14 minute read

Venster op de wereld

Next Article
Geriatrie

Geriatrie

UZA breidt psychologenwerking uit

Venster op de wereld

Advertisement

Voortaan kan elke patiënt die in het UZA is opgenomen terecht bij een psycholoog. ‘Weten dat hun emoties normaal zijn, is vaak al een geruststelling’, zegt hoofdpsychologe Dominique Van Praag.

Niemand ligt graag in het ziekenhuis. Maar bij sommige patiënten is er meer aan de hand dan een dipje of voorbijgaande verwerkingsmoeilijkheden. Als een patiënt bijvoorbeeld last heeft van angstaanvallen of zwarte gedachten, kan een gesprek met een psycholoog zinvol zijn. ‘Laatst heb ik nog een jonge patiënte opgevangen die al jaren met een zware darmziekte kampte. Toen er onverwacht een bijkomend probleem opdook en ze daarvoor opnieuw weken in het ziekenhuis moest liggen, stortte ze in. Op zo’n moment kun je als psycholoog veel betekenen’, vertelt Dominique Van Praag.

Voortaan kan elke patiënt die in het UZA is opgenomen, bij een psycholoog terecht. Tot voor kort kon dat alleen op de diensten waar eigen psychologen beschikbaar zijn, zoals oncologie, diabetologie, pediatrie en neurochirurgie. Nu wordt die mogelijkheid uitgebreid

naar afdelingen waar traditioneel geen psycholoog is, zoals dermatologie of maag-darmziekten en diensten waar patiënten alleen recht hebben op psychologische begeleiding in het kader van revalidatie, bijvoorbeeld de dienst longziekten. Voor al die afdelingen is er nu een systeem van liaisonpsychologie: als een opgenomen patiënt een psycholoog wil zien, kan die terecht bij een psycholoog van een van de andere afdelingen.

‘Oef, ik ben normaal’ In het kader van liasionpsychologie heeft de patiënt recht op drie gesprekken. ‘Tijdens die begeleiding richten we ons vooral op probleemoplossend denken en zelfredzaamheid, waarbij we inspelen op de specifieke context’, legt Van Praag uit. ‘Dat doen we in nauwe samenwerking met andere hulpverleners in het ziekenhuis, bijvoorbeeld de sociaal werker, de arts of de verpleegkundige, en met andere zorgverleners buiten het ziekenhuis. We helpen de patiënt om zijn gevoelens of angsten te plaatsen. Als ze weten dat hun reactie heel normaal is, betekent dat vaak al een geruststelling.’

Soms is het de behandelende arts of de verpleegkundige die de patiënt naar de psycholoog verwijst, maar patiënten kunnen ook zelf een afspraak maken. Een minpunt is wel dat er geen terugbetaling is voor die drie gesprekken. ‘We beseffen dat dat een drempel is en hopen dat daar snel verandering in komt’, zegt Van Praag.

Op diensten waar wel psychologen beschikbaar zijn, verandert er voor de patiënt niets. Van Praag: ‘Patiënten die willen, kunnen op die diensten gemakkelijk bij een psycholoog terecht. Op de raadpleging is dat vaak gratis of tegen een voordelig tarief. Dat is vaak zo geregeld vanuit de overheid: kankerpatiënten bijvoorbeeld hebben recht op gratis psychologische bijstand. Ook tijdens een opname kunnen ze bij diezelfde psycholoog terecht.’

Voortaan één team In het UZA werken zo’n veertig psychologen. De meesten zijn gespecialiseerd in een specifiek medisch domein, bijvoorbeeld oncologie of neurologie. Sinds kort ziet de organisatie er enigszins anders uit. De psychologen werken nog altijd binnen ‘hun’ dienst, maar zijn daarnaast verenigd in een dienst van psychologen, waarvan Van Praag de coördinator is. ‘De bedoeling is om onze werking te stroomlijnen, zodat we op elke dienst met eenzelfde aanpak en visie werken. Daarbij gaan we nauwer samenwerken met de dienst patiëntenbegeleiding. Ook de opleidingen gaan we uniform laten verlopen’, verduidelijkt Van Praag.

Voor patiënten is het fijn om tijdens hun opname vlot bij een psycholoog terecht te kunnen. ‘Gewoon al omdat ze op dat moment nergens anders heen kunnen. Maar ook omdat wij als ziekenhuispsychologen vertrouwd zijn met de typische problemen die een ernstige ziekte of behandeling met zich meebrengen. We kunnen ook gemakkelijk overleggen met de artsen of andere

We mikken vooral op probleemoplossend denken en zelfredzaamheid.

zorgverleners, die op de hoogte zijn van de medische toestand van de patiënt’, aldus nog Van Praag.

Afspraak maken met een psycholoog? Neem dan contact op met het secretariaat van de afdeling waar je in behandeling bent of meld het aan een zorgverlener.

‘Ze liet mij zelf conclusies trekken’

Ann (47) heeft type 1-diabetes. Toen ze het twee jaar geleden moeilijk had met haar ziekte, kon ze bij de psychologe van de afdeling terecht. ‘Ik probeer zo normaal mogelijk met mijn diabetes te leven, maar die dag liep het mis. De bedrijfsarts van mijn werk had mij verontwaardigd naar huis gestuurd omdat mijn suikerwaarden te hoog stonden. Toen daarna ook mijn endocrinoloog nogal heftig reageerde - volgens hem had de bedrijfsarts het recht niet om mij weg te sturen - was ik helemaal de kluts kwijt. Bij de diabeteseducator ben ik in tranen uitgebarsten.

Zij stelde voor om te gaan praten met Lore Saenen, de psychologe van de afdeling diabetologie. Waarom zou ik naar een psycholoog gaan, was mijn eerste reactie. Maar ik ben toch gegaan en dat heeft me echt goed gedaan. Ze liet me vooral zelf veel praten. Gaandeweg kwam ik tot bepaalde inzichten. Dat het niet niets is om diabetes te hebben. En dat het oké is als het een keer niet gaat. Na een zevental gesprekken kon ik voort. Maar toen ik een hele tijd later nog eens een moeilijk moment op het werk had, ben ik weer bij Lore langsgegaan. Dankzij haar kwam ik tot het besef dat het tijd was voor een nieuwe job, een conclusie die ze me zelf liet trekken. Ik werk nu met diabetespatiënten en voel me daar heel goed bij.

Dat ik destijds in het UZA zelf bij een psycholoog terecht kon, was absoluut een meerwaarde. Zonder die mogelijkheid was ik nooit bij een therapeut geraakt. En dat die psychologe ook nog eens goed op de hoogte is van je ziekte, is helemaal een luxe.’

TECHNOLOGISCH

Dr. Reinier Wener, interventioneel longarts

Dr. Maarten Niekel, interventieradioloog

Dienst radiologie, T 03 821 48 48, dienst longziekten, T 03 821 47 13

Interventionele radiologie en longziekten Op het snijvlak van technologie en geneeskunde

Een kijkonderzoek waarbij de arts gps-gewijs door de longen wordt geleid en een nieuwe behandeling van leveruitzaaiingen: de interventionele radiologie en longziekten introduceren veelbelovende nieuwe technieken.

3D reconstructie bronchus

Interventieradiologen zijn een beetje een vreemde eend in de bijt: ze maken niet alleen beelden zoals alle andere radiologen, maar ze voeren ook behandelingen uit onder begeleiding van radiologische technieken zoals een CT-scan of echografie. Dat kan bijvoorbeeld door een kleine opening te maken in de lies en via die weg een katheter – een dun buisje – op te schuiven naar een orgaan, zoals het hart of de hersenen. Anders dan bij een operatie, hoeven ze daarbij amper te snijden.

Computermodel van de luchtwegen Dr. Reinier Wener voert als interventioneel longarts kijkonderzoeken uit in de longen. De klassieke techniek daarvoor is een bronchoscopie: de arts bekijkt dan de luchtwegen met een soepele kijkbuis waarop een minuscule camera zit. Daarmee kan hij echter maar een beperkt deel van de longen bereiken. Sinds kort is er een nieuwe techniek beschikbaar: elektromagnetische navigatie bronchoscopie.

‘Vooraf maken we een CT-scan van de longen’, legt Wener uit. ‘Die beelden stoppen we in een computermodel, wat resulteert in een reconstructie van de luchtwegen. Daarop stippelen we virtueel de weg naar het letsel uit. Tijdens

het onderzoek, dat onder narcose gebeurt, ligt de patiënt in een licht elektromagnetisch veld: daardoor kunnen we een koppeling maken tussen de CT-reconstructie en de patiënt, waarbij merkpunten op de camera overeenstemmen met de reconstructie en het virtuele beeld. Het navigatiesysteem leidt ons daarop feilloos naar de plaats van de afwijking, een beetje zoals een gps in een auto. Terwijl we de kijkbuis door de luchtwegen leiden, volgen we de aangeduide ‘route’ op beeld.’

Behandelen of niet? De techniek, die nu nog wordt onderzocht, maakt het wellicht mogelijk om zowat elk letsel in de longen te onderzoeken. Wener: ‘Dat is vooral nuttig als we twijfelen over een vlekje dat te zien is op de CT-scan: is het kwaadaardig of niet? Als je er niet bij kunt met de gewone bronchoscoop, waren er tot nog toe twee opties: afwachten of meteen behandelen, zonder dat je weet wat het letsel is. Met het risico dat je te lang wacht of dat je onnodig behandelt. Met de nieuwe techniek vermijd je die risico’s. En de patiënt heeft snel zekerheid.’

De longarts kan tijdens het onderzoek ook een stukje weefsel afnemen. ‘Dat is klein, maar

Het navigatiesysteem leidt ons feilloos naar de plaats van de afwijking.

TECHNOLOGISCH

meestal genoeg voor meerdere moleculaire DNA-tests. Vandaag is dat erg belangrijk, omdat het DNA van de tumor de sleutel kan vormen tot de juiste therapie.’ Met de nieuwe bronchoscopietechniek hopen artsen longkanker ook vroeger te kunnen opsporen. ‘Dat zou heel waarschijnlijk ook de levensverwachting ten goede komen’, aldus nog Wener.

Chemotherapie rechtstreeks in de lever Ook bij de behandeling van leveruitzaaiingen en levertumoren speelt de interventieradiologie een almaar grotere rol. ‘Een mogelijke behandeling is chemo-embolisatie, waarbij we plaatselijk chemotherapie toedienen’, zegt interventieradioloog dr. Maarten Niekel. ‘Die therapie is recent verder ontwikkeld, waardoor we nu diverse soorten

chemotherapie kunnen toedienen en we meer gericht kunnen behandelen.’ Concreet brengt de arts microbolletjes die geladen zijn met chemotherapie, via een katheter in de lever. Voordien werd daarbij onder meer gebruik gemaakt van het geneesmiddel doxorubicine (DEB-TACE). Maar nu kan de arts ook plaatselijk het chemotherapiemiddel irinotecan (DEBIRI) toedienen, wat vooral nuttig is bij galwegtumoren en uitzaaiingen van darmkanker. ‘Recent onderzoek toont aan dat een geselecteerde patiëntengroep met die therapie beduidend langer kan leven’, aldus Niekel.

De patiënt krijgt een plaatselijke verdoving in de lies en pijnstilling achteraf. Om de lever tussentijds te laten herstellen, spreidt de arts de behandeling over vier sessies. Niekel: ‘De lever krijgt een relatief hoge dosis chemotherapie, maar dan met veel minder bijwerkingen. Sommige patiënten krijgen last van buikpijn of misselijkheid. Vaak betert dat echter snel na een dag.’

Mogelijke complicaties zijn galwegproblemen en een tijdelijk verminderde leverfunctie. ‘Nu gebruiken we bolletjes die in de lever blijven zitten, maar op termijn worden dat mogelijk oplosbare bolletjes: dat zou de kans op last en complicaties verminderen’, zegt Niekel. De interventionele radiologie vormt samen met de oncologie en de overige betrokken disciplines één team. ‘We besluiten gezamenlijk welke aanpak geschikt is voor de patiënt. Deze nieuwe therapie is immers een onderdeel van een heel spectrum aan behandelingen. Die samenwerking verloopt in het UZA heel vlot.’

De lever krijgt een hoge dosis chemotherapie, met veel minder bijwerkingen.

Meer opties voor patiënt

Ook dit is nieuw binnen de interventionele radiologie en longziekten: • Sommige COPD-patiënten met longemfyseem, een chronische longziekte die de longblaasjes kapotmaakt, komen in aanmerking voor de plaatsing van klepjes die de zieke longkwab afsluiten. Het UZA start opnieuw met deze ingreep, die de levenskwaliteit sterk verhoogt.

• Patiënten die niet langs de gewone weg kunnen eten, krijgen soms voeding door een sonde die via de huid rechtstreeks de maag in gaat. De interventieradioloog kan zo’n sonde, in dat geval een PRG-sonde (Percutane

Radiologische Gastrostomiesonde), rechtstreeks in de maag plaatsen. Voordien kon dat enkel via de slokdarm, wat bij een heel nauwe passage niet altijd lukte.

• Bij patiënten die vocht in de buik hebben, bijvoorbeeld door een leverziekte, kan de interventieradioloog onder lokale verdoving een slangetje aanbrengen waarmee ze dat vocht zelf kunnen afvoeren. Tot voor kort kon de plaatsing alleen met een operatie.

Orgaandonatie en geloof

Hoe doorbreken we het taboe?

In bepaalde geloofsgemeenschappen heerst tot op vandaag een taboe rond orgaandonatie – dat stellen zowel patiënten als transplantatieteams vast. Net daarom is iedereen goed informeren over hoe orgaandonatie werkt zo belangrijk.

1 donor = 8 levens

Wat kan een orgaandonor bij overlijden doneren?

• organen: hart, nieren, lever, pancreas, dunne darm, longen • weefsels: hoornvlies, huid, hartklep, bloedvaten, bot, pees

Wat kan je tijdens je leven doneren?

• organen: nier, lever • bloed, plasma, beenmerg, stamcellen W ettelijk gezien is iedereen bij zijn dood een mogelijke orgaandonor, tenzij je tijdens je leven laat registreren dat je dat niet wil zijn. In de praktijk houden artsen rekening met de wensen van de nabestaanden. ‘Als een potentiële orgaandonor overlijdt, staan de naasten maar zelden negatief ten opzichte van donatie,’ zegt prof. dr. Dirk Ysebaert. ‘Maar als ze weigeren, is dat bijna altijd om geloofsredenen. Nochtans hebben alle grote godsdiensten zich uitgesproken voor orgaandonatie.’

Defensieve reflex ‘Eigenlijk gaat het niet zozeer om geloof, maar wel om onwetendheid,’ vult prof. dr. Sevilay Altintas aan. ‘Mensen weten niet altijd hoe orgaandonatie werkt. Als ik vertel dat één donor acht levens kan redden, is de verbazing vaak groot.’

‘Lokale geloofsleiders zijn vaak zelf ook niet vertrouwd met orgaandonatie en het standpunt van hun godsdienst daarin,’ gaat Ysebaert verder. ‘Daardoor twijfelen de nabestaanden en vanuit een defensieve reflex zeggen ze dan nee.’ En dat is jammer, want de wachtlijsten van patiënten die een orgaan nodig hebben, blijven te lang.

Een leven redden Om het probleem aan te kaarten, werd vorig jaar in het UZA een symposium georganiseerd met sprekers van verschillende gemeenschappen, waaronder Ahmed Azzouz, inspecteur-adviseur Islam. ‘Bij gebrek aan goede informatie grijpen moslims terug naar een uitspraak van de profeet Mohammed die zegt dat een been breken van een dode

gelijkstaat aan een been breken van een levende. Het idee daarachter is dat men geen lijken mag verminken. Maar men trekt dat te ver door en stelt dat het een religieuze plicht is om een dode volledig intact te begraven. Dat is een voorbijgestreefde interpretatie. Al vanaf midden 20e eeuw zeggen moslimtheologen dat orgaandonatie niet alleen toegelaten is, maar zelfs moet worden aangemoedigd. De Koran

Orgaandonatie zou een gespreksonderwerp moeten zijn in alle geloofsgemeenschappen

zegt namelijk dat wie een mensenleven redt, de hele mensheid heeft gered. Maar niet alle imams en islamleerkrachten weten dat.’

In de joodse gemeenschap leeft hetzelfde idee, dat een lichaam intact moet worden begraven. Henri Rosenberg is advocaat en professor joods recht: ‘In de joodse wet is het inderdaad verboden om het lichaam van een overledene te verminken of er voordeel uit te halen. Maar die bezwaren wijken wanneer daar een mensenleven van afhangt. Het behoud van een leven heeft een allesoverheersende waarde in de joodse wet. Zo gaf het Israëlische opperrabbinaat al in 1987 zijn toestemming voor harttransplantaties.’

Gespreksonderwerp Naast het religieuze aspect is het erg belangrijk dat iedereen goed geïnformeerd is over orgaandonatie zelf. Ysebaert: ‘Dat moet vooraf gebeuren. Op het moment zelf is het te laat. Het zou een gespreksonderwerp moeten zijn in alle geloofsgemeenschappen. Wij proberen contacten te leggen, maar het is een werk van lange adem.’ Azzouz gaat helemaal akkoord: ‘Het vertrouwen kan alleen groeien door te sensibiliseren en correct te informeren. Vanuit de medische wereld, maar ook via de unie van moskeeën, via de imams, via de islamleerkrachten …’

Minder afstoting Elke gemeenschap heeft er belang bij dat zoveel mogelijk mensen donor zijn, en minderheden zelfs nog meer. Bij stamcellen is het in elk geval zo dat de kans om een geschikte donor te vinden groter is binnen de eigen etniciteit. Ysebaert: ‘Er zijn sterke aanwijzingen dat dat ook geldt voor organen. Hier bij ons ligt onderzoek daarnaar gevoelig, maar in de Verenigde Staten is alvast gebleken dat de kans op afstoting kleiner is als donor en ontvanger dezelfde etnische achtergrond hebben.’

Wie ervan overtuigd is dat hij na zijn dood orgaandonor wil zijn, laat zich het best registreren bij de gemeente. ‘Ik heb dat intussen gedaan,’ zegt Azzouz. ‘Ik wilde de daad bij het woord voegen.’ Voor prof. Altintas geldt hetzelfde: ‘Zowel ik als mijn kinderen zijn geregistreerd als donor. Een neefje van ons is overleden aan hartfalen. We hebben het van dichtbij meegemaakt: iedereen kan op een dag op de wachtlijst terechtkomen.’

‘Een mens is een mens’

Mohammed (52) stond jarenlang op de wachtlijst voor een nieuwe nier. In 2000 en 2005 kreeg hij een donornier, die telkens na een jaar door zijn lichaam werd afgestoten. ‘In 2008 was ik er zo slecht aan toe dat de dokters mij maar een paar maanden meer gaven, of ik moest op zoek naar een donor in mijn familie. Het is een groot taboe bij de moslims, maar uiteindelijk wilde mijn broer wel donor zijn, omdat mijn kinderen anders hun vader zouden verliezen. Mijn lichaam heeft zijn nier niet afgestoten. Alles is nu goed met mij. Ik vind het enorm belangrijk dat ook moslims beginnen beseffen dat orgaandonatie noodzakelijk is. Ze denken dat het niet mag in de islam, maar het mag wel: wie een leven redt, redt het leven van alle mensen, zo staat het in de Koran. Ikzelf, mijn zoon en mijn dochter, wij zijn allemaal orgaandonor, en of onze organen naar een moslim gaan of niet, dat maakt niet uit. Een mens is een mens voor Allah, en daarom vind ik dat we allemaal ons steentje moeten bijdragen in onze samenleving. Ik ben ook vrijwilliger bij het Rode Kruis en wil zoveel mogelijk mensen sensibiliseren. Als het van mij afhangt, hoeft er niemand op de wachtlijst meer te sterven.

This article is from: