In Casu december 2011

Page 42

JFV IN CASU - DECEMBER 2011

OPINIE

42

Jeroen Recourt: “Essentieel voor een volwaardige, gedragen en rechtvaardige rechtspleging is zorgvuldigheid.”

voorkeur meteen gestart, omdat een snelle afhandeling van de zaak en een snelle start van de executie kunnen bijdragen aan het corrigerende gehalte van de interventie. Het kan niet anders dan dat mijn opvatting – vanuit een zekere rechtswetenschappelijke distantie bezien – zal moeten luiden: ‘Ik juich (super)snelrecht niet zonder meer toe, maar ik wijs het ook niet zonder meer af’. Allesbehalve spectaculair en misschien ook wel een beetje laf, maar wel mijn echte ongezouten mening. Om een bekend voorbeeld maar weer eens van stal te halen: een mes is een handig en onmisbaar hulpmiddel in de keuken, maar een gevaarlijk moordwapen in het uitgaansleven. Is dat laatste dus een reden om het gebruik van messen te verbieden? In zijn algemeenheid niet natuurlijk, maar in bepaalde situaties misschien wel. Zo kan ook (super)snelrecht een effectief instrument zijn om als handhavende overheid je tanden te kunnen laten zien en een lik-op-stukbeleid te voeren met betrekking tot veel voorkomende criminaliteit die veel overlast veroorzaakt. Maar er kunnen ook grote nadelen aan kleven. Voor de meeste van die nadelen is wel een oplossing of een vorm van compensatie te bedenken, maar voor een aantal nadelen wellicht ook niet. In dat geval zullen de nadelen moeten worden afgewogen tegen de voordelen. Wat dat betreft behoor ik in ieder geval niet tot degenen die bij elk nieuw wetsvoorstel waarmee de rechtspositie van verdachten en daders enigszins wordt aangetast, of dat op gespannen voet staat met bepaalde fundamentele uitgangspunten van ons recht, al op voorhand het rechtsstatelijke gehalte daarvan ter discussie stellen.

Recht is mensenwerk. Ons recht is weliswaar stevig verankerd in een aantal van oudsher geldende fundamentele uitgangspunten, maar dat neemt niet weg dat het recht voortdurend in beweging is en voortdurend zal moeten worden afgestemd op eigentijdse problemen, inzichten en opvattingen. Want ook fundamentele uitgangspunten hebben nooit absolute gelding, zeker niet als ze moeten worden afgewogen tegen andere fundamentele beginselen of belangen (vergelijk het discriminatieverbod met het recht op vrijheid van onderwijs). Ook in verband met de plannen om een krachtiger lik-op-stukbeleid door middel van (super)snelrecht mogelijk te maken, staan bepaalde belangen, beginselen en andere factoren op gespannen voet met elkaar. Zo wordt tegenwoordig steeds meer waarde gehecht aan het recht op een eerlijk proces en het daarin besloten liggende recht op een behoorlijke verdediging, ook in de voorfase van het strafrechtelijk onderzoek (vergelijk de Salduz-ontwikkelingen). Dat kan in het gedrang komen als zaken steeds vaker via (super)snelrecht en/of door middel van de ZSM-aanpak worden afgedaan en er tevens onvoldoende maatregelen worden getroffen om de nadelige effecten die dat kan hebben voor het recht op een behoorlijke verdediging, te ondervangen. Maar afgezien daarvan is ook het recht op een behoorlijke verdediging niet ‘absoluut’ in die zin, dat het steeds moet worden afgewogen tegen andere rechten en belangen (vergelijk de beperking van het ondervragingsrecht van de verdachte met het oog op het welzijn van bijvoorbeeld het slachtoffer. Het EHRM heeft

immers vastgesteld dat een ‘fair trial’ van artikel 6 EVRM inhoudt dat er ook rekening moet worden gehouden met de belangen van derden). Zo ook zal in het kader van het (super)snelrecht de wijze waarop het recht op een behoorlijke verdediging concreet moet worden ingevuld, mede afhangen van andere beginselen en belangen. Vergelijk in dit verband de zogenaamde ‘positive obligations’ (de ‘opdracht’ van het EHRM aan de overheid om [potentiële] slachtoffers te beschermen tegen criminaliteit door middel van afschrikwekkende straffen en snel, effectief en efficiënt optreden). Naast deze en nog tal van andere relevante factoren moet ook nog worden gewezen op allerlei randvoorwaarden, zoals het gegeven dat de financiële middelen en beschikbare menskracht niet onuitputtelijk zijn. Als er dan toch moet worden gekozen, dan bij voorkeur maximale zorgvuldigheid en maximaal opgetuigde verdedigingsrechten in zaken waarbij er echt iets op het spel staat. Differentiëren is dus de boodschap. Zo zal niemand er moeite mee hebben dat iemand die te hard rijdt en wordt geflitst, een beschikking thuis gestuurd krijgt. Een lik-op-stukaanpak in zijn zuiverste vorm. Een ultieme variant van (super)snelrecht. Geen mens die zich het hoofd breekt over de vraag of de overtreder zijn verdedigingsrechten wel voldoende heeft kunnen uitoefenen, voordat hij zijn boete betaalde. Maar toch geldt ook hier: mits de overtreder maar op de één of andere manier de gelegenheid krijgt om ‘zijn recht’ te halen. Een andere veiligheidsklep zou nog kunnen zijn dat (super) snelrecht alleen toelaatbaar is als vergissingen praktisch zijn uitgesloten, zoals in geval van ontdekking op heterdaad. En ten slotte moet steeds compensatie en herstel mogelijk zijn, als het toch nog eens fout mocht gaan. Als we dan ook nog in aanmerking nemen dat met de ZSM-aanpak in combinatie met het ‘veiligheidshuis’, wordt beoogd in elke concrete zaak een optimaal op de persoon van de (jeugdige) dader toegesneden beslissing te nemen, hetgeen niet steeds tot een ‘echte’ strafrechtelijke sanctie hoeft te leiden, dan is er misschien toch wel iets


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.