7 Circulatie en resuscitatie Niet al het bloed dat zich aan het eind van de diastole in de ventrikels bevindt (de preload), wordt uitgepompt. Een deel van het totale volume blijft achter. De hoeveelheid bloed die wordt uitgepompt, wordt de ejectiefractie genoemd. De ejectiefractie bedraagt normaal 60% van de preload.
De relatie tussen preload en contractiliteit is in een grafiek weer te geven. Daartoe dient een aantal aannames gedaan te worden. Allereerst gaan we ervan uit dat de preload rechtevenredig is met de einddiastolische ventrikeldruk. Vervolgens nemen we aan dat de cardiac output rechtevenredig is met de contractiliteit van het myocard.
De bloeddruk De bloeddruk is gerelateerd aan het HMV en de perifere vaatweerstand (PVW) volgens de formule: HMV x PVW = bloeddruk
Het tegen elkaar uitzetten van de cardiac output en de einddiastolische ventrikeldruk geeft een curve (de Frank-Starling-curve). Te zien valt dat bij een toenemende einddiastolische ventrikeldruk, de cardiac output toeneemt (a). Voorts is te zien (b) dat de curve begint af te buigen: de cardiac output neemt weer af, ondanks toename van de ventrikeldruk (c). Er is dus een maximale ventrikeldruk, waarbij de cardiac output nog juist kan toenemen; daarboven neemt die af.
De term ‘bloeddruk’ verwijst meestal naar de bloeddruk in het arteriële deel van de circulatie. De bloeddruk wordt meestal weergegeven in twee getallen. De bloeddruk die het hart opbouwt tijdens de systole (de systolische bloeddruk) en de bloeddruk tijdens de diastolische fase van het hart (de diastolische bloeddruk). Autoregulatie van de orgaanperfusie De bloeddruk is het product van het HMV en de perifere vaatweerstand. Beide kunnen sterk variëren onder invloed van allerlei factoren. Als gevolg hiervan is de bloeddruk bij de organen ook aan wisselingen onderhevig. Daarnaast nemen de diastolische en de systolische bloeddruk van centraal naar perifeer af. Toch is de doorstroming van met name de vitale organen (hart, longen, hersenen, lever en nieren) vrij constant. Deze wordt gehandhaafd door de autoregulatie in de organen. De perifere vaatweerstand in het orgaan kan, tot op zekere hoogte, door het orgaan zelf worden gereguleerd. Daarmee kan de orgaanperfusie, binnen zekere grenzen, onafhankelijk van de gemiddelde arteriële druk (mean arteriële druk) worden gereguleerd. Hierbij is het natuurlijk van belang dat deze niet onder een bepaalde kritische grens komt.
De Frank-Starling-curve
Een toename van zowel de veneuze return (de preload) als de contractiliteit enerzijds en de afname van de perifere vaatweerstand (afterload) anderzijds, dragen bij tot een vergroting van het slagvolume. De verkleining van het slagvolume wordt daarentegen veroorzaakt door een afname van de veneuze return en de contractiliteit, gekoppeld aan een toename van de perifere weerstand.
De orgaanperfusie is afhankelijk van de vaatweerstand in dat orgaan en drukverval over dat 255