Geschiedenis Huis van Robbroek-Robbroeckx

Page 1

1 De familie ‘van Robbroek’ Door Leonardus Van de Velde mei 2013

2 Huis van Robbroek Oorsprong van de familienaam Doorheen de hele geschiedenis van het geslacht tot op de afstammelingen van vandaag is het belangrijk om de verschillende schrijfwijzen van de familienaam onder de loep te nemen. Volgende schrijfwijzen vinden we terug in de verschillende kronieken en bronnen: van Robbroek, van Robbroeck, van Rochbroec, van Robroc, van Rogbroec, van Rogbroeck, van Rogbroet, de Robbroc en de Robbroec. Het voorzetsel ‘van’ werd vaak geschreven zonder hoofdletter, ook met hoofdletter. Ook kan men het voorzetsel vaak terugvinden in het Frans zoals: ‘de’ Robbroek of d’Robbroek. Gemakkelijkshalve gebruikt men doorgaans de schrijfwijze ‘van Robbroek’. De herkomst van de familienaam situeert zich in Steenhuffel bij het huidige natuurgebied ‘Robbroek’. Doorheen de geschiedenis zou deze plaats aangeduid worden als ‘rood broek’. Een ‘broek’ is een laaggelegen gebied dat nat blijft door opwellend grondwater of wat regelmatig overstroomt. Bepaalde moerassen en broeken kunnen een felrode kleur hebben, iets wat erg opvallend was en is. Doorheen heel Europa waren er uiteraard rode broeken, maar binnen bepaalde contreien werd dit als zeer uniek beschouwd. Aan de hand van de verschillende geschiedkundige bronnen en de bijhorende migratiebewegingen zijn er in het heden twee schrijfwijzen van de afstammelingen van het geslacht: Van Robbroeck en Robbroeckx. In totaal (2008) waren er 182 afstammelingen die veelal zich situeren in de huidige provincie Antwerpen, een relatief kleine afstammeling dus.

Deze vermelding betreft brieven en/of akten over het middeleeuwse hof van de ridders van Robbroek, als heren van Stenhufle (Steenhuffel), Merchtene (Merchtem) en d’Asschreyhaeve. Onderaan lezen we het jaar 1144 en de vermelding: ‘original sur parchemin, sceaux perdus’ of ‘origineel op perkament, stuk verloren’. Dit impliceert dat de orginele brieven die men beschrijft jammer genoeg verloren zijn gegaan. Algoed wel dat men tijdig deze middeleeuwse geschriften heeft kunnen overzetten op nieuwere tekst zodat deze d e tand des tijds kon overleven. Uit deze bron kunnen we veel, maar ook weinig concreet opmaken. Het huis zou al in de 12de eeuw de status van ‘ridder’ verworven hebben en zou een of meerdere hoven gehad hebben in Steenhuffel, Merchtem en Ursene.

3

B: Collection Archives de la Ville de Malines, 1873, V. Hoefkens

Merchtem Doorheen de 11de eeuw zou het huis Hobosch van Merchtem de contreien van Steenhuffel en Merchtem leiden. Echter is er doorheen de 12de eeuw sprake over de ‘heren van Merchtem’. Er zijn verschillende bronnen die het huis van Robbroek onder deze heren van Merchtem rekenen. Het is niet geheel ondenkbaar dat het huis van Robbroek door hun economische groei het tot (mede ) bestuurders zou schoppen.

Ontstaan De vroegste vermelding van het huis van Robbroek gaat terug tot in het jaar 1144. Daar lezen we: “Lettres de cour féodale de chevaliers de Robbroec, seigneurs de Stenhufle, Merchtene et d’Asschreyhaeve. 1144”

Heerlijkheid

4 Heerlijkheid

Ursene Met de vermelding ‘Asschreyhaeve’ zou men het gehucht ‘Ursene’ bedoelen in het huidige Londerzeel, op vlak van de ligging niet geheel onlogisch. Ursene was lang een eigen heerlijkheid met een eigen hof (ook wel Drietoren genaamd), echter is het wel onduidelijk over hoelang en in welke omstandigheden het huis van Robbroek de leenheer was van deze drie heerlijkheden. Er bestaat onduidelijkheid over de vroegste geschiedenis van de heerlijkheid Ursene. Wat wel duidelijk is dat het riddergeslacht ‘van Screyhane’ of later ‘van Ursene’ van de 12de eeuw tot de 16de eeuw de heerlijkheid Ursene, of ook wel ‘Asschreyane’ geschreven, zou besturen. Deze elementen wijzen erop dat het huis van Robbroek de ‘Screyhane dynastie’ zou onderbreken voor bepaalde tijd. Vermoedelijk kreeg het huis van Robbroek de steun van de Berthouts om tijdens en na de Grimbergse Oorlog (1142 1149) hun macht in de heerlijkheden Merchtem, Steenhuffel endus ook Ursene te versterken. Gezien de verdere van het huis van Robbroek en hun onlosmakende connectie met het hertogdom Brabant gaat men ervan uit dat het huis een belangrijke rol zou gespeeld hebben bij de politieke grip op de heerlijkheden rond de Grimbergse Oorlog Het huis van Robbroek zou tot het uitsterven van de Berthouts eind 13de eeuw, de Berthouts steunen. Die loyaliteit kunnen we terugvinden tussen het huwelijk van Agnes Van Robbroeck en Jacob Berthout in 1275, kleinzoon van Wouter III Berthout (uit de Nieuwe cronyk van Zeeland 1696). Er zijn ook twee gaanbare theorieeen over het wapen van het huis van Robbroek. Enerzijds schrijft men de drie kuizen op het wapen toe aan het heerlijkheid Ursene of ‘Drietorens’ waarbij de drie kruizen zouden staan voor de drie torens van het hof in Ursene. Hier zou een middeleeuwse burcht uit hout of steen gestaan hebben met drie duidelijke torens. Ofwel zouden deze drie kuizen verwijzen naar de drie heerlijkheden: Merchtem, Steenhuffel en Ursene. Al blijft dit eerder bij speculaties en is de oorsprong van het wapen onduidelijk. Uit de verdere bronnen over Ursene kunnen we wel concluderen dat het geslacht ‘ van Screyhane/van Ursene’ haar macht over hun heerlijkheid later zou herwinnen. Echter bestaat er nog wel een interessante onduidelijkheid over het wapen van het geslacht ‘van Ursene’. Hun wapen werd vanaf de 15de eeuw gevoerd door de Duitse familie ‘Schetz’, later de familie ‘d’Ursel’ die in diezelfde periode in onze contreien zou verschijnen. De naam ‘d’Ursel’ komt ook verder van de plaats Ursel in Oost Vlaanderen. De mogelijkheid bestaat dat het latere geslacht d’Ursel het wapenschild van het geslacht van Ursene heeft overgenomen, mogelijks uit verwarring met de schrijfwijze.

geschiedenis

Doorheen de 13de eeuw zien we een verdere doorgroei van het huis van Robbroek, dit aan de hand van veelvuldige bronnen die voornamelijk van start gaan in Steenhuffel. In 1239 en 1240 zijn er verscheidene geschriften teruggevonden waarbij men Willem van Robbroek, Jan van Robbroek en Eggeric van Robbroek vernoemd. In het archief van de gemeente Londerzeel beschrijven verschillende publicaties dat Willem van Robbroek en Eggeric van Robbroek gronden verkochten aan de abdij van Affligem. Hun vader, Jan van Robbroek, bezat volgens diezelfde akten 20 percelen land die hij bezat in Merchtem, Londerzeel en Rossem die onder het leenhof van Paridan d’Eppegem vielen. Eggeric van Robbroek (geschreven de Robroc ou Robbroeck) verkoopt in 1240 1241 enkele gronden aan de abdij van Affligem de akte beschrijft het volgende: 'deze weiden, die zich in noordoostelijke richting uitstrekken in de richting van Steenhuffel, zijn omgeven door omheiningen, die in de plaatselijke taal 'Bornen' worden genoemd en die bovenaan met bomen zijn beplant. Ze worden doorsneden door kronkelpaadjes en vormen een doolhof waarin het moeilijk is niet te verdwalen'. Conclusie over de ontstaansgeschiedenis

Een eerste belangrijke conclusie is dat het huis van Robbroek al sinds de 12 de eeuw actief was en een belangrijke positie had in Steenhuffel, Merchtem en Ursene, echter blijft het wel onduidelijk hoelang deze macht en in welke hoedanigheid de machtsverhoudingen verder lopen. Een tweede belangrijke conclusie is dat leden van het huis een nauwe band hadden met het geslacht Berthout en een belangrijke rol heeft gespeeld in het versterken van de macht van de Berthouts in de heerlijkheden rondom de heerlijkheid Mechelen. Een derde conclusie is ook dat hun lokale macht ook zou afnemen doorheen de 13de eeuw gezien er andere huizen de macht zouden hernemen zoals de huizen ‘van Ursene ’ en ‘de Bouchout’. Maar ook omdat het huis van Robbroek later haar interesse meer zal toespitsen in de heerlijkheid Mechelen.

van het huis blijft echter, mits de enkele bronnen, nog onduidelijk.

5 Heerlijkheid

De ontstaansgeschiedenis

Steenhuffel

6 Geschiedenis

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de geschiedenis die aangenomen kan worden op basis van meerdere en verschillende bronnen endus in tegenstelling tot de voorgeschiedenis duidelijker en correcter beschouwd kan worden.

Door het gebrek aan verdere bronnen kan men stellen dat het huis voor de 12de eeuw geen enkele machtspositie had. Hierbij kan men stellen dat de voorouders louter tot de boerenstand zouden behoren. Het is niet geheel ondenkbaar dat de voorouders van het huis hun naam zouden ontlenen aan het rood broek in Steenhuffel waar men zou wonen of zelfs grond zou bewerken. Vanuit die positie zou men land verwerven en zou men uiteindelijk zodanig veel macht verwerven dat men zich ‘heer van Steenhuffel’ en ‘ridder van Steenhuffel’ zou gaan noemen. In feite beklom men de sociale ladder door het vergaren van economische rijkdom. Uiteindelijk zal hun positie bevestigd worden in het Robbroekhof of later genoemd Hemelrijkhof te Steenhuffel. Van hieruit zou men de heerlijkheid Steenhuffel besturen. Verschillende bronnen verhalen ook dat hun macht uit zijn voegen zou barsten doordat hun machtsinvloed over Steenhuffel tot Merchtem en waarschijnlijk Ursene zou doorvloeien. Een andere belangrijke vermelding van de familie kunnen we terugvin den in 1238 wat beschrijft dat een abt van de Abdij van Averbode gronden nalaat aan het klooster, die hen eerder geschonken waren door Eulalie de Rochbroec (Inventaire de la Ville Malines, 1876, Van Doren). Deze bron zegt toch wel iets meer over de vermoedelijke opkomst van het huis van Robbroek. Gedurende de middeleeuwen was het niet vreemd dat mensen gronden ter beschikking hadden, veelal om land te bewerken. Het effectief het volledig eigendom hebben van gronden gedurende de middeleeuwen is iets wat veelal weggelegd was voor de hogere klasse en de adel. Veelal gebruikte de boerenstand hun gronden in pacht, gronden die eigendom waren van een leenheer. Ook het gegeven dat deze vermelding gaat over een vrouw maakt dat men Eulalie de Rochbroec onder de hogere klasse en/of de adel mag rekenen, dit aangezien doorgaans vrouwen in de bevolkingsklasse niet het recht hadden om gronden te beheren. Ook de schenking van deze gronden geeft blijk van de hogere status. Edelen schonken vaak gronden of goederen aan de kerk, schenken deed men natuurlijk enkel wanneer men voldoende eigen bezit had. Om al deze redenen kan men stellen dat Eulalie van Rochbroec een welgestelde edelvrouw was uit de hogere klasse. Dit impliceert ook dat het huis van Robbroek een vroegere voorgeschiedenis moet hebben gehad (12de eeuw), dit omdat grondbezit en rijkdom meestal over meerdere generaties werd opgebouwd.

Mechelse patriciërs Aan de hand van de herkomst van de verschillende bronnen tekenen we op dat het huis van Robbroek haar oorspronkelijke heerlijkheid in Steenhuffel niet volledig zou verlaten, maar dat de focus in de 14de eeuw bijna uitsluitend op Mechelen komt te liggen. Het startschot van dit gegeven bevind zich bij de aanvang van de 14de eeuw waarbij verschillende familieleden beschreven worden in verschillende Mechelse schepenbrieven. In 1302 zou Margaretha van Robbroeck en haar zoon Arnold Mule vernoemd worden als eigenaars van verschillende kamers in de Rogbroekstraat. Daarnaast schenkt Margaretha een erg op de Korenmarkt aan haar zoon. In 1307 zou Steven van Robbroek een huis op de Tichelrijbrug aan de kinderen van Arnold (Mule?) verkopen. Uiteindelijk gaan we over naar Hendrik I van Robbroek, hij zou zich opwerken tot deken van de lakenhandelaars. In zijn beginperiode als deken zou hij tussen 1318 1319 een kostbaar scharlaken aan de stad Mechelen verkopen die het op hun beurt zou schenken aan de Hertogin van Brabant, Maria van Erveux. Na deze periode zou hij zich opwerken tot schepen van de Mechelse schepenbank. Zijn positie zou voor het overlijden van Floris Berthout in 1331 (heer van Mechelen) tot een hoogtepunt komen doordat zijn huis de Mechelse titel van ‘ridder’ zou ontvangen en aangewezen zou worden als rentmeester van het Land van Mechelen. In deze periode zou zijn broer, Jan I van Robbroek, zich ook opwerken tot deken van de lakenhandelaars en werd hierdoor benoemd tot schepen in de Mechelse schepenbank. Later zou Jan I van Robbroek in navolging van zijn broer ook rentmeester worden van de heerlijkheid Mechelen.

B: Tableau chronologique des écoutètes, des bourgemestres et des échevins de la Ville de Malines, 1859, E.F Van Velsen

7

In 1350 werd Jan II van Robbroek in opvolging van zijn vader eigenaar van het lakenraam aan de heergracht te Mechelen. Ook hij zou deken van de Mechelse lakenhandelaars en schout van de stad Mechelen worden. Wanneer in 1355 de toenmalige hertog van Brabant zou sterven (Jan III van Brabant) zou dit uitmondden in de Brabantse Successieoorlog. Jan II van Robbroek en zijn oom, Hendrik I van Robbroek, zouden een verdrag sluiten met graaf Lodewijk van Male, de graaf van Vlaanderen. Hierbij zou de stad Mechelen de nieuwe graaf zijn claim op Brabant steunen. Jan II van Robbroek trouwde met Marguerite Estor en kregen vier kinderen: Hendrik II van Robbroek, Jan III van Robbroek, Amelryk van Robbroek en Marguerite van Robbroek. Hij bleef schout tot aan zijn overlijden in 1381, waardoor zijn oudste zoon: Hendrik II van Robbroek de opvolger werd. Hendrik II van Robbroek werd wederom in navolging van zijn vader schepen in de Mechelse schepenbank. In 1386 werd Daniel van Robbroeck vermeld als schepen te Merchtem en nam hij deel aan het beleg van Grave in de periode 1366 1388. In 1432 zou Hendrik II van Robbroek schout van de stad Mechelen worden in naam van Filips de Goede, hertog van Brabant. Aan de hand van een bekendmaking uit 1443 beschrijft Filips de Goede dat Hendrik van Robbroek voor hem een erfrente voor het kasteel en dorp van Heverlee van 4 ponden heeft overgedragen aan de stad Leuven. Wellicht bedoelt men hier de zoon van Hendrik II mee. Hij zou schout blijven tot aan zijn overlijden, dit ambt combineerde hij met zijn ambt als ontvanger van de stad Mechelen. Hij trouwde met jonkvrouw Elisabeth de Voesdonc en kregen een zoon: Guillaume van Robbroek. Hendrik II van Robbroek betaalde volgens een akte in 1425 de achterstalige rechten van het kasteel van Helmond op het paleis van Tervuren. Dit deed hij in naam van Jan den Bonte die leenheer was van het kasteel van Helmond voor Jan van Berlaer. Verder in 1449 krijgt Jan van Robbroek het poorterrecht van de stad Mechelen. In 1498 stierf Elizabeth van Mansdale, zij was getrouwd met Antoine van Robbroeck, dochter van Jan van Mansdale Keldermans, een belangrijk steen en beeldhouwer. Hiermee komt stilaan het hoogtepunt van de macht van het huis van Robbroek. Alhoewel nog vele leden van het huis in Mechelen zullen wonen en werken blijkt hun macht op het einde van de 15de eeuw sterk uitgedunt. Wel vinden we in 1687 een oorkonde waarin Jaecques of Jan van Robbroeck vermeld wordt als ambachtsschepen van de stad Mechelen. In 1689 wordt hij specifiek vernoemd als schepen van het brouwersambacht. Daarnaast zou Mechelen nog erg lang een Robbroeckstraat kennen als herinnering aan het huis. De Robbroeckstrate of Rogbroecstrate is de oude benaming voor de Ziekeliedenstraat te Mechelen. Deze straat zou volgens priester en lokaal historicus Willem Van Caster genoemd zijn naar het landgoed en landhuis van het riddergeslacht van Robbroek, gelegen ter hoogte van de huidige Ziekeliedestraat.

Vervolgens zou Niklaas Evrardi of Nicolaas Everaerts, president van de Grote Raad van Mechelen, het landhuis en de bijhorende gronden

8

De site en al haar gebouwen zouden in het midden van de 20ste eeuw worden afgebroken, behalve het gebouw van de huidige volksbibliotheek. De fundamenten zouden echter teruggaan tot de 14e eeuw. Mits dat het landgoed in de tweede helft van de 16e eeuw in het bezit kwam van de Ziekeliedezusters zouden de Mechelaars nog lang de benaming 'Robbroeckstrate' gebruiken. Vanaf de 16e eeuw begint echter de schrijfwijze te verbasteren. Zo lezen we Robbrechtstraetken (1544), Robbroeckstrate en 't Robbroecxstraetken (1559), Sieckelieden straet (1624), Robbrootstraet (1655), Robbroeckstraet of Siekeliede straat (1660), Robbrootstraet (1674) en Siekeliedenstraet (1698). De wijkboeken uit 1647 beschrijven het Robbroeckstraetken. Mits de vele verbasteringen is het opmerkelijk dat de oorspronkelijke benaming erg lang standhield. Het Hof van Robbroek te Mechelen B: Stadsarchief Mechelen

9 aankopen. Al in 1209 is er reeds sprake van een gasthuis voor melaatsen en leprapatiënten die bekend stond als Ziekeliedenklooster. De oorspronkelijke locatie van dit klooster situeert men net buiten de Overste poort, links van de steenweg op Brussel. Dit klooster zou in 1578 afgebrand worden door de geuzen waardoor de Ziekeliedezusters in 1590 het landgoed van Niklaas Evrardi zouden overkopen. De zusters zouden doorheen de 17e eeuw de originele ambtswoning ombouwen en uitbreiden tot een volwaardig klooster tot in 1783 de Ziekeliedeorde opgeheven de gebouwen voor andere doeleinden gebruikt werden.

Terugkeer naar het Roodbroek

10

Vanaf halverwege de 15de eeuw zien we terug een reeks bronnen verschijnen in de contreien van Steenhuffel. Opvallend is dat de focus van het huis niet meer louter alleen op Mechelen komt te liggen. Bijvoorbeeld in 1460 werd Elisabeth van Robbroeck vermeld als cijnsvrouw van het hertogdom Brabant over Malderen. In 1466 werd een zekere Joannes van Robbroeck vermeld als cijnsman van het hof van Bouchout. Later in 1475 werd Walterus van Robbroeck vermeld als cijnsman van het hertogdom Brabant over het hof van Malderen. In 1490 werd Arnoldus van Robbroeck vermeld als cijnsman van het hertogdom Brabant van hof de Keersmakere te Steenhuffel. In 1466 werd Joannes/Jan van Robbroeck leenman van gronden in Ursene. Echter werd hij in 1467 leenman van verschillende gronden rond kasteel Diepensteyn te Steenhuffel. In 1477 nam zijn dochter Margaretha van Robbroeck het leenmanschap van deze gronden over.

11

Verdwijnen uit de adelstand Het huis van Robbroek zou doorheen de verdere eeuwen verder verdwijnen van het machtstoneel. Alhoewel nog verschill ende telgen terug te vinden zijn in belangrijke allianties en functies in Brussel, Mechelen maar ook de contreien van InSteenhuffel.1573werd

Joannes van Robbroeck vernoemd als leenman van kasteel Diepensteyn en van verschillende andere gronden. Hij was getrouwd met Jozijne van Vreckhem en woonde in Merchtem bij de Quaeye Munte in Peizegem. Hij werd ook vermeld in 1609 als eigenaar van het hof te Perre te Steenhuffel: “een hoffstede (winhoff) metten huyse schueren stallen ende andere edificien daer op staende metten bogaert ende blocxken daer achter aen gelegen geheeten tHoff te Perre, een meerssch achter aende deure vande voers hoeve, landt geheeten den Perrehof”. In 1581 zou Catherine van Robbroeck huwen met Jan van Eesbeke van der Haegen. Een zekere Joannes van Robbroeck zou in 1613 het laathof van Ernestus del Claira in Steenhuffel erven. Gedurende de 18de eeuw duikt een zekere Adrien van Robbroeck op, hij zou huwen met Anne Joseph Clement dit Fiefvez, dochter van Guillaume Dominique Clément dit Fiefvez: griffier van het prinsdom Rebecq vanaf 1686, en van Petit Roeulx. Hij was leenhouder van de prinsdommen Rebecq en Rognon en ook van de heerlijkheid Offembais. Zijn kleindochter, Marie Magdeleine Joseph Clément dit Fiefvet, zou huwen met Gilles van Robbroeck. De dochter van Adrien van Robbroeck, Anne Rose Joséphe van Robbroeck, huwde met baron Laurent François de Barbier. Zij kregen in 1758 een zoon, baron Adrien Nicolas Joseph de Barbier. In de 17de eeuw vestigd zich een tak van het huis zich in Rumst. Hier zal Engelbert Van Robbroeck schepen worden van Rumst. Zijn kinderen zullen zich vestigen in onderandere Mechelen, Antwerpen en Boom. Zij zullen zich later naar Wilrijk en in de Rupelstreek vestigen onder de familienaam Robbroeckx. De telg die in en rond de stad Antwerpen zal blijven kennen we voornamelijk onder de familienaam Van Robbroeck. De dochter van Engelbert Van Robbroeck, Margaretha Van Robbroeck zou trouwen in de aanwezigheid van getuige Jan Keldermans, een afstammeling van de befaamde Mechelse familie Mansdale Keldermans waarmee het huis van Robbroek enkele eeuwen voorheen de stad Mechelen samen bestuurde. Aangezien het huis tot de oeradel behoort en dus over geen adelbrief beschikt heeft het huis haar adelijke titel niet kunnen behouden bij de verdere evolutie naar het huidig koninkrijk België. Leo Van de Velde

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.