Mare 5 (39)

Page 1

1 oktober 2015 39ste Jaargang • nr. 5

Alles over bierw en hawring Pagina 6 t/m 9

Die Spanjaarden hadden gewoon geen zin om te winnen. ‘Ze waren ‘t beu’

Het geheim van Rubberen Robbie: tv-piraten, porno en hits voor André Hazes

Circa domum hortus patebat oleris met als een ander

Pagina 4 en 5

Pagina 10 en 11

Pagina 00

r e b o 3 okt ial! spec

Let op! Mare zoekt een stagiair(e)

Camera-agenten kijken met je mee

Mystery guest in Hoger beroep tegen strijd tegen spiekers bedreiger uitgesteld

Interesse in journalistiek? Bij Mare is plaats voor een stagiair(e). Mail je sollicitatie, cv en geschreven artikelen naar frank.provoost@mare.leidenuniv.nl

‘Als je op drie oktober tegen een boom plast, zullen we daar niet meteen wat van zeggen. Maar door een brievenbus zeiken, gaat dat natuurlijk te ver.’

Bij rechtententamens komen er meer surveillanten, toiletbezoek wordt scherper in de gaten gehouden. Ook gaan er zogeheten mystery guests optreden.

Pagina 13

Pagina 14

Er is meer onderzoek nodig in de rechtszaak tegen de student die een lid van de examencommissie zou hebben bedreigd, zo besliste het Hof maandag.

Pagina 15

Bandirah Pagina 16


2

Mare · 1 oktober 2015 Achtergrond

Op kamers in de De stichtingsoorkonde van de Leidse universiteit nader verklaard Na de bevrijding van de Spanjaarden kreeg Leiden een universiteit. Maar wat staat er nu eigenlijk echt op de stichtingsoorkonde die Willem van Oranje ondertekende? Mare las mee met hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer. ‘Dit is een kleine geschiedvervalsing.’ Volgens de overleveringen mochten de dappere stadsbewoners na Leidens Ontzet als dank kiezen tussen vrijstelling van belasting, óf een universiteit. In het Stadsarchief ligt inderdaad een perkamenten bul, gedateerd op 6 januari 1575: het octrooi voor de Universiteit Leiden. Hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer licht toe wat daarin staat én wat Willem van Oranjes rol was.

DOOR MARLEEN VAN WESEL

Colofon Redactie-adres Reuvensplaats 3, 2311 BE Leiden Postbus 9500 2300 RA Leiden Telefoon 071–527 7272 Website mareonline.nl E-mail redactie@mare.leidenuniv.nl De redactie is op vrijdag gesloten. Oplage circa 15.000 Hoofdredactie

Frank Provoost frank.provoost@mare.leidenuniv.nl Redactie

Vincent Bongers vbongers@mare.leidenuniv.nl Bart Braun bbraun@mare.leidenuniv.nl Petra Meijer p.meijer@mare.leidenuniv.nl Marleen van Wesel h.g.van.wesel@mare.leidenuniv.nl Medewerkers

Tim Meijer • Esha Metiary • Marc van Oostendorp • Benjamin Sprecher Fotografie Taco van der Eb • Marc de Haan Illustraties Bas van der Schot • Bandirah • Silas.nl Basisontwerp Roeland Segaar, Zabriski Communicatie Art direction en vormgeving Marcel van den Berg Drukwerk Rodi Rotatiedruk, Broek op Langedijk Advertenties Bureau van Vliet B.V. Postbus 20 2040 AA Zandvoort Telefoon 023 - 571 47 45 Redactieraad

Prof. dr. J.C. de Jong (voorzitter) • Prof. dr. F. Israel (vicevoorzitter) • drs. B. Funnekotter • J. Daemen • S. Grootveld • drs. M. van Hintum • mr. F.E. Jensma • M. Kuipers • prof. dr. N.J. Schrijver • dr. J.P. Vollaard • F. Vermeeren • C. van der Woude Jaarabonnementen

Een jaarabonnement op Mare loopt van september t/m juni. Belangstellenden kunnen Mare thuisgestuurd krijgen door €35 over te maken op IBAN NL68RABO0103257950 ten name van Universiteit Leiden (o.v.v. Mare en SAP-nummer 6200092091) en vervolgens een bevestigingsmail met daarin hun adres te sturen naar redactie@mare.leidenuniv.nl. Studenten betalen €25. Ter controle graag in de bevestigingsmail ook het studentnummer vermelden. Adreswijzigingen

Alleen schriftelijk met postwikkel. Klachten en opmerkingen over de toezending van Mare 071-5277272. Mededelingen voor het op donderdag verschijnende nummer moeten uiterlijk de voorafgaande donderdag 16.00 uur in het bezit van de redactie zijn. ISSN 0166-3690

‘Philips by der Gracien Gods Coninck van (…), Alsoe wy bevinden (…)’, begint de stichtingsoorkonde van de Universiteit Leiden, uit 1575. Wacht! Philips II? Leiden was toch net bevrijd van zijn Spaanse troepen? ‘De Staten van Holland oefenden het bewind over Holland uit, uit naam van Philips II. Tegelijkertijd waren ze in opstand tegen hem’, legt hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer uit. Formeel hoorde Philips’ zegel dus op zo’n akte. Nederland voerde ook helemaal geen onafhankelijkheidsoorlog. ‘Je begon destijds niet zomaar voor jezelf. Uiteindelijk wilde men een onderdeel van de Spaanse tak van het Habsburgse Rijk worden. Toen die oplossing niet kwam, is men gaan winkelen bij andere edellieden. Dat lukte niet. Uit armoede is men toen zelf maar een republiek begonnen.’ Hoe dan ook: ‘De katholieke koning zal van woede zijn hoed hebben opgegeten toen hij hoorde dat er een protestantse universiteit in zijn naam was opgericht.’ ‘…dat d’ingesetenen der selver landen, vresende eensdeels die zwaere oncosten, eensdeels die periculen daerinne zyluyden ende heure kinderen zouden moegen geraken…’ Otterspeer: ‘Tot 1575 vertrokken alle Hollandse studenten naar het buitenland, met geld van hun ouders. Ook de grote intellectuelen zaten in het buitenland. Een braindrain, dus. Met de komst van een universiteit werden intellectuelen én hun geld juist hierheen gehaald.’ ‘….in alle goede republicque becquame personen van scientien van noede zijn gebruict te worden…’ Met de oprichting van een universiteit staan die intellectuelen nog niet direct voor de deur. 8 Februari werd de dies natalis, de dag waarop de nieuwe universiteit ingewijd werd. Op een afbeelding van de inwijdingsoptocht loopt Jan Dousa, bevelhebber tijdens het beleg, voorop. ‘Daarachter lopen figuren die ook maar een toga hebben aangetrokken. Er waren wel lokale intellectuelen, artsen en juristen, die

in het begin gevraagd werd om voor professor te spelen. Voor er echt studenten kwamen, is men ijverig aan het werven geslagen. Relaties van de Oranjes werden aangesproken en overal werden brieven naartoe gestuurd.’ ‘…oick dat wy gantselicken geneycht zijn onse stadt van Leyden mit den burgeren ende inwoonderen var dyen ten aensine van den grooten last ende noot van den voors. crych (…) By rijpe deliberatie ende advys van

onsen lieven Neve, Ridder van onser ordene, Wilhelm Prince van Oraingien, Grave van Nassau, etc…’ De stichtingsoorkonde is niet het oudste bewaarde document over de oprichting van de universiteit. ‘Op 28 december 1574 stuurde Willem van Oranje al een brief naar de Staten van Holland over het oprichten van een universiteit. Direct kwamen er lobbygroepen uit verschillende steden, zoals Middelburg en Gouda. Willem van Oranje was niet


1 oktober 2015 · Mare

3

zestiende eeuw universiteit, als enige in Holland. Toen Amsterdam, ook in Holland gelegen, later een universiteit wilde, werd dat een zogenaamde illustere school. Dát kon de Leidse universiteit niet verhinderen. Maar de school in Amsterdam mocht geen universiteit heten en er werden geen graden verleend.’ ‘…gunnen ende oirloven bij desen den Burgemeesters ende Regierders der voors. stede van Leyden den selven oick gevende volcommen macht ende auctoriteyt…’ ‘Universiteiten werden sinds de middeleeuwen tot juridische eilanden gemaakt. Ze kregen uitzonderingen op de geldende wetten en werden ontheven van belastingen’, vertelt Otterspeer. Aardige suggestie van Willem van Oranje dus, maar de stadsbestuurders wilden wel een vinger in de pap. Daarom kreeg het stadsbestuur een plaats in het universiteitsbestuur. De vier burgemeesters die Leiden destijds had beslisten samen met drie andere curatoren over de financiën, de gebouwen en de benoemingen van professoren.’ ‘…nyet alleenlick der zelver schole mair oick tot commodite ende stichtinge van eenighe der doctoren of studenten woonplaetsen ofte collegien mitzgaders tot ciraet der selver ende recreatie der studenten eenichsints dienlicken te wezen…’

de baas, maar als hoogste dienaar deed hij de Staten van Holland wel de suggestie om een universiteit naar Leiden te halen. Dat was een grote stad en hij was er erg gelukkig mee dat Leiden behouden was voor de opstand.’ ‘…scientien der Godheyt, inden Rechten ende Medicynen mitzgaders der Philosophien ende andere vrye consten, oick die talen Latijn Greke ende Hebraicke gecundicht, gelesen ende geleert te worden…’

‘Het heeft lang geduurd voor ze eruit waren wat voor universiteit dit precies moest worden’, vertelt Otterspeer. Zo vond stadssecretaris Jan van Hout dat de universiteit voor de theologie opgericht moest worden. ‘Dominees waren grote motivatoren voor de opstand. Anderen vonden dat de strijd ook om politieke vrijheid draaide, zij wilden ook rechten. Dousa, die zelf in Parijs had gestudeerd, introduceerde uiteindelijk het model dat sinds de middeleeuwen in Parijs en op andere plaatsen voorkwam: een universiteit met vier

faculteiten. De belangrijkste was theologie, dan rechten, dan medicijnen en tenslotte nog een heel brede: de vrije kunsten.’ ‘….ende naer behoorlicke examinatie ende ondersouck titulen van doctoren ende meesters inde voors. scientien ende consten te verleenen…’ ‘Het toekennen van graden was een recht van de hoogste overheid, de Staten van Holland dus. Die delegeerden dat recht aan de Leidse

Leuk voor de stadsbestuurders, maar ook de burgers hadden wat aan de universiteit. ‘Er moesten kamers verhuurd worden en er werd veel verteerd’, vertelt Otterspeer. Op kamers in de zestiende eeuw, dat ging zo: ‘In Parijs en Engeland bestond het systeem van colleges: plekken waar studenten leerden én woonden. Zo had Leiden het Statencollege, waar nu Plexus staat. Zo’n dertig tot veertig studenten uit verschillende stadjes konden daar met een beurs een opleiding tot predikant volgen. Zij stonden volledig onder curatele: ze moesten vroeg op, wassen, de bijbel lezen, collegelopen. Terug thuis werden ze eerst overhoord en vervolgens vroeg naar bed gestuurd. Ouders vonden zulk goed toezicht wel prettig.’ Wijdverbreid was het systeem in Leiden niet. ‘De meeste studenten kwamen van ver, met hun kompanen, en huurden in groepjes wat kamers bij een herberg of bij particulieren. De helft van de studenten kwam destijds uit het buitenland: uit Duitsland, Hongarije, Polen, Frankrijk en Engeland. Zij zochten elkaar op, zoals nu eigenlijk ook gebeurt.’ 6 januari 1575 De stichtingsoorkonde is uiteindelijk gedateerd op 6 januari 1575. ‘Dit is een kleine geschiedvervalsing.’ Op 6 januari werd weliswaar besloten dat Leiden een universiteit kreeg, maar het octrooi was er toen nog niet. ‘Dit document was er pas in april of mei.’ Meer? Lees de stichtingsoorkonde en de vertaling via mareonline.nl


4

Mare · 1 oktober 2015

Achtergrond

Het is eigenlijk een gods Het beleg en de bevrijding van Leiden in negen sleutelmomenten

‘Het beleg en ontset van Leyden’ door Romeyn de Hooghe (1574). Regionaal Archief Leiden

Hoe verliep de bevrijding die we op drie oktober herdenken? Waren de watergeuzen werkelijk tactische strijders, of was er sprake van geluk? ‘Ik denk dat de Spanjaarden een goede kans hadden gehad om te winnen, maar ze waren het beu.’ April 1566

Bedelaars en piraten ‘Het zijn maar bedelaars.’ (Ce ne sont que des gueux), zo omschrijft een raadsheer van Margaretha van Parma de groep van tweehonderd edellieden uit Holland die in 1566 de landvoogdes met een smeekschrift verzoeken om de geloofsvervolgingen te matigen en hun privileges te eerbiedigen. ‘De term “gueux” werd “geuzen” en een strijdnaam is geboren,’ schrijft Jori Zijlmans, conservator van museum De Lakenhal in het boek Leidens Ontzet, vrijheidsstrijd & volksfeest ‘De watergeuzen zijn voornamelijk zeelui geleid door edelen’, zegt emeritus hoogleraar zeegeschiedenis Henk den Heijer. ‘Het zijn lang niet allemaal vrijheidsstrijders. Al staat het grootste gedeelte wel aan de kant van Willem van Oranje.

Ze zijn vanaf 1568 actief. In het begin is het een zooitje ongeregeld. Het zijn piraten. Ze landen in Noordwijk en Katwijk om te roven en plunderen, maar vallen ook vissers en koopvaardijschepen aan. Ze stelen de ladingen of “rantsoeneren”: dat betekent dat de boten pas na een forse betaling mogen doorvaren.’ De Spanjaarden nemen ondanks de smeekbede geen gas terug. Tegelijkertijd gaan Leidse beeldenstormers tekeer en onder toeziend oog van de schutterij ‘zuiveren’ ze parochiekerken. Beelden worden stukgesmeten en ‘de oproerlingen ontheiligden de symbolen van de eucharistieviering door hosties uit te delen en miswijn te drinken’, schrijft Zijlmans. ‘Het Laatste Oordeel’ van Lucas van Leyden, dat in de Pieterskerk hangt, wordt op het nippertje gered. Augustus 1566

Kwade lieden en oproerkraaiers De hertog van Alva voert als reactie een waar schrikbewind. Hij stelt de Raad van Beroerten in, in de volksmond ‘de Bloedraad’ genoemd. Protestanten eindigen na marteling aan de galg.

‘Filips II wordt als die archetypische, vreselijke Spanjaard gezien’, zegt universitair docent vaderlandse geschiedenis Raymond Fagel. ‘Maar dat beeld klopt niet. Zijn vader Karel V komt uit Gent. Zijn moeder is Portugees. Hij is een beetje bleek met lichte ogen. Hij erft een koninkrijk waar de Nederlanden bijhoren. De Nederlanders zijn geen vijanden maar onderdanen. Hij heeft de gedachte dat hij hen moet beschermen tegen protestantse oproerkraaiers. Dat is onkruid dat je met wortel en tak moet uitroeien. Het is een opstand tegen de koning, geen oorlog van Spanje tegen de Nederlanden. Het godsdienstig conflict is een complicerende factor. In de ogen van veel Nederlanders zijn Spanjaarden ook geen bezetters. Althans, niet in de begintijd.’ April 1572

Geuzen of Spanjaarden? De geuzen nemen Den Briel in. Leiden twijfelt: trouw blijven aan de koning of kiezen voor Oranje? Zowel de geuzen als de Spanjaarden hebben een gewelddadige reputatie. ‘De meerderheid van de Leidse inwoners is katholiek’, legt Fagel uit. ‘Maar


1 oktober 2015 · Mare

wonder dat het gelukt is dat wil niet zeggen dat die automatisch het felle beleid van Filips steunen.’ ‘Willem van Oranje en zijn medestanders beschouwen zichzelf niet als rebellen,’ zegt Anton van der Lem, conservator oude drukken en bibliofiele uitgaven van de universiteitsbibliotheek, die afgelopen zondag de 3 Oktoberlezing gaf. ‘Ze willen juist vasthouden aan het oude. De koning mag geen belasting heffen of een oorlog beginnen zonder instemming van de Staten. En dat doet hij wel. Dus is er verzet. Fillips regeert op gezag van God en vindt dat hij alleen aan Hem verantwoording schuldig is. En zeker niet aan burgers.’ Zijlmans: ‘Naar Leiden teruggekeerde geloofsvluchtelingen, onder wie de latere burgemeester Van der Werff en stadssecretaris Jan van Hout, pleiten voor de opstandelingen.’ De stad kiest aarzelend voor de geuzen. Van Hout was een bepalende figuur in het verzet. Een echte macho hardliner die volgens Zijlmans ook het brein achter het verzet is. ‘Van Hout was een echte kerel’, schrijft universiteitshistoricus Willem Otterspeer. ‘Hij ging er prat op dat hij al op zijn twaalfde voor het eerst geneukt had.’ Oktober 1573.

Eerste beleg Alva omsingelt de stad. Onder de leiding van de hertog is het garnizoen van Haarlem afgeslacht en Mechelen geplunderd. In Naarden bereikt de terreur zijn hoogtepunt. De Spaanse commandant Don Frederik, zoon van Alva, wordt met zijn leger toegelaten in de stad en begint op 1 december een slachtpartij. De vrouwen van Naarden worden verkracht en de stad geplunderd en in brand gestoken. Slechts zestig inwoners overleven het. De methode van Alva werkt averechts. De steun voor Fillips bij gematigde katholieken neemt af. De veel gematigder Requesens volgt hem op. Hij breekt het beleg van Leiden op. Maar de Spanjaarden komen al snel weer terug. Mei 1574.

Knokken om kolen ‘Requesens doet geen pogingen om de stad te bestormen, de muren worden niet in puin geschoten. Er gebeurt gewoon vrijwel niets,’ zegt Fagel. De stad wordt uitgehongerd. Leidenaren die de stad uitsluipen houden de troepen in de gaten. De Spanjaarden grijpen de zestienjarige jongen Leeuwken als hij het kamp bespioneert. Zijlmans: ‘Nadat hem neus, oren en lippen waren afgesneden, werd hij aan een been opgehangen. Toen de jongen, lenig als hij was, zich bijna wist te bevrijden, joeg een soldaat hem een kogel door het hoofd.’ ‘Er zijn wat uitvallen van de Leidenaren,’ aldus Fagel. Zo is er een furieuze aanval om de kolenvelden bij de Rijnsburgerpoort onder controle te krijgen. De Spanjaarden hebben daar een schans opgeworpen. De Leidenaren bestoken hen met flessen die zijn gevuld met kruit en zwavel. Een aantal soldaten verbrandt. Het fanatisme van de burgers is aangewakkerd door het stadsbestuur. De eerst burger die de schans binnenvalt, krijgt als beloning zes gulden. Knokken om kolen is geen kleinigheid, snappen ook de Spanjaarden. ‘Het was vooral kool, wat ze veel voedsel opleverde, want de kool die ze in Holland kweken is veel groter dan die van de andere provincies’, schrijft officier Benardino de Mendoza. Er was een groot tekort aan voedsel, schrijft hoogleraar vaderlandse geschiedenis Judith Pollman. Er stierven duizenden Leidenaren. Maar de meesten bezweken aan de pest, niet aan de honger. ‘Tot de laatste dagen van het beleg was er nog volop paardenvlees.’ Zijlmans: ‘Uiteindelijk is er ook een tekort aan bier, dus de bevolking drinkt het smerige grachtenwater. De kans om ziek te worden, neemt toe. Ze eten verrotte kolen, moutkoeken en wat vlees. De bevolking verzwakt daardoor.’ Een aantal sympathisanten van de Spanjaarden was al uit de stad gevlucht. ‘Deze “glippers” lieten vaak hun vrouw en kinderen achter. Het bestuur schopt hen er uit, er waren immers al genoeg monden te voeden.’ Maar eenmaal buiten de stadsmuren kregen ze geen warm welkom. Aanhangers van Filips trokken hen alle kleren uit en stuurden hen vervolgens weer terug. ‘In hun grote barmhartigheid hebben stadsregeerders hen weer binnengelaten, terwijl ze vrijwel niets meer hadden om hun schamelheid en naakte billen te bedekken,’ blijkt uit een anoniem verslag van het beleg. ‘Een enorme vernedering natuurlijk, zegt Zijlmans. ‘Het is ook een manier om de Leidenaren tot wanhoop te drijven, ze te duwen tot overgave.’ Juli 1574

Een enorme gok ‘Op 30 juli 1574 stemmen de Staten van Holland in met het plan van Willem van Oranje om de dijken door te steken en met een vloot Leiden te ontzetten’, vertelt Henk den Heijer. ‘Het is

een Godswonder dat het gelukt is, een enorme gok. Vooraf is er slechts een plan om de dijken door te steken. Wat daarna nodig is, moet dan nog worden bedacht. In een zeer korte tijd wordt een grote hoeveelheid schepen, wapens, voedsel en manschappen verzameld. Het duurt ruim twee maanden om Leiden te bereiken, en dat is eigenlijk nog best snel.’ ‘Het is een complexe operatie. Het doorsteken van de zeedijken bij Delfshaven en Rotterdam was niet voldoende. Een deel van het land stroomt onder, maar dan stuiten de geuzen weer op een landdijk. Daar moet ook weer een gat in worden gemaakt. Onderweg botsen ze steeds op dijken waarvan ze het bestaan niet eens kenden. En moeten ze dus weer graven.’ ‘Water is een vreselijke vijand,’ aldus Fagel. ‘De Spanjaarden denken erover om zelf delen van Nederland onder water te zetten. Maar Filips wil dat niet. Dat zou immers fataal zijn voor zijn onderdanen.’ Geluk speelde zeker een rol. ‘De Spanjaarden waren van plan om een grote vloot uit te rusten om de geuzen aan te pakken. Maar onder andere door pech en geldgebrek kwam het daar niet van. De manschappen gingen massaal dood door besmettelijke ziekten. De admiraal bezweek zelf ook.’ Begin september 1574

Wrede Zeeuwen De Spanjaarden verdedigen de dijken fel en dichten de door geuzen gemaakte gaten weer met hout en hooi. ‘Dan is er nog het probleem van de hoogteverschillen’, zegt Den Heijer. ‘Het Rijnland ligt hoger dan het Delfland. Dus het water is daar minder diep. Het risico dat je dan vast komt te zitten met je schip, is groter. ‘Het water staat overal vrij laag. Er kan dan ook alleen gebruik worden gemaakt van schepen zonder kiel of met een hele beperkte kiel. Bij elkaar is het een flinke vloot bestaande uit 250 platbodems en zeventig galeien.’ De dichter Jan Fruytiers maakt het beleg van nabij mee en schrijft vol ontzag over de vloot onder leiding van de Zeeuwse geuzencommandant Louis de Boisot. ‘De komst van de Zeeuwen veroorzaakte niet weinig schrik onder de vijand.’ Ze kunnen ‘verbazingwekkend goed uit te voeten op het water.’ En ‘hoewel er vele ruwe en onbeschaafde lieden bij zijn, stellen zij zich onder leiding van godvrezende en dappere kapiteins vroom en strijdbaar op.’ Wreed zijn ze ook. ‘Een van de Zeeuwen heeft namelijk een neergeschoten Spanjaard, die half dood was, het hart uit het lijf gerukt en zijn tanden erin gezet. Betrouwbare lieden hebben het hart met tandafdrukken in Delft gezien.’

lucht wat vloog. Maar duiven waren off limits, daar stond de doodsstraf op. Dat konden namelijk wel eens postbode zijn.’ Begin oktober 1574

Wind en moeras ‘Uiteindelijk is de vloot via Zegwaard naar Zoeterwoude gevaren’, legt Den Heijer uit. ‘Ze zijn om de versterkingen van de Spanjaarden heen getrokken. De schepen hebben nog een hele tijd bij het Noorder Aa gelegen omdat het waterpeil te laag was. Toen stak er een storm op die het water opstuwde. De schepen surften als het ware naar Leiden. ‘Toen ze daar aankwamen had de Spaanse commandant Francisco de Valdés al besloten het beleg af te breken.’ ‘Je zit in een koud kikkerland en wordt al maanden niet betaald’, zegt Zijlmans. ‘Alles staat onder water. Het is een moeras in een moeras. Ga dan maar eens vechten. Ik denk dat de Spanjaarden een goede kans hadden gehad om te winnen, maar ze waren het beu. Het is een mentaliteitskwestie geweest.’ Den Heijer: ‘De geuzen hadden enorme hoeveelheden voedsel bij zich in kleine platbodems achter de oorlogsvloot. Daar zat haring uit Schiedam en Delfshaven bij. Ik heb eens uitgerekend om hoeveel haring ging. Er waren rond de 8500 Leidenaren. Ik kwam uit op iets van 50 haringen per persoon.’ Volgens Fruytiers was het de nattigheid die de Spanjaarden de das om deed. De Valdés zou een geschilderde stadskaart van Leiden achtergelaten hebben met daarop de tekst. “Vaarwel burgerij, vaarwel schansen. Jullie zijn opgegeven vanwege het water en niet vanwege de kracht van de vijand.” Op 5 oktober komt Willem van Oranje naar Leiden. Fruytiers: ‘Hij voorspelde dat hun kindskinderen dit nog zouden herdenken.’ Dat had de prins goed gezien. In Leiden zijn verder geen oorlogshandelingen geweest. ‘Er is ook nog wel sprake geweest van een derde beleg’, vertelt Fagel. ‘Maar in 1575 sterft Reguesens en gaat Filips bankroet. Er volgt een bestuurlijke en financiële chaos en Leiden blijft verder buiten schot. Maar de Spanjaarden zijn nog lang niet weg uit de Nederlanden. In 1585 bezetten en plunderen ze Antwerpen. De hertog van Parma neemt de ene na de andere stad in. Op dat moment zou je geen cent meer hebben gegeven voor de Opstand.’ DOOR VINCENT BONGERS

Eind september 1574

Kanonnen en duiven De kans bestaat dat Leiden alsnog capituleert. ‘Er zijn voor- en tegenstanders van praten met de Spanjaarden’, zegt Van der Lem. Bij een bijeenkomst van het stadsbestuur vraagt Van Hout om stilte, hij maakte immers de notulen: ‘Iedereen moet het om de beurt zeggen wat hij wil, dan kan ik het opschrijven.’ Onder die druk binden de meeste voorstanders van onderhandelen wel in. Die willen niet zwart op wit hebben staan dat zij willen praten met de Spanjaarden. De strijd wordt voortgezet.’ Den Heijer: ‘De watergeuzen hebben zwaar geschut: een halve kartouw. Dat is een kanon met een kaliber van 24 pond dat normaliter alleen werd gebruikt om stadsmuren in puin te schieten. Ook fabriceren ze een drijvend artillerieplatform dat sommigen spottend de “Arke Noachs” noemen. Het bestaat uit twee aan elkaar verbonden korenschuiten die vol staan met kanonnen. Deze schuit wordt voortbewogen met raderen.’ Maar als het in stelling wordt gebracht bij het Zoetermeerse meer om een doorbraak te forceren, gaat het mis. Het ‘slagschip’ begint te zinken en is meteen onbruikbaar. Er gaan vijftien stuks geschut overboord om het drijvende te houden. Vier korenschuiten zijn voorzien van een halve kartouw. Deze worden ook ingezet. Maar de zware kanonnen richten nauwelijks schade aan. Gericht vuren is haast onmogelijk vanaf de onstabiele schepen. Door het zware gedreun raken de schuiten beschadigd en als snel onbruikbaar. De watergeuzen trekken zich terug.’ De situatie in Leiden wordt steeds nijpender. Er was geen contact meer met de Staten van Holland en Willem van Oranje. Er kunnen geen bodes in de stad komen. ‘Het verzet in de stad krijgt nieuw elan door de duivenpost’, aldus Zijlmans. ‘Er waren geruchten dat de prins dood was. Nu kwamen er brieven van de prins en van de geuzen. Die werden vanaf het bordes voorgelezen.’ De vogels werden geleverd door Willem Corneliszoon Speelman. Hij weet te voorkomen dat de beestjes in de ‘hongerige buycken’ van zijn ‘hoogbejaerde moeder en broederen’ terecht komen. Hij werd hiervoor in 1578 beloond, met het recht om de naam Van Duivenbode te dragen. De dappere duiven zelf werden negen jaar later met hooi opgevuld en kregen een ereplaats in het stadhuis. Zijlmans: ‘Iedereen schoot alles uit de

Aan het eind van het beleg heerste de pest. Foto Erwin Olaf

5


6

Mare · 1 oktober 2015

Achtergrond

Wetenschap

Het kán kloppen Derde druk voor 3-oktober-thriller

Alles over haa Clupea harengus met wittebrood, als het goed is Dit Ontzet gaan er alleen al via de 3 October Vereeniging 31.000 harinkies doorheen in Leiden, en ook de Nederlandse ambassades delen over de hele wereld maatjes uit op drie oktober. Maar waarom haring, en geen andere vis? DOOR BART BRAUN

De soort

De Leidse antropoloog Jeroen Windmeijer schreef een Dan Brown-achtige thriller, die zich afspeelt in het feestgedruis van Leidens Ontzet. ‘Ik ben niet gelovig, maar wel gefascineerd door Jezus’, vertelt Jeroen Windmeijer (1969). ‘Al 25 jaar lees ik alles wat ik tegenkom over het vroege christendom. Ook religieuze thrillers. Die spelen zich vaak af op plaatsen als Rome, Parijs en Florence. Ik dacht: dat kan ik ook. En omdat ze zeggen dat je moet schrijven over wat je kent, situeerde ik mijn verhaal in Leiden.’ De bekentenissen van Petrus (2015) gaat dan ook over een Leidse archeoloog en zijn studente die op het punt staan om een belangrijk historisch mysterie te ontrafelen, terwijl ze dwars door het feestgedruis van Leidens Ontzet op de hielen worden gezeten door leden van een geheimzinnige, maar gevaarlijke orde. Een Leidse religieuze thriller kan niet zonder de beschermheilige van de stad: Petrus. Voor de absolute leken: de Pieterskerk is uiteraard naar hem vernoemd en de sleutels uit het stadslogo zijn Petrus’ symbolische sleutels van de hemelpoort. Windmeijer: ‘Bijzonder aan Petrus is dat hij plotseling uit de Handelingen van de apostelen verdwijnt. Dat is raar: hij was een belangrijke leerling. Hij zou begraven liggen in Rome, waar geen bewijs voor is. Volgens een andere legende vertrok hij naar Engeland. Op dat verhaal sloot ik aan, alleen strandde hij in mijn boek onderweg in Katwijk.’ En dat verbindt Windmeijer in zijn boek dan weer met de werkelijke vondst van een bronzen masker, bij archeologische opgravingen in Leiden in 1996. ‘Op 2 oktober gebeurde dat, wat perfect past in een Dan Brown-achtige thriller, die zich in 24 uur afspeelt. Ik heb de werkelijkheid geen geweld aan hoeven doen.’ Zo vervlecht hij ook de zogenaamde wérkelijke reden voor het beleg van de Spanjaarden in 1574 én het verblijf van de Pilgrim Fathers in Leiden met zijn verhaal. ‘Onderbouwde fictie’, noemt hij het resultaat. Historisch klopt het helemaal, of wat het grote mysterie betreft: zou het helemaal kunnen kloppen. ‘De grootste kritiek kreeg ik op het fragment waarin een van de hoofdpersonen in twintig minuten haar haren verft voor een vermomming. Dat heb ik in de tweede druk aangepast. Maar dat Petrus in Leiden geweest zou zijn, dáár gaat ie-

DOOR MARLEEN VAN WESEL

dereen dan weer in mee.’ Inmiddels is er een derde druk. ‘Het is natuurlijk een erg geschikt cadeau voor Leidse afstudeerborrels, bruiloften, noem maar op. Met de VVV ga ik nog een stadswandeling maken, gebaseerd op de achtervolging uit het boek. Maar ik hoop wel dat het uiteindelijk boven Leiden wordt uitgetild. Het is leuk om veel details te herkennen, maar ik kan zelf ook ontroerd raken door boeken over plaatsen waar ik nooit ben geweest.’ Intussen werkt hij aan een volgend boek met gelijksoortige ingrediënten. ‘Ook over Leiden, maar dan ondergronds. Er zijn namelijk allerlei verhalen over ondergrondse tunnels en vluchtwegen onder de stad. Het gaat over dezelfde personages, maar dan twintig jaar later.’ Ongeveer nu dus, want mijn boek speelt zich dus af in 1996. ‘Ik moest er op letten dat mensen 06-11 bellen, en niet 112. Internet helpt je een eind op weg.’ Datzelfde internet was een rariteit in 1996. Een van de bad guys vertelt dat hij voor het moment dat hij voor de hoofdpersonen staat een alibi geregeld heeft: ‘Iemand zit op mijn computer te werken op dit moment en verstuurt af en toe berichtjes via de elektronische post, die “e-mail”.’ ‘Dat heb ik heel bewust meegemaakt, dat gemopper over e-mail. En veldtelefoons!’ Tegenwoordig is hij godsdienstleraar, maar destijds werkte hij zelf ook op de universiteit, aan een promotie over de Indiaanse straatmuzikanten uit Ecuador die toen met hun panfluiten in Nederlandse steden stonden. Waar zijn die eigenlijk gebleven? ‘Door het Verdrag van Schengen mochten ze nog maar maximaal drie maanden in Europa blijven, terwijl ze voorheen elke drie maanden naar een ander Europees land reisden. En ze waren vrij gemakkelijk te identificeren.’ Uit zijn proefschrift bleek namelijk dat ze haast allemaal uit hetzelfde Ecuadoraanse dorp kwamen: Otavalo. ‘Mensen raakten hier ook een beetje uitgekeken op de muziek. Ook was er wat onderlinge haat en nijd: ze gaven elkaar aan bij de autoriteiten, om vervolgens voor weinig geld de onverkochte partijen over te nemen. Veel van hen trokken naar andere gebieden, zoals NoordAmerika en Australië. Vooral met hun textiel trouwens. Ze passen zich aan.’ Jeroen Windmeijer, De bekentenissen van Petrus. Primavera Pers, 2015. 288 pgs. €19,50. Signeersessie: zaterdag 3 oktober, 1f1.00-14.00 uur, bij de AKO op Leiden Centraal

Haring is vis, en dat brengt verwarring met zich mee. Als je een varkenshaas of een paardenbiefstuk koopt in de supermarkt, mag je er vanuit gaan welke diersoort ervoor is doodgemaakt. Een varken (Sus scrofa) of een paard (Equus ferus). Je hoeft niet bang te zijn dat er een andere onevenhoevige als een tapir of een neushoorn in je supermarktbakje is beland. Als het al een keertje misgaat, en Ikea wat rundvlees in de köttbullar vervangt door het gezondere en vrijwel identiek smakende paard, levert dat een rel op. In het visschap is zulk husselwerk juist de norm. In de eerste plaats bestaat er regelrechte fraude, waarbij er een andere vis in het doosje of zakje zit dan er op de verpakking staat. In Europa bestaat bij sommige soorten twintig tot dertig procent van het aanbod uit nepperds, in de VS bij een derde van het totale aanbod. Een Frans onderzoek naar de ‘blauwvintonijn’ in restaurants wees uit dat vier van de vijf porties eigenlijk een andere tonijnsoort bevatten. Vanuit biologisch oogpunt is de andere spraakverwarring nog erger. Hier wordt niet het systeem ontdoken, maar is het systeem zelf fout. Soorten worden bij elkaar op één hoop gegooid. De Atlantische zalm verschilt meer van de vijf Pacifische zalmsoorten dan ons rundvlees van een bizon, maar in de winkel heten de zes verschillende diersoorten allemaal ‘zalm’. Met haring is het al net zo. De haring die je met drie oktober naar binnen harkt is – als het goed is – een Clupea harengus, maar er worden ten minste drie Clupea-soorten als haring verkocht. Afhankelijk van waar je bent op de wereld gelden nog eens tien andere vissoorten plaatselijk als ‘haring’, waaronder zelfs een zoetwatervis die wij hier houting noemen. Omgekeerd schijnen kleine haringen ook nog wel eens in een blik ‘sardines’ te verdwijnen. De Europese visverwerkingsindustrie stelde eerder dit jaar nog dat meer transparantie over vis ‘tot verwarring bij consumenten en hogere kosten zou leiden’.

Koning der haringen Drie miljoen soldaten hebben een generaal. Drie miljoen bijen hebben een koningin. Wat hebben drie miljoen haringen? Helemaal niks, maar soms dook er in vissersnetten iets gigantisch op dat de ‘haringkoning’ werd genoemd. Een slangvormige, zilveren vis, die we nu riemvis noemen. Het langste officieel gemeten exemplaar was elf meter lang. Mensen zien ze maar zelden levend, omdat ze op grote diepte leven. Aangespoelde exemplaren gelden in de folklore als teken dat er een aardbeving of een tsunami aan zit te komen.

Keizerrijken Over de oorsprong van het woord ‘haring’ gaan twee verhalen. De eerste dat de fijne graten ‘harig’ zijn. De ander zoekt het in het Oudhoogduitse hěrinc, waarin de stam ‘heer’ leger betekent, net als in het Nederlandse woord ‘heerschaar’. Haringen komen namelijk voor in grote scholen. Tot miljoenen vissen bij elkaar; volgens de geschiedschrijving waren er dagen dat Zweedse haringvissers niet uit konden varen omdat hun boten vastliepen in de vis. Door de eeuwen heen groeide en kromp de Europese haringstand, en verplaatsten de reuzenscholen zich ineens van en naar andere paaigronden. ‘De scholen kwamen en gingen naar het hun beliefde. Het effect was dat boven water keizerrijken opkwamen of braken’, schrijft visserijhistoricus Mike Smylie in zijn Herring, a history of the silver darlings. Het machtige handelsverbond van de Hanze – een groep van zo’n zeventig steden, waaronder Deventer en Nijmegen – controleerde elk aspect van de haringhandel, vooral door hele zoutmijnen op te kopen. Door Zweedse vissers gevangen haring ging dankzij de Hanze de hele wereld over, werd geruild tegen Russisch hout. Daarvan bouwden ze schepen om meer haring te vangen. Toen rond 1560 de haringen wegtrokken van de Zweedse kusten, verloor de Hanze langzaam aan invloed. De Hollanders en de Zeeuwen, uitvinders van respectievelijk het drijfnet en het haringkaken, kwamen juist op. In 1614 klaagde de Britse schrijver Tobias Gentleman dat ‘Holland net zo groot was als Norfolk en Suffolk samen, alles moest importeren, van ijzer tot hout tot graan, maar wel genoeg verdiende om oorlog te voeren met Spanje en tegelijkertijd rijker te worden.’ Dat alles door de haringvangst. Noordzeeharing, waarvan de Britten vonden dat het hún haring was: de Nederlandse haringbuizen lagen zo dicht voor de kust van Norwich dat de mensen daar de vissers hoorden zingen. Er waren drie Engelse oorlogen voor nodig om de Hollanders uit Brits water te houden. Vervolgens duurde het nog tot begin negentiende eeuw voordat de Britten op het idee kwamen om dat haringkaken ook eens te leren, door zes Nederlandse kakers in te huren.


1 oktober 2015 · Mare

7

Maretjes

aawrwing

De prijs voor een Maretje bedraagt €9,– per 30 woorden, opgegeven via redactie@mare.leidenuniv.nl uiterlijk t/m maandag 16.00 uur. Maretjes aangeboden voor commerciële doeleinden worden niet geplaatst, evenmin als Maretjes waarin zaken worden aangeboden die de waarde van 4.500 euro te boven gaan. Doe meer met je kennis! Vrijwilligers gezocht voor één uur per week bijles en huiswerkbegeleiding op verschillende locaties of bij de leerling thuis. Leiden-Noord, 33 leerlingen, basisonderwijs, groep 4 t/m 8, waarvan 2 met vergoeding van €4 per les. Voortgezet onderwijs: *Engels, Nederlands, 5havo. *Geschiedenis, Nederlands, Duits, brugklas vmbo. *Engels, 5havo. *Engels, Nederlands, 2atheneum. *Engels, 2vmbo. *Wiskunde, Nederlands, 2havo. *Duits, 3gymnasium. Economie, 5vwo. Nederlands, Engels, brugklas vwo. Nederlands, Engels, wiskunde, 2havo. Natuurkunde, 3havo. Aardrijkskunde, NASK, 4vmbotl. *Duits, 2vmbo-tl. *Engels, wiskunde, 3vmbo-t. *Nederlands, 2vmbo-t. *Nederlands, 2vmbo-t. Leiden-Zuid, 12 leerlingen basisonderwijs groep 4 t/m 8. Voortgezet onderwijs: wiskunde, rekenen, 2 brugklassers vmbo. *Wiskunde A, 6vwo. *Huiswerkbegeleiding, 2vmbo. *Wiskunde, 1vwo. *Wiskunde, 2vwo. Onderwijswinkel, Driftstraat 77, ma, wo en do 15-17u. Tel. 071-5214256. E-mail: hdekoomen@owwleiden.nl.

Rijmpje Hh is van Haring. ‘Haring, Kind, al is hy klein, geeft ons groot gewin: Daarvan leeft in ‘t Vaderland menig huisgezin (...) Om de groote bézigheden en winsten van de Haringvischery wordt dezelve de groote visschery genaamd, daar in tegendeel de Walvischvangst de kleine visschery heet.’ (Uit: J. H. Swildens. Vaderlandsch A-B boek voor de Nederlandsche Jeugd, 1781)

Door het oog van de naald

In de jaren zeventig van de vorige eeuw ging het mis met de haring in de Noordzee. Gemotoriseerde boten, ringnetten die een hele school in een keer uit het water trokken, een zwaar gesubsidieerde overkill waardoor er op het dieptepunt van de soort, in 1975, nog maar zo’n 200.000 haringen over waren in de zee. De vissers konden kiezen: of een paar jaar lang de haring met rust laten, of om het hardst de laatste restjes uit zee schrapen. Ze kozen voor het laatste, maar hard en gezamenlijk optreden van de overheden hielp. Van de nationale visvloot werd een groot gedeelte weggesaneerd; veel ‘Hollandse Nieuwe’ wordt in Scandinavië gevangen tegenwoordig. De haring profiteerde van het tijdelijke vangstverbod, krabbelde terug en verkeert nu, na een kleiner dipje in de jaren negentig, weer ver boven de ‘voorzorgsgrens’ van 1,3 miljoen kilo volwassen vis. Ons groot gewin is niet verloren.

4000

Haringstand in de Noordzee

Voorzorgsgrens

miljoen kg

Limietgrens

3000

2000

1000

Doe mee met een focusgroep! Wil je graag je mening over de universiteit delen? Heb je ideeën over hoe het beter kan? Meld je dan aan voor een studentenfocusgroep! De universiteit wil voor alle studenten een prettig (studie)klimaat scheppen dat recht doet aan ieders behoefte, en hier dragen de focusgroepen aan bij. Iedereen is welkom, je hoeft niet per se tot een bepaalde groep te behoren om je voor een focusgroep aan te kunnen melden. Dinsdag 20 oktober: internationale studenten Woensdag 21 oktober: studenten met een migrantenachtergrond Donderdag 22 oktober: LHBT-studenten Dinsdag 27 oktober: studenten met een functiebeperking Waar en hoe laat? Studentencentrum Plexus, Kaiserstraat 25 Leiden, in de Skyline of de Kikkerzaal. Tijdstip:

van 16:00 tot 18:00. Je kunt je aanmelden door te mailen naar diversiteitleidenuniv@gmail.com. Zet daarin a.u.b. voor welke focusgroep je je aanmeldt. Mocht je mee willen doen maar kun je op de betreffende datum niet, mail dan alsnog zodat we je in de toekomst kunnen benaderen. Join a focus group! Do you want to share your opinion about our university? Do you want to share your ideas on how things can be improved? If you would like to participate, please register for one of the student focus groups! Everybody is welcome, you do not necessarily have to belong to one of the groups. Tuesday October 20th: international students Wednesday October 21st: students with a migrant background Thursday October 22nd: LGBT students Tuesday October 27th: students with a disability Where and at what time? Plexus, Kaiserstraat 25 Leiden, in the Skyline or the Kikkerzaal. Time: from 16.00 to 18.00. You can apply by emailing to diversiteitleidenuniv@gmail. com. Please indicate in the subject box which of the focus groups you would like to attend. If you would like to participate but are not able to make it on this date, please email anyway! We will keep you updated on future focus groups. Plusklas Het Gebouw in Leiden-Noord zoekt enthousiaste vrijwilliger voor basis-lessen Frans van 45 minuten aan 14 slimme basisschoolleerlingen op woensdagochtenden. Kleine vergoeding mogelijk. Info: aj.sleijstersingel@gmail.com

Maretjes extra Maretjes-extra zijn bedoeld voor semi-commerciële instanties. De prijs voor een Maretjeextra is €23,– incl. BTW voor elke vijfendertig woorden. U kunt deze advertenties uiterlijk op de vrijdag vóór het verschijnen van Mare opgeven bij Bureau van Vliet B.V., postbus 20, 2040 AA Zandvoort, telefoon 023-571 47 45. E-mail: Zandvoort@bureauvanvliet.com

Academische Agenda

0 1950

1960

1970

1980

Bron: ICES, 2014

Voedselpiramide Haringen eten plantaardig plankton als ze klein zijn, en dierlijk plankton als ze groter zijn. Ze staan dus lager in de voedselpiramide dan roofvissen als kabeljauw. Er zijn dus normaal gesproken meer haringen dan kabeljauwen, en vandaar ook dat de geuzen tonnetjes met haring kwamen brengen en geen stokvis. De oktoberharing moet overigens nog relatief goed eetbaar zijn geweest: voordat er ijs en vriezers aan te pas kwamen, ging er veel meer zout over de haring dan nu. Naarmate het jaar verder vorderde werd de ingemaakte vis steeds zouter. Het haringseizoen is kort : je moet ze vangen als ze al wel lekker vet zijn geworden, maar voordat ze eitjes gaan leggen: het woord ‘maatjes’haring komt van ‘maagdjes’-haring.

1990

2000

2010

2020

Prof. dr. B.U. Forstmann zal op vrijdag 2 oktober een oratie houden bij de benoeming tot bijzonder hoogleraar bij de faculteit Sociale Wetenschappen met als leeropdracht Neuroscientific Testing of Psychological Models. Mw. N. Tjeerdema hoopt op dinsdag 6 oktober om 10.00 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘End organ damage in the metabolic syndrome and diabetes mellitus’. Promotoren zijn Prof.dr. J.W.A. Smit, Prof.dr. P.C. N. de Roos en Prof.dr. P.C.N. Rensen. Dhr. S.A. Aliyu Sakariyau Alabi hoopt op dinsdag 6 oktober om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Transmission of Learning in Modern Ilorin: A History of Islamic Education 1897-2012’. Promotoren zijn Prof.dr. R.J. Ross, Prof. dr. S. Reichmuth (Ruhr-Universität Bochum) en Prof.dr. B.F. Soares. Dhr. C.B. Mennes hoopt op dinsdag 6 oktober om 13.45 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Antiquities of the rainforest’. Promotor is Prof.dr. E.F. Smets. Mw. D. de Wit hoopt op dinsdag 6 oktober om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Dose optimization of oral targeted therapies in oncology’. Promotoren zijn Prof.dr. H-J. Guchelaar en Prof.dr. A.J. Gelderblom. Dhr. M.M. Heemskerk hoopt op dinsdag 6 oktober om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘The role of energy & fatty acid metabolism in obesity and insulin resistance’. Promotor is Prof.dr. J.A.P. Willems van Dijk. Mw. E.T. Haalboom hoopt op woensdag 7 oktober om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Sociale Wetenschappen. De titel van het proef-

schrift is ‘Mothers and fathers: Parenting practices in families with two children’. Promotoren zijn Prof.dr. J. Mesman en Prof.dr. M.J. BakermansKranenburg. Mw. I.E.E. Jansen hoopt op woensdag 7 oktober om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Finding one’s own voice as an Indigenous Filmmaker’. Promotor is Prof.dr. C.J.M. Zijlmans. Dhr. I.M. Veyl Ahumada hoopt op donderdag 8 oktober om 10.00 uur te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Santiago no es Chile: Cambio socioinstitucional, inequidades territoriales y políticas públicas para el desarrollo regional, 19902010’. Promotor is Prof.dr. P. Silva. Mw. A.S. de Boer hoopt op donderdag 8 oktober om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Modeling neurodegenerative diseases with human pluripotent stem cells’. Promotoren zijn Prof. dr. C.L. Mummery en Prof.dr. K.C. Eggan (Harvard University). Dhr. A. Nefedov hoopt op donderdag 8 oktober om 13.45 uur te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Clause Linkage In Ket’. Promotoren zijn Prof.dr. M.P.G.M. Mous en Prof.dr. B. Comrie (Max Planck Institute). Dhr. J.J.E. Koopman hoopt op donderdag 8 oktober om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Measuring senescence in human populations’. Promotor is Prof.dr. R.G.J. Westendorp. Mw. O.K. Diaby Kassamba hoopt op donderdag 8 oktober om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Analyse conceptuelle et traductibilité des termes de maladie dioula’. Promotor is Prof.dr. M.P.G.M. Mous.

Nog steeds niet dat ene boek gevonden?


8

Mare · 1 oktober 2015

Achtergrond

Rokerig, bananig en Voor de fi jnproevers: kenners testen Leids bier Bier drinken gaat niet om de kwanti-. Pardon. Bier drinken gaat niet alléén om de kwantiteit. Mare legde vijf lokale bieren voor aan de kenners. ‘Afschuwelijk, met aroma’s van leder en kaas.’ DOOR MARLEEN VAN WESEL

De jury Frans Meij (, Neerlandicus) startte met twee studievrienden Brouwerij Pronck. ‘Drie jaar geleden zaten we op een oogstfeest in Duitsland, met grote pullen bier. Toen dachten we: dat gaan we ook doen. Het was zo’n typisch café-idee, maar een week later stonden we thuis in een pannetje te roeren. Die pannen werden steeds groter.’ Een jaar geleden ging de brouwerij officieel van start, in de Nieuwplaatz, een oud schoolgebouw in Leiden. De gistkamer zit in de oude gymkleedkamer. Inmiddels brouwen ze drieduizend liter per maand. ‘Tienduizend biertjes dus, vooral voor lokale horecazaken en drankhandels.’ Zelf drinkt hij graag IPA’s. Robin van Wijk (5, gezondheidswetenschappen aan de VU) staat achter de bar bij café de Bonte Koe. ‘We hebben negen bieren op de tap. Bijna elke week is er wel iets nieuws, wat we dan moeten proeven, om erover te kunnen vertellen.’ Ze werkt er nu twee jaar. ‘In het begin had ik geen idee, maar je raakt aardig getraind.’ Aan een eigen brouwsel is ze nog niet begonnen. ‘Op school moesten we bij Algemene Natuurwetenschappen wel iets brouwen, maar dat was niet te zuipen.’ Van Wijk houdt van wat lichtere bieren.

Foto’s Taco van der Eb

Ook het bier was op in 1574 ‘Als je nu kijkt naar het glas Grolsch of Heineken in je hand, is dat voor honderd procent van gerst gebrouwen’, zegt de Leidse gezondheidshistoricus Rudolph Ladan, maker van de website www.bierhistorieleiden.nl. ‘Dat is meteen het grootste verschil met bier uit de tijd van het beleg van Leiden: dat bestond uit een mix van verschillende granen. Vooral haver, maar ook gerst en een klein deel tarwe.’ Wie dat wil proeven, moet op zoek naar Leidsch Kuytbier. ‘Haver groeide hier blijkbaar goed, dus Kuytbier was hèt pilsje van de vijftiende, zestiende en zeventiende eeuw’, vertelt Leidsch Bier-brouwer JW Fukkink. ‘Ook voor kinderen. Water was destijds slecht te drinken, zeker in Leiden. De lakenindustrie dumpte allerlei vervelende middelen in de gracht. Omdat je bier een aantal keer filtert en kookt, is het relatief gezond en bovendien voedzaam.’ Het meeste bier in Leiden kwam van lokale brouwers. Ladan: ‘Maar er was ook behoorlijk wat import uit Delft en voor de rijken kwam er zwaar bier uit Engeland en Noord-Duitsland.’ Aangespoord door de Campagne Nederlandse Bierstijlen, voor reproductie van historische Nederlandse bieren, brouwt Leidsch Bier sinds enkele jaren weer Kuytbier. Fukkink: ‘Echte recepten zijn niet bewaard, dus we hebben ons gebaseerd op inkooplijsten en accijnzen.’ Of de smaak klopt, zou je aan Jan van Hout en Janus Dousa moeten vragen. ‘We hebben ons aan alle bekende kenmerken gehouden, en we gebruiken een traditionele Duitse hopsoort die toen

waarschijnlijk al bestond. Maar alles is tegenwoordig anders: de apparatuur, de moutvariatie.’ Bovendien is de giststam enorm bepalend voor de smaak van een bier. ‘Ons Kuytbier heeft bijvoorbeeld iets heel kruidigs, terwijl er helemaal geen kruiden in zitten.’ Ook een eis van de Campagne, was een minimaal alcoholpercentage van 4,7 procent. Ladan: ‘Je had destijds zwaardere varianten, met een hoger alcoholpercentage, en lichtere, die goedkoper waren. De armen dronken echt dun bier van bodemkwaliteit. Overdag zullen de rijken trouwens ook wel lichter bier hebben gedronken. Dat zie je terug in oude rekeningboeken van het gemeentehuis.’ Op 7 augustus 1574 ging het bier voor de Leidenaren op rantsoen. ‘Het was écht crisis. De pest was uitgebroken en honger werd een steeds groter probleem. De graanvoorraad, voor bier en brood, raakte op. Begin augustus werden er daarom moutkoeken gebakken voor de armen. Die waren echt niet lekker en vielen niet goed. En vanaf 7 augustus werd bier uitsluitend nog per kan verkocht. Voorheen ging dat in tonnen’, vertelt Ladan. ‘Er sijpelde wel eens wat nieuws de stad uit en in Amsterdam werd halverwege augustus uit een ooggetuigeverslag gemeld dat Leiden nu zonder bier en brood zat. Eind september meldden bodes dat er in Leiden al zeven weken geen brood meer werd gegeten. De allerrijksten konden misschien nog wat bier bemachtigen, maar de rest was op water aangewezen. Dat droeg natuurlijk bij aan ziektes.’

De test

De jury heft het eers het geleerd. Voor een Van Wijk presenteer toe. Carelsberg Tar twee lustrumbieren heid van de 440e verj gaat naar het lustrum het, citrusachtig’, vin En na een slok: ‘Dit onze tap trouwens. M ‘Het is ons meest toe ging het hard. Op m bestellingen van kro iets bananig, met een wieso niet, want and Het Kuytbier, van schuimd bij het open deze batch in het bro zegt Van Wijk. ‘Maar der. Ook in de mond bitter mondgevoel en dus misschien aan de licht bitter en de vers Carelsberg IPA, h India Pale Ale zou oo ontwikkeld zijn. Met voor de reis naar de een broodje aap’, vert al verteld, terwijl er a maken. Bovendien w Wijk: ‘Jammer! Dit ve dezelfde als in de Ca en fruitig met precie tegenstaan, maar dit er zit geen enkel stu door de hopsoort. ‘O die zo’n tweehonder rechtkwam’, zegt Mei en toegankelijk’ vind ‘Er drijven dingetje de Rye Smoked IPA dert zich over de naa Meij. ‘Hun andere b volgens hem een ‘sm rels die gerookt zijn o klein beetje. Je moet om een halve kilo wa drinkbaar te houden het panel. Van Wijk: ‘ rokerig. Maar bij de d rokerige is misschien vreemd met het roke Rubberen Robbie met ‘Echt Amsterda keuring wegdragen. ‘ Bonte Koe willen een en dan maakt het gee ‘Veel schuim en hi lijk veel koolzuur in structuur op mijn to lekkerder dan het vo wel een bijzonder bi echt zou associëren m Ook feestbier krijg wel weg. ‘Hoewel er balans tussen smaak treft’, vindt Meij. Van tappen voor ze zelf gasten weg zijn, bouw we de eerste mensen


1 oktober 2015 · Mare

9

Column

een bittertje

ste glas. Meij met het logo van zich af. ‘Zo heb ik n fotograaf is je logo dan goed zichtbaar.’ Bardame rt glazen juist altijd met het logo naar de drinker we van, jawel, Brouwerij Pronck, is een van de die de universiteitswinkel verkoopt ter gelegenjaardag van de Universiteit Leiden. De opbrengst mproject Kans voor studenten. ‘Lekker fris ruikt ndt Van Wijk. t is geen moeilijk biertje. Binnenkort komt het op Mooi, want dit is een fijn biertje voor na het werk.’ egankelijke bier’, zegt Meij. ‘Vooral in de zomer maandag, na een zonnig weekend, stroomden de oegen weer binnen.’ Hij neemt een slok. ‘Zoetig, n licht zuurtje’, zegt hij. ‘Tja, vies vind ik het soders zou ik het niet brouwen.’ concurrent Leidsch Bier komt je al tegemoet genen van de fles. ‘Dat kán duiden op een foutje bij ouwproces’, weet Meij. ‘Ik ruik wat tropisch fruit’, r dat proef ik niet echt terug. Dit bier is wat zwaard heeft het meer structuur.’ Meij: ‘Het heeft een n ik bespeur iets van gekookte groente. Dat ligt eze batch, want het bier zelf is heel aardig. Moutig, schillende granen geven een mooie troebelheid.’ het andere lustrumbiertje, is ook van Pronck. De orspronkelijk in de negentiende eeuw in Londen t meer hop zou het bier lang genoeg houdbaar zijn overzeese kolonies. ‘Dat IPA-verhaal is mogelijk telt Meij. ‘In de begindagen werd dat namelijk óók al veel andere bieren waren die de reis best konden werd het IPA vooral in Londen gedronken.’ Van ertel ik er altijd bij aan de bar.’ De IPA van Pronck, arelsbergflesjes, kent ze al uit de Bonte Koe. ‘Fris es het juiste bittertje. Bitterder dan dit gaat me t is lekker zacht’, zegt ze. Voor alle duidelijkheid: ukje fruit in. De citrussmaak wordt veroorzaakt Om precies te zijn door een Russische schimmel rd jaar geleden in Amerikaanse hopsoorten teij, die zijn eigen bier ‘niet te extreem, licht bitter dt. es in!’ zegt Van Wijk bij het schenken van de RSI, A van de Haagse brouwerij Kwartje. Ze verwonam. ‘De brouwers zijn redelijke techneuten’, weet bieren heten Firewire en ReF5resh.’ De RSI heeft moked turfachtige whiskysmaak’, door graankorop turfvuren. ‘In onze herfstbok zit ook een héél uitkijken met extreme smaken. Het is geen kunst asabi in je bier te verwerken, maar wel om je bier n.’ Daar is de RSI niet helemaal in geslaagd volgens ‘De eerste slok had veel smaak, een goed bittertje, derde slok ben ik mijn smaak een beetje kwijt. Dat n te overheersend.’ Meij: ‘Het frisse combineert erige, hoewel het beide mooie tonen zijn.’ van De Prael draagt opvallend genoeg een sticker ams’. Het etiket daaronder kan Van Wijks goed‘Ik let ook op de etiketten. Sommige gasten in de n bier echt proberen op basis van een strak etiket en reet meer uit hoe het bier smaakt.’ ij ruikt zoet en plakkerig’, vindt Meij. ‘Er zit rede, waardoor de smaak toch licht is.’ ‘Ik voel echt ong’, zegt Van Wijk. Ze vindt Rubberen Robbie orige bier. ‘Het rokerige is wat lichter. Maar het is iertje. Terwijl ik de naam Rubberen Robbie toch met feestbier.’ gen de juryleden op dagen als 3 Oktober overigens ook écht lekker licht bier bestaat, met een betere k en goed kunnen doordrinken dan je meestal n Wijk zal in de Bonte Koe eerst heel veel moeten mag proosten. ‘Tegen een uurtje of vijf, als alle wen we met het barpersoneel een eigen feestje, tot n richting het Stadhuisplein zien lopen.’

Het eindoordeel De Carelsberg Tarwe is Van Wijks favoriet. ‘Die kan ik blijven drinken en dat vind ik fijn aan een biertje. Rubberen Robbie is wel heel bijzonder. Die zou ik anderen zeker aanraden.’ Meij is het meest gefascineerd door de rookbieren. ‘Rubberen Robbie was licht, met een aparte smaak. De RSI was mij te extreem, maar dat was wél een interessant bier om te proeven.’

De analyse van de bierprofessor Dr. ir. Gino Baart, directeur van het Institute for Beer Research van de Katholieke Universiteit Leuven, gaf tijdens de Nacht van Kunst en Kennis een biercollege in Leiden. Met zijn collega’s onderwierp hij later Mares selectie aan een ‘sensorische analyse’. ‘Verreweg het beste bier uit de reeks’ was volgens de wetenschappers de Carelsberg IPA: ‘Een goed gebalanceerde hoppigheid en bitterheid en een aangenaam rond fruitig zoetje. De body mag wat ons betreft nog iets steviger.’ Rubberen Robbie viel ook wel in de smaak: ‘Een goed gebalanceerde bitterheid die bijdraagt aan een aangenaam mondgevoel en een sterk gebrande smaak met aangename toetsen van hout en rook. Deze bierstijl verdient, wat ons betreft, een stevigere body waardoor de balans nog beter wordt.’ Iets kritischer was Baart over het Leidsch Kuytbier: ‘Een troebel donkergeel bier met een crèmige schuimkraag en een aangename smaak van zoetig fruit, aardbeien en een zuurtje als yoghurt. De smaak van gekookte suikermaïs is zeer overheersend en ongewenst.’ Diezelfde smaak trof hij bij de Carelsberg Tarwe, waarover hij ook zei: ‘Een fruitig troebel tarwebier met een mooie crèmige schuimkraag en een beperkte body, te zwakke bitterheid en te stevige toetsen van metaal en graan.’ De RSI werd door de wetenschappers ‘afschuwelijk’ genoemd: ‘Een troebel ongebalanceerd bier met sterk overheersende aroma’s van kaas, leder en rook en een intense bitterheid van beperkte kwaliteit.’ Voor hulp en tips nodigt hij alle brouwers uit om gerust contact op te nemen met zijn instituut. ‘De smaak van gekookte suikermaïs wordt veroorzaakt door een technische fout in het brouwproces’, verklapt hij alvast.

Elitaire kutpromovendus Vijf jaar geleden verscheen mijn eerste column in Mare. Over drie oktober. Ik had er zelf de titel ‘Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie is de meest elitaire kutstudent van het hele land’ bij bedacht, maar dat vond mijn eindredacteur klaarblijkelijk wat overdreven. In Mare verscheen het als ‘Elitaire kutstudent’. Op zich zou een themanummer over Leidens ontzet een mooi moment zijn om de belangwekkende thema’s die ik toen aansneed opnieuw te evalueren. Ben ik nog steeds een elitaire kutstudent? Stemmen de paupers in café de Tregter nog steeds op Wilders? Zou een tegenwoordige eerstejaars Oh Oh Cherso net zo hilarisch vinden als ik toentertijd, of is er sprake van een generatiekloof? Het probleem is alleen: ik heb sindsdien geen Leidens ontzet meer meegemaakt. Ik moet bekennen dat ik drie oktober verschrikkelijk vind. Het is moeilijk om te beschrijven waarom Leiden komend weekend een onvermijdelijk deprimerend feestje gaat beleven. Het is alsof ik papers van Nederlandse studenten aan het nakijken ben. Het kan er allemaal net mee door, maar echt sprankelen wil het niet. De zesjescultuur heeft ook het volksfeest verslagen. Schroom dus niet Leiden te verlaten. Ik zit bijvoorbeeld momenteel – geheel volgens de vluchtelingenmode anno 2015 – op een Grieks eiland. Al klamp ik mij natuurlijk vast aan het laatste restje zomer, in plaats van aan een rubberbootje. Een paar jaar geleden was ik met een groepje vrienden naar het Oktoberfest gegaan. Er werd ongelooflijk veel gedronken, de schlagermuziek was enorm meeslepend en op dag drie had ik op de een of andere manier twee volledig ondergetatoeëerde meisjes aan ons groepje toegevoegd. Overdag waren ze vrijwilliger in een hondenasiel, ’s avonds verdienden ze grof geld door ‘mannen vast te binden, te domineren, en als ze er om vroegen ook te vernederen.’ Oktoberfest was niet helemaal hun scene, maar ze wilden wel even komen kijken. ‘Goh’ vroeg ik geheel onschuldig, ‘wat is dan wel jullie scene?’ Anderhalf uur later stond ik ergens ver onder de grond en omringd door technogothics op diepdonkere techno te dansen. Dit beeld zal voor altijd bij mij blijven: een van mijn vrienden, strak in Lederhose, met een Duitse dominatrix die het ene moment liefkozend tegen hem aan stond te schuren, en hem het andere moment onder luid SCHWEIN-geroep bij de keel greep. Vergelijk dat eens met dronken over de Stille Rijn schuifelen. Ik wil niet beweren dat het Leidens ontzet saai is wegens gebrek aan fetisjactiviteiten. Het gaat er om dat men elk jaar reikhalzend uitkijkt naar een feest dat elk jaar precies hetzelfde is en de kans op een nieuwe, interessante of bizarre ervaring nul is. Maar zou ik er dan voor pleiten om Leids Ontzet helemaal om te gooien, of gewoon maar af te schaffen? Nee. Ik vind het saai, maar heel veel mensen blijkbaar niet. En dat is prima. Om de componist Salieri te quoten, na een mentale inzinking aan het eind van de film Amadeus: ‘Mediocrities everywher… I absolve you!’ BENJAMIN SPRECHER is promovendus bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden


10

Mare · 1 oktober 2015

Achtergrond

Jongens die hits schijten Rubberen Robbie was geen eendagsvlieg, maar een vermomde hitfabriek De Leidse feestband Rubberen Robbie schreef het lijflied van ‘1…, 2…, 3 oktober’ en bereikte een cultstatus. Maar bijna niemand weet wie de bandleden waren, laat staan dat ze talloze hits voor andere artiesten schreven. Ook voor André Hazes. DOOR FRANK PROVOOST

Je loopt bij de steun, want je hebt geen poen. Je wilt best werken, maar er is geen moer te doen. Oe-ie oe-ie-ie. Oe-ie oe-ie-ie. Geef mij maar drank. (Uit: ‘Geef mij maar drank’) ‘Moet je luisteren’, zegt Cees Bergman (63) terwijl hij het volume van zijn mengtafel open gooit en de originele opnames van ‘Geef mij maar drank’ loeihard door de speakers laat knallen. ‘Hier zijn we dus echt als een bal. De avond ervoor hadden we een optreden, ‘s nachts een feest, en daarna zijn we zonder te slapen naar de studio gereden.’ Op die katerige zondagochtend in 1978 werd een Leids cultfenomeen geboren. Die schijnbaar losgeslagen beestenbende zou in vijf jaar een heldenstatus verwerven en postuum uitgroeien tot mythische proporties: Rubberen Robbie. En de allergrootste grap, grinnikt Bergman draaiend aan de knoppen van zijn piepkleine thuisstudio, verstopt in een rijtjeshuis in Leijmuiden: ‘Bijna niemand kent ons.’ Dus daar gaat-ie dan. Dit zijn de namen: Cees Bergman (zang en gitaar), Aart Mol (bas), Geertjan Hessing (drums), Erwin van Prehn (gitaar) en Elmer Veerhoff (toetsen). Bergman schuift de sporen van de originele opnames een voor een omlaag totdat alleen zijn zang overblijft. Vlak voor het refrein steekt hij zijn vinger in de lucht. ‘Let op! Geef mij maar d-R-ank! Hoor je? Die “R” is keihard.’ Nog zo’n goed bewaard geheim van Rubberen Robbie: in het eerste nummer is de Leidse tongval nog nergens te bekennen. Heppie wat te zuipìììh!!! Geef hunnie wat te zuipìììh. (Uit: Zuipen) Dat veranderde nog diezelfde zondag. ‘Toen “Geef mij maar drank” klaar was, dachten we: verrek, nu nog een B-kantje! Die verzonnen we ter plekke. We jatten een Stones-riffje, die hadden het tenslotte ook gewoon geklauwd van Amerikaanse blues. En tjsa, die een tekst… ‘Ik kwam uit Katwijk aan Zee naar Leiden en wist niet wat ik hoorde. Alles klonk als: erwjìììììììh-zìììh-jiììh. Dat taaltje zoog ik op. Wij gingen vaak naar de Vicolobar in de Pieterskerkchoorsteeg. Daar zat het vol met plat pratende Leienaars. Op zaterdagmiddag kwam er na de markt altijd een visboer. “Hey jìh, hejje nog un bierwtjìh voor me?” Dan stak hij zijn duim tussen zijn ring- en middelvinger en riep keihard: “Lekker bonkìììh in die hutte! De Hut van ome Henne!” Geen idee wat-ie bedoelde. Maar ik dacht wel: dat moet ik onthouden.’ Hij schuift het volume weer omhoog. Ik hou toch zo van zuipìììh. De piepschuimen isolatieplaten voorkomen dat de buren kunnen meeluisteren. En bonken in die hutte. Die hut van ome Henne. Trots: ‘Daar heb je hem! Waar het op slaat? Geen idee? Maar maakt dat uit dan?’ ‘Geef Mij Maar Drank’ flopte in Hilversum, ook al liep een plugger ermee langs alle dj’s. ‘Maar toen begonnen de VPRO en de VARA uit meligheid “Zuipen” te draaien, en belandde het singeltje alsnog in de Top 40.’ Bovendien zou de legendarische regel verstenen in vastgoed. Want toen Willem Ankoné, de huidige eigenaar van café Barrera, een kroeg kocht in de Sint Aagtenstraat, doopte hij die De Hut van Ome Henne. ‘Het nummer was er dus voor het café bestond’, benadrukt Bergman. ‘Dat heeft hij slim gedaan.’ Please don’t tell me how to live. I do everything my own way. Life’s so short, enjoy it now. Live from day to day. (Uit: ‘Let Your Hair Hang Down’)

Maar even terug. Want het begon allemaal vijf jaar eerder. ‘We waren allemaal uitgedropt op school. Ik deed elektrotechniek op de mts, maar had daar helemaal geen zin in en wilde enkel muziek maken. Dus toen de rest me vroeg zanger-gitarist te worden in hun nieuwe band, was de keuze snel gemaakt: doei!’ De band ging Catapult heten en werd op sleeptouw genomen door producer en voormalig Golden Earring-drummer Jaap Eggermont. ‘We waren eigenlijk hardrockers. Zo’n zanger ben ik ook. Maar dankzij David Bowie, The Sweet en Slade was glamrock opeens helemaal hot.’ Maar als Eggermont langskomt om te luisteren vindt hij de nummers niet goed genoeg. Op zoek naar inspiratie vliegt de band naar Lloret de Mar. ‘Dat was toen ook al één groot Sodom en Gommora. Een Cuba libre kostte dertig cent. Aan het zwembad hebben we “Hit The Big Time” geschreven.’ Eggermont is tevreden: het nummer wordt een hit. Opvolger “Let Your Hair Hang Down” haalt de top vijf, en ook “Teeny Bopper Band” eindigt hoog. ‘Toen waren we opeens beroeps’, lacht Bergman. ‘We droegen glitterpakjes en ik had lang, gebleekt haar, met bovenop stekels. Je had toen twee televisiezenders, waar iedereen naar keek. Na optredens bij AVRO’s Toppop en Van Oekels Discohoek waren we meteen beroemd. We hebben alle cafés, zalen en feesttenten gezien, van Herejezusveen tot weet-ik-welke-gaten-nog-meer.’ Boybands bestonden nog niet, zegt hij. ‘Maar misschien waren wij wel de eerste. Als je het naar het heden vertaalt, zouden we een soort Di-rect zijn.’ Behalve uit gillende meisjes bleek dat ook uit de zure reactie van ‘de linkse muziekpers’. ‘Catapult was helemaal niet credible. Een blad als OOR vond ons veels te kommersjeel.’ Maar ook bij de band beginnen de strakke styling en genrebeperkingen tegen te staan. ‘Wij konden goed nummers in teamverband schrijven en wilden ook andere muziek maken. We woonden met zijn allen in een flat in de Merenwijk. Boven in de Arendshorst hadden we twee vijfkamerappartementen gekraakt. Daar zijn we onze eerste studio begonnen.’ Zo ontstaat Cat Music, een voor de buitenwereld verborgen hitfabriek. Bergman somt op: ‘Lia Velasco, Patricia Paay, Liberation of Man, Internationals, The Surfers – allemaal topveertighits van ons. We herkenden alle trends en wisten precies wat er nodig was. Wat is de doelgroep en welk imago hoort daarbij? Wij schreven, maakten demo’s, en speelden uiteindelijk mee als studiomuzikant.’ Vaak zijn het een-tweetjes met artiesten uit de stal van Eggermont. Maar ook Willem van Kooten raakt betrokken. ‘Hij was de grote godfather van de muziekindustrie. Behalve als uitgever werd hij ook stinkend rijk omdat hij als Joost den Draaier gewoon zijn eigen platen op de radio draaide.’ Als in de nadagen van Catapult de punk opkomt, heeft Van Kooten een idee. ‘In België had ene Plastic Bertrand de plaat “Ça Plane Pour Moi” gemaakt. Als hij Franstalige punk kan maken, vroeg hij, dan kunnen jullie dat toch in het Nederlands?’ Inderdaad, dachten wij. Plastic Bertrand… Rubberen Robbie. Het kwam er zo spontaan uitgerold. En “Ça Plane Pour Moi” werd “Geef Mij Maar Drank”.’ Een jonge man, van amper achttien jaren. Die zocht zijn kamer in de stad. Zijn vrind, een originele kraker. Die zei: ik weet misschien wel wat. (Uit: ‘Twee Mobiele Ogen Keken De Kraker Aan’) ‘Heel Leiden dacht dat hij Rubberen Robbie was.’ Bergman scrollt door zijn digitale archief en klikt op een videoclip/homevideo. ‘Dit hebben we zelf met een video 8-camera geschoten, in onze nieuwe studio in Hazerswoude.’ Op het scherm verschijnt Dries van der Laan, die overtuigend ‘Twee Mobiele Ogen Keken De Kraker Aan’ playbackt. Want omdat de Catapult-leden destijds nog anoniem wilden blijven, snorden ze een oude maat op, met wie ze vroeger in een bandje hadden gespeeld. Berg-

man, lachend: ‘Maar hij heeft dus nooit één noot gezongen.’ De clip werd populair in de Leidse regio, dankzij de opkomst van een nieuw, illegaal medium: piraten-tv. ‘Toen de kabel-tv opkwam, hadden enkele techneuten uitgevogeld dat je met een zender op het centraal antennesysteem kon inbreken. Als België 2 dan om half elf stopte, gingen zij pornofilms uitzenden. Niemand had het zogenaamd gezien, maar iedereen had het gezien, begrijp je wel? Wij zorgden ervoor dat die lui tussendoor onze video draaiden.’ Grinnikend: ‘Tussen al die porno door kwam Dries telkens herkenbaar in beeld. Als leraar Frans op een middelbare school heeft-ie daar nog een hoop gelazer mee gehad.’ Die Nederlandse sterre, die strale overal. Van Groningen tot Limburg is het bal. (Uit: ‘De Nederlandse Sterre Die Strale Overal!’) ‘Daar hangt-ie.’ Bergman wijst naar een gouden plaat aan de muur. Niet van Rubberen Robbie, maar van Stars on 45 – een medley van golden oldies op een discobeat, opnieuw ingespeeld en gezongen door studiomuzikanten. Het idee van Eggermont werd een wereldhit. ‘Er zijn er miljoenen van verkocht. Ik zing er twintig seconden van het nummer “Sugar, Sugar”. Daar kreeg ik tweehonderd gulden voor.’ Toch zou het de ommekeer betekenen voor Rubberen Robbie. ‘Want wij gingen ook oude Nederlandse hits verzieken in zo’n potpourri met een boem-klap. Dat werd: “De Nederlandse Sterre Die Strale Overal”. En die stond binnen de kortste keren op nummer één.’ Alleen: ‘We wilden eigenlijk helemaal niet optreden en hadden dat één keer in de Hut van Ome Henne gedaan. Maar nu kregen we opeens allerlei aanbiedingen. Schijt, zeiden we, we gaan dit lekker uitbuiten.’ Ook voor de buitenwacht wordt Rubberen Robbie nu een echte band, zij het met personages. Kattuker Bergman transformeert tijdelijk in Arie Haring, en wordt op de bühne bijgestaan door Opa, Tantje Jetje, Willie en Wallie. ‘Om niet herkend te worden zette ik een badmuts en een duikbril op. We hebben ons helemaal gek gespeeld, soms vier keer op een dag. We zijn overal geweest, tot aan alle Nederlandse tenten op Mallorca. En behalve in Toppop zaten we nu ook bij Op Volle Toeren.’

Enige nadeel: de gillende vrouwen waren nu vervangen door ‘dronken boeren en schoonmoeders in bloemetjesjurken’. Om het succes te prolongeren bleven de sterre maar strale: er volgen talloze spin-offs: van ‘De Nederlandse Sterre Die Viere Carnaval, ‘De Nederlandse Sterre Die Danken Ome Koos’, ‘Meer Nederlandse Sterre (Holland Olé)’ tot aan ‘De Nederlandse Spoorwegen Die Lopen Overal’. Bergman: ‘Maar we verzonnen nog meer zottigheid.’ ‘De Diligence’ van De Selvera’s veranderde in ‘De Ambulance’. ‘Met De Vlam In De Pijp’ van truckertroubadour Henk Wijngaard werd verkracht tot ‘Met Een Stuk Imme Reet’. ‘Maar om zelf ook aan copyrights te verdienen moesten er eigen nummers komen. Die bedachten we onderweg naar optredens, of halflam in de kroeg. Ik weet nog hoe we “Uit De Bol Met Alcohol” aan de bar van De Vergulde Turk op bierviltjes schreven: Keile aan die tappe. Tappe uit die vate. Hange aan

die pompe. Zuipe uit die flesse.’ In een discotheek, zat ik van de week. En ik voelde mij daar zo alleen. (Uit: ‘Een beetje verliefd) Ondertussen groeide de reputatie van Cat Music als liedjesschrijvers-aan-de-lopende-band. ‘Het ging overal rond: zoek je nummers? Die jongens schijten hits!’ Ook smartlappenzangeres Rita Hovink, bekend van “Laat mij alleen”, vraagt om materiaal. ‘Wij hadden eigenlijk nog nooit zoiets geschreven, maar waagden toch een poging.’ Titel: “Het is koud zonder jou”. Alleen: kort nadat het nummer is opgenomen, sterft de zangeres. Dan meldt zich een Amsterdamse volkszanger, met de vraag of hij het nummer mag coveren: André Hazes. Bergman: ‘Het werd een hit. En daarna vroeg hij: “Heb je nog meer?” Toen hebben we “Een beetje verliefd” geschreven.’ Er zullen nog zo’n veertig liedjes volgen, waaronder ‘Diep in mijn hart’, ‘Kleine Jongen’ en ‘Zomer in mijn bol’. Tegelijkertijd neemt Rubberen Rubbie zowel zichzelf als de nieuwe broodheer te grazen door ‘Een beetje verziekt’ uit te brengen. ‘Hazes heeft het nooit hardop gezegd, maar volgens mij was hij er niet blij mee’, geeft Bergman toe. ‘Hij hoefde in ieder geval even geen nummers meer van ons.’ Van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat de kroegen in en uit. Een maag vol peen en ui en een goede bui. Het is maar eens per jaar. Dus neem er nog een paar. En als je niet meer eten, kan drink dan maar. (Uit: Drie oktober) Leidens ontzet slaat hij dit jaar over. Hij is op vakantie in Indonesië. Optreden doet hij alleen nog met zijn coverband Van Beukensteijn (slogan: ‘Classic rock has come alive’). De laatste show van Rubberen Robbie dateert van 1993. ‘Kijk dan’, zegt hij als hij de video aanklikt. ‘Hoofdact in de Groenoordhallen.’ En dat was al een reünie: de band was toen al tien jaar gestopt. ‘We moesten kiezen: worden we een soort Normaal, of steken we alle energie in onze studio?’ Allebei ging niet meer. ‘Tot mijn vijftigste met een duikbril op mijn hoofd lopen, leek me ook niet erg aantrekkelijk. Ik werd er helemaal gek en schizofreen van. Moesten we met onze new waveband The Monotones opeens weer naar Duitsland. Wacht, wie moest ik nu weer wezen? We hadden allemaal een huisje-boompje-beestje en een hypothekie. Maar ze zagen me nooit thuis. Ik werkte zeven dagen per week. Dat hou je niet vol.’ Trots is hij wel, als hij ‘Drie Oktober’ door Leiden hoort schallen. ‘Niemand komt daar overheen.’ Opvolgers heeft Rubberen Robbie niet echt, vindt hij. ‘Barry Badpak vind ik niks. Vorig jaar heb ik voor het eerst die tribute band Rubberen Henkie gezien. Die deden dat echt goed, ook nummers die wij nooit live speelden. Als je bij de Koornbrug staat en je ziet die duizenden mensen meelallen, dat doet je toch wel wat. Ook die grietjes van zeventien, waar kennen die het van? Die zaten toen nog in de verrekijker!’ En tjsa, niemand kent hem. ‘Als we consequent op één paard hadden gegokt en hadden doorgezet, waren we misschien veel beroemder geweest, maar ach. We hebben duizenden liedjes en gigantisch veel hits gemaakt: van italo tot house en van Ome Henk tot smurfenplaten. Het heeft alleen allemaal zo weinig met elkaar te maken dat mensen denken dat we one-offs zijn, eendagsvliegen. Gelukkig hebben we het veertig jaar volgehouden en zijn we toen er bakken met geld binnenkwamen slim genoeg geweest om een pensioenfonds op te bouwen.Vandaar dat ik nu met mijn 63e met pensioen kan.’ Trouwens, zegt hij na anderhalf uur herinneringen ophalen, muziek draaien en filmpjes kijken: ‘Alles van ons staat op Spotify, hè? Misschien kun je dat onder het stuk zetten? Want dat is tegenwoordig nog het enige verdienplaatje. En jullie lezers behoren natuurlijk wel tot de doelgroep.’


1 oktober 2015 路 Mare

11


12

Mare · 1 oktober 2015

Achtergrond

Grote handen en mo Kennismaken op de kerwwwmis Bij wie zit je straks in de attractie? Mare deed alvast een rondje kermis. ‘‘Mijn neefje staat verderop met grijpkranen. En daar staat mijn zwager.’ DOOR PETRA MEIJER ‘Ze hebben misschien grote handen en grote monden, maar een klein hartje’, zegt Kasper de Vries (71), die zich elk jaar vanuit de 3 October Vereeniging voor de kermis inzet. Als hij over de kermis loopt, klopt de ene na de andere kermisexploitant hem joviaal op de schouders. Hij vormt een opmerkelijk goede combinatie met de potige kermismannen. Grote vrachtwagens vol glimmend staal rijden af en aan. Het merendeel van de mannen heeft nauwelijks geslapen. ‘Ach, we lopen altijd wel te vloeken’, zegt Willem Reede, van de poffertjeskramen, ‘maar de kermis zit in ons bloed. Ja, het is hard werken. Maar als we van januari tot begin april thuis zijn en aan het onderhoud werken, begint het al snel weer te kriebelen. Dat huisjeboompje-beestje-gevoel is niets voor mij.’ Zoals de meeste kermismensen is hij in het vak geboren. ‘Op zesjarige leeftijd ruimde ik de tafeltjes al af. Kinderarbeid bestond toen nog niet. Nou ja, het bestond wel, maar je begrijpt wel wat ik bedoel. Of ik er nooit over gedacht heb om iets

anders te doen? Dat komt niet in je op. Het is een moetje.’ Dat is zijn zoon (ook Willem Reede) niet met hem eens. ‘Voor mij voelt het niet als een moetje. Ik had gewoon geen zin om door te leren. Mijn hart ligt bij de kermis.’ De kermisexploitanten kunnen elk jaar op kermisplaatsen bieden. ‘Dat gebeurt door middel van gesloten enveloppen, die tot elf uur ’s ochtends kunnen worden ingeleverd’, vertelt De Vries. ‘Op die manier kunnen de prijzen niet onnodig worden opgestuwd. Bovendien is vastgelegd dat er geen vergelijkbare attracties naast geplaatst mogen worden. Met drie achtbanen of suikerspinkramen op een rij is er natuurlijk te veel concurrentie.’ ‘In de winter gaat het er met pachten wel eens hard aan toe’, zegt meneer Hendriks van de draaimolen. ‘Maar als we een bruiloft of begrafenis hebben, zijn we echt één hechte familie. ’ Reede senior vroeg zich ooit af of alle kermisexploitanten zo hard moeten werken. ‘Met een poffertjeskraam begint het echte werk eigenlijk pas na het opbouwen, want dan gaan we bakken. Die andere gasten zitten na de opbouw maar een beetje achter hun kassa. Maar ik ben eens bij ze langsgegaan en werd na een uur al helemaal gek. Die glazen muurtjes kwamen op me af. Geef mij maar de poffertjeskraam. Wij hebben denk ik meer contact met de mensen.’

Attractie: The View Wie? Arend Harms ‘Dit reuzenrad gaat dit jaar in première. Hij heeft nog niet eerder gedraaid – nou ja, behalve voor de keuring dan. Ik had eerst een andere, maar die heb ik ingeruild bij de fabriek in Heerenveen. Deze is een stuk groter. Hij is 55 meter hoog en heeft 42, in plaats van 28 cabines. Natuurlijk heerst er competitiestrijd. Maar hoger dan dit kan eigenlijk niet als je hem nog wilt verplaatsen. Voor de kermis is dit dus het hoogst haalbare. ‘Ik heb eigenlijk niets bijzonders met het reuzenrad. Veel exploitanten hebben jarenlang dezelfde attractie, maar ik heb al twintig verschillende gehad. De enige die me echt aan het hart gaat is de zweefmolen die ik op 15-jarige leeftijd van mijn opa heb gekregen. Die doe ik ook nooit weg. Op dit moment reist mijn neefje ermee. ‘Ik ben in de kermis geboren en getogen. Mijn opa en oma trokken al het land door met een hondenkar en de kop van Jut. Ze werkten van Pasen tot oktober, en waren in de winter vrij. Wij werken eigenlijk het hele jaar door. Na Leiden ga ik naar Amsterdam, en dan naar de kerstmarkt in Brussel. De mobiele woningen hebben alles wat een normaal huis ook heeft: een keuken, een badkamer, zelfs een bad. Het is geen kamperen. ‘Eergister stond deze zweefmolen nog in de fabriek. Het was even spannend of hij wel al voor Leiden klaar zou zijn. Nu ben ik natuurlijk vooral benieuwd of we meer omzet weten te halen.’

Foto’s Taco van der Eb

Attractie: New York New York (eigenaar Fam. Raaij) Wie? Ronald Streekstra ‘Je wordt hier geboren. Mijn opa deed het al. Mijn vader begon met een oliebollenkraam. Later had hij meerdere eetzaken: oliebollen, friet. Tijdens mijn jeugd waren we altijd onderweg. Ik ging naar de rijdende school. Die hebben we nu ook nog, wat dat betreft is er niet zoveel veranderd. De kinderen leren wel langer door. ‘Ik denk dat het kermisleven vroeger mooier was. Mijn vader was in de winter bijvoorbeeld nooit in de woonwagen, in die periode waren we altijd thuis. Wij konden als kind gewoon op boksen, wedstrijdzwemmen, waterpolo. Tegenwoordig zijn we elf maanden per jaar onderweg. Ik ben deze winter negen dagen thuis geweest. Voor de kinderen is dat lastig: ze kunnen niet op een of ander clubje. Maar ze hebben elkaar en groeien op met de attracties. Toen mijn dochter vier jaar was, ging ze niet zoals andere kinderen in de draaimolen, maar in de Breakdance. Ze weten niet beter. ‘Mijn neefje staat verderop met grijpkranen. Daar staat mijn zwager, en die vent ernaast is zijn broer, ze helpen me altijd wel met opbouwen. Het zijn lange dagen, maar ik zou niet anders willen. Zie je die dikke? Die werkt al negen jaar voor me. Als het nou zou gaan regenen, dan trekt ‘ie zijn T-shirt uit en gaat vervolgens gewoon door met werken.’

Attractie: Nostalgische draaimolen Wie? Dhr. Hendriks ‘De draaimolen is nog van mijn opa geweest. Vroeger was het een stoomcarrousel, hij is al meer dan honderd jaar oud. Door de jaren heen zijn er natuurlijk wel wat dingen vervangen. Vroeger hadden we paarden en gondels, maar de jeugd wilde toen auto’s en fietsjes. Het orgel en de acht paarden zijn nog origineel. Naast deze draaimolen heb ik nog een vaststaande draaimolen in Kijkduin. ‘Vroeger gingen kinderen van tien nog in de draaimolen, maar tegenwoordig worden ze zo snel oud. Nu willen ze met zes jaar al in die snel draaiende Breakdance. Mijn zoon vindt zo’n draaimolen ook maar niks, die heeft zelf twee kinderachtbanen en een grotere achtbaan. Er zit geen toekomst meer in, maar uit nostalgie zouden we draaimolens toch moeten koesteren. Er zijn er denk ik nog maar vier of vijf die de Nederlandse kermissen afreizen, verder is het allemaal van dat moderne spul. Er is me wel eens gevraagd of ik hem wilde verkopen, maar ik doe hem niet weg. Wat mijn kinderen er later mee doen, moeten ze dan zelf weten.’


1 oktober 2015 · Mare

13

nden, kleine hartjes De rector: ‘Ik ben geen kermisklant

Attractie: Snowjet Wie? Reinard van der Veen ‘Ik heb mijn eerste Snowjet 21 jaar geleden met mijn vader en vrouw gekocht. Het is een populaire attractie. Hij combineert een oude nostalgische beweging met spectaculaire snelheid. Hij kan 90 km per uur. Mijn vader stond vroeger al op de kermis met de “Round Up”. Ik zat tot mijn 21e op de kostschool, maar in weekends en in de vakantie was ik er altijd. Daar werd ik met het kermisvirus besmet. Het is een way of life. ‘De woonwagen is net als een huis. We kunnen een hele wand uitschuiven: dan wordt hij bijna twee keer zo breed. Mijn zoon gaat nog naar school, dus die is doordeweeks thuis met zijn moeder. Maar mijn dochter van negentien reist met me mee. ‘Naast deze heb ik nog een Snowjet. Die staat op dit moment op de kermis in Weert. Ik heb ook een funhouse in dezelfde winterstijl, en een eetzaak met wafels en glühwein. Met de kerst staan we in Londen. ‘Het kermisleven is best zwaar. Elke keer weer de attracties maar ook je huis op- en afbouwen. Het is een legpuzzel die we inmiddels wel doorhebben, maar die zichzelf wel elke week herhaalt. Deze attractie heb ik denk ik al zo’n vierhonderd keer op- en afgebouwd. Als het slecht weer is, en je weinig geld hebt verdiend, dan zie je daar natuurlijk wel eens tegenop. Toch is het ook vooral heel mooi. We zien altijd vrolijke mensen. Het drie oktober-feest in Leiden is wel een van mijn favorieten. Er komen soms mensen die het hele jaar voor de kermis gespaard hebben.’

‘Een deel van de Leidse bevolking vertrekt elk jaar met drie oktober naar de Efteling’, zegt rector magnificus Carel Stolker. ‘Ik heb altijd bij het deel gehoord dat bleef. Mijn ouders woonden lange tijd op de Zoeterwoudse Singel. Daar keek ik altijd naar de optocht. Ik heb als kind wel eens meegelopen met een paarse pruik op. Samen met de Koraalzang vind ik de optocht het hoogtepunt van het feest. Ik ga niet echt naar de kermis. Als kind natuurlijk wel, en later ging ik ook wel met mijn dochters. Maar ik ben geen echte kermisklant. ‘Op drie oktober trek ik eigenlijk de hele dag met de burgemeester en de voorzitter van de 3 October Vereeniging op. Na de opening gaan we met de koets naar het Van der Werfpark. Dit jaar heb ik besloten om een nieuwe traditie te beginnen: ik ga vanaf nu mijn ambtsketen omdoen. Die hoor je eigenlijk alleen op een toga te dragen, maar voor het ontzet kan er wel een uitzondering

worden gemaakt, vind ik. De burgemeester en voorzitter van de 3 October Vereeniging dragen ook hun ambtsketen, dus dat staat wel mooi. ‘Na de herdenkingsdienst worden we in het stadhuis ontvangen, vervolgens gaan we naar Minerva voor de hutspotlunch, en langs herenvereniging Amicitia. Vervolgens laat ik Leiden achter me en ga ik naar vriendjes in Katwijk, omdat mijn oude jaarclub jarig is. ‘Ze zeggen soms dat de universiteit en de stad op drie oktober met de ruggen naar elkaar toe staan, maar daar is tegenwoordig niets van te merken. Dit jaar doet de Universiteit Leiden voor het eerst mee in het programma. We organiseren een aantal lezingen in het Van der Werfpark. ‘Op Lowlands was het ook een groot succes, en de Nacht van Kunst en Kennis werd door zesduizend mensen bezocht. Er is zeker honger naar kennis en wetenschap.’

Wat is er allemaal te doen? Op vrijdag 2 oktober starten de festiviteiten officieel op de Garenmarkt om 15.74 (16.14 voor niet-Leidse horloges) met de openingsvoorstelling ‘De wereld op z’n kop’. ’s Avonds, om 19.30 trekt de Taptoe ‘Een lint van licht’ door de stad. Op vrijdag (13.00-21.00) en zaterdag (9.00-22.00) is er een feestelijke warenmarkt in de stad. Ook het Lunapark, de grote kermis, is niet te missen. Verspreid over de hele stad vind je dj’s en bands. Op zaterdag moet je eigenlijk vroeg je bed uit voor

de Reveilll-je om 7.00 op het Stadhuisplein. Om 10.00 uur is de herdenkingsdienst in de Pieterskerk, vanaf 13.00 uur trekt de grote optocht volgens de omgekeerde route door de stad en om 15.00 uur kun je zien wie er een nat pak haalt bij het polsstokverspringen bij het Van der Werfpark. Daar bevindt zich ook de 3 October University, waar de Universiteit Leiden drie lezingen organiseert. Het feest eindigt ’s avonds met vuurwerk om 23.30 uur bij de Ankerplaats aan de Zijlsingel.

Agent Henk ziet alles Extra cameratoezicht en crowd control Camera-agent Henk de Jong kijkt met u mee, op 2 en 3 oktober. Hij ziet zowel ‘dronken droppies als lui die elkaar op de smoel slaan’. DOOR PETRA MEIJER ‘We zetten elk jaar honderd man in om de boel in goede banen te leiden’, zegt Henk de Jong. Hij is adviseur crisis- en conflictbeheersing bij de politie en geeft een rondleiding door de regiekamer op het politiebureau van de Langegracht. ‘We krijgen per jaar met zo’n 2500 evenementen te maken. Ik zeg wel eens gekscherend: ik ben van de feestpolitie.’ Voor dit weekend zijn er extra camera’s geplaatst, zegt De Jong. ‘Als er iets gebeurt, kunnen we daarmee haarscherp inzoomen.’ Hij geeft een demonstratie: bij een willekeurig terrasje op een flinke afstand van de camera valt de menukaart op tafel nog te lezen. ‘Leiden is een D66-stad, dus we hebben nauwelijks cameratoezicht en dat zal er ook wel nooit komen, maar voor dit soort evenementen zijn ze onmisbaar.’ De camera’s worden voornamelijk gebruikt voor crowdmanagement: het beïnvloeden van grote publieksstromen. Vorig jaar bood de politie een publieksapp aan, die de drukte kon bijhouden. Maar daarover brak – in verband met privacygevoeligheid - ophef uit. Nu wordt de drukte met behulp van de camera’s bepaald. ‘Dat doen we door slim te tellen’, zegt De Jong, terwijl hij een map met plaatjes openslaat. ‘Hier zie je hoe een menigte er van voren of bovenaf uitziet bij een bezettingsgraad van veertig, zestig of tachtig procent. Bij tachtig procent gaan mensen zich ongemakkelijk voelen. Ga maar na: als je twee man in een wc zet, en je doet de deur dicht, dan voelt dat niet plezierig.’ Als het ergens te druk wordt, kan de politie de menigte met

behulp van lichtkranten proberen te sturen. De Jong: ‘Er zijn altijd eigenwijze mensen bij, maar we weten uit ervaring dat het werkt.’ De politie kan de camera’s ook gebruiken om verdachten op te sporen. ‘Zo zijn er vaak ballonnenverkopers aanwezig die portemonnees jatten. Verdacht gedrag komen we met de camera’s sneller op het spoor. Maar dat is allemaal bijvangst, in eerste instantie houden we de boel slechts in de gaten.’ Naast de elf camera’s beschikt de politie over vijf bodycams. ‘Die worden op de kleding bevestigd. Vorig jaar was er een agent nog geen vijf minuten onderweg of hij moest iemand reanimeren. Toen zaten wij allemaal op de schermen mee te kijken.’ Maar meestal blijft het bij kleine akkefietjes, zegt De Jong. ‘Dronken droppies en mensen die elkaar op de smoel slaan. Natuurlijk is de politie wat toleranter dan normaal. Als je op drie oktober tegen een boom aan plast, zullen we daar niet meteen wat van zeggen. Maar als je door iemand zijn brievenbus staat te zeiken, dan gaat dat natuurlijk te ver.’ En als het écht nodig is, dan is de politie zeker aanwezig. ‘Onder de menigte bevindt zich ook ME en politie te paard. We zijn vriendelijk als het kan, maar dapper als het nodig is. We kijken er maanden naar uit, maar drie oktober is op het bureau toch ook altijd een beetje spannend.’ Extra uitdaging dit jaar: ‘We hebben voor het eerst te maken met een dertig meter diepe bouwput. Daarom heen staan attracties met een hoge middelpuntvliedende kracht, en ze wegen ook behoorlijk wat. Dat houden we nauwkeurig in de gaten. Overal zijn sensoren geplaatst. Als er iets verschuift of verzakt, hebben we dat meteen door, en kunnen we de boel snel afsluiten.’


14  Mare · 1 oktober 2015 Nieuws

Scholierenbieb Rechtenstudenten ergeren zich aan scholieren die gebruik maken van de bibliotheek in het Kamerlingh Onnesgebouw. ‘Ik heb van eerstejaars meegekregen dat er regelmatig scholieren zijn die hun schoolonderzoeken voorbereiden in de bieb van het KOG’, zei Manon Bol van studentenpartij LVS tijdens de faculteitsraad Rechten maandag. ‘En het is op dit moment al zo druk.’ Dennis Hoitink van het rechtenbestuur gaf een reactie: ‘Nu en dan komt het voor dat er scholieren zitten. Het is een onwenselijke situatie als dat ten koste gaat van onze studenten.’ Rechtendecaan Rick Lawson: ‘We willen geen tourniquets bij de ingang. De prijs die je dan betaalt is dat er dan ook wel eens andere vogels komen binnen fladderen. We zullen eens kijken of de portiers iets kunnen verzinnen. Het is lastig, want het is nogal storend om iedereen te vragen of zij hier wel studeren.’

Huurpunten Volgens de wet mag een verhuurder geen onbeperkte bedragen voor een woning of kamer vragen. De maximale huurprijs kan je berekenen met een uitgebreid puntensysteem. Dit zogeheten woningwaarderingssysteem verandert per 1 oktober. Er komt een aantal zaken die punten opleverden te vervallen, en de waarde van de woning gaat een grotere rol spelen. Veel huurders komen daardoor in aanmerking voor een huurverlaging, vooral als ze in minder populaire wijken wonen. In populaire wijken zal de maximale huurprijs juist stijgen, maar dat betekent niet per definitie dat je huisbaas je huur ook met zoveel procent mag opkrikken. Huur verhogen mag namelijk maar een keer per jaar, en met een maximaal percentage. Nou zoù het natuurlijk kunnen dat niet alle verhuurders die verlaging ook netjes automatisch doorvoeren, of hun huur volgens de regels gaan verhogen. Via www.huurcommissie.nl kun je controleren of jouw kamer of woning voor zo’n verlaging in aanmerking komt.

Geen meeneembier Skere studenten opgelet: of u voortaan net als de arren een kwartiertje wil ellebogen om dan € 2,40 voor een wegwerpglas prikloos evenementenpils te betalen. De Leidse horeca vindt het namelijk vervelend dat u uw eigen bier meeneemt op 3 oktober. Café Vereniging Leiden (CVL) en de Leidse tak van Koninklijke Horeca Nederland hebben gezamenlijk een postercampagne opgezet tegen rugzakdrinkers, met als slogan ‘Eigen drank mee is niet oké’. Tijdens het ontzet staat de Leidse binnenstad vol met grote en kleine podia. Dat kost geld. Dat is niet erg, als er vervolgens via de biertap ook weer geld terugkomt. Daar helpen de meegenomen blikken Schultenbräu niet bij. De campagne benadrukt dat het feest indirect draait op de bierverkoop: ‘Bestellers zijn bijdragers.’

Fiets sneller weg De gemeente gaat de fietsoverlast bij station Leiden Centraal nog harder aanpakken. Je fiets mag er volgens de nieuwe regels nog maar twee weken staan. Die termijn gold al op sommige plekken, maar nu voor alle stalplaatsen rondom het station. Alle fietsen die langer dan twee weken staan, en de fietsen die buiten de rekken staan, gaan naar de gemeentelijke fietsopslag op bedrijventerrein de Waard. Ook daar gaan ze sneller weg: tot nu toe mocht een fiets daar dertien weken wachten op zijn baasje, maar nu gaat ‘ie na zes weken al de verkoop of de versnipperaar in.

Rectificatie De reserve van de faculteit Rechten is geen twaalf miljoen, maar tien miljoen (‘Bedelnap’, Mare 4, 24 september). En de bureaustoel die een bestuurder van de Radboud Universiteit declareerde, kostte geen € 2877, maar slechts € 2788.

Rechten pakt tentamenfraude aan Faculteit gaat scherper controleren Er komen meer surveillanten, en toiletbezoek wordt scherper in de gaten gehouden bij rechtententamens. Ook gaan zogeheten mystery guests in kaart brengen wat er allemaal bij tentamens gebeurt. Door Vincent Bongers Dat bleek maandag tijdens de faculteitsraad. ‘We weten zo weinig van tentamenfraude’, zei Peter van Es van het rechtenbestuur. ‘We weten dat er zich zaken afspelen, maar wat precies, dat weten we niet. De known unknowns noemde de Amerikaanse minister van Defensie Rumsfeld dat tijdens de Irakoorlog. Veel komt uit verhalen van studenten.’ Toch heeft het bestuur een notitie bestrijding tentamenfraude opgesteld. ‘Speciale nieuwe zalen met op fraude toegespitste beveiliging komen er niet,’ aldus Van Es. ‘Dus de oplossingen moeten komen in de zalen die we nu al gebruiken, zoals het Universitair Sportcentrum. Er is het nodige laaghangend fruit te plukken.’ Het bestuur stelt voor dat de vakcoördinator beter op de surveillanten gaat letten. ‘Je hoort verhalen dat surveillanten niet altijd even scherp opletten. En dat moet natuurlijk wel. ‘We gaan er ook voor zorgen dat jassen en tassen op de aangegeven plaats neergelegd worden. Er mag zonder toestemming ook niets uit die spullen worden gehaald als het tentamen eenmaal is begonnen.’ Toiletbezoek is een lastig onderwerp. ‘Het is de bedoeling dat er altijd een surveillant met een student meeloopt naar het toilet. De controle houdt nu op bij de hoofdingang van de toiletten. Dat wordt aangepast. De surveillanten gaan uiteraard niet mee

tot in het hokje. De studenten mogen één voor één naar binnen.’ Het toiletbezoek wordt wellicht ook beperkt. ‘Naar de wc gaan een kwartier of een half uur na het begin van het tentamen, mag dan niet. Ook een kwartier of een half uur voor het einde naar de wc gaan, is niet meer mogelijk.’ De tentamens worden ook pas uitgedeeld als de studenten allemaal zitten. Van Es: ‘Dat moet kunnen in vijf minuten. Studenten dienen dan wel eerder naar het tentamen komen.’ Er komt mogelijk ook een kleurrijke oplossing. ‘De verschillende

versies van multiple choice-tentamens krijgen hun eigen kleur voorblad. Wisselen tijdens de chaos net voor de start van het tentamen wordt dan moeilijker.’ Volgens Lucia Aerden van studentenpartij SGL kleeft er ook een nadeel aan de kleurtjes. ‘Dit is handig voor studenten, die kunnen dan meteen zien wie er ook het roze tentamen heeft. Daar loop ik zo even langs.” ‘Jullie zijn weer slechter dan we dachten’, zei rechtendecaan Rick Lawson vervolgens. ‘Dit is contraspionage.’ Van Es: ‘Dit doet me van kleur

verschieten. Dit punt is bij de overwegingen niet naar voren gekomen. We nemen het mee.’ Er komen ook spionnen in de zaal. ‘We gaan mensen vragen om eens goed te kijken hoe alles verloopt tijdens een tentamen. Het zijn een soort mystery guests.’ Ook kom er een pilot met vaste zitplaatsen. ‘Dan kunnen vrienden en vriendinnen niet naast elkaar zitten. Dit is een lastige, omdat het mogelijk is om je ook nog tijdens het tentamen aan te melden. Er komen ook veel studenten niet opdagen. Daar moet wel een tafel voor geregeld zijn. Dat kost extra geld. We gaan dit dan ook eerst testen.’

Pop-up-bieb biedt uitkomst ‘Ons wapen is geen voetveeg’ Politicologiestudenten zoeken steun voor de pop-up universiteitsbibliotheek. ‘Rond tentamens zitten de studiezalen zo vol, dat je je afvraagt of het nog wel zin heeft om naar de UB, Plexus of het KOG te komen’, zegt politicologiestudent Rex van der Plas. Als studieopdracht voor de minor bedrijfswetenschappen bedacht hij met zijn groepsgenoten een oplossing: de FlexUB. In drukke periodes zouden zulke ‘pop-ub- UB’s’ uitkomst kunnen bieden. Ons plan is inmiddels positief uit de hand aan het lopen.’ Studentenpartijen LVS, BeP en SGL herkennen het probleem namelijk en zijn geïnteresseerd in het uitwerken van het plan.

‘Een echte verbouwing om de drukte op te vangen, zou veel tijd en geld kosten, terwijl zowel de gemeente als de universiteit panden in de binnenstad hebben die tijdelijk leegstaan.’ Elke tentamenperiode kan er een ander gebouw betrokken worden. ‘Dan heb je tussendoor alleen een opslag nodig voor de tafels en stoelen. Natuurlijk moet je ook zorgen voor de veiligheid, maar tegenwoordig is er bijvoorbeeld techniek om bijvoorbeeld brandbeveiliging te verbinden aan wifi’ Uiteindelijk zal de universiteit wel mee moeten financieren volgens Van der Plas. ‘Wij crowdfunden nu de stichting, zodat het plan helemaal uitgedacht en getest kan worden.’ Doneren kan via www.flexub.nl. MVW

UB-conservator Anton van der Lem vindt dat het logo van de universiteit van de deurmatten af moet. En het portret van Oranje in het Academiegebouw hangt op de verkeerde plek. ‘De stichter van de universiteit is gedegradeerd tot garderobe-opzichter.’ ‘Ik ben tegen het afbeelden van het logo van de universiteit op de deurmatten van de bibliotheek’, zei Anton van der Lem, conservator oude drukken en bibliofiele uitgaven van de universiteitsbibliotheek, zondag in het Academiegebouw. Daar gaf hij de historische 3 Oktoberlezing over Willem van Oranje. Hij kraakte tijdens de bijeenkomst ‘twee harde noten.’ ‘“Willen wij onze voeten afvegen op het wapen van

Leiden, Holland en de prins?” vroeg ik aan het publiek. Ik vind van niet. En ik kreeg veel bijval.’ Rector magnificus Carel Stolker was ook aanwezig, aldus de conservator. ‘Hij vond het een mooi verhaal. Nu is het afwachten of het ook effect heeft.’ Een ander punt is het portret van de prins. ‘Dat hing vier eeuwen in de UB. Het is een aantal jaren geleden verhuisd naar het Academiegebouw. Daar is op zich niets mis mee. Maar het hangt in de Togakamer. De Vader des Vaderlands, de stichter van de universiteit, is gedegradeerd tot garderobe-opzichter. Dat doe je niet. Het schilderij moet een eerbiedwaardige plek krijgen, zodat hij kan toezien op het kostbaarste wat we bezitten: onze studenten.’ VB

Edward Snowden zou geen goede rector zijn Is het een goed plan om studenten hun universeitsbestuurders te laten kiezen? Nee, vindt de minister. Minister Jet Bussemaker van Onderwijs had in een interview met het Hoger Onderwijs Persbureau iets gezegd over universitaire democratie: ‘De SP wil dat studenten het college van bestuur gaan kiezen. Als je nou echt instellingen snel om

zeep wil helpen, moet je dat doen.’ Kamerlid Jasper van Dijk, onderwijswoordvoerder van de Socialistische Partij, hapte. Hoezo om zeep? En hoezo zouden studenten niet hun bestuurders kunnen kiezen? Nou: ‘In Schotland is geëxperimenteerd met een volledig vrij verkiezingsproces, met als gevolg dat komiek John Cleese en klokkenluider Edward Snowden er werden

benoemd tot rector. Cleese en Snowden hebben allebei hun kwaliteiten maar die liggen niet op het vlak van universiteitsbestuur’, aldus Bussemaker in antwoord op Van Dijks Kamervragen. Dat betekent niet dat Bussemaker helemaal geen studenten aan het woord wil. ‘Universiteiten moeten meer dan nu het geval is samen met studenten

en docenten een visie ontwikkelen op de kwaliteit van bestuur. Maar er zijn vele manieren waarop studenten en docenten betrokken kunnen worden bij bestuursbenoemingen en hierbij is maatwerk geboden.’ Bussemakers ministerie werkt aan een wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht, dat de medezeggenschap adviesrecht geeft over de te benoemen bestuurders. BB


1 oktober 2015 · Mare 15 Nieuws

Geklungel in bedreigingszaak Hof wil eerst nog extra onderzoek Er is meer onderzoek nodig in de rechtszaak tegen een voormalige rechtenstudent die de voorzitter van de examencommissie zou hebben bedreigd. Dat besliste het Hof maandag in een hoger beroep.

Klaar voor een nat pak Verplichte kost op 3 oktober: het polsstokverspringen bij het Van der Werfpark, om 15.00 u. Daar zijn dit jaar ook voor het eerst lezingen van de universiteit te volgen. Foto Taco van der Eb

Faculteitsraden willen inspraak De Wet Studievoorschot biedt, naast de universiteitsraad, ook faculteitsraden de mogelijkheid tot instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting. Maar faculteitsraden hebben in Leiden weinig te zeggen over of die mogelijkheid benut wordt. ‘Het is niet alsof we meteen met een pakket onderwerpen komen, waarover we inspraak willen’, zegt Bert van Laar, raadslid van studentenpartij BeP. ‘Maar in de wet wordt de mogelijkheid voor meer inspraak opgeworpen. Daar willen we het wél over hebben.’ Die wet, dat is de Wet Studievoorschot, waarmee de basisbeurs verdween. Een ander onderdeel ervan is het ‘instemmingsrecht op hoofdlijnen van de begroting’ voor de universitaire medezeggenschap. Daarmee krijgen studenten, die nu meer moeten betalen, ook meer te zeggen over wat er met het geld gebeurt. Onderwijsinstellingen mogen van minister Jet Bussemaker zelf, met hun medezeggenschap, bepalen voor wie dat instemmingsrecht precies geldt en wat tot de hoofdlijnen gerekend wordt. Voor de Leidse universiteitsraad loopt er momenteel een pilot. Daarvoor zijn na discussie een aantal onderwerpen afgesproken waarvoor het instemmingsrecht moet gelden. Begin januari wordt de pilot geëvalueerd, wat idealiter moet resulteren in een opname in het reglement universiteitsraad. Maar in Leiden geen woord over andere raden dan de universiteitsraad. Van Laar probeerde het onderwerp daarom bij de raadsvergadering van Geesteswetenschappen te agenderen. ‘Straks krijg je: de

gemeente Almere waarschuwt Zuid-Afrika nog één keer’, typeerde decaan Wim van den Doel die wens toen. ‘Je moet de juiste discussie op het juiste niveau voeren. Zaken die het geheel aangaan, zijn voor de universiteitsraad. We kunnen bij Geesteswetenschappen niet zomaar zeggen: hier doen we het even anders dan op andere faculteiten.’ ‘Op het FSW is het ook aangekaart’, weet BeP-universiteitsraadslid Sander van Diepen. ‘Daar was het vanzelfsprekend: prima, dat is een mogelijkheid, daar doen we aan mee. Op andere faculteiten is het voor zover ik weet nog niet ter sprake gekomen.’ Volgens universiteitswoordvoerder Caroline van Overbeeke worden de faculteiten een ‘belangrijk aandachtspunt’ in de evaluatie. ‘Nu is het dus aan faculteitsbesturen om aan de faculteitsraad aan te geven hoe zij omgaan met de bespreking van de begroting. De verschillende faculteiten gaan hier nu nog op hun eigen manier mee om. Wat het beste werkt, bekijken we bij de evaluatie begin 2016.’ Maud Pols van studentenpartij SGL sprak als faculteitsraadslid afgelopen zomer inderdaad met het FSW-bestuur over het instemmingsrecht. Nu is ze universiteitsraadslid. ‘Inspraak op decentraal niveau moet mogelijk zijn voor alle raden’, zegt ze. ‘Daar gaan we ons met de SGL bij de evaluatie sterk voor maken.’ Van Laar vindt het ‘dubbel’ dat de universiteitsraad zich straks over de rol van de faculteiten mag buigen. En dan is er volgens Pols ook nog een ‘mits’. ‘Faculteitsraden moeten hiervoor scholing krijgen, zodat het zeker is dat ze capabel genoeg zijn om mee te beslissen over de begroting.’ MVW

Door Petra Meijer Arthur Elias zwaaide deze zomer af als universitair hoofddocent rechten. Tussen augustus 2012 en april 2013 ontving hij een negental brieven, waarin hij met de dood bedreigd werd (‘door kogels doorboord’, ‘Theo van Gogh wacht op je’, ‘brandwonden zijn erg pijnlijk hoor’) en uitgemaakt voor ‘kankerhond’ en ‘kankerhomo’. Het vermoeden dat Mohammed K. de dader kon zijn, rees omdat de bedreigingen parallel liepen met zaken tussen hem en de examencommissie waarvan Elias voorzitter was. Zo werd de verdachte, die in 1970 in Iran geboren werd, een jaar geschorst vanwege fraude bij een tentamen en ontving hij een negatief studieadvies. Bovendien werd op een van de brieven een postzegel met het DNA van de verdachte aangetroffen. Ook pasten twee van de postzegels mogelijk in een aangebroken vel dat bij hem thuis werd aangetroffen. De verdachte werd – ‘ondanks ernstige verdenkingen’, zo staat

er in het vonnis – vorige zomer vrijgesproken. Hij verklaarde tijdens de zitting dat hij de twee ontbrekende zegels uit het postzegelvel op brieven aan een tweetal instanties had geplakt. En omdat er geen onderzoek was gedaan waaruit blijkt dat de gebruikte postzegels daadwerkelijk uit dat vel afkomstig zijn, was deze verklaring volgens de rechter niet te weerleggen. Voor de aanwezigheid van zijn DNA op de postzegel had K. ook een verklaring. Zijn agenda, met daarin de postzegels, was hij kwijtgeraakt op de faculteit. Iemand anders heeft de postzegels toen op de brief gebruikt, meende hij. De rechter wilde toen graag weten of het DNA dat was aangetroffen, zich op de beeld- of de plakzijde van de postzegel bevond. Tijdens het hoger beroep zei het Openbaar Ministerie twee nieuwe stukken te presenteren. Allereerst een uitgebreid rapport van de Universiteit Leiden waarin vermeld staat welke studenten op welke momenten contact hadden met de examencommissie. Ten tweede een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) waarin staat dat het DNA van de verdachte ook op de postzegel van een tweede brief aangetroffen is. Het Hof had deze stukken echter nog niet in haar bezit. ‘U noemt

twee rapporten die de Rechtbank in zijn dossier mist. Hoe gaan we dat oplossen?’ vroeg de rechter. ‘Ik was er vanuit gegaan dat deze voor mijn vakantie al verstrekt waren’, zei de officier van justitie, waarna hij snel een drietal kopieën aan de rechters uitdeelde. Deze trokken zich vervolgens terug voor beraad. Maar de twee grootste bezwaren uit de eerdere zaak – het gebrek aan onderzoek naar de scheurranden van de postzegels en de onduidelijkheid over het DNA op de postzegels – kwamen wederom naar voren. ‘Er staat dat het DNA op een opgeknipte postzegel is aangetroffen. Gaat het hier om de keerzijde of de beeldzijde?’ Het Hof wil dat een aantal zaken verder wordt uitgezocht. Zo wil het bijvoorbeeld van het NFI weten of het om ouderwetse postzegels, of stickerpostzegels gaat. Bovendien wil het meer duidelijkheid over de onderzoeksmethode die het NFI aanduidt met ‘opknippen’. Het OM achtte verder onderzoek naar de scheurranden van de velletjes postzegels niet noodzakelijk, maar daar was de rechter het niet mee eens. Om vast te stellen op de postzegels op de brieven uit het vel van de verdachte afkomstig zijn, moeten deze onderzocht worden. Daarna zal de zaak opnieuw voorkomen.

Het alcoholprobleem van de universiteit Nog voor de kerst komt er een nieuw, universiteitsbreed alcoholprotocol. Dat kondigde assessor Aurelie van ’t Slot aan vorige week tijdens de geesteswetenschappenvergadering. ‘De assessoren hebben het twee weken geleden bij vice-rector Simone Buitendijk aangekaart. Nu willen we bij de studieverenigingen inventariseren hoe zij erover denken’, zei ze. Raadsvoorzitter Jan Sleutels reageerde kritisch: ‘Dit zijn dezelfde woorden die we hier een half jaar geleden hoorden.’ Het waren immers de studieverenigingen, bij Geesteswetenschappen althans, die al voor het verhogen van de minimumleeftijd door de regering in januari 2014, bij de assessor aandrongen op een universiteitsbreed alcoholprotocol. Zo’n document was er al wel, maar

dat gaat vooral over officiële horecalocaties op de universiteit. De studenten vreesden juist voor hoge alcoholboetes bij borrels en barbecues, georganiseerd door studieverenigingen en instituten zelf. Omdat er niets gebeurde, richtten de verenigingen zich in december 2014 in een gezamenlijke brief tot het faculteitsbestuur. ‘Op alternatieve locaties, waar we zelf drank mee naartoe nemen, proberen we zelf goed te controleren. Maar wat als er een zeventienjarige doorheen glipt, en er net gecontroleerd wordt? Door zo’n hoge boete kan een studievereniging in een klap failliet gaan. Die verantwoordelijkheid willen we regelen met het faculteitsbestuur’, legde Symposion-voorzitter Ton Rovers in april 2015 uit in Mare. Het faculteitsbestuur maakte in de raadsvergadering van mei bekend

dat de kwestie universiteitsbreed besproken moest worden. Er leek eindelijk schot in de zaak te komen. Van ’t Slots voorganger Sanne Grootveld zei namelijk in mei ook al: ‘In het reguliere overleg tussen de assessoren en vice-rector Simone Buitendijk is het ter sprake gekomen.’ Ze meldde dat de afdeling Studenten- en Onderwijszaken ermee aan de slag ging. Ook een maand later, in de laatste faculteitsraadsvergadering voor de zomer, zei toenmalig portefeuillehouder bedrijfsvoering Jolanda Riel dat het nieuwe protocol na het zomerreces verwacht werd. Riel en Grootveld zijn inmiddels opgevolgd, ‘na het zomerreces’ is ‘voor kerst’ geworden, maar Van ’t Slot benadrukte: ‘Op andere faculteiten lijkt er minder vraag naar te zijn, maar het staat bij de assessoren op de agenda.’ MVW

Rechten zoekt vierkante meters De faculteit Rechten puilt haast uit het Kamerlingh Onnes Gebouw (KOG). Wellicht komt er een opbouw op de zijvleugel. Om het gebouw efficiënter te gebruiken zijn kleinere bureaus aangeschaft. ‘We willen het gebouw tot op de laatste millimeter benutten’, zei Dennis Hoitink van het bestuur maandag tijdens de faculteitsraadsvergadering. ‘Het gebrek aan vierkante meters lossen we nu simpelweg op door kleinere bureautjes aan te schuiven maar dat is een onbevredigende aanpak.’ Het bestuur zit op twee sporen om het tekort aan ruimte aan te

pakken. ‘Er is sprake van een mogelijke dakopbouw op een zijvleugel van het KOG. Of die nieuwbouw er komt hangt af van een aantal factoren. Er is een vergunning nodig. Je verandert het aanzicht van de binnenstad. Het is nog niet gezegd of daar toestemming van de gemeente voor komt. ‘Een ander punt is geld. De vrije ruimte bij vastgoed is beperkt. Dat heeft alles te maken met de bouw van het bètacomplex en de plannen voor de verbouwing van Geesteswetenschappen. De prijs per vierkante meter is ook ongelooflijk hoog.’ Huren vindt het bestuur ook niet aantrekkelijk. ‘We kunnen morgen

een pand in de stad huren, er is leegstand. Maar we willen een unilocatie, en dan laat ik de Sterrewacht even buiten beschouwing.’ Het bestuur onderzoekt ook of de ruimte op het KOG beter gebruikt kan worden. ‘Uit bezettingsgraadonderzoeken blijkt dat heel veel werkplekken in gebruik zijn, maar dat er in de praktijk niet altijd iemand zit. Onderwijs geven doe je meestal niet van achter de computer. We starten een pilot bij de fiscaal-economische vakken om te kijken of we de ruimte beter kunnen gebruiken. Daar zijn veel medewerkers met een kleine aanstelling, dus daar is wel de nodige afstemming mogelijk.’ VB


16

Mare · 1 oktober 2015

Het clubje

Column

Lauwe pis

V.l.n.r.: Matthijs van Meel, Max Grapperhaus, Marliese Vollebregt, Egbert Koops, Inès van Arkel en Erick van Zuylen. Foto Taco van der Eb

‘Als kind sloeg ik mijn zakgeld stuk’ Universitaire 3 October-“burgemeesters” Egbert Koops (hoogleraar rechtsgeschiedenis en bestuurslid 3 October Vereeniging): ‘Ik ben opgegroeid in Leiden en omgeving, ik sloeg mijn zakgeld stuk op de kermis. 3 October zit in mijn bloed. Als 11-jarige liep ik ook al mee in de taptoe, met het bord van mijn Taekwondo-vereniging.’ Erick van Zuylen (custos Academiegebouw en commissielid 3 October Vereeniging): ‘Ik ben niet in Leiden opgegroeid, maar wel met carnaval. Een paar jaar geleden ging ik met collega’s op 2 oktober de stad in. De volgende dag kwam ik met de auto de stad niet meer uit door de optocht. Ik dacht: “Wat is dit nu weer voor een nepcarnaval?” Maar inmiddels ben ik er gek op. Het is een wat stijlvoller feest.’ Inès van Arkel (Adviseur weten-

schapscommunicatie): ‘Dit jaar organiseren we voor het eerst de 3 October University in het Van der Werfpark. Er zijn drie colleges: over de oudste gravering ooit, het puberbrein en vrije wil. Het zijn onderwerpen die dicht bij de mensen staan.’ Matthijs van Meel (voorzitter Augustinus): ‘Augustinus was tot dit jaar niet zo actief, hoewel de leden gigantische pannen hutspot en klapstuk maakten. Dan kwamen ze bij Augustinus langs om pannen te lenen. Maar dat willen we veranderen. Dit jaar helpen we bij de 3 October University, vooral met de logistiek.’ Max Grapperhaus (voorzitter Minerva): ‘Minerva heeft een lange traditie. In 1823 besloot de gemeenteraad de vrije dag op 3 oktober af te schaffen.

Studenten van Minerva kwamen daartegen in opstand, en deelden gratis haring en wittebrood uit. ‘Tegenwoordig zetten we elk jaar honderd klapstoeltjes voor de sociëteit. Daarop kijken senioren van Leiden naar de optocht. We delen dan ook gratis drankjes uit. Daarnaast organiseren we het polsstokverspringen in het Van der Werfpark.’ Marliese Vollebregt (voorzitter SSR): ‘SSR-leden helpen bij de taptoe en de optocht. Ik vind het vooral leuk dat ik nu beter weet wat er allemaal gebeurt. Dat is toch meer dan de voor studenten bekende hutspot en kermis.’ Koops: ‘Als student woonde ik aan de Haarlemmer. Het was traditie om vijf tot tien vuilniszakken met kranten te vullen. Die werden in repen gescheurd

en over de taptoe uitgestort. Natuurlijk maakten we er ook proppen van waarmee we de hoeden van bestuurs- en commissieleden af probeerden te werpen. Nu loop ik zelf mee als bestuurslid met een hoge hoed… Mijn oude huis bestaat niet meer. Maar er zijn natuurlijk wel andere huizen die zoveel mogelijk meuk gooien. Ach, laten ze het maar proberen.’ Van Zuylen: ‘Het is ontzettend leuk om in het kostuum te lopen. Je wordt vaak aangesproken met “burgemeester”. Wij noemen het ons “werkpak”. De hoeden zijn van paardenhaar. Als je ze met een zeem opwrijft gaan ze mooi glimmen.’ Koops: ‘Soms zeggen kinderen wel eens: “Hé, goochelaar…”’ DOOR PETRA MEIJER

De dag die je wist dat zou komen! De dag die je haat maar waar je elk jaar weer reikhalzend naar uitkijkt, de dag waaraan je niet kunt ontkomen. Het is maar eens per jaar; één, twee, drie oktober! Een week van tevoren zit je op zaterdag in de kroeg om al in de jubelstemming te komen en de plannen voor het beste feest van Nederland door te nemen met het dienstdoende barpersoneel. Je moet natuurlijk wel weten waar je Rubberen Robbie kunt horen, waar de beste vette snacks verkocht worden, wat de programmering van de buitenpodia wordt en waar zich dit jaar de kamelenrace bevindt. Hoewel de barvrouw je enthousiast fluitjes en vaasjes voorschotelt, deelt ze je hartstocht voor het aankomende Leidens Ontzet niet echt. Wanneer er gevraagd wordt naar de reden van het pruimengezicht, is het omdat het complete pakketje dat de kroegen de feestvierders bezorgen, ze een rib uit het lijf kost. De enige manier waarop alle onkosten voor podium, bandje, buitenbar en bijbehorend personeel gedekt kunnen worden is als jij en al je maten genoeg bier uit de tap trekken. Maar dat doe je niet, want je bent nou eenmaal een zuinige Hollander die van huis vertrekt met een loeizware rugzak met lauwe blikken bier en flessen droevig sterk. Om even van onderwerp te veranderen, vraag je luchtig waarom het in godesnaam zo rustig is voor een zaterdagavond. Als je om je heen kijkt, zijn je favoriete kroegtijgers nergens te bekennen en zijn zelfs de meest doorgewinterde drankorgels niet langer tot het barmeubilair te rekenen. Je vraag wordt door de barvrouw beantwoord met een schamper lachje Wat blijkt? Echte Leienaars doen het de weken voor drie oktober wat rustiger aan als het om kroegbezoek en alcoholconsumptie gaat. Algehele onthouding. Niet alleen om hun levers even wat rust te gunnen, maar ook om daadwerkelijk munten te horen rinkelen op het moment dat ze de hamer op het spaarvarkentje laten neerkomen. En dat alles zodat ze op twee en drie oktober hun best kunnen doen om de fusten van de kroegen leeg te drinken. Je krabt je even goed achter de oren. Ben jij nou diegene die er voor zorgt dat alle kroegbazen krom moeten liggen voor een beetje vertier? Ben je nou echt zo pauper om een paar piek neer te leggen voor een goed getapt, heerlijk koel biertje op de dag der dagen? Drink je echt liever die lauwe pis uit blik omdat je dan een paar centen bespaart? Het is maar eens per jaar, dus neem er nog een paar. Maar dan wel uit de tap. ESHA METIARY

Bandirah


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.