3 minute read

Fred Weber, de Hortusimker (Jack Sluijs

Het groene vakmanschap van Fred Weber, de Hortusimker

Advertisement

Bij groen vakmanschap denk je aan gewassen, bomen en planten. Maar een gezond insectenleven is voor de groene wereld essentieel. En dan kom je al gauw uit bij de imkerij. Ten tijde van de farao’s waren er al imkers. De imkerij is dus al duizenden jaren verbonden met groen vakmanschap. Al in 1594 beschikte de Hortus over een bijenstal van de toenmalige hortulanus Dirck Cluyt. Het lag dus voor de hand een replica van deze bijenstal te plaatsen bij de reconstructie van de Clusiustuin in 2009. Fred Weber heeft vanuit dit historisch perspectief de korven weer met

honingbijen bevolkt. [tekst] Jack Sluijs [foto’s] Robbert Folmer, Jan Meijvogel, Adri Mulder

EEr zijn veel soorten bijen, maar de honingbij (Apis mellifera) is de enige soort die honing produceert. Om zulke bijen te houden moet je verstand hebben van planten. Cluyt, de schrijver van het boekje ‘Van De Byen’ (1597), het eerste werk over bijen in ons taalgebied, begreep dat al. Hij beschreef het gegeven dat bijen honing uit bloemen halen.

Veel was nog onbekend in die tijd. Zo dacht men dat een bijenvolk een koning had, geen koningin. Ook het feit dat bijen geen honing, maar nectar verzamelen waar ze in de korf honing van maken, wist men nog niet. Zelfs het belangrijkste aspect, de bestuiving door bijen resulterend in vruchtzetting, was nog onbekend. Het duurde tot eind 18e eeuw voordat men dit begon te begrijpen.

Fred heeft dierkunde gestudeerd. Via de bijen kwam hij uit bij planten. Hij leerde bij middels lezingen in de Hortus en opleidingen in onder meer etnobotanie, pollenanalyse en zelfs tropische plantkunde. De Hortus beschikt immers over veel tropische planten en honingbijen zijn niet kieskeurig. Dus ook als de banaan bloeit, de lotus of de gember, zijn ze er snel bij.

Maar het meest gebaat zijn honingbijen toch wel bij grote bomen die veel nectar produceren. Logisch, een honingbijenvolk bestaat uit tienduizenden insecten die gevoed moeten worden en de winter moeten overleven op een voorraad honing. Dan heb je niet genoeg aan wat bloemen in het veld. Toch hoef je niet persé grote bomen te hebben om bijen te helpen. Elk veldje ingezaaid met een verantwoord bijenmengsel dat uit inheemse bloemzaden en akkermengsel bestaat, helpt. Juist wilde bijtjes die niet overwinteren en geen honingvoorraad aanleggen, worden er goed mee geholpen!

Er zijn diverse soorten wilde bijen in Nederland, maar de honingbij komt hier niet meer in het wild voor. Onze honingbijen zijn gekweekt. Daarbij is geselecteerd op de productie van honing. Dat gaat goed, zolang de imker het teveel aan honing maar wegneemt waardoor er ruimte blijft voor bijenlarfjes. Fred doet dit ook. Hij let er daarbij goed op dat hij steeds ruim voldoende honing voor elk volk achterlaat. Tegen eind mei, als de paardenkastanje is uitgebloeid, wordt de voorjaarshoning afgenomen. Die heeft een lichte, fruitige smaak. Medio juli volgt de zomerhoning. Dan zijn de lindes uitgebloeid. Omdat op het Rapenburg veel lindebomen staan, wordt de smaak van zomerhoning sterk bepaald door lindenectar. En eind augustus, als de wilde wingerd, de porseleinbes en de honingboom zijn uitgebloeid, wordt najaarshoning geoogst, een wat wittige, milde honing. In de Hortuswinkel zijn al deze honingsoorten te koop. De oogst in de Hortus bestaat uit zo’n 300 potjes honing, oplopend tot wel 1000 potjes in echt goede jaren.

Voor een goede hygiëne vervangt Fred de bijenraten regelmatig. De oude raten gaan in een zonnewassmelter. Door natuurlijke zonnekracht smelten zij. De ‘vuile’ bijenwas wordt met een zeef gereinigd. Van die ‘schone’ was worden in de Hortus door vrijwilligers handmatig bijenwaskaarsen gemaakt die ook in de winkel gekocht kunnen worden.

Wil je meer weten, zie dan het programma op de Hortuswebsite. Fred geeft rondleidingen, verzorgt cursussen en workshops en organiseert jaarlijks met enthousiaste vrienden de ‘open imkerijdagen’ voor publiek in de Hortus, steeds in het tweede weekeinde van juli.

De nectar van bomen en planten bepaalt de smaak, textuur en kleur van honing. Zo geven koffiebloesem en boekweit donkere, stroopachtige honing; linde bloemige, amberkleurige en klaver witte, crèmige honing. Er zijn honderden soorten honing met evenzo vele toepassingen in de keuken. Al in 1597 noteerde toenmalig hortulanus Dirck Cluyt in zijn boekje ‘Van De Byen’ recepten voor gerechten met honing. Onze Hortusimker Fred Weber heeft een aantal specifieke honingsoorten beschreven voor culinair journalist Onno Kleyn. Onno heeft acht recepten voor heerlijke gerechten ontwikkeld, gebaseerd op die oude recepten van Cluyt. U vindt deze terug in de Hortusuitgave ‘Smaken uit de Hortus botanicus Leiden, 8 recepten met honing’.

Fred bij de bijenstal

This article is from: