
13 minute read
REPORTAGE: De brug tussen kleuter en lager
from Klasse Magazine 026
by klasse.be
Hoe je kleuter en lager samensmelt
Tekst Cherline De Maeght Beeld Katoo Peeters
Advertisement
In GBS ’t Zonneveld staat leraar Sarah-June met haar ene been in de derde kleuterklas en met het andere in het eerste leerjaar. Tussen kleuter en lager ligt daardoor een stevige brug.
Een leraar uit het lager naar het kleuter transfereren, hoe dook dat idee op?
Griet (3K): “Het kleuteraantal stijgt al een tijdje in onze school. Directeur Tine polste vorig schooljaar bij ons kleuterteam hoe we de pot met lestijden wilden verdelen. Samen met de pedagogisch begeleider brainstormden we over de opties en beslisten om van de eerste en tweede kleuterklas een graadklas te maken en in de oudste groep van vijfentwintig kleuters co-teaching op te starten. Zo kunnen ze als één groep overstappen naar het eerste leerjaar en kent iedereen elkaar.”
“Maar waar vind je een leraar die halftijds in de derde kleuterklas wil co-teachen? Met Sarah-June van het tweede leerjaar had ik de klas gedeeld op een Vrijdag MagDag. Een geslaagd experiment: Sarah-June de startende leraar en ideeënzoeker, ik die na negentien jaar nog steeds mijn enthousiasme probeer te temperen. We voelden die vrijdag snel dat het klikte en dat we elkaar mooi aanvullen.”
“Tijdens een van de coronawandelingen floepte ik het eruit: ‘Sarah-June, heb je zin in een avontuurlijke verhuis naar de derde kleuterklas?’ Lang moest ze daarover niet nadenken. Die opdracht combineert ze met een deeltijdse opdracht in het eerste leerjaar. Best heftig, maar daardoor versterkt ze de belangrijke brug tussen kleuter en lager.”
Sarah-June (3K/1L): “In onze school kriebelt het al een hele poos om de werking van het kleuter- en het lager onderwijs sterker op elkaar af te stemmen. Hoe het kleuterblok input van de kleuters thematisch uitvouwt, dat willen we introduceren in het lager. Net als meer hoekenwerk. In omgekeerde richting kan het lager leertijd en -winst boeken als alle kleuterleraren dezelfde instructietaal, beeldgetallen en juiste pengreep toepassen. Zo maken alle zesjarigen een vlotte start.”
Lieselot (1L): “Vorig schooljaar wilden Griet en ik wekelijks een uurtje elkaars klas ondersteunen. Het klasvrije uur tijdens de les levensbeschouwing of L.O.-les leek ideaal. Maar er was vaak een oudergesprek of een klas van een zieke collega die prioriteit kreeg. Nu Sarah-June structureel in de kleuterklas staat, kan ik via haar in de derde kleuterklas spieken.”
Wat zijn onvoorziene voordelen van jullie samenwerking?
Sarah-June (3K/1L): “We steken veel van elkaar op. En dat gebeurt spontaan, zonder dat we er extra tijd voor moeten maken. Over ervaringsgericht en thematisch leren kunnen we tal van nascholingen volgen, maar we beslisten als school om vernieuwing vanuit de praktijk te laten groeien. Wij leren liever en meer van elkaar.”
Griet (3K): “Onze infomomenten en oudercontacten halen vandaag een hoger niveau. Input over onze klas en het leerproces komt van twee leraren, met elk hun eigen persoonlijkheid en accenten. Nu ik niet meer als enige moet beslissen of een kleuter al dan niet kan overstappen naar het eerste leerjaar, valt een grote druk van mijn schouders.”
Lieselot (1L): “Het schoolbestuur gunt ons twee schooljaren om te experimenteren met deze manier van werken. Maar we geloven erin. Als je het beste van twee werelden op elkaar afstemt, komt dat altijd ten goede van de leerlingen.”
Wie is Griet Vandendries?
• staat halftijds alleen en halftijds als co-teacher in de derde kleuterklas (3K) • verdieper
Wie is Lieselot Dekeyser?
• staat halftijds alleen in het eerste leerjaar (1L) • verkenner
Wie is Sarah-June Gorgon?
• staat halftijds als co-teacher in de derde kleuterklas en halftijds alleen in het eerste leerjaar (3K/1L) • verbreder

“Al zullen we pas volgend jaar ontdekken of de uitstromende kleuters de leerstof van het eerste leerjaar sneller oppikken. Volgt er over twee jaar een positieve evaluatie, dan gaan we zeker na of nog andere verschuivingen interessant kunnen zijn om als school te groeien.”
Co-teachen is nieuw voor jullie. Wat zijn de eerste indrukken?
Griet (3K): “Co-teachen stond al lang op mijn verlanglijstje. En terecht, merk ik. Na negentien jaar alleen in de klas voel ik me herboren als leraar. Ik vlinder over de verschillende hoeken en taken. Zo vind ik ruimte om door te vragen en à la minute in te spelen op een kleuter die hulp nodig heeft. Ik had het nooit gedacht maar nu leer ik mijn kleuters veel beter kennen. En er is meer rust in de klas. ’s Avonds vertrek ik voldaan maar energiek naar huis.”
Sarah-June (3K/1L): “Samen voor de klas gaat verrassend vlot. Om de grote groep in de derde kleuterklas af en toe op te splitsen, gingen we op zoek naar een extra ruimte. De enige optie was een lokaal dat een verdieping lager is, met een trap tussen. Wat ons eerst een nadeel en extra gevaar leek, blijkt nu een voordeel. Een verplaatsing tussen de twee lokalen brengt de kleuters in beweging en maakt ook hun hoofdje leeg voor de volgende opdracht.”


Wat Sarah-June uit de kleuterklas leert
“Dankzij Griet worden mijn klasgesprekken beter. En ik neem ook methodieken over, zoals een woordenspin om een nieuw thema te introduceren tijdens wereldoriëntatie. Door mijn ervaringen in de kleuterklas durf ik meer hoekenwerk inschakelen in het eerste leerjaar. Tijdens de eerste pogingen, schrok ik van het kabaal. Pakte ik het verkeerd aan? Nu ik geleerd heb hoeveel hoeken wenselijk zijn en hoe je een keuzebord introduceert, neemt rust het over van chaos. Ik zie ook minder ellebogenwerk om bij vrienden in een hoek te werken.”
“Hoe zelfstandig kleuters aan de slag gaan, verwonderde me die eerste maanden in de kleuterklas. Soms dacht ik zelfs: die kleintjes zijn zelfredzamer dan mijn leerlingen uit het lager! Ik heb me al vaak afgevraagd hoe dat komt. Trap ik door een methode te volgen in de valkuil dat je alle opdrachten slaafs gaat uitvoeren? Mijn ervaring bij kleuters leert me de touwtjes een beetje te lossen en mijn leerlingen iets meer inspraak te geven.”
Wat Griet uit het lager leert
“Dankzij Sarah-June schat ik mijn kleuters hoger in. Recent daagde ze de kleuters uit met een bewegingstussendoortje. Ik hoor mezelf nog denken: aitsch, dat is te moeilijk. Maar de kleuters konden het perfect. Ook tijdens de KOALA-screening kwam Sarah-Junes ervaring met testen prima van pas. Zij creëerde meteen de juiste omstandigheden en nam zo mijn onwennigheid weg.”
“Van Sarah-June leer ik ook om de meest geschikte werkblaadjes te kiezen. Uit het gigantische aanbod tovert ze het materiaal tevoorschijn dat de kleuters het beste voorbereidt op de leerstof van het lager. Sinds we co-teachen pas ik de instructietaal uit het eerste leerjaar toe: ‘verbinden’ in plaats van ‘een streep trekken’ bijvoorbeeld. Een kleine aanpassing die anderstalige kinderen vlotter doet doorstarten in het basisonderwijs.”
Advertentie
Zijn kleine klassen beter?
Tekst Seppe Goossens Beeld Illias Teirlinck
Als er een tekort aan leraren dreigt, duikt vaak dezelfde vraag op: kunnen onze klassen groter? Pedro De Bruyckere vertelt wat de impact van klasgrootte is volgens onderzoek. Leraar Lieve opent de deur naar haar grote klas.
Pedro De Bruyckere: “Als je leraren vraagt hoe we ons onderwijs beter en de job meer haalbaar maken, krijg je vaak hetzelfde antwoord: ‘Hou de klassen kleiner’. Ook ouders en leerlingen zijn die idee genegen. Maar hoe je het ook draait of keert: kleinere klassen kosten geld. Veel geld, zelfs als je uit elke klas maar twee leerlingen weghaalt. En dus moet je je ook afvragen of je die middelen investeert in kleinere klassen, of meer effect haalt uit andere ingrepen.”
WAT ZEGT ONDERZOEK? “Cijfers over het aantal leerlingen per klas zeggen weinig. Want wat is een klas? En hoe vergelijk je onderwijssystemen over de hele wereld? Dan lijkt de leerling-leraarratio een beter haakje: het aantal leerlingen per voltijds onderwijzend personeelslid. Die ligt in het basisonderwijs op dertien, in het secundair op negen. Internationaal zitten we met die investeringscijfers in de kopgroep, weinig landen hebben een lagere ratio. ‘Waarom krijg ik dan keer op keer vijfentwintig leerlingen voor mijn neus?’ Leraren voelen vaak verontwaardiging als ze die cijfers zien. Maar een gemiddelde zegt lang niet alles. In dat cijfer tellen onder meer de taak- en de zorgleraar mee. En ook factoren zoals de vrijheid van onderwijs en het brede studieaanbod spelen een rol. Als je school een kleine richting aanbiedt voor vijf leerlingen, móet je ergens anders bijpassen.”
“Er is weinig onderzoek dat aantoont dat kleine klasgroepen betere leerprestaties opleveren. Maar de meeste onderzoeken tonen vooral correlaties. Wetenschappers pluizen bestaand onderzoek uit om een verband te vinden tussen de omvang van klasgroepen en hoe
ONDERWIJSINTERVENTIES ONDER DE LOEP
Deel 2: klasgrootte
IMPACT:
KOST: $$$$$ De Education Endowment Foundation (EEF) werkte een Toolkit uit die conclusies uit onderwijsonderzoek presenteert. Het resultaat is een ‘menukaart’ die het potentiële effect en de kostprijs van interventies rangschikt, bespreekt en in pespectief plaatst. De Toolkit doet geen definitieve uitspraken over wat in een specifieke school werkt. Maar ze biedt info aan directeurs en leraren die vanuit een onderzoeksvraag onderbouwde keuzes willen maken, aangepast aan hun context.
In perspectief: samen met een jaar overdoen zijn kleinere klassen de duurste ingreep uit de Toolkit. Een duidelijk positief effect is echter moeilijk aantoonbaar.

Wie is Pedro De Bruyckere?
• lerarenopleider en onderzoeker aan de
Arteveldehogeschool Gent • schrijft de onderwijsblog ‘X, Y of Einstein?’ • recentste boek: ‘Bijna alles wat je moet weten over psychologie’
die leerlingen scoren op pakweg PISA of PIRLS (internationaal onderzoek rond begrijpend lezen). En aangezien de verschillen die ze daar vinden te klein zijn, luidt de conclusie vaak: de grootte van de klas heeft weinig impact op de leerwinst van je leerlingen. We weten dat er veel omgevingsfactoren meespelen. Zet men in kleine klassen vooral zwakker of sterker presterende leerlingen samen? Zijn de klassen kleiner in dunbevolkt gebied? Zo kan ik nog wel factoren bedenken die je conclusies vertroebelen. Klassen in Azië zijn groter, klassen in Finland dan weer kleiner.”
“Gericht onderzoek naar oorzaak-gevolg van klasgroottes is zeldzamer. Je staat voor een gigantisch experiment: je verdeelt leerlingen willekeurig over klassen van uiteenlopende omvang en volgt ze jaar na jaar op. Die enkele onderzoeken bekennen wel meer kleur. Ja, kleinere klassen hebben een positief effect, maar vooral op jonge leerlingen. En ook leerlingen met een minder sterke socio-economische achtergrond hebben er waarschijnlijk baat bij.”
GROTE KLAS, MEER WERK “Voor veel leraren is het nochtans zonneklaar. Als je je aandacht deelt door vijftien is de uitkomst toch groter dan wanneer je die deelt door vijfentwintig? En omgekeerd: een grote klas betekent een veelvoud aan indrukken die jij als leraar moet verwerken. Maar die redenering is niet waterdicht. Je werkt met mensen. Terwijl een groep van tien je soms helemaal leegzuigt, geeft die ene klas met vijfentwintig leerlingen je misschien net energie. En zit je met een pak zorgenkindjes in een kleine klas? Dan vraagt de les voorbereiden, geven en opvolgen nog altijd erg veel van je.”
“Natuurlijk hebben leraren een punt als ze vertellen hoe de werkdruk stijgt als je klas groter wordt. Alleen al het verbeterwerk: feedback op een schrijfopdracht voor vijf leerlingen is heel wat anders dan voor vijfentwintig leerlingen. Een leraar die onder te veel druk staat, geeft minder goed les. Daar zijn ook zijn leerlingen de dupe van. Kleinere klassen bieden kansen. Meer interactie, meer tijd om problemen te detecteren en aan te pakken. Maar als je een kleine klas net zo benadert als een grote klas, boek je geen leerwinst. Dan wordt die kleine klas vooral een adempauze voor jou.” “In een grotere groep heb je automatisch minder oog voor elk individu. Dat zadelt leraren op met het gevoel dat ze tekortschieten: wat met het welbevinden van mijn leerlingen? En dat van mezelf? Ergens kan je ook moeilijk om de macht van het getal heen: in een klas met meer leerlingen stijgt statistisch de kans op afleiding, onrust, lawaai. Na elke overbodige prikkel duurt het een tijdje eer iedereen weer bij de les is. Minder effectieve lestijd, dus minder leerwinst. Maar ook meer kopwerk voor leraren. Daarom pleit ik ervoor om grote klassen vooral toe te kennen aan leraren met veel ervaring of aanleg voor die taak. Want al zegt het aantal leerlingen niet alles: vaak vragen grote klassen meer structuur, meer voorbereiding, sterker klasmanagement en extra opvolging. Een uitdaging voor elke leraar, bijna onmogelijk voor een starter.”
KLEINE KLEUTERKLASSEN “Conclusie? Ik denk dat de consensus onder wetenschappers vrij sterk is dat de grootte van de klas wél een invloed heeft op de leerprestaties van je leerlingen. Bij jonge kinderen meer dan bij oudere. Maar er zijn ingrepen waarmee je meer effect bereikt: (peer)tutoring, leerlingen met achterstand gericht bijspijkeren in kleinere groepen, professionalisering. Ook op dat punt zijn onderzoekers het meestal eens.”
“Als ik de knuppel toch in het hoenderhok mag gooien: hou de klassen voldoende klein in de kleuterschool en de eerste jaren van de lagere school. De kleinste klassen vind je nu vaak in zeer specifieke studierichtingen in het secundair, de grootste in de kleuterklas. En dat druist in tegen de bevindingen van onderzoekers. Bied elk kind in die eerste jaren op school een sterke start. Daar heeft elke leraar, van kleuter- tot hoger onderwijs, baat bij.”
Wie is Lieve Van Genechten?
• geeft fysica in de derde graad van het
Sint Dimpnacollege, Geel • staat twintig jaar voor de klas
IN DE KLAS? Lieve: “Ik geef fysica in 5 en 6 aso. Ook naar aso-normen zijn mijn klassen groot: tot achtentwintig leerlingen. Een theorieles lukt me met sterke en gemotiveerde leerlingen. Maar bij labo’s is dat op de limiet. Vijfdejaars die geen ervaring hebben met technische handelingen, stop je plots een ampèremeter en een voltmeter in hun handen. Logisch dat ze prutsen en zoeken. Als dan alle vingers tegelijk de hoogte in gaan, bots ik zelf op de grenzen van de fysica: ik kan mezelf onmogelijk opsplitsen.”
“Alleen als ik me tot in de puntjes voorbereid, red ik het. Voor een labo bouwen we samen een eerste keer de opstelling en test ik of elke leerling die ook op papier kan uitwerken. Tijdens korte pauzes blijf ik vaak in mijn eigen vaklokaal: cursus op de juiste bladzijde, laptop en beamer opgestart, documentjes open. Verbeterde toetsen rangschik ik volgens zitplaats zodat ik ze vlotter kan uitdelen in de klas.”
“Door die routines vind ik net genoeg tijd voor een complimentje hier en wat peptalk daar. Kan ik gemoedelijk vragen om die smartphone weg te stoppen en mijn leerlingen leren kennen. ‘Hoe kom je aan dat gips, wat zijn jullie plannen voor de 100-dagen?’ Hoe klein dat gebaar ook is, leerlingen appreciëren dat, en ik krijg meer van ze gedaan. Natuurlijk voel ik dat er soms meer nodig is. Zien wie met iets zit, daarop inspelen: als klastitularis zet ik de eerste stap. Maar de gedachte dat ons zorgteam altijd klaar staat, stelt me gerust.” “Lesgeven in een grote klas vreet energie. Meer prikkels, meer vragen, vaker trekken en sleuren. Als ik hetzelfde labo aan een kleine groep geef, zijn we soms tien minuten vroeger rond. Tijd die zó welkom is om samen op te ruimen en te reflecteren over hun aanpak. Terwijl de leerlingen van de grote groep nog aan de laatste opdracht zitten als de bel gaat. En ik ’s avonds dubbel zo lang zit te verbeteren. Een kleine klas kan net zo vermoeiend zijn, besef ik maar al te goed. Met gasten van het zesde middelbaar maak je makkelijker afspraken dan met woelige pubers van het derde. En als je meer leerlingen met leerproblemen of een taalachterstand onder je hoede krijgt, kom je ook in een kleine klas handen tekort.”


“Als ik als starter meteen voor de leeuwen gegooid was in een klas van die omvang, gaf ik dan vandaag nog altijd les? Ik vraag het me soms af. Gelukkig begon ik met kleinere klassen, kreeg ik de tijd om daarin te groeien. Kon ik een eigen cursus ontwikkelen, mijn vakkennis uitbouwen, routines vinden die voor mij werken. Soms draait een les anders uit dan gehoopt, mijn uitgekiende voorbereiding en twintig jaar ervaring ten spijt. Dan helpt het dat je beseft: die dingen gebeuren. En focust op wat je plezier geeft in je job: de kans om jonge mensen verder te brengen, en de waardering die je van hen krijgt.”