6 minute read

HET VIJFJE

Next Article
DE BUSINESSCLUB

DE BUSINESSCLUB

"WORMEN EN MADEN" DEEL 2

door Paul.

Advertisement

Waarschuwing: dit stuk gaat niet over vissen. Aan de titel of de verwachting die het wekt mag dan ook, op geen enkele wijze, recht worden ontleend richting schrijver dezes of de inhoud van onderstaande. Dus.

Moet je schrijven over iets wat eigenlijk de energie en aandacht niet waard is? Nee: de aanstichters van veel ellende leven enkel met het besef te worden genoemd. Word je niet genoemd, dan zal geen sterveling weten van je daad en vervalt het nut van je actie. Sterker nog, je bestaan. Wie een misselijkmakend filmpje maakt met een mobiel en het vervolgens op internet plaatst of erger nog, weet te verpatsen, heeft geen hoger gemeenschappelijk doel in gedachten, maar enkel de hoop een seconde onsterfelijkheid en aandacht te kweken. Zoals onze grootmoeders plachten te zeggen: enkel gekken en dwazen schrijven op ramen en glazen. Of zoiets. Ja: door het te benoemen, door zaken bespreekbaar te maken, kan een ieder zich een beeld vormen. In de hoop dat de publieke opinie overgaat in een geruisloze veroordeling van dwaasheid en ongewenst gedrag door de vaak anonieme meerderheid.

De pen kiest voor het tweede antwoord.

De mens is een raar wezen. Ik ken bijna of helemáál geen mensen die ik heb of zou kunnen betrappen op gedragingen waarvan de honden geen brood lusten. Ik ken ze niet, wil ze niet kennen óf ik weet er niets van. Zou ook nog kunnen. Ditzelfde geldt, naar ik aanneem, voor de meeste van u. Echter, af en toe lijkt de wereld vergeven van de bullebakken, boeven, geteisem, onverlaten en a-socialen. Af en toe vermomd als oom, buurman, vader, broer of opa. ’s Ochtends lieflijk in de weer met de kinderen en ’s middags als eenmans-destructiebedrijf in de weer met treinstellen, bussen en stoeltjes.

Al snel zie ik een beeld van een man in z’n eentje in een willekeurig uitvak van een willekeurige club. Zou deze man, wanneer deze zich niet gesteund weet door de anonimiteit van de massa, zich ook laten verleiden tot het schuimbekkend bespringen van een stuk plexiglas dat het ene vak scheidt van het andere? Ik hoop het eigenlijk van niet, maar vraag me tegelijkertijd af waarom dan niet. Hij is toch pissig? Op die anderen? Of neemt de woede af verhoudingsgewijs het aantal medestanders? Waarom hangt deze man ’s avonds laat, in het boemeltje van pakweg Raalte naar Almelo, niet in z’n eentje aan de bagagerekken? Waarom zien we nooit een eenzame hooligan een andere eenzame hooligan door de straten van een stad jagen?

Het is de macht en de anonimiteit van de horde. De horde die perfect afgebakend in een vak staat. Met camera’s. En niemand weet wie het zijn. Of wil het weten.

BESCHOUWINGEN BUITEN(HET)SPEL

door Oel Sof

Wanneer is het nu eigenlijk buitenspel? De mooiste uitleg kreeg ik van de man die hardop riep bij een bal die over de zijlijn geschoten werd: ”buitenspel”. Letterlijk klopt dat ja, maar de uitbal is wel een duidelijke regel. Al heeft de clubgrensrechter nog wel eens moeite met de beoordeling van de dikte van de zijlijn. Toch ben ik eens gaan zoeken en vond het volgende in De Jonge Journalist’s groot lexicon van het voetbalspel, dat gepubliceerd is door Hans Hindriks.

Ik citeer: "De buitenspelregel is welhaast de klassieker in een gesprek over het voetbalspel. Vooral als er vrouwen bij betrokken zijn. De onschuldige dames die zich in mannelijk gezelschap begeven, trekken bleekjes weg als hun stoere partners als proeve van bekwaamheid een vrouwelijke uitleg van de buitenspelregel eisen. Een goede uitleg bestaat echter niet. De buitenspelregel is de meest onbegrepen regel uit het voetbalspel. Vooral de scheidsrechters hebben moeite de regel correct toe te passen. Vaak wordt gesproken over "interpretatie van de buitenspelregel", wat vreemd is omdat regels bij voorkeur slechts op één manier uit te leggen zijn. Het uitgangspunt van de buitenspelregel is dat de speler van de aanvallende partij niet vóór de laatste verdediger van de tegenstander mag staan op het moment dat hij de bal krijgt aangespeeld. Er bestaan echter allerlei uitzonderingssituaties. En die uitzonderingen gelden de ene dag niet en de andere dag wel. De regel vormt zich naar de scheidsrechter. Het fluiten van de scheidsrechter voor buitenspel is als het wachten op een juist bingogetal tijdens een suffe bejaardenmiddag. Soms is het bingo, vaak is het mis en eigenlijk maakt het allemaal niks uit, want net als met bingo is ook de uitkomst van een voetbalwedstrijd vaak vooral een samenspel van fraude, geluk en stiekem sadisme".

Maar ook de aanstellers, vallers en duikelaars uit het stukje van Jan Tuinenburg in de vorige editie van ‘t

Zwervertje, die zichzelf buiten het spel zetten door te blijven liggen na een zogenaamd contact met een tegenstrever, leveren een bijdrage aan een frauduleuze uitkomst van een voetbalwedstrijd. Als onze club daarvan profijt trekt, vinden wij het prachtig, in het andere geval zijn wij furieus. Zo eerlijk moeten wij wel zijn, maar het deugt van geen kant.

Nu hebben wij in Nederland een traditie in oplichten. Dat moet bijna wel, want anders was de Nederlandse belastingwetgeving nooit zo ingewikkeld geweest. Heer Olivier is een alom bekende oplichter, maar ook lichtere gevallen als de Hansen: Kazan en Klok, die het zelfs tot wereldkampioen in hun klasse van oplichten hebben geschopt, zijn dat in feite ook. Ook hier vinden wij de ene vorm vervelend en de andere wel leuk. Nu is dat gemier over die buitenspelregel van alle tijden, maar dat blijven liggen op het veld is toch meer van de laatste tijd. En het kost nog meer tijd omdat tegenwoordig al die gasten eerst strompelend het veld af moeten, om vervolgens twee seconden later weer volledig fit het veld te willen betreden. Ik durf gerust te stellen dat er in mijn tijd, zo’n dertig jaar geleden, in negentig minuten meer gevoetbald werd dan nu met al die extra speelminuten erbij.

Ik kan mij een geval herinneren dat de meest scorende rechtsback uit de geschiedenis van De Zwervers zich met een bloedende beenwond niet wilde laten verzorgen. Waarom niet? Anders ging volgens zijn zeggen het voetballen door zonder hem erbij en dat kon niet. Dan stond hij als het dan toch moest met zijn ene been in en met zijn andere been, waaraan hij behandeld werd, buiten het veld. Het spel voltrok zich dan voor het vijandelijke doel en zodra de bal zijn kant uitkwam, liet hij verzorger Piet de Kieviet gewoon staan om met een half gezwachteld been waarvan het windsels achter hem aan zwierden achter zijn vent aan te gaan. Bloed op het veld was toen geen probleem. Van HIV besmetting had niemand gehoord en hepatitis B was alleen in het laboratorium bekend.

Nu was Pierre Eijfferts, want over hem gaat het, wel een bijzonder geval. Hij scoorde in een competitie wel eens twaalf keer. Opstomend vanaf de lijn verschalkte hij met een daverend schot de keeper meestal in de korte hoek. Zijn vrije trappen waren nooit technisch mooi geplaatste ballen in de bovenhoek, maar loeihard zoals Alex van PSV dat pleegt te doen. En kon het niet in een keer, dan deed hij dat na een afleggertje. Je was gek als je Pierre niet aanspeelde bij zo’n gelegenheid. In een lichtwedstrijd tegen het FC Dordrecht uit begin jaren zeventig, waarvan Piet de Visser toen trainer was en stijf bovenaan stond in de eerste divisie, scoorde hij drie maal. Een keer in eigen doel en tweemaal bij de vijand. En dat waren de enige goals van de wedstrijd. Hij mocht daar vervolgens op proeftraining komen. Wij speelden toen vierde of derde klasse. Er zat zoveel kracht in die korte beentjes, dat hij in zijn ”De Zwerverstijd” tweemaal een been van de tegenstander brak. Niet dat het zijn schuld was, maar tegen de weerstand van zijn bloktackle met altijd de bal ertussen waren broze botten niet bestand. Een prima gast om in je team te hebben. Eentje die iedereen scherp hield. Ook leuk om in de training een partijtje tegen te spelen. Door zijn gretigheid was hij goed te dollen en daar kon hij niet zo best tegen. Dat hoorde je weken later nog.

Pierre was zo bevlogen dat hij daar ook het slachtoffer van geworden is. De eerste uitwedstrijd tegen Spijkenisse onder Cas Hubregtse, opvolger van de ontslagen trainer Gerrit Wijngaard, was Pierre voor de wedstrijd zo nerveus dat hij op het in de kleedkamer geplaatste toilet voor de wedstrijd iets anders moest doen dan plassen. Toen wij na het warmlopen terugkwamen in het kleedhok was het daar niet te harden. ”Wie heeft dat gedaan?”, riep Cas verbolgen uit, ”die lucht is helemaal in mijn regenjas getrokken!”

Toen Pierre in zijn onschuld zichzelf de schuld gaf, riep Cas nog steeds boos: ”Dan stel ik jou niet meer op!”. Iedereen dacht aan een geintje, maar de volgende wedstrijd stond Pierre echt buitenspel en Ton Haartsen in de basis. Negen wedstrijden werden op rij gewonnen. Dus Pierre bleef buitenspel staan zonder dat er door de referee ook maar voor gefloten werd, want: ”never change a winning team”.

This article is from: