeuwde vloeken en verwensingen had ik de laatste tijd weinig met Jake Bishop te maken gehad. Dit was feitelijk het eerste contact in twee jaar 26


dat ik met hem had zonder dat hij me voor mafkees of halvegare uitschold. Ik wist niet zo goed hoe ik moest reageren. Aan: Jake Bishop Van: Matthew Corbin Onderwerp: Oude Nina heeft Teddy!!! Tuurlijk is ze geen heks! Heb jij iets gezien? Matthew Ik las mijn aantekeningen nog eens terug. Jake was weggesprint op zijn fiets nadat Oude Nina met haar vinger naar hem had gewezen toen hij Melody pestte. Verder wist ik niet waar hij uitgehangen had. Van: Matthew Corbin Van: Jake Bishop Onderwerp: Oude Nina heeft Teddy!!! Het enige wat ik heb gezien is jouw stomme kop terwijl je uit het raam keek. Wat doe je daar precies de hele dag? Ik delete de mail zonder erop te reageren.

27


'Ik vind dit boek fantastisch, het staat zeker in mijn top 10 (en geloof me ik heb in mijn leven heel veel boeken gelezen).' - Ray, 9 jaar De 12-jarige Matthew lijdt aan OCD. Hij schrobt zijn handen keer op keer op keer, is doodsbang voor bacteriĂŤn en is al weken niet naar school geweest. Zijn eigen kamer durft hij nauwelijks uit. Om de tijd te doden kijkt hij uit zijn slaapkamerraam en maakt hij aantekeningen over de dagelijkse beslommeringen van zijnburen. Niet veel bijzonders. Tot op een dag een peuter, Teddy, vermist wordt en Matthew de laatste blijkt te zijn die hem heeft gezien. Het is aan Matthew om op onderzoek uit te gaan. Al snel staat hij in het middelpunt van het onderzoek en zijn al zijn buren verdacht. Lukt het Matthew om het mysterie op te lossen? Ook als dit betekent dat hij zijn eigen angsten onder ogen moet komen en hij de veiligheid van zijn huis moet verlaten? 'Ik kon het boek niet wegleggen, heb het in een ruk uitgelezen.' - recensie op amazon.com

28


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.