375127

Page 104

regisseren en faciliteren

103

taris van Europese Zaken (raz), anderzijds de minister van Buitenlandse Zaken (rbz). Eerder schreef de wrr over deze verschuiving van het politieke primaat inzake Europa van Buitenlandse naar Algemene Zaken al: “Ongetwijfeld zijn aan deze denkrichting allerlei praktische bezwaren verbonden die serieuze aandacht verdienen, maar de achterliggende boodschap is uiterst belangrijk: eu-beleid is integraal onderdeel van het algemene regeringsbeleid en sluit om die reden aan bij de bijzondere verantwoordelijkheid van de minister-president. (...) Hiermee geeft het kabinet een duidelijk signaal af aan burgers, maatschappelijke organisaties en de nieuwsmedia dat de eu niet langer een onderdeel van de buitenlandse zaken van Nederland vormt en zijn legitimiteit mede ontleent aan Nederlandse politieke kanalen van vertegenwoordiging en verantwoording” (wrr 2007b: 137-138).

De regiefunctie ligt in lijn met de ontwikkeling van de laatste jaren en de bepalingen in het Verdrag van Lissabon bij de minister-president. In de praktijk zal het dan om hoofdlijnen gaan en om kwesties die via het escalatiemechanisme uiteindelijk op het bord van de Europese Raad terechtkomen. Het overgrote deel van beleid zal worden gevoerd door vakdepartementen. Voor zover kabinetsbrede regie hier geen fictie is, zal zich dat toch in grote lijnen binnen zo’n strategisch buitenlandpolitiek kader moeten afspelen en mag verder worden aangenomen dat dit in het verkeer tussen vakdepartement en Tweede Kamer (-commissies) onderwerp van discussie blijft. Als bijvoorbeeld internationale privacy hoog op de strategische agenda staat, zal de Tweede Kamer willen weten in welke fora en via welke netwerken het departement welke acties onderneemt om zo’n aandachtspunt te verwezenlijken, en zal de minister moeten uitleggen welke successen er te behalen zijn, waar de valkuilen liggen en welke compromissen de minister ten slotte als Europees medewetgever wenst te verdedigen. Ook zal men de inzichten van betrokken Europarlementariërs in de oordeelsvorming willen meenemen (Dijstelbloem en Holtslag 2010). Vanzelfsprekend zal een ministerpresident niet altijd vooraf alle kaarten in het parlement op tafel willen leggen. Een onderhandelingsresultaat is daar niet altijd bij gebaat. Maar over richting en ambities valt altijd te overleggen, in bepaalde gevallen kan de vertrouwensregel in acht worden genomen en tot slot bestaan er ook nog vertrouwen en toetsing achteraf.

Permanente ministeriële stuurgroep Europa Een reeds in het verleden ingevoerd mechanisme van strakkere politieke regie is de zogenaamde ministeriële stuurgroep. Deze bestaat uit de minister-president, de vicepremier(s), de minister van Financiën, de minister van Buitenlandse Zaken, de staatssecretaris van Europese Zaken en de permanente vertegenwoordiger bij de eu. De stuurgroep is opgericht ten tijde van het kabinet-Kok ii met het oog op


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.