Another random document with no related content on Scribd:
voor ruim dertig jaaren: te recht noemt de Dichter W dit verdervelijk voordbrengsel van ’t menschlijk vernuft, eene stof
Die kracht geeft aan de dwinglandij, En ’t menschdom doet ten grave daalen, Wanneer het zwaare donders braakt, Een vlam spouwt uit metaale monden, Dat al het aardrijk loeit en kraakt, En zucht door doodelijke wonden: Een stof van aarde en zee betreurd, En die haar’ vinder heeft verscheurd.
Deeze vinder was zekere B Z , een Duitsche Monnik, die omtrent den jaare 1380 geleefd heeft: het mengsel, volgends zijne gedachten toebereid hebbende, wilde hij deszelfs kracht beproeven, lag eene genoegzaame hoeveelheid daarvan onder eenen zwaaren zerk, was dom of onvoorzichtig genoeg van er boven op te gaan staan, stak het kruid in brand, en vloog met den steen in de lucht: „’T is”, zeggen wij desaangaande elders, „als of God niet heeft gewild dat de Monnik eenig eerbewijs voor zijne uitvinding zoude ontvangen, het geen hem anders waarschijnelijk ten deele gevallen zoude wezen: zijn omkomen was als eene wraak [4]van de Voorzienigheid, om de uitvinding met den uitvinder te begraven; want het liefderijk Opperwezen kan tog geen behaagen scheppen in het moorden der geenen, die hunne overheersching met menschenbloed staande houden,” enz.
De vreemdeling, die deezen weg bewandelt, zal zig ongetwijfeld verwonderen over het onbegrijpelijk groot aantal herbergen en schoenmaakers, welken hier gevonden worden, en die er intusschen allen een ordentelijk bestaan vinden: de eerstgemelden wegens de veele wandelaars, welken des zomers hunne wandelingen langs deezen weg beginnen of eindigen: ook wegens de steedsche
gasten, van onderscheidene rangen, die zig alhier in de herbergen komen verlustigen: de vischmarkt, die des zomers zondags morgens aan den overtoom gehouden wordt, trekt als dan ook veele duizenden stedelingen na zig, allen moeten deezen weg passeeren, en daar de marktgang eene uitspanning is, wordt er niet zelden drok gepleisterd, de veele fabrieken, welken, gelijk wij gezegd hebben, weleer in deeze buurt gevonden werden, hebben ook veele herbergiers derwaards gelokt.
Wat de schoenmakers betreft, deezen hebben zig hier nedergezet, ter verkoopinge van het bekende goedkoop werk dat in de Langestraat gemaakt wordt, en niet binnen het gebied van Amsteldam gebragt mag worden: daar het intusschen door de koopers bij duizenden enkelde paaren ingevoerd wordt, zijn bij het schoenmaakers gild in Amsteldam van tijd tot tijd hevige klagten daarover ontstaan; doch men heeft de invoer, op gezegde wijze, niet willen, of niet kunnen beletten—Sedert zijn er ook veele dergelijke baazen binnen het gebied der stad, ja binnen de stad zelve, komen woonen, die wel geen Langestraats werk verkoopen, maar echter tegen denzelfden goedkoopen prijs eigen werk leveren.
G E S C H I E D E N I S S E N .
Deeze zijn, naar evenredigheid van het bevang der buurt, vrij aanmerkelijk: door het reeds gemeld springen van de kruidstooven, welken er weleer gevonden werden, werd de [5]buurt niet weinig geteisterd; en het verval niet alleen, maar zelfs het verdwijnen van verscheidene catoendrukkerijen, heeft haar voords mede eene zeer gevoelige neep toegebragt: in 1732 onderging zij ook eene hevige schrik door het afbranden van het nabij zijnde pesthuis, het welk geheel door de vlamme verteerd werd, en welk onheil niet weinig in akeligheid toenam, door de krankzinnigen, welken er in opgesloten waren, gelijk het gebouw nog heden mede tot dat einde dient.
Omtrent den jaare 1750 had deeze buurt in haar bevang een Fransche schouwburg, (die echter uit de stad zijn bestaan moest trekken,) zij werd aangelegd ter plaatse alwaar men thans het bekende Fort de Eendragt ziet; doch na verloop van weinige jaaren werd zij door het vuur verteerd: op den grond werd het tegenwoordige zwaare gebouw gesticht; en diende als toen voor eene Porseleinbakkerij; doch deeze heeft mede niet veele jaaren stand gehouden; de aanleggers verstonden de kunst van Porceleinen te maaken niet genoeg om aan den kieschen smaak der Hollanderen, die gewoon zijn aan het allerfraaiste geen gebrek te hebben, al moest het ook van het andere einde der wereld hun toegebragt worden, te voldoen: sedert heeft het gebouw tot een ander einde gediend; voor weinige jaaren was er een groote behangsel fabriek, enz. in geplaatst, doch dezelve heeft op dien ongelukkigen grond almede geenen stand gegrepen; laatstlijk hebben eenige Amsteldamsche boekverkopers het in huur gehad, tot een magazijn, om er hunne bekende buitenverkoopingen van copijen in te houden; doch ook dat gebruik heeft niet aan de verwachting beantwoord, thans is het gekocht door den beroemden Menschenvriend J M , die het ter zijner eeuwige eer tot een hofjen laat toebereiden.
Eindelijk hebben de bewooners van deeze buurt niet weinig geleden door de Pruissen, die zig bij hunne aanmarsch op Amsteldam, in hoedanigheid van overwinnaars, en derhalven niet weinig tot buitenspoorige gedragingen overslaande, moesten ontvangen: „allerschadelijkst”, zeggen wij desaangaande elders, „kwamen die lieden er af, welken op het gerucht, of liever de verzekering dat de vijand reeds te Ouderkerk, en Amstelveen, de gewapende burgers met Batavischen [6]moed derwaards getrokken om hun te keeren, was aangevallen, en de toedragt der zaaken zodanig stond, dat de burgers zouden moeten wijken.” De huizen van deezen werden terstond opengebroken; waren het herbergen, zo moesten er
flesschen en vaten aan; alle voorraad van spijs was een kostelijke buit, voor maagen die meer gewoon zijn honger te lijden, dan door overdaad bezwaard te worden; kisten, kassen, en banken werden voor brandhout gebruikt; de huizen, waarin bewooners gevonden werden, ondergingen wel niet zo erg een lot, maar de bewooners zelven hadden niet weinig te lijden; en men kan begrijpen met welke opene armen de uitgewekene bewooners, bij hunne terugkomst, (want eindelijk moesten zij toch weder t’huiswaards keeren,) ontvangen werden: de slagers, welken in deeze buurt gevonden worden, leeden geen kleinen overlast en schade; hunne winkels waren rasch ontledigd, zonder dat hunne beurzen er door gevuld waren geworden: bij sommigen ging de baldaadigheid zo verre, dat zij aardappelen in gesmolten boter gaar kookten, even als men gewoonlijk in water doet: maar weinig dat roofbaar was, tot het loot op de daken toe, werd op zijne plaats gelaten; elders hebben wij reeds aangemerkt, dat dit echter zo erg niet zoude geweest zijn, bijaldien men de Jooden van hun van daan gehouden hadde; als onkundige lieden verkochten zij menigmaal een goed horologie voor maar zeer weinige penningen: intusschen hebben de bewooners deezer buurte, als elders, op verre na hunne schade niet vergoed gekregen: hun werd, staande de inquartiering, voor iederen soldaat één gulden per week gegeven; doch daarvoor was weinig te doen, met nadruk voor zulke gasten: intusschen ontvingen die gasten ook nog eenig legeronderhoud, bij voorbeeld één of twee zesponders roggebrood in de week; doch het Hollandsch witbrood geproefd hebbende, waren zij op hetzelve tot zo verre verlekkerd, dat het legerbrood hun niet meer smaakte; waarom sommige bewooners, ten einde hun te verpligten, dat brood, vrij zeer tot hunne schade, tegen wit brood verruilden, of zulk een legerbrood, elders, voor 3 of 4 stuivers verkochten, er iet bijlagen, en wit brood t’huis bragten: uit het een en ander kan men gereedlijk besluiten, dat de bewooners deezer [7]buurt hunne Pruissische gasten met vermaak hebben zien vertrekken.
B IJ Z O N D E R H E D E N .
Deezen zoude men kunnen zeggen te zijn de fabrieken; voords zal een vaderlander in zijne wandeling langs deeze buurt wel een oog slaan op de werkplaats van den schilder R , waarin de Pruissische soldaten voornoemd, kerk gehouden hebben; want zij kenden nog Godsdienst, ten minsten nog de uitwendige oefening van denzelven—Voor weinige jaaren was er in deeze buurt eene zeer aanmerkelijke bijzonderheid voorhanden; bij zekeren smid, aldaar woonachtig, was naamlijk, zeide men, een afbeeldzel van den Zaligmaaker, door den Euangelist L geschilderd te zien; groote beweeging maakte deeze zeldzaamheid, zo dat duizenden, vooral Amsteldammers derwaards vloeiden om die bijzonderheid, (tegen een zestehalf de persoon,) in oogenschouw te neemen; doch naauwlijks hadden de deskundigen ernstig hunne aandacht er op gevestigd, of zij verklaarden de zeldzaamheid voor een louter bedrog, het geen de smid met zijne schilderij en ontvangene penningen, zonder afscheid te neemen, deed vertrekken.
L O G E M E N T E N ,
Zijn in deeze buurt verscheidene; de voornaamsten zijn:
Het Leidsche wapen aan den Overtoom, en Bramenburg Uit het voorgaande blijkt, dat er voords veele herbergen van minder aanzien gevonden worden. [8]
Aan den Overtoom voornoemd, vertrekt alle dagen een kaag op Leiden: Maandag, Woensdag en Vrijdag vertrekt van daar ook een schip naar Aalsmeer; alle dagen vaart een vragtschuit vise versa op Amsteldam, en des Zomers Zondags en Maandags, een volkschuit, heen en weêr, zo dikwijls er volks genoeg is, naar den stads buitencingel.
Achter de stille zijde van den Overtoomschen weg, liggen nog verscheidene paden, als het Jan Hansen, het Winslauer, het Nieuwe Tuinpad enz., die allen digt bebouwd zijn.
BUURT SCHULPBRUG.
Deeze kan met recht, wegens derzelver uitgebreidheid, onder de aanzienlijke Buurten gesteld worden, als beslaande een zeer groote uitgestrektheid gronds: zij begint reeds op den Weesperweg aan den gebiedpaal van Amsteldam, en heeft verscheidene dwarspaden, naar den Outewaalerweg strekkende; derhalven is onder dezelve ook begrepen, het blokjen de Vierhuizen, op den Weesperweg, alzo genaamd, om dat het uit vier huizen bestaat; de buurt ligt voords, voor het grootste gedeelte zeer vermaaklijk, naamlijk aan de schoone rivier de Amstel, en nabij de verrukkelijke Diemermeir, gedeeltelijk zelfs langs de ringsloot derzelve.
De buurt heeft, zegt men, haaren naam van buurt aan de Schulpbrug gekregen, door dat zij aan de brug van dien naam haar begin neemt; en deeze brug draagt den naam van Schulpbrug, naar de aanzienlijke herberg de Schulp, op den hoek van de Meir, bij die brug gevonden wordende. [9]
Zij bevat verscheidene en aangenaame lustplaatsen en tuinen, die een bevallig gezicht opleveren, zo onder het wandelen langs den
Weesperweg, als langs den Ringdijk van de Meir, en het bevaaren van derzelver ringsloot: er worden ook eenige fabrieken in gevonden: de bewooners zijn van den Gereformeerden, of van den Roomschen Godsdienst, die, daar er geene kerk in de buurt is, de Gereformeerden te Amsteldam, en de Roomschen aan de overzijde van den Amstel-stroom moeten te kerk gaan.
Ook andere Godsdienstige Gestichten zijn in deeze buurt, hoe groot in haar bevang, niet voorhanden: de kinderen, van beiderleien gezegden Godsdienst, gaan in het school van den Watergrafts meir, (zie onze beschrijving van dat aangenaame oord;) de Weezen worden door het Dorp Ouderkerk besteed, meestal, ten minsten zo veel mogelijk, bij de bewooners der buurt zelve; en de Armen worden mede door het gezegde dorp onderhouden.
De der bewooneren, bestaan in verscheidenerleie handwerken; ook zijn er, gelijk gezegd is, eenige fabrieken; aan het begin der buurt, bij de Schulpbrug, woonen eenige visschers, een van deezen, heeft een gedeelte van den Amstel in pacht, de overige visschers vertieren de visch die in het Zwarte water, nabij de stad Zwol gevangen wordt, bestaande in baars, snoek, brasem, zeelt, en paling; zij markten alle te Amsteldam in de Nes, op de rivier vischmarkt, voor de St. Pieters poort: over het gezegde begin der buurte, zijn ook eenige weinige vischbanken, alwaar des zondags morgens, eene soort van markt gehouden wordt.
Van de Geschiedenissen deezer buurt, kan niets aanmerkelijks gezegd worden: in de jongstledene troubelen hebben de bewooners derzelve geen aanmerkelijk deel gehad; geen ander dan dat zij bij de gezegende omwenteling ook Pruissen hebben moeten inquartieren, en derhalven de gewoone overlast hebben geleden.
Aan het meergemelde begin der buurte, is eene vry goede herberg; voords vindt men in dezelve nog eenige weinige anderen, van
minderen rang.
Aan hetzelfde begin kan men in de Weesper- en Muiderschuiten [10]die van en naar Amsteldam vaarende daar voorbij komen, naar de gezegde steden vertrekken, of met het jagtjen in onze beschryving van de Diemermeir gemeld, naar Amsteldam, ook met het Overhaal schuitjen mede aldaar genoemd, naar den Utrechtschen weg, of andere zijde van den Amstel, alwaar men door de aldaar passeerende schuiten, weder verscheidene gelegenheden vindt, naar Utrecht, Tergoude, Delft, Rotterdam, en veele andere steden en dorpen.
Hier op kunnen wij voegelijk laaten volgen den Amsteldijk, zig uitstrekkende van den paal bij het tolhek tot aan de Overbuurt van Ouderkerk, langs welken eene menigte van buitenplaatsen en boerewoningen gevonden worden: bij het tolhek zijn nog twee paden, het Verwerspad en ’t Rustenburger pad, waarop mede veele plaisiertuinen liggen: langs het laastgemelde pad komt men aan de Wetering: de bewooners deezer paden leeven meest van de moezerij.
DE BUITENVELDERSCHE POLDER, OOK DE BUITENVELDERT GENOEMD.
In deeze polder zijn zeer weinige wooningen, boerderijen, en tuinen; het eenige dat daarvan gezegd kan worden, is dat er eene Roomsche kerk gevonden wordt, die bediend wordt door den Weleerwaarden Heere E B C : de bewooners deezer polder hebben door de Pruissen mede zeer veel geleden.
Hier bij moeten wij nog voegen den nieuwen weg, welke van het groote loopveld tot aan Amstelveen loopt; en [11]langs welken eenige boerewoningen, even als aan den Bijlsenvelderschen weg gevonden worden: omtrent in het midden van deezen nieuwen weg ontmoet men de Karsselaan, welken naar de Karssebrug strekt, en verder naar Rietwijker oord, dat beide kleine gehuchten van boerenwoningen zijn, die kerklijk onder Amstelveen, doch wereldlijk onder Kennemerland behooren.
O V E R - O U D E R K E R K
Is een kleine streek huizen, tegen over Ouderkerk gelegen, en onder Amstelveen behoorende: van dezelve valt al mede niets bijzonders aantetekenen.
Onder onze beschrijving van de buurten onder Ouderkerk behoorende, hebben wij gesproken van de eene zijde van
WAARDHUIZEN EN DE NES.
De andere zijde behoort onder Amstelveen; doch er is ook niets bijzonders van te zeggen, niet meer dan wij ter voorgemelde plaatse er van aangetekend hebben.
Het zelfde zij gezegd van de
Een gehucht niet verre van de Nes: er is eene Roomsche Kerk, sedert weinige jaaren in plaats van eene oude, die er een eind wegs
van daan stond, gemaakt: zij wordt bediend door den Weleerwaarden Heere M S . [12]
DE BOVENKERKER POLDER.
Deeze is voor eenige jaaren droog gemalen, en bevat thans weinige boerewoningen: de bewooners geneeren zig met de weierij en melkerij.
DE HAND VAN LEIDEN
Zo genoemd, om dat er een paal staat, met een hand er aan, die den weg naar de stad Leiden aanwijst; de bewooners van dit buurtjen hebben in 1787, door de Pruissen, almede veel moeten lijden.
Aan de
NOORDDAMMER BRUG,
Vindt men mede een buurtjen; doch ’t is van weinig betekenis.
Grooter is de
L E G M E E R
Die zig uitstrekt van de Noorddammer brug, tot een quartier uur gaans van Cudelstraat, zijnde eene langte van anderhalf uur gaans; de bewooners bestaan meestal van de turfmaakerij. [1]
Deeze paal was in den jaare 1793 een zeer oud en onaanzienlijk stuk houts, ten gezegden jaare is er een fraaje ronde steenen paal in de plaats gezet, bovenaan rondsom denzelven leest men 100 Gaarden, zijnde de uitgestrektheid
van het gebied van Amsteldam, boven op den paal staat een fraaje bewerkte kroon, ook pronkt hij met de wapens van Amsteldam en Amstelland, en laager staat het voorgemelde jaartal der vernieuwinge MDCCXCIII ↑
Gezigt van den zwaaren Brand te Amstelveen zo als het zig vertoonde in den Nagt tussen den 25 en 26 Jny 1792.
Eerst leed het bloejend AMSTELVEEN, Door ’s vyands wreede spoorloosheên, Nu viel de vlam het aan, en trachtte ’t gantsch te sloopen Beschouwer! zie den nood, en denk wat men kon hoopen!
GOD echter wenkte, en ’t vuur verloor zyn gloed en kracht
HY wenkt ook u—sta by!—dan wordt de ramp verzacht