woordenschat uitdrukkingen

Page 1

aan de slag gaan

(beginnen)


aan iemands lippen hangen

(aandachtig luisteren)


de handen uit de mouwen steken

(flink aanpakken, werken)


een gat in de lucht springen

(heel blij zijn)


een toontje lager zingen

(minder opscheppen, niet zo’n grote mond hebben)


elkaar in de haren vliegen

(ruzie maken)


ergens geen touw aan vast kunnen knopen

(iets niet meer snappen)


met je mond vol tanden staan

(niet weten wat je moet zeggen)


zich een hoedje schrikken

(heel erg schrikken)


zijn vuisten ballen

(de vingers naar binnen oprollen, klaar om te vechten )


Als een lopend vuurtje

(heel snel)


Als een pijl uit een boog

(met heel veel kracht, snel)


De bloemetjes buitenzetten

(feesten)


De wenkbrauwen fronsen

nadenken


Door het dolle heen zijn

(heel blij zijn)


Een kijkje nemen

(even gaan kijken)


Ergens een stokje voorsteken

(iets niet door laten gaan, verbieden)


In een oogwenk

(opeens, heel snel)


Op zijn dooie gemak

(heel rustig)


Slapen als een roos

(heerlijk slapen)


De benen nemen

(vluchten)


Ergens een nachtje over slapen

(niet meteen beslissen)


Ergens een potje van maken

(aanrommelen)


Honderduit praten

(enthoustiast praten)


Niet in zeven sloten tegelijk lopen

(voorzichtig zijn)


Over koetjes en kalfjes praten

(gezellig kletsen)


Uit je duim zuigen

(iets verzinnen, jokken)


Van de bovenste plank

(van de beste soort)


Wie A zegt, moet ook B zeggen

(als je ergens aan begint, moet je het afmaken)


Wie niet sterk is, moet slim zijn

(Met een list iets bereiken)



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.