32
Jan Wiegers Music Hall, 1921- jaren vijftig, was/olieverf op doek, bruikleen Max Cohen, 2010, foto Marten de Leeuw
DE PLOEG MARIËTTA JANSEN Tekst: Mariëtta Jansen
DE PLOEG & DE ROARING TWENTIES Jan Wiegers (1893-1953) was in 1918 één van de oprichters van De Ploeg. Hoewel hij al vroeg blijk gaf van zijn vernieuwingsdrang, kreeg zijn kunstenaarschap een verrassende wending. Een longaandoening maakte dat hij in 1920 naar Davos moest om te kuren. Daar ontmoette hij Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938), een belangrijke expressionistische schilder en ooit lid van de Duitse schildersgroep de Brücke. De ontmoeting tussen Wiegers en Kirchner betekende niet alleen het begin van een vriendschap op schilderkunstig gebied maar had tevens verstrekkende gevolgen voor de schilderkunst in Groningen. Nadat Wiegers in 1921 gezond en wel terugkeerde naar Groningen raakte ook een aantal andere kunstenaars binnen De Ploeg onder de indruk van de nieuwe, door Wiegers meegebrachte schilderkunstige mogelijkheden, zoals een fel en contrastrijk kleurgebruik, hoekige vormen en deformaties, toegepast op alledaagse onderwerpen zoals het landschap en het portret. Er ontstond een expressionistische schilderkunst in Groningen die haar hoogtepunt beleefde in de jaren 1922-1927.
Music Hall en Dancing Room Een fraai voorbeeld van expressionistische schilderkunst is Jan Wiegers’ Music Hall, een schilderij waarover de afgelopen jaren regelmatig is gepubliceerd. Met dit schilderij zette Jan Wiegers de toon voor nog een ander belangrijk facet binnen de schilderkunst van De Ploeg. Naast landschap en portret was ook het uitgaansleven een aansprekend onderwerp. De titel van dit werk verwijst vermoedelijk naar het gelijknamig gedicht van Paul van Ostaijen. Recentelijk hebben wetenschappers van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontdekt dat onder dit werk nog een ander werk verborgen ligt. Het betreft een verloren gewaand schilderij waar een zwart-wit foto van is overgeleverd: Dancing Room uit ca. 1921. Klaarblijkelijk schilderde Jan Wiegers dit werk in de jaren vijftig over en gaf het ook een nieuwe titel. Hoe de oude versie er wat kleurgebruik betreft heeft uitgezien, is niet exact bekend, hoewel de wetenschappers een tipje van de sluier hebben opgelicht. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat onder de gele verf van de vloer van Music Hall, de signatuur uit 1921 schuilgaat en dat die handtekening met ‘Schweinfurter’ groen is aangebracht1. Zonder meer zichtbaar is dat de twee versies opmerkelijke stilistische verschillen vertonen.
33