Leerboek voor de ambulanceverpleegkundige Dit betekent dat het effectieve ademvolume (effectieve alveolaire ventilatie) berekend wordt door het teugvolume te verminderen met de inhoud van de dode ruimte. De anatomische dode ruimte wordt vergroot als de patiënt via een masker ademt en wordt verkleind als de patiënt via een endotracheale tube of een tracheastoma ademt.
lateerd aan de hoogte van het CO2-gehalte in het arteriële bloed relevanter. Een daling van het CO2gehalte, wat men ziet bij hyperventilatie, heeft een respiratoire alkalose tot gevolg. Een verhoging van het CO2-gehalte in het arteriële bloed, zoals vaak wordt gezien bij respiratoire insufficiëntie bij bijvoorbeeld COPD-patiënten, geeft aanleiding tot de meest voorkomende respiratoire ontregeling, namelijk de respiratoire acidose. Mocht de pH ontregeld raken ofwel naar de alkalotische ofwel naar de acidotische kant, dan zal het lichaam alles in het werk stellen om deze ontregeling te corrigeren; en wanneer er bijvoorbeeld een respiratoire acidose is ontstaan met een verlaging van de pH, een verhoging van het CO2-gehalte in het bloed, zal door verlaging van het bicarbonaatgehalte een normalisering van de pH kunnen plaatsvinden. Een ontregeling van de pH moet altijd als een alarmsignaal worden beschouwd. Er is immers sprake van een acute verandering in de homoiostasis van het lichaam. Een chronische ontregeling van deze pH is te allen tijde door het lichaam gecorrigeerd, waarbij er dus een normale pH kan worden gevonden bij een bijvoorbeeld verlaagd bicarbonaatgehalte, gecorrigeerd door een verlaagd koolzuurgehalte.
Een toename van de dode ruimte is schadelijk als het effectieve ademvolume te weinig volume oplevert om de lucht in de alveoli te verversen. Als bij een gelijkblijvend ademminuutvolume (AMV) de ademfrequentie toeneemt, dan gaat dat ten koste van de effectieve alveolaire ventilatie. Bij ouderen neemt het teugvolume af, maar blijft de dode ruimte gelijk. Dit betekent dat in een normale situatie de effectieve alveolaire ventilatie is verminderd. Laat u de patiënt spontaan via een masker ademen (bijvoorbeeld bij toediening van Entonox), dan kan de dode-ruimte-ventilatie zo groot worden dat, bij gelijkblijvend teugvolume, de effectieve alveolaire ventilatie te klein wordt. Bij beademing via een masker hoeft de patiënt geen last te hebben van de vergrote dode ruimte, mits het beademingsvolume groot genoeg is om voor een voldoende effectieve alveolaire ventilatie te zorgen.
6.2.3.11 Anatomische dode ruimte 6.2.3.12 Fysiologische dode ruimte De dode ruimte is het deel van de luchtweg waar geen gaswisseling kan plaatsvinden. Men onderscheidt anatomische en fysiologische dode ruimte. De anatomische dode ruimte wordt gevormd door de mond- en neusholte, trachea en bronchiaalboom. Dit geleidende systeem vormt de anatomische dode ruimte met een volume van ongeveer de lichaamslengte in cm -100 x 2, gemiddeld zo’n 150 ml. Niet alle lucht van het teugvolume bereikt de alveoli; een deel blijft achter in de toevoerende luchtwegen en neemt niet deel aan de gasuitwisseling.
Naast de anatomische dode ruimte bestaat ook de fysiologische dode ruimte. Deze wordt gevormd door alveoli, die wel worden geventileerd, maar onvoldoende of niet worden geperfundeerd. Ook het tegenovergestelde is mogelijk, dus ruimten waarin wel perfusie is, maar geen ventilatie. Uiteindelijk komt het erop neer dat dergelijke ruimten, door welke oorzaak ook ontstaan, niet actief bijdragen aan het gasuitwisselingsproces. In pathologische situaties kunnen nog meer alveoli slecht of niet worden geperfundeerd. 202