TECHNOLOGISCHE PROCESSEN 3&4 EM

Page 1

3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen 2012 - 2013 3 & 4 EM


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

TECHNOLOGISCH PROCES INLEIDING

Een product is niet alleen het resultaat van een aantal technieken. Alle producten doorlopen een technologisch proces in vijf stappen of fasen. Het bedenken, uitvoeren en evalueren van technieken in een technologisch proces noemen we technologie.

githo nijlen

2


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

PROBLEEM OF BEHOEFTE Belangrijk bij deze stap is het probleem goed kunnen omschrijven en criteria kunnen ontwikkelen die wij zullen gebruiken bij het evalueren van het product.

ONTWERPEN In deze fase bedenken we een oplossing voor ons probleem. Deze fase is heel belangrijk om een vlot productieproces te kunnen bewerkstelligen. Welk materialen gebruiken we? Welke afmetingen moeten ons product hebben? Aan welke toleranties moeten die afmetingen onderhevig zijn? Welk(e) productieproces(sen) gaan we gebruiken? Welke gereedschappen / machines zijn nodig om ons product te kunnen produceren? Dit zijn enkele vragen die we ons moeten stellen tijdens de ontwerpfase. Vele van deze vragen krijgen een antwoord in de cursus werktuigbouwkundig tekenen.

PRODUCTIE OF UITVOERING Tijdens de productiefase gaan we ons product produceren. Wanneer de ontwerpfase op een degelijke en minutieuze manier is doorlopen zal het productieproces vlotter verlopen.

IN GEBRUIK NEMEN Na de productiefase is de testfase aangebroken. We testen het product volgens de criteria die wij tijdens de behoeftefase hebben opgesteld.

githo nijlen

3


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

EVALUEREN Tijdens de evaluatiefase beoordelen we het product volgens de criteria opgesteld tijdens de behoeftefase. Indien het product aan onze behoefte en criteria voldoet is ons product in orde. Indien dit niet het geval is bepalen we waar ons product kan verbeterd worden en moeten we de fases van ontwerpen tot evalueren terug doorlopen.

VRAGEN EN OPDRACHTEN 1. Uit welke 5 fasen bestaat het technologisch proces? 2. Bespreek deze 5 fasen. 3. Leg de 5 fasen uit aan de hand van een voorbeeld.

githo nijlen

4


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

INLEIDENDE BEGRIPPEN MEETTECHNIEK DOEL VAN HET METEN? Wanneer wij een product ontwikkelen en/of fabriceren moet dit product aan bepaalde eisen voldoen. Deze eisen kunnen we onderscheiden in drie grote groepen: 

MAATAFWIJKINGEN: deze metingen hebben betrekking op lengtematen, hoekmaten van het werkstuk.

VORM – EN PLAATSTOLERANTIES: deze metingen hebben betrekking op de vorm en ligging van onderdelen (gaten, vlakken…) van het werkstuk.

OPPERVLAKTERUWHEID: deze metingen hebben vooral betrekking op de oppervlaktegesteldheid van werkstuk.

githo nijlen

5


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

INDELING VAN DE MEETGEREEDSCHAPPEN Meten is vergelijken. Dat wil zeggen dat we de te meten lengte vergelijken met bijvoorbeeld een meetlat en op de meetlat aflezen welke maat de te meten lengte heeft. We gaan uit van een voorbeeld om de indeling van meetgereedschappen duidelijk te maken.

Meetgereedschappen hoofdgroepen: 

kunnen

we

onderverdelen

in

twee

AANWIJZENDE MEETGEREEDSCHAPPEN: deze meetgereedschappen hebben een schaalverdeling (millimeter, graden,…). Werken met aanwijzend meetgereedschap noemen we meten.

githo nijlen

6


3 & 4 EM 

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

NIET – AANWIJZENDE MEETGEREEDSCHAPPEN: deze meetgereedschappen hebben geen schaalverdeling. Met niet – aanwijzende meetgereedschappen kunnen we enkel vaststellen of een lengte / hoek gelijk is of niet gelijk is. Werken met niet – aanwijzend meetgereedschap noemen we controleren. Een niet – aanwijzend meetgereedschap noemen we dan ook controlegereedschap.

NIET – AANWIJZEND CONTROLEGEREEDSCHAP VAST NIET - AANWIJZEND CONTROLEGEREEDSCHAP

Men kan met een vast niet- aanwijzend controlegereedschap (eventueel zelfgemaakt) bepalen of een bepaalde lengte al dan niet voldoet aan de gestelde eisen. In het voorbeeld controleren we of de lengte 100mm voldoet aan de gestelde eisen. Wanneer het blokje wel past in de goedkeur opening en niet past in de afkeur opening dan voldoet het blokje aan de gestelde eisen.

githo nijlen

7


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

We kunnen bijvoorbeeld met behulp van een blokwinkelhaak ook vaststellen of een hoek 90° is of niet.

Op deze manier kan nauwkeurig controleren of een bepaalde maat voldoet of niet. Deze manier van controleren wordt in de praktijk veel toegepast door middel van pen- en bekkalibers. Enkele voorbeelden van vast niet- aanwijzend controlegereedschap:   

PENKALIBERS GATKALIBERS WINKELHAAK

VERSTELBAAR NIET AANWIJZEND GEREEDSCHAP Bij verstelbaar niet aanwijzend gereedschap kan men controlegereedschap instellen op een bepaalde maat of hoek.

het

In het voorbeeld controleren we of de hoek van 35° overal gelijk is.

githo nijlen

8


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

Enkele voorbeelden controlegereedschap:  

van

verstelbaar

niet-

aanwijzend

ZWAAIHAKEN KROMPASSER

AANWIJZEND MEETGEREEDSCHAP INLEIDING Op de werktekening van het blokje worden de maten ingeschreven waaraan het blokje moet voldoen.

Met verschillende soorten meetgereedschappen bijvoorbeeld de lengte of hoek opmeten.

kunnen

we

We kunnen dus vaststellen:  

Hoe groot de lengte is en of dit gelijk is aan deze op de tekening. Hoe groot de hoek is en of dit gelijk is aan deze op tekening.

Enkele voorbeelden van aanwijzend meetgereedschap:   

MEETLATTEN SCHUIFMATEN SCHROEFMATEN

VRAGEN EN OPDRACHTEN githo nijlen

9


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

4. Welke drie groepen van eisen onderscheiden we bij het ontwikkelen en/of fabriceren van producten? Bespreek elk van deze groepen. 5. Welke twee hoofdgroepen van gereedschappen kennen we om die eisen te controleren? Bespreek kort beide groepen. 6. Leg aan de hand van een voorbeeld het verschil uit tussen meten en controleren. 7. Noem 2 vast niet aanwijsbaar controlegereedschap. 8. Noem 2 verstelbaar niet aanwijsbaar controlegereedschap. 9. Noem 2 aanwijzende meetgereedschappen.

githo nijlen

10


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

MAATEENHEDEN EN AFWIJKINGEN INLEIDING In het verleden lag de productie in handen van één persoon of van meerdere personen die onderling constant in overleg waren. Wanneer twee of meerdere onderdelen in elkaar moesten passen was de nominale maat niet zo belangrijk wel dat beide onderdelen met de juiste tolerantie ten opzichte van elkaar waren geproduceerd. Wanneer later onderdelen van machines niet altijd in dezelfde fabriek werden gefabriceerd en wanneer deze onderdelen in elkaar moesten passen, werd het duidelijk dat er eenheid moest komen in het bepalen van maten en hun afwijkingen. Een ander voorbeeld maakt duidelijk dat er afspraken moesten komen om de productie van onderdelen en het samenstellen van die onderdelen op elkaar af te stellen door middel van duidelijke afspraken of normen. Tegenwoordig worden auto samengesteld uit meer dan achtduizend verschillende onderdelen. De productie van de onderdelen gebeurt in verschillende fabrieken. Deze fabrieken leveren die onderdelen aan de assemblagefabrieken en deze voeren de auto’s uit over heel de wereld. Auto’s zijn onderhevig aan slijtage en onderdelen moeten dan ook kunnen vervangen worden. Het onderling aan elkaar aanpassen kan dus niet meer. Onderdelen moeten dus op voorhand op elkaar “afgestemd” zijn. Om zeker te zijn dat elk onderdeel in elkaar past en goed werkt moet het aan zeer nauwkeurig omschreven eisen (normen) voldoen. We spreken in de techniek van kwaliteitseisen. Deze eisen staan vermeld op de werktekeningen. Om aan die kwaliteitseisen te voldoen moeten onder andere:    

De maateenheden en de kwaliteitseisen nauwkeurig omschreven zijn; De gereedschappen en machines met vereiste nauwkeurigheid kunnen werken; Het meetgereedschap dat gebruikt wordt moet ook aan die bepaalde kwaliteitseisen voldoen; Metingen moeten ook aan bepaalde voorwaarden voldoen (temperatuur tijdens het meten bijvoorbeeld)

githo nijlen

11


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

MAATAFWIJKINGEN Bij het meten van een lengtemaat merk je op dat:    

Zelfs met het nauwkeurigste meetgereedschap kan je nooit de absolute maat meten; Dat verschillende bewerkingen (draaien, slijpen, gieten,…) verschillende maat- en vormnauwkeurigheid zullen geven; Een grotere nauwkeurigheid een hogere kostprijs hebben en dus niet altijd wenselijk is. Men laat dus om verschillende redenen maatafwijkingen toe. Op de werktekeningen moeten de maat en de toelaatbare maatafwijkingen zijn aangegeven.

NOMINALE MAAT NOMINALE MAAT: is de maat waarmee de afmeting wordt benoemd. In onderstaande figuur zijn die 30, 50 en 15.

githo nijlen

12


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

GRENSMATEN GRENSMATEN: dit zijn de uiterste maten waarbinnen de werkelijke maat van het werkstuk dient te liggen. In onderstaande figuur zijn dat:   

30 + 0,05: 30,05 (grootste grensmaat) en 29,95 (kleinste grensmaat) 50 + 0,5: 50,5 (grootste grensmaat) en 49,5 (kleinste grensmaat) 15 : 15,1 (grootste grensmaat) en 14,95 (kleinste grensmaat)

MAATTOLERANTIES MAATTOLERANTIE: is de toelaatbare maatspreiding die het verschil is tussen de grootste grensmaat en de kleinste grensmaat. 

30 + 0,05: 30,05 - 29,95 = 0,1

MAATAFWIJKING MAATAFWIJKING: is het verschil tussen de grensmaat en de nominale maat.  

30 + 0,05: 30,05 - 30 = + 0,05 (positieve maatafwijking) 30 + 0,05: 29,95 - 30 = - 0,05 (negatieve maatafwijking)

githo nijlen

13


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SYMMETRISCHE EN ASYMMETTRISCHE MAATAFWIJKING Bij de maat 50 + 0,5 is de positieve en de negatieve maatafwijking even groot. We spreken in dit geval van SYMMETRISCHE MAATAFWIJKINGEN. Bij de maat 15 even groot. We MAATAFWIJKING.

is de positieve (+0,1) en de negatieve (-0,05) niet spreken

in

dit

geval

van

ASYMMETRISCHE

NAUWKEURIGHEID Onder nauwkeurigheid verstaat men onder andere:   

De grootte van de tolerantie; De mate waarop de gemiddelde maat wordt benaderd bij de fabricage; De verhouding tussen de toegestane tolerantie en de nominale maat.

Een tolerantie van + 0,5 op een nominale maat van 1500 mm is nauwkeuriger dan de een tolerantie van + 0,05 op een nominale maat van 5mm.

VOETEN EN DUIMEN. De voet (Engels: foot, meervoud feet) is een lengte-eenheid die in Angelsaksische landen nog veel wordt gebruikt. De Verenigde Staten (2004) zijn het enige land dat het SI nog geen wettelijke status verleend heeft. Het eenheidssymbool is ft, of '. Hoewel de voet geen SI-eenheid is, is de lengte ervan in 1958 internationaal vastgelegd via de inch (geldig sinds 1 juli 1959). Een inch is exact gelijk aan 25,4 mm en er zitten 12 inches in één voet. Hiermee is een voet 304,8 mm = 0,3048 m. De voet wordt vooral gebruikt in de luchtvaart om de vlieghoogte mee aan te geven. Als praktische vuistregel geldt: 1 voet = 0,3 meter. Ook wordt de voet veel in de scheepvaart gebruikt om de lengte van schepen aan te geven. Er zitten 3 voet in een yard en 5280 voet in een Engelse mijl.

githo nijlen

14


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

VRAGEN EN OPDRACHTEN 10. Aan wat moeten de kwaliteitseisen in een fabricageproces onder andere voldoen? 11. Vul aan:

a. De nominale maat is ……………….. b. De kleinste grensmaat is ……………… c. De grootste grensmaat is ……………… d. De positieve maatafwijking is ……………… e. De negatieve maatafwijking is ……………… f. De toleranties is …………… 12. De grensmaten zijn 29,96 en 30,05. a. De maatduiding: …………….. b. De tolerantie: ………………………………….. c. Symmetrische of een asymmetrische maataanduiding? ……………………………………………………... 13. Waarom zijn maatafwijkingen noodzakelijk? 14. Leg aan de hand van een voorbeeld het verschil uit tussen een symmetrische en een asymmetrische maatafwijking. 15. Wat verstaat men onder maatnauwkeurigheid? 16. Vul aan: a. 1 yard is gelijk aan ………… voet b. 1 voet is gelijk aan ………… inch

githo nijlen

15


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

17. Reken om van het Engels maatstelsel naar het metrisch maatstelsel: a. 3 2/8” = ………………… mm b. 1/2” = ………………… mm c. 1/8” = ………………… mm d. 3/8” = ………………… mm e. 15 3/8” = ………………… mm f. 1 2/3” = ………………… mm g. 2’ 3/8” = ………………… mm h. 2’ 5/8” = ………………… mm i.

5 3/4” = ………………… mm

j.

7’ 3” = ………………… mm

k.

8’ 3 3/4” = ………………… mm

githo nijlen

16


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SCHUIFMATEN INLEIDING Maatlatten en rolmeters hebben als nadeel dat ze niet erg nauwkeurig zijn. In de werkplaats moeten we veelal meetinstrumenten hebben die nauwkeuriger zijn. In de praktijk wordt veel gebruik gemaakt van schuifmaten. De meeste “gewone” schuifmaten hebben een afleesnauwkeurigheid van 1/20mm (0,05mm). Schuifmaten met een afleesnauwkeurigheid van 1/10mm worden niet veel gebruikt.

Digitale schuifmaten hebben een meetnauwkeurigheid van 1/100mm (0,01mm).

Schuifmaten met een meetklok hebben een meetnauwkeurigheid van 1/100mm (0,01mm).

githo nijlen

17


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SOORTEN MATEN Met een schuifmaat kan je zowel uitwendige- , inwendige als dieptematen meten.

UITWENDIGE MATEN

INWENDIGE MATEN

githo nijlen

18


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

DIEPTE MATEN

ONDERDELEN SCHUIFMAAT

Een schuifmaat bestaat uit een liniaal waarop een millimeterverdeling is aangebracht. Vooraan op de liniaal zit de vaste meetbek. Over de liniaal schuift de slede met daarop de noniusverdeling.

githo nijlen

19


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

AFLEZING SCHUIFMAAT 1/20 Bij een schuifmaat met een afleesnauwkeurigheid van 0,05mm, meet de nonius 39mm en wordt deze verdeeld in 20 gelijke delen. Ieder deeltje op de nonius komt overeen met 1,95mm. Wanneer het eerste streepje van de nonius overeenkomt met een streepje op de millimeterverdeling staat het meetbekken 0,05mm van elkaar. Komt het tweede streepje van de nonius overeen met een streepje op de millimeterverdeling dan staat het bekken 0,1mm open.

Bij de aflezing lezen we eerst de hele millimeters af.

Dan kijken we welk streepje van de nonius overeenkomt met een millimeterstreepje. We tellen dan het aantal streepjes op de nonius.

De totale maat is: 14mm + 0,35mm = 15,35mm

githo nijlen

20


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

GEBRUIK 

   

Als men de meetvlakken licht tegen elkaar drukt of de schuifpasser volledig sluit, mag er niet de minste speling merkbaar zijn over hun ganse lengte. Dit wordt gecontroleerd door ze in die stand voor een sterk licht te brengen, geen enkele lichtstraal mag tussen beide merkbaar zijn. De meetvlakken moeten fijn afgewerkt zijn (zuiver). Wanneer de meetbekken gesloten zijn, moet het nul streepje van de gegradueerde lat samenvallen met het nul streepje van de nonius en het laatste streepje van de nonius moet samenvallen met een streepje van het liniaal. De graderingen moeten fijn, regelmatig en met veel zorg uitgevoerd zijn. Meten met gevoel is belangrijk. Belangrijk is steeds met dezelfde en matige meetdruk te meten. Indien mogelijk aflezen zonder de schuifmaat te verwijderen van de meetvlakken. Indien dit niet mogelijk is, eerst de vastzetschroef blokkeren.

METEN VAN BUITENMATEN

 

We plaatsen de vaste meetbek tegen het ene vlak (haaks). De meetbek moet dus samenvallen met het vlak. De verplaatsbare meetbek wordt tegen het andere meetvlak geschoven tot deze eveneens samenvalt met dat tegenoverliggende vlak. Nadat de maat gekend is, wordt de verplaatsbare meetbek teruggeschoven en de schuifmaat verwijderd.

githo nijlen

21


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

METEN VAN BINNENMATEN

  

Schuifmaten zijn meestal zo uitgevoerd dat er ook inwendige maten kunnen gemeten worden (bv boringen). Het principe van aflezen is hetzelfde als bij uitwendige metingen. Bij het meten van inwendige maten kan niet diep in de boring gemeten worden.

METEN VAN DIEPTEMATEN

We moeten echter opletten dat bij het meten van dieptematen de schuifmaat loodrecht in de boring staat. Dit is moeilijk omdat het steunvlakje van de schuifmaat weinig stabiel is.

ONDERHOUD     

Bewaar de schuifmaat in het bijgeleverde etui of doosje. Controleer regelmatig op beschadigingen. Controleer regelmatig dat de meetbekken goed sluiten. (geen licht doorlaten). Met zorg gebruiken en niet laten vallen. Regelmatig zuiver maken.

VRAGEN EN OPDRACHTEN 18. Noem 2 soorten schuifmaten.

githo nijlen

22


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

19. Welke meetnauwkeurigheid heeft een gewone schuifmaat? 20. Welke meetnauwkeurigheid heeft een digitale schuifmaat? 21. Welke maten kan je meten met een schuifmaat? 22. Benoem de onderdelen van de schuifmaat.

23. Noem zes punten waarop we moeten letten bij het gebruik van schuifmaten. (algemeen) 24. Bespreek het meten van buitenmaten. 25. Bespreek het meten van binnenmaten. 26. Bespreek het meten van dieptematen. 27. Met welke punten moeten we rekening houden in verband met het onderhoud van een schuifmaat? 28. Los oefeningen op.

githo nijlen

23


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

24


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

25


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

26


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

27


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

28


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

29


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SCHROEFMAAT UITVOERING Evenals bij schuifmaten kunnen we met schroefmaten buiten -, binnen en dieptematen meten. Schroefmaten (micrometers) worden vervaardigd voor het meten van maten tot 1500 mm. Hiervoor gebruiken we, in tegenstelling tot de schuifmaat, verschillende soorten schroefmaten.

githo nijlen

30


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

ONDERDELEN

githo nijlen

31


3 & 4 EM 1/ Beugel 2/ Isolatieplaatje 3/ Afdichtstift 4/ Vaste meetstift 5/Meetvlakken (HM) 6/ Klem knop 7/ Klemschroef 8/ Bladveer

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN 9/ Klemhuls 10/ Spil 11/ Meethuls 12/ Instelmoer 13/ Meettrommel 14/ Instelschroef 15/ Beschermkap 16/ Koppelinghuls

17/ Koppelingschroef 18/ Seegerring 19/ Drukveer 20/ Verdeling mm 21/ Verdeling 0,5mm 22/ Verdeling 0,01mm

WERKING Het werkstuk wordt tussen de vaste en verstelbare meetstift geplaatst. De verstelbare meetstift is voorzien van een fijne, uiterst nauwkeurige, schroefdraad met een spoed van 0,5 mm. De meethuls is vast verbonden met deze schroefspil en heeft aan de omtrek een verdeling van 50 gelijke deeltjes. Bij ĂŠĂŠn omwenteling van de huls verplaatst de meetstift zich 0,5 mm. Bij een streepje verdraaiing 0,5/50 = 0,01 mm. Op de meetlat zijn de vaste schaalwaarden aangeduid. Boven de lijn staat de mm -schaalverdeling en eronder vinden we de halve mm -verdeling.

AFLEZING

Boven de streep

22 mm

Onder de streep

0,5 mm

Op de huls

0,14 mm

Totaal

22,64 mm

githo nijlen

32


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SOORTEN BINNENSCHROEFMAAT

Deze schroefmaat wordt gebruikt voor het meten van inwendige maten. Bij deze uitvoering van schroefmaten is de beugel weggelaten en zijn de meetstiften aan de buitenzijde aangebracht. De grootste maat staat links op de meethuls.

SPEERMATEN

Voor het meten van grote gatdiameters gebruiken we een speermaat. De speermaat heeft verschillende nadelen:   

Nauwkeurig instellen is delicaat en moet door geoefend personeel gedaan worden; De boring kan slechts op geringe diepte gecontroleerd worden; De voelstiften zijn aan slijtage onderhevig.

githo nijlen

33


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

DIEPTESCHROEFMAAT

Voor het nauwkeurig meten van gatdiepten, kraagranden enzovoort gebruikt men diepteschroefmaten. De meetbrug wordt tegen het kopvlak geplaatst, waarna de pen wordt uit geschroefd en de dieptemaat kan worden afgelezen. De aflezing gebeurt volgens hetzelfde principe als bij de buitenschroefmaat.

MEETGEBIED Het meetgebied is meestal maar 25 mm omdat:  

het maken van nauwkeurige lange schroefspillen technisch moeilijk is; het in - en uitdraaien van lange schroefspillen tijdrovend is.

We gebruiken meestal schroefmaten met een opklimmend meetbereik van 25mm: 0-25/25-50/50-75/75-100 enzovoort.

MEETDRUK Bij het aandraaien van de meethuls zal de ene mens steviger door draaien dan de andere. Dit geeft al gauw een verschil van enkele honderdsten. Voor nauwkeurige metingen is dit onvoldoende. Daarom is vrijwel elke schroefmaat voorzien van een gevoelsknop, deze slipt door wanneer de juiste meetdruk tegen het werkstuk is bereikt.

githo nijlen

34


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

BIJZONDERHEDEN Aangezien materialen bij warmte uitzetten, ontsnapt ook de schroefmaat hier niet aan. Onze handwarmte kan dus de meting nadelig be誰nvloeden. Om dit te vermijden zijn er op de beugel isolerende plaatjes aangebracht die dit verschijnsel beletten. Om slijtage van de meetbekken te voorkomen zijn de uiteinden hiervan voorzien van hardmetaal. Kijk steeds na of de meetvlakken volkomen vlak en evenwijdig zijn.

VRAGEN 29. Welke soort maten kunnen we met een schroefmaat meten? 30. Leg de werking van de schroefmaat uit. 31. Schrijf op wat je weet over de binnenschroefmaat. 32. Wat kun je opmeten met een speermaat en wat zijn de nadelen ervan? 33. Schrijf op wat je weet over de diepteschroefmaat. 34. Waarom is het meetgebied bij de schroefmaat beperkt en hoeveel bedraagt het meetgebied? 35. Wat is het doel van de gevoelsknop bij een schroefmaat? 36. Noem 2 voorwaarden waaraan de meetbekken van een goede schroefmaat moet voldoen? 37. Los volgende oefeningen op.

githo nijlen

35


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

36


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

37


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

38


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

39


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

MEETKLOKKEN INLEIDING Meetklokken zijn vergelijkende meetinstrumenten. Men kan er geen maten op aflezen, maar wel afwijkingen ten opzichte van een vooraf ingestelde maat.

UITVOERING Meetklokken komen voor in verschillende uitvoeringen en afmetingen. De diameter van de klok varieert van 25 mm tot 60 mm. De schaalverdeling is aangebracht op een cirkelvormige schaal. De afleeswaarde loopt van 0,1 mm tot 0,001 mm. Algemeen geldt: hoe kleiner het meetbereik des te kleiner de afleeswaarde. Er bestaan ook digitale meetklokken. De keuze van de meetklok is afhankelijk van de meetopdracht en de gevraagde afleesnauwkeurigheid. Meetklokken gebruik je steeds in combinatie met een (magnetisch) statief waarin het toestel kan worden geplaatst.

githo nijlen

40


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

WERKING Bij een meetklok is de op – en neergaande stift verbonden met een naaldwijzer. Wanneer de stift omhoog gaat, dan zal de naald wijzers in ronddraaien. Gaat de stift naar beneden, dan zal deze tegen wijzers in ronddraaien.

AFLEZING Principe 0,1 mm: de cirkelomtrek is verdeeld in 100 gelijke delen. Bij één omwenteling van de wijzer verplaatst de taster zich 10 mm. De schaalwaarde is dus gelijk aan 10/100 = 0,1 mm.

PUPITAST De pupitast is een speciale vorm van neergaande meetstift is vervangen door gebruiken een pupitast meestal machineonderdelen. De aflezing en het meetklok.

een meetklok. De op - en een uitwijkende meetstift. Wij voor het uitlijnen van gebruik zijn identiek aan de

ONDERDELEN MEETKLOK

githo nijlen

41


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

1/ Taster 2/ Tastervoet 3/ Geleider 4/ Grote wijzer 5/ Verdraaibare wijzerplaat 6/ Draairing 7/ Schaalverdeling in honderdsten 8/ Beschermglas 9/ Tolerantienaald 10/ Kleine wijzerplaat

TOEPASSING Meetklokken worden in de praktijk veel gebruikt voor:     

Afwijkingen ten opzichte van een nominale maat. Bepalen van een maat van een werkstuk. In dat geval wordt de meetklok ingesteld met eindmaten. Evenwijdigheid van vlakken te controleren. Rondheid van assen en gaten. Uitlijnen van een werkstukken en machineonderdelen.

githo nijlen

42


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

CONTROLE VAN MAATAFWIJKINGEN MET EEN MEETKLOK Reinig de te controleren vlakken en de meetstift van de meetklok    

Plaats de meetklok in een statief Stel de meetklok op 0 met behulp van een eindmaat of een standaardstuk door de wijzerplaat te verdraaien. Stel de tolerantienaalden in, in functie van de gegeven tolerantie. Laat de meetstift op het werkstuk zakken en controleer de maatafwijking.

CONTROLE VAN DE EVENWIJDIGHEID MET EEN MEETKLOK    

Plaats de meetklok in een statief. Laat de meetstift op het werkstuk zakken en zet de meetklok op 0. Beweeg de meetstiften zo over het werkstukoppervlak dat heel het oppervlak wordt afgetast. Tel het aantal honderdsten links en rechts van het nulpunt op om de totale afwijking te bepalen.

CONTROLE VAN DE RONDHEID MET EEN MEETKLOK

githo nijlen

43


3 & 4 EM     

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

Leg het werkstuk met het te controleren werkstukdeel in een Vblok. Breng de meetstift in contact met het werkstuk. Zet de meetklok op 0. Verdraai het werkstuk 1 toer en kijk hoeveel de wijzer uitwijkt. De totale uitwijking mag niet groter zijn dan de toelaatbare afwijking. Als de wijzer links en rechts van het nulpunt uitwijkt, dan tel je beide waarden samen.

UITLIJNEN VAN SPANSCHROEVEN         

Reinig de bekken van de spanschroef Span een geslepen regel in de spanschroef. Monteer de meetklok of pupitast in het statief en bevestig het op het frame. Stel de meetklok zo in dat ze zowel links als recht kan uitwijken. Verplaats de regel van links naar rechts (of omgekeerd), met behulp van de freestafel. Lees de afwijking op de meetklok. Verdraai de bankschroef tot in de helft van de afwijking en verplaats de freestafel terug naar het beginpunt. Controleer. Herhaal de handelingen eventueel opnieuw.

githo nijlen

44


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

ALGEMENE WERKING  

    

Reinig de te meten vlakken en de voeler. Stel de meetklok zo af dat de wijzer voldoende naar links en rechts kan uitwijken en de meetstift loodrecht op plat vlak van het te meten stuk staat. Licht de voeler op bij een verhoging op gleuf. Klem de meetklok niet te zwaar in de houder. Opgepast met koelvloeistof. Leg de klok na gebruik terug in het doosje. Behandel de klokken met grootste zorg.

VRAGEN EN OPDRACHTEN 38. Wat weet je over de uitvoering van de meetklok? 39. Leg het principe van de meetklok uit? 40. Hoe gebeurt de aflezing van de meetklok op 0,1 mm?

githo nijlen

45


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

41. Geef de onderdelen van een meetklok.

42. Leg het verschil uit tussen een meetklok en pupitast? 43. Leg de algemene werking van de meetklok uit. 44. Waarvoor gebruiken we meetklokken? 45. Hoe gaan we te werk bij het controleren van maatafwijkingen met een meetklok? 46. Hoe gaan we te werk bij het controleren van evenwijdigheid met een meetklok? 47. Hoe gaan we te werk bij het controleren van de rondheid met een meetklok? 48. Hoe gaan we te werk bij het uitlijnen van een spanschroef met een meetklok?

githo nijlen

46


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

GRONDBEGINSELEN VAN DE VERSPANING GEOMETRIE V AN DE VERSPANING DEFINITIE Verspanen is het verwijderen van overtollig werkstukmateriaal met een snijgereedschap dat vervaardigd is uit een materiaal dat harder is dan het te bewerken materiaal. Het materiaalverlies komt voor onder de vorm van vijlsel , zaagsel en spanen. Om te kunnen verspanen heb je snijgereedschap en werkstukmateriaal nodig.

GEOMETRIE VAN VERSPANINGSGEREEDSCHAP

githo nijlen

47


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

Verspanende gereedschappen hebben steeds een wigvorm. Deze wigvorm heeft twee vlakken:   

Spaanvlak: dit is het vlak waar de spaan afloopt. Vrijloopvlak: dit vlak mag geen contact maken met het reeds bewerkte deel van het werkstuk Snijkant: dit is de snijlijn tussen het spaanvlak en het vrijloopvlak.

Bij alle verspanende gereedschappen gereedschapshoeken terug:   

vind

je

volgende

Vrijloophoek α (alfa): dit is de hoek tussen het bewerkte oppervlak en het vrijloopvlak. Wighoek β (beta): dit is de hoek tussen het spaanvlak en het vrijloopvlak. Spaanhoek γ (gamma): deze hoek bepaalt de vorming en de afvoer van de spanen.

De som van deze drie hoeken is altijd 90°. α+ β+ γ=90° Bij het bespreken van de verschillende verspanende bewerkingen wordt hier dieper op in gegaan.

githo nijlen

48


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

VRIJLOOPHOEK Door een vrijloophoek te voorzien zal de wrijving tussen het bewerkte oppervlak en het vrijloopvlak van het snijgereedschap beperkt worden. Indien er geen vrijloophoek zou worden voorzien, zou er tevens schade aan het bewerkte oppervlak kunnen optreden. De vrijloophoek α varieert meestal tussen de 4° en 10°. Hoe zachter het te bewerken materiaal, hoe groter de vrijloophoek. WIGHOEK De wighoek bepaalt de sterkte van het snijgereedschap. Er zal een compromis moeten gezocht worden tussen een kleine wighoek (gemakkelijk indringen in het materiaal) en een grote wighoek (sterkere snijwig). Men zal met volgende factoren rekening moeten houden:   

Soort bewerking (boren, draaien,…) Werkstukmateriaal (koper, staal, …) Gereedschapsmateriaal (hardmetaal, snelsnijstaal,…)

Bij harde metalen is een grote wighoek β vereist. Het snijgereedschap is hierdoor sterker. Bij zachte materialen zal men een kleinere wighoek β gebruiken waardoor de spaanhoek γ vergroot en hierdoor kunnen de spanen gemakkelijker afvloeien. SPAANHOEK De spaanhoek γ beïnvloedt het meest de spaanvorming. NEGATIEVE SPAANHOEK

githo nijlen

49


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

Eigenschappen negatieve spaanhoek:     

Grotere snijkracht nodig; Sterkere snijwig; Betere afwerking mogelijk bij stabiele machines; Meer trillingen mogelijk dus stabielere machine nodig; Meer machinevermogen vereist.

SPAANHOEK NUL

POSITIEVE SPAANHOEK

Eigenschappen positieve spaanhoek:    

Kleinere snijkracht nodig; Verzwakt de snijwig; Gemakkelijker afvloeien van spanen; Minder trillingen tijdens het verspanen.

githo nijlen

50


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

BEWEGINGEN BIJ VERSPANEN INLEIDING Bij verspanende bewerkingen moet het snijgereedschap en het te bewerken werkstuk op een bepaalde ten opzichte van elkaar bewegen. We onderscheiden drie bewegingen.

DE HOOFD- OF SNIJBEWEGING Door deze beweging kan het snijgereedschap snijden. De bijhorende snelheid van de cirkelvormige beweging wordt snijsnelheid genoemd. Het symbool voor snijsnelheid: vc. 

BOREN: de hoofdbeweging bij het boren is de eenparig cirkelvormige beweging van de boor.

DRAAIEN: de hoofdbeweging bij het draaien is de eenparig cirkelvormige beweging van het werkstuk.

githo nijlen

51


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

ZAGEN: rechtlijnige beweging van het zaagblad.

FREZEN: eenparig cirkelvormige beweging van de frees.

DE VOEDINGSBEWEGING Deze beweging zorgt ervoor dat ofwel het werkstukmateriaal ofwel het snijgereedschap door een rechtlijnige beweging materiaal doet wegnemen. Voedingsbeweging f en de voedingssnelheid vf 

BOREN: eenparig rechtlijnige beweging van de boor.

githo nijlen

52


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

  

DRAAIEN: langsverplaatsing = z-as (lengte) dwarsverplaatsing = X-as (diameter)

   

FREZEN: langsverplaatsing = X-as (lengte) dwarsverplaatsing = Y-as (breedte) verticale verplaatsing = Z-as (hoogte)

ZAGEN:

de rechtlijnige verplaatsing van de zaag

githo nijlen

53


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

AANZET AP OF INSTELBEWEGING (SNEDEDIEPTE) Aanzet of instelbeweging is gelijk aan de spaandikte Het symbool voor aanzet ap uitgedrukt in mm. 

BOREN: ½ van de diameter van de boor

DRAAIEN: ½ van de diametervermindering

FREZEN: de diktevermindering van het werkstuk

OPMERKING spaandoorsnede = aanzet x voeding A = ap x f

uitgedrukt in mm2

githo nijlen

54


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SPAANVORMING INLEIDING Het snijgereedschap wordt met een kracht in het materiaal gedrukt. Het materiaal gaat juist voor het snijgereedschap opstuiken, wordt afgesneden en langs het spaanvlak omgebogen en afgevoerd. Door het opstuiken, afsnijden en ombuigen ontstaat warmte. Aangezien de natuurlijke koeling (lucht) in de meeste gevallen onvoldoende is, moet men kunstmatig koelen.

SPAANSOORTEN Deze is afhankelijk van o.a.      

te bewerken materiaal voeding / aanzet bewerking gebruik van smering en/of koeling scherpte v/h snijgereedschap snijsnelheid en toerental

Soorten spanen: 

 

WARSPAAN of VLOEISPAAN: continue spaan in lintvorm, zgn. ‘spaankluwen’, die gevaarlijk is voor de machineoperator en werkstukbeschadiging kan teweegbrengen. Spaanvorm vermijden! SEGMENTSPAAN: korte wentelstukken of spiralen de zgn. “kurkentrekkerspaan” gunstig = OK BROKKELSPAAN: kleine, korte, onderbroken spanen meestal gevormd bij non-ferrometalen of kortspanige materialen bv. brons, messing, gietijzer (!)

githo nijlen

55


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

STANDTIJD INLEIDING Factoren die het bot worden van het snijgereedschap beïnvloeden.   

Wrijving Afbrokkelen van de snijkant Verhitting van de snijkant waardoor deze ontlaat.

De standtijd T is de vooropgestelde tijd dat een snijgereedschap scherp moet blijven.

GROOTTE VAN DE STANDTIJD De standtijd is afhankelijk van de slijp- en insteltijd:   

60 min. voor boren en beitels; 120 min. voor frezen; 240 min. tot 480 min. : als het slijpen of instellen moeilijk is.

Tijdsverloop tussen het scherp zijn en het terug moeten her slijpen van het snijgereedschap of het verdraaien / vervangen van een wisselplaatje meestal uitgedrukt in uur (h). De scherpte van de snijkant is dus onderhevig aan slijtage en wordt bot. Hierdoor verloopt de verspaning moeilijker en verandert de oppervlakteruwheid van het werkstuk. (meer wrijving, warmteontwikkeling, …) Men kan ‘T‘ vergroten door:  

gebruik smering en/of koeling gebruik van juiste snijsnelheid

SMERING EN KOELING KOELEN EN SMEREN We koelen om de warmte af te voeren en smeren om een gladder oppervlak te verkrijgen. Koelen en smeren van het snijgereedschap om de snijsnelheid en de standtijd te verhogen. Koelen en smeren van het werkstuk om de juiste maat te houden en een gladder oppervlak te verkrijgen.

githo nijlen

56


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

KOEL- EN SMEERMIDDELEN Voornaamste eisen: ze moeten goed koelen en smeren, mogen de gereedschappen en de werkstukken niet aantasten en mogen de gezondheid van de machinebewerker niet in gevaar brengen.

SOORTEN  

Koelvloeistoffen op basis van water. bijvoorbeeld boorolie: één deel olie in vijf tot tien delen warm water gieten en mengen. Plantaardige, minerale en synthetische olie. Vooral gebruikt voor zwaar werk.

GEBRUIK Voor staal gebruikt men boorolie en snijolie bij het draadsnijden. Het doel van deze middelen is:   

Warmte afvoeren wrijving verminderen spanen afvoeren

EISEN  

niet giftig of irriterend voor ogen, huid of ademhaling geen corrosie (roestvorming) veroorzaken van het materiaal

githo nijlen

57


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

VRAGEN EN OPDRACHTEN 49. Geef de definitie van verspanen? 50. Wat hebt je nodig om te kunnen verspanen? 51. Duid op onderstaande figuur:     

Spaanvlak Spaan Wig Snijkant Vrijloopvlak aan

52. Welke drie gereedschapshoeken vind je terug bij alle verspanende gereedschappen? (omschrijf ze kort) 53. Duid de drie gereedschapshoeken aan op onderstaande figuur.

githo nijlen

58


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

54. Welk is altijd som van de drie gereedschapshoeken? 55. Omschrijf de vrijloophoek bij het verspanen. 56. Omschrijf de wighoek bij het verspanen. 57. Omschrijf de spaanhoek bij het verspanen. 58. Welke drie bewegingen kennen we bij het verspanen? 59. Omschrijf het begrip hoofd- of snijbeweging. (algemeen, boren, draaien, zagen en frezen) 60. Omschrijf het begrip voedingsbeweging. (boren, draaien, frezen en zagen) 61. Omschrijf het begrip aanzet of instelbeweging. (boren, draaien en frezen) 62. Waarvan is de spaansoort afhankelijk? 63. Bespreek de warspaan, segmentspaan en brokkelspaan. 64. Omschrijf het begrip standtijd (bij het verspanen). 65. Waarom moeten we (soms)koelen en smeren bij het verspanen?

githo nijlen

59


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

BOREN Cilindervormige gaten in een werkstuk aanbrengen voor montage van onderdelen met bouten, pennen, … of als voorbewerking op andere verspanende bewerkingen zoals o.a. soevereinen, tappen, ruimen, … Afhankelijk van de diepte van de boring spreekt men van: 

DOORLOPENDE BORINGEN: volledig doorheen het werkstuk

NIET -DOORLOPENDE BORINGEN: niet volledig doorheen het werkstuk (blinde boringen)

githo nijlen

60


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

SOORTEN BOORMACHINES HANDBOORMACHINE De aandrijving voor een handboormachine is bijna steeds elektriciteit, ofwel rechtstreeks van het net, ofwel van een herlaadbare accu. De meeste handboormachines zijn van een klopfunctie voorzien, om efficiënter door baksteen of beton te boren. De boor wordt dan krachtig heen-en-weer bewogen in de lengte van de boor.

    

Boren tot 13mm. Boren met cilindrische kolf. Beweeglijke opstelling vanuit de hand. Werkstukken opspannen in een spanklem. Licht boorwerk.

TAFELBOORMACHINE Een tafelboormachine is een vast opgestelde boormachine, waarmee men nauwkeurig kan boren.

githo nijlen

61


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

De stevige voetplaat is met bouten bevestigd op een tafel of ander solide onderstel. Hier loodrecht op zit een stalen kolom gemonteerd. Hierlangs kan de spantafel in hoogte versteld worden. Zodra de juiste hoogte is ingesteld kan de tafel vastgezet worden met een kleminrichting op de kolom. Boven op de kolom is het mechanisch gedeelte bevestigd, bestaande uit een elektromotor, de aandrijving, en de boorspil met boorhouder. De aandrijving van de boorspil gebeurt vanaf de elektromotor via een tandwielkast en/of een V-snaaroverbrenging. Hierdoor is het mogelijk verschillende toerentallen in te stellen.

De boorspil kan tijdens het boren, door middel van een tandheugelconstructie, met een hefboom omlaag en omhoog bewogen worden. Zowel op de voetplaat als op de spantafel kan een machineklem geplaatst worden voor het vastklemmen van de te boren werkstukken.    

Boren tot 13mm. Boren met cilindrische kolf. Werkstukken opspannen in een spanklem. Licht boorwerk.

githo nijlen

62


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

KOLOMBOORMACHINE De werking van een kolomboormachine is bijna identiek als van een tafelboormachine. Kolomboormachines worden niet op een tafel gemonteerd maar staan met de voet rechtstreeks op de grond. Er zijn wel verschillen in het opspannen van de boren. Boren met zowel cilindrische als conische kolf kunnen opgespannen worden.

   

Boren tot + 25mm. Boren in boorkop of hoofdspil. Aparte opspantafel met hoogteregeling over de kolom. Zwaar boorwerk.

githo nijlen

63


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

RADIAALBOORMACHINE De voettafel vormt met de kolom een vaste verbinding. Rond de kolom is de holle cilinder draaibaar en volkomen spelingvrij gemonteerd. Een snel en doelmatig klemsysteem laat toe de cilinder zeer stevig te klemmen. Over de hoogte van de holle cilinder kan de boorarm verticaal op en neer bewegen, dit met behulp van de motor en de schroefspil. Voor de klemming van de arm op de cilinder is eveneens een kleminrichting voorzien. De boorspilslede met boorbus en spil kan men horizontaal verplaatsen op de arm. De motor staat in verbinding met de organen voor snij- en voedingsbeweging. De werkstukken worden vast gespannen tegen de tafel, of rechtstreeks tegen de voettafel.

githo nijlen

64


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

DRAAIEN DOEL Draaien is een verspanende bewerking waarbij het werkstuk een eenparig cirkelvormige beweging maakt en de draaibeitel een eenparig rechtlijnige beweging volgt. (cilindrische werkstukvorm!) Het overtollige materiaal wordt onder de vorm van spanen afgevoerd.

SOORTEN DRAAIBANKEN DE PARALLELDRAAIBANK Voor eenzelfde draaibanktype heeft men verschillende benamingen:    

De paralleldraaibank omdat er meestal parallelle of evenwijdige werkstukken op worden gedraaid. De horizontale draaibank omdat de hoofdas van de machine horizontaal ligt. De universele draaibank omdat men er verschillende bewerkingen kan op uitvoeren. De centerdraaibank omdat, tussen de centerpunten nauwkeurig werk kan uitgevoerd worden.

githo nijlen

65


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

DE KOPDRAAIBANK De kopdraaibank wordt gebruikt voor het bewerken van werkstukken met een grote diameter en een kleine lengte. Afgeleid van de universele draaibank, vertoont ze de volgende verschillen: 

 

 

Grote stelplaat. Meestal draaiend in een daarvoor speciaal ontworpen uitsparing in het bed. Dit laat toe zeer grote werkstukken op te spannen. Geen losse kop (meestal). Op de kopdraaibank worden geen boorbewerkingen uitgevoerd of wordt er niet tussen de centers gewerkt. Een losse kop is hier dus overbodig. Korte bedlengte. Korte werkstukken en de afwezigheid van een losse kop maakt een “lange” draaibank overbodig. De grote, zware werkstukken, worden bij middel van heftoestellen voor de stelplaat gebracht en kunnen geklemd worden door middel van: Vier klauwen van een onafhankelijke klauwplaat. Of door middel van spanklemmen en bouten van een stelplaat.

Het klemmen van de werkstukken is niet zo eenvoudig. Ze dienen namelijk tegen de “verticaal” opgestelde stelplaat te worden opgespannen. Vandaar dat men de voorkeur geeft aan verticale draaibanken boven kopdraaibanken.

DE VERTICALE DRAAIBANK githo nijlen

66


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

Zware werkstukken met grote diameters en kleine hoogte worden op verticale draaibanken bewerkt. De verticale draaibank verschilt vooral in volgende punten van de universele:  

De hoofdspil is verticaal opgesteld. De kolom functioneert als bed van de gewone draaibank. We onderscheiden verticale draaibanken met één en met twee kolommen. De dwarsbalk kan over de kolom bewogen worden om de beitels verder van of dichterbij het werkstuk te brengen. Eens op de juiste plaats wordt hij vast vergrendeld op de kolom. Verticale en horizontale beitelsleden: beide sleden bevatten een beitelhouder voor het klemmen van meerdere beitels. Ze kunnen automatisch bewogen worden: evenwijdig aan de aslijn van het werkstuk en loodrecht op de aslijn van het werkstuk. Grote stelplaat: deze zwaarwegende plaat met daarop het geklemde werkstuk, wordt opgenomen door een conische geleiding en druklagers. Bedieningspaneel: “hangend” opgesteld. De drukknoppen dienen voor het inschakelen van de machine, beweging van de sleden enz.

De werkstukken worden op dezelfde wijze geklemd als hierboven bij de kopdraaibank. Het uit centeren en klemmen is nochtans veel eenvoudiger, omdat het in dit geval kan gebeuren op een “horizontaal” liggende stelplaat.

DE REVOLVERDRAAIBANK

githo nijlen

67


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

De revolverdraaibank wordt gebruikt indien werkstukken in reeksen moeten worden afgewerkt. Wordt een werkstuk waarop verschillende bewerkingen worden uitgevoerd, op een gewone draaibank bewerkt, dan wordt er veel tijd verloren met het telkens in- en uitspannen van de gereedschappen, vooral wanneer er ook boor- en draadsnijbewerkingen moeten uitgevoerd worden. Bij revolverbanken is het niet meer nodig de gereedschappen voor iedere bewerking te vervangen aangezien een speciale gereedschapshouder, de zgn. revolverkop, is aangebracht. Hierop kan men meestal 6 gereedschappen plaatsen. Tegelijkertijd beschikt men ook nog over de dwarsslede met beitelhouder voor profielbeitels, insteekbeitel, afsteekbeitel, enz.

githo nijlen

68


3 & 4 EM

TECHNOLOGISCHE PROCESSEN

githo nijlen

69


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.