De Wondere Pluim, Antwerpen (2016)

Page 1

2016


SOEP Rangschik jij wel eens de letters in soep? Tot woorden die je lekker vindt, zinnen die smakken als je slurpt? Het is altijd puzzelen aan het mooiste bericht. Zo schrijf ik in mijn bord wel eens poĂŤzie. De soep wordt lauw en er drijft een fijn vers. Ik hoop altijd dat ik nĂŠt genoeg letters heb voor eens een wat langer gedi Maarten Inghels Stadsdichter

De Wondere Pluim 2016 3


Inhoud SOEP 3 Maarten Inghels Verslag professionele jury 11 Verslag kinderjury 17 1ste leerjaar | Nederlands moedertaal 21 De stad is plat 21 Sueli Besson Sokkeneiland 22 Amy Vangelabbeek Hamstertje in de traan 23 Helena Eulaers De aap en de zeven dwergen 24 Linus Bals Er was eens een egel 25 Quinten NotelĂŠ De mooie vlinder 26 Lobke Naessens De boerderij zonder dieren 27 Lena Van Dongen 1ste leerjaar | Andere moedertaal Triest Alperen Berber Ik eet soep Suzy Avetisyan Protmuis Widiane Lamdouar De overkant Julia Pruszynska De pinguĂŻn Edwin Javorovac Een heel mooi meisje Yasmine Achkif Beste vrienden Giovanni Panzu

4 De Wondere Pluim 2016

29 29 30 31 32 33 34 36

De Wondere Pluim 2016 5


2de leerjaar | Nederlands moedertaal De oranje jongen Rover Beckers Max en Jordy en Lennert Van der Made De wondere pluim Ayla Verlinden Het wormpje en zijn appeltje Dauk Snijders De lege krant Lio Van Der Hallen Hond en eekhoorn Olivia Van Heereveld

39 39

2de leerjaar | Andere moedertaal Muisje 007 Ryan El Koukouchi Waar is juf Wies? Oumayma Errachidi De lege krant Khadiya Verhulst De lege krant Feyza Murat Aapje gaat naar het circus Lillie Hannecart De geheime grot Imrane Akkouh

49 49

3de leerjaar | Nederlands moedertaal Het geheim van de nachtegaal Zoya Wakim Muisje in gevaar Lennert De Clercq Lola de paspop Zadie Hendrickx De piratenhondjes Florus Van Camp De lege krant ZoĂŠ Vermeulen De cavia en de zeven groenten Fabian Mens

57 57

6 De Wondere Pluim 2016

40 43 44 45 46

50 52 53 54 55

60 62 64 66 67

3de leerjaar | Andere moedertaal Egel gaat naar de kapper Amal Moula Kabouter Lieveling Harishna Ramasamy De voorspellende krant Mariam Ahizoune De lege krant Asia Sizian De krab die doucht Ilyas Boulhand Les voor knaagtand Hasan Erdogan

71 71

4de leerjaar | Nederlands moedertaal Zwijn Stijn Sil Verbert Paarse bloem Lena Breels De verhalenreis Birgit Kerschkamp De ramp Enna Mertens Te laat AurĂŠlia Jambers Marsmannetjes zijn Aina Maes Geluk Staf Timmerman

83 83

4de leerjaar | Andere moedertaal Een druppel tijd Emma Batcharov Papillot zonder kleur Noor Labrini De trap zonder einde Chaimae Ben-Sellam De blauwe spin Eryk Borczuch Emily en de vloek Ilayda Van Hoof

72 74 76 78 79

88 89 91 95 97 98 101 101 102 103 104 106

De Wondere Pluim 2016 7


5de leerjaar | Nederlands moedertaal De weg naar Marrakech Sana Magha De kartonnen doos Zanthe Coudenys Dit zijn gewoon feiten Zanona Kaval Wind en verdriet Noa Van Essel De aarde Berre Kestens Help Nel Franssen

111 111

5de leerjaar | Andere moedertaal De zeshoekige cirkel Rabi Faiz Mijn hamster Shaheer Abdul De pluim zonder inkt Si-Mohamed Sersar Esed, de topvoetballer Angelo Enerio Het geheim van de diamant Aya Aktaou Egel is verdrietig Susan Mir-Baz

129 129

6de leerjaar | Nederlands moedertaal De hoed van Ronkebonk Arjen Verboven Wat pennen doen Ambroos Frateur De lege krant Christina Law Groenteoorlog Otto Van Brempt Kamer 164 Chadi De Groof Je moet iets doen Noor Germis Het verhaal van tijdverspilling Nasibullah Samir

145 145

8 De Wondere Pluim 2016

119 120 123 124 125

132

6de leerjaar | Andere moedertaal Geen gerechtigheid Eliana AndrĂŠ Egel gaat naar de kapper Yassir Moussaoui De magische snoepjes Yasmine El Mallouli Mijn droom Khaoula Yarrouti De schat Hafsa Belrhazi De muzikale klas Iman Kas

169 169 172 173 176 177 179

Keer op keer op keer op keer 181 Tijl Bossuyt Juryleden 183 Medewerkers 189

135 137 139 142

148 151 154 157 160 166

De Wondere Pluim 2016 9


Verslag professionele jury 1. De jury was nog maar net begonnen en ze kreeg het al moeilijk. Zoveel moois in één categorie. Uiteindelijk werd het een eervolle vermelding voor ‘Hamstertje in de traan’ van Helena Eulaers, omdat het zo vol zit met originele ideeën en bruist van verbeelding. Want het is toch prachtig als spaghetti de oplossing voor alle problemen blijkt te zijn? Maar als winnaar kozen we toch voor een ander verhaal, eentje dat heerlijk abstract is. Waarin pennen kunnen sterven, ook al leven ze niet. Uit één beeld een heel verhaal opbouwen dat tegelijkertijd poëtisch en filosofisch is, je moet het maar doen. De eerste Wondere Pluim gaat naar ‘De stad is plat’ van Sueli Besson. 2. Bijzonder rijp voor zijn leeftijd – dat viel ons op aan deze auteur. Want er zit zoveel levenswijsheid in zijn verhaal: het besef dat het te laat kan zijn om dingen nog goed te maken. Verlangen. En een soort gemis. Bovendien slaagde de schrijver erin al die gevoelens sterk neer te zetten, in een mooi opgebouwd verhaal met een kop en een staart. Omdat de cirkel zo mooi rond was, gaat deze Wondere Pluim naar ‘Triest’ van Alperen Berber. 3. Ook in deze categorie hadden we graag twee Pluimen uitgereikt, aan twee heel verschillende verhalen. Uiteindelijk besloten we dat ‘Max en Jordy en de geheime boomhut’ van Lennert Van der Made een eervolle vermelding verdiende, omdat het zo knap geschreven is, en we erg hielden van de spitse en brutale toon. Maar we hielden nog net iets meer van een ander verhaal, dat zo absurd grappig

10 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 11


was dat we het al voor ons zagen als een tekenfilm. Elke zin bracht ons aan het lachen, net als de originele oplossingen: als je tanden te lang worden, moet je gewoon meer wortels eten, zoals de konijnen. En als je dan oranje wordt, moet je maar wat vaker douchen. Die goede tip van ‘een simpele politie’ gaf de doorslag: deze Wondere Pluim gaat naar ‘De oranje jongen’ van Rover Beckers. 4. Niets zo mooi als een schrijver die duidelijk plezier heeft in het schrijven. En die samen met zijn hoofdpersonage, een vrolijk muisje, eindeloos veel manieren bedenkt om een kat te treiteren. Originele manieren, slimmer bedacht dan die in Tom & Jerry, zoals haar vastkleven in de kattenbak. Spannend, beeldrijk en grappig, alleen al daarom was dit een topverhaal. Maar toen de muis dan ook nog zelf “Einde” zei, wisten we het zeker: een Wondere Pluim voor ‘Muisje 007’ van Ryan El Koukouchi. 5. Eerst en vooral willen we graag Florus Van Camp, de schrijver van ‘Piratenhondjes’ bedanken. Wat een mooi verhaal was dat, geschreven in een heel leuke stijl en met een heerlijk absurd einde. Maar als winnaar kozen we toch voor een ander. Mooi, magisch en bijzonder goed opgebouwd. Vol mooie zinnen ook. En af en toe erg grappig. Geef toe: niet iedereen zou eraan denken eerst iets anders aan te trekken voor je de wereld gaat redden. Daarom verdient ‘Het geheim van de nachtegaal’ van Zoya Wakim een Pluim. Een Wondere. 6. Stel dat je als kapper een egel over de vloer krijgt… Waarmee knip je zijn stekels dan? Met het grote slagersmes lukt het niet, met de kettingzaag evenmin – en dan blijkt een simpele nagelknipper te volstaan. “Dat is raar,” denkt de kapper nog, maar wat doet het ertoe wat raar is, als het probleem is opgelost? Het opbod van steeds groter en

12 De Wondere Pluim 2016

gekker gereedschap bracht ons aan het lachen, de omkering op het einde gaf de doorslag. ‘Egel gaat naar de kapper’ van Amal Moula krijgt hiervoor een Wondere Pluim. 7. Het schrijven van sommige verhalen vraagt moed, en soms zit achter eenvoudige zinnen een diepe boodschap. Daarom willen we een eervolle vermelding geven aan ‘Paarse bloem’ van Lena Breels. Maar er zat een nog sterker verhaal in deze groep. Zeg nu zelf: pizza met neushoorn. Wat wil je als jury nog meer? En dat was nog maar het begin. Dit hele verhaal swingt van de gekke ideeën en de originele gedachten. Het zit vol bruisende zinnen zoals “Je bent de eerste niet-menselijke levensvorm die ooit tv heeft gekeken op het dak van een paddenstoelenwoning” en “Waren we niet ergens mee bezig? Oh ja, het gevecht.” En net als we dachten dat we alles gehad hadden, kwam de eindzin: “Nu weten jullie hoe het is om everzwijn te zijn.” Heerlijk en absurd, en een beetje wreed … we zullen het niet licht vergeten. ‘Zwijn Stijn’ van Sil Verbert is hier de absolute winnaar. 8. Een goed schrijver is een gevoelig mens. Die dingen ziet die niemand ziet, en ze ook nog in woorden weet te vatten. Daarom sprong één verhaal er bovenuit. Een verhaal van een heel (taal)gevoelig schrijver, met veel talent. Die erin slaagt de werkelijkheid te vangen en ons te wijzen op wat we zelf niet opmerkten. Aan de hand van een terugkerend thema, kleur, loodst ze ons door haar wereld, en schetst die in beelden die eenvoudig lijken, maar het niet zijn. Een Wondere Pluim dus voor Een ‘druppel tijd’ van Emma Batcharov. 9. Alweer een erg sterke groep, die het ons niet makkelijk maakte. Maar uiteindelijk vonden we toch de weg naar één winnaar. Op een paar pagina’s vertelde de auteur een verhaal dat een boek zou kunnen zijn, zoveel zit erin.

De Wondere Pluim 2016 13


Het einde liep misschien wat minder vlot, maar het eerste deel was zo overtuigend dat we hier niet naast konden kijken. Want de schrijfster ziet voor zich wat ze schrijft en weet dat prima te verwoorden: spannend, boeiend, in een rijke taal en met veel oog voor detail. Als de warme zomerwind in je haar “geen bevrijding maar een kwelling” is, dan kan je schrijven. Daarnaast kijkt ze ook nog kritisch naar de positie van de vrouw in de wereld. Want “waarom mogen vrouwen zo weinig en de mannen zo veel?” Wij hadden onze winnaar: ‘De weg naar Marrakech’ van Sana Magha. 10. Waarom moeten we in het leven zo vaak kiezen? Waarom is alles altijd of/of en zo zelden en/en? Kunnen we niet en het ene en het andere zijn? En vooral onszelf? Natuurlijk kan dat, vond deze auteur. Je moet het gewoon durven. Jezelf niet verstoppen, maar tonen wie je bent. Want anders doe je niet alleen jezelf, maar ook je vrienden pijn. En dus besluit zijn held zijn anders-zijn niet langer geheim te houden, maar het tegen de hele stad te zeggen. Waarop de burgemeester nuchter vaststelt: “Eerst moeten we de stad naar buiten roepen.” Een prachtig idee, verpakt in een verhaal vol sterke beelden en metaforen. Hier wisten we het meteen: er kon maar één winnaar zijn. ‘De zeshoekige cirkel’ van Rabi Faiz.

aan de ramp in de vergeetput en klaar is kees. Mooi werk, ‘De hoed van Ronkebonk’ van Arjen Verboven. 12. “We hebben een schrijver! Een echte!,” riep een jurylid. En daar waren we het allemaal mee eens. Want één verhaal torende boven de rest uit. Sterk van het eerste tot het laatste woord, knap opgebouwd en stilistisch erg volwassen. Moedig ook. Ontzettend moedig. Emotioneel en psychologisch heel sterk, met zinnen als “Bezorgd, zo kan je mijn moeder omschrijven.” Met veel, misschien te veel, levenswijsheid schetst de schrijver een donkere, grimmige en dramatische wereld. Waar je “geen vrede hebt, want dat kan niet en dat mag niet.” ‘Geen gerechtigheid in South Side’ van Eliana André pakt de laatste Wondere Pluim. Verdiend!

11. “Je moet altijd het kromme pad pakken, dan raak je nooit verloren.” Alleen al voor die ene zin verdient ‘De lege krant’ van Christina Law een eervolle vermelding. En eigenlijk ook een verfilming, zo beeldend is het geschreven. Bovendien kunnen we verhalen die het lezen aanmoedigen alleen maar toejuichen. Helaas zat er nog een sterk en swingend verhaal in deze groep. Dat barstte van de hilarische en slimme oplossingen. Want hoe vlucht je van een eiland waar de afvalberg plots radioactief wordt? Aha! “Gelukkig had ze een yacht gewonnen met de tombola van de boerinnenbond.” Soms is de wereld zó gered: je gooit de gedachte

14 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 15


verslag kinderjury 1. Het Sokkeneiland begint als een herkenbaar verhaal over een meisje met een kamer vol rommel en een verdwenen sok. Al snel wordt het spannend en reist ze helemaal naar de sokkenprinses. Onze kinderjury was onder de indruk van de wereld van de sokken die deze schrijfster oproept. Een grappig verhaal waarmee je helemaal in Sokkeneiland wordt gezogen. Wat triest voor de sok die zijn vrouw kwijt is. Gelukkig kan die samen met het meisje weer naar huis. Een goed einde voor ‘Sokkeneiland’ van Amy Vangelabbeek, die met haar verhaal een Wondere Pluim verdient. 2. Onze kinderjury was het unaniem eens over de winnaar van de tweede categorie. Ze kozen voor een verhaal over gevoelens. Echte gevoelens. Een mooi verhaal, daarvan was onze jury overtuigd. Eerst is de man boos op zijn vader, maar nadien ziet hij wat er gebeurd is en moet hij huilen. Het lijkt bijna een soort film. De tweede Wondere Pluim gaat naar ‘Triest’ van Alperen Berber. 3. In de derde categorie koos de jury voor een grappig verhaal. Het beeld van een jongen die al van zijn geboorte tanden heeft die steeds maar blijven groeien, werkte ook op de lachspieren van de jury. Zij vielen helemaal voor de originele ideeën van de schrijver en vonden het leuk dat hij zich baseerde op het gerucht dat je oranje wordt als je te veel wortels eet. Deze Wondere Pluim gaat naar ‘De oranje jongen’ van Rover Beckers. 4. Een muis met een plan, dat vond de jury wel spannend! “Ik weet het al. Ik kan me met olie insmeren, dan ben ik glad. Dan glip ik eruit en kan ik de kattenbak met lijm insmeren en dan zit de kat voor eeuwig vast.” De jury

16 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 17


was verrast door de heerlijke fantasieën van de schrijver en natuurlijk ook blij dat het muisje zich als een ware held kan bevrijden van die vervelende kat. De vierde Wondere Pluim gaat naar ‘Muisje 007’ van Ryan El Koukouchi. 5. In deze categorie was het moeilijk kiezen tussen twee verhalen ... Florus Van Camp nam onze jury met zijn leuke verhaal mee op avontuur met ‘de piratenhondjes’. Maar ook het verhaal over Klara die op zoek gaat naar de geheime nachtegaal vonden ze mooi geschreven. Onze jury was onder de indruk van dit sprookjesachtige verhaal, waarin Klara op stap gaat in de nacht en een lieve kabouter tegenkomt. Wat mooi dat Klara’s mama terug levend wordt en de kabouter zijn oma ontmoet. Een Wondere Pluim voor ‘Het geheim van de nachtegaal’ van Zoya Wakim. 6. Stel je voor dat alles wat je aanraakt in diamant verandert! Maar ... is dat wel zo handig? Kabouter Lieveling eet toch liever rustig zijn appeltje. Een knap gevonden verhaal met een mooi einde, vond onze jury. De zesde Wondere Pluim gaat naar ‘Kabouter Lieveling’ van Harishna Ramasamy. 7. Goed gelachen met de absolute favoriet van deze categorie. Pratende neushoorns, pizza’s die 31.809 meter diep in de grond zitten en nog veel meer grappige streken die onze kinderjury heeft gevonden in dit verhaal over zwijn Stijn en zwijn Gijn. Een verdiende Wondere Pluim voor ‘Zwijn Stijn’ van Sil Verbert. 8. Een vlinder zonder kleur die op ontdekking gaat. Dit mooie idee kon de jury wel bekoren. De schrijfster vertelt een verhaal met een echte boodschap. In deze categorie verdient ‘Papillot zonder kleur’ van Noor Labrini de Wondere Pluim. 9. Dit verhaal over de doos waar niemand naar omkijkt, vond onze jury een beetje droevig, maar tegelijk ook

18 De Wondere Pluim 2016

grappig. We leven mee met het zware leven van een kartonnen doos die op straat in de regen staat, natter en natter wordt en uiteindelijk slap in elkaar valt. Zo gaat de negende Wondere Pluim naar ‘De kartonnen doos’ van Zanthe Coudenys. 10. “Tu es, ça va bien.” Een slimme hamster die kan helpen met bijna alle huiswerk -zelfs met Frans-, die zou onze kinderjury ook wel willen. Misschien voor taal ... of voor rekenen? Die zou dan Barstkop mogen heten, omdat hij zo veel weet. De jury vond het idee van een pratende hamster best hilarisch. Ook meester Lambik met de roze baard vonden ze een geestig einde. Een Wondere Pluim voor ‘Mijn hamster is een meesterbrein’ van Shaheer Abdul. 11. In deze categorie vond onze jury het spannend om te kiezen tussen twee heel grappige verhalen over dingen die levend werden: de pennen tegen de groenten. In ‘Groenteoorlog’ van Otto van Brempt konden ze zich al levend voorstellen hoe een bende groenten een frituur bestormt. Bij het verhaal van de pennen had onze jury ook bewondering voor de verschillende personages die zo goed waren uitgewerkt en originele namen kregen, zoals Majoor Van Plak. Een heel grappige scène vonden ze de pen die het meisje versiert. Daarom gaat de elfde Wondere Pluim naar ‘Wat pennen doen als je er niet bent’ van Ambroos Frateur. 12. Een egel die naar de kapper gaat, dat heeft onze jury nog nooit gezien. Een origineel idee dat goed is uitgewerkt, vonden ze. Het was zo grappig dat alle verschillende soorten scharen die de kapper gebruikte allemaal kapotgaan, waarna hij de kettingzaag laat uitrukken. Goed dat hij uiteindelijk de oplossing vindt, zodat de egel kan voetballen en koppen zonder dat de bal kapotgaat. De allerlaatste Wondere Pluim gaat naar ‘Egel gaat naar de kapper’ door Yassir Moussaoui.

De Wondere Pluim 2016 19


1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

De stad is plat Er was een stad in de buurt en die stad was plat en ook omgekeerd. Maar er was ook water. Er was een pen en die pen haar bloed was inkt. Maar de inkt was weg, want de stad was omgekeerd. Daardoor was de pen dood.

Sueli Besson 6 jaar De Linde

20 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 21


1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

Sokkeneiland

Hamstertje in de traan

Lies haar kamer was vol rommel. Ze verloor een sok. Ze moest gaan slapen. De volgende dag moest ze haar kamer opruimen, maar ze wou niet. Ze keek onder haar bed, vond een deur en deed die open. Het was een magische deur. Lies paste in de deur. Ze sprong in een draaikolk. Plots zag Lies de sokkenprinses. Lies zei tegen de sokkenprinses: “Ik ben een sok kwijt.” De sokkenprinses zei: “Sokken op een rij!” Ze vroeg: “Lies, zit jouw sok hier bij?” “Nee,” zei Lies tegen de sokkenprinses, “mijn sok zit er niet bij.” De sokkenprinses riep: “Het is nacht. Als je wil, mag je bij mij blijven slapen.” Er was sokkenthee en sokkentaart, alles was van sokken. Lies hoorde iemand huilen. Ze ging kijken en zag wie het was. Het was haar sok. Lies vroeg: “Wat is er?” De sok zei: “Ik mis mijn vrouw. Ik wil naar mijn vrouw.” “Kom, we gaan naar huis. Volg mij,” zei Lies. Zo kwamen ze met hun twee in de draaikolk. Toen ze thuis waren, zag de sok zijn vrouw. En Lies heeft haar kamer opgeruimd.

Er was eens een hamstertje en dat ging buiten spelen. Het zag een huisje. Het ging erin. Het zag een meisje dat op een stoel zat te huilen. Het zag een traan en in die traan een regenboog. Het ging naar de traan en stak zijn pootje in de traan. Het hamstertje zat in het hoofd van het meisje en het zag in het hoofd een regenboog. In de regenboog stond een deur. Het hamstertje ging erin en het zag de papa en de mama van het meisje, en zijn papa en mama. Dat vond het hamstertje leuk Het hamstertje ging uit de traan. Het ging terug buiten spelen in de speeltuin, op de glijbaan, op de schommel en op de wip. Daarna ging het naar huis. Het ging spaghetti eten.

Helena Eulaers 6 jaar De Pientere Piste

Amy Vangelabbeek 7 jaar Sint-Bernadette

22 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 23


1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

De aap en de zeven dwergen

Er was eens een egel

Er waren eens zeven dwergen. Ze woonden in een klein huisje. Terwijl de dwergen weg waren naar de mijn, kwam er een aap in dat huisje. Toen de dwergen terugkwamen, zagen ze een heleboel rommel. De zeven dwergen waren heel boos, maar ze ruimden de rommel toch op. Ze waren niet gelukkig, want al het servies was stuk. Ook de borden waar ze uit aten, waren stuk. De vorken en de messen waren stuk, en de lepels en de kopjes ook. De aap kwam elke dag en maakte elke dag weer andere dingen stuk. De zeven dwergen gingen een dag niet werken om te zien wie die dingen stuk deed. “En wat zagen de dwergen? Een aap. En weet je wat ze deden? Ze kwamen tevoorschijn en vroegen: “Wie ben jij?” De aap antwoordde: “Oe oe, a a.”

Er was eens een egel en die ging naar de kapper. De egel vroeg: “Wil jij alsjeblieft mijn stekels eraf doen?” “Ja,” zei de kapper en hij probeerde het. Maar het lukte niet, want elke keer als de kapper eraan kwam, prikte hij zich aan de stekels. Hij probeerde het met een boormachine, maar dat lukte ook niet. Toen pakte hij een mes en met dat mes probeerde hij de egel dood te maken. Dat lukte ook niet, want de egel ging elke keer in een bolletje.

Quinten Notelé 7 jaar Prins Boudewijn

Linus Bals 6 jaar Prins Boudewijn

24 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 25


1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

1ste leerjaar | Nederlands moedertaal

De mooie vlinder

De boerderij zonder dieren

Er was eens een heel mooie vlinder. De vlinder wou een rups zijn, want ze wou niet graag een vlinder zijn. Maar ze vliegt wel graag.

Er was eens een boerderij zonder dieren. Er waren wel heel veel mensen en die mensen reden daarom op stokpaardjes. De mensen in het dorp vonden het maar raar. Daarom gingen ze geld verzamelen. Ze spraken af om van die boerderij een kinderboerderij te maken. Op 22 maart was het zover. Toen de boerinnen en de boeren opstonden, zagen ze het. Er stonden heel veel mensen bij de poort En toen leefden ze nog lang en gelukkig.

Lobke Naessens 7 jaar Het Baronneke

Lena Van Dongen 7 jaar De Kolibrie

26 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 27


1ste leerjaar | Andere moedertaal

Triest Er was eens een man en die wilde aan het einde van het schooljaar een auto. Het was het einde van het schooljaar en de man ging naar het bureau van zijn vader. Hij kreeg een pakket en deed het open. Het was niet de sleutel van de auto. Het was een boek. De man werd boos en zei: “Ik kom nooit meer terug.” Een jaar later kreeg de man een gezin. Hij wou naar zijn vader, maar hij kreeg telefoon. Zijn vader was overleden. Hij ging naar het bureau van zijn vader. Hij zag het pakket. Hij bladerde in het boek en er viel een sleutel uit. Het was de sleutel van de auto die hij wou. Toen moest hij huilen.

Alperen Berber 11 jaar Emmaüs

28 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 29


1ste leerjaar | Andere taal moedertaal

1ste leerjaar | Andere taal moedertaal

Ik eet soep

Protmuis

Ik eet soep Ik eet ijs Ik heb een bal Ik pak mijn jas Ik koop een riem Ik ga naar huis Ik eet een vis De vis is boos Ik ren naar huis Een vis is in de zee Red een beer IJs smelt De poes is van mij Waar is mijn hond Ik zie een poes Ik zie een hut Ik zwem in de zee Ik heb een roze bal De zee is koud Ik heb een roos Mijn jurk is roos Ik heb een roze stoel Vis zwemt

Er was eens een tovenaar die drankjes maakte. Geen gewone drankjes, maar toverdrankjes. Hij maakte een protdrank. Op een dag viel er een muis in. Weet je wat er toen gebeurde? De muis liet alleen maar protjes. Dat vond ze goed. Weet je waarom? Als iemand op haar wilde trappen, dan liet zij een protje en dan vielen ze flauw. De tovenaar vond dat niet leuk en maakte een drankje om de muis terug normaal te maken. Toen was de muis weer normaal.

Widiane Lamdouar 6 jaar De Evenaar

Suzy Avetisyan 6 jaar De Optimist

30 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 31


1ste leerjaar | Andere taal moedertaal

1ste leerjaar | Andere taal moedertaal

De overkant

De pinguĂŻn

Er was eens een overkant waar geen boom stond. Maar er was een weg naar een krokodil. Er durfden geen mensen stappen. Maar op een dag ging ik naar de overkant.

De pinguĂŻn gaat naar de winkel. Hij gaat voer kopen. Daarna gaat hij naar huis. Hij gaat vis eten. Na het eten gaat hij naar de glijbaan. Wanneer het nacht wordt, gaat hij kamperen en eet hij marshmallows. Dan worden er griezelverhalen verteld. Daarna gaat hij slapen. Wanneer het weer licht wordt, gaat hij naar huis. Dan gaat hij naar school. Na school koopt hij een ijsje en gaat terug naar huis Zijn vriendjes komen eten en dan gaan ze spelen.

Julia Pruszynska 7 jaar De Spiegel

Edwin Javorovac 6 jaar De Optimist

32 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 33


1ste leerjaar | Andere taal moedertaal

Een heel mooi meisje Er was eens een heel mooi meisje en dat heette Roodkapje. Roodkapje had zussen, maar de zussen waren naar het park. De zussen waren niet alleen naar het park. Ze waren met mama meegegaan en waren aan het spelen. Plots hoorden ze een vreemd geluid en dat geluid was van de boze wolf. De boze wolf wou de zussen opeten en ook de mama van Roodkapje. Toch kon dat niet gebeuren, want Roodkapje kwam er aan en ze brulde: “Boze wolf, laat mijn mama en mijn zussen los!” Maar de boze wolf zei: “Nee, ik ga ze opeten.” Roodkapje gaf niet op: “Als jij mij mijn familie teruggeeft, dan geef ik jou een snoep. Moet ik jou nu een snoep geven?” De boze wolf zei: “Ja, ik geef jouw familie terug als je nu die snoep geeft.” “Oké, hier, alstublieft, en nu laat je mijn familie gaan.” “Oké.” “Dank je. Maar Roodkapje, ik wil je iets vertellen.” “Wat wil je zeggen?” “Ik wil zeggen dat ik van de heks ben.” “Wat?” riep Roodkapje. “De heks is heel gemeen. Je moet niet naar haar luisteren.” De boze wolf zei: “Je hebt gelijk. Ik zal nooit meer naar die heks luisteren.” “Ik heb een vraag,” zei Roodkapje, “wat wil die heks met mijn familie doen?” “Die wil je familie in de soep doen.” “Maar waarom?”

34 De Wondere Pluim 2016

1ste leerjaar | Andere taal moedertaal “Omdat het moet.” “Maar zo maak je geen vrienden. Vrienden maak je als je vriendelijk bent.” “Oké, ik beloof dat ik altijd vriendelijk zal zijn.” “Als je stopt met iedereen te pesten, dan mag je nog een snoep. Dan mag je kiezen wanneer je snoep mag.” “Echt?” “Ja, echt waar.” “Dank je.” “Graag gedaan.” “Sorry dat ik je familie wou opeten.” “Dat geeft niets.” “Oké.” “Gaan we een feest doen?” “Ja, dat klinkt leuk.” “Vandaag worden we allemaal beste vriendinnen.”

Yasmine Achkif 6 jaar De kRing

De Wondere Pluim 2016 35


1ste leerjaar | Andere taal moedertaal

Beste vrienden Ik en jij, wij zijn beste vrienden. Wij zorgen voor elkaar. Wij slaan niemand, beloofd? Ik beloof het. Kom maar mee. OkĂŠ, ik kom mee.

Giovanni Panzu 7 jaar Sint-Aloysius

36 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 37


2de leerjaar | Nederlands moedertaal

De oranje jongen Er was eens een jongen die al vanaf zijn geboorte tanden had. Toen hij één jaar was, waren ze al twee centimeter. Op zijn vijf jaar waren ze zes centimeter. Er was geen twijfel meer aan. Ze moesten naar de tandarts. De tandarts zei: “Dat heb ik nog nooit gezien. Ik zal ze moeten uittrekken.” Na een jaar kwamen er nieuwe tanden, dus gingen ze terug naar de tandarts. Maar de tandarts zei: “Nee!” De jongen dwaalde rond in het dorp en belde aan elk huis. Op een dag vonden ze eindelijk raad. Een wijze oude man zei dat hij misschien was zoals de konijnen. Vanaf die dag at de jongen iedere dag twee zakken wortels. Op een dag was hij helemaal oranje, dus dwaalde hij weer door het dorp, overal. Toen zei een simpele politieman: “Het is heel gemakkelijk. Je moet gewoon elke dag onder de douche gaan.” De jongen volgde de twee raden op en had nooit meer problemen.

Rover Beckers 7 jaar De Kleine Wereld

38 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 39


2de leerjaar | Nederlands moedertaal

Max en Jordy en de geheime boomhut Het is weer school. Dat vind ik niet leuk. Ik ben Max. Ik hou van avontuur. Met mijn beste vriend, Jordy, maak ik veel lol! Maar nu het weer school is, is dat niet meer zo. School = geen avontuur. Toch heb ik iets geheimzinnigs gezien: een gat in de muur. Jordy denkt dat de muur gewoon kapot is, maar dat kan niet, want de school is in de vakantie net verbouwd. We besluiten om op zaterdag naar de school te gaan. We staan voor de poort. “Oh, nee!” zegt Jordy. “Wat?” “De poort is dicht.” “Ja, wat dacht je dan? Het is zaterdag. Natuurlijk is de poort dicht,” zeg ik. “En wat is jouw slimme idee nu?” vraagt Jordy. “Ik heb een touw mee.” “Ho, wacht eens even. Ik ga niet inbreken in de school,” zegt Jordy. “Dat had je maar eerder moeten bedenken,” zeg ik. Ik klim over de poort. Jordy komt wat later. Binnen kruip ik in het gat in de muur. Ik kom in een houten ruimte vol nepgras. In het midden van de ruimte staat een boomhut, met de tekst: ‘Max en Jordy’s geheime boomhut’. Ik heb me altijd al afgevraagd wat er in de houten ruimte naast de school is en nu weet ik het. Een boomhut! We vertellen het aan niemand (behalve aan onze ouders). Op zondag gaan we er weer naartoe. We gaan naar de poort. Deze keer is er een nachtwaker en hij roept: “Inbre-

40 De Wondere Pluim 2016

2de leerjaar | Nederlands moedertaal kers! Ik arresteer jullie!” We verstoppen ons achter een struik in de speeltuin. “Huh, er zijn geen inbrekers. Zeker verkeerd gezien,” zegt de nachtwaker. Wat een domme nachtwaker. Enfin, we zijn terug in de boomhut. Ik vind niets speciaals, maar Jordy wel. Hij vind een geheime kamer. Er zit een slot op met letters, een code dus. De code is niet te kraken. “Ik weet het!” roept Jordy. “Hoezo?” vraag ik. “Het is eigenlijk een soort grap! Mensen proberen alles, terwijl de code ‘niet te kraken’ is,” zegt Jordy. “Ja, maar wat is dan de co... Oh! Nu snap ik het.” Jordy vult de code in. Het is juist. De deur gaat automatisch open. Dan merk ik plots dat iemand ons afluistert. Hij heeft een masker op waardoor hij onherkenbaar is. In nog geen tel is hij weer weg. Enfin, waar zitten we? O, ja, de deur gaat automatisch open en daarin zit … een kluis? “Hoe moeten we die openen?” vraag ik. “Ik heb het,” zegt Jordy, “met welk nummer kun je naar de school bellen?” Ik antwoord: “Het is 0909-112 ROM.” Jordy vult het in. “Het is fout,” zegt hij. “Heb je ROM wel ingevuld?” vraag ik. “Nee,” zegt Jordy en hij vult het in. Het is juist. In de kluis zit 50 euro. Is dat alles? Ik dacht dat het opnieuw iets geheimzinnigs zou zijn. “Maar nee. Het moet per se 50 euro zijn.” zeg ik. “Zeg, zeur niet zo!” zegt Jordy. Maar toch is het iets geheimzinnigs. De juf heeft maandag

De Wondere Pluim 2016 41


2de leerjaar | Nederlands moedertaal in de klas gezegd dat ze 50 euro verloren is. Ik denk dat die persoon met het masker die 50 euro heeft gestolen en ze in de kluis heeft verstopt. Ieder weekend gaan we terug en proberen we de persoon te ontmaskeren. Op een zondagnacht zien we waar de persoon verstopt zit. Jordy leidt hem af en ik ontmasker hem. Het is de directeur! We bellen meteen de politie. Hij wordt opgehaald en we geven het geld terug aan de juf.

Lennert Van der Made 8 jaar Sint-Aloysius

2de leerjaar | Nederlands moedertaal

De wondere pluim Er was eens een heel oude man die in een arm dorp woonde. Op een dag ging hij wandelen in zijn dorp en vond een pluim. Hij pakte de pluim en werd weggeblazen door een zucht. Plots kwam hij in een huis boven de wolken, vol met pluimen. Hij riep: “Is hier iemand?” Hij hoorde niets. Hij riep nog eens: “Is hier iemand?” Toen hoorde hij: “Piep!!!” Hij keek naar buiten en zag de mooiste vogel van de hele wereld. Hij vroeg: “Kan jij mij terugbrengen naar mijn dorp?” “Ja,” zei de vogel, “en je krijgt ook een cadeau, een veer van mij. Daar kan je boeken mee schrijven en dan mag je een wens doen. Die zal dan uitkomen. Ze vlogen weg en kwamen in het dorp. De man ging stiekem in zijn huis allemaal verhalen te schrijven. Hij vroeg aan iedereen in zijn dorp: “Wat is jouw wens?” En zo leefde iedereen nog lang en gelukkig.

Ayla Verlinden 7 jaar De Kleine Wereld

42 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 43


2de leerjaar | Nederlands moedertaal

2de leerjaar | Nederlands moedertaal

Het wormpje en zijn appeltje

De lege krant

Er was eens een wormpje en dat had natuurlijk een mama. Dat wormpje wou heel graag de wijde wereld in. Op een mooie ochtend ging de mama van het wormpje boodschappen doen. Toen de mama weg was, dacht het wormpje: “Nu kan ik de wijde wereld in.” Het pakte wat eten mee en vertrok. Toen het al een eindje verder was, kwam de mama thuis. Ze riep, maar er kwam geen antwoord. Ze doorzocht het hele huis, maar ze vond haar zoon niet. Ondertussen was het wormpje bij een kersenboom aangekomen. Het wormpje klom in de kersenboom tot aan de kersen. Het kroop in een van de kersen. Het wormpje zei: “Neen, dit is te klein.” Het schoof langs de stam naar beneden en ging weer op stap. Een poosje later kwam hij bij een perenboom en er gebeurde hetzelfde als de vorige keer. Weer ging het wormpje verder. Toen kwam het bij een appelboom en er gebeurde weer hetzelfde als de vorige keer. Toen zei het wormpje: “Deze appel is heel fijn.” Toen hij in de appel zat, viel de appel met het wormpje erin van de boom. De appel bleef rollen, tot bij het huis van het wormpje. De mama van het wormpje was superblij.

Er was eens een land, een saai land. Er gebeurde nooit iets, vandaar de naam ‘Saai Land’. Elke ochtend las de koning in zijn krant. Nu ja, het was eerder kijken naar lege bladeren. Op een dag nam de koning zijn krant en riep: “Ik ben het beu! Ik ben het beu dat er niets in mijn krant staat. Ik ben het beu dat hier niets gebeurt. Ik moet er iets aan doen.” De koning riep de lakei en zei: “Ik wil morgenmiddag een afspraak maken met de mensen van het land.” De volgende dag om 12 uur zat hij op de grote troon en zei: “Beste mensen van Saai Land. Vinden jullie ook niet dat hier meer moet gebeuren en dat onze naam ‘Leuk Land’ moet worden?” De mensen antwoordden: “Ja, ja!” “Met deze ‘ja’ open ik nu Leuk Land en vanaf nu gaan we leuke dingen doen.” De volgende ochtend las hij zijn krant en iedereen leefde nog lang en gelukkig.

Lio Van Der Hallen 8 jaar Sint-Anna Goethe

Dauk Snijders 8 jaar Steinerschool Antwerpen

44 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 45


2de leerjaar | Nederlands moedertaal

Hond en eekhoorn Er was eens een hond die in het bos aan het wandelen was. Hij kwam een boom tegen en nog een boom. In een van die bomen zat een eekhoorn. De eekhoorn vroeg: “Wat doe jij daar?” De hond zei: “Ik wandel een beetje.” Toen de eekhoorn dat hoorde, vroeg hij: “Mag ik mee?” “Ja hoor,” zei de hond, “spring maar op mijn rug.” “Oké,” zei de eekhoorn, en hij sprong op de rug van de hond. De hond begon te stappen en de eekhoorn zag een paar takken liggen. Hij zei: “Zullen we een kamp bouwen?” “Ja,” zei de hond, en ze begonnen een paar takken tegen een boom te leggen. Toen ze stopten, zei de hond: “Dat lijkt net een echt kamp.” Van binnen zag het er ook echt uit. De eekhoorn zei: “Zullen we erin gaan wonen?” “Ja,” zei de hond en ze zochten nootjes en kastanjes. Toen ze genoeg hadden, gingen ze terug naar het kamp. De hond ging opnieuw naar buiten om takjes te zoeken om potjes van te maken. Toen dat gebeurd was, ging hij terug naar huis.

Olivia Van Heereveld 8 jaar Steinerschool Antwerpen

46 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 47


2de leerjaar | Andere moedertaal

Muisje 007 De muis is op stap. De kat zit achter de muis aan. De kat zegt: “Haha, uiteindelijk heb ik je. Ik kan je opeten. Ik zal erover nadenken. Of ik kan je in de soep leggen en daarna kan ik je vastbinden, of opsluiten.” “Ik zal jou opsluiten,” zegt de muis. “Haha,” zegt de kat, “dat is grappig.” De muis heeft een plan, maar wat voor plan? Ze denkt: “Ik weet het al. Ik kan me met olie insmeren, dan ben ik glad. Dan glip ik eruit en kan ik de kattenbak met lijm insmeren en dan zit de kat voor eeuwig vast.” De muis doet het. De kat gaat een dutje doen in de kattenbak. Ze zit vastgeplakt en de muis is echt blij. “Help, help. Ik zit vast!” roept de kat. Maar niemand hoort haar. De muis zegt: “Niemand valt me lastig.” De muis zegt: “Einde.”

Ryan El Koukouchi 8 jaar Steinerschool Antwerpen

48 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 49


2de leerjaar | Andere moedertaal

Waar is juf Wies? Het is vijf uur. De school is al lang uit, maar Luuk en Loes zijn nog op het plein. Loes is de grote zus van Luuk. Loes heeft een hondje. Juf Wies komt de schoolpoort uit gefietst. “Dag Loes en Luuk,” zegt juf Wies. Juf Wies heeft haast. Er valt een rode map uit haar tas. Loes pakt de map op en roept: “Juf Wies! Je hebt een map laten vallen.” Maar juf Wies is al weg. Loes en Luuk beslissen de map in haar klas te gaan leggen, op haar bureau. Er loopt een man door de kamer. Is dat een zwerver? Zijn kleren zijn stuk. Hij gaat elke kamer in en uit. Hij zoekt misschien iets duurs. Dan zegt Loes: “Kom we gaan naar meester Vries.” Meester Vries is de directeur van de school. Hij is nog niet naar huis, hij is druk aan het bellen. “Meester Vries!” roept Luuk. “Er is een dief.” Meester Vries doet de deur heel hard dicht. Loes zegt: “Ik ga de dief zelf wegjagen.” “Ik ga mee,” zegt Luuk. Luuk en Loes zien de dief. Hij zoekt misschien de rode map. Daar zal niets duurs in zitten, denken Loes en Luuk. Ze gaan erin kijken. Maar niet daar, achter de struiken. Ineens pakt een hand Luuk bij de schouder.

50 De Wondere Pluim 2016

2de leerjaar | Andere moedertaal “Hé, kleine jongen.” “Ik ben niet klein,” zegt Luuk, “er is een dief.” “Ik ga die dief wel pakken,” zegt Daan. Daan pakt een tak en gaat naar de gang van de school. Hij slaat de dief neer en zo leefden Daan, Luuk en Loes nog lang en gelukkig.

Oumayma Errachidi 8 jaar Willem Tell

De Wondere Pluim 2016 51


2de leerjaar | Andere moedertaal

2de leerjaar | Andere moedertaal

De lege krant

De lege krant

Marie gaat naar de winkel. In de winkel vindt ze een krant. Ze kijkt in de krant. Er staat niets in! “Waarom staat er niets in de krant?” vraagt Marie aan de winkelmevrouw. “We maken een fopkrant.” Marie koopt de krant. Ze gaat naar huis en ze geeft de krant aan haar mama. Mama doet de krant open en Marie zegt: “Gefopt.”

Er was eens een egel en die ging de krant lezen. Maar de krant was leeg. Er stond niets in. De egel zei: “Als er niets in de krant staat, is het saai. Dan wil niemand een krant lezen. Ik moet er iets aan doen.” De egel dacht na. Toen wist hij het. “Ik ga naar de kapper. Egels doen dat eigenlijk nooit en daarom moet het in de krant staan.” De egel ging naar de kapper. De volgende dag stond dat in de krant. Daarna stond er superveel in de krant, maar dat waren allemaal slechte dingen, dus dat was niet goed. Soms is het wel beter als er niets in de krant staat. Dat heeft de egel ook geleerd.

Khadiya Verhulst 8 jaar De Spiegel

Feyza Murat 8 jaar Veltwijck

52 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 53


2de leerjaar | Andere moedertaal

2de leerjaar | Andere moedertaal

Aapje gaat naar het circus

De geheime grot

Er was eens een aapje. Hij werkte in een circus, dag en nacht. Op een dag zei het aapje tegen de baas van het circus: “Ik ga niet meer in het circus werken!” “Oké,” zei de baas van het circus. Iedereen nam afscheid. Nadat ze afscheid genomen hadden, was iedereen aan het huilen. En dat bleef zo 10 dagen lang. Op een dag was er een nieuw aapje komen werken en iedereen was blij. De baas van het circus zei tegen het nieuwe aapje: “Ik vind jou beter dan het andere aapje.” Het andere aapje stond aan het raam en had alles gehoord. Hij was heel boos, want hij wist dat hij het goed had gedaan. Hij bleef 10 dagen slapen aan het raam en dan ging hij weg.

Er was eens een kind dat een berg wou beklimmen. Hij heette Zakaria. De berg die Zakaria wou beklimmen, was een berg die niet stopte. Zakaria ging naar zijn kamer en bedacht een plan. Hij ging terug naar beneden en vroeg aan zijn moeder: “Mag ik naar buiten met de fiets alstublieft?” “Na het eten,” zei mama. Zakaria zei: “Oké” en dacht: “Mijn plan gaat zoals ik het wou.” Moeder zei: “We gaan frietjes eten. Kom aan tafel.” “Oké, mama, ik ben er al.” Na het eten ging Zakaria op zijn fiets en vertrok zo snel als een auto. Hij ging naar de geheime grot. Hij legde zijn fiets neer en klom en klom tot hij een grot zag. Daar waren vollenbak dieren. Zakaria had veel spullen en dacht: “Ik ga helemaal naar boven.” En nog en nog ging hij naar boven. Hij zag de grot en ging erin. Hij pakte zijn zaklamp en zag een beer en een vleermuis en nog vele andere dingen. Hij zag ook iets geels, iets dat hard blonk. Hij pakte zijn houweel en maakte de rots kapot. Hij zag goud. Hij pakte het goud en na één stap kwamen er heel veel vliegende dieren. Hij liep van de berg en toen hij er af was, waren de dieren rustig. Zakaria ging naar huis. Zijn moeder vroeg: “Wat heb je bij?” Hij zei: “Goud.” Ze riepen tegelijkertijd: “We zijn rijk!” En ze leefden nog lang en gelukkig.

Lillie Hannecart 7 jaar Prins Boudewijn

Imrane Akkouh 7 jaar De Zevensprong

54 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 55


3de leerjaar | Nederlands moedertaal

Het geheim van de nachtegaal Er was eens een meisje dat Klara heette. Ze hield heel veel van dieren, maar het meeste van een nachtegaal. Op een keer ging haar moeder dood door een autoongeval. Klara huilde zeven dagen en zeven nachten. Op een avond ging ze slapen. Ze lag met haar rug naar de muur. Vijf minuten later hoorde Klara gezang. Het klonk zo licht en mooi. Klara draaide zich om, maar zag niets. Ze hoorde ook geen gezang meer. De volgende nacht hoorde ze het gezang opnieuw. Ze draaide zich vlug om en zag een nachtegaal. “Wie ben jij?” vroeg Klara. De nachtegaal vloog weg. Klara ging vlug naar het raam. Ze klom vanuit het raam in een boom en klom naar boven om de nachtegaal te zien. De volgende nacht deed ze haar kleren terug aan, zette haar pet op en deed een dikke trui aan. Dan ging ze zachtjes naar beneden. Ze pakte een boterham met kaas, een flesje water en een koekje. Ze deed alles in een rugzak. Ze deed haar schoenen aan en ging in bed liggen. Ze wachtte op de nachtegaal. Na een half uur kwam de nachtegaal op de rand van het raam van haar kamer zitten. Toen hij begon te zingen, sprong Klara uit haar bed. De nachtegaal schrok en vloog weg. Klara sprong vanuit haar raam in de boom aan de overkant. Ze klom naar beneden tot aan de muur van de tuin van de buren. Ze liep de nachtegaal achterna. De rand van de muur waarop Klara liep, was nat. Ze schoof uit en viel tegen een doornstruik. Haar hand bloedde. Opeens zag ze een kaboutertje. Klara schrok. De kabouter zei: “Hallo, ik ben Camila.”

56 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 57


3de leerjaar | Nederlands moedertaal Klara zei: “Hallo, ik ben Klara.” “Oei,” zei Camila, “ik zie dat je je pijn hebt gedaan.” “Ja,” zei Klara. “Wacht hier, ik kom zo terug.” “Oké,” zei Klara, en de kabouter verdween. Even later kwam Camila terug met een busje en een windel. Camila spoot erop met het busje en deed de windel er rond. “Dank je,” zei Klara, “zonder jou had ik niet geweten wat te doen. Waar woon jij eigenlijk?” “Ik woon in kabouterland, niet ver van hier,” zei Camila. “Ik woon in de Kamelenstraat,” zei Klara. “Waarom ben je hier eigenlijk?” vroeg Camila. “Ik ben op zoek naar de nachtegaal die altijd op de rand van mijn raam zit te zingen.” Camila schrok. “Dat is de geheime nachtegaal,” zei ze. “Heeft die dan een geheim?” vroeg Klara. “Nee, maar iedereen die hem is gevolgd, is sindsdien nooit meer teruggekomen.” “Raar,” zei Klara. “Ja hé,” zei Camila. “Maar ik wil hem toch zoeken.” “Zeker?” “Ja,” zei Klara dapper. “Oké,” zei Camila, “dan ga ik mee. Maar ik moet me eerst nog even gaan omkleden.” “Oké,” zei Klara. Even later kwam Camila terug. Ze had een kom mee met een doek erover vastgemaakt. “Wat is dat?” vroeg Klara. “O, dat,” zei Camila. “Ja,” zei Klara. “Dat is een kom vol taartjes.”

58 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Nederlands moedertaal “Lekker,” zei Klara, “ik stop ze wel in mijn tas.” “Oké,” zei Camila. Klara stopte de kom met de taartjes in haar tas. “Op naar de nachtegaal!” riep Klara. “Sssttt!” zei Camila. “Oh, sorry,” fluisterde Klara. Ze vertrokken. Ze gingen met een bus naar Engeland, want daar stond de grootste berg ooit. Ze hadden gehoord dat daar de geheime nachtegaal woonde. Klara en Camila waren bijna boven. Toen ze helemaal boven waren, zagen ze een bergje en daarop een nest. Rond het nest zagen ze allemaal mensen en elfen, trollen, kabouters, feeën, orken, allerlei dieren. “Oo, wat erg,” zei Klara. “Ja hé,” zei Camila. Ze gingen er naartoe. Er zat een soort bol rond. Alleen iemand met een zuiver hart kon erin en dat had Klara. Klara ging naar het nest. Ze zag een bijl in de grond. Alleen iemand die de bevroren mensen echt wilde helpen, kon die bijl pakken. Klara vond het zo erg dat ze moest huilen, want daar zag ze haar moeder. Ze hield huilend de bijl met haar twee handen vast en langzaam ontdooide het ijs waarin iedereen bevroren zat. Toen alles was ontdooid, liep Klara met tranen in haar ogen van blijdschap naar haar moeder. Ze omhelsden elkaar heel stevig. Ook Camila was heel blij haar oma te zien. Toen Klara en haar moeder terug thuis waren, vertelde Klara alles wat er gebeurd was. Klara’s vader was ook heel blij om zijn dochter en zijn vrouw terug te zien. Zoya Wakim 9 jaar Steinerschool Antwerpen

De Wondere Pluim 2016 59


3de leerjaar | Nederlands moedertaal

Muisje in gevaar Er was eens een klein nieuwsgierig muisje. Op een dag ging het muisje naar het station en zag het een trein staan. Het muisje was zo nieuwsgierig dat het de trein op stapte. Het liep van wagon naar wagon en van zetel naar zetel tot ... Vol verbazing zag hij Jasson, de dierenvanger. Hij ving dieren omdat hij ooit gebeten was. Het muisje had een diploma van hardlopen en rende zo snel het kon. Maar omdat het zo moe werd, moest het op een gegeven moment onder een van de zetels schuilen. En daar zat het dan, angstig onder een zetel. De dierenvanger zag het muisje en het werd gevangen. Het muisje gaf natuurlijk niet op en begon te wriemelen en te wriemelen. Het beet een gat in de zak waarin het zat. Het holde weg en verstopte zich tot bij de volgende halte. Daar rende het muisje naar buiten. Net op dat moment merkte Jasson dat er een gat in zijn zak zat! Hij holde achter het muisje aan, maar zijn jas zat vast tussen de deur van de trein! Hij trok en trok tot er ook een gat in zijn jas zat. Jasson rende achter het muisje aan. Het muisje kroop onder de deur van de kerk. En Jasson? Die sloeg gewoon de deur kapot. De mis was juist bezig, dus ging Jasson meteen weg. Na de mis ging hij terug de kerk in. De priester stuurde hem weg. Het muisje ging natuurlijk niet blijven zitten, het ging ook weg. Maar Jasson vond het muisje meteen en dus begon het spel opnieuw. Ze liepen door alle straten van het dorp, tot ze rondjes zaten te lopen op het dorpsplein. Toen ontdekte het muisje dat er in het gemeentehuis een raam

60 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Nederlands moedertaal openstond en het kroop door het raam. Jasson achtervolgde het muisje gewoon. Toen kwamen ze de burgemeester tegen die natuurlijk de politie ging bellen ... En inderdaad, daar stond de politie. Jassen werd gevangen genomen op het politiebureau, maar werd gewoon weer vrijgelaten, dus ging hij weer achter het muisje aan, voorbij de rivier. Daar kroop het muisje achter de kant. Jassen sprong van de kant, recht in het water, met een luide PLONS. En weg was hij. Het muisje pakte de trein terug naar huis.

Lennert De Clercq 8 jaar Sint-Maria

De Wondere Pluim 2016 61


3de leerjaar | Nederlands moedertaal

Lola de paspop Er was een winkel die supermooie kleren had. Hij was zo duur dat bijna niemand daar kleren kocht. Die dag stond Lola, de paspop, voor het etalageraam. Ze was het een beetje beu, al dat straatveeggedoe. Plots gingen de straatvegers aan de kant en zag ze een gitarist spelen. Dat moment en dat gevoel had ze nog nooit gehad. Ze zei het tegen haar vriendinnen (dat waren ook paspoppen). Die zeiden dat ze verliefd was. Lola dacht het ook. “Het wordt avond,” zei ze zacht. Lola wilde een mens worden, dat was haar grootste wens. Om 12 uur ’s nachts kwam er een feetje en dat toverde haar in een mens. De volgende ochtend kon Lola haar ogen niet geloven. “Ik ben een mens!” Ze sprong en gilde van geluk. “Ik ga naar die gitarist aan de overkant.” “Wow, ga jij zo naar die gitarist?” vroegen haar vriendinnen in koor. “Nee, hoor, ik vind hier wel kleren, en aan de overkant schmink!” Twee uur later was ze klaar. Haar vriendinnen zeiden: “Wouw, jij ziet er mooi uit!” Lola stapte naar buiten, ademde nog een keer diep in en liep dan onopvallend naar de overkant. Ze gooide een centje in het potje. “Goed gemikt,” zei de gitarist. “Dank u,” zei Lola. Lola vroeg of ze een duo konden vormen. “Als je kan zingen, is dat geen probleem.” “Natuurlijk, anders zou ik het niet voorstellen.”

62 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Nederlands moedertaal “Dat is waar,” zei hij. De centjespot begon al voller en voller en voller te worden. “Ik moet naar huis,” zei hij. “Ik ook,” zei Lola. “Zie ik je morgen?” vroeg hij. “Euh, neen,” zei Lola, “maandag heb ik het altijd druk.” Lola begon te blozen omdat ze aan het liegen was. “Tot zondag dan, denk ik.” “Wacht,” zei Lola, “Wat is jouw naam?” “Giovanni. En wat is jouw naam?” “Lola.” De volgende zondag ging Lola terug naar Giovanni om te zingen. Zondag na zondag waren ze een koppel. Een koppel met drie kinderen: Nora, Lara en Sara. Giovanni wist ondertussen dat Lola maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag paspop moest spelen en eigenlijk vond hij dat wel cool.

Zadie Hendrickx 9 jaar De Kleine Wereld

De Wondere Pluim 2016 63


3de leerjaar | Nederlands moedertaal

De piratenhondjes “Een bootje op de zee. Een bootje op de zee,” dat zongen de ratten in de brooddoos van Bangescheet de kattenkapitein, terwijl Snorreke de kattenmatroos rustig lag te snorren. Bangescheet maakte het zich makkelijk en dronk een glas rum. Opeens sprong hij op, maar liet zich toch gauw weer vallen. Toen hij tot stil liggen in staat was, zei, of liever gezegd, jammerde hij: “De piratenhondjes komen er aan!” “’t Werd tijd dat er wat leven in kwam,” zei Snorreke. “Maar ze komen recht op ons af, rennen!” “Relax man.” Terwijl Bangescheet bibberend in het ruim zat, was Snorreke op het voordek in slaap gevallen. Hij werd gewekt door Woefke, de kapitein van de piratenhondjes. “Pardon dat ik u wekte, maar het moest wel.” “Waarom moest het?” vroeg Snorreke. “Omdat wij u niet van het piratenschip gaan dragen, potdorie.” “Oké, op één voorwaarde. Als ik op jullie schip ben, dan moeten jullie een kopje koffie inschenken en een rat aan ’t spit voor mij opdienen. In die brooddoos zitten er nog een paar.” Toen ze aan boord van het piratenschip sprongen, kwamen de ratten uit de brooddoos. Eentje sprong achter het stuur van de kattenboot en ze voeren weg. Toen de piratenhondjes geen druppel meer aan boord hadden, gingen ze op zoek naar land, met groot succes. Een paar seconden later waren ze in een haven. Ze gingen een verdachte kroeg binnen. Op het schip zag Snorreke zijn vriend Snorrebaard langs

64 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Nederlands moedertaal de kade wandelen. Hij vroeg aan een muis om zijn touwen door te knagen. Toen dat gebeurd was, liep hij naar Snorrebaard en samen stapten ze een kroeg in. Tot hun verbazing zat die vol piratenhondjes! Ze renden vlug weg en doken de eerste de beste boot in. Opeens viel er een net over hen heen en verscheen er een bulldozer van een kat. Hij zag er heel raar uit. Hij was ontzettend groot, maar slank. Hij was geel met zwarte strepen. Hij ging staan kijken naar de zee. Opeens kwamen er allemaal soortgenoten en die deden hetzelfde. Het net waaronder Snorreke en Snorrebaard zaten, was niet stevig. Snorreke maakte het los, trapte de grotere soortgenoten in zee en voer naar het einde van de wereld.

Florus Van Camp 9 jaar Steinerschool Antwerpen

De Wondere Pluim 2016 65


3de leerjaar | Nederlands moedertaal

3de leerjaar | Nederlands moedertaal

De lege krant

De cavia en de zeven groenten

Er was eens een oud vrouwtje. Ze heette Mariette. Ze was heel lief. Elke ochtend las ze de krant. En als ontbijt nam ze warme havermoutpap met een fruitsapje. Maar op een dag was de krant leeg. Ze dacht: “Wat is dat nou?”. Ze ging naar de drukkerij. Ze vroeg wat er was gebeurd. De meneer van de drukkerij zei: “Ik denk dat we vergeten zijn om er tekst in te schrijven. We geven u direct een nieuwe krant.” Ze kreeg een nieuwe krant. Ze was blij met de nieuwe krant, waar tenminste tekst in stond. Ze ging terug naar huis. Ze had nog niet ontbeten, dus las ze de krant terwijl ze ontbeet.

Er was eens een cavia en zeven groenten. De groenten waren allemaal even irritant. Eerst kwam de wortel. De cavia zei tegen de wortel: “Loof omhoog of ik schiet.” “Waarmee?” vroeg de wortel. “Met mijn keutels,” antwoordde de cavia. Toen kwam de komkommer. “Hei, groentje,” zei de cavia. De komkommer zei: “Wat heb jij tegen groen? Het is niet dat jij beter bent omdat je ros haar hebt.” Toen kwam de ajuin. De cavia begon meteen te wenen. “Wat is er, huilebalk?” vroeg de ajuin. “Ga weg, met jou in de buurt heeft niemand lol,” zei de cavia. Toen vroeg de Spaanse peper: “Wie durft er mij te proeven?” De cavia dacht dat het een rode paprika was en riep: “Ik durf.” Hij nam een grote hap en zijn mondje stond in vuur en vlam. De cavia riep tegen het witloof: “Hei, bleekscheet, mag ik eens in jou bijten?” “Neen,” zei het witloof, “en ik ben geen bleekscheet. Ik kan gewoon niet tegen de zon zoals de rest van mijn familie. Bemoei je met je eigen zaken.” Toen kwam de sla. De sla zei tegen de cavia: “Hé, bijt jij eens niet in mijn ma?” “Ja, en ook in uw pa,” antwoordde de cavia. De sla werd woest en sprong boven op de cavia.

Zoé Vermeulen 9 jaar Prins Boudewijn

66 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 67


3de leerjaar | Nederlands moedertaal Hij riep: “Kom hier dat ik je sla, jij lelijke behaarde hansworst.” De cavia rende weg en dacht: “Ik ben die irritante groenten beu. Vanaf morgen eet ik alleen nog vlees en kaas, die kan ik tenminste de baas.”

Fabian Mens 8 jaar Prins Boudewijn

68 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 69


3de leerjaar | Andere moedertaal

Egel gaat naar de kapper De egel keek in de spiegel. Hij dacht: “Ik moet best naar de kapper.” Hij ging naar de kapper. Hij zat op de stoel. De meneer zei: “Oei, harde stekels. Ik kan dat niet met een gewone schaar knippen, maar wel met een snoeischaar.” Hij zocht in de kelder. De snoeischaar lag in de doos. Hij pakte ze en ging naar de egel. Hij knipte met de snoeischaar. Plotseling was de snoeischaar kapot. Hij ging naar de timmerman en vroeg: “Mag ik een kettingzaag lenen?” “Ja,” zei de timmerman. Hij ging terug naar de egel. Hij zaagde de stekels, maar de kettingzaag ging ook stuk. “Amai,” zei het meneertje, “de stekels zijn te sterk.” Hij ging naar de slager en vroeg: “Mag ik het grote mes gebruiken?” Hij ging weer naar de egel. Hij sneed met het grote mes. Maar ook het mes ging kapot. “Amai,” zei de meneer opnieuw, “wat moet ik nu doen?” Toen kwam er een mevrouw met een nagelknipper en de meneer vroeg: “Mag ik uw nagelknipper lenen?” “Ja,” zei de mevrouw. Hij knipte met de nagelknipper en het werkte. “Dat is raar. Oké, dan zijn je stekels klaar. Daag.”

Amal Moula 12 jaar Jonghelinckshof

70 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 71


3de leerjaar | Andere moedertaal

Kabouter Lieveling Er was eens een kaboutertje genaamd Lieveling. Weet je waarom hij zo heette? Omdat hij de liefste kabouter was van het hele bos. Op een dag ging Lieveling wandelen in het bos. Hij zag ineens iets wits vliegen. Lieveling ging dichterbij kijken. Weet je wat het was? Het was een elfje. Het elfje zei: “Jij bent de liefste. Beste kaboutertje, je verdient een wens.” “Maar dat hoeft niet hoor,” zei Lieveling. “Alstublieft, maar één wens.” “Oké,” zei Lieveling. Hij wenste dat alles wat hij aanraakte een diamant zou worden. Het elfje riep: “Diamanta! Probeer het maar uit.” Lieveling vroeg: “Wat uitproberen?” “Of alles wat je aanraakt een diamant wordt.” “Oké,” zei Lieveling. Hij raakte een boom aan en het werd een reuze diamant. “Als je me nodig hebt, roep dan: elfje, elfje, kom hier!” “Oké,” zei Lieveling. Floeps! Het elfje verdween. “Wat een lange dag,” zei Lieveling. Hij had reuzehonger. Hij klom in de appelboom en plukte een appel, maar de appel werd een diamant. Hij had zo’n honger. Hij riep: “Elfje, elfje, kom hier!” Plots stond het elfje voor hem. “Ik had het fout,” zei Lieveling. “Wat bedoel je met: ik had het fout?”

72 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Andere moedertaal “Ik bedoel dat alles weer normaal moet worden, zoals vroeger.” “Als vroeger, ja,” en plots verdween het elfje. Lieveling plukte weer een appel en at het appeltje op. Het kaboutertje leefde nog lang en gelukkig.

Harishna Ramasamy 8 jaar Sint-Maria

De Wondere Pluim 2016 73


3de leerjaar | Andere moedertaal

De voorspellende krant Er was eens een jongen die Tom heette. Zijn mama en papa en zijn oudere zus zaten in de auto. Ze waren onderweg naar hun nieuwe huis. Hun adres was: Kerkhoflaan 1. Toen ze aankwamen in hun huis hielp iedereen mee om te verhuizen. Een paar uur later was alles klaar, behalve Toms bed. Tom ging naar zijn kamer en zag dat er al een bed stond. Hij ging liggen en vond het bed lekker zacht. Toen kwam zijn papa met zijn bed. “Nee, papa, ik wil dat bed niet. Ik wil het bed dat hier al klaar staat,” zei Tom. “Goed,” zei papa. Papa ging weg en het was bedtijd. Tom zag een rode knop. Hij drukte er op en floep, hij was ergens anders. Er was een stemmetje in zijn hoofd dat zei: “Je bent in de toekomst. In jouw tijd is het 8 februari en het is nu 17 februari. Pak de krant van die dag, lees die en dan mag je terug naar huis.” Tom rende en zocht een krant. Hij las: ‘Bij Kerkhoflaan 1 zal er een bom ontploffen. Niemand weet hoe’. “Ooo,” dacht Tom en floep!!! Hij was terug in zijn tijd. Hij riep zijn mama en papa en zijn zus. “Kom, ren voor je leven.” Zijn mama, papa en zijn zus, Violet, renden weg en toen ze ver van het huis waren: Kaboem! Heel het huis was ontploft. En het bed? Het bed was nog heel. “Joepie. Geweldig!” riep Tom. “Je hebt ons gered,” zei zijn zus.

74 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Andere moedertaal “Ik moet jullie iets laten zien.” Tom liet zijn bed zien. “Als je op deze knop drukt, dan ga je in de toekomst. Druk maar.” Zijn mama, papa en zus drukten tegelijk en ze gingen naar de toekomst. Ze maakten veel plezier. Zus belde Tom: “Hoe komen we hier terug uit?” “Lees de krant.” Ze vonden de krant en lazen ze, maar er gebeurde niets. Zus belde weer. “We hebben de krant gelezen, maar er gebeurt niets.” “Ik weet niet hoe dat ... Wacht, blijf aan de lijn.” Een stemmetje in zijn hoofd zei: “Jij moet naar de toekomst. Jij zal er voor eeuwig blijven, maar je familie niet.” Tom drukte op de knop. Zijn familie was terug, maar hij was er ook. Raar. Het stemmetje zei: “Als je niet op de knop had gedrukt, was je toch in de toekomst gegaan en je familie niet. Maar omdat je hebt gedrukt en je opofferde, mag je toch hier blijven.”

Mariam Ahizoune 8 jaar De Evenaar

De Wondere Pluim 2016 75


3de leerjaar | Andere moedertaal

De lege krant Er waren eens een meneer en een mevrouw. Ze kregen post. Het was een lege krant. “Hé!” zei de mevrouw, “wat is er met de krant? Hij is leeg!” De meneer zei: “Oh, mijn god. De krant is leeg. Neen, geen krant is geen nieuw nieuws! Ik moet een krant. Ik moet de krant! Is dat dan in heel de stad of alleen bij ons?” Plotseling hoorden de mevrouw en de meneer de buurvrouw gillen. Ze gingen snel kijken. “Wat is er aan de hand?” “De krant is leeg!” Toen hoorden ze de hele stad gillen: “Aaaaa! O, neen!” De hele stad zonder één woord in de krant. Ze gingen naar de krantendrukkerij. De man vroeg: “Waarom zijn de kranten leeg?” “Dat weten we zelf niet. Misschien is de inkt op. Even kijken. Neen. Misschien zijn de drukkers ziek of misschien is de nieuwsmaker gestopt met werken? Even bellen. Neen. Hij is niet gestopt. Wat dan? Dan is er maar één ding: de machine is geblokkeerd. Dan moeten we samenwerken om de machine weer te laten werken.” Een dag later was de machine hersteld. “Oké, nu kijken of ze echt werkt.”

76 De Wondere Pluim 2016

3de leerjaar | Andere moedertaal “Jaa, hij werkt! Ole-ole-ole-ole,” zongen de mannen. Nu konden ze de krant lezen. Met een heleboel nieuw nieuws.

Asia Sizian 9 jaar Sint-Bernadette

De Wondere Pluim 2016 77


3de leerjaar | Andere moedertaal

3de leerjaar | Andere moedertaal

De krab die doucht

Les voor knaagtand

Er was eens een krab. Hij was heel, heel vuil. Hij zei: “Ik ga me wassen met modder.” Hij sprong in de modder. Splash! Hij was kletsnat en vuil. “Jakkes,” zei hij, “waar kan ik proper worden? Ik weet het. In de zee.” De krab ging in de zee en werd proper. Dan viel hij op het zand. “Ik haat het,” zei de krab. “Yes, yes, yes. Ik weet het. Ik ga douchen.” De krab douchte en hij werd schoon.

Het was een zonnige dag in kabouterland. “Hee, Langteen. Weet jij soms waar de school voor kleine kinderen is?” “Nee. Waarom?” “Omdat onze knaagtand wil leren spreken.” “Ik weet niet waar het is, maar ik weet wel iemand die het weet.” “Wie dan?” “Wijzenbaard. Hij weet alles.” “Kom, we vragen het aan Wijzenbaard.” “Wijzenbaard, weet jij soms waar de school voor kleine kinderen is?” “Nee, maar ik zal in mijn dikke boeken kijken.” “Langteen, er bestaat geen school voor kleine kinderen.” “Maar knaagtand wil leren spreken.” “Dan moeten we naar Koning Speelbaard.” “Koning Speelbaard, kan u een school voor kleine kinderen laten maken?” “Ja, Langteen, ik kan die school laten maken, maar dat duurt zeven dagen.” “Dank u.” “Knaagtand mag naar school, maar pas na zeven dagen.” “Oké.” “Langteen, kom, we halen de werkers en we brengen ze naar Koning Speelbaard.” “Alle werkers, kom naar Koning Speelbaard zijn kasteel. Jullie gaan een school bouwen.” “Oké,” en de werkers begonnen een school te bouwen. “Hee, je legt een steen op mijn baard.” “Sorry, maar die baard moet geknipt worden.”

Ilyas Boulhand 9 jaar De kRing

78 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 79


3de leerjaar | Andere moedertaal “Wacht, wacht.” “Ik neem een schaar en knip je baard eraf.” “Wat? Nee. Weet jij hoelang het duurt voor mijn baard terug groter wordt? Pas na zeven dagen.” “Maar als we de baard nu knippen, is hij terug gegroeid wanneer we klaar zijn met het bouwen van de school.” Zeven dagen later “Koning Speelbaard, de school is klaar.” “Goed. Roep de kleine kabouters hier en laat ze maar naar de school gaan.” 8 uur later “Kom, we moeten knaagtand van school ophalen.” “Oké, ik ga al.” “Hee, knaagtand, was het leuk op school?” “Ja, ik heb vrienden gemaakt.” “Kom, we gaan naar huis, we gaan naar Langteens Huis.” “Yes. Wanneer gaan we?” “Om zes uur.” “Hee, knaagtand, hoe heb je zo snel leren spreken?” “Simpel, de juf heeft magie gebruikt.” “Oké, wat wil je eten?” “Een stompje kaas.” “Oké, hier, een stompje kaas.” “Knaagtand, het is tijd voor bed, dus slaap lekker.”

3de leerjaar | Andere moedertaal “Juf, ik moet kotsen.” “Knaagtand, ik bel je moeder.” “Hallo, met de moeder van knaagtand.” “Hallo, knaagtand heeft gekotst. Kan u hem komen halen?” “Natuurlijk, ik kom zo meteen.” “Knaagtand, ga naar buiten en neem je boekentas.” “Knaagtand, ik ben er. Kom, we gaan naar huis.” “Goed, ik kom al.” “Knaagtand, kom, we gaan naar de winkel.” “Waarom gaan we eigenlijk naar de winkel?” “Omdat je hebt leren spreken. Ik zal nu voor jou een cadeau kopen. Je mag kiezen welk cadeau je wil.” “Goed, dan kies ik die fiets.” “Goed, probeer er op te rijden.” “Kijk, ik kan het.”

Hasan Erdogan 8 jaar Sint-Aloysius

’s Morgens “Het is schooltijd.” “Oké, ik kom al.”

80 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 81


4de leerjaar | Nederlands moedertaal

Zwijn Stijn Zwijn Stijn is een zwijn. Hij woont in een paddenstoel. Drie jaar geleden bestelde hij pizza met neushoorn, maar die is nog steeds niet aangekomen. Daarom belt hij de pizzawinkel en vraagt of zijn pizza’s ooit nog gaan aankomen. Een week later komt er een neushoorn binnengelopen, dwars door de deur heen. Hij zegt: “Hier is uw pizza met neushoorn.” “En waar is de pizza?” vraagt zwijn Stijn. “Die heb ik onderweg opgegeten,” zegt de neushoorn. Dan vraagt hij: “Mag ik cola?” “Nee!” antwoordt zwijn Stijn. De neushoorn gaat ervandoor. Een week later komen er drie neushoorns door de deur heen naar binnengelopen. “Hier is uw pizza met extra neushoorn,” zeggen ze. “Maar dat heb ik helemaal niet besteld. En trouwens, ik zie geen pizza.” “Die zit in mijn maag. Ik haal het er wel uit,” zegt een neushoorn. Hij kotst een walgelijk stuk pizza uit zijn lichaam. Het hangt vol met maagzuur en groenachtig slijm. Het mengsel van het maagzuur en het groenachtig slijm maakt een gat in de vloer. Uiteindelijk schiet het huis in de fik. Na een tijdje blijven er enkel nog een paar muren over van het huisje. De neushoorns kijken in de koelkast, die niet verbrand is. “Kijk! Kijk! De koelkast zit vol met cola!” roept een van de neushoorns naar de anderen. De neushoorns drinken en drinken en drinken. Maar opeens zien ze buiten iets veel beters. “Jupiler!” roepen ze en ze rennen als gekken die te veel

82 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 83


4de leerjaar | Nederlands moedertaal drugs hebben genomen, naar buiten. Ze vechten erom alsof hun leven ervan afhangt. Opeens komt de politie en neemt hen mee. Zwijn Stijn is tenminste van hen af. Nu moet hij dat stuk pizza nog uit de grond krijgen. Het nadeel is dat het behoorlijk diep zit: eenendertigduizend achthonderd en negen meter. Dat zal wel een paar jaar lang kunnen duren. Drie jaar later. “Hoera! Ik heb een pizza!” Opeens komt er een van de neushoorns van drie jaar geleden binnen. Hij zegt: “Waar is mijn pizza? O, daar is-ie.” Hij neemt de pizza mee naar huis. “Oké, daar ben ik ook al vanaf,” zegt zwijn Stijn. “Nu moet ik alleen nog een nieuwe paddenstoel zoeken.” Zwijn Stijn gaat op pad. Hij zoekt overal tot hij een paddenstoel tegenkomt. De paddenstoel van zwijn Gijn. De oorlog begint! Zwijn Stijn roept al zijn vrienden bij elkaar. Het wormengezin, de neushoorns en Pipa pissebed. Ze gaan op het huis af. De wormen graven gangen door de muren om binnen te kunnen. De neushoorns smijten lege Jupiler-flessen tegen de deur en Pipa pissebed zit op het toilet. Na een tijdje is de strijd afgelopen. Er zijn geen doden en geen gewonden gevallen. En wat zwijn Gijn betreft, hij krijgt de verbrande en deurloze paddenstoel van zwijn Stijn. Zwijn Stijn gaat in de paddenstoel van zwijn Gijn leven. Er is alleen wel een nadeel. Er zitten een heleboel pizza’s, eenendertigduizend achthonderd en negen meter in de grond. Die moeten eruit, maar dat kan wel een paar jaar duren.

84 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Nederlands moedertaal

Een paar jaar later. “Jippie! Ik heb een heleboel pizza’s.” Opeens komt zwijn Gijn binnen en pakt alle pizza’s. “Niet eerlijk,” roept zwijn Stijn, “ik heb ze opgegraven, dus zijn ze van mij.” “Nee! Ik heb ze uitgekotst, dus zijn ze van mij.” Opeens komt er een engel aan en die zegt met een lief stemmetje: “Laten we ze verdelen.” “Nee!” roept zwijn Stijn en hij gooit een hond op haar. “Waar komt die vandaan?” vraagt zwijn Gijn. “Geen idee,” zegt zwijn Stijn, “maar trouwens, waren we niet ergens mee bezig?” “Oh, ja!” Het gevecht begint weer: Bam! Klets! Boem! “Wie zou er winnen?” denkt de engel met een hersenschudding. De winnaar is ... de hond! “O, nee! Waar zijn de pizza’s?” Zwijn Stijn en zwijn Gijn raken in paniek. Waar zijn de pizza’s? “Ik wil mijn pizza!” “Ik weet waar de pizza’s zijn,” zegt zwijn Stijn, “ze zijn in de hond!” Ze leggen de hond op een witte tafel. Zwijn Gijn zegt: “Ik ga naar binnen en pak de pizza’s terug. Daarna sla ik je knock-out!” “Oké,” zegt zwijn Stijn. Wanneer zwijn Gijn binnen is, bindt zwijn Stijn een gordijn om de bek van de hond zodat zwijn Gijn er nooit meer uit kan. Voor de zekerheid steekt hij nog een champagnekurk in de kont. Zwijn Stijn loopt zo snel mogelijk weg met de hond en gooit hem in een kast.

De Wondere Pluim 2016 85


4de leerjaar | Nederlands moedertaal Daarna gaat hij terug naar zijn huisje en repareert alles wat vernield werd in de strijd om deze paddenstoel. Hij gaat even op het dak staan. “Wat is het hier toch smerig op het dak!” denkt hij. Zwijn Stijn pakt zijn pijp en begint te roken. Het dak ligt vol met sigarenpeuken. “Wie rookt er tegenwoordig nu nog sigaren?” denkt zwijn Stijn en rolt met zijn ogen. “Sigaren zijn stom,” denkt hij. Hij gaat even in de zetel liggen, zet de tv aan en rookt een pijp. Wel vreemd dat er een zetel en een tv op het dak staan. Hopelijk vallen ze er niet af. Opeens hoort hij gejuich. Hij kijkt naar beneden. Iedereen juicht voor hem. Er is ook een journalist bij die zegt: “Je bent de eerste niet-menselijke levensvorm die ooit tv heeft gekeken op het dak van een paddenstoelenwoning! Nu ben je beroemd.” Zwijn Stijn wordt van het dak af gepakt en wordt gedragen door twee grote bodyguards. Maar dat is misschien wel wat overdreven, dat van al die dieren. De journalist zegt: “Ik schrijf er meteen een verslag over!” “Dat is niet nodig,” zegt zwijn Stijn, “wat is daar eigenlijk zo speciaal aan?” “Geen idee,” zeggen de dieren. “Waar zijn we eigenlijk mee bezig?” De bodyguards laten zwijn Stijn los. “Au,” roept zwijn Stijn, “nu zijn mijn staart en linker achterbeen gebroken.” De ambulance komt hem ophalen en de bodyguards moeten naar de rechtbank. Een week later mag zwijn Stijn het ziekenhuis verlaten. Hij heeft daar de walgelijkste dingen gezien. Hij wil er nooit meer heen. Hij heeft een verbrande worm, een hoofdloze

86 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Nederlands moedertaal kakkerlak en een verdronken Pipa gezien (Pipa is verdronken in de wc). Dat was echt heel erg vies. Pipa leeft gelukkig nog en is blij dat hij weer thuis is. Zwijn Stijn hoopt dat er geen niet-leuke dingen meer gaan gebeuren. Daarom gaat hij voor de zekerheid naar het pretpark. Na twaalf dagen stappen komt hij aan bij het pretpark. Maar hij gaat al snel weg, want daar is het oorlog. Er wordt met voedsel gegooid, drankjes worden uitgespuugd in andermans gezicht en nog veel meer. Daarna gaat hij naar het reuzenrad met een stukje voedsel dat hij kon bemachtigen. Hij is er bijna, maar opeens begint het reuzenrad weg te rollen. Niet leuk. Hij gaat terug naar het restaurant. Hopelijk is de oorlog al voorbij. Hij gaat binnen en opeens vliegt er een stuk biefstuk tegen zijn kop. “Help,” roept hij en hij vlucht terug naar huis en laat zich nooit meer zien. Nu weten jullie hoe het is om everzwijn te zijn.

Sil Verbert 10 jaar Sint-Maria

De Wondere Pluim 2016 87


4de leerjaar | Nederlands moedertaal

4de leerjaar | Nederlands moedertaal

Paarse bloem

De verhalenreis

Ik zie een grote paarse bloem. Deze nacht zijn we vertrokken, ik, mama, papa en mijn kleine broertje. Eerst zaten we in een vrachtwagen. Ik hoorde een vrouw huilen. Ik wist niet waar ze zat. Het was echt eng. Mama zei dat ik moest slapen, dus dat deed ik ... Toen ik wakker werd, was ik op een strand, maar niet voor lang. Een man duwde ons naar een bootje. Op zee varen in een rubberbootje is echt niet leuk. Mama zei dat ik weer moest gaan slapen, maar of ik dat kon? Toch viel ik in slaap.

De begrafenis van Iris’ vader zou zo beginnen. Hij was de week voordien overleden aan kanker. Allerlei mensen moesten iets over hem zeggen, zij zelf ook. Eerst wist ze niet wat ze moest zeggen, want haar vader had zo veel voor haar gedaan. Dus zei Iris gewoon dat hij de beste papa was. Na de begrafenis kregen familie en vrienden nog iets dat van hem was geweest. Oma kreeg een poppetje, opa kreeg een leren tas en Iris kreeg een houten kistje. Er zat een medaillon in, een veer en het dagboek van haar vader. In dat boek schreef haar vader al zijn verhalen. Hij was een schrijver. Toen Iris die nacht niet kon slapen, keek ze nog eens in het kistje. Ze zag een lichtflits achter het gordijn. Het was een ster. Voor haar raam bleef de ster staan. Iris probeerde de ster aan te raken, ze voelde haar vaders hand. De ster trok haar mee ... naar een andere wereld. Ze keek rond en ze zag de rups uit een van haar vaders verhalen. En daar, dat was de zeeprinses en de wolkenstad. Ze herkende van alles uit de verhalen van haar vader. Ze was in de fantasiewereld van haar vader. Ze maakte een wandeling door het kleurenbos en zwom in de lavarivier. En ze deed nog zoveel meer. Toen opeens, werd alles zwart. Dat verhaal had haar vader haar nooit verteld. Ze begreep er niets van. Waarom was ze eigenlijk hier? vroeg ze zich af. Ze begon te huilen. Een traan viel op de grond. De grond werd terug groen en op de plek waar haar traan geland was, groeide een bloem. Ze bleef huilen en alles werd terug mooi. Iris ging verder terwijl ze zich afvroeg waarom alles zwart was.

Nu sta ik op een plein met tenten. Er komt een meisje naar me toe. “Hallo,” zegt ze, “ik heet Lies. En jij?” “Euh, Gloria,” zeg ik. “Ik ben ook een vluchteling,” zegt Lies. “Hé, waar zijn papa, mama en mijn broertje?” Gelukkig weet Lies het. “Ze zitten daar in die tent,” zegt ze, en ze wijst naar een tent. “Oef, gelukkig.” “Wil je met me spelen?” vraagt Lies. “Ja hoor.” “Leuk,” zeg ik. “Kom, we gaan.” Ik heb wel een nieuwe vriendin, maar ik mis oma en mijn knuffels wel. En ik mis ook Syrië. Lena Breels 9 jaar De Kolibrie

88 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 89


4de leerjaar | Nederlands moedertaal Toen ze bij een rivier kwam, zag ze haar zusje, haar mama en de rest van de familie feest vieren. Nu snapte ze het. Niemand dacht nog aan hem. Daarom werd alles zwart. Alleen zij miste hem echt. Daarom was ze ook hier. Ze struikelde en viel in de rivier ... Opeens was ze terug thuis in haar kamer. De volgende nacht hoopte ze dat de ster zou terugkomen. Maar de ster kwam niet. Dus keek ze nog eens in het dagboek van haar vader. Ze bekeek het medaillon eens goed. Ze zag haar vader en zij zat op zijn schoot. Ze kon niet meer naar de fantasiewereld van haar vader, maar ze had iets anders in de plaats gekregen. Ze las elke avond een verhaal uit het dagboek en keek naar het medaillon. Zo was haar vader nog bij haar.

Birgit Kerschkamp 10 jaar Mariagaarde

90 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Nederlands moedertaal

De ramp “Kijk eens,” zegt Honnepon, het zeehondje, tegen zijn mama. “Kijk eens hoe mooi dat eiland is,” zegt Honnepon nog eens, terwijl hij naar een eiland wijst dat even verderop ligt. “Ja, Honnepon, dat is inderdaad een heel mooi eiland,” zegt mama. “Mama?” “Ja, Honnepon. Wat is er?” “Mag ik eens rond dat eiland zwemmen?” “Ga maar.” “Yes!” roept Honnepon en hij springt het water in. Na even zwemmen, komt hij bij het eiland. Van dichtbij ziet het er nog mooier uit. Even blijft Honnepon staan, dan glijdt hij terug in het water. Wanneer hij rond het eiland zwemt, wordt het hoe langer hoe mooier. Opeens ziet hij een groot strand. Op dat strand ligt een dikke meneer. Achter dat strand zijn er duizenden bomen gekapt. Werkmannen bouwen er een grote villa en daarnaast wordt een vliegveld aangelegd. Wanneer Honnepon terug naar de meneer kijkt, ziet hij opeens dat die een riem van zeehondenvel draagt. Hij blijft er maar naar staren. Wanneer de meneer opkijkt, duikt hij snel weer onder water. Honnepon wil geen riem worden. “Hé, wat is dat? Het lijkt wel een inktvis die inkt spuit. Misschien wil hij wel mijn vriendje worden,” denkt Honnepon. Hij roept: “Hé, inktvis! Ik vind je wel!” en hij zwemt door de wolk. Maar Honnepon voelt geen inktvis. Hij voelt alleen dat zijn huid helemaal plakkerig is. Dan ziet hij een buis. Het is geen inktvis. Het is olie die die dikzak in het

De Wondere Pluim 2016 91


4de leerjaar | Nederlands moedertaal water dumpt! Snel zwemt Honnepon terug naar huis. “Wat erg,” roept mama, wanneer ze het verhaal hoort. “Maar nu eerst in bad.” Wanneer Honnepon de volgende ochtend op school is en het hele verhaal vertelt aan Inkiewinkie, de inktvis, roept die: “Hé, jongens, kom eens. Honnepons fantasie is op hol geslagen.” Even later staan er wel vijf jongens rond Honnepon. Allemaal zeggen ze: “Vertel het nog eens!” Of: “Hé, kleine, wij willen het ook horen.” Gelukkig luidt meneer zeepaard de bel. “Allemaal in de rij gaan staan.” Snel loopt hij naar de rij van mevrouw kwal. In de klas vraagt juf kwal: “En wat hebben jullie in het weekend gedaan?” Niemand steekt zijn vinger op. Inkiewinkie roept: “Honnepon heeft een dikzak gezien die bomen omhakt!” Honnepon wordt helemaal rood. “Inkiewinkie, niet roepen!” roept juf kwal. “Wil je iets vertellen, Honnepon?” Honnepon schudt zijn hoofd. De rest van de dag verloopt vlotjes. Wanneer Honnepon thuiskomt, roept Honieke, zijn zus: “Cool! Echt waar, wat een stoute meneer! Ik wil hem op zijn bakkes slaan!” “Honieke, gebruik eens mooie taal!” “Jahaa.” “Eigenlijk wil ik dat ook,” zegt Honnepon. “Ja, gaan we samen een club oprichten: de anti-dikke-meneer-club?” “En dan gaan we geld verdienen door mensen te helpen en dan kunnen we het eiland overkopen,” vult Honnepon

92 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Nederlands moedertaal aan. “Oké, maar eerst wil ik het eiland zien,” zegt Honieke. Samen zwemmen ze naar het eiland. “Wauw,” zegt Honieke, wanneer ze het eiland ziet. “En waar is die dikke meneer nu?” “Kom mee, dan zal ik het laten zien.” “Amai, die is dik,” zegt Honieke. “En hij rookt een stinkende sigaret! Kom, nu gaan we terug.” De volgende dag na school gaan Honnepon en Honieke bij iedereen die ze kennen, helpen. Net wanneer ze de kreeft van tante dolfijn uitlaten, roept Inkiewinkie, die net langs komt met zijn vrienden: “Kijk daar eens. Hebben we de dikke meneer al een straf gegeven?” Heel het groepje moet lachen. “Niets van aantrekken,” zegt Honieke, en ze lopen verder. Wanneer ze terug thuiskomen, vraagt Honnepon zich af hoeveel een eiland zou kosten. Al het geld dat ze hebben, is samen al tien euro. “Zullen we al eens naar de dikke meneer gaan? We hebben toch al tien euro,” zegt hij. Wanneer ze het geld aan de dikke meneer laten zien, barst die in lachen uit: “Kinderen toch, voor dit eiland wil ik minstens 50.503 euro.” “Maar dat krijgen we nooit bij elkaar!” roept Honieke. “Waarom willen jullie dit eiland zo graag?” vraagt de dikke meneer. “Wel, jij stort afval, je dumpt olie, je hakt bomen om, je jaagt de dieren weg, je maakt veel te veel lawaai, je maakt de zeedieren ziek, je vervuilt de natuur met dat stomme vliegtuig van je, je, je ... je bent gewoon zo dom dat je niet weet wat je ons aandoet!” “En wat doe ik jullie dan aan?”

De Wondere Pluim 2016 93


4de leerjaar | Nederlands moedertaal “Wel, je kent mijn oma niet, maar ik zal het verhaal vertellen,” zegt Honieke. “Oma is een zeeschildpad. Ze is nu 799 jaar en heel ziek. En weet je waardoor? Door jullie stomme uitlaatgassen. Ze wordt overmorgen 800 jaar en dan is het groot feest. Maar ze is er slecht aan toe. Ze komt niet meer uit bed en eet enkel brood. Andere dingen doen pijn aan haar keel, die heel kwetsbaar geworden is. En dat allemaal door die stomme gassen.” Er valt een traan uit de ogen van de dikke meneer. “Het is goed, jullie krijgen het eiland. Ik wist niet dat dit zo slecht was, sorry.” Het eiland wordt al snel gevonden door allerlei dieren.

Enna Mertens 9 jaar De kRing

94 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Nederlands moedertaal

Te laat “Waarom ben je te laat op school?” “Eerst hebben reuzenmieren mijn ontbijt opgegeten. Dan wou ik brood geven aan mijn buren, maar het was niet het juiste moment. Dan hebben ninja’s mij aangevallen en werd ik tegengehouden door clowns die op weg waren naar het circus. Dan wou ik de bus nemen, maar een reuzenaap heeft de bus gezien als een banaan. Dan ben ik groot geworden, heel groot. Ik kon op school zijn in drie passen, maar op de tweede pas werd ik weer gewoon en viel ik in een vijver en zag ik een haai. Dan ben ik er snel terug uitgegaan, maar zat ik vast door een reuzenspinnenweb. Gelukkig had ik mijn zakmes bij en kon ik het gemakkelijk kapot maken. Dan kon ik terug op het pad om naar school te gaan, maar ik gleed uit. Gelukkig was er een olifant die mij kon pakken. Maar ken je dat, als een olifant een muis ziet? Dat had ik. Ik viel op mijn kont en had pijn. Dan ben ik naar het ziekenhuis gegaan, maar er waren geen dokters. Dus ik moest zo naar school. Maar dan, nog erger, ik stond oog in oog met een dinosaurus. Dan ben ik naar het bos gelopen, maar die dino volgde mij. Gelukkig ben ik hem kwijtgeraakt. Maar dan, veel erger, ik had mij verstopt in een huis, maar dat was van een heks. Ze kwam naar me toe en toverde me om tot een kikker. Maar ze vond het zielig, dus heeft ze me teruggetoverd in een mens. Dan heeft ze me gevraagd om te blijven eten. Ik zei: “Ja.”

De Wondere Pluim 2016 95


4de leerjaar | Nederlands moedertaal “Kikkersoep met slakkensla, lekker!” zei de heks. Maar toen ik het zag, moest ik overgeven. Dan heeft ze me op haar heksenmat gelegd en werd ik snel beter. Eindelijk kon ik naar school, maar dan stond er een mooie eenhoorn op mij te wachten. Ik klom erop en weet je wat er toen gebeurde? Hij begon de stier uit te hangen. En het was zo, het geluid: boem, bam, klak. Dan viel ik eraf en ben ik terug naar de heks gegaan. Zij heeft mij thee gegeven, speciale thee, heel speciaal, zo speciaal dat ik ervan droomde. Maar genoeg gekletst, ik moest gaan. Dan ben ik tegen de deur gebotst en was ik een half uur lang bewusteloos. Dan zei de heks: “Blijf bij mij wonen.” Maar ik zei: “Ik moet gaan.” Die heks was zo droevig dat ik even bleef, maar niet te lang. Dan terug op het pad, hebben rare mensen mijn broek afgetrokken en heb ik mij belachelijk gemaakt. Ik heb ze snel opgetrokken en ben verder gegaan. Dan, eindelijk op school, zie ik dat ik mijn boekentas vergeten ben. Om snel te zijn heb ik mijn mega skateboard gebruikt, maar dan is er iets gebeurd dat ik niet kan zeggen. En daarom ben ik te laat op school.” “Denk je echt dat ik dat geloof?”

4de leerjaar | Nederlands moedertaal

Marsmannetjes zijn dol op onderbroeken De marsmannetjes van mars, de blibs, zijn dol op onderbroeken. Maar ja, die hebben ze niet op mars, dus brengen ze elke dag een bezoekje aan de aarde. Ze komen niet voor jou, maar voor je onderbroeken! Als de onderbroekenradar een waslijn vindt, beginnen alle blibs te juichen. Wanneer ze dan eindelijk aankomen, pakken ze zoveel mogelijk onderbroeken. Ze houden van strings, van boxershorts en van bloemetjesslips, maar oma’s grote stippeltjesshort is toch de lieveling van alle blibs. Met de onderbroeken op hun hoofd dansen ze in het rond en vertrekken ze naar mars. Wanneer ze aankomen op mars is iedereen blij, want iedereen heeft een propere onderbroek erbij.

Aina Maes 9 jaar Aan de Stroom

Aurélia Jambers 9 jaar De Evenaar

96 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 97


4de leerjaar | Nederlands moedertaal

Geluk Op een dag was er eens een krokodil met kriebels in zijn buik. De krokodil zei dit aan het nijlpaard en het nijlpaard ging hulp halen. Hij kwam aap tegen en zei: “Krokodil heeft kriebels in zijn buik.” Aap zocht mee naar hulp. Ze kwamen schildpad tegen. Schildpad vroeg: “Wat is er aan de hand?” “Heb je het niet gehoord? Krokodil is ziek.” Ze liepen door, op zoek naar hulp. Ondertussen kwamen ze papegaai tegen. Hij vroeg: “Wat gebeurt er?” Schildpad zei: “Heb je het niet gehoord? Krokodil heeft pijn.” Ze liepen verder en ze kwamen neushoorn tegen. Neushoorn vroeg: “Wat gebeurt er?” “Heb je het niet gehoord? Krokodil is uit elkaar gevallen.” Ze liepen weer verder. Dan kwamen ze baviaan tegen. Baviaan zei: “Wat een herrie. Wat moet dit voorstellen?” “Heb je het niet gehoord? Krokodil is dood.” Iedereen bleef staan. “Is krokodil dood?” Ze gingen droevig aan de rand van de rivier zitten. Daar kwam nijlpaard met krokodil. Iedereen zei: “Maar jij was toch dood?” Nijlpaard zei: “Hij was niet dood. Hij had kriebels in zijn buik.” Aap vroeg: “Wat betekent dat?” Neushoorn zei: “Dat betekent dat krokodil verliefd is.” Ze gaven een dikke, dikke groepsknuffel en ze speelden in de rivier en iedereen had lol. Staf Timmerman 10 jaar De Evenaar

98 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 99


4de leerjaar | Andere moedertaal

Een druppel tijd De druppel vliegt door het raam Het druppelt op mijn bed Naar de groenblauwe hoek van de houten deur Op de zilveren lijn van het bureau Rond het boek zonder letters Op de kast met zwart-witfoto’s Het druipt op de spiegel Tot op de grond Springt op mij En vliegt weer uit het raam Als een druppel tijd

Emma Batcharov 10 jaar De Spiegel

100 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 101


4de leerjaar | Andere moedertaal

4de leerjaar | Andere moedertaal

Papillot zonder kleur

De trap zonder einde

Er was eens een vlinder, Papillot. Zoals je weet, is iedereen uniek. Papillot dus ook. Ze had geen kleur. Op een dag vroeg Papillot aan haar mama: “Waarom heb ik geen kleur?” “Omdat je uniek bent,” zei mama. Papillot geloofde het niet. “Belachelijk,” zei ze, en ging naar haar kamer. Na veel vragen en denken besloot Papillot te vertrekken, ver weg van thuis. Moeder zocht haar met de vlinder-gps, maar vond haar nergens. Onderweg kwam Papillot een witte raaf tegen. De witte raaf zei: “Jij bent ook wit?” “Ja,” zei Papillot verbaasd. “Maar dan breng jij ook geluk.” “Oh ja?” vroeg Papillot en ze ging tevreden terug naar vlinderland. De andere vlinders waren blij haar terug te zien. En natuurlijk leefde ze nog lang en gelukkig.

Het einde komt niet. Ik wacht en wacht. De tijd tikt en stopt niet. Ik blijf op een trap. Ik ken niemand en niemand kent mij. Waarom blijf ik lopen? Het wachten kan niet stoppen. Maar toen ik klein was, was ik onderweg. Ik eet niets, drink niets. Ik blijf toch doorlopen. Niemand ziet mij. Ik zie niemand. Ik kijk geen tv. Slaap niet. Maar dat is mijn leven. De rest boeit mij niet. Ik kijk naar de hemel, wat mooi. Waarom stop ik niet? Ik ben moe. Ik wil sterven.

Noor Labrini 9 jaar Mariagaarde

102 De Wondere Pluim 2016

En het meisje stierf.

Chaimae Ben-Sellam 9 jaar De Kleine Wereld

De Wondere Pluim 2016 103


4de leerjaar | Andere moedertaal

De blauwe spin Er was eens een groepje spinnen in een verlaten huis. Ze waren met vijf. De eerste was de mama, de tweede was de papa, de derde de zoon, de vierde de dochter en de vijfde was geen familie. Ze hadden hem gevonden zonder ouders. Hij was blauw. Op een dag moest het huis afgebroken worden. Iedereen vluchtte naar een andere kant. Papa spin vluchtte in een gat in de muur. Mama vluchtte naar de kelder. Zoon vluchtte in de riool. De dochter vluchtte naar een ander huis. En de blauwe spin vluchtte naar buiten. Hij werd bijna door een auto overreden en viel in de riool. Hij stapte en stapte. Toen zag hij iets. Het was zijn broer! Toen gingen ze op stap om de andere spinnen te vinden. Ze zagen een gat in de muur. Ze gingen naar binnen. Daar was papa spin! Ze konden niet verder, want er was alleen een uitgang naar boven en de zoon kon geen spinnenweb spugen. Ze wandelden door. Ze zagen houten planken en daar zat een gat in. Ze gingen naar binnen en zaten in de kelder. Daar was mama spin. Ze namen haar mee en gingen op zoek naar een ander huis. Ze gingen naar buiten en sprongen op iemands rug. Aan de overkant zagen ze een ander verlaten huis en ze gingen naar binnen. Ze zagen zus! Maar ze was gevangen door een grote rat. Iedereen vocht met de rat, behalve de blauwe spin.

104 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Andere moedertaal De blauwe spin dacht na en klom op de kast. Hij liet een vaas vallen op de rat. De rat was dood. Dat werd hun nieuwe huisje. Ze leefden nog lang en gelukkig en blauwe spin werd een held.

Eryk Borczuch 11 jaar Het Groen Eilandje

De Wondere Pluim 2016 105


4de leerjaar | Andere moedertaal

Emily en de vloek van het snoepje Er was eens een hele gelukkige familie. Ze hadden een kind: Emily. Ze was een lief, leuk en schattig meisje. Op een dag gingen Emily en haar moeder naar de winkel. Emily zei dat ze even ging wandelen. Haar moeder zei: “Oké, maar let op!” Emily luisterde niet en ging snel de weg over. Een paar minuten later zag ze een rare meneer met een rare hoed, een lang kleed en een rare baard. Emily was bang. Ze ging bijna weg, maar de meneer zei: “Hier, een snoepje. Wil je?” Emily was nog maar vijf jaar en ze luisterde niet naar haar mama, dus zei ze: “Ja.” De meneer zei: “Eet het nu,” en hij verdween plotseling. Emily was bang en blij en ze at het snoepje. Ze voelde zich een beetje raar en ze had het heel warm. Ze ging bijna flauwvallen. Ze riep naar haar mama: “Mama, kom snel naar buiten.” Mama liep als de bliksem naar buiten. Haar mama vond het raar en was bang. Ze gingen naar huis. Ze gingen slapen. Emily kon niet slapen. Ze ging naar beneden en ging naar buiten. Haar moeder vond het raar en ze gingen naar de dokter. De dokter vroeg: “Wat is er aan de hand?” Emily legde alles uit … De dokter vroeg: “Heb je het papier nog van dat snoepje?” Emily zei: “Ja,” en gaf het aan de dokter.

106 De Wondere Pluim 2016

4de leerjaar | Andere moedertaal De dokter zei dat het vergiftigd was … Hij zei dat Emily buiten moest leven. Als ze drie uur binnenbleef, zou ze doodgaan. Emily en haar moeder waren doodsbang, maar het moest zo. Emily sliep in de tuin, at in de tuin, enz. Tien jaar later was ze het gewend. Ze ging wandelen in het bos. Ze dacht dat ze de juiste kant op ging, maar dat was niet zo. Een paar minuten later wist ze dat ze verdwaald was. Ze kon de weg niet vinden. Een beetje later zag ze drie deuren: één was Luilekkerland, één was Gevaarland, en één was Spokenland. Ze wist alleen niet welke deur, welk land was. Ze ging een deur binnen en dat was Gevaarland. Ze ging erin en viel ineens naar beneden. Er waren spoken aan het vliegen. Ze was heel bang. Er was een kleine schattige puppy. Het was eigenlijk een slechte puppy die Emily naar een groot spookhuis ging brengen. Emily wist dat niet en volgde de puppy. Achter haar was er een poort die dichtging. Ze keek terug naar voren, maar de puppy was verdwenen … Emily was heel bang. Er kwam een hele harde wind die haar in het spookhuis duwde. Ze moest buiten geraken. Er stond een bordje naast de deur. De deur ging open over vier uur. “O, nee,” riep Emily. Ze was bang, heel bang. Ze moest vòòr drie uur buiten geraken. Er kwam een harde stem die zei: “Haha, je gaat nooit buiten geraken.” Aan het plafond hingen messen. Ze vielen naar beneden. Emily was net weg van de messen. Achter haar waren wolvenspoken en vleermuizen die haar wilden doden. Ze rende als de bliksem en gooide alles wat ze vond naar de spoken en dieren. Er was een klein deurtje. Ze ging erin.

De Wondere Pluim 2016 107


4de leerjaar | Andere moedertaal Ze hield de deur stevig vast, maar de wolven hadden de deur met hun klauwen opengesleurd. Emily was bang en had het heel warm. Ze ging bijna flauwvallen, maar iets in haar hoofd zei: “Laat jezelf niet in de steek. Versla die spoken en wolven.” En toen werd ze sterker. Naast haar was een mes. Ze doodde de vleermuizen en de wolven. Achter de wolven was er een stofzuiger. Naast Emily lag een steentje. Ze gooide het steentje en ze had het knopje geraakt. De stofzuiger zoog de spoken op. Ze had de wolvenspoken en de vleermuizen verslagen, maar ze was nog steeds binnen. Emily viel flauw … Toen Emily wakker werd, stond er een fee voor haar. De fee zei: “Goed gedaan. Je hebt de vloek van het snoepje gebroken. Je hebt gedaan wat je hart zei. Je moet altijd naar je hart luisteren. Je mag een wens doen.” Emily zei: “Mijn wens is dat ik terug naar huis ga en dit allemaal vergeet.” De fee zwaaide met haar toverstaf en … Emily was terug thuis in haar bed. Na een paar weken was ze het allemaal vergeten en ze leefde nog lang en gelukkig.

Ilayda Van Hoof 9 jaar Klavertjevier

108 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 109


5de leerjaar | Nederlands moedertaal

De weg naar Marrakech Hoofdstuk 1. Het plan Yasmien keek vol jaloezie naar haar broer. Hij zou over drie dagen met de blauwe mannen mee mogen. De blauwe mannen waren mannen op kamelen en dromedarissen. Zij reisden door de woestijn in Marokko. Ze werden blauwe mannen genoemd omdat zij altijd in blauwe doeken waren gehuld en hun lichaam blauw was doordat de doeken kleur afgaven. De blauwe mannen zouden naar Marrakech, de hoofdstad van Marokko gaan. Yasmien wilde doodgraag mee. Maar nee, dat mocht niet. Vrouwen bleven binnen en zorgden voor het huishouden. En als ze ongehoorzaam was, dan haalde vader zijn riem uit zijn broek en sloeg ermee als met een zweep. Maar Yasmien kon het niet schelen of ze werd geslagen of niet. Zij wou met de blauwe mannen mee, net zoals haar broer Armal. Armal was altijd al de trots van de familie. Op feesten was Armal het middelpunt van de aandacht en Yasmien moest maar instemmend zijn en zeggen dat Armal zo’n goede broer was. Yasmien vond hem ook goed als broer, maar ze had nog liever een broer gehad die op gelijke hoogte was, zoals zij. “Moeder!” riep Yasmien naar boven, waar haar moeder ongetwijfeld de bedden aan het opmaken was. “Moeder!” riep ze nog eens. Geen antwoord. “Lieve Moeder!” probeerde ze nog eens. Weer geen antwoord. Toen kreeg ze een ingeving.

110 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 111


5de leerjaar | Nederlands moedertaal “Mère,” riep ze in het Frans. In Marokko moet je Frans kunnen spreken. Haar moeder was Frans en ze vond het altijd wel leuk wanneer haar kinderen Frans spraken. “Oui,” was het antwoord. “Ik ga naar buiten,” zei Yasmien. “Goed.” Yasmien ging in gedachten verzonken naar buiten. “Waarom mogen vrouwen zo weinig en de mannen zo veel?” dacht ze. “En waarom is de man belangrijker dan de vrouw?” “Nee, dat kan niet,” zei ze tegen zichzelf, “zonder vrouwen zouden er geen kinderen kunnen geboren worden.” Yasmien had niet door dat ze regelrecht naar de souk (markt) was gestapt. “Een lekker vers, koud appelsiensapje, juffrouw?” riep een man bij een kar vol sinaasappelen. Naast hem stonden nog een tiental mannen, en daarachter begon de souk. Er werd overal geschreeuwd om klanten te lokken. Yasmien moest een paar keer wegduiken voor haar vader en haar broer die langskwamen. Toen ze zag dat Armal een nieuwe dolk kreeg, voelde ze weeral een steek van jaloezie. Plots, als bij toverslag, kwam er een idee bij haar op. Ze zou ook naar Marrakech gaan. Ze zou op een van haar vaders kamelen de blauwe mannen achtervolgen. Yasmien vond het een schitterend plan en begon meteen met inkopen: een dolk - 120 diram (12 euro), een nieuwe djellaba (gewaad) - 150 diram (15 euro) en een doosje met verschillende kruiden - 160 diram (16 euro). Moe van de hete zon, maar voldaan, keerde ze terug naar huis. “Te laat!” schalde de stem van haar vader door haar

112 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Nederlands moedertaal hoofd. “Je moest hier om 18 u precies zijn en geen seconde later.” Langzaam haalde hij zijn riem tevoorschijn en begon te slaan. Yasmien voelde het niet. Ze was veel te gelukkig. Haar moeder, die aan tafel thee inschonk, keek de andere kant op en probeerde het akelige geluid van de zweep niet te horen. Als Franse was het voor haar moeilijk haar kinderen pijn te doen. Ze vond dat maar barbaars. Natuurlijk zei ze dat niet in het bijzijn van haar man, maar je zag in haar zachte ogen wat ze dacht. “En nu aan tafel,” riep vader, “voordat de thee koud is.” Hoofdstuk 2. Twijfels Twee dagen later waren Yasmien en Armal vol spanning. Armal omdat hij nog nooit was mee geweest en Marrakech nog nooit had gezien. Yasmien omdat ze de regels ging overtreden en het toppunt van ongehoorzaamheid ging bereiken. Die avond gingen beide kinderen vroeg slapen. Armal ging om 1 uur ’s nachts met de blauwe mannen mee en Yasmien volgde hen. Aan de rand van de stad (Mirleft) aarzelde ze. Ze had alles wel mee. Ze zat veilig op een kameel en had een briefje achtergelaten, maar toch. Vanaf het moment dat je in de woestijn zat, was er geen weg terug meer. Yasmien hield moed en keerde de stad haar rug toe. Zij zou met de blauwe mannen meegaan. De weg naar Marrakech lag voor haar. Hoofdstuk 3. De barre woestijn Nacht en dag waren voor Yasmien even erg. Ze was al

De Wondere Pluim 2016 113


5de leerjaar | Nederlands moedertaal twee dagen onderweg. ’s Nachts vroor ze bijna dood en kroop ze dicht tegen Harris aan, haar kameel. ’s Middags was het om te stikken en had ze het vreselijk warm. De woestijn was geen gelukkig oord om te leven, besefte ze. “Ik dacht dat, als ik thuis bleef, ik van alles zou missen. Maar hier mis ik meer: mijn warme bed, de koelte van ons huis …” In de grote zandvlakte was het stil. Er waren alleen de hoeven van haar kameel in het zand en de mannen die soms in luid bulderlachen uitbarstten. “Wanneer zijn we toch in Marrakech?” dacht ze. De weg naar Marrakech was niet zo leuk ze zich haar voorgesteld. Er waren bijna geen oases en je moest oppassen dat je geen last kreeg van hallucinaties. Een paar keer dacht Yasmien dat ze een oase zag, maar dan liep ze dapper voort, de sporen van de blauwe mannen volgend.

5de leerjaar | Nederlands moedertaal Hoofdstuk 5. Marrakech De zandstorm ging pas liggen toen de nacht viel. Yasmien zag in de verte een grote berg met torentjes. Ze kon het in het bedrieglijke maanlicht niet zien. Ze sliep na veel gewoel uiteindelijk in. De volgende dag kon Yasmien zien wat die berg was: het was Marrakech, de prachtige stad. Een grote rode muur omringde de stad met zijn ontelbare torentjes. In de zon zag de stad er betoverend uit. Yasmien begon te juichen van blijdschap: ze had haar doel bereikt. Harris, het brave dier, bracht haar naar de stad, waar Yasmien nog een aangename verrassing te wachten stond. Toen Harris haar door de poort bracht en Yasmien van zijn rug gleed, stond ze oog in oog met een man met een zwarte baard, een vrouw met bruin haar en zachte ogen en een jongen, twee jaar ouder dan zij: haar ouders en Armal.

Hoofdstuk 4. De zandstorm Hoofdstuk 6. Met de trein Een warme zomerwind blies door Yasmiens haar. Het was geen korte bevrijding zo’n bries, maar een kwelling. Het briesje werd sterker en sterker en langzaam ontstond er een windhoos. Het zand sneed in haar gezicht. Ze zag alleen nog maar zand rond haar. “Ooh, nee!” dacht Yasmien paniekerig. Harris, het arme beest, werd al even paniekerig als zijn baas. Hij zette het in volle galop en ging steeds sneller met hotsende sprongen. Een zandstorm bracht altijd narigheid mee. Eén daarvan was dat Yasmien haar spullen kwijtraakte, alles behalve haar geldbuidel, die stevig aan haar riem hing.

114 De Wondere Pluim 2016

Yasmien staarde dromerig door het raampje van de coupé. Zij en haar ouders zaten in de trein op weg naar Mirleft. Ze vond dat haar ouders veranderd waren: er werd meer gelachen en zij was plots een heldin. “Zo is het dus om Armal te zijn,” dacht ze. Yasmien had Armal en de blauwe mannen op een zandberg zien staan en ze had vrolijk naar hen gezwaaid. Harris moest met de blauwe mannen meegaan, maar hij wou niet. Toen nam haar vader hem mee met de trein. Hij zat helemaal achter in de trein naast een paard en een muilezel. De treinreis was prettig. Vooral toen vader een doos met

De Wondere Pluim 2016 115


5de leerjaar | Nederlands moedertaal gebak tevoorschijn haalde en moeder gebak in zijn mond gooide. Hoofdstuk 9. Alles weer zoals het hoort, maar niet helemaal. Er waren al vijf dagen voorbij en het waren fantastische dagen. Twee dagen gefeest en toen Armal terugkwam nog eens twee dagen feest. Die dag was het weer rustig. Armal en Yasmien hingen ergens rond op de souk en vader en moeder waren bezig met hun geheim. “Weet je, Armal,” zei Yasmien, “alles is weer zoals het hoort, maar niet helemaal.” “Ik snap wat je bedoelt.” “Ja, dat dacht ik. Het is veel leuker zo. Anders is alles hetzelfde en barbaars, zoals moeder het zegt en denkt. Het is veel prettiger zoals het nu is.” “Alles is weer hetzelfde zoals het hoort, maar niet helemaal,” herhaalde Armal haar woorden. Hoofdstuk 10. Paarden “Ogen dicht houden,” zei vader. “Ja,” antwoordden Yasmien en Armal. “En open.” Yasmien en Armal waren door vader en moeder naar de stad geleid, waar ze nu voor twee prachtige paarden stonden: allebei volbloed Arabieren. “Oh, wat mooi,” riep Yasmien “Voor jullie,” glunderde vader. “Echt?” vroeg Armal ongelovig. “Ja.”

116 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Nederlands moedertaal Armal klom er meteen op. “Dat is Lorouc,” zei moeder. Yasmien klom op het andere paard. “En dat is Lorace,” zei vader. De kinderen waren zo blij dat ze meteen in volle galop door Mirleft naar het strand reden. Hoofdstuk 11. De zee Yasmien en Armal reden in volle galop naar het strand, de wind door hun haren, het geluid van hoeven op het zand. “De zee staat in brand,” riep Yasmien. De zee had een gouden kleur door de ondergaande zon. “Wel nee! Dat kan niet. Het lijkt alleen maar zo,” zei Armal. “Het is zo mooi,” zei Yasmien. “Ja, de zee is magie, hoe zij steeds verandert.” De kinderen stapten af en keken naar de ondergaande zon. “Is het niet prachtig?” vroeg Yasmien. “Ja,” zei Armal opnieuw. Ze zaten al een lange tijd te kijken naar de ondergaande zon, toen Yasmien begon te zingen, een mooi maar dromerig lied. Hoofdstuk 12. Het lied Ooh zee, zo mooi Zo schitterend mooi Stond gij maar in de stal In de plaats van het hooi Ik zou zo blij met u zijn

De Wondere Pluim 2016 117


5de leerjaar | Nederlands moedertaal

5de leerjaar | Nederlands moedertaal

Kom toch hier en in de plaats van het hooi

De kartonnen doos

“Dat was mooi,” zei Armal. “Ik word later zangeres,” antwoordde Yasmien. “Ook al heb ik een lange weg te gaan, maar eerst blijf ik hier, bij jullie, want hier ben ik gelukkig.”

Er was eens een kartonnen doos. Ze stond op straat. Op een dag regende het heel hard. De kartonnen doos werd helemaal nat. Ze werd natter, natter en natter. Toen begon ze te scheuren en zakte in elkaar. De kartonnen doos dreef door de straten. Niemand keek ernaar. Dat was het einde van de kartonnen doos. Er bleef niets van haar over. Ze was weg, maar naar waar, dat boeide niemand. Het leven van een kartonnen doos is zwaar. Vooral als ze op straat staat.

“Hier ligt mijn leven.” Volg jouw ster

Sana Magha 11 jaar Steinerschool Antwerpen

Zanthe Coudenys 13 jaar Emmaüs

118 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 119


5de leerjaar | Nederlands moedertaal

Dit zijn gewoon feiten Dit verhaal is hier ergens op aarde geschreven, in dat éne kleine onnutige landje, genaamd: België. Ik bedoel maar, als je al van die landen als China en Amerika hebt, waarom dan nog België? Gelukkig bestaan er nog een heleboel ‘abnormale’ mensen, nl. diegenen die geen dictator spelen, geen oorlogen voeren, niet stelen, niet altijd knap willen zijn en die goed aan het milieu denken. Dat zijn mensen waarvan de aarde ‘overbevolkt’ zou moeten zijn en niet met van die kippen zonder koppen die zoiets hebben van: “Een beetje afval hier, een beetje CO2-uitstoot daar.” Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, dat vervuilen. Weet je wat ik soms denk als ik ’s avonds in mijn bed lig: “Misschien, als de geschiedenis iets anders vertelde, waren de hamsters wel de ‘beschaafde’ wezens geworden. Dan hadden ze vast een andere naam en propten ze mensen als huisdier in een kooi. Maar zo is het niet gegaan. Je kent het vast wel: je hebt een huisdier, bv. een kat, en op een dag loopt dat beestje onder een auto, dan is dat zo’n verdriet. Wel, op die manier gaan er ook mensen dood: door onwetendheid. Ze liggen lekker te slapen in hun warme bedje en ineens valt er een bom op hun huis. Dag mooie dromen! Als ze nog niet dood zijn, slaan ze verminkt op de vlucht. Voor hen breken er tijden van paniek en verdriet aan en de meest onschuldige burgers worden eerst afgeschoten. Terwijl aan de andere kant van de oceaan, waar ze zich allen overheen reppen, de mensen rustig met een broodje naar het nieuws zitten te luisteren en even denken: “Wat erg, maar wij zitten

120 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Nederlands moedertaal hier veilig.” Ondertussen komen de eerste vluchtelingen aan en spoelen ook de eerste doden van de gekapseisde bootjes aan. Als een tijdje later de tiende lading aankomt, zijn er van die kiekens die eerst nobel willen doen door vluchtelingen te ontvangen en er dan genoeg van hebben en de grens sluiten. Onthoud dit: Mensen, zelfs al is je broer (zoals bij mij) autistisch, Wij-Hebben-Het-Mega-Goed! Ik weet dat het soms moeilijk is om toe te geven, maar het is gewoon zo. Ik denk heel vaak dat mijn leven één grote fout is, maar dan denk ik: “Pubergedachten.” Tja, ik denk niet, maar ik weet zeker, dat er niemand op aarde bestaat die iets in die aard nooit denkt. Gelijk of Gelijk? Als je nu zoiets hebt van: “Pffff, ik stop hier met lezen!” zou ik je gelijk kunnen geven, maar dit zijn echt gewoon feiten. Iedereen kent ze, maar er zijn maar een handvol mensen die hierover echt nadenken. Ik ben een van die weinige mensen. Met dit verhaal wil ik dan ook niet per se een prijs winnen, maar vooral zoveel mogelijk mensen hierover laten nadenken. Wat denk je ervan? Gaan we verder? Oké. Ik. Ik ben een héél klein deel van de ‘mensheid’. De mensheid, die zoveel meer verkeerd doet dan goed. Je kan je nu afvragen: “Maar we gaan toch beter voor het milieu zijn en WWF redt toch dieren?” Wel, dat is misschien waar, maar wij mensen hebben daar zelf voor gezorgd.

De Wondere Pluim 2016 121


5de leerjaar | Nederlands moedertaal

5de leerjaar | Nederlands moedertaal

Het is toch raar: We helpen de aarde naar de xxxx en gaan dan ineens bedenken dat we moeten recycleren, dieren redden, minder bomen omhakken en minder vlees eten.

Wind en verdriet

Het heeft zoiets van een verhaaltje als dit: Bobjes ouders waren van huis en Bobje vond het wel eens leuk om mama’s kast uit te laden op zoek naar extra zakgeld. Hij was net in de helft van zijn zoektocht toen hij zich realiseerde dat zijn moeder en vader alleen maar naar de bakker om de hoek waren gegaan. Nu ja, je weet hoe dit soort dingen aflopen.

De wind waait over de duinen. De zeekoppen schuimen. Er doemt een schaduw over de zee. Een grote wolk neemt de zon mee. Naar waar ze gaan, weet ik niet. Er krijst een meeuw door mijn verdriet. De wind neemt mijn gehuil over. Ik laat hem alleen. Ik ga terug met de rug naar de zee.

Net zoals dit ‘verhaal’ nu afloopt. Ik hoop dat je er wat uit geleerd hebt en het is nog beter als je je hier al van bewust was. Deel dit met de mensen, please.

Zanona Kaval 11 jaar De Spiegel

122 De Wondere Pluim 2016

Noa Van Essel 10 jaar De Kleine Wereldburger

De Wondere Pluim 2016 123


5de leerjaar | Nederlands moedertaal

5de leerjaar | Nederlands moedertaal

De aarde

Help

Bol, rond en draait in een kring. Als hij dorst heeft, trekt hij de wolkjes samen en laat hij het regenen. Heeft hij te warm, dan laat hij het sneeuwen. Te koud, dan laat hij de zon schijnen. En als hij zich verveelt, dan kijkt hij naar de maan. Maar als hij pijn heeft, dan komt er een aardbeving of een overstroming. Als er een vulkaan ontploft, dan knijpt hij een puist uit. Maar wij hebben geen respect, want wij vervuilen te veel.

Hallo, ik ben Lola. Ik ben een berenmeisje en ik woon in Planckendael. Ik vind het hier fijn. Ik kan hier altijd en overal spelen. Mijn mama heet Nola en mijn papa Molo. Mijn verzorgster heet Joni. Ze is mooi en lief en ze speelt graag met mij. Dus dat zijn hele lieve personen. Maar sinds kort hangt er ook een hele tijd een bende kraaien rond mijn verblijf. Ze komen altijd ons eten stelen. Als ik ze zie, roep ik mijn papa. Hij jaagt die vervelende voedselstelende kraaien dan weg. Soms leiden de gidsen een groepje mensen rond. Nadien ligt heel ons verblijf vol met ijzeren dingen, met daarop: Duvel, huh? Maar dat is nog niet het ergste. Ik hoor sinds gisteren iemand “help” roepen, maar ik weet niet wie. Volgens mij komt het van bij de apen. Ik weet het niet. Nu zoek ik al lang naar een plekje om over de muur te kunnen kijken. Wacht! Misschien kan ik op de heuvel achter onze grot gaan staan. En ja hoor, wat zie ik? De apenkooi staat open. Mensen lopen alle kanten op. Mama’s en papa’s met hun kinderen roepen allemaal: “Help! Help! Help!” De apen lopen achter ze aan, behalve één. Oscar. Oscar staat doodstil voor de apenkooi een beetje voor zich uit te staren. Het lijkt of hij een spook heeft gezien. Maar het is geen spook. Het is die bende kraaien. Doodsbang rent Oscar terug naar de apenkooi, de deur toe, en verstopt zich. “Lola, je moet komen eten.” Het is papa. “Wacht, papa, die vervelende kraaien vallen Oscar aan.” “Wat?” roept papa, “ik zal ze …” “Nee, wacht, die willen natuurlijk het eten. Als wij nu eens

Berre Kestens 10 jaar De Pientere Piste

124 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 125


5de leerjaar | Nederlands moedertaal ons eten op het dak van de grot zetten, dan komen ze naar ons en kan jij ze vangen.” “Goed plan,” zegt papa. Dus dat doen we. Ik pak ons vlees en zet het op ons dak, zoals gepland. De kraaien vliegen naar ons verblijf om het vlees op te eten. Gelukkig krijgt papa ze te pakken. Ondertussen heeft Joni alle apen terug gevangen. Ze komt met een net vol apen terug. Eind goed, al goed. Sindsdien hoor ik geen help meer, behalve …. van de kraaien. Papa heeft ze aan hun poten vastgemaakt en plaagt ze een beetje. Ze roepen: “Help. Help. Help,” en nog eens “Help”. Sindsdien ligt ons verblijf er rustig, maar vuil bij. Het ligt vol met blikjes, maar deze keer van coca-cola.

Nel Franssen 11 jaar De Zonnebloem

126 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 127


5de leerjaar | Andere moedertaal

De zeshoekige cirkel Er was eens een cirkel die zes hoeken had. Dat had hij al sinds zijn geboorte. Toen hij zeven was, had hij veel vierhoekige vrienden en zij dachten dat hij zeshoekig was. Maar toen zijn moeder hem kwam ophalen, zei ze: “Kom Cirkie.” Zijn vrienden waren geshockeerd. Ze dachten dat hij een zeshoek was, maar dat was hij niet. Hij had nooit aan zijn vrienden verteld dat hij een zeshoekige cirkel was. Daar verloor hij zijn eerste vrienden. Toen hij vijftien was, kreeg hij cirkels als vrienden en zij dachten dat hij een cirkel was. Ze wisten niet dat hij een zeshoekige cirkel was, omdat hij een brede vest aan had en het erg leek alsof hij een normale cirkel was. Op een dag gingen ze met school naar het zwembad. Dat was een probleem voor de zeshoekige cirkel. Hij vroeg aan zijn veelhoekige juf: “Juf, mag ik naar de wc?” zodat hij zich daar kon omkleden. Dat lukte, maar zijn vriend zat ook op de wc, zonder dat hij het wist. Toen de zeshoekige cirkel net in zijn onderbroek zat, kwam zijn vriend uit de wc. Hij was ook gechoqueerd, net als zijn vrienden van toen hij zeven was. Hij viel bijna flauw omdat hij al acht jaar zijn vriend kende en dit niet aan hem had verteld. De zeshoekige cirkel zei tegen zijn vriend: “Dit is ons geheim, alsjeblief, zeg het tegen niemand.” Zijn vriend zei: “Oké, ik zeg het tegen niemand.” Maar toen zijn vriend thuiskwam en ging slapen, had hij een droom over zijn vriendschap met de zeshoekige cirkel.

128 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 129


5de leerjaar | Andere moedertaal Hij werd boos, omdat hij al zolang vrienden was met de zeshoekige cirkel en die zijn geheim niet had verteld. Hij werd zo boos dat hij het zelfs postte op Cirkelgram. Iedereen kwam het te weten, de zeshoekige cirkel zijn vriendin, zijn vrienden, enz. Toen hij de post zag op Cirkelgram was hij gechoqueerd. Dat zijn vriend zoiets had kunnen doen. En daar gingen ze weer, de zeshoekige cirkel zijn vrienden, floeps, allemaal weg. Ondertussen was hij al 21 jaar. Zijn moeder zei: “Jongen, je moet gaan trouwen. Je bent al veel te oud om bij ons te wonen.” De zeshoekige cirkel zei: “Oké, ik ga een ovaal zoeken, omdat die heel mooi zijn.” Het duurde uren, dagen, maanden, jaren. Toen hij 26 jaar was, had hij uiteindelijk iemand gevonden. Haar naam was Ovie. Ze was wonderschoon en lief. Eigenlijk helemaal zoals de zeshoekige cirkel wou dat ze was. En Ovie zei ook nog ja. Wat een geluk. Ze waren een gelukkig koppel. De moeder van de zeshoekige cirkel was ook zo blij dat haar zoon zo een wonderschone ovaal had gevonden. Een jaar later kregen ze een tweeling met een vorm van driehoeken! “Ze zijn zo wonderschoon als jij,” zei de zeshoekige cirkel tegen Ovie. “Dank je,” zei Ovie, “ze zijn ook zo mooi als jij.” Maar toen de zeshoekige cirkel dacht over zijn lichaam, zei hij: “Ik ben klaar met dit gedoe.” Ovie vroeg: “Welk gedoe?” Maar de zeshoekige cirkel luisterde niet en ging op bezoek bij de burgemeester. Hij ging naar boven in het grote gebouw en zei: “Burge-

130 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Andere moedertaal meester, ik wil iets tegen de stad zeggen. Hoe kan dat?” “Met deze microfoon,” zei de burgemeester. “Mag ik?” vroeg de zeshoekige cirkel. “Eerst moeten we de stad naar buiten roepen,” zei de burgemeester. De burgemeester zette de microfoon aan en zei: “Attentie iedereen, de zeshoekige cirkel wil jullie iets zeggen.” “Zo,” zei de burgemeester, “nu mag jij.” De zeshoekige cirkel zei: “Attentie iedereen! Voor de mensen die dachten dat ik een cirkel was, of voor de mensen die dachten dat ik zeshoekig was: Ik ben daar een combinatie van.” En de hele stad vond het goed dat hij eerlijk was. Zijn vrouw vond het ook helemaal oké. Ze was heel blij dat hij zijn geheim aan de stad had verteld. Zo werden ze een koppel zonder geheimen voor elkaar. En ze leefden nog lang en gelukkig.

Rabi Faiz 11 jaar De Evenaar

De Wondere Pluim 2016 131


5de leerjaar | Andere moedertaal

Mijn hamster is een meesterbrein Stinkie de hamster en Brinks (echte naam: Benjamin Brinks). Wat je ook doet, plak nooit je zus met dikke, maar dan echt heel dikke kleefband op haar eigen bed, ook al vraagt ze er zelf om. Want ik heb dat wel gedaan. Mam ging zo over de rooie. Daarom kreeg ik een straf, niet zomaar een straf (mam haar straffen zijn nooit normaal en dus ook deze keer niet). Deze keer kreeg ik een huisdier. Ik moest ervoor zorgen en niemand mocht helpen. Ik rende zo snel als ik kon naar mijn kamer en maakte een lijst:

Huisdieren voor Benjamin: - Octopus met extra groot zwembad - Chimpansee met zo’n 100 m² oerwoud - Papegaai met 15 takken

Mam nam de lijst en ging naar de dierenwinkel. Dertig minuten later kwam ze terug met een kooi en daarin een hamster. Het was een jongen, zei mam. We gaven hem namen en toen had ik een goede naam. Ik riep: “Jasper Stinkbil, dat is zijn naam.” Ik noem hem niet Jasper Stinkbil, maar afgekort Stinkie. De volgende dag gebeurde er iets raars. Ik zat voor mijn bureau mijn rekenhuiswerk te maken. 3 x 7 = snapte ik niet. Papa zei: “Als je een som niet kent, zeg het dan luidop.”

132 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Andere moedertaal En dat deed ik: “ 3 x 7 = ... !” Opeens antwoordde iemand: “21.” Ik vroeg het opnieuw: “3 x 7 = ... !” “21,” zei het stemmetje. “Wie ben jij?” vroeg ik. “Stinkie, ben jij dat?” “Ja.” “Kan jij praten?” vroeg ik. “Ja, ik kan praten, luisteren, rekenen, taal, godsdienst, wereldoriëntatie en Frans. Tu es, ça va bien.” Daar stond ik stomverbaasd. Elke dag hielp Stinkie mij met mijn huiswerk. Ik nam hem elke dag mee naar school in een oude broodtrommel met gaten, zodat hij kon ademen. Op een dag nam Sven, het slechtste kind op school, mijn brooddoos af en smeet ze in de lucht. Toen vond ik Stinkie niet en de volgende dag was het toets. Ik kwam thuis, heel droevig, maar er was iets ergers gebeurd. Pa had een afspraak gemaakt met meester Lambik, de strengste meester van de school. Je kon hem herkennen aan zijn grote witte baard. Meester Lambik ging ons de volgende dag les geven, dus ook de toets. De afspraak was dat, als ik een voldoende haalde, meester Lambik zijn baard in fluoroos moest verven. Als ik geen voldoende haalde, moest ik de auto van meester Lambik proper maken met een T-shirt waarop stond: ‘Ik ben een vrouw’. Ik haalde een onvoldoende op mijn toets. Ik denk dat meester Lambik expres de auto onder de boom had geparkeerd, zodat de vogels erop zouden poepen. En papa deed het opnieuw. Hij maakte weer een afspraak met Meester Lambik dat die zijn baard fluoroos zou verven, als ik een onvoldoende haalde.

De Wondere Pluim 2016 133


5de leerjaar | Andere moedertaal Na al die tijd kwam ik te weten dat Stinkie in de hoek van onze klas zat. Toen hij mij zag, sprong hij langs mijn broek in de zak van mijn T-shirt. Papa had nog niet verteld wat zijn afspraak was. Hij moest een rokje aandoen als ik een onvoldoende haalde, maar dat gebeurde lekker niet! De volgende dag stond iedereen rond mij en feliciteerde mij. Op dat moment kwam meester Lambik binnen met een felroze baard. Het leek alsof iemand er suikerspin had opgeplakt.

Shaheer Abdul 10 jaar De Zevensprong

134 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Andere moedertaal

De pluim zonder inkt Op een dag schreef een man een verhaal. De titel was: ‘De voetballer’. Plots schreef de pluim niet meer. “De pluim is zeker kapot,” zei hij zonder na te denken en gooide hem weg. Toen bedacht hij dat hij niets meer had om mee te schrijven. “O, nee,” riep de man. Hij rende naar de vuilnisbak, maar daar zat niets meer in. De vuilniswagen had hem al meegenomen. Ineens zag hij de vuilniswagen bij de buren en liep er naartoe. Hij was weer te laat. Echt balen. Hij moest nog alleen ‘en hij leefde nog lang en gelukkig’ schrijven, en klaar. Nou ja, daar zat hij. Hij besloot de pluim te gaan halen voordat ze met de rest van het vuilnis werd verbrand. Hij stapte in de auto en gaf volop gas. Hij haastte zich, omdat het heel ver was, namelijk 1 u 30 min. rijden. Het was 85 km. Hij ging langs Donkercity, Lichtcity, Nachtcity, en dan was hij er pas. Hij kon zijn pluim niet vinden, maar hij bleef zoeken en zoeken en zoeken, wel een uur lang. Er was nog maar één plaatsje dat hij niet had doorzocht. Hij ging er als de bliksem naartoe en begon te zoeken. Maar ook daar vond hij de pluim niet. “O, nee,” riep hij en hij ging terug naar zijn huis. Plots belde er iemand aan de deur. Hij ging opendoen. Het was iemand van de vuilniswagen die hij kende. “Hoi, Eddy, ik heb je lang niet meer gezien.” “Ik jou ook niet,” zei Eddy.

De Wondere Pluim 2016 135


5de leerjaar | Andere moedertaal “Nou ja, ik ben een pluim kwijt.” “Hier is-ie al.” “A, bedankt.” “Daar zijn vrienden voor. Nou dag,” en Eddy ging weg. Daar stond de man met zijn pluim. Hij besloot eens te gaan kijken hoe het kwam dat ze niet wilde werken. O nee, de inkt was op. “Is dat nou alles? Al die moeite gedaan voor niets!” riep de man. Nou ja, hij kalmeerde en schreef in het verhaal: ‘Hij leefde nog lang en gelukkig’. En toen bedacht hij: “Ik leef ook nog lang en gelukkig met mijn pluim.”

Si-Mohamed Sersar 11 jaar Sint-Anna Goethe

136 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Andere moedertaal

Esed, de topvoetballer “Esed, waar zit jij toch? Straks verliezen we de match nog,” zei juf Ingrid, die zich zorgen maakte. Op het voetbalveld speelden de beste voetballers van Sint-Bernadette: Ruslan, Timoty, Mats, Renzo, Youssef, Jess, Pieter en Fabian, de keeper. “Drakenhof is aan het winnen met 2-7. Als dit zo doorgaat, zullen we verliezen!” riep Renzo, de middenvelder. “Hou je kop en voetbal door, anders zullen we echt verliezen!” zei Ruslan, die de bal naar Renzo passte. Renzo spurtte naar de goal. Toen hij er bijna was, passte hij direct naar Youssef. Youssef schoot zo hard hij kon richting de goal en in een oogwenk was het 3-7. “Goal, goal, goal!” riepen de voetballers en toeschouwers van Sint-Bernadette. “Maar we zullen nog steeds verliezen,” zei Fabian, de keeper. “Ja, het is nog maar tien minuten en de wedstrijd is al gedaan,” zei Jess, die hupte omdat hij een blauwe plek had. “Als jullie het nog niet wisten: zolang ik er ben, zullen we niet verliezen!” zei een bekende stem. “Hee, Esed!!!” zei heel de groep van Sint-Bernadette. “Sorry, ik had me overslapen bij mijn middagdutje,” zei Esed beschaamd. “Zullen we verder spelen?” vroeg de scheidsrechter. Even later zaten ze te spelen en Esed dribbelde voorbij iedereen van Drakenhof, en tien minuten later was het 7-7, dus gelijkstand. “Nu gaan we verlengen met tien minuten,” zei de scheidsrechter. Tien minuten later was het 9-9.

De Wondere Pluim 2016 137


5de leerjaar | Andere moedertaal “Hoe kan dat nu? We hebben toch Esed,” zei Peter. “Jullie zijn toch niet vergeten dat ik snel moe wordt?” vroeg Esed. “Nu, er zijn gelukkig nog penalties,” zei juf Ingrid. Na de penalties was het nog steeds gelijkstand, 13-13. “Mamma mia, ik moet deze bal tegenhouden,” zei Fabian bezorgd, toen het weer de beurt was aan Drakenhof. De scheidsrechter floot en een jongen van Drakenhof spurtte naar de bal. “M m mis,” zei de jongen van Drakenhof. Toen was het de beurt aan Esed om te scoren. Hij stond al lang klaar. “Esed, Esed, Esed, Esed ...” klonk het door de zaal. Alle ogen waren op Esed gericht. Je hoorde mensen zeggen of Esed ging scoren of missen. De scheidsrechter floot: “Ieeee!” Esed spurtte naar de bal en maakte er een 14-13 van. “Goal!!!” klonk er door de zaal. Groep Sint-Bernadette was trots, maar Esed was het meest trots op zichzelf.

Angelo Enerio 12 jaar Sint-Bernadette

138 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Andere moedertaal

Het geheim van de diamant Er leefde eens, niet zo lang geleden, een oude koning. Zijn vrouw was zwanger. De koning kon niet wachten tot het kindje kwam. En hij was nog zenuwachtiger, omdat hij nog nooit kinderen had gehad. De koningin, die Isabel heette, kreeg plots heel veel pijn. De koning zag wat er was en verwittigde een dokter. Even later, toen de baby tevoorschijn kwam, lachtte de baby. Ze kleurde het hele kasteel. “Wat ben ik toch trots op mijn dochtertje,” zei de koning. “Ja, dat kan wel zijn, maar we hebben nog geen naam voor haar,” antwoordde Isabel. De koning dacht diep na. Wat zou er in hemelsnaam een goede naam kunnen zijn voor een pracht van een prinses? Plots kreeg hij een idee. Hij wilde het prinsesje Anne-Fleur noemen. Zo snel hij kon, liep de koning naar zijn vrouw. Wat zou dat toch geweldig zijn, dacht hij. “Isabel, luister, ik heb een geweldig idee!” riep de koning. De koningin zat met haar hoofd naar beneden te kijken, alsof ze dood was. De koning was niet zo op zijn gemak. “Isabel, luister, ik heb een hele goede naam verzonnen voor ons prinsesje,”zei de koning, met een stem die wist dat er iets ergs was met zijn vrouw. De koningin bleef maar droevig naar beneden staren. “Isabel, wat is er?” De koning kon er niet meer tegen. Net op het moment dat hij wou roepen, begon Isabel te praten. “Er is net een dokter geweest,” zei ze, “hij zei dat onze dochter ...” “Anne-Fleur,” onderbrak de koning haar.

De Wondere Pluim 2016 139


5de leerjaar | Andere moedertaal De koningin keek geschrokken. “Anne-Fleur? Van waar kom jij met die naam?” riep de koningin. Ze wist echt niet van waar die naam kwam. “Gewoon, een beetje fantasie gehad,” zei de koning. “Maakt niet uit, ik ga verder,” zei Isabel, “de dokter heeft gezegd dat onze dochter, Anne-Fleur, een erge ziekte heeft. Geen enkele dokter kan deze ziekte genezen of er iets aan doen, enkel een heks.” “Wat! Gaat een heks de ziekte van Anne-Fleur genezen? Niets van. Ik laat die heks mijn dochter niet aanraken!” riep de koning zo hard hij kon. “Maar luister, dit is onze enige hoop,” antwoordde Isabel. “Oké, oké. Maar alleen omdat dit onze enige hoop is.” De volgende dag kwam er een heks. Ze deed allemaal rare dingen. Toen ze klaar was, vertelde ze dat het leven van dit prinsesje in een diamant verborgen zat. Als er een kleine kras in zou komen, dan zou het prinsesje voor eeuwig en altijd ziek blijven. De heks was diegene die de diamant ging bijhouden. Ergens aan de overkant van het bos, lag een klein huisje. In dat huis woonde een gezin met vier leden, een moeder die Stien heette, een vader die Rob heette, een meisje dat Lotte heette en haar broer, die zo oud was als zij, Stan. Ze waren heel arm en hadden te weinig geld om eten te kopen. De vader, Rob, kwam net thuis. Hij werkte namelijk in de mijnen. Op een hele koude dag moesten Lotte en Stan op zoek gaan naar hout voor de kachel. Onderweg ontdekten ze het koninkrijk en kwamen ze te weten wat er met Anne-Fleur was gebeurd.

140 De Wondere Pluim 2016

5de leerjaar | Andere moedertaal Toevallig was de heks daar ook, zij kwam boodschappen doen. De diamant viel uit haar zak en Stan en Lotte, die nog steeds op zoek waren naar brandhout, zagen de diamant liggen. Stan pakte hem op en begon er nieuwsgierig naar te kijken. “Dit moet papa zien, echt waar!” zei Stan. Plots kwam er een flits in de diamant. Toen ze thuiskwamen, zagen ze dat papa erg ziek was en ieder moment kon sterven. De heks kwam binnen en vertelde hen dat ze moesten kiezen wie er zou sterven en wie er zou leven. “Als jullie Anne-Fleur kiezen om te blijven leven, dan worden jullie superrijk, maar als jullie het tegengestelde kiezen, dan blijven jullie arm,” zei de heks. Stan koos voor zijn vader om te blijven leven en voor Anne-Fleur om te sterven. En zo merkte Stan dat familie belangrijker is dan geld.

Aya Aktaou 10 jaar Sint-Maria

De Wondere Pluim 2016 141


5de leerjaar | Andere moedertaal

Egel is verdrietig Eens leefde er een egel. Hij was mooi en zag er schattig uit. De egel maakte altijd een wandeling door het bos. Op zijn wandelingetjes kwam hij mensen tegen, de meesten waren kinderen. De kinderen waren dol op de egel. Ze wilden hem altijd aaien, maar als ze dat deden, liepen ze huilend weg. Op een dag was de egel het beu. Hij vond het niet meer leuk dat iedereen van hem wegliep door zijn stekels. Hij wist echt geen raad meer. Hij verzon steeds opnieuw ideetjes maar geen enkele vond hij goed, tot hij ineens een geweldig idee had. Hij dacht: “Waarom ga ik gewoon niet naar de kapper?” De egel was blij met zo’n geweldig idee. De volgende dag ging hij naar de kapper. Hij was nog altijd blij, want hij dacht: “Nu de kapper mijn stekels eraf gaat knippen, gaat niemand meer van mij weglopen.” Vijf minuten later waren zijn stekels eraf. De egel keek in de spiegel en plots was hij niet meer blij. Hij was verdrietig. Hij vond het niet leuk dat hij al zijn stekels had verloren. Hij ging naar zijn vriend, egel Pippo. Gelukkig had die wat advies voor hem. De egel werd terug superblij toen hij hoorde dat de stekels van een egel er binnen een maand terug aangroeien. Zo kreeg de egel na een maand zijn stekels weer terug en leefde hij nog lang en gelukkig. Susan Mir-Baz 11 jaar Sint-Anna Goethe

142 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 143


6de leerjaar | Nederlands moedertaal

De hoed van Ronkebonk Er was eens een eiland midden in de oceaan. Het eiland heette Ronkebonk. Met een hoofdstad, ook Ronkebonk. Met een koning met de naam Ronkebonk. Met een snelweg die de Ronkebonkstraat heette. Een spoorweglijn met naam: de Ronkebonkexpress. Een school die de Ronkebonkacademie heette. En een ziekenhuis met de naam: St.-Ronkusbonkus. En uiteindelijk een hoed die totaal niets met de naam Ronkebonk te maken had. Echter alleen in het begin. Op een mooie dag in de stad Ronkebonk scheen de zon. De vogeltjes waren hun mooiste lied aan het fluiten. De bloesems bloeiden aan de bomen en de Ronkebonkenaren maakten een mooie lentewandeling naar het park. De vrolijke toeter van de trein op de Ronkebonkexpress klonk in de ochtend door de straten van de hoofdstad. Iedereen was blij dat de soms zo felle winter eindelijk voorbij was. Het leven in Ronkebonk was als een paradijs. Er was alleen één grote donderwolk in de blauwe lucht. De regering wilde niet investeren in een verbrandingsoven of een recyclagefabriek. Al het afval werd verzameld op een grote afvalberg. Het was een grote puinhoop met alles wat je maar zou kunnen bedenken. Maar daar maakten de mensen zich geen zorgen om. Alice was een inwoner van Ronkebonk. Ze kwam thuis van de ochtendwandeling en zette de tv aan. Het nieuws was begonnen. “Dames en heren, welkom bij het nieuws met Jan Devos. De regering wil meer belastingen en hogere taksen. Er zul-

144 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 145


6de leerjaar | Nederlands moedertaal len weeral honderden banen verloren gaan en de mensen van de Ronkebonkexpress dreigen weer te staken. Rusland is weer begonnen met oorlogsmisdaden te plegen in Syrië en in Bagdad is er weer een bus ontploft.” Alice dacht: “Is er nu niets nieuws in het nieuws? Altijd maar dezelfde verhalen.” “Dames en heren, we onderbreken dit nieuwsbericht voor iets wat net is binnengekomen. Het eiland moet ontruimd worden! De afvalberg is nucleair geworden. Iedereen moet onmiddellijk van het eiland af!” Alice schoot in actie, rende naar buiten en ging naar de haven. Gelukkig had ze een yacht gewonnen met de tombola van de boerinnenbond. Ze stormde aan boord en ging aan het roer staan. Ze stuurde een beetje naar bakboord,* voer de havenopening door en gaf volle gas naar de Noordzee en dan langs de Schelde naar Antwerpen. Ze had er namelijk familie. Ze ging met de tram naar de Durletstraat en kwam de school binnen. Ze ging naar haar zus die er werkte en vertelde haar het verhaal. Haar zus wist wel iemand die kon helpen. Ze bracht Alice naar een waarzegger en ging dan terug naar school. “Hallo, waarzegger, kun je me helpen?” vroeg Alice. “Is er iets te doen aan de ramp op Ronkebonk?” “Eeeek voooooorspeeeeel, soorie, eek koom vaan Leeeembuirig. Eeer is ieieiets te doeoen aaan dieie raaaamp. Zoeoek de hoeoed vaaan dee Laangee Wwapeer!” Onmiddellijk ging Alice naar het standbeeld van Brabo. Ze zocht op de fontein naar aanwijzingen en vond een kleine, ingekraste kaart. Ze tekende hem over en volgde de weg. Uiteindelijk kwam ze uit bij het Steen. De Lange Wapper had waarschijnlijk zijn hoed in het Steen verstopt. Ze ging

146 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal binnen en ging naar de kelder. Ze dacht: “Waar kan die hoed nu to... “ Ze stapte op iets metaal en vergat meteen waaraan ze aan het denken was. Ze keek naar beneden en zag dat ze op de plaat bovenop de vergeetput stond: “Godverdommemiljaardeju!” Ze wist dat ze iets belangrijks was vergeten. Ze haalde de plaat van de vergeetput af en begon erin te roepen en te vloeken. Ze zag iets in de vergeetput liggen. Het was een hoed! Opeens wist ze het weer. Ze dacht: “Als ik aan iets denk en over de vergeetput stap, dan komt het uit mijn hoofd in de put.” Nu wist ze waarom de waarzegger had gezegd dat ze de hoed moest zoeken. Ze dacht aan de nucleair geworden afvalberg die in een stralenvrij potje zou zitten. Ze stapte over de vergeetput en was het vergeten. Ze dacht: “Waarom ben ik hier?” en voer terug naar Ronkebonk. Toen ze thuis kwam, zag ze dat de afvalberg weg was en ze wist het weer. Ze belde alle inwoners en liet de hoed in een museum zetten. Namens: Alice, de zus van Alice, de waarzegger, Brabo, De lange Wapper, en de afvalberg, zeg ik: “Einde”. * Stuurboord is rechts en bakboord is links.

Arjen Verboven 12 jaar De Sterrenkijker

De Wondere Pluim 2016 147


6de leerjaar | Nederlands moedertaal

Wat pennen doen als je er niet bent Wat denk jij dat pennen doen als je als laatste de klas verlaat? Ik zal het je vertellen. Ze komen uit hun pennenzakken, samen met de potloden en de gommen. De gommen gaan naar de stiften en maken ze wakker. De potloden maken een avondmaal voor de bics, anders doen die niet mee. De pennen bevrijden de paperclips en de duimspijkers. Dan komt majoor Van Plak met zijn lijmenleger uit de kast. En dan begint het echt. Bureaulampen gaan flikkeren. De restjes taart van een jarige van die dag worden aangesneden. De radio wordt aangezet en het feestje kan beginnen. Soms gebeuren er wel eens ongelukjes. Een pen trapt op een ander zijn dopje, maar dan wordt er altijd sorry gezegd. Maar één keer, oh ja, die ene keer. Het was een mooie avond en de fluostift (de baas van alle stiften) was een meisje aan het versieren. Hij probeerde een pirouette, maar stak zijn ellebogen te ver uit en hij raakte majoor Van Plak recht in zijn gezicht. Majoor Van Plak werd boos en riep zijn lijmen bij elkaar. Hij riep tegen de fluostift: “Ik krijg je nog wel.” De fluostift riep zijn stiften bij elkaar en ging weg. Daarna vertrokken ook de lijmen en de latten, dan de paperclips, de duimspijkers en toen waren er alleen nog de stiften. De balpen zei: “We kunnen geen feestjes meer houden zolang de stiften en de lijmen ruzie hebben, dus ’s nachts

148 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal gewoon in uw pennenzakken blijven.” “Oké, opperhoofd balpen,” zeiden de pennen. Dus dagenlang, weken zelfs, werd er niet meer gespeeld en gedanst. Er werd ook een klein pennetje geboren. Het heette Klik. Zijn vader inkt vertelde hem vaak over de leuke feestjes. Klik luisterde altijd heel gespannen en ’s nachts piekerde hij uren. Klik zijn grote droom was dat de feestjes weer zouden beginnen. Op een nacht vertrok hij uit zijn pennenzak. Hij wist dat hij maar één nacht had om het op te lossen, dus vertrok hij naar de stiften. Bij de stiften ging hij naar binnen. De fluostift was veel dikker geworden en ouder. Klik vroeg wat er was gebeurd. De fluostift vertelde het hele verhaal. Klik luisterde en noteerde wat. Daarna bedankte hij de fluostift en gaf hem een pak bonbons en een briefje. Klik zei: “Als majoor Van Plak ‘Dank u’ zegt, zeg dan gewoon ‘Graag gedaan’.” De fluostift begreep er niets van, maar zei: “Oké.” Klik vertrok. De fluostift opende de brief. Er stond: ‘Sorry dat ik boos op je ben geworden, majoor Van Plak’. Daarna ging Klik naar de lijmen. Bij de deur van het fort stonden twee lijmen op wacht. Klik liep de twee wachters voorbij en ging rechtstreeks naar majoor Van Plak. “Wat moet jij?” vroeg de majoor. “Ik zou graag het verhaal horen van wat er op het feestje is gebeurd.” Majoor Van Plak vertelde zijn verhaal. Weer noteerde Klik van alles. Toen majoor Van Plak klaar was, gaf Klik hem een pak bonbons en een brief. Klik zei: “Als fluostift ‘Bedankt’ zegt, zeg dan gewoon ‘Graag gedaan’.” “Oké,” zei majoor Van Plak.

De Wondere Pluim 2016 149


6de leerjaar | Nederlands moedertaal Klik ging naar het pad dat van het kasteel van de fluostift naar het fort van majoor Van Plak liep. Ondertussen opende majoor Van Plak de brief. Er stond: ‘Sorry dat ik met mijn elleboog in jouw gezicht heb gestampt, de fluostift’. Klik zat op het pad te wachten tot de fluostift en majoor Van Plak eraan kwamen. Toen hij ze zag, verstopte Klik zich achter een rekenboek. “Bedankt voor de bonbons,” zeiden ze allebei tegelijk. “Ik heb jou helemaal geen bonbons gegeven,” zei majoor Van Plak. “Ik ook niet,” zei de fluostift verbaasd. “Dan is er maar één iemand die dat kan hebben gedaan,” zei de fluostift. “Inderdaad,” zei Klik en kwam tevoorschijn kwam van achter het rekenboek. “Jullie hebben je niet aan jullie beloften gehouden, net zoals op die ene avond.” “Jij zei tegen de fluostift: ‘Ik krijg je nog wel’, maar dat heb je niet gedaan,” zei Klik, terwijl hij naar majoor Van Plak keek. “Je hebt hem per ongeluk pijn gedaan. Maar ook als het niet expres is, moet je wel sorry zeggen,” zei Klik, terwijl hij naar de fluostift keek. “Oké, dat is waar,” zei de fluostift, “’dus, sorry, majoor Van Plak.” “Excuses aangenomen,” zei majoor Van Plak. Dat was dus het verhaal van Klik en de fluostift en majoor Van Plak.

Ambroos Frateur 11 jaar De Linde

150 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal

De lege krant Er was eens een jongetje dat Fredrik heette. Fredrik leefde in het dorpje, dat ??? heette. Ja, die naam begrijpt niemand. Maar de echte waarheid was dat het dorpje geen letters had. De mensen wisten niet wat lezen was. Ze wisten eigenlijk gewoon niets! Ze wisten niets van de wereld om hen heen, zelfs niet van wat er gebeurde. Op het pleintje was er een klein krantenwinkeltje. Maar er was iets heel speciaals aan die kranten. Er stond niets in! Dat winkeltje was Fredriks lievelingsplek. Hij ging er altijd een praatje slaan met de oude verkoper, meneer Willems. Fredrik zei altijd dat meneer Willems de slimste was van allemaal. Fredrik was een heel nieuwsgierig jongetje en stelde veel vragen. Op een dag liep Fredrik de krantenwinkel binnen en begon weer vragen te stellen. “Meneer, wat is eigenlijk dat groen prikkelig spul dat zo kietelt als je erop loopt?” “Dat heet gras,” zei meneer Willems. “En wat is dat ding wanneer mensen kijken en dan nadenken en alles te weten komen?” Meneer Willems keek verbaasd. “Dat heet lezen. Waar heb jij dat gehoord?” “Gewoon ... in een ander dorpje,” zei Fredrik trots. “Meneer, ik wil leren lezen. Ik wil alles te weten komen, echt alles!” “Maar mijn jongen, lezen bestaat helemaal niet meer,” zei meneer Willems. “Dat was nog in de tijd toen jij nog niet geboren was.” “Maar meneer, ik wil kunnen lezen. Alstublieft, help mij!”

De Wondere Pluim 2016 151


6de leerjaar | Nederlands moedertaal zei Fredrik wanhopig. “Oké, er is dan maar één oplossing. Maar je moet er echt zeker van zijn dat je dat wil.” “Ik wil er alles aan doen om te kunnen lezen!” Meneer Willems legde uit: “Je moet naar mijn geboortestadje gaan, maar het is wel al lang verlaten en oud. Daar moet je zoeken naar de geheime bibliotheek. De letters zitten daar tussen het stof en de boeken verstopt. Je moet altijd het kromme pad pakken, dan raak je nooit verloren.” Fredrik vertrok op weg naar het avontuur. Hij moest over allerlei obstakels: omgevallen bomen, rivieren ... En toen was het zover. Fredrik kwam aan in het verlaten dorpje. Het dorpje zag er versleten, grijs en eng uit. Maar Fredrik ging door. Hij moest de letters terugbrengen naar zijn dorp. Na twee uur zoeken had hij de bibliotheek nog altijd niet gevonden. Fredrik gaf het op en ging in een verwoest huisje tussen de planken zitten. Hij kon wel huilen omdat hij niet geslaagd was. Uit woede stampte hij een paar planken weg en vond een knop onder het stof. Fredrik drukte erop en achter de planken verscheen de geheime bibliotheek. Enthousiast zocht hij tussen het stof en de boeken. Toen zag hij iets fels schitteren: een dik boek! Fredrik deed het nieuwsgierig open. Alle letters sprongen eruit en zweefden in de lucht. Fredrik stond met open mond te staren. Hij ving de letters en stopte ze in zijn rugzak. Toen hij aankwam in zijn dorpje, rende hij naar meneer Willems. “Meneer, het is mij gelukt. Ik heb alles gevonden!” “Super, mijn jongen!” riep meneer Willems. “Hoe heten die dingen eigenlijk?” vroeg Fredrik. “Dat zijn letters en alle letters vormen samen het alfabet.” “Wauw!” zei Fredrik.

152 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal In alle kranten kwamen letters en er werd een school gebouwd voor de kinderen. Ze leerden lezen en leren en hun dorpje kreeg een nieuwe naam: Alfa! Alfa van alfabet. Fredrik leerde lezen en werd superslim!

Christina Law 11 jaar Sint-Bernadette

De Wondere Pluim 2016 153


6de leerjaar | Nederlands moedertaal

Groenteoorlog Groenteoorlog (deel 1) In een klein dorpje waar iedereen gelukkig was, stond een groentekraam. De groenteboer zijn groenten waren de beste van alle andere groenten. Hij verkocht goed. Toen kwam er een frituur naast hem staan en keken de mensen niet meer naar zijn kraam. Ze liepen hem direct voorbij, want ze wilden frieten en hamburgers. Op een avond, toen hij ging slapen na een werkdag waarop hij niets had verkocht, wenste hij dat hij elke dag weer groenten kon verkopen. Die nacht gebeurde er iets vreemds. Zijn groenten bewogen en stonden recht. Toen zei een tomaat: “We moeten ons baasje helpen.” “Ja, we moeten de frituur kapot maken!” zei een bloemkool. De groenten liepen allemaal naar de deur. Daar stonden ze stil omdat de deur op slot was. Ze gaven bijna de moed op, tot een radijsje zag dat de sleutel nog in het slot zat. Het radijsje riep: “We moeten een groentetoren bouwen om aan de sleutel te komen!” Toen ze de sleutel zagen, gingen ze allemaal op elkaar liggen. Ze geraakten net tot aan de sleutel en een wortel draaide aan het slot. De deur vloog open en ze vielen allemaal op de stoep. Nadat ze overeind waren gekomen, zagen ze de frituur aan de overkant. Ze werden er wild van en liepen de straat op. Groenteoorlog (deel 2) Midden op de straat kwam er een auto aan. Iedereen ging

154 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal op zijn buik liggen. Toen de auto over hen reed, slaakte iemand een kreet. Ze keken op, maar niemand van de groenten was gewond. Toen zagen ze dat het fruit van de fruitwinkel, die naast de groentewinkel lag, ook de frituur wilde aanvallen. De kreet kwam van een druif die was geplet onder de autoband. Aan de overkant van de straat zei het fruit dat ze samen de frituur moesten aanvallen. Daar waren ze het allemaal over eens. De pompoen gooide een paar druiven in de brievenbus van de frituur en die maakten de deur open. De groenten en het fruit gingen naar binnen. Ze wilden alles kapotslaan, toen er een frietje op de toonbank verscheen. Het frietje zei: “Willen jullie alles kapotmaken? Maar dat mag niet!” Hij was nog niet uitgesproken of er kwamen duizenden frietjes en hamburgers van alle kanten aangelopen. Sommigen droegen met z’n allen een bus met ketchup en spoten dat op de groenten en het fruit. De frietjes waren niet sterk, maar ze waren met veel. Gelukkig rolden de meloenen en pompoenen over hen. De granaatappels ontploften toen de hamburgers hen opaten. De curryworsten kwamen helpen en vielen op iedereen, waardoor de groenten en het fruit geplet werden. Groenteoorlog (deel 3) Het gevecht duurde heel lang, tot de groenten een wapen ontdekten. De bloemkolen gingen op de bonen zitten, waardoor alle erwten eruit vlogen tegen de frieten en de hamburgers. Daardoor wonnen ze en konden ze de winkel kapot maken. Ondertussen was het ochtend geworden en de groenten en het fruit gingen terug naar hun winkel.

De Wondere Pluim 2016 155


6de leerjaar | Nederlands moedertaal Toen de groenteboer en de fruitboer wakker werden, hadden ze klanten. De frituur was gesloten omdat hij geen frieten kon maken en de mensen van het dorp hadden honger, dus kwamen ze naar de groentewinkel.

Otto Van Brempt 13 jaar Veltwijck

6de leerjaar | Nederlands moedertaal

Kamer 164 Ik zit op de trap. Ik zie dat ze haar koffer pakt. Papa houdt haar tegen. Hij zegt: “Sorry” “Het is te laat,” antwoordt ze, “ik wil je nooit meer zien.” Plots valt mijn pantoffel uit. Ik ren naar mijn kamer. Ik hoor iemand de trap afgaan en ze komt in mijn kamer. Ze zegt: “Ik ben een tijdje weg, schat. Papa zal goed voor je zorgen.” “Voor hoelang?” vraag ik. “Eventjes,” zegt ze. Ze geeft een kusje op mijn voorhoofd en stapt de kamer uit. Die nacht kan ik niet slapen door al de vragen die in mijn hoofd spoken. Komt ze ooit nog terug? Zal ik haar ooit nog zien? Het is ochtend. Ik stap naar beneden en zie papa wenend aan tafel zitten. “Is mama al weg?” vraag ik. “Ja,” zegt papa. Ik geef hem een knuffel. Drie maand later ... Papa is nog steeds triestig. Ik denk bij mezelf: “Wanneer komt mama nu terug?” Papa zegt: “Ga jij de post eens halen, lieve jongen.” Ik ga naar de brievenbus en zie een kaartje waarop staat ‘Voor Eliot’. Ik open de brief. Hij is van mama. Beste Eliot, Met mij gaat alles goed. Ik heb terug rust gevonden.

156 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 157


6de leerjaar | Nederlands moedertaal Ik blijf nog even weg. Zorg goed voor papa. Hou je goed. Liefs, Mama Ik sluit de brief en ren naar papa. “Papa!! Papa!! Mama heeft een brief gestuurd. Ze zegt dat alles goed gaat en dat ik goed voor je moet zorgen.” Papa glimlacht een beetje. De volgende ochtend gaat de telefoon. Papa neemt op. Hij zegt: “Oké, we komen er meteen aan,” en legt de telefoon in. Ik vraag wat er is. Hij zegt: “Mama ligt in het ziekenhuis.” “Wat is er gebeurd?” vraag ik. “Weet ik niet,” zegt hij. We doen onze jas aan en vertrekken. We stappen het ziekenhuis binnen. Papa vraagt: “In welke kamer ligt Emma Vletings?” De mevrouw achter de balie antwoordt: “Gang 10, kamer 164.” We gaan naar kamer 164. We doen de deur open. Daar ligt mama. Ik ren naar haar en vraag: “Wat is er gebeurd, mama?” “Ik was aan het rijden en lette niet op.” “Is het erg?” vraag ik. “Nee,” zegt ze, om me te troosten, maar eigenlijk weet ik dat ze liegt. Mama zegt: “Eliot, ga maar eventjes spelen. Ik moet eventjes met papa praten.” Ik stap naar het speelgoed en luister stiekem mee.

158 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal Mama zegt: “Ik ben blij dat je er bent, ook na alles wat er is gebeurd.” Papa vraagt: “Komt het nog goed met je?” “Ik weet het niet,” antwoordt mama. Plots begint er een apparaat te piepen. De dokter komt binnen. Hij zegt: “Haar hartslag daalt. Ze gaat het niet redden.” Papa roept me en zegt: “Kom, we moeten mama alleen laten.” We wachten in de gang. De dokter komt naar ons en zegt: “Het spijt ons. Ze heeft het niet gehaald.” Papa begint te wenen. Ik begrijp niet wat er gebeurt. “Papa, wat is er?” Hij zegt niets, maar dan: “Mama moet rusten.” “Gaan we haar nog zien?” vraag ik. “Weet ik niet,” zegt papa, “kom, we gaan naar huis.”

Chadi De Groof 12 jaar De Zonnebloem

De Wondere Pluim 2016 159


6de leerjaar | Nederlands moedertaal

Je moet iets doen Daar ging dat vreselijke geluid weer. Het boorde recht door Mona’s oor. Het gepiep van de wekker had haar uit haar droom gehaald. Mona stond op. Ze deed een spijkerbroek aan met een coltrui, kamde haar haar en ging naar de living, waar haar moeder al op haar stond te wachten. “Breng Alex zo meteen naar de crèche!” riep ze ruw. Mona gehoorzaamde haar moeder en bracht haar klein zusje naar de crèche. Mona moest snel zijn om niet te laat op school aan te komen, dus reed ze door het rood. Ze zette haar fiets in het fietsenrek en spurtte de trap op naar haar klas. Ze klopte op de deur. “Weer te laat” zei de meester. Mona bloosde een beetje en ging naar haar plaats. “Mona, we hebben een nieuwe leerling, Jull.” Mona keek rond en daar zat Jull, twee rijen achter haar. Ze glimlachte een beetje naar hem en keek weer naar voren. Tijdens de speeltijd ging iedereen rond Jull staan om allemaal dingen te vragen. Lore vroeg hem: “Hoeveel jaar ben je, want je bent zo groot?” “Ik ben 13 jaar,” zei Jull. Iedereen keek een beetje raar. “13 jaar in het vijfde leerjaar, dat klopt toch niet?” zei Robbe. “Jawel, ik ben gewoon twee keer blijven zitten,” zei Jull. Na school pakte Mona haar fiets. Ze merkte dat haar banden plat waren. Jull stond ook zijn fiets te pakken en keek in de richting van Mona. “Is er iets?” vroeg hij.

160 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal “Uihm ... gewoon lekke banden,” zei Mona verlegen. “Loop anders even met me mee, dan kunnen we je fietsbanden oppompen bij mij thuis,” stelde Jull voor. “Oké,” zei Mona, zonder na te denken. Nadat ze waren aangekomen in het huis van Jull, pakte Jull de pomp uit de garage en begon met het oppompen van Mona’s fietsbanden. “Oh, nee, helemaal vergeten!” riep Mona. “Mijn zusje zit nog in de crèche.” “Als je wil, kan je even bellen naar de crèche,” zei de moeder van Jull. “Mona, je banden zijn opgepompt!” riep Jull. “Dankjewel,” zei Mona zacht. Toen Mona bij de crèche aankwam, zag ze An, de verzorgster van de kindjes, al in de ingang staan met Alex. “Ik heb de voicemail gehoord,” zei ze. “Wil je misschien nog iets drinken?” vroeg ze. “Nee, sorry, ik moet echt naar huis, misschien volgende keer.” “Oké!” riep An. Mona zette Alex achterop en begon naar huis te fietsen. Ze was nog thuis voor haar moeder. Ze dekte de tafel en ging in de zetel zitten. Kwart over zes. Om half zeven ging haar moeder thuiskomen. Mona hoorde het aan de manier waarop haar moeder binnenkwam, dat ze een rothumeur had. Haar moeder kwam op haar af. “Waarom ben je Alex te laat van de crèche gaan ophalen?” riep ze. Voordat Mona kon antwoorden, kreeg ze een pets, recht op haar gezicht. Haar moeder dreef haar in een hoek. Ze sloeg en trapte en duwde erop los. Mona gilde van de

De Wondere Pluim 2016 161


6de leerjaar | Nederlands moedertaal pijn. Bij de laatste trap probeerde ze weg te lopen naar haar kamer, maar haar moeder pakte haar aan haar haar en trok haar naar beneden. “Naar boven!” riep haar moeder. Mona ging in haar bed liggen en voelde hoe haar rug, armen en benen pijn deden. Ze kreeg het koud, heel koud en telkens ze zich omdraaide, voelde ze haar lijf dat aan het bibberen was en pijn deed. De volgende ochtend ging ze naar beneden met erge hoofdpijn. “Je zult een paar dagen moeten thuisblijven,” zei haar moeder ruw. Mona antwoordde niet en ging in de zetel liggen. Ze hoorde haar moeder de auto starten en het geluid stierf weg. Toen haar moeder die avond thuiskwam, had ze iemand bij zich, een meneer. “Dit is mijn dochter, Mona,” zei ze rustig. Mona keek haar niet eens aan. Toen Mona Alex aan het wassen was, hoorde ze de voordeur dichtgaan. Ze draaide zich om en daar stond haar moeder. Van de schrik liet ze het sloefje van Alex in het bad vallen. Haar moeder kwam dichter en bleef naar haar kijken. Mona ontweek net niet de klap tegen haar gezicht. “Waarom kan jij nooit iets goed doen!” riep haar moeder. Mona voelde iets lauws uit haar neus druipen. Ze wist dat ze morgen weer moest thuisblijven, want ze voelde haar bovenlip al opzwellen. Jull vond het raar dat Mona’s plaats al vier dagen leeg was, dus besloot hij in de namiddag naar Mona’s huis te fietsen. Toen hij daar aankwam, belde hij aan. Er deed niemand open. Hij belde nog eens, deze keer wat langer.

162 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal Een vrouw die aan de andere kant van de straat stond, wenkte hem. “Ben jij op zoek naar dat meisje?” vroeg ze met een kraakstemmetje. “Ja, weet u waar ze is?” vroeg Jull. “Ze is namelijk een vriendin van me.” “Ze zijn verhuisd,” zei het vrouwtje. “Weg ... hoezo weg? Dat kan niet, dat mag niet!” riep Jull. “Weet u naar waar?” “Ja, ze zijn naar Leiden.” Zonder iets te zeggen, sprong hij op zijn fiets en reed weg, terug naar school. Jull vertelde het aan de meester. “In de namiddag zal ik al de scholen in Leiden opbellen om te vragen op welke school ze zit,” zei de meester. “En, weet u welke school?” vroeg Jull. “Ja,” zei de meester. Na school pakte Jull zijn fiets en reed naar het station, waar hij in een winkeltje een beer zag liggen. Hij zei in zichzelf: “Die koop ik voor Mona.” Toen hij eindelijk aankwam, keek hij op zijn gsm en zocht op Google Earth het adres van Mona. Hij vond het, maar hij reed naar de school van Mona, dan kon hij haar ophalen. Toen de schoolbel ging, kwamen alle kinderen naar buiten met veel lawaai. Daar was Mona, met haar hoofd gebogen naar de grond, tot ze Jull opmerkte. Haar gezicht klaarde ineens helemaal op. “Zullen we iets gaan drinken?” vroeg Jull. “Ja!” zei Mona. Jull en Mona fietsten naar het dichtstbijzijnde cafeetje. Ze deden hun fietsen op slot en gingen naar binnen.

De Wondere Pluim 2016 163


6de leerjaar | Nederlands moedertaal “Voor mij een thee,” zei Jull. “Wat wil jij?” vroeg hij aan Mona. “Uhm, een sapje,” zei Mona. Nadat ze even gebabbeld hadden, nam Jull de beer die hij had gekocht voor haar. “Die is voor jou,” zei hij. Mona kon er niets uitkrijgen. Dat had ze helemaal niet verwacht. “En, ben je er blij mee?” vroeg Jull. “Het is het mooiste cadeau dat ik ooit heb gekregen!” riep ze. “Hoe kom je eigenlijk aan al die blauwe plekken en dat blauwe oog?” vroeg Jull. Even was het stil. Dan zei Jull weer: “Je kan me alles vertellen hoor.” “Het is een geheim,” zei Mona snel en stil, “maar omdat jij mijn beste vriend bent, mag je het wel weten. Het is mijn moeder.” “Wat ... Doet je moeder dat allemaal?” vroeg Jull. Mona zei niets. “Je moet iets doen. Zo kan het niet. Dat is mishandeling!” Mona bleef stil en knuffelde de beer. Toen Mona later naar huis fietste, hoorde ze steeds de stem van Jull: “Je moet iets doen!”, steeds opnieuw. En toen zei ze het zelf: “Ik moet iets doen!” Haar moeder vond dat ze er de volgende ochtend nog steeds slecht uitzag, dus zei ze: “Je zal nog eens moeten thuisblijven.” Nu was het Mona’s kans. Ze hoorde weer de stem: “Je moet iets doen!” Ze deed nog de afwas, ruimde wat speelgoed op van Alex en pakte een grote zak waar ze de beer en wat kleren

164 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Nederlands moedertaal instak en een snee brood voor onderweg. Mona wandelde naar het bushokje. Waar woonde Jull ook alweer? “Ja, zegt u maar, juffrouw” zei de meneer van het bushokje. “Bestemming Den Haag,” zei Mona.

Noor Germis 12 jaar De Kleine Wereldburger

De Wondere Pluim 2016 165


6de leerjaar | Nederlands moedertaal

Het verhaal van tijdverspilling Hallo, ik ben een verhaal, en ik ben complete tijdverspilling! Lees niet verder of je verspilt kostbare tijd. Je leest verder? OkĂŠ, dan verspil je nog meer tijd. En dat is waarom ik ben geschreven. Om je tijd te verspillen. Ben je nog steeds aan het lezen? Heb je nog steeds niet genoeg van mij? Maar het gaat je niet lukken om te stoppen met lezen. Je bent te nieuwsgierig om te weten hoe dit verhaal eindigt. Dus daarom lees je verder en verspil je meer tijd. Nog steeds verder aan het lezen? Stop gewoon met lezen! Als jij niet stopt, stop ik. Als jij niet stopt met lezen, blijf ik bestaan en kan ik niet eindigen. Stop gewoon, dat is beter voor ons allebei. Wil je geld? Hier, 50 cent, meer heb ik niet. Ben je nog steeds aan het lezen? Ik heb je 50 cent gegeven. Wil je meer? Die 50 cent was het enige wat ik had. Stop gewoon a.u.b. Ik kan het niet meer aan. Ik ga doo ... Wat? Verhalen kunnen niet dood? O ja, dat was ik vergeten. Maar stop gewoon met te lezen, of anders gaat er iets vreselijks gebeuren. Ik ga een tijdbo ...! Nee, het gebeurt. Snel, loop weg. Ik ga ontploffen! Snel, zoek dekking of anders ga jij ook ontploffen. Ik ga ontploffen in 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1

Nasibullah Samir 11 jaar Aan de Stroom

166 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 167


6de leerjaar | Andere moedertaal

Geen gerechtigheid in South Side Koude wind in het gezicht, handen in de zak. Steeds maar hetzelfde. Je staat op, je maakt je klaar en vertrekt naar school, of het nou goed of slecht weer is. Maar mijn leven is totaal anders. Ik sta op. Iedereen is al weg, alleen ik ben nog over. Ik ben klaar en vertrek naar school, want hier heb je ‘leerplicht’, alleen noem ik het dwang. In Afrika was het totaal anders, ik kan me alles nog herinneren. Ik loop door de gang van de school, vreemde gezichten kijken me aan. Ik heb nog nooit contact gehad met iemand. Vreemd? Dat is het ja. Hier ben ik maar zoals de rest, een normale scholier. Maar thuis ben ik de oorzaak van alle problemen. De bel gaat, de deuren gaan open. Ik ga naar buiten en bel mijn moeder. De telefoon gaat over en ik zeg dat ik naar huis kom. Bezorgd, zo kun je mijn moeder omschrijven. Ik doe de deur open en ik zie mijn broer op de bank. Hij heeft nog nooit één woord met me uitgewisseld. Waarom? Weet ik niet, dat weet ik nooit. Ik ga naar mijn kamer en zie mijn zus op haar bed. Ik wil niet bij haar blijven. Een kamer met haar delen is al erg genoeg. Ik ga naar de woonkamer, maak mijn huiswerk en zet de tv aan. Mijn moeder komt binnen en even later

168 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 169


6de leerjaar | Andere moedertaal hoor ik geschreeuw. Zodra mijn vader komt, is het nog meer drama, zoals altijd. Ik neem even een kijkje en ik zie een boze vader, een huilende moeder, een koppige zus en een bloedende broer. Ik pak mijn jas en ga de deur uit. Volgens mij is dit een record, vier ruzies in één week. Ik loop gewoon, geen idee waar naartoe. Verderop zie ik een familie, ze zijn met elkaar aan het spelen. Was mijn leven maar zo. Had ik maar een broer die met mij speelde en een zus die niet zo koppig was. Maar dat kan niet, dat mag niet. Ik ga terug naar huis en ik zie een politieauto, voor de derde keer. Waarom moet het altijd zo verlopen? Ik zie vaak op tv dat er kinderen zijn met ouders die constant ruzie maken en een slecht leven hebben. Ik ben blij dat ik niet zo’n leven heb, zeg ik dan altijd. Maar is dat wel zo? Ben ik gewoon niet een van die kinderen? Vier weken later. Alles is vergeven en vergeten, maar alle woorden die werden gezegd en alle dingen die zijn gebeurd, kun je niet vergeten. Ze zijn te pijnlijk.

6de leerjaar | Andere moedertaal en wel meer dan 12 km lopen voor twee emmers water. Ik zie een oude schoolvriendin. Ze vraagt of ik met haar wil spelen. We spelen een spel genaamd: ‘Schop de fles’. Mijn vader betrapt me en sleurt mij mee naar binnen. Hij vraagt waarom ik speel in plaats van te werken. Ik wil een keer spelen. Ik krijg een klap in mijn gezicht en word gedwongen om verder te werken. Je kunt mijn leven zielig noemen en vol ongerechtigheid. De meest passende naam is: The world of South Side. Je hebt hier geen vrede, dat kan niet, dat mag niet.

Eliana André 12 jaar De Kleine Wereld

Opstaan, klaarmaken, vertrekken. Ik ga weer naar school, naar leraren die steeds maar bozer en bozer worden als je een antwoord fout hebt, naar vriendenclubjes die over alles zitten te roddelen en relaties die goed en fout gaan. Ik loop door de gangen naar mijn kluisje. “Wat ga jij in de vakantie doen?” is de vraag die het meest gesteld wordt. Voor de meesten is vakantie om te juichen, maar voor mij is dat een ander verhaal. Elk jaar gaan we naar Afrika. Mijn ouders zien hun ouders, mijn broer en zus zien hun oude vriendjes. En ik? Ik zie onbekende mensen. Vakantie is voor mij meer werk dan vakantie. Ik moet de vloer schoonmaken, de tafels boenen

170 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 171


6de leerjaar | Andere moedertaal

6de leerjaar | Andere moedertaal

Egel gaat naar de kapper

De magische snoepjes

Er was eens een egel die Nabil heette. Hij speelde graag voetbal met de andere dieren. Hij was best goed, hij was zelfs de beste. Maar wanneer hij wilde koppen, ging het mis. Zijn vriendjes waren het beu dat hij altijd de lol verpestte. Ze zeiden: “Jij doet niet mee vooraleer je je probleempje hebt opgelost.” Nabil was verdrietig. Hij kon niet eens een oplossing bedenken. Maar ineens had hij zijn oplossing gevonden. Hij ging watjes op zijn stekels zetten. Het lukte, de bal ontplofte niet, maar de watjes vielen tijdens het lopen af, dus dat plan lukte ook niet. Hij zocht een ander idee. Hij zette een muts op, maar dat ging al snel mis. De muts ging kapot, dus had hij nog maar één oplossing. Hij ging naar de kapper. Nabils stekels kon je niet zomaar knippen. De schaar ging kapot. Dan nam de kapper een tuinschaar, maar er kwam geen schram. Dus nam de kapper een kettingzaag. Dat ging wel goed en de egel was kaal. Nabil vond zijn kapsel wel mooi, maar wist niet hoe zijn vrienden gingen reageren. Ze vonden het prachtig. Nabil had nu mooi haar (of geen haar) en kon weer voetballen.

Niels was bij het huis van zijn oma. Zijn oma zei: “Kom maar binnen.” Hij ging naar binnen en zat op een bruine, oude bank, zijn favoriete plekje. Oma ging naar de keuken om twee kopjes thee te zetten. Ondertussen stond Nils op en wandelde door de kamer, zoals altijd. Hij zag een lichtgroene doos met snoepjes erop getekend. Hij vroeg aan zijn oma: “Wat zit er in die doos?” Ze antwoordde: “Ik zal het je zo meteen zeggen!” Vijf minuten later kwam oma naar binnen en ging naast Niels zitten. Ze had twee kopjes thee en een bordje vol met koekjes. Ze zette dat op de tafel en nam de lichtgroene doos waarop snoepjes waren getekend. Ze zei: “Ik heb die doos van mijn oma gekregen en zij heeft ze vervolgens van haar oma gekregen.” Niels vroeg: “Kunnen we die snoepjes nog wel eten?” Oma zei: “Ja, het zijn wel oude snoepjes, maar ze zijn magisch. Als je er van eet, word je slim, maar dat is nog nooit uitgeprobeerd.” Niels en zijn oma dronken de thee en aten nog een paar koekjes. Daarna praatten ze nog een beetje. Toen Niels thuiskwam, vertelde hij niemand iets van wat oma tegen hem had gezegd. Dat mocht niet van oma. Niels ging naar bed. Hij dacht er over na of hij een snoepje zou eten om slimmer te worden, want hij was wel dom. De volgende dag ging hij naar school. Ze kregen toetsen. Hij had bijna op alle toetsen een buis. Dat had hij wel verwacht, maar hij vond het toch erg. Hij zei in zichzelf: “Zou ik nu één snoepje pakken of niet?”

Yassir Moussaoui 12 jaar Mariagaarde

172 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 173


6de leerjaar | Andere moedertaal Hij dacht er heel diep over na. Toen de school uit was, ging Niels terug naar zijn oma. Hij wou haar vertellen dat hij een snoepje wou, maar durfde niet. Zijn oma deed de deur open. Niels was heel zenuwachtig. Hij zat weer op zijn favoriete plek. Oma nam een taart uit de koelkast en zette ze op tafel. Daarna haalde ze een mes, twee borden en twee vorken. Ze sneed de taart in stukjes, nam een stuk en legde het op het bord. Vervolgens deed ze hetzelfde met een ander stuk. Ze gaf een bord aan Niels en het andere nam ze zelf. Ze namen een paar hapjes van de taart en babbelden ondertussen. Niels vroeg even later: “Mag ik een snoepje eten waarvan ik slimmer word?” Oma lachte en zei: “Natuurlijk mag je een snoepje. Ik dacht dat je er geen wou.” Oma pakte de doos en nam er een snoepje uit. Niels at het op, maar er gebeurde niets. Oma zei: “Hoeveel is 109.987 min 5.999?” Niels antwoordde: “Ik weet het niet.” Oma zei dan: “Oh, misschien werkt het niet meer. Alle magie zal eruit zijn, maar ze zijn gelukkig nog eetbaar. Sorry, het spijt me.” Niels zei: “Het is niet erg en zeker jouw schuld niet. Ze zijn gewoon te oud.” Oma vroeg: “Wil je nog een stukje taart?” Niels zei: “Graag, ik vind chocoladetaart lekker.” Oma zei: “Oké, ik ga het nu snijden.” Toen Niels het stukje taart opat, keek hij nog een beetje televisie en hielp oma met afruimen. Hij ging rond vier uur ’s middags naar huis en maakte zijn huiswerk. Hij ging om precies tien uur ’s avonds slapen. Toen verliep alles normaal zoals vroeger, maar hij ging nog wel naar zijn

174 De Wondere Pluim 2016

6de leerjaar | Andere moedertaal oma. Hij studeerde wel veel beter en haalde geen buizen meer. Daar was hij trots op.

Yasmine El Mallouli 11 jaar De Bever

De Wondere Pluim 2016 175


6de leerjaar | Andere moedertaal

6de leerjaar | Andere moedertaal

Mijn droom

De schat

Ik heb wel eens gedroomd dat er een aardbeving was. Niet een gewone, maar een hele grote, bijzondere aardbeving. Het was heel anders, want er begonnen bloemen te groeien en er was vrede op aarde. Wie arm was, werd rijk. Wie gierig en wreed was, werd lief en aardig. Het leek of de wereld omgekeerd werd. Alles was anders.

Er was eens een meester van alle godsdiensten in de klas. Hij gaf hen tips over alle godsdiensten. De meester sprak in deze les over de christenen en zei dat de mens niet altijd aan geld moest denken, maar dat je ook aan gezondheid en liefde voor elkaar moest denken. In de klas waren er drie mannen die niet geloofden wat de meester zei. De meester zei tegen hen dat ze na de les met hem mee moesten gaan. Toen de les gedaan was, gingen de drie mannen met de meester naar zijn huis. Vervolgens gaf hij hen een schatkaart, want die wilden toch alleen maar geld. Ze gingen direct op zoek naar de schat. Na drie dagen kwamen ze aan. Ze hadden heel veel honger, dus besloten ze om iemand naar de winkel te sturen om eten te kopen met het geld van de schat. Hij kocht heel veel eten, maar plots kreeg hij heel veel honger en begon te eten. Toen hij geen honger meer had, kwam hij op het idee om het eten dat nog overbleef, te mengen met gif en dat aan zijn vrienden te geven. Dan had hij de hele schat voor zich, dus kocht hij het gif. Maar ook de andere twee bedachten dat ze hem gingen slaan met een bijl en dat ze dan de schat onder hen konden verdelen. Ze kochten zo snel mogelijk een bijl. Toen de eerste binnenkwam met het eten, sloegen zij hem met een bijl en viel hij dood. Ze zeiden: “Voor we de schat verdelen, gaan we eerst eten.� Maar toen ze aten, vielen zij ook dood en bleef de schat staan.

Toen werd ik wakker. Ik wou niet wakker worden. Het was de beste droom ooit. Maar ik werd toch wakker. Ik begon na te denken over de droom. Toen besefte ik hoe slecht het is op onze aardbol. Iedereen heeft het wel moeilijk. Maar iedereen houdt van onze wereld en dat is het belangrijkste. Daarna viel ik weer in slaap.

Khaoula Yarrouti 11 jaar InPEERi@

176 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 177


6de leerjaar | Andere moedertaal Ze hebben hun les geleerd dat geld niet belangrijk is, en dat je aan andere mensen moet denken.

Hafsa Belrhazi 11 jaar Perspectief

6de leerjaar | Andere moedertaal

De muzikale klas Er was eens een jongen en een meisje. Ze zaten samen in de muziekschool. Op een dag gingen ze samen naar de klas, maar daar was niemand. Ze keken rond. Het enige wat ze zagen, waren kapotte instrumenten en kapotte ramen. Het enige wat ze niet zagen, waren mensen. Ze gingen uit de klas en riepen: “Hallo, is daar iemand?” maar ze hoorden niets. Ze renden door alle klassen. Miranda (het meisje) vroeg aan Joeri: “Wat moeten we doen? We kunnen niet zomaar weggaan.” Joeri zei: “Dat weet ik toch wel.” “Wat nu?” vroeg Miranda. “We moeten iets bedenken,” zei Joeri. Toen ze nog eens rondkeken, zagen ze een reusachtige spin. Mirande zei: “Rennen nu het nog kan.” Toen zei Joeri: “We kunnen niet niets doen, of moeten we gewoon kijken hoe hij de klas kapot maakt?” “Ja,” zei Miranda, “we gaan niet onze levens riskeren voor een spin. Jij misschien, maar ik niet.” “Ik wil de mensen niet in gevaar brengen.” “Bel gewoon de ongediertebestrijding.” “Die kunnen niets doen,” zei Joeri. Toen dacht hij aan Miranda en toen hij zei tegen haar: “Speel een slaapliedje.” En toen viel de spin in slaap. Iman Kas 11 jaar Het Baronneke

178 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 179


Keer op keer op keer op keer Ook dit jaar was het een schrijffeest voor de 4907 kinderen die deelnamen aan De Wondere Pluim. Dit schone gebeuren voltrok zich niet enkel in Antwerpen; ook in Turnhout en Maasmechelen toverden lagere schoolkinderen pakkende verhalen. Van een even grote schoonheid was dat een groep van 408 ouders mee participeerden als eerste jury en de meest in het oog en het hart springende verhalen selecteerden. De Wondere Pluim is een meer dan een schoon gebeuren waarbij het bedenken, fantaseren, schrijven, lezen en delen centraal staat. Al deze verhalen geven een inkijk in de belevingswereld van de schrijvende kinderen. De volwassenen zijn soms verbaasd, verrast of ontroerd bij het lezen van al die verhalen. Verhalen schrijven is immers steeds een voortdurend zoeken en vinden: woorden om iets uit te drukken, deze woorden aan elkaar rijgen tot pakkende zinnen en dat allemaal nog combineren in een structuur die helder aan het Wondere Pluim-papier toevertrouwd wordt. Dat daarbij aandacht gaat naar de thuistaal en of die al dan niet ‘het Nederlands’ is, en dat dit geen belemmering mag zijn, maakt het project nog unieker. De Wondere Pluim blijft al 14 jaar een fantastisch gebeuren en een feest van verhalen. Ik hoop dat het project nog meer mag groeien en zich ook in andere steden en gemeenten kan nestelen. De Veerman heeft immers een schare aan ervaren deskundigen, die organisatoren met

180 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 181


Wondere Pluim-goesting graag met raad en daad bijstaan. De Veerman is fier en blij met al die schrijvende kinderen, participerende ouders, organiserende vrijwilligers …. en ook dankbaar voor de financiële ondersteuning van de stads- en gemeentebesturen en de vrijgevige mensen die dit initiatief mee ondersteunen. In Antwerpen gaat er een bijzonder dank naar schepen Philip Heylen die dit project al van in zijn beginjaren ondersteunt. Deze veertiende editie levert ook weer mooie boeken op. Die mogen gerust op uw nachtkastje of uw leesplank, of nog beter: deel al dit moois met anderen. Op die manier verspreiden zich de gedachten en laten we de schoonheid van kinderen zien in al zijn vormen, kleuren en geuren. Tijl Bossuyt Artistiek en zakelijk leider De Veerman

Juryleden De vakjury Al jaar en dag kunnen we vanuit De Wondere Pluim een beroep doen op enthousiaste juryleden die met zorg twaalf Wondere Pluimen kiezen uit 48 geselecteerde verhalen. Elk jaar opnieuw wikken en wegen ze, zuchten ze omdat er gekozen moet worden, lezen ze zinnen luidop aan elkaar voor, lachen ze luidkeels om prachtige vondsten, fluiten ze bewonderend bij spitse openingszinnen, zijn ze een beetje jaloers omdat ze het zelf niet zo mooi hadden kunnen bedenken. Waren dit jaar van de partij: Amina Belorf (°1990) staat op de planken en schrijft poëzie en proza. Theater en poëzie zijn haar grootste passies waarmee ze dagelijks in projecten op zoek gaat naar verbinding. Daarnaast brengt ze verhalen met het intercultureel vertelplatform ‘De Verhalenwerf’. Maarten Inghels (°1988) is dichter, schrijver en coördinator van ‘De eenzame uitvaart’ in Antwerpen, een project waarbij dichters gedichten schrijven voor mensen die eenzaam worden begraven, zonder familie of vrienden. Van 2016 tot 2018 is hij de officiële stadsdichter van Antwerpen. In het najaar van 2015 verscheen zijn dichtbundel ‘Nieuwe Rituelen’ die werd genomineerd voor de Herman de Coninckprijs 2016.

De Veerman

182 De Wondere Pluim 2016

Carmien Michels (°1990) danst tussen pen en podium, tussen urban en klassiek. Ze studeerde Woordkunst aan het Koninklijk Conservatorium van Antwerpen. Haar tweede roman ‘Vraag het aan de bliksem’ verscheen in 2015. In

De Wondere Pluim 2016 183


januari 2016 won ze het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. In buitenlandse oorden strijdt ze tegen andere landskampioenen en schrijft ze aan haar poëziedebuut.

zijn roman ‘Portret van een onbekend meisje’. Van zijn spraakmakende debuutroman ‘Sergeant Bertrand’ (1991) verscheen onlangs een herziene editie.

Seckou Ouologuem (°1985) ontwikkelde de passie voor het woord op 13-jarige leeftijd door te clashen met rapcrews op het Conscienceplein. Seckou won de Kifkif Awards, de Spoken Van Dale Awards (NL), End Of The Weak. Hij maakte de theater/slam stukken Misunderstood, Apathie en 3 Koningen. Hij organiseert, doceert en ondersteunt. Met zijn sociaal-geëngageerd platform vzw A.Kult.E. maakt hij deel uit van verschillende artistieke, educatieve en culturele projecten.

Joke van Leeuwen (°1952) schrijft, dicht, tekent, schildert, treedt op, voor kinderen en volwassenen. Ze was in 2008 en 2009 stadsdichter van Antwerpen. Ze won veel prijzen, waaronder een Gouden Uil voor ‘Iep!’ (1997), de Nederlandse staatsprijs voor kinder- en jeugdliteratuur (2000), de Constantijn Huijgensprijs voor haar hele oeuvre, de Duitse James Kruessprijs voor haar kinderboeken en de AKO-literatuurprijs voor haar roman ‘Feest van het begin’. In 2015 verschenen ‘Mooi Boek’ (kinderboek) en ‘De Onervarenen’ (roman).

Dahlia Pessemiers-Benamar (°1975) speelt theater, creëert eigen voorstellingen en maakt scholenprojecten. In 2012 schreef ze de teksten voor haar eerste jeugdvoorstelling Baba. Baba werd gepubliceerd in het Frans en het Nederlands. De liefde voor het schrijven groeide. Nu schrijft ze voornamelijk verhalen en richt ze zich meer en meer tot poëzie en slam poetry. Het begeleiden en coachen van zowel jonge schrijvers als performers groeide hieruit voort.

Stijn Vranken (°1974) is dichter, performer en tekstschrijver voor theater. Hij was de stadsdichter van Antwerpen in 2014-2016. Stijn Vranken publiceerde de dichtbundels ‘Vlees mij!’ (2008), ‘Wees gerust, maar niet hier’ (2011) en het recente ‘Maak plaats van mij’. Stijn is de oprichter van ‘De sprekende ezels’, een maandelijks treffen van poëzie, muziek en stand-up dat al meer dan 10 jaar bestaat en kansen biedt aan beginnende artiesten.

Gaea Schoeters (°1976) is journalist, scenarist en auteur. Ze debuteerde in 2008 met het reisverhaal ‘MMM, Meisjes, Moslims & Motoren’. Later volgden de thriller ‘Diggers’ en de roman ‘De kunst van het vallen’. Gaea kreeg in 2012 de Grote Prijs Jan Wauters, de taalprijs van de VRT. Aleksandr Skorobogatov (°1963, Grodno) woont en werkt sinds de jaren negentig in Antwerpen. Hij studeerde in Minsk, Parijs en Moskou. Skorobogatov schrijft verhalen, essays, theaterteksten. Hij is auteur van 9 romans, waarvan verschillende werden gepubliceerd in het Russisch, Nederlands, Frans, Italiaans en Grieks. In 2015 verscheen

184 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 185


De kinderjury Luisteren naar verhalen, dat moet je kinderen geen twee keer vragen. Zeker niet als het verhalen zijn die geschreven werden door leeftijdsgenoten. En zeer zeker niet als ze zelf mogen bepalen welk verhaal het sterkst is. Met dank aan de Permeke-bibliotheek om dit mogelijk te maken! De kinderjury bestond dit jaar uit: Antoine, Amin, Bilal, Bohdan, Cid, Dimitar, Felix, Haider, Juliette, Kamil, Kato, Maisoun, Majid, Nasar, Nour, Osaseri, Quinten, Rosa, SaĂŻd, Salome, Sander, Stan, Sulaman, Victor, Ward.

186 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 187


Medewerkers 3632 schrijvende kinderen 285 lezende ouders 30 scholen Aan de Stroom, De Bever, De Evenaar, De Kleine Wereld, De Kleine Wereldburger, De Kolibrie, De kRing, De Linde, De Optimist, De Pientere Piste, De Spiegel, De Sterrenkijker, De Zevensprong, De Zonnebloem, EmmaĂźs, Het Baronneke, Groene Eilandje, InPEERi@, Jonghelinckshof, Klavertjevier, Mariagaarde, Perspectief, Prins Boudewijn, Sint-Aloysius, Sint-Anna Goethe, Sint-Bernadette, Sint-Maria, Steinerschool Antwerpen, Veltwijck, Willem Tell. organisatie Lezende ouders, in samenwerking met De Veerman vzw kerngroep Somia Bakali Barbara Bellinkx Anne Berckmoes Dorien Campforts Marleen Coenen Johan De Crom Thessa Goossens Mohammad Mesghali Annemie Morbee Griet Pauwels Griet Ramaut Lieven Sioen

188 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 189


vakjury Amina Belorf Maarten Inghels Carmien Michels Seckou Ouologuem Dahlia Pessemiers Gaea Schoeters Aleksandr Skorobogatov Joke van Leeuwen Stijn Vranken kinderjury Antoine, Amin, Bilal, Bohdan, Cid, Dimitar, Felix, Haider, Juliette, Kamil, Kato, Maisoun, Majid, Nasar, Nour, Osaseri, Quinten, Rosa, SaĂŻd, Salome, Sander, Stan, Sulaman, Victor, Ward met dank aan Carlos Dekeyrel - Affiches Karel De Puysseleir - Logistieke ondersteuning Thessa Goossens - TrofeeĂŤn Bob Takes - Schooltrofee Christel Van den Broeck - Typewerk Evy Van Guyse - Vormgeving drukwerk www.printshop.be

190 De Wondere Pluim 2016

De Wondere Pluim 2016 191


192 De Wondere Pluim 2016


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.