klimaatneutraal-A4

Page 1

hoe Limburg klimaatneutraal maken in 2020? Resultaten van de TACO2-studie

1. het totaal actieplan co2 (taco2): een logische stap................................................................... 17 2. het concept ‘limburg klimaatneutraal’: wat is de doelstelling?......................................................... 25 3. de nulmeting: waar staat limburg vandaag?............................................... 31 4. hoe wordt limburg klimaatneutraal?................................ 49 5. conclusies en aanbevelingen.............................................. 79 6. heel limburg voor klimaatneutraal................................... 91 engagementsverklaring – limburg gaat voor klimaatneutraal –............................. 93


inhoud

Woord vooraf......................................................................................................5 Over dit rapport..................................................................................................11

1. het totaal actieplan co2 (taco2): een logische stap................................................................... 17

colofon

Deze publicatie is een uitgave van het provinciebestuur Limburg. uitgave de deputatie van de provincieraad van Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter Marc Vandeput, Walter Cremers, Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Jean‑Paul Peuskens, Erika Thijs, gedeputeerden, en Renata Camps, provinciegriffier wetenschappelijke inhoud en redactie VITO, Arcadis Belgium, K.U.Leuven Energy Institute, Pantarein beleidsmatige inhoud en begeleiding van de taco2-studie provincie Limburg redactieraad Rita Bogaerts, Luc Driesen, David Michiels, Johan Van den Broek (provincie Limburg) Peter Vercaemst, Leen Gorissen (VITO), Katelijne Norga (Pantarein) De TACO2-studie werd begeleid door een klankbordgroep bestaande uit 70 sleutelorganisaties uit Limburg. grafisch ontwerp & typografie Dion Boodts – Grafische Producties, Informatie en Communicatie, provincie Limburg fotografie ( & beeldbewerking ) Robin Reynders – Grafische Producties, Informatie en Communicatie, provincie Limburg Raymond Lemmens (p.9), Bond Beter Leefmilieu (p.28-30), Eddy Daniels (p.78) druk & afwerking New Goff – Mariakerke papier Amber Graphic 80 & 130 gr. Wibalin Finelinen 500 White lettertype Fresco, Fresco Sans (Fred Smeijers – OurType) oplage 1 500 ex. verantwoordelijke uitgever Johan Van den Broek, Universiteitslaan 1, 3500 Hasselt d/2011/5857/31 isbn  978 90 746 0547 2 Het volledige eindrapport Totaal Actieplan CO2 kunt u nalezen op www.limburgklimaatneutraal.be

1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.

Klimaat in Limburg: niet van gisteren . ..................................................... 17 Het klimaatbeleid van de provincie Limburg.............................................. 19 Waarom deze studie?................................................................................ 19 De zes doelstellingen van de studie ..........................................................20 Over de facts & figures............................................................................... 21

2. het concept ‘limburg klimaatneutraal’: wat is de doelstelling?......................................................... 25 2.1. Klimaatneutraal: ambitieuzer dan CO2-neutraal.......................................25 2.2. Waar klimaatneutraal?..............................................................................25 2.3. Met welke emissies houdt de studie rekening?..........................................26

3. de nulmeting: waar staat limburg vandaag?............................................... 31 3.1. Waarom een nulmeting?........................................................................... 31 3.2. Het jaar nul: 2008...................................................................................... 31 3.3. Een broeikasgasinventaris voor Limburg...................................................32

4. hoe wordt limburg klimaatneutraal?................................ 49 4.1. Drie scenario’s...........................................................................................49 4.2. Het referentiescenario...............................................................................50 4.3. Het 2020-scenario: Limburg klimaatneutraal tegen 2020.......................... 53 4.4. Het visionair scenario: wat is mogelijk tegen 2050?...................................69 4.5. De socio-economische toestand van de provincie......................................75

5. conclusies en aanbevelingen.............................................. 79 5.1. De grote conclusies van TACO2.................................................................79 5.2. De aanbevelingen concreter.......................................................................80 5.3. Wat kunnen de sectoren doen?................................................................. 83

6. heel limburg voor klimaatneutraal................................... 91 engagementsverklaring – limburg gaat voor klimaatneutraal –............................. 93


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Woord vooraf Limburg zoekt 850 000 klimaatambassadeurs!

Beste lezer, Wat denkt u ervan om klimaatambassadeur te worden? Limburg zoekt 850 000 ambassadeurs om mee te werken aan een klimaatneutrale provincie. Bent u jong of oud, arm of rijk, allochtoon of autochtoon, bedrijfsleider of huisvrouw, …: alle hulp is welkom! De provincie ziet de verandering van het klimaat als een uitdaging, een kans om te komen tot een beter en sterker Limburg. Limburg kiest voor groene energieproductie, voor energiezuinige industrie, handel en landbouw, voor energiebesparing bij de gezinnen en voor het versterken van zijn natuur en bossen. Een ambitieus Limburg wint altijd! Omdat de provincie deze veranderingen goed wil aanpakken, werden alle nodige gegevens in kaart gebracht. Een consortium onder leiding van VITO en Arcadis Belgium heeft op vraag van het provinciebestuur een CO2-nulmeting uitgevoerd en mogelijke scenario’s uitgewerkt om tot een klimaatneutraal Limburg te komen. Als werktitel heeft de provincie steeds TACO2 gehanteerd. TACO2 staat voor het Totaal Actieplan CO2, kortweg de ambitie van Limburg om klimaatneutraal te zijn tegen 2020. De timing 2020 is erg ambitieus, maar zoals u in dit rapport kunt lezen is het technisch een haalbare kaart. Voor u ligt de beknopte versie van een uitgebreide wetenschappelijke studie. Gezien het belang voor alle Limburgers werd er veel werk gestoken in de leesbaarheid van dit rapport. In een eerste hoofdstuk staat beschreven waarom Limburg deze studie heeft laten uitvoeren. In een tweede hoofdstuk vindt u een omschrijving van het begrip klimaatneutrale provincie. Hierbij vertrekken we van een reeks uitgangspunten: Limburg koopt geen

4

5


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

propere lucht aan in het buitenland, neemt naast CO2 ook lachgas (N2O) en methaan (CH4) mee in de cijfers en volgt de ISO 14064 voor de opmaak van zijn CO2-boekhouding. Dit zijn erg belangrijke keuzes! In een derde hoofdstuk wordt de CO2-boekhouding opgesteld voor het jaar 2008. Dit jaar was bij de start van de studie het meest recente jaar waarvan alle nodige gegevens beschikbaar waren. De totale netto CO2-uitstoot in 2008 van de sectoren energieproductie, industrie, handel en diensten, transport, huishoudens en landbouw & natuur bedroeg 9,1 miljoen ton CO2. Per Limburger komt dit neer op een uitstoot van 11 ton CO2 per jaar. Dit is een hoog cijfer. Toch scoort Limburg beter dan het Vlaamse gemiddelde; een gemiddelde Vlaming stoot immers 12,4 ton CO2 uit per jaar. In een vierde hoofdstuk staan drie scenario’s beschreven. Dit hoofdstuk is de kern van de studie. Het eerste scenario, het referentiescenario, berekent de CO2-reductie tegen 2020 en gaat ervan uit dat Limburg de Europese 20-20-20 doelen uitvoert (20 % minder energieverbruik, 20 % hernieuwbare energie en 20 % minder CO2-uitstoot). Uit de berekening blijkt dat de CO2-uitstoot zou dalen tot 8,7 miljoen ton CO2 per jaar, dus een daling van 4 % in 2020 ten opzichte van 2008. Dit is erg beperkt. Het tweede scenario, het 2020-scenario, bevat alle maatregelen die bovenop het referentiescenario nodig zijn om klimaatneutraal te zijn tegen 2020. Per maatregel is ook de maatschappelijke kost en de CO2-besparing opgenomen. In deze context is 2020 een erg krappe timing: we moeten bijna alle denkbare maatregelen uitvoeren om klimaatneutraal te worden met inbegrip van erg dure maatregelen. Bovendien gaat het 2020-scenario uit van veel biomassa. Hoewel Limburg over heel wat biomassa beschikt, is een goede afstemming van Limburgse biomassa op dit scenario een aandachtspunt. Erg interessant is dat het 2020-scenario een reeks winstgevende en kostenneutrale maatregelen bevat. Door deze opbrengst te gebruiken om ook betalende maatregelen uit te voeren, kon een kostenneutraal scenario opgemaakt worden. Hieruit blijkt dat de provincie een derde van haar CO2-uitstoot kan beperken zonder dat het Limburg iets kost. Als we alle subsidies in rekening brengen, kan dit zelfs oplopen tot 60 % van de Limburgse CO2. Sterker nog, het uitvoeren van deze set kan zorgen voor een boost aan investeringen én jobs. Het derde scenario, het visionair scenario, werd opgemaakt als alternatief voor de dure maatregelen in het 2020-scenario en de grote behoefte aan biomassa. Dit scenario neemt 2050 als horizon, een timing die we ook terugvinden in bijvoorbeeld de Roadmap 2050 van de Europese Unie (80 % CO2-reductie tegen 2050). In het

6

7


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

visionair scenario wordt het kostenneutrale scenario aangevuld met veelbelovende technologieën die in ontwikkeling zijn. Denken we aan smart grids, geothermie, Carbon Capture and Storage (CCS), waterstof en radicale doorbraken op het vlak van zonne- en windenergie. Dit scenario gaat uit van een CO2-reductie van 50 % tegen 2020, 75 % tegen 2030 en 100 % tegen 2050. De ambitie klimaatneutraliteit is dus ook behouden in het visionaire scenario. In een vijfde hoofdstuk komen we tot de conclusies en aanbevelingen. Per sector worden een reeks voorstellen geformuleerd die kunnen helpen bij het uitvoeren van de maatregelen uit de scenario’s. In het zesde en afsluitende hoofdstuk vragen we uw hulp en roepen we op tot actie; we hebben immers nood aan 850 000 klimaatambassadeurs. Als gedeputeerde voor Leefmilieu wil ik alle Limburgers vragen om mee ambassadeur te zijn. Alle Limburgse bedrijven en elke Limburger kan meedoen. 850 000 ambassadeurs, dat kan alleen als u ook meedoet. Of het nu gaat over elektrische auto’s, passiefwoningen, groene stroom, Limburgse landbouwproducten, …: iedereen kan een belangrijke rol spelen. Bovenop de voordelen voor het milieu en onze gezondheid, heeft Limburg nu de kans een voorsprong te nemen in toekomstige groeisectoren. De uitdaging van het klimaat sluit bovendien perfect aan bij de troeven van Limburg: ruimte, natuur, innovatie en een uniek Limburggevoel. 850 000 klimaatambassadeurs, daar gaan we samen voor, veel leesplezier!

Frank Smeets gedeputeerde voor Leefmilieu provincie Limburg

8

9


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Over dit rapport Dit rapport vat de resultaten samen van de TACO2-studie, die de wetenschappelijke basis vormt voor het Limburgse TACO2-plan (Totaal Actieplan CO2). De studie werd uitgevoerd door een consortium van VITO, Arcadis Belgium, K.U.Leuven Energy Institute en Pantarein. Ze is het resultaat van een intensieve en innovatieve samenwerking tussen wetenschap (die het beleid voorbereidt en schraagt) en beleidsuitvoering (die het beleid maakt). Wat vindt u in deze publicatie? Hoeveel broeikasgassen stoot Limburg vandaag uit, wat wordt verstaan onder CO2-neutraal en welke weg heeft Limburg af te leggen om deze doelstelling te bereiken? Welke scenario’s en maatregelenpakketten om Limburg CO2-neutraal te maken werden bestudeerd? Hoe beïnvloeden klimaatmaatregelen de welvaart in onze provincie? En wat kunnen het provinciebestuur en de Limburgse gemeenten concreet doen om Limburg CO2-neutraal te maken? Op al deze vragen biedt deze publicatie een antwoord. Het is een goed onderzocht en wetenschappelijk gefundeerd antwoord, bedoeld voor iedereen die betrokken is bij het klimaatbeleid en begaan met de toekomst van de provincie. Desalniettemin informeert dit rapport alleen op hoofdlijnen, het streeft geen volledigheid na. Vertrekpunt voor beleidsoverwegingen. Klimaatneutraliteit is een belangrijke doelstelling, maar moet uiteraard ook steeds afgewogen worden tegen andere aspecten van de samenleving. Dit kan betekenen dat maatregelen met weliswaar een hoge impact, toch geen prioriteit krijgen wanneer ze afgewogen worden tegen andere maatschappelijke doelen. Om dezelfde reden zal men in bepaalde maatregelen een stap verder zetten dan eerst aangegeven. Impact, die wetenschappelijk te berekenen valt, en opportuniteit, die te maken heeft met maatschappelijke keuzes, zijn wat dat betreft twee verschillende zaken. Van alle randvoorwaarden die het behalen van de doelstellingen uiteindelijk bepalen, heeft de provincie er maar een beperkt aantal zelf onder controle. Voor andere aspecten is het bestuur aangewezen op stakeholders, zoals bedrijven, het middenveld en andere overheden.

10

11


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Leeswijzer In het eerste hoofdstuk wordt verduidelijkt hoe de TACO2-studie past binnen het milieu- en natuurbeleid van de provincie Limburg en een logische volgende stap is in de aanpak om Limburg duurzamer te maken. Het tweede hoofdstuk maakt duidelijk hoe het begrip CO2-neutraliteit gedefinieerd werd voor Limburg. Hoofdstuk drie behandelt de nulmeting. Die geeft een beeld van de Limburgse broeikasgasemissies vandaag en schetst hoe het met de welvaart in onze provincie gesteld is. Hoofdstuk vier bouwt voort op de toestand van vandaag en verkent van daaruit mogelijke scenario’s om Limburg CO2-neutraal te maken tegen 2020. Hoofdstuk vijf vertaalt de berekeningen naar concrete aanbevelingen en instrumenten, waar het provinciebestuur en de Limburgse gemeentebesturen mee aan de slag kunnen. Deze studie is een opstap naar het echte werk; hoofdstuk zes blikt daarom kort vooruit naar de toekomst en de uitvoering van het TACO2-plan.

12

13


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

1. Het Totaal Actieplan CO2 (TACO2): een logische stap De TACO2-studie en het TACO2-plan dat eruit zal volgen, komen niet uit het niets. Het provinciebestuur zette de afgelopen jaren logische stappen met zijn milieu- en natuurbeleid. Klimaat zit al jaren verankerd in dit beleid, via thema’s als duurzaam bouwen, zuinig energiegebruik, hernieuwbare energie en biodiversiteit. De afgelopen jaren bracht het provinciebestuur het klimaatthema steeds meer onder de aandacht, wat in 2009 resulteerde in het formele engagement om de provincie klimaatneutraal te maken.

1.1. Klimaat in Limburg: niet van gisteren Klimaat en duurzame ontwikkeling. De evolutie naar een klimaatneutraal Limburg is een belangrijke stap in de transitie naar een duurzamer Limburg. Deze transitie is noodzakelijk om de provincie ook voor de generaties die na ons komen, leefbaar te houden. Duurzame ontwikkeling is een belangrijke drijfveer voor het provinciebestuur. Het is het streven om de uiteenlopende belangen van economie, mens en leefmilieu met elkaar in balans te brengen, daarbij rekening houdend met de gevolgen van het handelen voor andere plaatsen ter wereld én de toekomstige generaties. De provincie sluit daarmee aan bij de mondiale, Europese en nationale strategieën voor duurzame ontwikkeling, gebaseerd op de principes van de Conferentie van Rio. Het provinciebestuur wil zijn klimaatbeleid vorm geven met oog voor planeet, mens en economie. Omgekeerd moeten de klimaatdoelen een plaats krijgen in alle beleidsdomeinen en sectoren. Van milieu naar klimaat. Limburg, een provincie met 826 690 inwoners en een oppervlakte van 242 214 hectare, heeft door zijn economische en maatschappelijke ontwikkelingen een behoorlijke impact op het milieu. Al is de klimaatwijziging een wereldprobleem, de provincie Limburg wil een duidelijke rol spelen in de aanpak ervan. Het streven om de Limburgse impact op het klimaat te beperken, zit al jaren verweven in het milieubeleid van de provincie. Het is een actief en ambitieus be-

16

17


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

leid, dat focust op duurzaam bouwen en wonen, rationeel energiegebruik, duurzaam omgaan met water, hernieuwbare energie, … Spraakmakende campagnes zoals Elke dag ZONdag (zonne-energie), Limburg Isoleert, de Klimaatwijken (nu opgevolgd door Energiejacht), … zitten in het collectieve geheugen van de Limburgers en krijgen ook buiten de provincie navolging. Klimaat en biodiversiteit. Limburg is de groenste provincie van Vlaanderen. De provincie herbergt niet alleen unieke bossen, natuurgebieden en landschappen, ook de soortenrijkdom is er opvallend groot. 90 % van de typische Vlaamse dieren en planten zijn in Limburg terug te vinden en heel wat zeldzame en bedreigde soorten komen uitsluitend in Limburg voor. Sinds 2006 is Limburg partner van Countdown 2010, een Europees initiatief om de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen tegen 2010. In 2008 werden, onder impuls van het provinciebestuur, ook alle Limburgse gemeenten partner. De zorg voor de biodiversiteit is niet los te koppelen van de aandacht voor het klimaat. In een opwarmend klimaat krijgt de biodiversiteit extra klappen, en omgekeerd is de natuur nodig om de gevolgen van de klimaatwijziging (overstromingen, droogte) te temperen. Natuurlijke systemen kunnen CO2 opslaan. Een natuurlijk overstromingsgebied voorkomt dat woonzones stroomafwaarts onder water lopen. Er zijn dus heel wat win-winsituaties te bedenken waarin biodiversiteit en klimaatmaatregelen (zowel CO2-reductie als adaptatie) hand in hand gaan. In zijn natuurbeleid kijkt het provinciebestuur zowel naar de bescherming van soorten (projecten als GALS (Gemeenten adopteren Limburgse soorten) en SOLABIO (Soorten en Landschappen als dragers voor biodiversiteit)) als naar gebieden met een waardevolle biodiversiteit. Elf Grote Landschappelijke Eenheden (GLE’s), aangeduid op basis van hun typische landschapskenmerken, vormen samen een netwerk van gebieden waar biodiversiteit en landschap alle aandacht krijgen. Dit netwerk is essentieel om Limburg te beschermen tegen de gevolgen van de klimaatwijziging. Samenwerking als rode draad. In de uitwerking van het milieu-, natuur- en klimaatbeleid werkt het provinciebestuur samen met tal van partners: het Vlaamse Gewest, de Limburgse gemeentebesturen en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, ondernemingen en sectorfederaties, de Regionale Landschappen en de Bosgroepen, de milieu- en natuurverenigingen, de Limburgers, … Al deze organisaties en ook de particulieren zijn ook de komende jaren onmisbare partners om het TACO2-plan te doen slagen. De TACO2-studie kwam tot stand in samenwerking met de TACO2klankbordgroep, waarin het brede Limburgse middenveld vertegenwoordigd is. De leden van de klankbordgroep zullen ook tijdens de uitvoering van het TACO2-plan nauw betrokken blijven.

18

1.2. Het klimaatbeleid van de provincie Limburg Het lokale Kyoto-protocol en een Europees engagement. Limburg was de eerste provincie in Vlaanderen die het lokale Kyoto-protocol onderschreef, een campagne van de Bond Beter Leefmilieu. Dat protocol is een engagementsverklaring waarin gemeenten en provincies zich ertoe verbinden om een lokaal klimaatbeleid op te zetten. Concreet verbond het provinciebestuur van Limburg zich ertoe om: • zijn eigen CO2-productie terug te dringen; • de inwoners en de bedrijven te helpen om hun CO2-uitstoot te beperken; • de gemeenten te steunen bij de realisatie van hun Kyoto-doelstellingen. Begin 2008 maakte het provinciebestuur zijn klimaatdoelstelling voor het eerst bekend. Daarmee schaarde het zich impliciet achter de Europese doelstellingen inzake energie, luchtkwaliteit en CO2-reducties in het algemeen. Klimaatneutraal: oog voor de kansen. In 2009 zette de provincie nog een stap verder. Ze engageerde zich formeel om Limburg klimaatneutraal te maken tegen 2020 (engagementsverklaring bekendgemaakt op 18 juni 2009). Limburg zag dit niet alleen als een noodzakelijke bijdrage aan het oplossen van de klimaatwijziging. Er was ook oog voor de kansen die een klimaatneutrale provincie biedt: voor het klimaat, het leefmilieu en de biodiversiteit, maar ook voor de economie en voor de concurrentiepositie van Limburg. Allemaal CO2-neutraal. Op 21 april 2010 stelde de provincieraad het Milieubeleidsplan Provincie Limburg 2010-2013 ‘Allemaal CO2-neutraal’ vast. Dat plan legt de fundamenten van het TACO2-plan waarmee de provincie klimaatneutraliteit nastreeft tegen 2020. Eén van de prioritaire acties van het milieubeleidsplan is de opmaak van de TACO2-studie, die als doel heeft de koers uit te zetten voor het Limburgse klimaatbeleid. Het provinciebestuur neemt zich voor om met de resultaten van de TACO2studie zijn klimaataanpak op regelmatige basis te actualiseren en concreet te maken.

1.3. Waarom deze studie? Kennis bundelen en objectiveren. In Limburg is al heel wat kennis aanwezig over de reductie van broeikasgassen. In veel gevallen is die expertise erg verspreid en nog niet vertaald naar concrete klimaatmaatregelen waarmee het provinciebestuur en de Limburgse gemeenten aan de slag kunnen. Door de aanwezige klimaatkennis te bundelen, te objectiveren en in een volgende stap te vertalen naar een uitvoerbaar actieplan, worden ook vroegere investeringen in het klimaatbeleid verzilverd.

19


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Een stevig beleid. Om het pad van klimaatneutraliteit te kunnen inslaan, is het belangrijk dat de provincie een juist beeld heeft van de uitstoot van broeikasgassen op haar grondgebied en van het aandeel van de verschillende sectoren. Het provinciebestuur hecht veel belang aan een stevige wetenschappelijke onderbouwing van de campagnes, acties en maatregelen die het opzet. De TACO2-studie zet de koers uit voor het Limburgse klimaatbeleid van het komende decennium. Dat beleid zal inspanningen vragen van alle Limburgers en alle sectoren. Het is essentieel dat dit beleid te verantwoorden is en op stevige fundamenten rust. De voortgang opvolgen. Ook tijdens de volgende jaren blijven de resultaten van deze studie zinvol. De studie levert immers de basis en de achtergrond om de voortgang van de acties op te volgen, en acties bij te sturen als zou blijken dat doelstellingen niet (snel genoeg) gehaald worden.

geen exacte berekeningen. Ze kunnen evenwel beschouwd worden als de best beschikbare informatie over de broeikasgasemissie en de socio-economische toestand in Limburg. Bijgevolg zijn ze momenteel de best beschikbare databasis om het provinciale klimaatbeleid op te bouwen. Het jaar 2008 werd als uitgangspunt gebruikt; de studie is dan ook een momentopname. Voor de vergelijking van de Limburgse cijfers met de data voor Vlaanderen, werd gebruikgemaakt van de kernset met milieudata voor Vlaanderen. Die wordt ook in het Milieurapport Vlaanderen (MIRA, het rapport van de Vlaamse Milieumaatschappij dat de toestand van het Vlaamse leefmilieu beschrijft en evalueert) gehanteerd.

1.4. De zes doelstellingen van de studie Bij de aanvang van de studie werden volgende doelstellingen geformuleerd (tussen haakjes staan de gewenste eindresultaten zoals ze door het provinciebestuur werden geformuleerd): 1. Waar wil Limburg naartoe? (een duidelijke definitie van het concept ‘Limburg klimaatneutraal’) 2. Waar staat Limburg vandaag? (een inventaris van de Limburgse broeikasgasuitstoot, die als referentiepunt (‘nulmeting’) gebruikt kan worden) 3. Via welke weg bereikt Limburg zijn doel? (twee transitiescenario’s om klimaatneutraliteit te bereiken, uitgezet tegenover het scenario ongewijzigd beleid; prognoses voor economische ontwikkeling en welvaart, om de economische haalbaarheid van de scenario’s te evalueren) 4. Wat kan Limburg concreet doen? (concrete aanbevelingen (acties en instrumenten) voor het provinciale en gemeentelijke klimaatbeleid op korte en lange termijn) 5. Hoe houdt Limburg de vinger aan de pols? (een meetinstrument om bijkomende klimaatberekeningen uit te voeren) 6. Hoe beoordeelt Limburg nieuwe initiatieven? (een beoordelingsinstrument)

1.5. Over de facts & figures De TACO2-studie steunt op talloze berekeningen en modellen. Hoe geavanceerd de gehanteerde methodieken ook zijn, ze houden onvermijdelijk randvoorwaarden, aannames en onzekerheden in. De cijfers in deze publicatie zijn dan ook ramingen, en

20

21


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

2. Het concept ‘Limburg klimaatneutraal’: wat is de doelstelling? Als provincie klimaatneutraal worden, is geen eenvoudige opdracht. Om de huidige toestand onder de loep te kunnen nemen en scenario’s door te rekenen, is een eenduidige omschrijving van het begrip ‘klimaatneutraliteit’ onmisbaar. De eerste stap van de TACO2-studie: wat houdt een klimaatneutraal Limburg precies in?

2.1. Klimaatneutraal: ambitieuzer dan CO2-neutraal Klimaatneutraal of CO2-neutraal: hoewel de termen nogal eens door elkaar worden gebruikt, wijzen ze elk naar een verschillende doelstelling. Klimaatneutraliteit houdt in dat naast CO2 ook naar andere belangrijke broeikasgasemissies wordt gekeken. De provincie Limburg kiest ervoor om ook methaan (CH4) en lachgas (N2O) mee te nemen in haar reductiebeleid. Deze broeikasgassen komen hoofdzakelijk voort uit de landbouw. Omgerekend naar CO2-equivalenten kunnen ze een behoorlijk aandeel uitmaken van de totale emissies. Andere broeikasgassen (die niet voornamelijk door landbouwactiviteiten veroorzaakt worden), zoals CFK’s, PFK’s en SF6, worden niet in rekening gebracht. Hun gezamenlijke aandeel maakt op Vlaams niveau minder dan 1 % uit van de totale broeikasgasemissie en is ook in Limburg te verwaarlozen. CO2-equivalent is de meeteenheid die gebruikt wordt om het opwarmend vermogen (‘global warming potential’) van broeikasgassen weer te geven. CO2 wordt hierbij gebruikt als referentiegas, waartegen andere broeikasgassen gewogen worden. Zo is 1 equivalent CH4 gelijk aan 21 CO2-equivalenten en 1 equivalent N2O aan 310 CO2-equivalenten.

2.2. Waar klimaatneutraal? De provincie Limburg streeft naar klimaatneutraliteit op haar eigen grondgebied. Om de doelstelling van klimaatneutraliteit te halen, kijkt het provinciebestuur dus naar

24

25


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

alle activiteiten binnen de provinciegrenzen. Het kiest er bewust voor om de eigen broeikasuitstoot niet op te heffen door compensatie op andere plaatsen in de wereld. Dit wil niet zeggen dat het provinciebestuur geen rekening houdt met de uitstoot die Limburg buiten zijn provinciegrenzen veroorzaakt. Het beperken tot de provinciegrenzen moet de meting klaar stellen, maar Limburg streeft ook een positief effect na buiten de provinciegrenzen.

kwantitatief mee te nemen in de provinciale broeikasgasinventaris en de scenario’s. Dat zou leiden tot een grote foutenmarge op de resultaten. Bovendien zouden de resultaten niet vergelijkbaar zijn met andere regio’s. Om toch een idee te hebben van hun bijdrage aan de Limburgse broeikasgasuitstoot, worden de scope 3-emissies in deze studie in een ruwe benadering geschat. Wanneer de Europese en Vlaamse methodieken voor het meten en rapporteren zouden evolueren, engageert Limburg zich om zijn eigen rapportering hierop af te stemmen.

2.3. Met welke emissies houdt de studie rekening? ISO 14064 als referentie. Een belangrijk uitgangspunt bij het opmaken van een broeikasgasinventaris is welke soorten emissies al dan niet in beschouwing worden genomen. Deze studie volgt ISO 14064 voor het rapporteren over broeikasgasemissies. Dat is een internationaal erkende wetenschappelijke standaard, die ook de Vlaamse overheid gebruikt wanneer ze over broeikasgasemissies rapporteert (Milieurapport of MIRA). Deze standaard verdeelt de broeikasgasemissies in drie categorieën (hier toegepast voor Limburg): 1. Directe emissies uit bronnen op het grondgebied van de provincie Limburg. Denk maar aan de emissies van de verwarming van huizen en gebouwen, de verkeers­ emissies, lekverliezen in de industrie, … Deze emissies worden ook scope 1-emissies genoemd. Een beperkt aantal directe emissies is moeilijk te begroten (bv. het vrijkomen van CO2 bij het ploegen in de landbouw), en is dan ook niet in beschouwing genomen in de studie. 2. Indirecte emissies die toe te wijzen zijn aan dat deel van het Limburgse verbruik van elektriciteit, stoom of warmte dat niet wordt gedekt door de eigen productie. Het gaat dus om energie, ingevoerd van buiten de provincie Limburg. Deze emissies worden ook scope 2-emissies genoemd. 3. Indirecte emissies die toe te wijzen zijn aan de ontginning, productie, transport, levering van diensten of andere activiteiten buiten Limburg en die nodig zijn voor het leveren van grondstoffen, goederen of diensten binnen Limburg. Voorbeelden zijn: buitenlandse emissies tijdens de productie- en afvalfase van elektronische apparaten die Limburgers gebruiken, emissies van woon-werkverkeer of reizen van Limburgers buiten de provinciegrenzen of emissies bij de productie van ingevoerde meststoffen, … Deze emissies worden ook scope 3-emissies genoemd. Focussen op scope 1- en scope 2-emissies. Volgens de aanbevelingen van ISO 14064 brengt de provincie Limburg haar scope 1- en scope 2-emissies volledig in rekening. Voor het rapporteren van scope 3-emissies bestaan nog geen internationale afspraken. Zolang dit niet het geval is, heeft het geen zin om de scope 3-emissies

26

27


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

3. De nulmeting: waar staat Limburg vandaag? Limburg klimaatneutraal: om te weten hoever de provincie daar van af staat en waar ze als eerste moet ingrijpen, moet de huidige stand van de broeikasgasemissies gekend zijn. De nulmeting leert welke impact Limburg heeft op het klimaat, en welke sectoren de grootste uitstoot voor hun rekening nemen. De nulmeting vormt de basis voor het uitwerken van de scenario’s, het formuleren van de aanbevelingen en, in een latere fase, de realisatie van het TACO2-plan.

3.1. Waarom een nulmeting? Referentiepunt voor de emissies … Limburg klimaatneutraal maken, is een ambitie die het provinciebestuur tegen 2020 wil waarmaken. Om te weten hoever de provincie nog van dit doel verwijderd is, welke weg ze nog moet afleggen en waar ze moet ingrijpen, is een referentiepunt of een nulmeting nuttig. De nulmeting brengt de huidige stand van de Limburgse broeikasgasemissies in kaart. Ze geeft weer welk aandeel iedere sector hierin heeft. … en de socio-economische toestand. Klimaatneutraliteit is een ambitieuze doelstelling, die inspanningen zal vragen van alle sectoren. Ook de economische en maatschappelijke gevolgen van klimaatneutraliteit moeten bestudeerd worden. Het provinciebestuur wil de impact kennen van de klimaatneutraliteit op het welzijn en de economie in Limburg. Daartoe werd ook een socio-economische nulmeting uitgevoerd. Aan de hand van een aantal indicatoren brengt deze de huidige socio-economische toestand van Limburg in kaart.

3.2. Het jaar nul: 2008 Zoeken naar een ijkpunt. Het gekozen referentiepunt moet zo goed mogelijk de toestand van vandaag weerspiegelen. De meest recente data over energieverbruiken, emissies en socio-economische indicatoren die op het moment van de studie beschikbaar waren, dateren van het jaar 2008. Dit was een extreem jaar, met een hoogconjunctuur tijdens de eerste jaarhelft, gevolgd door enkele maanden van diepe

30

31


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

financiële crisis. Beide effecten samen maken echter dat de jaarcijfers van 2008 gemiddeld zijn, en dat 2008 dus een goed jaar is om als referentie te gebruiken. 2008 werd dan ook gekozen als referentiepunt voor de studie. Het jaar 2008 zal ook gedurende de verdere opvolging van het TACO2-plan het ijkpunt blijven. De vooruitgang in de periode tot 2020 zal dus telkens vergeleken worden met de referentiewaarden voor 2008.

3.3. Een broeikasgasinventaris voor Limburg

Om te voorkomen dat de emissies als gevolg van de elektriciteitsproductie in de provincie tweemaal werden meegerekend (in scope 1 en nog eens in scope 2), werd de elektriciteitsproductie op Limburgs grondgebied volledig aan Limburg toegedeeld (als scope 1-emissie). Daarnaast werd het deel van het verbruik dat niet door deze productie gedekt wordt (de ‘import’), doorgerekend aan de emissiefactor van het Belgische productiepark, zonder de Limburgse productie mee te tellen. Deze emissiefactor bedraagt 0,231 kton CO2/GWh. De raming van de totale scope 2-emissies voor de hele provincie gebeurde als volgt: geïmporteerde elektriciteit (GWh) x emissiefactor 0,231 kton CO2/GWh = 1 030 kton CO2

3.3.1. Hoe broeikasgasemissies in kaart brengen? In de studie werd een bepaalde methodiek vastgesteld om broeikasgasemissies te begroten. Het provinciebestuur is van plan in de toekomst zelf de emissies op te volgen en te monitoren. Het zal daarvoor een vereenvoudigde versie gebruiken van het meetinstrument dat in de TACO2-studie werd ontwikkeld. Het bestuur zal daarbij steeds dezelfde methode gebruiken en zoveel mogelijk uit dezelfde gegevensbronnen putten. Op die manier blijven de metingen herhaalbaar en de resultaten vergelijkbaar.

Het totale elektriciteitsverbruik in Limburg bedroeg 7 396 GWh in 2008; de Limburgse elektriciteitsproductie bedroeg 2 896 GWh. Dit betekent dat 4 500 GWh ‘geïmporteerd’ werd van buiten de Limburgse grenzen. Berekend aan de emissiefactor van 0,231 kton CO2/GWh levert dit een totale scope 2-emissie van 1 030 kton CO2 op. Deze totale scope 2-emissie wordt in Tabel 7 (p.40) over de verschillende sectoren verdeeld met het aandeel in het totale elektriciteitsverbruik als verdeelsleutel). 3.3.2. De Limburgse broeikasgasemissies anno 2008

Raming van de scope 1-emissies. Om de directe emissies te ramen, werden eerst de sectoren die broeikasgasemissies uitstoten in de provincie Limburg geïdentificeerd. Per sector werden vervolgens de emissiebronnen geïnventariseerd. Dan werd onderzocht welke gegevensbronnen en methodes het meest geschikt zijn om de (directe) emissies uit deze bronnen te berekenen of te schatten. Voor het schatten van de transportemissies werd bijvoorbeeld gebruikgemaakt van de mobiliteits- en activiteitsgegevens en de emissiefactoren voor Limburg. Het aardgas- en energieverbruik van de industrie werd dan weer berekend op basis van de gegevens van de netbeheerders. Voor landbouw en natuur werden de emissies geschat op basis van het MIRA 2010. Voor iedere sector werd een geschikte berekeningsmethodologie uitgewerkt. Eens deze berekeningsmethode op punt stond, verzamelden de onderzoekers het nodige cijfermateriaal over de sector of deelsector, waarmee ze de directe emissies berekenden. Raming van de scope 2-emissies. De indirecte emissies werden in deze studie in hun totaliteit berekend op basis van de hoeveelheid geïmporteerde elektriciteit in Limburg. De totale scope 2-emissies werden dan verdeeld over de verschillende sectoren op basis van hun aandeel in het totale elektriciteitsverbruik voor Limburg.

Welke sectoren zijn mee in beschouwing genomen? De studie kijkt naar de sectoren energieproductie, transport, huishoudens, industrie, handel en diensten, landbouw en natuur. Deze indeling volgt de keuzes van MIRA, en dat maakt een vergelijking met de berekeningen en resultaten voor heel Vlaanderen mogelijk. Door de broeikasgasuitstoot van deze sectoren samen te tellen, wordt de totale uitstoot van de provincie geschat. Energieproductie Bronnen De energiesector omvat de volledige elektriciteitsproductie in de provincie Limburg: • zowel de centrale (in de centrale van Langerlo en in de nieuwe centrales) als de decentrale (WKK, wind, zonnepanelen, …) elektriciteitsproductie; • zowel de stroom op basis van fossiele brandstoffen als deze op basis van hernieuwbare bronnen. De productiedata en het brandstofverbruik zijn gebaseerd op de databronnen van de Vlaamse Milieumaatschappij (www.vmm.be), de Vlaamse Reguleringsinstantie

32

33


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (www.vreg.be) en Energiebalans Vlaanderen (www.emis.vito.be).

spoor-, binnenvaart- en offroad-transport. Het grootste aandeel is voor het wegverkeer, dat verantwoordelijk is voor ongeveer 90 % van de transportemissies in Limburg.

Resultaten De totale scope 1-emissies van de Limburgse energiesector worden geraamd op 2300 kton CO2-equivalenten (zie Tabel 1). Dit totaal is de som van de emissies van de grote fossiele energiecentrales, de decentrale fossiele energiecentrales en de hernieuwbare energiecentrales (zon, wind en waterkracht). De Limburgse energiesector heeft geen scope 2-emissies.

De scope 2-emissies voor transport worden geraamd op 10 kton CO2-equivalenten. Tabel 2.

Broeikasgasemissies van de transportsector (kton broeikasgasemissies) Scope 1

1 620

Tabel 1.

Weg

1 450

Broeikasgasemissies van de energiesector

Spoor

10

Binnenvaart

50

(kton broeikasgasemissies) (1 kton = 1 000 ton) Scope 1

2 300

Centrale opwekking

2 070

Decentrale opwekking met WKK

230

Decentrale opwekking met hernieuwbare bronnen

0

Scope 2

0

Totaal broeikasgasemissies energiesector

2 300

Transport Bronnen De transportsector omvat wegverkeer, spoorverkeer, binnenvaart en ‘niet voor de weg bestemde mobiele machines’ (ook offroad voertuigen genoemd). De transportemissies zijn berekend met het model E-motion (VITO), dat emissies per transportmodus schat op basis van mobiliteits- en activiteitsgegevens en emissiefactoren. Bij de berekening werd rekening gehouden met de kenmerken van de Limburgse voertuigvloot (technologie, brandstof, bouwjaar, …) en de verkeerssituatie (soorten wegen, snelheden, klassen van waterwegen, …) in Limburg.

Offroad Scope 2 Totaal broeikasgasemissies transportsector

110 10 1 630

Huishoudens Bronnen De broeikasgassen van de huishoudens zijn afkomstig van het verbranden van petroleumproducten, gas en kolen. De gegevens over aardgas en elektriciteit komen uit de statistieken van Infrax. Het verbruik van stookolie, aardgas, steenkool en hout wordt berekend met een gedetailleerd model voor het energieverbruik van woningen. Dit model gaat uit van de Limburgse resultaten van de Belgische socio-economische enquête van 2001 (volkstelling), die onder meer gegevens bevat over de woningtypes en de isolatie. In combinatie met een reeks andere gegevens (zoals bouwvergunningen, kadaster, Vlaamse prognoses van het aantal woningen in 2009-2010, Limburgse data over uitgereikte REG-premies, …) worden deze data gebruikt om het Limburgse woningpark anno 2008 in kaart te brengen. Resultaten De totale CO2-emissies voor de huishoudens van de provincie Limburg worden geraamd op een kleine 2 000 kton CO2-equivalenten, waarvan 1 760 kton CO2equivalenten scope 1-emissies. Tabel 3 geeft de opsplitsing per drager.

Resultaten De totale scope 1-emissies van de Limburgse transportsector worden geraamd op 1 620 kton CO2-equivalenten (zie Tabel 2). Deze totaalemissie is de som van weg-,

34

35


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Tabel 3:

Tabel 4.

Broeikasgasemissies van de huishoudens

Broeikasgasemissies van de industriesector (kton broeikasgasemissies)

(kton broeikasgasemissies)

Scope 1

1 760

Scope 1

Petroleumproducten

1 210

Chemie

1 640 600

Gas

500

Minerale niet-metaalproducten

270

Kolen

50

Metaalverwerkende nijverheid

180

Scope 2 Totaal broeikasgasemissies huishoudens

200 1 960

Papier en uitgeverijen IJzer en staal Voeding, dranken en tabak

Industrie Bronnen De industriesector omvat negen deelsectoren: chemie, minerale niet-metaalproducten, metaalverwerkende nijverheid, papier en uitgeverijen, ijzer en staal, voeding, dranken en tabak, non-ferro, textiel, leder en kleding en andere industrieën.

90 40 150

Non-ferro

20

Textiel, leder en kleding

10

Andere industrieën

280

Scope 2

630

Totaal broeikasgasemissies industrie

2 270

Handel en diensten De data voor aardgas- en elektriciteitslevering in deze sector zijn afkomstig van de netbeheerders (Infrax, Fluxys en Elia). Resultaten De Limburgse industrie heeft in 2008 in totaal 1 640 kton CO2 aan scope 1-emissies (zie Tabel 4) uitgestoten. Het grootste deel hiervan is afkomstig van de chemische nijverheid. Het aandeel van non-ferro en textiel, leder en kleding is relatief klein in vergelijking met de andere deelsectoren. Het aandeel van ‘andere industrieën’ is relatief hoog. Dat komt omdat volgens de NACE-indeling een aantal grotere chemische bedrijven hier deel van uitmaakt. De totale emissies uit petroleumproducten bedragen 280 kton CO2-equivalenten, uit gas 1 310 kton CO2-equivalenten en uit andere brandstoffen 50 kton CO2-equivalenten. Limburg telt 23 ETS-bedrijven. Dat zijn bedrijven die deelnemen aan de Europese emissiehandel. Samen staan ze in voor meer dan 87 % van de Limburgse directe broeikasgasemissies van de sector industrie (scope 1). Deze bedrijven kregen voor 2008 1 764 kton gratis emissierechten verleend binnen het ETS-systeem. De werkelijke (goedgekeurde) emissies voor 2008 bedroegen 1 433 kton. Slechts 3 bedrijven hadden in dat jaar een klein tekort in de verleende emissierechten, de andere 20 een ruim overschot.

36

Bronnen De sector handel en diensten omvat de deelsectoren onderwijs, hotels en restaurants, gezondheidszorg, handel, kantoren, administraties en andere diensten. De data van de aardgas- en elektriciteitsverbruiken zijn afkomstig van Infrax. De emissies uit andere energiedragers (vaste brandstoffen, petroleumproducten, biomassa en andere) werden voor Limburg geschat uitgaande van de cijfers voor Vlaanderen, op basis van de verhouding van het aantal Limburgers ten opzichte van het aantal Vlamingen. Resultaten De totale emissies van handel en diensten worden in het referentiejaar 2008 geraamd op 510 kton CO2, waarvan 320 kton aan scope 1-emissies.

37


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Tabel 5.

Broeikasgasemissies van handel en diensten

Bosbouw

Mestbeheer

160

(kton broeikasgasemissies)

Groei bovengrondse biomassa

Scope 1

320

Boskap

Petroleumproducten

100

Bosbodem

Gas

220

Landbouwbodem

Scope 2

190

Akker

510

Grasland

70

Indirect N-verlies uit landbouwbodems

60

Direct N-verlies uit landbouwbodems

Totaal broeikasgasemissies handel en diensten

Landbouw en natuur Bronnen Zowel de landbouw- als de natuursector speelt een belangrijke rol in de koolstofcyclus. Planten nemen CO2 op uit de lucht en slaan deze op in hun biomassa en in de bodem. De CO2 wordt opnieuw in de atmosfeer gebracht door natuurlijke ontbindingsprocessen, het omploegen van bodems en het oogsten en het verbranden van biomassa. Omdat de processen in natuur en landbouw nauw samenhangen, werden deze twee sectoren samengenomen in de studie.

Zoetwater Vochtige bodem

-590 270 -130 130

140 10 10

Brandstofverbruik

130

Totaal broeikasgasemissies landbouw en natuur

440

3.3.3. Totaalbeeld van de Limburgse broeikasgasemissies De emissies van landbouw en natuur zijn afkomstig van veeteelt, bosbouw, landbouwbodems, zoetwater, vochtige bodems en brandstofverbruik. Resultaten De scope 1-emissies van deze sectoren voor het jaar 2008 worden geraamd op 732 kton CO2-equivalenten (zie Tabel 6). Deze totaalemissie is de som van de emissies van veeteelt, bosbouw, landbouwbodems, zoetwater, vochtige bodems en brandstofverbruik. Groei van de bovengrondse biomassa en opslag in de bosbodem resulteren in een vermindering van de CO2-uitstoot en kregen dus een negatief cijfer in de tabel. De scope 2-emissies zitten grotendeels vervat in de andere sectoren en worden hier niet meer in beschouwing genomen.

Totale netto broeikasgasemissies. De totale netto broeikasgasemissies (uitstoot min opname) van de provincie Limburg in het jaar 2008 worden geraamd op ongeveer 9 140 kton CO2-equivalenten. Deze hoeveelheid omvat zowel de directe emissies uit bronnen op het grondgebied (scope 1) als indirecte emissies die voortvloeien uit het gebruik van elektriciteit, warmte en stoom in Limburg (scope 2). Het aandeel van scope 2 in het totaal is relatief klein in vergelijking met dit van scope 1. Figuur 1 vat de resultaten van de nulmeting samen. Uit Figuur 2 is af te leiden dat het leeuwendeel van de broeikasgasemissies directe emissies zijn. Deze staan in voor 88 % van de totale broeikasgasemissies (scope 1 + scope 2).

Tabel 6.

Broeikasgasemissies van landbouw en natuur (kton broeikasgasemissies) Scope 1

732

Figuur 3 leert dat de broeikasgasmissies in Limburg vooral CO2-emissies zijn. De uitstoot van N2O en CH4, uitgedrukt in CO2-equivalenten, is vergeleken met de uitstoot van CO2 relatief klein.

Veeteelt

38

Vertering

180

39


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Tabel 7.

Figuur 2.

Samenvattende tabel van scope 1- en scope 2- emissies per sector in Limburg voor het jaar 2008

Vergelijking tussen de scope 1- en scope 2-emissies van Limburg in 2008

Sector

Scope 1

Scope 2

Energie

-2 896

2 320

0

2 320

Transport

83

1 620

10

1 630

Huishoudens

1 472

1 770

200

1 970

Industrie

4 500

1 640

630

2 270

Handel en diensten

1 333

320

190

510

Landbouw

870

0

870

Natuur

-430

0

-430

8 110

1 030

9 140

Totaal 1

4 500

10 000

Totaal (kton CO2 eq. emissies)

9 000

Scope 2

8 000 kton CO2-emissies

Electriciteitsverbruik (GWh1)

7 000 6 000 5 000 Scope 1

4 000 3 000 2 000 1 000

1 GWh = 1 gigawattuur = 1 miljoen kilowattuur

0

2008

Figuur 1.

10 000

Landbouw en natuur Handel en diensten Industrie Huishoudens Transport Energiesector Opname bodem

kton CO2-emissies

8 000 6 000 4 000 2 000

40

10 000 9 000

N2O- en CH4-emissies in CO2-equivalenten

8 000 7 000 6 000 5 000

CO2-emissies

4 000 3 000 2 000

0 -2 000

Figuur 3.

Vergelijking tussen de N2O- en CH4-emissies (in CO2-equivalenten, ) en de CO2-emissies van Limburg in 2008

kton CO2-emissies

scope 1- en 2-broeikasgasemissies van Limburg van de verschillende sectoren anno 2008. Opname in de bodem vermindert de CO2-uitstoot en komt dus onder de nullijn terecht (opname in plaats van afgave).

2008

1 000 0

2008

41


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

van CO2-opname door de natuur. Meer dan de helft van de Vlaamse CO2-opname in biomassa en bodem vindt in Limburg plaats.

3.3.4. Hoe doet Limburg het in Vlaanderen? Hoe vergelijken? Met deze gegevens en die van de nulmeting voor Limburg werd een vergelijking gemaakt tussen Vlaanderen en Limburg voor het jaar 2008. Let wel: het gaat hier om een globale vergelijking tussen twee datasets, die niet identiek zijn in hun opdeling, aannames en berekeningen. De methodieken zijn verschillend, en daarom gaat de vergelijking maar gedeeltelijk op. De Limburgse versus de Vlaamse broeikasgasemissies. Op 1 januari 2008 telde Vlaanderen 6 161 600 inwoners, waarvan 826 690 Limburgers (13,4 %) op een oppervlakte van 1 352 225 hectare, waarvan 242 214 hectare Limburgs grondgebied (17,9 %). De resultaten van de vergelijking worden samengevat in Tabel 8. Tabel 8.

De Limburgse versus de Vlaamse broeikasgasemissies Sector

Totaal voor Limburg (kton CO2-eq.)

CO2-voetafdruk per Limburger (kton CO2-eq.)

Totaal voor Vlaanderen (kton CO2-eq.)

CO2-voetafdruk per Vlaming (kton CO2-eq.)

Energieproductie

2 320

2,8

22 050

3,6

Transport

1 630

2,0

13 590

2,2

Huishoudens

1 970

2,4

12 790

2,1

Industrie

2 270

2,7

18 760

3,0

Handel en diensten

510

0,6

3930

0,6

Landbouw

870

1,1

6 650

1,0

290 -720

0,3 -0,9

1 137 -2 260

0,2 -0,4

9 140

11,0

76 650

12,4

Natuur Emissie Opname Totaal

3.3.5. De scope 3-emissies Niet berekend, wel geschat. Zoals eerder toegelicht werden de scope 3-emissies niet meegerekend in de broeikasgasinventaris van de provincie Limburg en evenmin in de scenarioberekeningen, omdat er nog geen internationaal erkende methodiek bestaat om ze te begroten. De scope 3-emissies werden in deze studie wel bij benadering geschat. Daarbij werd gebruikgemaakt van het input-outputmodel voor Vlaanderen. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) liet dit model opmaken om, op een wetenschappelijk onderbouwde manier, economie en ecologie aan elkaar te koppelen. Het model verzamelt alle relevante economische en milieugegevens over consumptie en productie en biedt een antwoord op vragen zoals: welke bedrijfssectoren en welk consumptiegedrag in Vlaanderen veroorzaken de meeste milieudruk? Waar ontstaat die milieudruk: in Vlaanderen zelf of daarbuiten? Waar in de keten ontstaat de milieudruk? Het model is een belangrijk instrument om de duurzaamheid van onze economie te evalueren en te verbeteren. De scope 3-emissies voor Limburg worden afgeleid uit de scope 3-emissies voor Vlaanderen op basis van de verhouding ‘Limburgs BBP/Vlaams BBP’. Dit geeft een ruwe schatting van de totale indirecte emissies die het gevolg zijn van activiteiten in de provincie, maar waarvan de bronnen zich niet in Limburg bevinden. De scope 3-emissies voor Limburg worden ruwweg geschat op 5 916 kton CO2equivalenten (zie Tabel 9).

De broeikasgasuitstoot ligt in Limburg gemiddeld lager dan in Vlaanderen. Het grootste verschil zit in de sector energieproductie. Een verklaring hiervoor is dat de emissies van de petroleumraffinaderijen deel uitmaken van deze sector, en deze zich niet in Limburg bevinden. Enkel voor de huishoudens scoort Limburg slechter dan Vlaanderen. Dat is te verklaren doordat er in Limburg minder huishoudens aangesloten zijn op het aardgasnet dan in de rest van Vlaanderen. Opvallend is dat Limburg erg goed scoort op het vlak

42

43


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Tabel 9.

Figuur 4.

Scope 3-emissies voor Limburg, zoals berekend met het Vlaams inputoutputmode

Vergelijking tussen de scope 1-, scope 2- en scope 3-emissies van Limburg in 2008 (in kton CO2-equivalenten)

Totale emissies van import (A)

Totale emissies van doorvoer (B)

Totale emissies van export (C)

Totale emissies van import exclusief doorvoer en export (A-B-C)

CH4 (ton)

119 685

32 216

15 392

72 077

CO2 (kton)

13 006

4 098

6 538

2 369

N2O (ton)

12 075

4 394

1 826

5 855

19 596

6 213

7 467

5 916

Totaal (kton CO2 -equivalenten)

16 000 14 000 Scope 3

12 000 10 000

Scope 2

8 000 6 000

Scope 1

4 000 2 000

Vergelijking met de scope 1- en scope 2-emissies. Hoewel de scope 3-emissies alleen ruw geschat werden, geeft dit toch een beeld van hun grootteorde. Uit Figuur 4 blijkt dat de scope 3-emissies voor Limburg ten opzichte van de scope 1- en de scope 2-emissies zeker niet te verwaarlozen zijn. Zowat drie kwart van de geïmporteerde emissies is voor rekening van de industrie. Import van CO2 relevant voor de voetafdruk. Economisch gezien wordt de provincie Limburg beschouwd als een exportprovincie, omdat een groot gedeelte van de goederen geproduceerd in Limburg geëxporteerd wordt. Het input-outputmodel toont echter aan dat veel CO2 geïmporteerd wordt onder de vorm van grondstoffen en producten. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van een flatscreen televisietoestel in China. Er komen onder meer emissies vrij bij het winnen van de grondstoffen, bij de productie en assemblage van de materialen en bij het inpakken en transporteren van het toestel. Een exportprovincie heeft ecologisch gezien dus niet altijd een kleinere voetafdruk dan een importprovincie, wanneer een groot deel van de grondstoffen van elders aangevoerd wordt.

44

0

2008

3.3.6. De broeikasgasemissies opvolgen In de TACO2-studie en met de resultaten van de nulmeting werd een gebruiksvriendelijk rekeninstrument in Excel ontwikkeld om broeikasgasemissies te monitoren. Voor iedere bron van broeikasgassen werden een of meerdere indicatoren geselecteerd, zoals het aantal gereden kilometers op hoofdwegen in Limburg, het residentiële aardgasverbruik, het aantal dierequivalenten, het energieverbruik in Vlaanderen, … Op basis van de emissies uit de nulmeting en de waarde van de indicatoren werden emissiefactoren berekend. Ten slotte werd gebruikgemaakt van een aantal parameters, zoals het aandeel van de industrie in Limburg ten opzichte van heel Vlaanderen. Zowel de emissiefactoren als de parameters worden gedurende een periode van 2 à 3 jaar ongewijzigd verondersteld. Na deze periode is opnieuw een gedetailleerde analyse en eventueel een wijziging van de parameters en emissiefactoren nodig.

45


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

4. Hoe wordt Limburg klimaatneutraal? Hoeveel vermindert de CO2-uitstoot als alle Limburgse daken van fotovoltaïsche zonnepanelen worden voorzien? Of als de grote energie-intensieve bedrijven de meest verregaande energie-efficiëntiemaatregelen treffen? En wat gebeurt er als Limburg alle CO2-maatregelen die in 2020 technologisch paraat zijn, in stelling brengt? Scenario’s zijn een manier om te berekenen welk effect bepaalde maatregelen kunnen hebben op de CO2-uitstoot en de socio-economische situatie. Ze werden gebruikt om te onderzoeken onder welke voorwaarden, tegen welke kosten en op welke termijn het haalbaar is om Limburg klimaatneutraal te maken. En wat daarvan de impact is op de socio-economische toestand van de provincie.

4.1. Drie scenario’s Het doel van de studie is te weten welke inspanningen nodig zijn om de provincie Limburg tegen 2020 klimaatneutraal te maken. Drie scenario’s werden onderzocht, die elk op een andere manier kijken naar het Limburg van de toekomst: • Een eerste scenario onderzocht hoeveel de CO2-uitstoot in 2020 zou bedragen als Limburg geen extra inspanningen levert bovenop wat het Europese beleid nu al voorschrijft. Dit wordt ook het referentiescenario genoemd. • In een tweede stap werden alle CO2-maatregelen in kaart gebracht, waarvan verwacht wordt dat ze tegen 2020 technologisch haalbaar zijn. Vervolgens werd onderzocht welke mogelijke maatregelen uit deze lijst gecombineerd kunnen worden om Limburg klimaatneutraal te maken in 2020. Dit scenario kreeg de naam 2020. • Een derde scenario werd ontwikkeld om in te schatten wat op langere termijn mogelijk is. Welke technologieën zijn vandaag nog niet bewezen, maar openen binnen 10 of 20 jaar wel nieuwe perspectieven? En welke gevolgen heeft het invoeren van deze nieuwste technologieën voor de klimaatneutraliteit van de provincie? De toestand zoals die anno 2050 zou kunnen mogelijk zijn, werd verkend met het visionaire scenario. Het visionaire scenario houdt rekening met de leereffecten uit het 2020-scenario.

48

49


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

4.2. Het referentiescenario In dit scenario voert het huidige Europese beleid de toon. De studie baseert zich hiervoor op het Europa-scenario uit de Milieuverkenning 2030. Dit scenario omvat maatregelen en instrumenten die gericht zijn op een aantal middellangetermijndoelen van het Europese milieubeleid: • de Europese 20-20-20 doelen op het gebied van energie. Deze objectieven stellen voorop dat Europa tegen 2020 20 % minder energie verbruikt, 20 % van zijn energie uit hernieuwbare bronnen haalt en 20 % minder broeikasgassen uitstoot. • de verscherpte Europese emissieplafonds voor verzurende stoffen, ozonprecursoren en fijn stof in de lucht. Deze emissieverlaging heeft als doel te voldoen aan de goede luchtkwaliteit in heel Europa. • de doelstellingen geformuleerd in de Europese Kaderrichtlijn Water. Deze kaderrichtlijn heeft als doel in heel de Europese Unie de goede watertoestand te bereiken tegen 2015. Welke maatregelen? Tabel 10 geeft een overzicht van de maatregelen waarmee het referentiescenario rekening houdt.

Transport

Spoor: rekeningrijden  verschuiving naar spoor Totale reductie CO2 eq.-emissies

Huishoudens

100 % energiezuinige lampen, vermindering standby gebruik, aanpassen gedrag, koken op aardgas i.p.v. elektriciteit Zonneboilers jaarlijks dezelfde toename Totale reductie CO2 eq.-emissies

Sector

Maatregel

Industrie

Reductie/ toename 2008-2020 [kton]

Energieproductie

Inzet van WKK

Handel en diensten

Windenergie neemt toe tot bijna 128 000 MWhe

PV neemt toe tot bijna 23 000 MWhe Totale reductie CO2 eq.-emissies

Transport

Wegverkeer: invoeren van rekeningrijden (vanaf 2012 voor vrachtverkeer, vanaf 2017 voor personenverkeer) Wegverkeer: sterke daling in marktaandeel van dieselvoertuigen, ten voordele van benzine hybride voertuigen en diesel hybride voertuigen Wegverkeer: langetermijndoelstelling van 95 g CO2/km tegen 2020 gehaald

50

+290

-350

Subsector afhankelijk implementatie van energiebesparende maatregelen met kost minder dan ETS CO2-prijs van ¤ 30/ton in 2020

Totale reductie CO2 eq.-emissies

Bijstook biomassa Langerlo tot 20 % Inzet groene WKK in industrie neemt toe

-160

Aardgas vertegenwoordigt 67 % van de woningverwarming Doelstelling Limburg isoleert jaarlijks voortgezet Vervanging oude ketels door hoogrendementsen condensatieketels Nieuwbouw E80 tot in 2020

Tabel 10.

Overzicht van de maatregelen in het referentiescenario met de totale reductie in kton CO2-equivalenten

Wegverkeer: biobrandstoffen, 90 % van de dieselmarkt zal tanken aan 10 vol % bijmenging / bio-ethano,l iedereen tankt aan 10 vol %.

Brandstofverbruik: toename isolatiemaatregelen, verhoogde inzet efficiëntere verwarming, verhoogde inzet hernieuwbare brandstoffen Elektriciteitsverbruik: efficiëntere koeling, ventilatie, verlichting en kantoorapparatuur

Totale reductie CO2 eq.-emissies

Landbouw en natuur

0

-120

Autonome afname van het landbouwareaal: tussen 2008 tot 2030 wordt uitgegaan van een afname van 0,2 % landbouwgrond per jaar Autonome afname van de melk- en de rundveestapel

Totale reductie CO2 eq.-emissies TOTALE REDUCTIE SOM SECTOREN CO2 eq.-emissies

-90 -430

51


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Tabel 11.

Raming van de scope 1- en 2-emissies in 2020 in het referentiescenario

11 000 9 000 8 000 7 000 6 000 5 000 4 000 3 000

Scope 1

Energie

2 610

0

2 610

1 000

Transport

1 440

30

1 470

0

Huishoudens

1 490

130

1 620

-1 000

Industrie

1 650

620

2 270

240

150

390

1 070

0

350

930

8 710

Landbouw Natuur Totaal

-720 7 780

Landbouw en natuur Handel en diensten Industrie Huishoudens Transport Energiesector Opname bodem

10 000

Sector

Handel en diensten

Scope 2

Totaal (kton CO2 eq.)

Figuur 5.

Vergelijking van de scope 1- en scope 2-Emissies (kton CO2-equivalenten) per sector in 2020 in het referentiescenario met de nulmeting. Het referentiescenario leidt tot een CO2-reductie van 8 %.

kton CO2-equivalenten

Hoeveel broeikasgassen in 2020? De totale broeikasgasemissie van de provincie komt in 2020 uit op 8 710 kton CO2-equivalenten in het referentiescenario. Dat is een daling van 8 % in vergelijking met 2008. Figuur 5 toont aan dat ten opzichte van 2008 de emissies van de meeste sectoren dalen, maar die van de energiesector en de industrie stijgen. Voor de industrie in zijn totaliteit stijgen de broeikasgasemissies, omdat voor een aantal sectoren en bedrijven de economische groei groter is dan de broeikasgasreducties. De verwachte stijging van de emissies in de energiesector is te wijten aan de stoom- en gascentrale van Tessenderlo Chemie (T-Power), die normaal gezien in 2011 operationeel wordt. De opname in de bodem verandert niet, omdat de uitgangspunten van het nulscenario (verhouding boskap/groei bovengrondse biomassa, oppervlakte permanent grasland, …) onveranderd werden gehouden.

2 000

nulmeting 2008

referentiescenario 2020

Conclusie voor het referentiescenario. Wanneer het Europese beleid wordt toegepast zonder dat bijkomende CO2-maatregelen worden getroffen, dalen de netto broeikasgasemissies in Limburg met 5 %.

4.3. Het 2020-scenario: Limburg klimaatneutraal tegen 2020 Welke maatregelen zijn mogelijk? Om Limburg tegen 2020 klimaatneutraal te maken, zijn bijkomende maatregelen nodig, bovenop de maatregelen die nu al voorzien zijn in het Europese beleid. Om te onderzoeken welke combinatie van maatregelen het halen van de doelstelling mogelijk maakt, werd eerst een lijst opgesteld van CO2maatregelen die in aanmerking komen. Deze maatregelen hebben gemeen dat ze: 1. de broeikasgasemissies reduceren; 2. bovenop de doelstellingen van het referentiescenario komen; 3. technologisch haalbaar zijn tegen 2020. Over de maatschappelijke haalbaarheid van de maatregelen doet deze studie geen uitspraak. 52

53


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Overzicht van de mogelijke CO2-maatregelen Per sector werd onderzocht welke maatregelen aan bovenstaande voorwaarden voldoen en dus in aanmerking komen om Limburg klimaatneutraal te maken. Mogelijke maatregelen in de energieproductie De omschakeling naar hernieuwbare energie en groene stroom is mogelijk door de beschikbare dakoppervlakte in Limburg te voorzien van fotovoltaïsche panelen en het Limburgs potentieel aan windenergie maximaal te benutten. De bestaande kolencentrale van Langerlo kan bijvoorbeeld klimaatneutraal gemaakt worden door ze om te bouwen tot een centrale die volledig op biomassa werkt. Door een warmtenet aan te leggen van deze centrale naar Hasselt en Genk, kan de restwarmte van de elektriciteitsproductie bovendien worden gebruikt om ongeveer 40 000 gezinnen te verwarmen en van warm water te voorzien. De scope 2-emissies, te wijten aan de import van elektriciteit van buiten Limburg, kunnen alleen gereduceerd worden door die elektriciteit in de vorm van groene stroom aan te kopen. Mogelijke maatregelen in de transportsector Door bovenop de kilometerheffing voor Vlaanderen een bijkomende kilometerheffing voor Limburg door te voeren, kan het aantal voertuigkilometers in Limburg dalen met een vermindering van de CO2-uitstoot tot gevolg. In 2020 zal er bovendien met groenere voertuigen gereden worden. Door de nodige infrastructuur aan te leggen (zoals een netwerk van laadpalen) zouden alle nieuwe personenvoertuigen, lichte vrachtwagens en bussen in Limburg tegen 2020 (plug in) elektrisch kunnen zijn. Een andere maatregel is meer biobrandstoffen te gebruiken in het transport (bijvoorbeeld 20 % in plaats van 10 %). Mogelijke maatregelen voor de huishoudens Een eerste reeks mogelijke maatregelen om de CO2-uitstoot van de huishoudens te reduceren, heeft te maken met isolatie. Zo zouden de minst energiezuinige woningen - dat zijn woningen die nog geen isolatie hebben, die enkel of gewoon dubbel glas hebben en nog geen efficiënte verwarmingsinstallatie - gerenoveerd kunnen worden tot de standaard van een passiefhuis. Woningen die niet aan deze criteria voldoen, maar nog geen vloerisolatie hebben, kunnen worden uitgerust met vloerisolatie. Hetzelfde geldt voor huizen met geen of onvoldoende dak- en muurisolatie, gewoon dubbel glas en enkel glas (beide kunnen worden vervangen door drievoudig glas). Een andere mogelijke maatregel is om alle nieuwbouwwoningen vanaf 2012 volgens de passiefhuisstandaard te bouwen. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld ook de stookinstallaties worden aangepakt. Dat kan door bestaande stookinstallaties op aardgas, LPG (vloeibaar gemaakt petroleumgas),

54

steenkool en hout te vervangen door nieuwe, efficiëntere installaties (bv. condenserende ketel of hoogrendementskachel). Woningen op stookolie kunnen dan weer overschakelen op een warmtepomp of een pelletinstallatie. Afhankelijk van de oriëntatie van het dak of de ligging van de woning, zou in de helft van de bestaande woningen een zonneboiler geïnstalleerd kunnen worden. Een andere mogelijke maatregel is om woningen die vandaag verwarmen op aardgas, tegen 2020 voor de helft te verwarmen op biogas. Het stroomverbruik door apparaten en verlichting in de Limburgse woningen kan ten slotte verminderen tot 2 000 kWh per woning, door gebruik te maken van efficiëntere toestellen en door zuiniger om te gaan met energie. Mogelijke maatregelen in de industrie De verschillende industriële sectoren passen specifieke processen toe. CO2-maatregelen voor de industrie zijn dus moeilijk te veralgemenen. Een eerste mogelijke maatregel is de bestaande installaties op stookolie te vervangen door stookinstallaties op biomassa. Dat kan vaste biomassa zijn (zoals stukhout, houtchips of houtpellets), in mindere mate biogas of plantaardige olie. Naast de investeringen in groene stookinstallaties, kunnen bijvoorbeeld ook de mogelijkheden van groene WKK’s maximaal benut worden. Dat zijn WKK’s die werken op bio-olie, biogas of biomassa. Een laatste mogelijke algemene maatregel voor de industrie is dat de grote energie-intensieve bedrijven die zich nu al engageren tot energie-efficiëntieverbeteringen via benchmarken auditconvenanten, ook de minder rendabele maatregelen (die verder gaan dan de engagementen van de convenanten) uitvoeren. Mogelijke maatregelen in handel en diensten Energiezuinig renoveren is een eerste mogelijke maatregel in de tertiaire sector (door een combinatie van onder meer isolatie, zonwerende beglazing, ventilatie, een condenserende ketel, energiezuinige verlichting, …). Voor nieuwe gebouwen (kantoren, winkelruimtes, …) zou een zeer laag E-peil (E45) kunnen opgelegd worden. Een andere mogelijkheid is om zoveel mogelijk klassieke aardgasketels te vervangen door warmtepompen. In Limburg is de samenstelling van de ondergrond op veel plaatsen erg geschikt voor het toepassen van grondgekoppelde warmtepompen. Het vervangen van aardgas- en stookolieketels door ketels op houtchips en pellets is een andere mogelijke maatregel, net zoals het plaatsen van WKK’s op biomassa, biogas of bioolie. Mogelijke maatregelen in de landbouwsector Een eerste reeks mogelijke maatregelen gaat over de veestapel zelf. Zo zal de inkrimping van de veestapel uiteraard aanleiding geven tot een daling van de emissies van

55


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

lachgas en methaan. Verder kan een aangepaste samenstelling van het veevoeder een manier zijn om de broeikasgasemissies van het vee te verminderen. Maatregelen op het gebied van bemesting zijn eveneens mogelijk. Zo vergroot bijvoorbeeld het gebruik van dierlijke mest, in plaats van kunstmeststoffen, de capaciteit van de bodem om koolstof op te slaan. Ook bemestingstechnieken zijn van tel. Met geleide bemesting bijvoorbeeld wordt de stikstofaanvoer beter afgestemd op de behoefte van het gewas, en dalen de lachgasemissies. Tijdens de opslag van mest wordt methaan gevormd. Door mestvergisting in mestverwerkingsinstallaties kan dit biogas opgevangen worden en toegepast als (groene) brandstof. Ook teelttechnieken kunnen de lachgasemissies verminderen. Het toepassen van gemengde teelten en niet-kerende grondbewerking, of het telen van groenbemesters zijn daarvan voorbeelden. In de land- en tuinbouw kan ook heel wat energie worden gespaard. Het toepassen van WKK en warmtepompen is een mogelijkheid. Het energieverbruik in de glastuinbouwsector kan verminderd worden door bedrijven te clusteren en de schaal te vergroten. Halfgesloten kassen zijn een veelbelovende technologie voor een energiezuiniger glastuinbouw. Mogelijke maatregelen in de natuursector Bebossing is een manier om de broeikasgassen te reduceren. Meer bossen betekent immers een extra hoeveelheid CO2 die uit de atmosfeer wordt verwijderd. Bebossen is een tijdelijke reductiemaatregel (als het bos gekapt wordt, komt de CO2 weer vrij). Het voorkomen van boskap, opdat de vastgelegde CO2 niet opnieuw vrijkomt, is dus ook een CO2-reducerende maatregel.

Tabel 12 geeft de maatregelen weer van het 2020-scenario, gesorteerd volgens hun CO2-kost. Tabel 12.

Maatregelen van het 2020-scenario, gesorteerd volgens hun CO2-kost. Maatregel Het gebruik van dierlijke meststoffen in plaats van synthetische meststoffen Herintroduceren van gemengde/ roterende landbouwsystemen Slimme kilometerheffing Verlaging van het elektriciteitsverbruik voor apparaten en verlichting naar 2 000 kWh per woning Extra vervoer omwille van Langerlo 100 % biomassa Extra vrachtvervoer omwille van industrie 100 % biomassa Bosareaal afname beperken

Jaarlijkse CO2reductie (kton)

CO2-kost (¤ per ton)

-4

4

-1 117

-1

1

-720

-49

143

-341

-29

86

-333

0

-1

-297

2

-6

-297

-29

114

-258

WKK

-4

18

-213

Dakisolatie rest bestaande woningen zonder dakisolatie

-4

29

-130

LED verlichting i.p.v. assimilatieverlichting

-1

15

-83

-21

646

-33

-9

860

-11

0

50

-1

0

14

0

0

4

0

0

4

0

Telen van een vanggewas

0

1

0

Muurisolatie rest bestaande woningen met weinig muurisolatie

1

41

29

50 % van bestaande installaties overschakelen op WKK op biomassa Implementatie potentiële en minder rendabele maatregelen, zoals door Auditconvenant gedefinieerd Warmtepompen Variatie van het veevoeder en de voedingsadditieven Gebruik van nieuwe (organische) meststoffen Clustering glastuinbouwbedrijven en schaalvergroting

56

Jaarlijkse kost in 2020 (miljoen ¤)

57


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

50 % van bestaande stookinstallaties laten overschakelen op biomassa Verhogen van aandeel bio-brandstoffen naar 20 % (volgens EUR 10Vol % in 2020) Bestaande centrale Langerlo ombouwen naar biomassa-centrale Semi-gesloten kassen Omschakeling van bestaande fossiele WKK naar groene WKK Tekort aan stroomproductie binnen Limburg compenseren met aankoop groene stroom Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt, 40 000 woningen Versnelde introductie van plug-in hybride en batterij-elektrische voertuigen (nieuwe voertuigen) Inkrimping met 20 % van de runderen, varkens, paarden en pony’s Nieuwe STEG bij T-Power op biogas Dakisolatie rest bestaande woningen met weinig dakisolatie Overschakelen van gewone landbouw op organische landbouw Omschakeling van stookolie naar pellets: rest van de bestaande woningen op stookolie Muurisolatie rest bestaande woningen zonder muurisolatie Overal windenergie opwekken waar het technisch mogelijk is, volgens windplan 2002 50 % bijmenging biogas Omschakeling van stookolie naar warmtepomp: 50 % open woningen en 50 % appartementen Inzet bio-WKK op bio-olie ten voordele van aardgas en stookolie

58

20

646

31

1

31

36

Inzet warmtepompen (lucht - en grondgekoppelde) grotendeels ten voordele van aardgasketels en klassieke koeling Op alle daken zonne-energie opwekken waar het technisch mogelijk is Vervanging enkel glas door drievoudig glas

79

1 769

45

2

35

59

7

118

59

Vergisting Verminderen van de hoeveelheid toegevoegde stikstof Ketelvervanging rest bestaande woningen exclusief woningen op stookolie

0

0

84

13

156

85

84

963

87

4

48

93

60

633

94

1

6

115

7

54

127

28

182

153

11

72

154

29

170

169

29

146

196

20

101

202

3

13

243

Renovatiekantoren

Passiefhuisrenovatie Vloerisolatie rest bestaande woningen Geleide bemesting Zonneboilers: 50 % van de rest bestaande woningen Nieuwbouw vanaf 2012 (aanvraag bouwvergunning) passiefhuisstandaard Vervanging dubbel glas door drievoudig glas Inzet biomassaketels (houtchips en pellets) ter vervanging van stookolie- en aardgasketels Bebossen en efficiënter beheer van bossen Toepassen van niet-kerende grondbewerking

7

27

258

20

54

363

17

44

393

101

208

486

6

11

493

2

4

604

6

9

643

358

433

826

39

46

841

1

1

857

28

24

1 134

42

37

1 138

88

70

1 248

112

77

1 445

400

153

2 611

10

1

6 893

59


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Selectie van de 2020-maatregelen. De lijst met mogelijke maatregelen per sector was de vertrekbasis om het effect van verschillende combinaties van maatregelen op de totale CO2-uitstoot van de provincie in te schatten. Op die manier werd in het 2020-scenario onderzocht welke maatregelenpakketten mogelijk zijn om Limburg klimaatneutraal te maken tegen 2020. Deze werkwijze heeft aangetoond dat alleen door alle maatregelen uit de lijst toe te passen die onderling combineerbaar zijn, de doelstelling van klimaatneutraliteit voor Limburg bereikt kan worden.

Tabel 13.

Overzicht van de maatregelen in het 2020-scenario Sector

Evenzo kunnen maatregelen in een bepaalde sector gevolgen hebben voor andere sectoren. De omschakeling van gas- of stookolieketels naar warmtepompen zal bijvoorbeeld een hoger elektriciteitsverbruik met zich meebrengen. En de sterke inzet van biomassa vraagt meer transport.

Energie

Binnen een sector kunnen inderdaad niet alle maatregelen met elkaar gecombineerd worden. Zo kan de volledige omschakeling van fossiele naar groene ketels niet samen gaan met de volledige omschakeling naar groene WKK’s.

Tabel 13 geeft het overzicht van de maatregelen in het 2020-scenario, met vermelding van de jaarlijkse kost voor 2020, de jaarlijkse CO2-reductie en de kost per ton CO2-reductie. De jaarlijkse kost van een maatregel omvat 1) de annuïteit (jaarlijks te betalen bedrag) van de investeringskost, verrekend aan de levensduur van de maatregel met een maatschappelijke discontovoet van 4 %, 2) de jaarlijkse operationele kost en 3) de jaarlijkse brandstofkost of –besparing. Zoals eerder vermeld, werd de maatschappelijke haalbaarheid van de maatregelen in deze studie niet in rekening gebracht.

De jaarlijkse kost om overal zonne-energie op te wekken waar het technisch mogelijk is, bedraagt ¤ 20 000 000 (20 miljoen in de tabel). (1)

Bestaande centrale Langerlo ombouwen naar biomassacentrale Overal zonne-energie opwekken waar het technisch mogelijk is Overal windenergie opwekken waar het technisch mogelijk is, volgens Windplan 2002 Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt, 40 000 woningen Tekort aan stroomproductie binnen Limburg compenseren met aankoop groene stroom Bestaande fossiele WKK ombouwen naar groene WKK T-power op biogas

Industrie

Rekenvoorbeeld:

Maatregel

50 % van bestaande stookinstallaties laten overschakelen op biomassa Implementatie potentiële en minder rendabele maatregelen, zoals door auditconvenant gedefinieerd 50 % van bestaande installaties overschakelen op WKK op biomassa

Jaarlijkse kost in 2020 (miljoen ¤)

Jaarlijkse CO2-reductie (kton)

CO2-kost (¤ per ton)

79

1769

45

20

54

363

29

170

169

-71

Resid

0

0

84

7

118

59

60

633

94

20

646

31

-9

860

-11

-21

646

-33

Deze maatregel realiseert een jaarlijkse CO2-reductie van 54 000 ton (54 kton in de tabel). (2) Uit (1) en (2) kan berekend worden dat de CO2-kost (¤ per ton) van de maatregel ¤ 363 per ton bedraagt (¤ 20 000 000 gedeeld door 54 000 ton CO2).

60

61


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Switch stookolie  warmtepomp: 50 % open woningen en 50 % appartementen Switch stookolie  pellets: rest van de rest bestaande woningen op stookolie Zonneboilers: 50 % van de rest bestaande woningen Nieuwbouw vanaf 2012 (aanvraag bouwvergunning) passiefhuisstandaard 50 % bijmenging biogas Verlaging van het elektriciteitsverbruik voor apparaten en verlichting naar 2 000 kWh per woning Warmtenet van Centrale Langerlo naar Genk en Hasselt, 40 000 woningen

62

443

826

39

46

841

11

72

154

88

70

1 248

17

44

393

1

41

29

-4

29

-130

1

6

115

6

9

643

20

101

202

28

182

153

28

24

1 134

42

37

1 138

29

146

196

-29

86

-333

13

156

85

Renovatie kantoren (50 % daling verbruik HVAC + verlichting per gebouw t.o.v. 2008) Renovatie sectoren gezondheidszorg, handel, onderwijs en overige (50 % daling verbruik HVAC + verlichting per gebouw t.o.v. 2008) Tertiair

Vloerisolatie rest bestaande woningen Muurisolatie rest bestaande woningen zonder muurisolatie Vervanging dubbel glas door drievoudig glas Vervanging enkel glas door drievoudig glas Muurisolatie rest bestaande woningen met weinig muurisolatie Dakisolatie rest bestaande woningen zonder dakisolatie Dakisolatie rest bestaande woningen met weinig dakisolatie Ketelvervanging rest bestaande woningen exclusief woningen op stookolie

358

101

208

486

7

27

258

112

77

1 445

3

13

243

-49

143

-341

84

963

87

1

31

36

0

-1

2

-6

Nieuwbouw E45 (vanaf 2010) Inzet warmtepompen (lucht - en grondgekoppelde) grotendeels ter vervanging van aardgasketels en klassieke koeling Inzet biomassaketels (houtchips en pellets) ter vervanging van stookolie- en aardgasketels Inzet bio-WKK op bio-olie ter vervanging van aardgas en stookolie Slimme kilometerheffing

Transport

Residentieel

Passiefhuisrenovatie

Versnelde introductie van plugin hybride en batterijelektrische voertuigen (nieuwe voertuigen) Verhogen van aandeel biobrandstoffen naar 20 % (volgens EUR 10Vol % in 2020) Extra vervoer omwille van Langerlo 100 % biomassa Extra vrachtvervoer omwille van Industrie 100 % biomassa

63


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

-4

4

-1 117

-1

15

-83

-1

1

-720

-29

114

-258

-4

18

-213

0

50

-1

0

14

0

0

4

0

Telen van een vanggewas

0

1

0

Clustering glastuinbouwbedrijven

0

4

0

Semi-gesloten kassen

2

35

59

Minder boskap WKK

Landbouw en natuur

Warmtepompen Variatie van het veevoeder en de voedingsadditieven Gebruik van nieuwe (organische) meststoffen

Inkrimping met 20 % van de runderen, varkens, paarden en pony’s Overschakelen van gewone landbouw op organische landbouw

Figuur 6.

4

48

93

7

54

127

6

11

493

Verminderen van de hoeveelheid toegevoegde stikstof

2

4

604

Geleide bemesting

1

1

857

400

153

2 611

10

1

6 893

De kosten van de 2020-maatregelen nader bekeken. Figuur 6 toont de maatregelen uitgezet in een marginale kostencurve. Deze curve geeft de kost weer die erbij komt als er één CO2-equivalent meer wordt gereduceerd. Hoe groter de beoogde reductie, hoe hoger de kost. Belangrijk om weten, is dat in deze curve geen rekening wordt gehouden met subsidies, groenestroomcertificaten of fiscale voordelen. Die

64

Marginale kostencurve van het 2020-scenario. Deze curve geeft de kost weer die erbij komt als één CO2-equivalent meer wordt gereduceerd. De maatregelen met negatieve kosten (of opbrengsten) staan uiterst links in de grafiek. Over hun levensduur beschouwd, verdienen ze zichzelf terug. De maatregelen met erg hoge kosten per ton CO2 staan rechts in de grafiek. Tussen deze twee uitersten bevindt zich een middenmoot van maatregelen met een kost per ton CO2 tussen ¤ 0 en ¤ 100, een maatstaf die ook in de berekeningen van de Vlaamse Milieuverkenning 2030 wordt gehanteerd. Om de klimaatneutraliteit in de provincie volledig te realiseren, zijn ook maatregelen met erg hoge kosten per ton CO2-reductie nodig. 3 500 3 000

Vergisting

Bebossen en efficiënter beheer van bossen Toepassen van niet-kerende grondbewerking (NKG)

kunnen maken dat bepaalde dure maatregelen voor een individu toch aantrekkelijk worden. De kost van die stimulerende maatregelen moet echter door de maatschappij wel worden betaald. Daarom worden ze hier buiten beschouwing gelaten.

marginale kost (€/ton CO2)

Het gebruik van dierlijke meststoffen in plaats van synthetische meststoffen LED verlichting in plaats van assimilatieverlichting Herintroduceren van gemengde/ roterende landbouwsystemen

2 500 2 000

betalende maatregelen met erg hoge kost per ton CO2 (meer dan € 100)

1 500 betalende maatregelen met een kost per ton CO2 tussen €0 en €100

1 000 winstgevende maatregelen (no regret)

500 0

1 000

2 000

3 000

4 000

5 000

6 000

7 000

8 000

9 000

-500 CO2eq reducties (kton)

Figuur 6 toont ook aan dat er maatregelen zijn met negatieve kosten, de zogenaamde ‘no regret’ maatregelen, of nog: winstgevende maatregelen. Over hun levensduur beschouwd, verdienen deze maatregelen zichzelf terug, omwille van besparingen op het energieverbruik en energiekosten. Voorbeelden hiervan zijn de isolatie van daken van bestaande woningen, een slimme kilometerheffing op de Limburgse wegen en

65


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Wat levert een kostenneutraal scenario op? Welke maatregelen kunnen gecombineerd worden om tot neutrale kosten te komen? In elk geval worden de winstgevende maatregelen geselecteerd (no regret). De oppervlakte tot aan ¤ 0 per ton boven de curve is de totale opbrengst van deze maatregelen. Deze kan gebruikt worden om betalende maatregelen mogelijk te maken, om zo tot een kostenneutraal scenario te komen. De oppervlakte onder de curve tot aan ¤ 0 per ton is de totale kost van de betalende maatregelen.

Figuur 7.

Kostenneutraal scenario afgeleid uit het 2020-scenario. In dit scenario worden de winstgevende maatregelen uit het 2020-scenario (links in de grafiek) gecombineerd met betalende maatregelen (rechts in de grafiek). Het resultaat is een kostenneutraal scenario, dat een CO2-reductie van meer dan 3 miljoen ton oplevert. 1 500 1 000 marginale kost (€/ton CO2)

het gebruik van dierlijke in plaats van synthetische meststoffen in de landbouw. Daarnaast zijn er ook betalende maatregelen met een kost tussen ¤ 0 en ¤ 100 per ton CO2. Dat zijn waarden die ook teruggevonden worden in Europese studies over reductiepaden voor de emissiehandelsectoren (ETS) en in de berekeningen van de Milieuverkenning 2030. Het ombouwen van de centrale van Langerlo naar een biomassacentrale, de verhoging van het aandeel biobrandstoffen naar 20 % in de transportsector en de versnelde introductie van plug-in hybride en batterijelektrische voertuigen, behoren tot deze categorie maatregelen. Om de klimaatneutraliteit in de provincie volledig te realiseren, zullen ook maatregelen met erg hoge kosten per ton CO2-reductie nodig zijn. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van niet-kerende grondbewerking in de landbouw en het plaatsen van zonneboilers in 50 % van de bestaande woningen.

Oppervlakte blauw (opbrengsten winstgevende maatregelen) = oppervlakte groen (kosten betalende maatregelen). Dit resulteert in een kostenneutraal scenario.

500 0

500

1 000

1 500

2 000

2 500

3 000

3 500

-500 -1 000

Het scenario werd zo opgebouwd, dat een aantal maatregelen uit het negatieve gedeelte van de curve maar kunnen gerealiseerd worden door een aantal maatregelen uit het positieve gedeelte erbij te nemen. Het positieve gedeelte uit de curve is dus op maat samengesteld om op een quasi neutraal scenario uit te komen. Bepaalde goedkope maatregelen horen samen met duurdere. Daarom resulteert deze oefening in minder reductie dan bij een gewone aftopping van de vorige kostencurve.

-1 500 CO2eq reducties (kton)

De totale reductie die kan gerealiseerd worden met dit kostenneutrale scenario, bedraagt iets meer dan 3 miljoen ton CO2.

66

67


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Conclusies voor het 2020-scenario Met het 2020-scenario blijkt er heel wat mogelijk. Maar tegelijk kent het scenario ook zwaktes en houdt het bedreigingen in. 1. De berekening van het 2020-scenario heeft aangetoond dat het technologisch gezien mogelijk is om Limburg klimaatneutraal te maken tegen 2020. In realiteit stuiten technologische innovaties echter vaak op niet-technologische hindernissen (vergunningen, maatschappelijke weerstand, marktvraag, enzovoort) die de ontwikkeling, verspreiding en implementatie van technologische innovaties kunnen vertragen of doen falen. Sommige maatregelen vergen zelfs een maatschappelijke transitie, die (mogelijk) niet realiseerbaar is tegen 2020. 2. Alle maatregelen opgenomen in het scenario zijn in principe technologisch haalbaar. De meeste maatregelen vergen geen drastische aanpassingen aan het huidige systeem, wat de kans op een succesvolle invoering vergroot. Het 2020-scenario houdt echter geen rekening met veelbelovende technologieën voor de toekomst (zoals geothermie en CCS (carbon capture and storage)). Daardoor zijn bepaalde kansen om de klimaatneutraliteit op een efficiëntere manier te realiseren, nog niet in rekening gebracht. 3. Het volledig realiseren van het 2020-scenario vereist enorme investeringen. Daartegenover staat dat dit scenario een relatief omvangrijk pakket ‘no regret’ en lagekostmaatregelen bevat met een negatieve of lage marginale kost. Dit maakt de kans reëel dat investeerders aangesproken worden om deze maatregelen te implementeren. De sectorale opbouw van het scenario helpt het provinciebestuur om via een gerichte aanpak economische kansen te identificeren. 4. Het brede socio-economisch perspectief omvat alle relevante sectoren in de provincie Limburg. Dit veelomvattende kader is niet alleen een belangrijk pluspunt, het biedt tevens toekomstmogelijkheden aan om als provinciebestuur een trekkersrol te spelen, een sectorale aanpak na te streven en het ecologische perspectief hieraan te koppelen. Dit laatste is een vereiste om de duurzaamheidsvraagstukken ten gronde aan te pakken. 5. Een nadeel van het scenario is dat het geen rekening houdt met de scope 3-emissies. De werkelijke emissies worden hierdoor onderschat. 6. Omdat de termijn om klimaatneutraliteit te realiseren erg kort is, is Limburg in het 2020-scenario in hoge mate afhankelijk van biomassa om de doelstelling te behalen. Biomassa voor biobrandstoftoepassingen wordt echter terecht in vraag gesteld omdat het geen duurzame oplossing is. Zo is er wereldwijd niet voldoende grond en biomassa om zowel in de voedsel- als de energiebehoefte te voorzien. In het 2020-scenario kan de provincie Limburg weliswaar klimaatneutraal zijn, maar dit gaat ten koste van emissies elders. Het probleem wordt dus afgewenteld naar andere plaatsen in de wereld.

68

Figuur 8 geeft een overzicht van de emissiereducties van het referentiescenario in 2020 en het 2020-scenario in vergelijking met de nulmeting in 2008 voor de verschillende sectoren. Figuur 8.

Emissiereducties in het referentiescenario in 2020 (tweede kolom) en in het 2020-scenario (derde kolom) in vergelijking met de nulmeting in 2008 (eerste kolom)

10 000

Landbouw Handel en diensten Industrie Huishoudens Transport Energiesector Natuur

9 000 8 000 7 000 6 000 5 000 4 000 3 000 2 000 1 000 0 -1 000 -2 000

Nulmeting referentiescenario 20202008 2020 scenario

4.4. Het visionair scenario: wat is mogelijk tegen 2050? Wat na 2020? Het 2020-scenario gaat uit van maatregelen die in 2020 technisch haalbaar zijn. Dat een maatregel technisch haalbaar is, betekent echter nog niet dat hij ook zomaar implementeerbaar is. De ontwikkeling, verspreiding en implementatie van technologische innovaties staat of valt immers ook met niet-technologische hindernissen. Het visionaire scenario kijkt daarom ook verder vooruit, naar het jaar 2050. Die verruimde blik geeft het beleid richting, want om tegen 2050 een bepaalde technologie klaar te hebben, is nu al actie nodig. Het visionaire scenario maakt een koppeling mogelijk tussen langetermijndoelen en kortetermijnacties, laat meer opties toe en staat open voor technische doorbraken.

69


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Geen berekening, wel een beschrijving. Hoe verder de toekomst, hoe minder goed ze voorspeld kan worden. Een ruimere tijdshorizon leidt dus onvermijdelijk tot grotere onzekerheden. Die maken het onmogelijk om emissies en kosten nauwkeurig te becijferen. Het visionaire scenario is dan ook eerder een beschrijving van state-ofthe-art wetenschappelijke inzichten over duurzaamheid. Het combineert potentieel interessante technologische maatregelen met niet-technologische inzichten. Drie streefdoelen. Het visionaire scenario steunt op drie streefdoelen: 1. Streefdoel 1: op korte termijn (2020) streeft Limburg een zo groot mogelijke emissiereductie na. 2. Streefdoel 2: op lange termijn (2050) streeft Limburg een optimale duurzame energieopwekking en maximale energie-efficiëntie na. 3. Streefdoel 3: Limburg maakt werk van een overkoepelende strategie om uit te groeien tot een veerkrachtige en weerbare provincie. Aan ieder streefdoel beantwoordt een pakket van maatregelen. Ze worden hieronder samengevat.

Streefdoel 1. Maximale emissiereductie tegen 2020 door het inzetten van state-of-the-art technieken en technologieën Het vertrekpunt om de emissies maximaal te reduceren, zijn de kostenneutrale maatregelen uit het 2020-scenario. Daarnaast moet Limburg resoluut kiezen voor maatregelen die leiden tot optimale zelfvoorziening en energie-efficiëntie. Het provinciebestuur en zijn partners moeten hierbij open staan voor en investeren in beloftevolle maatregelen op langere termijn: de doorbraken na 2020 zijn immers vandaag nog niet gekend. Voorbeeld: om windenergie en fotovoltaïsche zonne-energie volledig te kunnen inzetten, zijn aanpassingen aan het elektriciteitsnet nodig. Die aanpassingen zullen straks maatregelen mogelijk maken die vandaag nog in de onderzoeksfase verkeren. Streefdoel 2. Optimale duurzame energieopwekking en maximale energieefficiëntie in Limburg tegen 2050  Dit streefdoel gaat uit van een aantal visionaire technieken en technologieën met een redelijke kans om door te breken vóór 2050. Enkele voorbeelden: • Het potentieel aan diepe geothermie voor Limburg wordt geschat op 20 à 25 geocentrales met een elektrisch vermogen van 3 tot 3,5 MW elk en een restwarm-

70

tecapaciteit van 7,5 MW thermische energie. Dit totaal van ongeveer 80 MW (elektrisch) aan geocentrales zou ruim 170 000 gezinnen van stroom kunnen voorzien. Daarbij komt nog de laagwaardige warmte, geschikt om gebouwen te verwarmen. • Het gebruik van biomassa voor energieopwekking wordt geoptimaliseerd. Het doel is dat vrijwel alle biomassa uit Limburg komt, zodat er geen biomassa hoeft geïmporteerd te worden en men zeker is van een duurzame productie. Om dit mogelijk te maken, moet het landbouwareaal een andere invulling krijgen, en moeten de Limburgers andere eetgewoonten aannemen. De grond die vrijkomt door de afbouw van de veestapel, dient een slimme invulling te krijgen. Een deel als nieuwe landbouwgrond om vleesvervangende producten (zoals algen) te produceren, een deel als permanent bos en weiland, en een deel voor de productie van biomassa. • Het afvangen en opslaan van CO2, ook carbon capture and storage (CCS) genoemd, scheidt CO2 van industriële en energiegerelateerde bronnen en isoleert het uit de atmosfeer. Algemeen wordt aangenomen dat CCS-methoden tot een netto CO2-reductie van 80 à 90 % kunnen leiden, in de veronderstelling dat de opslagwijze stabiel en veilig is. In Limburg is deze technologie het meest interessant voor Langerlo en voor de T-Power STEG. • Slimme energienetwerken of smart grids integreren op een intelligente manier verschillende (fluctuerende) hernieuwbare energiebronnen. Zo wordt de opwekking efficiënter en milieuvriendelijker, en de bevoorrading betrouwbaar en voordeliger. Slimme meters informeren gebruikers over hun persoonlijk energiegebruik.  Daarnaast vergt streefdoel 2 technologieën waarvan vandaag moeilijk te voorspellen valt of ze al dan niet doorbreken tegen 2050. • Tot deze beloftevolle technologieën behoren de grote geocentrales en hybride geothermische systemen. Deze hebben elk een vermogen van in het beste geval 9 MW. • In microbiële brandstofcellen wordt afvalwater verwerkt en deels gezuiverd door micro-organismen. In afwezigheid van zuurstof produceren deze CO2, elektronen en waterstof bij de afbraak van organisch materiaal. De elektronen die vrijkomen bij de afbraak van organisch materiaal, wekken elektrische stroom op. Microbiële brandstofcellen werden tot dusver alleen in gecontroleerde omgevingen uitgetest; opschaling is niet eenvoudig. De technologie kan interessant zijn om lokale afvalstromen te verwerken. De stroom is dan eerder een nevenproduct. • Waterstof biedt interessante perspectieven als energiebron, maar er zijn nog heel wat hindernissen te nemen, wil men waterstof commercieel inzetten. Zo vereist waterstof een totaal nieuwe brandstofinfrastructuur, en is elektriciteit eerst

71


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

omzetten in waterstof en dan weer in elektriciteit, minder efficiënt dan stroom rechtstreeks te gebruiken. Bovendien kent waterstof een lagere energiedichtheid dan conventionele brandstoffen. • In het onderzoek naar oplossingen voor de hoge concentratie aan broeikasgassen in de lucht wordt ook gezocht naar CO2-negatieve processen. Dat zijn processen die koolstof vastleggen in de bodem. Biochar is daar een voorbeeld van: het wordt gevormd door pyrolyse waarbij organisch afval wordt gesplitst in gassen en een vast koolstofrijk residu, dat aan de grond kan worden toegediend. Biochar verbetert de bodemvruchtbaarheid, structuur, bodemstabiliteit en waterhuishouding. Dat heeft dan weer een positief effect op de groei van planten, die op hun beurt meer CO2 opnemen. • Radicale doorbraken in zonne- en windenergie. De energieomzetting uit de zon heeft op dit moment een efficiëntie van ongeveer 25 % in optimale omstandigheden. Er is dus nog veel ruimte voor verbetering. Mogelijke innovaties zijn zonnepanelen die ook ‘s nachts werken omdat ze infrarood straling capteren, zonne-energiesystemen die een groot zonlichtgebied concentreren in een kleine straal en wegcollectoren die warmte uit een toplaag in asfalt of beton ondergronds opslaan. Ook voor windenergie zijn radicale doorbraken mogelijk. Voorbeelden zijn onder meer turbinevrije, windsystemen die vibreren (naar analogie met het ruisen van de bladeren van een boom) en windfarms waarbij elke windturbine gebruikmaakt van de werveling die naburige turbines creëren. Streefdoel 3. Overkoepelende strategie om van Limburg een veerkrachtige en weerbare provincie te maken. Limburg is vandaag erg afhankelijk van de buitenlandse biocapaciteit, dat is de som van de oppervlakken voor landbouw en bos, en de visgebieden. In het licht van de klimaatwijziging (met oogstverliezen door stormen, droogte, overstromingen als gevolg), de toenemende grondstofprijzen en de bevolkingsgroei kan Limburg gezien worden als een kwetsbare regio. Een globale strategie om uit te groeien tot een veerkrachtige en weerbare provincie is dan ook zinvol. Zo’n strategie vergt maatregelen die niet-technologisch van aard zijn: • Vandaag wegen vooral economische afwegingen op korte termijn in beslissingen door. Het concept van ecosysteemdiensten en het economiseren ervan kan helpen om ecologische overwegingen op te nemen in het beleid. Het gaat niet alleen om het beschermen van soorten en natuurgebieden. Ook in woon- en industriegebieden zijn tal van maatregelen denkbaar om de plaatselijke biodiversiteit te bevorderen. Denk maar aan groendaken, daktuinen, groenzones, onverharde parkings, enzovoort.

72

• Duurzame gebiedsontwikkeling is een nieuwe vorm van ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de samenhang tussen ruimtelijke en maatschappelijke vraagstukken van een gebied en streeft naar evenwicht tussen ecologische, sociale en economische belangen. Hoewel het provinciebestuur inzake ruimtelijke ordening niet alle instrumenten in handen heeft, kan het de ontwikkeling binnen de grenzen van Limburg wel slim sturen. Dat kan door een verbindende rol te spelen en zo publieke, private en particuliere belangen op elkaar af te stemmen. • Beleidsmakers worden geconfronteerd met complexe problemen, onzekerheid, versnippering van kennis en van beleidsdomeinen, … De oplossing ligt in een proces van leren, bijsturen en aanpassen van het beleid, ook wel adaptive governance genoemd. • Om een duurzame maatschappij mogelijk te maken, moeten de culturele normen en waarden veranderen. Zodat duurzaam handelen zo natuurlijk wordt als consumeren vandaag is. Om zo een duurzaamheidscultuur te creëren, moeten alle facetten van de samenleving worden aangepakt: educatie, handel, media, overheden, tradities, sociale bewegingen, enzovoort.

Conclusies voor het visionaire scenario 1. De grote sterkte van het visionair scenario is dat het langetermijnperspectief richting geeft aan het beleid. Doordat onverwachte doorbraken niet worden uitgesloten, blijven meer opties en oplossingen open. Het scenario biedt ook ruimte om de maatschappelijk-culturele evolutie slim te sturen naar een duurzaamheidscultuur die net zo ingeburgerd is als de consumptiecultuur van vandaag. Bovendien creëert het scenario ruimte om te experimenteren met nieuwe werkwijzen en methodes, en te leren door te doen. 2. Anderzijds loopt het scenario door de verre tijdshorizon het gevaar gezien te worden als te ver weg van het dagelijks denken en doen. Bovendien zijn nogal wat maatregelen abstract en niet becijferbaar. Dat is niet bevorderlijk voor het investeringsklimaat en laat ruimte voor discussie: het kostenplaatje en het reductiepotentieel zijn immers ongekend. Keuzes kunnen daardoor minder goed onderbouwd worden, waardoor het draagvlak aan stevigheid verliest en het ondernemen van actie kan stokken. 3. Het visionaire scenario vertrekt van een systeembenadering. Het streven naar veerkracht opent kansen voor een transitie naar écht duurzame systemen, die bovendien dynamisch zijn. Dat betekent dat er adaptief gereageerd kan worden op veranderingen in de omgeving.

73


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Figuur 9 toont het voorgestelde tijdspad van het visionaire scenario in functie van het behalen van de drie streefdoelen.

4.5. De socio-economische toestand van de provincie

Figuur 9.

Aanpak. Klimaatneutraliteit is een ambitieuze doelstelling, die inspanningen zal vragen van alle sectoren. Ook de economische en maatschappelijke gevolgen van klimaatneutraliteit heeft het provinciebestuur laten onderzoeken. Eerst werd de huidige socio-economische toestand in kaart gebracht aan de hand van een aantal economische indicatoren. Met deze ‘socio-economische nulmeting’ werden de verschillende scenario’s vervolgens vergeleken. Zo kon worden ‘voorspeld’ of in een bepaald scenario de socio-economische toestand van Limburg erop vooruit of achteruit zal gaan.

Het visionaire reductiescenario met een gecombineerd korte- en langetermijnperspectief. Streefdoel 1: op korte termijn (2020) streeft Limburg een zo groot mogelijke emissiereductie na. Streefdoel 2: op lange termijn (2050) streeft Limburg een optimale duurzame energieopwekking en maximale energie-efficiëntie na. Streefdoel 3: Limburg maakt werk van een overkoepelende strategie om uit te groeien tot een veerkrachtige en weerbare provincie.

Streefdoel 1

CO2 reductie (Kton CO2 eq)

9000

Streefdoel 2 en 3

winstgevende maatregelen (no regret), optimale zelfvoorziening en energie-efficiëntie, investeringen in beloftevolle maatregelen op lange termijn

kleine geocentrales, duurzame biomassa, smart grids, ...

5000

grote geocentrales, microbiële brandstofcellen, waterstof, radicale doorbraken in wind- en zonne-energie, ...

2008

74

De nulmeting. Anno 2008 wordt de bruto toegevoegde waarde voor Limburg geraamd op ¤ 18 591 miljoen. De index voor duurzame economische welvaart voor Limburg (SISEW of Simplified ISEW) wordt geraamd op ¤ 19 132 miljoen. De ISEW is een alternatieve welvaartsindicator, die peilt naar duurzame welvaart, of welvaart in bredere zin. Naast de positieve effecten van economische groei voor de welvaart, meet de SISEW ook enkele negatieve gevolgen, zoals de effecten van milieuverontreiniging, de achteruitgang van de biodiversiteit, de uitputting van natuurlijke voorraden en de effecten op gezondheid.

2020

2030

2050

Jaar

Het referentiescenario. In vergelijking met 2008 stijgen de bruto toegevoegde waarde en de SISEW licht in het referentiescenario, respectievelijk van ¤ 18 591 miljoen in 2008 tot ¤ 22 455 miljoen in 2020 (bruto toegevoegde waarde) en van ¤ 19 132 miljoen in 2008 tot ¤ 22 284 miljoen in 2020 (SISEW). Het 2020-scenario. Of nu gerekend wordt met de conventionele indicatoren (bruto regionaal product) of met de SISEW, de verandering ten opzichte van het referentiescenario blijft relatief beperkt (-0,22 tot 7 %). De afname van de ‘conventionele welvaart’ wordt dus nog niet gecompenseerd door de verbetering van de toestand van het leefmilieu (weergegeven voor de milieu-indicatoren). Let wel: door de beperkte beschikbaarheid van data werd bij de berekening van de milieu-indicatoren alleen rekening gehouden met de uitstoot naar de lucht. Het is niet duidelijk wat de impact van de 2020-maatregelen zal zijn op parameters zoals waterkwaliteit en biodiversiteit.

75


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

5. Conclusies en aanbevelingen Mission LIM-possible! Het 2020-scenario toont aan dat het mogelijk is om van Limburg een CO2-neutrale provincie te maken. Hoewel het provinciebestuur en de Limburgse gemeentebesturen lang niet alle instrumenten in handen hebben om de klimaatopwarming te stoppen, kunnen ze toch de transitie naar klimaatneutraliteit in een stroomversnelling brengen. De belangrijkste aanbevelingen worden hier samengevat.

5.1. De grote conclusies van TACO2 De TACO2-studie onderstreept drie grote conclusies: 1. Technisch gezien is klimaatneutraliteit mogelijk. De uitdaging om de provincie Limburg binnen afzienbare tijd klimaatneutraal te maken is ongekend. Het 2020-scenario toont aan dat het technisch gezien mogelijk is om klimaatneutraal te worden in 2020. Mits elke sector ‘voor eigen deur veegt’ en de resterende emissies gecompenseerd worden door de sector natuur. Scope 3-emissies zijn buiten beschouwing gelaten.  Daarom: verminder de CO2-uitstoot volgens de principes van de trias energetica (aanbeveling 1). Een aanzienlijke reductie van de CO2-uitstoot tegen 2020 is het streefdoel, als mijlpaal in de transitie naar een duurzame provincie. In het licht van de wereldwijde klimaatproblematiek kan de provincie Limburg haar verantwoordelijkheid nemen door haar CO2-uitstoot te reduceren in opeenvolgende logische stappen: • verminder de energievraag; • gebruik zoveel mogelijk duurzame energie; • maak efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen. De maatregelen opgesomd in 5.2.1. maken deze aanbeveling concreet. 2. Tegen 2020 lijkt het niet doenbaar. De huidige maatschappij is door haar wetgevende kaders, economische infrastructuur en heersende paradigma’s erg complex. Het maatregelenpakket uit het 2020-scenario tegen 2020 invoeren, is dan ook weinig realistisch. Er is geen ‘silver bullet’ waar de provincie Limburg zwaar op kan inzetten om het ambitieuze doel te halen. Bovendien bestaat het risico dat de focus op

78

79


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

klimaatneutraliteit leidt tot negatieve effecten in andere duurzaamheidsdomeinen, binnen of buiten de provincie.  Daarom: verruim de blik van een CO2-neutrale naar een duurzame, veerkrachtige provincie (aanbeveling 2). Pasklare oplossingen om het streven naar een CO2-neutrale provincie te stroomlijnen, zijn er niet. De transitie naar een duurzaam Limburg vraagt een nieuw soort denken en handelen, dat kansen maximaal benut en valkuilen tijdig ontwijkt. Al doende leren en al lerende doen, is het motto. Volstaat het streven naar CO2-reducties om de CO2-uitstoot ten gronde aan te pakken? En wat is het verband met andere duurzaamheidsproblemen waarmee onze samenleving te maken krijgt? Een breder kader van duurzaamheid is dus aan de orde. De maatregelen opgesomd in 5.2.2. maken deze aanbeveling concreet. 3. Afwenden kan niet, beïnvloeden wel. De klimaatwijziging stoppen lukt niet meer, maar door het beperken van de broeikasgasuitstoot kunnen de mate en de snelheid ervan wel beïnvloed worden. Het provinciebestuur en de gemeentebesturen hebben niet alle instrumenten in handen om de doelstelling te verwezenlijken, maar kunnen de transitie naar klimaatneutraliteit wel versnellen.  Daarom: benut het instrumentarium maximaal (aanbeveling 3). Een mix van instrumenten helpt om concrete maatregelen in te voeren in de diverse domeinen van het beleid. De maatregelen opgesomd in 5.2.3. maken deze aanbeveling concreet.

5.2. De aanbevelingen concreter 5.2.1. Aanbeveling 1. Verminder de CO2-uitstoot volgens de principes van de trias energetica Verminder de energievraag. De vraag naar energie moet drastisch omlaag. Dat kan door: • het nut van sommige vormen van energiegebruik in vraag te stellen (denk maar aan airconditioning, terrasverwarming, …); • steeds betere energieprestaties na te streven (bv. passiefhuizen); • technologische vernieuwing (bv. LED-verlichting) en gedragsverandering te stimuleren (bv. meer gebruikmaken van het openbaar vervoer).

80

Het verminderen van de energievraag is vooral van tel voor de bebouwde omgeving. Goed isoleren en verstandig bouwen zijn sleutelwoorden. Maar ook in andere sectoren kan heel wat efficiënter worden omgesprongen met energie. Gebruik en produceer zoveel mogelijk duurzame energie. De resterende energievraag wordt zoveel mogelijk ingevuld met duurzame energiebronnen - zon, wind, water, aardwarmte en duurzame biomassa. Dit principe kan worden toegepast in alle sectoren. Maak efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen zullen nog enkele decennia in een deel van de energiebehoefte voorzien. Door restenergie te benutten, en warmte en koude tijdelijk op te slaan, verloopt de omzetting van fossiele energie zo efficiënt mogelijk. 5.2.2. Aanbeveling 2. Verruim de blik van een CO2-neutrale naar een duurzame, veerkrachtige provincie Naar een andere beleidsaanpak om de transitie van de grond te krijgen. Om te evolueren naar een duurzame provincie, blijven bestaande beleidsconcepten en -visies nodig, maar worden deze in een breder transitiekader geplaatst. Noodzakelijke ingrediënten van deze transitieaanpak zijn: • denken in een systeemperspectief dat zowel technologische, institutionele als socio-culturele innovaties omvat; • richting geven aan beslissingen met een gedragen langetermijnvisie; • experimenteren met innovaties. Op weg naar een veerkrachtige provincie. Veerkracht in het licht van de klimaatwijziging betekent: goed kunnen omgaan met veranderingen. Flexibiliteit is daarvoor nodig, net zoals diversiteit, een rijk ecologisch en sociaal kapitaal, een groot leervermogen, innovatiecapaciteit, … Adaptatie is dé sterkte van een veerkrachtige maatschappij. Dat betekent – naar analogie met de trias energetica: • Eerst en vooral de klimaatverandering voorkomen. • Vervolgens ook omgaan met onzekerheid door het inbouwen van flexibiliteit, negatieve effecten van de klimaatwijziging voorkomen en de positieve effecten benutten. • Ten slotte de schade beperken en voorwaarden inbouwen voor een soepel herstel van negatieve effecten.

81


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

Aandachtspunten om de transitie succesvol te maken. • Het provinciebestuur kan slim sturen en zo de neuzen van de betrokken partijen in dezelfde richting doen wijzen. Er bestaan verschillende vormen van sturen: de overheid als katalysator, regie via het participatiemodel, publiekprivate samenwerking, het koplopersmodel, … Slim sturen betekent de verschillende sturingsvormen op het juiste moment en op de juiste plaats inzetten. • De missie om Limburg klimaatneutraal te maken, overstijgt de bevoegdheden van het bestuur. Een klimaatalliantie, die gebaseerd is op coalities tussen overheden, middenveld en marktpartijen en met de provincie als trekker, kan soelaas bieden. De klimaatalliantie formuleert klimaatprogramma’s met concrete taakstellingen op middellange termijn voor de maatschappelijke actoren. Naar analogie met Nederlandse voorbeelden kan ook een klimaatfonds opgericht worden. • Om een trekkersrol te kunnen opnemen, moet het provinciebestuur zelf het goede voorbeeld geven. Het stelt best een concreet stappenplan op dat aangeeft hoe het zijn eigen diensten klimaatneutraal denkt te maken (woon-werkverkeer, gebruik van gebouwen, aankoop van producten en diensten, …). • Een effectieve communicatie is nodig om de visie ‘Limburg klimaatneutraal’ actief uit te dragen. Die communicatie moet oog hebben voor de verschillende doelgroepen: actoren betrokken bij de uitvoering van het TACO2-plan, de eigen diensten van het provinciebestuur, steden en gemeenten, het brede publiek, …

dens), groepsaankopen van groene stroom (sector handel en diensten), slimme kilometerheffing en promotie van milieuvriendelijke wagens (sector transport), subsidies voor koolstofarme landbouwtechnieken en promotiecampagnes om de vleesproductie te doen dalen (sector landbouw), subsidies voor het aanplanten van bossen en informatiecampagnes over ecosysteemdiensten (sector natuur).

5.3. Wat kunnen de sectoren doen? De TACO2-studie legt tal van mogelijkheden bloot voor de sectoren om mee te werken aan klimaatneutraliteit. Hieronder wordt een en ander samengevat. 5.3.1. Energieproductie De beste regionale mogelijkheden voor bio-energie stimuleren. Biomassa heeft heel wat in petto om lokaal duurzame energie op te wekken, zo toont het 2020-scenario aan. In eerste instantie kan onderzocht worden hoe provinciale, stedelijke en gemeentelijke biomassastromen zoveel mogelijk beschikbaar gemaakt kunnen worden om te gebruiken in bio-energie installaties. Daarnaast kan een uitgebreide provinciale biomassascan inzicht bieden in de meest kansrijke biomassaopties voor Limburg.

5.2.3. Aanbeveling 3. Benut het instrumentarium maximaal Doen wat nu al mogelijk is. De nadruk in de eerste fase van het proces naar een CO2-neutraal Limburg moet liggen op het nemen van maatregelen die nu al mogelijk zijn en een groot potentieel aan CO2-reductie hebben. Deze aanpak mag weliswaar elders of later geen duurzaamheidsproblemen veroorzaken en evenmin de toepassing van mogelijk beloftevolle toekomstige opties hypothekeren. Het provinciebestuur kan op drie manieren invloed uitoefenen: via het rechtstreeks opleggen van maatregelen, via financiële instrumenten zoals subsidies of heffingen, of via overtuigingskracht zoals communicatie, informatie en opleiding. Mogelijke instrumenten. In het instrumentarium is bovendien een onderscheid te maken tussen: • overkoepelende instrumenten, zoals ruimtelijke uitvoeringsplannen, milieuvergunningsvoorwaarden, het inschakelen van lokale rolmodellen, innovatienetwerken, … ; • sectorspecifieke instrumenten, zoals het versoepelen van vergunningsvoorwaarden voor groene energieprojecten (sector energie), clusterprojecten en energie­ scans (sector industrie), bouwcodes en standaarden voor passiefbouw (huishou-

82

Warmtekaarten. Om het potentieel voor WKK en wijkverwarming in te schatten, kunnen gemeenten warmtekaarten opstellen. Die geven een gedetailleerd overzicht van de warmtevraag en -aanbod op lokaal niveau. Op basis van deze scans kan een provinciaal hernieuwbare-energieplan worden opgesteld. Actieve steun van buurtbewoners. Bij de lokale inplanting van energieprojecten is steun van de buurtbewoners erg belangrijk. Lokale besturen kunnen optreden als bemiddelaar. Steun aan onderzoeksprojecten. Beloftevolle projecten voor de toekomst verdienen zowel financiële als communicatieve steun van het provinciebestuur. Daarnaast kunnen kansrijke technologische innovaties in Limburg verankerd worden via het Cleantech-platform. Aankoop van duurzame energie stimuleren. De aankoop van duurzame energie kan in een overgangsfase een aanvulling zijn op duurzame energieproductie op het grondgebied van de provincie. Een groepsaankoop van groene stroom, in navolging van een initiatief van de provincie Antwerpen, behoort tot de mogelijkheden.

83


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

5.3.2. Industrie De hand reiken naar lokale bedrijfspartners. Bij de realisatie van een CO2-neutraal Limburg, streeft de provincie best naar samenwerking met lokale bedrijfspartners. Dit kan bijvoorbeeld door partners uit het bedrijfsleven tot actieve deelname in de klimaatalliantie te stimuleren. Handhaving. Bij periodieke controles van milieuvergunningen moet aandacht uitgaan naar energiebesparing. Het opleggen van bijzondere milieuvergunningsvoorwaarden voor klasse 1-bedrijven biedt perspectieven. 5.3.3. Huishoudens en handel & diensten (gebouwde omgeving) Samen met de gemeenten. Energiebesparing in de bouw is een van de meest effectieve manieren om aanzienlijke CO2-reducties te behalen. Een groot deel van de woningen en gebouwen van 2050 staat er nu al. Als deze energiezuiniger gemaakt kunnen worden, is al een flinke stap gezet. Om jaarlijks een zo groot mogelijk aantal woningen te verbeteren, is een samenwerking tussen provincie en gemeenten nodig.

investering terug op basis van de gerealiseerde energiebesparing, of genereert extra winst door het installeren van duurzame energietechnologieën. Vrijwillige verbintenis van grote bouwbedrijven. Voor nieuwbouw is het belangrijk dat duurzaam bouwen ingang vindt. Het provinciebestuur kan convenanten sluiten met grote bouwbedrijven, waarbij deze zich vrijwillig verbinden tot normen die verder gaan dan wat de wet vastlegt. De afspraken kunnen dan geleidelijk evolueren in de richting van klimaatneutraal bouwen. 5.3.4. Transport Voldoende laadpunten voor elektrische wagens. Een substantieel aandeel van elektrische wagens in het totale wagenpark is in Limburg niet te verwachten voor 2020. De provincie kan de transitie naar een elektrisch wagenpark versnellen door voldoende laadpunten op haar grondgebied te voorzien. Ook kan ze voorzieningen treffen om de aankoop en het gebruik van elektrische wagens te stimuleren. Duurzame biobrandstoffen kunnen een rol spelen als overgangsmaatregel. 5.3.5. Landbouw

Bijkomende financiële prikkels. De provincie kan subsidies koppelen aan strenge kwaliteitseisen zoals een hoge isolatiewaarde en zo grote energiebesparingen promoten. Het is belangrijk dat deze subsidies en bijhorende criteria worden afgestemd op het Vlaamse en federale beleid. Actieve en brede communicatie. Subsidies kunnen best vergezeld worden van een brede informatiecampagne. Potentiële investeerders, maar ook bouwbedrijven en installateurs moeten overtuigd worden om energiebesparende renovaties en nieuwbouw uit te voeren. Als overheid en vakmensen dezelfde taal spelen, geraken bouwers gemakkelijker overtuigd.

Stimuleren van WKK’s en warmtepompen. WKK’s en warmtepompen blijken kostenefficiënte maatregelen in de landbouw. Het provinciebestuur kan een stimulerende rol spelen door een wettelijk kader te voorzien, de vergunningsaanvraag te vereenvoudigen en subsidies toe te kennen. Draagvlak voor de afbouw van de veestapel. De afbouw van de veestapel is een veelbelovende maatregel, op voorwaarde dat die samengaat met een ingrijpende verandering in de voedingsgewoonten (minder vlees). Stimuleren van duurzame landbouwsystemen. Het gebruik van dierlijke meststoffen, het herintroduceren van roterende landbouwsystemen, variatie van het veevoeder, …: al deze maatregelen zijn het stimuleren waard, omdat de kosten erg laag zijn of omdat ze zelfs winst opleveren. Het provinciebestuur kan er voor zorgen dat deze maatregelen op tafel komen tijdens de onderhandelingen rond het nieuwe MAP.

Groene huurcontracten. Om te vermijden dat de eigenaar van een huurwoning opdraait voor de kosten van de energie-investering, terwijl het de huurder is die er de baten van zal ondervinden, kunnen zogenaamde groene huurcontracten gepromoot worden. De investering van de eigenaar wordt in dit contract gerecupereerd door de huurprijs te verhogen tot maximaal de waarde van de verwachte toekomstige energiebesparingen, geraamd door een expert.

5.3.6. Natuur

Provinciaal energiedienstenbedrijf. Om de drempelvrees weg te nemen bij investeerders en bouwers, kan een energiedienstenbedrijf opgericht worden. Het dienstenbedrijf investeert zelf in een duurzaam project in een bepaald gebouw en verdient zijn

Geen netto verlies aan bos toelaten. De natuur in Limburg zorgt voor een netto opname van CO2. Deze opnamecapaciteit kan verhoogd worden door bossen aan te planten, door ontbossing tegen te gaan en veengebieden goed te beheren. De provin-

84

85


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

cie zou ontbossing onmiddellijk kunnen laten compenseren door de heraanleg van bos. Limburg kan ook zelf bossen aanleggen op zijn grondgebied en gronden voorzien in het structuurplan voor uitbreiding van het bosareaal. Hagen en bomen als afrastering, bosstroken langs snelwegen. Door oude hagen en bomenrijen te herstellen, kan tegelijk aan landschapsherstel en CO2-compensatie worden gedaan. Bosstroken langs snelwegen hebben een gelijkaardige functie. Verweving en koppelgebieden. Bos kan met andere functies verweven worden, zoals recreatie. Ook beboste bufferzones tussen bedrijventerreinen en woonzones leiden tot win-winsituaties. 5.3.7. Ruimtegebruik als sleutelelement Klimaatmaatregelen hebben bijna altijd een plaatscomponent. Het provinciale klimaatbeleid moet dan ook hand in hand gaan met ruimtelijke planning. Energieplanning. Energie is een belangrijke factor in de planning van de toekomst. Het opmaken van energieplannen per regio helpt om ruimtelijke kansen te benutten. Op die manier kan bijvoorbeeld de mogelijke koppeling tussen bedrijventerreinen en woongebieden in kaart worden gebracht. Mobiliteit en planning. De transportsector neemt een groot deel van de CO2-uitstoot voor zijn rekening. Het openbaar vervoersnetwerk moet worden uitgebouwd om greep te krijgen op die bijdrage. Limburg moet nadenken over de bereikbaarheid van zijn grote attracties (Maasmechelen Village, Nationaal Park Hoge Kempen, …) en het fietsroutenetwerk verder uitbouwen. Beter dan meer woonuitbreidingsgebieden te creëren, is het de juiste locaties te kiezen en deze met een hoge dichtheid te ontwikkelen.

Duurzaam en meervoudig ruimtegebruik. Ruimte is een duurzaam goed, waarmee bedachtzaam moet worden omgegaan. Ruimte wordt duurzamer gebruikt wanneer de dichtheid verhoogd wordt door bijvoorbeeld compacte bouwvormen. Ook meervoudig ruimtegebruik is duurzamer. Voorbeelden zijn: • bundelen van wind- en gsm-masten; • stapelen van functies; • verweven van functies, bv. serres plaatsen boven productiebedrijven, kantoren voorzien boven de parking, een parking ontwerpen als skatepark enzovoort. Oriëntatie van gebouwen. Zongericht verkavelen, betekent het zodanig inrichten van een woongebied, dat zoveel mogelijk (passieve en actieve) zonne-energie wordt benut. Het provinciebestuur kan zongericht verkavelen als inrichtingsprincipe opnemen in Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP’s), verkavelingsaanvragen of inrichtingsplannen, bijvoorbeeld door het oriënteren van bebouwing in zuidelijke richting. Voorzie overgangsmaatregelen of tijdelijke invullingen. Als een wijk wordt gerenoveerd, duurt de periode tussen ontwerp en realisatie op het terrein vaak erg lang. Steeds meer steden gaan op zoek naar mogelijkheden om het te renoveren stadsdeel een tijdelijke invulling te geven. Dat kan bv. leiden tot een creatieve samenwerking tussen buurtbewoners en kunstenaars. Als de tijdelijke invulling ook iets kan opbrengen (bv. verhuur van het terrein voor activiteiten, inzetten van het terrein voor korteomloophout) zal de eigenaar van het gebied sneller overtuigd zijn van de renovatie. Tijdelijke bestemmingen kunnen in een RUP worden vastgelegd.

Gebiedsontwikkeling. Gebiedsontwikkeling is per definitie integraal en overstijgt de sectoren en disciplines. Ze bekijkt het gebied in zijn geheel en denkt na over beheer van bij de start van het project. Het voorzien van openbaar vervoer van bij de start van een ontwikkeling, is daarvan een voorbeeld.

86

87


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

6. Heel Limburg voor klimaatneutraal Op 20 mei 2011 hebben 70 vertegenwoordigers van zo’n 100 organisaties de eerste bijeenkomst bijgewoond van het Limburgs Klimaatparlement. Daar werd plechtig een engagementsverklaring getekend. Dit is het begin van een inspirerend traject naar Limburgse klimaatneutraliteit. De studie is immers geen eindpunt, maar wel het inspirerende begin.

Het echte werk begint nu. Uit dit rapport blijkt dat de uitdagingen verbonden aan de Limburgse klimaatdoelstelling niet klein zijn. De studie leert ons ook welke bijdrage iedere maatregel voor zijn rekening kan nemen. Maar daarmee is het werk niet af. Allereerst moeten de voorgestelde maatregelen uit de studie nu maatschappelijk worden afgetoetst. In overleg met de verschillende stakeholders dienen ze te worden besproken, verfijnd en uitgewerkt. Het speelveld van een provinciebestuur is immers beperkt, hoeveel ambitie ze ook heeft. Het bestuur kan maatregelen faciliteren of ondersteunen, maar kan zelf niet instaan voor de realisatie van álle maatregelen. In dialoog. Een dialoog is broodnodig: de verschillende maatregelen moeten immers verzoend worden met andere doelstellingen en aspecten van de samenleving. Dat betekent misschien dat sommige maatregelen op korte termijn geen prioriteit zullen krijgen. Omgekeerd kan de uitvoering van andere maatregelen dan weer veel verder gaan dan wat de studie aangeeft, mocht dit wenselijk zijn. Het provinciebestuur rekent daarvoor op de medewerking van diverse organisaties met een bijzondere expertise en organiseert dit proces in thematische do-tanks. Zorgen voor beweging. Op korte termijn wil het provinciebestuur al enkele concrete stappen zetten in de juiste richting. Inspirerende acties moeten zorgen voor beweging en het draagvlak onder de bevolking vergroten. Zo zal op korte termijn het proces gestart worden om van de Limburgse gemeenten heuse klimaatgemeenten te maken. Bewustzijn verhogen. De studie leert niet alleen dat er grote milieuwinst te behalen is in de energiesector en de industrie. Het aandeel van de individuele huishoudens is even duidelijk. Meer nog: de CO2-voetafdruk van de Limburgse huishoudens is hoger

90

91


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

dan die van het gemiddelde Vlaamse huishouden. Dit in tegenstelling tot de andere sectoren, waar Limburg telkens beter scoort. Iedere Limburger moet dus mee op de kar van het klimaatbeleid.

Engagementsverklaring

Geen beweging zonder bewustzijn. De komende maanden wil het provinciebestuur het klimaatbewustzijn versterken. Daartoe zal het zelf acties opzetten, voor de nodige aandacht zorgen in de Limburgse media, oplossingen suggereren en inspanningen publiceren. Om het bereik van de klimaatboodschap te vergroten, gaat het provinciebestuur ook voor een partnership met de Limburgse media.

– Limburg gaat voor klimaatneutraal –

Een engagement van honderdduizenden. Op 20 mei werd deze engagementsverklaring gelanceerd:

Ondertekenaar, lid van het Limburgse Klimaatparlement, wenst zich samen met het provinciebestuur van Limburg te engageren voor een klimaatneutrale provincie. 5 voor 12. Het Limburgse Klimaatparlement onderschrijft het wetenschappelijke bewijs dat de mens verantwoordelijk is voor de wereldwijde klimaatverandering. Deze verantwoordelijkheid werd reeds in 2007 bevestigd door het Intergovernmental Panel on Climate Change, een organisatie van de Verenigde Naties die duizenden wetenschappers verenigt rond klimaatvraagstukken. De mensheid produceert wereldwijd steeds meer broeikasgassen, waaronder CO2. Hoewel CO2 nodig is voor onder andere de groei van bomen en planten, is een teveel aan CO2 nefast voor ons klimaat. Het zorgt voor de opwarming van onze planeet, en daarmee indirect voor heel wat problemen die ons, onze kinderen en nog meer de mensen in het zuiden treffen. Hoewel de oorzaak en de bijhorende problemen al een tijd bekend zijn, komen de oplossingen traag op gang. Limburg wil hier verandering in brengen. Door als provincie te kiezen voor klimaatneutraliteit wil het de impasse doorbreken. De tijd is gekomen om oplossingen te creëren. Limburg legt de lat hoog en profileert zich als ambitieuze en innovatieve regio. Ik, als ondertekenaar, sluit me daarbij aan namens mijn organisatie. Streven naar klimaatneutraliteit in 2020. Europa streeft naar twintig procent reductie van de CO2-uitstoot tegen 2020. Limburg wil echter verder gaan en streeft naar klimaatneutraliteit. Twintig procent is immers te weinig. Daarbij beperkt Limburg zich niet tot CO2, maar richt zich op alle gassen die het klimaat aantasten. Met klimaatneutraliteit kan Limburg een voorsprong nemen op het vlak van duurzame economie en de leefkwaliteit van zijn inwoners. Afgewogen en getoetste maatregelen. Om de klimaatdoelstelling te halen, werd in de TACO2-studie in kaart gebracht hoeveel impact elke maatregel kan hebben. De ondertekenaar engageert zich om waar mogelijk maatregelen en stappen te ondernemen en om in dialoog te gaan met an-

92

93


hoe limburg klimaatneutraal maken in 2020?  |  resultaten van de taco2-studie

dere stakeholders om de doelstellingen te bereiken. Daarbij zullen alle maatschappelijke uitdagingen tegen mekaar afgewogen worden. Binnen deze sporen kan meer of minder ingezet worden op bepaalde maatregelen om de doelstelling van klimaatneutraliteit te bereiken in harmonie met andere aspecten van de samenleving. Actieve bijdrage. De realisatie van de uiteindelijke acties vraagt de medewerking van alle Limburgers. Het vraagt inspanningen van de bedrijfswereld, overheden, middenveld, de georganiseerde zowel als de niet-georganiseerde Limburger. Als lid van het Limburgs Klimaatparlement wil ik alvast het voortouw nemen en waar mogelijk overgaan tot het adopteren van acties waaraan mijn organisatie een bijdrage kan leveren. Door samenwerking inspanningen maximaliseren. Een constructieve samenwerking in dit Limburgs Klimaatparlement kan de gezamenlijke impact maximaliseren. Ik engageer mij als lid namens mijn organisatie om samen te komen om waar mogelijk engagementen vast te leggen, ervaringen uit te wisselen, allianties te sluiten en resultaten te evalueren. Hasselt, vrijdag 20 mei 2011

De leden van het Limburgse Klimaatparlement

(datum)

(handtekeningen)

94

95


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.