Drop of Dronder

Page 1


DROP OF DRONDER

HET RIJKE LEVEN VAN JOCHUM DOUWENGA: VAN PUNTZAK TOT OLDTIMER

DE WATERKANT JIRNSUM 2002

1


Uitgeverij De Waterkant p/a Van Slooten’s Dropfabriek Rijksweg 163, 9011 VD Jirnsum

Copyright © 2002 Jochum Douwenga,Van Slooten Bewerking: Tjerkje Ypma Omslagontwerp: Jochum Douwenga Illustraties: Jochum Douwenga Foto’s en prenten: Jochum Douwenga Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Jochum Douwenga. Dat geldt natuurlijk helemaal voor zijn droprecepten. Alle dropjes, namen en recepturen zijn onvoorwaardelijk eigendom van Jochum c.q. de Erven Douwenga. Amateurdropmakers zijn dus gewaarschuwd! Alle dropjes in dit boekje zijn gedeponeerd bij De Hair & Maris Notarissen te Oisterwijk.


Voorwoord door Dr G.E. Itjeshorst Wie aan overheerlijke dropjes denkt, denkt als vanzelf aan Oldtimers. En wie aan deze Oldtimers denkt, denkt natuurlijk aan Jochum Douwenga: de man die in deze nieuwerwetse tijden de verrukkelijke dropsmaak van vroeger doet herleven. Dit boekje is in al zijn bescheidenheid een soort eerbetoon of, misschien beter, een dankbetuiging aan drie generaties dropmakers, drie generaties Douwenga. De totstandkoming van deze Oldtimers-kronieken is bepaald niet zonder problemen gegaan. De heer Jochum Douwenga is geen gemakkelijke man en stelde nogal wat eisen en voorwaarden aan het optekenen van zijn verhaal. Geen censuur, geen mooiermakerij, geen geschiedvervalsing en wat dies meer zij. Met zijn toestemming heeft letterkundig medewerkster Tjerkje Ypma Ă l te Friese zinsneden en krachttermen vernederlandst. Ik spreek de hoop uit dat de geschiedenis van Oldtimers en andere wetenswaardigheden u zal onderhouden. Oldeholtwolde, maart 2002



Inleiding door Jochum Douwenga Ik heb het al zo vaak gezegd, maar voor de gelegenheid doe ik het nog een keer: achter elk dropje zit een verhaal. En niet alleen achter elk afzonderlijk dropje. Ik bedoel, dat die overheerlijke Oldtimers zo vanzelfsprekend in uw supermarktschappen liggen, is niet vanzelf gegaan. Ook daarachter zit een lang en boeiend verhaal. Het verhaal van drie generaties dropmakers bij de firma Van Slooten, te Jirnsum. Vanaf het allereerste begin tot aan het succes van de hedendaagse Oldtimers. Een succes dat voor een groot deel aan mijn persoon te danken is, kan ik in alle bescheidenheid zeggen. Nu we het toch over mij hebben: er wordt vandaag de dag veel over mij beweerd. Laat mij u met klem zeggen: geloof niet alles wat men u op de mouw probeert te spelden. Het verhaal dat ik hier zal vertellen, is het enige ware verhaal van de Douwenga’s. Zowaar ik Jochum Douwenga heet. En zo heet ik.

Jirnsum, maart 2002 5


Het dropje op de kast Wat de meeste mensen wel weten, is dat het dropmakersambacht in mijn familie is gebracht door mijn grootvader, Lieuwe Jolle Douwenga. Maar, zoals dat wel vaker in het leven het geval is, was het niet louter toeval dat mijn grootvader nu juist het nobele vak van dropmaker uitgekozen had, om er zijn brood mee te verdienen. Als ik de Douwenga-kronieken werkelijk naar waarheid wil vertellen, moet ik eigenlijk beginnen bij de grootvader van mijn grootvader (mijn overovergrootvader dus), Hilke Douwenga. Volgens de overlevering was het in de zomer van 1810 dat de kleine Hilke (die toen zo’n jaar of zes geweest moet zijn) de grote deur van de familieboerderij opendeed en oog in oog stond met een venter uit het verre Amsterdam. De man wilde zijn koopwaar graag aan Hilke’s moeder tonen. Nadat Hilke zijn moeder had gehaald, gaf de man hem als beloning "een drietal zwart glanzende bolletjes, niet veel groter dan een knikker". Na eerst een tijdje naar het goed te hebben gekeken, keek Hilke vragend de venter aan. "Dat is drop", zei deze. "Proef maar, het is heel lekker. De 6


Amsterdamse jeugd is er verslaafd aan." Toen Hilke’s moeder (mijn over-over-overgrootmoeder dus) dat hoorde, pakte ze de drie dropjes uit Hilke’s handen met de woorden: "Verslaving? Daar doen wij hier niet aan." En legde het kleinood op het hoogste plankje in de keukenkast. De rest van de middag, terwijl de venter zijn koopwaar aan het demonstreren was, heeft de kleine Hilke naar de plek waar de dropjes lagen gekeken totdat hij een stijve nek kreeg en het etenstijd was. De volgende dag stond Hilke bij het krieken van de ochtend op, om het plannetje waar hij gisteravond op had zitten broeden, ten uitvoer te brengen. Met een stoel op het aanrecht moest hij tot het bovenste plankje kunnen reiken. Zich onbewust van het gevaar (te veel verlangend naar het onbekende) maakte Hilke zichzelf zo lang mogelijk door op z’n tenen te staan. Het lukte hem met zijn rechterhand de bovenste plank te halen, maar tot zijn grote verbazing trof hij daar maar één dropje aan. Hoe hij met zijn hand ook over de plank schoof, er was echt maar één dropje. Die andere twee moesten door zijn ouders zijn verorberd, dat kon niet anders, dat zou hij 7


nog wel tot de bodem uitzoeken. Met het ene dropje in de hand stapte Hilke van zijn stellage af. Hij legde het dropje voor ‘m op tafel en bemerkte dat het aan zijn vingers had geplakt. Hij proefde aan zijn vinger en nam zich toen voor minstens een hele dag op dit snoepje te zuigen, want zoiets heerlijks had Hilke in zijn prille leven nog nooit geproefd. Zoals dat gaat met dingen die lekker zijn, duurde het niet langer dan een halve minuut voordat het dropje op was. Wat er

HILKE DOUWENGA Grondlegger van de Douwenga droprecepturen.

8


met de andere twee dropjes gebeurd was, is Hilke nooit te weten gekomen. Maar dat maakte allemaal niet meer uit. De smaak van dat ene dropje was onuitwisbaar genoeg om z’n hele leven bij te blijven. Ook toen zijn kleinzoon (mijn grootvader, Lieuwe J.Douwenga dus) 60 jaar later bij hem op schoot zat. Aan de kleine Lieuwe kon Hilke het verhaal niet vaak genoeg vertellen. Hoewel Hilke in zijn hele leven dus maar één dropje had geproefd, eindigde hij zijn verhaal steevast met de woorden: "Drop, m’n jongen, is de grootste uitvinding sinds de platte schuit." Van postkamer tot hoofd dropmaker U kunt wel begrijpen dat een dergelijk verhaal, verteld door een krachtige persoonlijkheid als mijn over-overgrootvader, een onuitwisbare indruk had achtergelaten op mijn grootvader Lieuwe J. Douwenga. Echter, inmiddels was drop overal in Nederland – dus ook in Friesland – al lang en breed verkrijgbaar. Feitelijk was drop zelfs al bekend in Friesland in de tijd dat Hilke Douwenga zijn eerste en enige dropervaring had in de zomer van 1810. In Drachten vervaardigde 9


de drop- en suykerwerckerij Dolstra & Daelenbout namelijk al hardzoete koetjesdrop (de tegenhanger van Hollandse katjesdrop) sinds 1746. Maar wanneer mijn voorvaderen met deze wetenschap werden geconfronteerd, werd dat altijd afgedaan met een nonchalant wegwerpgebaar en de woorden: "Koetjesdrop is de naam drop niet waardig." Mijn grootvader Lieuwe J. Douwenga had dus eigenlijk al vaker drop gegeten, maar bleef volhouden dat dit niet smaakte zoals drop moest smaken. De smaak kwam simpelweg niet overeen met hoe zijn grootvader het verteld had. "Als ik ooit de kans krijg", zei hij met de regelmaat van een Friese staartklok tegen zijn vrienden, "als ik ooit de kans krijg dan zal ik jullie eens laten proeven hoe echte drop smaakt." Eigenlijk had niemand, behalve Lieuwe J. Douwenga zelf, gedacht dat die dag ooit zou komen. Totdat, in 1880, bekend werd dat de familie van Slooten van plan was te Harlingen een zoetwarenfabriek te beginnen, waar ook drop een voorname plek toebedeeld zou krijgen. De jonge Lieuwe, die met zijn 15 jaar nu toch eindelijk wel eens mocht beginnen met werken, wist wat hem te 10


doen stond en solliciteerde naar een baantje bij de Van Slootens. Hij begon als koerier van de postkamer. Het geluk daarvan was dat hij in die gedaante geoorloofd was overal te komen. Zelfs in de directiekamer, waar de oude Van Slooten voornamelijk sigaren zat te roken en in boeken met zeiljachten zat te bladeren, werd Lieuwe steevast joviaal ontvangen. Dat was natuurlijk allemaal erg aardig, maar zoals het een Douwenga betaamt, deden al die pracht en praal Lieuwe niet zoveel en was hij veel meer geïnteresseerd in de afdeling waar de drop werd vervaardigd. De dienstdoende dropmakers, Lolkema, Kuipers en Dreunhuizen, waren gedrieën zeer gecharmeerd van de bovenmatige interesse die de pientere Douwenga voor hun vak aan de dag legde. Hij wilde van elk ingrediënt het fijne weten: wat voor welke smaak zorgde, hoe drop z’n eigenzinnige structuur verkreeg, enzovoort. Geregeld lieten ze hem dan ook proeven van de nieuwe creaties waar ze mee bezig waren. Naar buiten toe was Lieuwe altijd vol lof en sprak hij al van smaaksensaties toen niemand nog ooit van dat woord gehoord had, maar in zijn hoofd zat 11


Lieuwe aantekeningen te maken die hij thuis nauwkeurig uitwerkte. Dit kan nog wat laurier gebruiken, hier kan nog wat zoethoutextract bij, dit verdient nog een vleugje salmiak en hier zou kaneel wel eens voor iets extra’s kunnen zorgen.

HET EERSTE SCHRIFT met de eerste aantekeningen van mijn grootvader

Na een drietal maanden begon Lieuwe J. Douwenga heel voorzichtig zo nu en dan een klein adviesje te geven. Adviezen die net genoeg waren om het verschil te proeven, zonder dat 12


Lieuwe J. zijn ambities al te veel blootgaf. En langzaam schroefde hij de mate van adviesgeving op totdat Lolkema, Kuipers en Dreunhuizen, wilden ze zichzelf als dropmaker serieus nemen, niet meer om zijn dropmakersvaardigheid heen konden. Hoewel met name Dreunhuizen Lieuwes bemoeienissen als een dreiging leek op te vatten, besloten de drie toch naar de grote Van Slooten te gaan om de dan 17-jarige Lieuwe J. Douwenga voor te dragen als leerling dropmaker. Van Slooten, die inmiddels zeer gesteld was geraakt op Lieuwe nadat deze eens ‘zo maar’ een doos sigaren voor hem had meegenomen, gaf onmiddellijk zijn goedkeuring. Maar zoals dat vaker gaat bij grote geesten, was de leerling binnen geen tijd veel verder dan zijn drie leermeesters bij elkaar. Na verloop van tijd kon men er niet meer omheen en werd Lieuwe J. Douwenga op 20-jarige leeftijd hoofd dropmaker bij Van Slooten. En stond hij boven Lolkema, Kuipers en Dreunhuizen, wat met name Dreunhuizen niet kon verkroppen. Zodat deze 15 jaar later, vijf jaar voor z’n pensioen, besloot zijn baan voor gezien te houden 13


en de rest van zijn leven zich voor kaatsvereniging Sla Raek en Hard te Bolsward in te zetten. Mijn vader had er tabak van Zoals dat het geval was in die tijden, was het de vanzelfsprekendheid zelve dat mijn vader in de voetsporen van zijn vader zou treden. En tot zijn twaalfde nam Douwe, zoals mijn vader zaliger heette, alle kennis die het dropmaken tot een kunst verhief gretig in zich op. Lieuwe J. Douwenga liet geen kans voorbij gaan om zijn enige zoon alles bij te brengen wat hij had geleerd. Maar, je ziet het vaker bij kinderen van een succesvolle vader, er begonnen andere soorten van levensstijlen te lonken. Met name op momenten dat Douwe weer eens niet met zijn vriendjes buiten mocht spelen voordat hij de chemische structuur van arabische gom had doorgrond, begon mijn vader een weerzin voor drop in het algemeen en dropmaken in het bijzonder te ontwikkelen. Het toeval wil dat in de zomer van 1910, hon14


derd jaar na de dropontdekking van mijn overovergrootvader, mijn vaders dropweerzin zijn hoogtepunt bereikte, wat er bijna voor zorgde dat het afgelopen was met het rijke dropverleden van mijn familie. Mocht mijn grootvader toen niet tijdig en adequaat hebben ingegrepen, dan had ik hier nu hoogstwaarschijnlijk niet gezeten om dit verhaal aan u te vertellen. Ook nog om een andere reden, maar daar kom ik zo op terug.

DE SINT BONIFATIUS SCHOOL alwaar mijn vader gedurende zijn kleutertijd per vergissing slechts ĂŠĂŠn jaar verbleef. 15


In de zomer van 1910 dus, was mijn vader 15 jaar en met zijn klas op excursie naar Terschelling. Mijn vader zat op een school, waar de enige afgevaardigden van het andere geslacht, voor de klas stonden. U kunt wel begrijpen dat mijn vader en zijn klasgenoten even niet wisten waar ze het moesten zoeken, toen bleek dat op dezelfde camping waar zij verbleven, ook een meisjesinternaat uit Heeg haar tenten had opgeslagen. Omgekeerd was de opwinding waarschijnlijk even groot, maar meisjes weten dat meestal wat beter te verbergen. Echter van beide kanten werden er in het geheim toenaderingspogingen gedaan, de argusogen van de leraren proberend te vermijden. Op een gegeven moment had mijn vader het plan om in het omliggende bos post te vatten met zijn scheerspiegeltje, om ermee te seinen. "Ik ga even kijken of ik nog wat paddestoelen kan vinden voor het biologieproject", zei hij tegen niemand in het bijzonder en liep naar het bos. Vanachter een struik had hij perfect zicht op het ‘meisjeskamp’. Eerst zocht hij een, zo op het eerste gezicht, geschikte kandidaat uit en liet toen via zijn spiegeltje de zon in haar ogen reflecteren. Aanvankelijk hield ze haar 16


hand voor haar ogen. Maar ineens stond ze op, zei ze iets tegen de omstanders en liep ze naar het bos toe. Recht op mijn vader af, die van de zenuwen bijna van z’n stokje ging. Ze gebaarde naar hem dat ze zich wat verder in het bos moesten terugtrekken om uit het zicht van de rest te blijven. "Hoi, ik heet Boukje", zei ze. "Ik Douwe", mompelde m’n vader naar waarheid, maar waarschijnlijk had ze hem niet eens gehoord, want ze bleef hem

TWEE CONTROLEURS OP WEG naar het veer Harlingen-Terschelling om de reis van de jongeren uit Heeg in goede banen te leiden. 17


vragend aankijken. De paniek sloeg m’n vader om het hart. Het bleef een eeuwigheid stil, zou hij later vaak beweren. Het zweet brak hem uit. En toen begon hij te praten, over het enige waar hij echt verstand van had: drop. Mijn vader kennende, bleef hij minstens een half uur doorratelen over uitgevloeide gomtranen, zoethoutwortels en laurierextracten. Totdat het meisje ineens haar wijsvinger op mijn vaders lippen legde en hem vroeg: "Heb jij misschien iets te roken? Ik heb al drie dagen niet kunnen roken." Een meisje dat rookte, daar had mijn vader nog nooit van gehoord. En hoewel hij wist dat hij geen rookwaren bij zich had, doorzocht hij zijn zakken en toonde hij haar wat zijn zoektocht had opgeleverd: drie zwart glanzende dropjes. "Ach, ga toch skûtsjesilen met je drop", zei ze en liep boos weg, mijn vader verslagen achterlatend. Thuisgekomen maakte m’n vader kenbaar dat hij weigerde om verder te gaan in het dropmakersvak: "Ik ga in de tabaksindustrie, of ik word skûtsjesiler." Na welke woorden mijn grootvader zijn zoon bij zijn rechteroor naar boven sleepte, hem een viertal dropbenodigdheden voor de neus zette en zei: "Probeer daar maar tabak van te maken, 18


snotneus." Discussie gesloten. Drie jaar later kwam m’n vader Boukje tegen in het uitgaansleven van Heeg. Mijn vader was inmiddels zijn vader bijgetreden in het dropmakersvak en liet Boukje zijn eerste eigen dropje proeven, Echte licht gekruide Enkhuizer Pareltjes. Boukje bekende nooit te hebben gerookt. Niet veel later trouwden ze en werd ik hun eerstgeborene.

BOUKJE DOUWENGATJALMA een week na het overlijden van haar moeder toch in de echt verbonden met mijn vader.

19


Het laatste kievitsei Ik werd geboren in het jaar 1925. De datum vertel ik niet, want ik zie u al aankomen met verjaardagstaarten en –kaarten. Ik krijg al genoeg fanmail. Het waren mooie tijden. Mijn vader en mijn grootvader brachten mij al vroeg de liefde voor het dropmaken bij. Beiden hadden geleerd van hun fouten en besloten mij wat vrijer in de opvoeding te laten. Meer dan mij enkel kennis te laten vergaren, brachten ze mij de schoonheid van het vak bij. Op gezette tijden baseerde mijn vader een dropje op een van mijn suggesties, zoals bijvoorbeeld de met kaneel bestrooide Zoete Karper Griotten, waar ik later nog op zal terugkomen. Tot mijn twaalfde jaar leidde ik een onbezorgde jeugd, waarin het ons allen voor de wind ging. Maar het kan niet altijd rozengeur en maneschijn blijven wat de klok slaat. In de strenge winter van 1937 liet mijn alom geliefde grootvader het leven. Het was een klap die mijn vader te boven probeerde te komen door aan de beerenburger te gaan. Niet onverantwoord veel, maar toch... Zoals bekend brak toen de oorlog uit. Dat het wat minder ging met de dropverkoop was wel het 20


minste waar we ons in die dagen zorgen over hoefden te maken. Sombere tijden, waarin we zo goed en zo kwaad als we konden het hoofd boven water probeerden te houden. Een uitdrukking die overigens ironisch genoemd mag worden gezien het verdere verloop van dit hoofdstuk. Na de oorlog besloot m’n vader, wetend dat zijn vader niet anders gewild had, er weer vol goede moed tegenaan te gaan. Maar z’n beerenburgers bleef hij nuttigen, zij het vooral op feestelijke gelegenheden. Zo ook tijdens de traditionele zoektocht naar het eerste kievitsei in de lente van 1948. Een jaar eerder was ik officieel bij mijn vader in de leer gegaan, de bedoeling was dat ik zeven jaar later mijn vader’s taak zou overnemen en hoofd dropmaker zou worden. Maar het mocht niet zo zijn. Omdat zowel mijn moeder als ik niet dronken, had mijn vader ook ònze traditionele drie beerenburgers opgedronken, alvorens vanuit café ’t Koetske op zoek te gaan naar het eerste kievitsei. Gewapend met een stok om de sloten mee over te springen, ging heel het dorp op pad. Als Friezen koppig heten te zijn, dan zijn de Douwenga’s de Friezen onder 21


de Friezen. Een week eerder had boer Dalstra rondgebazuind dat hij al een kievit op zijn land had gesignaleerd. Logischerwijs gingen alle deelnemers hun heil zoeken op het land van Dalstra. Zo niet mijn vader, Douwe Douwenga. Die moest zo nodig een heel weiland voor zich alleen hebben en besloot het land van boer Minkema uit te kammen. "Als iedereen één kant op gaat, ga dan altijd de andere kant op, Jochum", zei hij tegen mij en legde zijn hand op m’n schouder. We keken elkaar diep doordringend aan en even begrepen we elkaar volkomen. "Die koppigheid wordt nog eens z’n dood", zei mijn moeder, waarna ze mij met zachte dwang richting de rest stuurde. Een kleine drie kwartier later werd de betrekkelijke stilte doorbroken door vreugdevol geschreeuw. Iedereen die omkeek zag mijn vader luchtsprongen maken, zijn stok in de ene, een mandje in de andere hand. Toen stopte hij, nam hij een aanloop, stak zijn stok in de Tjonger en sprong. Wij zagen niets dan opspattend water en hoorden een plons. Op 53-jarige leeftijd, na een rijk leven vol liefde en 22


ervaringen, verdronk Douwe Douwenga in de Tjonger. Mijn vader had het mandje nog op het droge kunnen werpen, maar het eerste kievitsei had de val net zo min overleefd.

NA HET NUTTIGEN van 9 beerenburgers raakt Douwe Douwenga bij het zoeken naar het eerste kievitsei in de Tjonger terecht en verdrinkt.

Succes en voorlopige ondergang van een veelbetekenend dropmaker Na het onverwacht heengaan van mijn vader kreeg ik op betrekkelijk jonge leeftijd de verantwoording over het dropmaken. Het waren de tijden dat de grote Arie van Slooten zijn hoogtijdagen beleefde. Het waren de jaren van de 23


wederopbouw en ik kreeg alle ruimte om te experimenteren. De dropvarianten die ik toen heb weten door te drukken waren met name in de omgeving beroemd en berucht. Vraag een oude Fries maar eens naar de Harlingse Platte Schuiten, naar de Zoete Taaie Jeentjes of naar de Friese Elfsteden Kerkjes en u zult het water de mond uit zien lopen waar u bij staat. Maar tijden zijn er ook om te veranderen. Dat er nieuwe dingen komen – zoals de televisie, de elektrische citruspers, de stofzuiger en de hoelahoep – die het leven hoegenaamd makkelijker en aangenamer maken, is nog tot daar aan toe. Ik ben de eerste die toe zal geven dat ieder mens recht heeft op een auto en warm water. Maar dat een dergelijke ‘vooruitgang’ ook een mentaliteitsverschil met zich mee brengt, durf ik ronduit jammer te noemen. De mensen willen het simpeler want de mensen hebben minder tijd; de mensen willen meer van hetzelfde zodat ze minder hoeven na te denken; en wij moeten de mensen geven wat ze willen. Zo redeneert het bedrijfsleven waarin men niets anders voor ogen heeft dan florijnentekens. Zo redeneerde dus ook Arie van Slooten jr, die in 24


1962 de leiding had overgenomen van zijn vader, de grote Arie van Slooten. In het begin had ik het nog niet door, maar langzaam aan kreeg ik steeds meer de indruk dat ik niet helemaal serieus werd genomen. De ideeën die ik over nieuwe dropjes had werden vaak maar gedeeltelijk uitgevoerd en soms zelfs zonder pardon rechtstreeks naar de prullenbak verwezen. Ik had het er al vaak met Van Slooten jr over gehad en telkens drukte hij me op het hart dat ik zeer belangrijk voor Van Slooten ben geweest en dat ik altijd belangrijk zal blijven. Hij zei er alleen wel bij dat ik er vrede mee moest hebben dat andere tijden om andere smaken vroegen. In 1975 beloofde hij me nog één keer echt carte blanche te geven voor een nieuw dropje. Het was sinds de Echte Ekster Pepermuntdrop van 1965 dat er nog eens een geheel en al door mij was bedacht dropje ten uitvoer was gebracht, dus u begrijpt dat ik zinnens was mijn best te doen om dit tot een goed einde te brengen. Ik besloot een statement te maken en naar iets te zoeken dat niet van deze tijd, maar van alle tijden was (gezien mijn succes met Oldtimers was ik m’n tijd dus ver vooruit). Na 25


dagen en nachten nadenken, kwam ik uiteindelijk op de Friese Salmiak Terpen. Het waren ouderwets degelijke dropjes, waar je lekker lang mee deed en die een pittige smaak hadden. Maar het werd een jammerlijk falen. Nu verdenk ik, om eerlijk te zijn, Van Slooten jr van lichte sabotage. Buiten de kruidenier te Jirnsum (waar ik toen woonde) ben ik de dropjes in die dagen namelijk nergens anders tegengekomen. Overigens had ik verboden mijn Terpen in de schappen van die nieuwerwetse supermarkten ten koop aan te bieden. Wie koopt er nu drop in een supermarkt, dacht ik toen. Volgens Van Slooten jr was dat de hoofdreden van het falen van de Terpen. Maar wat weet zo’n snotneus er nu van. Helaas had diezelfde snotneus wel de macht om mij buiten dienst te zetten. 27 Jaren van trouwe dienst en wat mocht ik als dank doen toen ze mijn kennis niet meer nodig hadden? Rondleidingen geven door de dropfabriek. Kinderklasjes, Christelijke vrouwenbonden, plattelandsvrouwenverenigingen, amateur dropmakers, de verzamelde duiventelers. U weet niet half hoeveel verenigingen en bonden er bestaan waarvan de leden de 26


domste vragen durven te stellen die u zich voor mogelijk kunt houden. Drie generaties Douwenga houden zich met dropmaken bezig op het hoogste niveau en dan moet de laatste ineens antwoorden gaan geven op vragen zoals: "Waarom is drop eigenlijk zwart?" Het is een wonder dat ik die rondleidingen, zij het met steeds mindere regelmaat, nog een aantal jaren heb weten vol te houden. Tot de dag kwam dat Van Slooten jr (die zichzelf inmiddels een hele pief vond nu hij zijn familiebedrijf tot ‘een miljoenenbusiness had weten om te bouwen) met de mededeling kwam dat Van Slooten zich zou gaan

1989 Het allereerste Autodropje, de Zacht Zwarte Kever. 27


specialiseren in dropjes in de vorm van een auto. 12 mei 1989 was het, ik weet het nog als de dag van gisteren, dat ik van Van Slooten jr te horen kreeg van Autodrop. Met de woorden "Gaan die dan soms ook naar benzine smaken?", diende ik mijn ontslag in. Drie weken later ging ik met vervroegd pensioen. Uiteraard waren er de nodige toespraken waarin met niets dan lof over mij en mijn verdiensten werd gesproken. Vele onbekende handen moest ik schudden. En natuurlijk kreeg ook ík, Jochum Douwenga, de traditionele Friese staartklok cadeau. Nu ben ik niet ondankbaar aangelegd, maar eerlijk gezegd vond ik het ronduit een belediging om, net als de meest eenvoudige verpakker die bij Van Slooten vertrekt, te worden afgescheept met zo’n staartklok. Enigszins verbitterd door het hele gebeuren en licht aangeschoten (er moest veel geklonken worden die avond), besloot ik de recepten van drie generaties Douwenga uit de kluis mee te nemen, desnoods tot in het graf. Als ze bij Van Slooten geen Douwenga meer wensen, dan ook geen dropjes van Douwenga. Een gedenkwaardige ochtend. Om een beetje gezelschap te hebben in deze moeilijke tij28


den, besloot ik in te trekken bij mijn ongetrouwde zuster Trijntje Douwenga te Warffum. Aangezien zij twee jaar eerder als administratief medewerker bij Van Slooten was vertrokken, had ze al een Friese staartklok in huis. Twee van die dingen is wat te veel van ’t goede, dus heb ik de mijne maar geschonken aan cafÊ Het Wapen van Warffum, te Warffum. In de jaren daarna heb ik mij toegelegd op het vervaardigen van scheepsmodellen. Ik had

DE SCHEEPS MODELLEN VAN Jochum Douwenga vonden gretig aftrek over de gehele wereld

29


dat al enige tijd als liefhebberij en besloot mij me er gewoon volledig op toe te leggen. En ik mag wel zeggen, niet zonder succes. De precieze detaillering van mijn modellen werden geroemd tot in het verre Japan. Ik durf te beweren dat ze de naam Douwenga daar nog steeds vol ontzag uitspreken. Om kort te gaan, ik had een aardig lopend zaakje toen d’r op de tweede juli van het jaar 1998 een modern uitziende wagen, ik vermoed van Duitse makelij, voor m’n deur stopte. Ik was net bezig de mast van een Medemblikker platboomkotter te schuren. Een lange blonde man, goed in ’t pak gestoken, stapte uit de wagen. Het was alsof ik vijftig jaar werd teruggeslingerd en de grote Arie van Slooten op me af zag lopen. Maar dat was natuurlijk niet het geval. Het was de jongste Arie van Slooten, die ik voor het laatst gezien had toen ie dertien was. Het is moeilijk te beschrijven wat er door me heen ging in de paar seconden die volgden. Een Van Slooten komt niet zomaar langs, twaalf jaar nadat alle relaties zijn opgeschort. Maar aan de andere kant: als de jongste Arie van Slooten qua karakter maar half 30


zo veel leek op zijn grootvader als uiterlijk, dan kon dit bezoek wel eens een geschenk uit de hemel zijn. Na wat gebruikelijke beleefdheden begon de jongste Arie te vertellen dat de Autodropjes in de vorm van een auto een doorslaand succes waren. Dat had hij me natuurlijk niet hoeven vertellen. Sinds mijn vertrek werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt als ik eens een sigaartje ging halen bij Boomstra & Zonen, waar er geen ontkomen aan die jolige verpakkingen was. En dat schreeuwerige stemmetje van de radio en televisie had ik ook al iets te vaak gehoord. Zoals bekend ben ik ook nooit zo dol op de Autodrop-ontwikkelingen geweest, maar om nu meteen te gaan schreeuwen dat het ‘verboden zou moeten worden’, gaat mij wat ver. Maar om terug te komen bij de jongste Van Slooten: hoewel Autodrop dus een doorslaand succes was, bleek er een toenemend verlangen bij het publiek waar te nemen naar echte, ouderwetse drop. De concurrentie was al begonnen en hij, de jongste Arie van Slooten, vond dat de Van Slooten Dropfabrieken niet mochten achterblijven in deze ontwikkeling. Hoewel ik vermoed dat 31


m’n handen wat trilden, ging ik onverstoord door met het schuren van mijn mastje, maar van binnen sloeg mijn hart driemaal een klopping over van opwinding. Want ik wist wat dit betekende. Dit betekende dat ze mij, Jochum Douwenga, weer nodig hadden, ja, zelfs niet konden missen. Even heb ik nog met het idee gespeeld om die arrogante Van Slootens eens een lesje te leren en elke medewerking te weigeren. Maar de voldoening die wraak oplevert is van korte duur. Veel korter in ieder geval dan de voldoening die eerherstel oplevert. Bovendien klonk het zinnetje "Uiteraard zal Van Slooten nooit aangifte bij de politie doen van het ontvreemden van waardevolle archiefstukken" als een dreigement waarvan ik de gevolgen niet zo nodig hoefde te weten. Ik heb nog wel wat van m’n werkvoorwaarden kunnen doordrukken. Ik had geen zin in een herhaling van de geschiedenis, waarbij ik in naam de leiding had, maar in praktijk niets kon doen. Ik weigerde ooit een dropje in de vorm van een auto te maken en ik eiste volledige zeggenschap over welke drop er uitgebracht zou worden. De ‘smaaktest bij de consument’ die de jongste Van 32


Slooten suggereerde, zag ik aanvankelijk niet zo zitten. De drop die ik maak vindt immers iedereen lekker. Maar dat ik juist daarom een smaaktest niet hoefde te vrezen, zoals de jongste Van Slooten opmerkte, was eigenlijk de spijker op de spreekwoordelijke kop. Onder het genot van mijn zusters koffie, die altijd lichtjes naar chloor smaakt, schudde ik de hand van de jongste Van Slooten op deze gedenkwaardige ochtend van de tweede juli 1998. Vanzelfsprekend heb ik de Medemblikker platboomkotter nog wel afgemaakt. Het succes Zoals te verwachten was, werden mijn Oldtimers (noodgedwongen de naam van mijn dropjes) een doorslaand succes. U weet het, achter elk dropje zit een verhaal, zeg ik altijd maar. Inmiddels heb ik drie dropjes op de markt gezet. De verhalen daarvan kunt u op de achterkant van de verpakkingen lezen. Ik ga hier niet nog eens herhalen hoe mijn grootvader, opgesloten op een houten plee op de Hindeloper kermis, zijn Echte Mildzoute Hindelooper Ruitjes heeft verzonnen. Of hoe mijn vader aan het Harlingse zee33


HET ORIGINELE ONTWERP van de Echte mildzoute Hindelooper Ruitjes anno 1896

mansleven de Echte Volzoete Scheepsknopendrop heeft overgehouden. Of hoe ik in 1953 mijn voetbalclub SNEVO voor degradatie heb weten te behoeden met mijn Echte Pittigzoete Sneker Zoethoudertjes. Neen, dat kunt u beter zelf lezen op de respectievelijke verpakkingen van deze heerlijke dropjes. Ik heb echter ik weet niet hoeveel andere dropideeën. Op de komende pagina’s zal ik van een aantal daarvan het verhaal vertellen. En welke ingrediënten er zoal mee gemoeid zijn. Ik heb de meeste hiervan al eens aan Van Slooten verteld, 34


maar die weigert ze allemaal uit te voeren. Vandaar dat ik u aan het eind van mijn voorstellen zal vragen om me mee te helpen kiezen. Wellicht is er een dropje dat u koste wat kost aan de vergetelheid wil onttrekken. Met de juiste argumenten zal u dat lukken. En u schijnt er ook nog iets mee te kunnen winnen. Maar daarover dus later meer. Achter elk dropje zit een verhaal (1) De Echte Friese Neutjesdrop (anno 1938) Drop met een zweem van beerenburg.

Zoals gezegd was mijn vader een groot liefhebber van beerenburg. Ik moet een jaar of 13 geweest zijn. Precies de leeftijd om dat spul interessant te gaan vinden. Soms dronk mijn vader er wel zo’n stuk of tien achter elkaar op, dus het moest lekker zijn, dacht ik zo. Maar hoe ik ook smeekte, mijn vader weigerde me een slokje beerenburg te geven. Op een dag besloot ik m’n stoute schoenen aan te trekken en gewoon eens, buiten medeweten van 35


mijn vader om, te proeven hoe dat goedje nu smaakte. Ik pakte de fles, deed wat in een drinkbeker en nam een ferme slok. Alsof er een gloeiende soldeerbout in m’n keel vastzat, zo voelde het. En ik proestte en hoestte dat het een aard had. Deze geluiden trokken de aandacht van m’n vader die de keuken kwam in gerend. Overstelpt met schuldgevoel en met een stem als een schuurmachine legde ik m’n vader uit wat er gebeurd was. Om redenen die ik toen nog niet begreep, barstte m’n vader in een onbedaarlijk lachen uit. Hij aaide me ruw over de bol en beloofde toen een dropje te maken met de smaak van beerenburg, maar de zachtheid van drop. De Echte Friese Neutjes werden bijzonder populair bij de Friese jeugd die te jong waren om beerenburg te drinken, maar al oud genoeg om het wel te willen. Achter elk dropje zit een verhaal (2) De Echte Leeuwarder Dravertjes (anno 1934) Bruine drop met salmiaksmaak.

36


Ik mag dan wel een keer een weddenschap hebben afgesloten, men kan de Douwenga’s moeilijk gokkers noemen. Toch waren mijn vader, mijn grootvader en ik vaak te vinden op de kortebaandraverijen te Leeuwarden Zij het niet om te gokken. Ikzelf was nog klein en kwam vooral om naar de paarden te kijken. Maar mijn vader en grootvader kwamen er om te handelen. En wel met de heer Paulus T. Scheffer die aan Van Slooten Dropfabrieken de salmiak leverde. Mijn vader en grootvader hadden van de grote Van Slooten zelf de opdracht gekregen om op te letten wanneer de heer Scheffer eens op het goede paard had gewed. Scheffer hield namelijk wél van gokken en als hij won kon dat zeer gunstig uitvallen voor de inkoopprijzen. Zo ook op de derde juli 1934. Scheffer had naar verluid al zijn geld gezet op Walküre Ventura III. Mijn vader had net achter Scheffer postgevat toen Walküre als eerste over de finish kwam. De juichende linkervuist van Scheffer schampte de kaak van mijn vader die enige pijn veinsde. Met een mengeling van schuldgevoel en voornamelijk overwinningsvreugde beloofde Scheffer dat hij de volgende 37


lading salmiak voor eigen rekening zou nemen. Van Slooten was zo verheugd dat hij besloot deze dag met een dropje te eren. Waarop mijn vader de Echte Leeuwarder Dravertjes met pittige salmiaksmaak suggereerde. Achter elk dropje zit een verhaal (3) De Echte Zoete Karpergriotten (anno 1933) Dropjes met een donkergrijze, zachte griotstructuur, maar heerlijk zoet. Afgestrooid met kaneel.

In feite is dit het eerste dropje dat ik ooit heb verzonnen, op achtjarige leeftijd wel te verstaan. Het was een warme zondagnamiddag in de nazomer van 1933 toen ik samen met mijn vader zat te vissen in de Tjonger. Mijn vader had een zelfvervaardigd, klassiek zakje zoute griotten voor me meegenomen. Ik was jong en kon de smaak van zoute drop nog niet zo goed appreciÍren Misschien was het de zon die de hele tijd op m’n kop had gestaan, misschien was het dat de vissen niet zo goed wilden bijten, maar het 38


ongenoegen dat ik aan de zoute griotten beleefde, kon ik niet onder stoelen of banken steken. "Ze zijn veel te zout, papa", schijn ik meermaals gezegd hebben. Mijn vader was van het zwijgzame soort, maar zei na verloop van tijd toch: "Zou ik dan eens zoete griotten voor je maken, met kaneel erover?" Nou, daar had ik wel oren naar. Ik mocht zelfs verzinnen welke vorm mijn nieuwe dropjes kregen. Terwijl ik aan het nadenken was, bemerkte ik ineens dat m’n dobber bewoog. Ik riep m’n vader en samen sleurden we een knoert van een karper uit het water. "Zo’n vorm moet het dropje krijgen, vader", zei ik wijzend naar de vis. Twee maanden later had ik m’n eerste, zelfbedachte dropje in handen. De smaak was onovertroffen. Het dropje werd erg populair bij de Friese jeugd. En bij de ware visliefhebber natuurlijk.

39


Achter elk dropje zit een verhaal (4) De echte Drop Dam Schijfjes (anno 1964, nooit uitgevoerd) Zwarte dropschijfjes en witte mintschijfjes.

Eigenlijk loop ik met dit dropidee al zo’n 38 jaar rond. In de jaren ’60 heb ik het voorgelegd aan Arie van Slooten jr, maar die zag er geen brood in. Kennelijk zelfs geen drop. Ik kwam op het idee tijdens een potje dammen met mijn goede vriend Manus Posthuma. We zaten bij hem thuis. Toen we zijn damspel openden, bemerkten we dat er enkele damstenen misten. Zowel bij zwart als bij wit. Manus wist bij Bonifatius niet waar die steentjes nu gebleven konden zijn. En terwijl hij tevergeefs zocht, haalde ik m’n zakken leeg, waar ik wat Echte Friese Muntdrop en een rolletje pepermunt vond. Hoe toevallig, dacht ik en zei tegen Manus dat hij zijn zoektocht kon staken. Manus speelde met wit, ik met zwart. Beiden hadden we al meerdere stenen van elkaar geslagen, toen ik met een van mijn stenen aan Manus’ 40


kant van het bord geraakte. De damspelregels zeggen dan dat je recht hebt op een steen boven op jouw steen, zodat je niet meer met één plaatsje tegelijk hoeft te schuiven, maar met zoveel tegelijk als je zelf wilt. Een aanzienlijk voordeel, zoals u wel begrijpt. Echter, Manus had al mijn geslagen damstenen opgegeten. Zou het niet geweldig zijn, dacht ik toen en denk ik nu nog steeds, om een heel damspel, bestaande uit dropen muntschijfjes, in één verpakking te stoppen. En dat je die verpakking uit elkaar kan halen, zodat het een echt dambord wordt. Ja, mensen, dat zou geweldig zijn. Achter elk dropje zit een verhaal (5) De Echte Zachte Friese Kermismeiden (anno 1921) Zachte, zoete bruine drop.

Mijn vader kon altijd uren over de kermissen van vroeger vertellen. Zoals elke jongen van zijn 41


leeftijd, had Douwe als jonge tiener een groot ontzag voor het kermisvolk. Alle meisjes van het dorp vielen als een blok voor de kermisjongens. Die net deden alsof ze al die vrouwenaandacht niet nodig hadden. Schijnbaar achteloos liepen ze rond, zo nu en dan een knipoog gevend. Met het nodige gegiechel tot gevolg. Mijn vader en zijn vrienden begrepen niet echt goed wat die kermisgasten in die dorpsmeisjes zagen. Als je zag wat voor vrouwelijke leeftijdsgenoten zijzelf rond hadden lopen... Dat waren al echte vrouwen te noemen. Met alle volumineuze vormen op de goede plaats, zal ik maar zeggen met het risico om denigrerend over te komen. Eentje spande de kroon. Trijntje Tichelaar was haar naam, maar iedereen noemde haar Tetje (waarom, daar heb ik zo wel m’n ideeÍn over, maar dit is niet de plaats om die uit de doeken te doen). Mijn vader zag haar voor het eerst op de Harlingse kermis, in de zomer van 1908. Minstens met tien man waren ze haar verschijning aan het aangapen toen Willem Hartstra, toch al vaak de meest vrijpostige van het stel, uitslaakte: "Daar zou ik best eens in willen bijten." En dat moest iedereen beamen. Elk jaar 42


zagen ze haar weer, en elk jaar bleef het bij aangapen. Mijn vader kon enkel maar dromen hoe dat wulpse vrouwenvlees aanvoelde. Hij zou het later nog vaak verzuchten, zelfs met mijn moeder erbij. Die dat maar liet voor wat het was, hoewel ze het niet graag hoorde. In 1921 eerde mijn vader Trijntje Tichelaar door de woorden van Willem Hartstra letterlijk te maken en haar beeltenis in een zacht, volzoet bruin dropje te gieten. Achter elk dropje zit een verhaal (6) De Echte West-Friese St. Maarten Drop (anno 1950) Zoete, rode drop.

In 1949 had ik een maand lang een soort van dropblokkade. Werkelijk niets wilde me te binnen schieten dat tot een interessant dropje kon leiden. Ik besloot maar eens van de gelegenheid gebruik te maken om Tante Jetske en oom Pol op te zoeken, die na de oorlog de Zuiderzee waren overgestoken en naar West-Friesland 43


waren geÍmigreerd. Het was in de week van SintMaarten, Heel de familie, met kinderen van 6 en 8 jaar, was door het dolle heen. Ik was niet zo in de stemming voor al dat gedoe en zo kwam het dat ik op 11 november alleen thuis bleef. En natuurlijk werd er toen geklopt. Ik deed open. Voor me stonden vijf kindertjes (met een moeder erachter) die enigszins onverstaanbaar een melodietje begonnen te mompelen. Daarna hielden ze me een zakje voor. Ik doorzocht m’n zakken waarin ik meestal wel wat dropjes had, maar niks. "Even wachten, jongens", zei ik tot de kinderen en ging het huis doorzoeken. Alle kastjes ging ik af, maar niks, helemaal niks. Toen ik terugkwam stonden de kindertjes er nog steeds, de moeder had ondertussen een sigaretje opgestoken. "Het spijt me, jongens, maar ik kan geen snoep vinden", stamelde ik. De moeder keek me kwaad aan, gooide haar sigaret op de grond en zei tegen de kinderen: "Kom mee, hier hebben we niks te zoeken." Met gebogen hoofdjes zag ik de kinderen het pad aflopen. Dit mocht nooit meer gebeuren, nam ik mij voor en ging gelijk aan het werk. Volgend jaar zou ik terug44


komen met heerlijk zoete rode drop in de vorm van Sint Maarten die zijn kleed door de helft snijdt voor een arme drommel. Achter elk dropje zit een verhaal (7) De Echte Zoete Taaie Jeentjes (anno 1954) Drop, gecombineerd met gebrande suiker.

De Elfstedentocht van 1954, wie herinnert hem zich niet. Zelden had koning winter zijn regeerperiode zo streng geĂŤindigd. Het vroor dat het kraakte van eind december tot over half februari. Oren werden ingepakt, tongen vroren vast aan gietijzeren ophaalbruggen en schaatsen werden uit het vet gehaald. Geen rayonhoofd die naam waardig kon een bezwaar hebben tegen een Elfstedentocht. Uiteindelijk werd de derde februari 1954 geprikt als de dag om de tocht der tochten te rijden. Het was de Elfstedentocht die na zeven uur en 35 minuten, met een halfbevroren bovenlip werd gewonnen door Jeen van den Berg. Op Friese doorlopers uiteraard. Volgens 45


mij heb ik nooit meer waardering voor een sportprestatie gehad dan voor deze. Een dropje leek me een mooi eerbetoon. Ik had gehoord dat sporters energie kregen van suiker, dus leek mij een zoet, op gebrande suiker gebaseerd dropje wat dat betreft zeer gepast. Verder vond ik dat de schaatsers er lang mee moesten kunnen doen en bovendien leek mij het begrip ‘taai’ erg goed passen bij een doorzetter als us Jeentje. Vandaar de Echte Zoete Taaie Jeentjes in de vorm van een Friese doorloper. Overigens werd het dropje, eind jaren ’50, vooral populair in de Friese voetbalwereld. Met name Abe Lenstra schijnt er zeer over te spreken te zijn geweest. Achter elk dropje zit een verhaal (8) De Echte Zeeuwse Salmiak Decimeter Drop (anno 1932) Kleine, zachte dropveter met pittige salmiaksmaak.

Mijn vader heeft dit dropje deels uit ergernis deels uit wraak bedacht. Uit ergernis aan de infe46


rieure drop van de dropveters die je op de kermis aantrof. En uit wraak vanwege een gebeurtenis die zich afspeelde tijdens onze vakantie in Zeeland in de zomer van 1932. In een winkeltje te Zierikzee had mijn moeder een lap stof van twee meter gekocht voor een jurkje dat ze thuis in Friesland zou gaan maken. Waarschijnlijk was het stof die in Friesland nergens te vinden is, anders weet ik ook niet waarom je in Zeeland stof voor een jurkje zou kopen, maar dat is even bezijden de kwestie. Mijn moeder had er geen acht meer op geslagen totdat we weer thuis in Friesland waren. Bij het nameten bleek de lap stof in plaats van 2.00 meter slechts 1.80 meter te meten. Zo maakte mijn moeder, tot haar schande, het eerste korte rokje dat in Friesland te zien was (niet dat ze het ooit droeg, maar het hing wel in haar kledingkast). Na dit voorval is het begrip ‘een Zeeuwse decimeter’ binnen onze familie een gevleugelde uitspraak geworden voor alles en iedereen die te zuinig was. Kennelijk vonden ze dit in Zeeland geen enkel bezwaar (wellicht waren ze zelfs gevleid), want de drop is daar tientallen jaren een groot succes geweest. 47


Achter elk dropje zit een verhaal (9) De Echte Zachte Kruizemunt Friese Koetjesdrop (anno 1746, verbeterd in 1956) Kleine zwartglanzende koetjes met klassieke dropsmaak en een vleugje mint.

Al eerder in dit boekwerk heb ik verteld dat koetjesdrop al sinds mensenheugenis verkrijgbaar is in Friesland. Naslagwerk leert dat de eerste beschrijvingen opdoemen in het jaar 1746. In die tijd schijnt de drop- en suykerwerckerij Dolstra & Daelenhout te Drachten ermee begonnen te zijn en het groot te hebben gemaakt. Het was altijd harde drop geweest, het Friese equivalent van de Hollandse katjesdrop. Maar men hield ervan, zij het niet iedereen... Eerder in dit boekwerk heb ik namelijk ook verteld dat mijn grootvader de Friese koetjesdrop nooit als echte drop heeft willen erkennen. En om mijn grootvader te eren, heeft ook mijn vader altijd geweigerd koetjesdrop te maken. En eigenlijk was ook ik van plan nooit aan de koetjesdrop te beginnen. Totdat ik ze in 1956 in mijn 48


schoot geworpen kreeg. Wegens gebrek aan succes en opvolging moest Dolstra & Daelenhout z’n deuren sluiten en kon ik voor een prikje hun licenties opkopen. Toch zat het me wel dwars. Mijn voorouders waren immers allemaal zo faliekant tegen koetjesdrop geweest. De enige mogelijkheid die ik zag, was om er alsnog echte drop van te maken, volgens de dropeisen van de Douwenga’s. Ik gaf de koetjes een iets zachtere bite, maakte ze iets zoeter en voegde er een zweem van kruizemuntextract aan toe. Voor de natuurbarbaren onder u: kruizemunt is een plantje dat ’s zomers rijkelijk aan de oevers van de slootjes rond Jirnsum groeide. Achter elk dropje zit een verhaal (10) De Echte Zaanse Nootmuscaat Molentjes (anno 1934) Zoete, zachte drop met een vleugje laurier afgestrooid met kaneel en een heel klein beetje nootmuskaat.

49


Nadat door mijn toedoen de Zoete Karpergriotten succesvol op de markt waren gebracht, begon ik mij vaker te bemoeien met mijn vaders dropkunsten. Ik zat in de vierde klas van lagere school Uilenhof, toen meester Bouke Bokkinga ons over de Zaanse nootmuskaatmolens vertelde. Hij vertelde verder over de vermeende geneeskrachtige werking van nootmuskaat toen ik het idee voor dit dropje kreeg. Nu mijn aandacht voor de les definitief was verslapt, begon ik molentjes te tekenen. Nadat de school was uitgegaan, rende ik linea recta naar mijn vader en liet hem mijn molentjes zien. Ik zei hem dat het me heel lekker leek, dropmolentjes met nootmuskaat. Mijn vader vond dat dit idee een uitwerking verdiende en een aantal weken later kwam hij met de molentjes aanzetten. "Alsjeblieft", zei hij, "Zaanse molentjes met nootmuskaat." Zo trots als een pauw heb ik mijn dropjes de volgende dag in de klas uitgedeeld. Ik kreeg toen nog ruzie met Siep Dalstra die beweerde dat de molentjes naar kaneel in plaats van naar nootmuskaat smaakten. Thuisgekomen vertelde ik mijn vader over de belachelijke beschuldiging 50


van Siep. Mijn vader zei dat hij tot zijn spijt moest bekennen dat Siep de waarheid had gesproken. De nootmuskaat was echt door kaneel vervangen. Voor het eerst in mijn leven was ik teleurgesteld in mijn vader. Later begreep ik dat hij het uit liefde had gedaan. Evenwel heb ik in 1955, toen ik het zelf voor het zeggen had, toch een vleugje nootmuskaat toegevoegd. Achter elk dropje zit een verhaal (11) De Echte Harlingse Platte Schuiten (anno 1952) Vrij grote, bruinkleurige dropjes met uitgesproken honingsmaak, zacht maar een beetje taai.

Hoewel een ‘burn-out’ anno 1952 nog niet bestond, had ik toch het gevoel dat ik er eens van tussen moest. Na de dood van mijn vader in 1948 had ik niets anders gedaan dan hard werken, ik moest echt eens rust nemen. Ik besloot naar Terschelling te gaan. Dat is op zich lekker dichtbij, dus als er iets bij Van Slooten gebeurde waarvoor mijn aanwezigheid noodzakelijk was, 51


dan was ik in principe zo terug. Mocht ik niet nodig zijn, dan zou ik een week lang rust en vrede hebben. Ik had mij voorgenomen mij niet met drop bezig te houden deze dagen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Het begon bij de oversteek. Dat gebeurde in die tijden op platte schuiten die vertrokken vanuit Harlingen. Het eerste halfuur stond ik op het dek. Het weer dat ik had uitgekozen om m’n eerste vakantie in jaren door te brengen, was niet bepaald ideaal vakantieweer. Ik liet de striemende regen en het opspattende water mijn gezicht zandstralen en probeerde met dichtgeknepen ogen naar de einder te turen. Het had wel wat, zo’n gevecht met de elementen, maar na een half uur begon ’t me toch wat teveel te worden. De angst bekroop me dat ik blijvende putjes in m’n gezicht zou krijgen en ik besloot het benedendek maar eens met een bezoek te vereren. Binnengekomen begon m’n huid te tintelen. Eerst pijnlijk, toen aangenaam. Ik dronk een thee met honing en bemerkte hoezeer de hier heersende gezelligheid in schril contrast stond met de gure woestenij van bovendeks. Dat bracht mij op het idee van een dropje 52


dat hard van buiten, maar zacht van binnen was. De rest van mijn vakantie ben ik bezig geweest dit dropje uit te werken, met de Echte honinggevulde Harlingse Platte Schuiten als gevolg. Achter elk dropje zit een verhaal (12) De Echte Schiedamse Brandewijn Kikkers (anno 1923) Een frisse goudgele gum, zoet met een licht bittere zweem van alcohol.

In de tijden dat mijn vader zijn gloriedagen bij Van Slooten beleefde, zeg maar de jaren twintig, kwam er geregeld werkbezoek. En niet alleen uit Nederland. Nee, zelfs uit Engeland kwam men om te zien hoe mijn vader die overheerlijke dropjes nu maakte. Zo kreeg mijn vader ook zogeheten winegums te proeven, fruitige dropjes op wijnbasis gemaakt, die de Engelsen hadden meegenomen om te laten zien dat zij ook wel wisten wat lekker was. "Daar hoeven wij hier niet voor onder te doen", 53


schijnt mijn vader te hebben gezegd nadat de Engelsen weer vertrokken waren, eind september 1922. Hij trok z’n zondagse pak aan, nam de trein naar Stavoren, de boot naar Enkhuizen, de trein naar Amsterdam en van daar uit de trein naar Schiedam. Alwaar hij intrek nam in hotel Christoffel. De volgende dag vervoegde hij zich bij de toenmalige ‘Genever en Likeurstokerij de Kikker’ (verwoest na een brand in 1936). Na een middag proeven koos mijn vader voor de brandewijn met suiker. Hoewel iets aangeschoten wist hij de onderhandelingen toch naar zijn hand te zetten. Hij hoefde niets voor de licentie te betalen, mits de brandewijngums de vorm van de naam van de stokerij zouden krijgen. De volledige naam was dan wel ‘Genever en Likeurstokerij de Kikker’, mijn vader besloot dat een kikker moest voldoen. Achter elk dropje zit een verhaal (13) De Echte Licht Gekruide Enkhuizer Pareltjes (anno 1917) Kleine, hoogglanzende knikkertjes. Stevig, maar 54


met een zachte bite. Aangenaam licht gekruid met foelie, venkel en laurier. In verschillende maten.

Volgens de overlevering is dit het eerste dropje dat mijn vader geheel eigenhandig heeft bedacht. Hij was nog in opleiding bij zijn vader en werd er geregeld op uitgestuurd om ‘grondstoffen’ te gaan halen in het verre Amsterdam. Zo kwam het dat mijn vader geregeld op de boot van Stavoren richting Enkhuizen zat. Op een mooie dag, ergens in april 1917 als ik mij goed herinner, ontmoette mijn vader op zijn boottocht een oud Indië-ganger. De man had duidelijk een rijk leven achter de rug, waarin veel was gebeurd, maar moest nu zijn brood verdienen door zijn eigen bezit te verkopen. Hij toonde mijn vader een handvol bloedkoralen rond geslepen kralen en bood ze te koop aan. Enkhuizer Pareltjes werden de steentjes genoemd, vertelde de oud Indië-ganger. Eerlijk gezegd weet ik niet of mijn vader de pareltjes gekocht heeft, maar ik weet wel dat mijn vader zich door dit voorval heeft laten inspireren tot het 55


creĂŤren van een uiterst smaakvol, klassiek geworden dropje. En om de oud IndiĂŤ-ganger te eren had mijn vader ze een beetje uitheems gekruid. Het laat maar weer eens zien hoe vooruitstrevend mijn vader dacht binnen het dropgebeuren. Achter elk dropje zit een verhaal (14) De Echte Stoofpeertjes van Buurvrouw Stien (anno 1989) Zachte, zoete dropjes met kaneel/wijn/perensmaak.

Ik mag dan wel gedurende vijftien jaar op nonactief zijn gezet waar het dropmaken betreft, dit betekent niet dat ik nooit meer aan drop dacht. Integendeel, ik heb nog tientallen dropjes bedacht. De Echte Stoofpeertjes van Buurvrouw Stien is echter een van de weinige dropjes die me zijn bijgebleven. Hoewel dat vooral komt door Stien die mij er ongeveer elke week aan weet te herinneren, zo trots is ze dat ik een dropje naar haar vernoemd had. Dat het dropje nooit in pro56


ductie is geweest, deed en doet er kennelijk niet toe. Het dropje ontstond in het jaar dat mijn zuster een reis naar Maastricht maakte om daar een vriendin van vroeger op te zoeken. Zoals te begrijpen, had ik niet zo’n zin om een week lang dagelijks voor mezelf te koken, vandaar dat ik mezelf zo nu en dan bij buurvrouw Stien uitnodigde voor een goed avondmaal. Haar koffie is van twijfelachtige aard, haar stoofpeertjes echter zijn niet te versmaden. En als ik iets weet te waarderen, dan zeg ik dat ook. "Hm", zei ik. "Vind je m’n stoofpeertjes lekker?", vroeg Stien. "Jaja", zei ik. En toen begon ze een heel verhaal over de ontstaansgeschiedenis van de peertjes. Dat het een familierecept was op basis van rode wijn, kaneel en natuurlijk peer. In het halfuur dat ze nodig had om haar verhaal te vertellen, had ik het dropje bedacht. "Dit is de mooiste dag uit m’n leven", zei ze toen ik mijn bedenksel kenbaar maakte.

57


Achter elk dropje zit een verhaal (15) De Echte Urker Hete Bliksems (anno 1918) Zeer verfrissend dropje, gebaseerd op menthol, eucalyptus, salmiak en zwarte peper.

In zijn jonge jaren bracht mijn vader zijn vakanties met enige regelmaat door op Terschelling. Hij logeerde dan altijd in hotel De Wadlooper, waar ook menig Urker visser zijn nacht doorbracht wanneer het weer te bar was om terug naar Urk te keren. Mijn vader was gefascineerd door de ruige, stoere Urker vissers en luisterde maar al te graag onder het genot van een beerenburg naar hun verhalen vol zilte ontbering. Aan één ding ergerde hij zich echter mateloos: de smerige gewoonte van het pruimen die de mannen hadden. Net zelden spogen de mannen naast de pot en bleef er een natte, zwarte plek op de houten vloer zichtbaar. Jong en naïef als mijn vader was, besloot hij daar iets aan te doen en bedacht hij een dropje voor vissers, zo sterk en stoer dat het pruimen ermee vergeleken een kinderachtige 58


bezigheid was. Het heeft niet zo mogen zijn. De vissers bleven pruimen en schakelden later over op zware shag. Het dropje was dan wel weer razend populair bij Groninger studenten die het gebruikten om hun alcoholkegels te maskeren. Achter elk dropje zit een verhaal (16) De Echte Heerenveense Kaatsballetjes (anno 1901) Hard van buiten, zacht van binnen. Appel, peren en kruisbessensmaak.

Weinig mensen weten dit maar mijn grootvader, Lieuwe Jolle Douwenga, was een fervent en zeer fanatiek kaatser. Was hij geen dropmaker geworden dan had hij zeker een professionele kaatscompetitie op touw gezet. Tijdens de vele wedstrijden die mijn grootvader heeft gespeeld, konden zijn emoties huizenhoog oplopen. En tussen de wedstrijden door zat hij zich bijna letterlijk op te vreten van de zenuwen. Of beter gezegd: hij 59


zat de veter van het zakje waarin hij zijn kaatsballen hield op te vreten. Toen hij daar een keer op attent werd gemaakt tijdens het straatkaatstoernooi van Heerenveen, bedacht mijn grootvader dat het misschien verstandig was een dropje te maken waarmee hij zijn zenuwen in bedwang kon houden door erop te zuigen. Zo bedacht hij de Heerenveense Kaatsballetjes. Hard van buiten, zacht van binnen en in de smaken appel, peer en kruisbessen. Je kon erop zuigen en kauwen, bovendien zouden deze snoepjes het suikerpeil op peil houden. Het volgende toernooi, dat in Drachten werd gehouden en waar hij tegen zijn vroegere leermeester/werknemer Dreunhuizen moest spelen, heeft mijn grootvader naar eigen zeggen weten te winnen door de rustgevende werking die alleen al uitging van de wetenschap dat hij de snoepjes bij zich had.

60


Achter elk dropje zit een verhaal (17) De Echte Ekster Pepermunt Drop (anno 1965) Zachte, zoete drop in combinatie met harde, frisse pepermunt.

Dit is een van die dropjes die volgens Arie van Slooten jr. een grote mislukking was, omdat "de consument de combinatie zachte drop en harde pepermunt niet kan bevatten." Regelrechte onzin, als u het mij vraagt, maar niemand vraagt mij ooit wat. Zeker Arie van Slooten jr. vroeg mij nooit wat. En als hij al iets vroeg, dan luisterde hij nooit naar wat ik antwoordde. Maar goed. Ik kwam op dit dropje in de week van 7 april 1965. Ik had gemerkt dat de helft mijn georven zilveren theelepeltjes uit mijn keukenlade waren verdwenen. Eigenlijk verdacht ik mijn zuster Trijntje van de diefstal, aangezien zij de enige was die mij onlangs met een bezoek had vereerd. Met een smoesje nodigde ik haar nog een keer uit. Zogenaamd nonchalant had ik 61


mijn keukenlade opengezet om het gemak te vergroten. Ik nam plaats met uitzicht op de keuken en nuttigde een kopje thee met mijn zuster. Het was mooi weer voor de tijd van het jaar, ik had m’n keukendeur opengezet. Voor de tweede maal had ik mijn zuster thee ingeschonken toen ik ineens een ekster over mijn aanrecht zag hupsen. Met de theepot in de hand sloop ik naar m’n keuken toe en zag hoe de ekster zich richting mijn keukenla bewoog. Het beestje was vlakbij toen ik ineens kwam binnengestormd. Van schrik vloog de ekster eerst tegen het raam, alvorens naar buiten te vluchten. Die kwam niet meer terug. Maar hij had wel twee veertjes achtergelaten, een pikzwarte en een spierwitte. "Als daar geen succesvol dropje inzit", dacht ik bij mezelf, "dan eet ik mijn wollen sokken op." U mag ook wel eens een handje helpen Wel, dit was het dan zo’n beetje. Uiteraard kan ik nog uren doorgaan. Aanvankelijk was ik dat ook wel van plan. Mij was immers gezegd dat ik een boek mocht schrijven. Maar zoals u wellicht al heeft gezien meet dit ‘boek’ een scha62


mele 11 x 9 cm en dan kunnen we bezwaarlijk van een boek spreken. (Bedankt Firma van Slooten!). Vandaar dus dat ik genoodzaakt was om slechts van 17 (van de in totaal 134) dropjes het verhaal dat er achter steekt te vertellen. Mijns inziens behoren de 17 die ik heb verkozen tot de lekkerste dropjes die deze wereld ooit heeft mogen proeven. Maar binnen onbepaalde tijd moet er toch echt eentje uitgekozen worden om weer in productie te gaan. U begrijpt wellicht dat het me aan het hart gaat om uit deze toch al krappe selectie er maar eentje te kiezen. Daarom dat ik uw hulp inroep bij deze. Wellicht dacht u tijdens het lezen ineens: nou, dat is nu een dropje waar ik al jaren op aan het wachten ben. Meld ons dan even in een brief welk dropje volgens u in productie genomen moet worden en waarom. (Stuur uw brief naar J. Douwenga p/a Van Slooten’s Dropfabriek, afd. Oldtimers, Antwoordnummer 90350, 9010 VA Jirnsum) Het is namelijk zo dat de beste, leukste of origineelste argumentatie beloond wordt met een heuse prijs. 63


Ja echt, u kunt een prijs winnen Elke maand zal een jury bestaande uit mijn buurvrouw Stien, Luwe Gratema (eigenaar van café ’t Koetske) en ondergetekende (Jochum Douwenga dus) de brieven lezen en beoordelen. Iedere inzender krijgt een persoonlijke brief van mij terug. De leukste briefschrijver krijgt een echt ‘luxe weekeinde te Friesland’ aangeboden. Wellicht dat ik nog even langskom. Mocht ik tijd over hebben natuurlijk. ’t Is namelijk weer aardig druk de laatste tijd. Nu ik eraan denk, ik moet nu echt stoppen en weer aan ’t werk gaan. Er moet drop gemaakt worden!

EEN VAN DE MOGELIJKE verblijfplaatsen voor een echt luxe weekeinde te Friesland

64


In Drop of Dronder vertelt Jochum Douwenga, dropmaker bij de Firma van Slooten te Jirnsum, op zijn eigen onnavolgbare wijze het levensverhaal van zijn vader, zijn grootvader en hemzelf. Dankzij de nooit eerder gepubliceerde verhalen achter 17 in hun tijd zeer succesvolle dropjes, mag Drop of Dronder met recht een uniek document worden genoemd. De pers over Drop of Dronder: “Met Drop of Dronder toont Jochum Douwenga zich een uiterst origineel verteller. Met gevoel voor detail en voor de kleine dingen des levens.” Siep Brasem in Ut Heegertje “In een woord prachtig mooi.” Tjerk van Rossum in De Dropeter “Dat oude mannetjes oeverloos kunnen doorzeuren over vroeger, is algemeen bekend. Maar de heer Jochum Douwenga spant de kroon.” J. Belsinga in De Dokkummer Courant


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.