Jef Geys -Kempens Informatieblad editie Warande

Page 24

Beste Jef, Toen je me vroeg om naar Turnhout te komen naar aanleiding van een tentoonstelling die je voorbereidt in het vernieuwde cultureel centrum dacht ik dat je van me een tekst verwachtte over de verbouwing- en uitbreidingswerken onder leiding van de van architecten BeelAchtergael. Toen ik er wat rondliep in afwachting van je komst, vroeg ik me al af hoe ik het geformuleerd zou krijgen, hoe dit gebouw, ‘schoolvoorbeeld’ van de Turnhoutse school en architectuur met veel zin voor geometrie en forse volumetrie, z’n brutalistische ziel verloor. Hoe de weerbarstige bakstenen architectuur, die ongetwijfeld geïnspireerd werd door de Amerikaanse architect Louis Kahn die in geometrie een universele symboliek zag, nu zakelijk en efficiënt multifunctioneel probeert te zijn. Je ziet, in gedachte was ik al een kritiek aan het maken van de vernieuwbouw van de Warande, die je je op zijn minst hybride kan noemen. De architecten hebben gesneden, ruimtes in de stijl van architect de geestelijke vader architect Schellekens hertekend, stukken toegevoegd, de circulatie herschikt en de obligate cafetaria een zekere autonomie gegeven. Het viel me op hoe ze als bezorgde monumentenzorgers de betonnen balken die van binnen naar buiten schieten behouden hebben, maar als je goed kijkt zie je aan het kleurverschil dat er het één en ander is gebeurd om de technische onverantwoorde koudebrug, op te lossen. De modernisten hielden er van om ruimte en structuur van binnen naar buiten te laten overvloeien vanuit de moderne, maar ook oud Japanse, obsessie om één ruimte tussen interieur en exterieur te scheppen. Alleen zorgt dit voor problemen, houten balken gaan rotten, betonnen brengt de kou en bijgevolg schimmel binnen. Nu, ik wil hier niet in een drafje de kritiek schrijven van de nieuwe Warande, want dat was gelukkig ook niet de vraag. Het probleem met kritiek van een gebouw is trouwens dat het achteraf, en dus te laat komt. Intellectueel wel interessant om beschouwingen te formuleren of de aandacht te trekken op keuzes die werden gemaakt. Maar als er pijnpunten zijn, dan masseer je die niet weg met kritiek, in tegendeel, het is zout in de wonde gooien. Trouwens kritiek vraagt nuance, voor het oordeel komt afwegen. Wat is de context? Wat waren de ambities, het budget, de visie,... van de bouwheer, van de architect. Maar toen ik de ondergrondse tentoonstellingsruimte zag, gespeend van daglicht, en je me vertelde dat je er een tentoonstelling in zou maken over ‘architectuur en licht’, dan kreeg ik plots een helder inzicht, namelijk wat voor een zwak medium architectuurkritiek toch maar is. Zelfs al leg je als criticus zorgzaam alle argumenten pro en contra op tafel omtrent een ondergrondse ‘black box’ tentoonstellingsruimte, het bestaansrecht van kritiek op een nieuw gebouw reikt niet veel verder dan de lezer iets te laten zien, opsteken en leren omtrent die ruimte. Of om collega architecten te doen nadenken over de wenselijk van zo’n ruimtes in de toekomst. Anderzijds, wanneer je als criticus enthousiast bent, dan kan je de lofzang zingen, maar uiteindelijk als er twijfels rijzen over deze of gene ingreep… wat haalt kritiek nog uit eens het gebouw er staat? Maar met je tentoonstelling over ‘architectuur en licht’ kom je in je dooie eentje, uitgerekend in een gloednieuwe tentoonstellingsruimte waar het licht niet uit de hemel, maar alleen maar uit de lampen komt. De kracht van je tentoonstelling is dat er een kunstwerk overblijft, een werk dat universeel het wonder van de intense relatie tussen architectuur en licht belichaamt. Als criticus kan ik maar jaloers zijn op het medium van de kunst, want een kunstwerk overleeft autonoom en integreert de kritiek in een handeling en een object dat het negatieve overstijgt. Van lood goud maken heet dat dan. Een mooie tekst kan natuurlijk ook wel voor enige minuten intellectueel en geestelijk genoegen zorgen, maar via de creatie van een nieuw werk een uitspraak doen over een gebouw én de architectuur in het algemeen voorbij de kritiek, dàt is knap. Words, words, words, zei Shakespeare. Inderdaad, ik geef hier eigenlijk de beperking of zelfs het failliet bloot van m’n eigen werk, omdat ik als criticus op de proppen kom als het kalf verdronken is. Waarom ik ook met enige afgunst naar je project voor de Warande kijk, is hoe je op een pientere manier opnieuw de techniek van de serie gebruikt. In je vroeger werk heb je al vaak de kracht van het seriële uitgespeeld, het herhalen, het classificeren of onderbrengen in series. De serie ‘bloemzaadzakjes’, de (Nazi-) kentekens als ster, roze driehoek, de reeksen maquettes van huizen op de biennale van Sao Paolo,... En in de Warande, ga je een serie foto’s tonen. Foto’s die je heb laten maken van een ensemble van schilderijen van je die je op verschillende plaatsen, in binnen- en buitenland, hebt laat fotograferen. Door die op een tiental locaties, de meeste musea, maar ook in een echte betonnen bunker, in een arbeidersclub wat het cultuurhuis was voor de arbeiders na de Russische revoltie in 1917, ontworpen door avant-garde architecten die avant-la-lettre de voorloper bouwden van onze culturele centra (en dus ook de Warande), wil je fijntjes de aandacht trekken op plekken waar (dag)licht architectuur laat zien die goeie en minder goeie condities scheppen voor het tonen van kunst. Ondertussen kreeg ik de foto’s van Annelies Nagels die je onder andere naar Moskou, Eindhoven, Brussel, Barcelona, Parijs,… én Miami stuurde om dat zelfde ensemble van schilderijen van je te fotograferen, opgehangen aan een muur, telkens gefotografeerd vanuit een gelijkaardig standpunt. Meesterlijk is dat. Want in één beweging laat je de kwaliteit van de architectuur en licht zien van die verschillende locaties. Zelfs de bunker waarvan je zou denken dat het stikdonker is en even onbruikbaar als de ondergrondse tentoonstellingsruimte van Turnhout, blijkt verrassend genoeg een behoorlijke tentoonstellingsruimte, gewoon omdat er ‘goddelijk’ daglicht straalt. Je keuze van plekken had uiteraard breder of systematischer kunnen zijn. Wetenschappelijker zo je wil, om de verschillende condities van ruimte en licht bloot te leggen. Maar je experiment overstijgt de zogenoemde wetenschap. Ik moest bijvoorbeeld denken aan de kunststichting de Pont in Tilburg waar de industrieel De Pont zijn spinnerij en zijn kunstcollectie aan de stad schonk om er een museum van te maken. De spinnerij volgt de logica van de negentiende eeuwse fabrieksbouw. Neutraal noorderlicht zodat de spinners en spinsters niet verblind raken door invallend zonlicht als ze een draad moesten knopen. Natuurlijk was de fabriek van de Pont, zoals vele fabrieken uit de industriële revolutie ook een ontmenselijkte machine in functie van productie en kapitaal. En het licht van zo’n industriële fabriek dat we vandaag roemen om zijn sprankelende werking was uiteindelijk indertijd instrumenteel en een zakelijk door wetenschap en techniek beïnvloede visie op licht. Veel symboliek of metafysica kwam daar toen niet aan te pas. Daarvoor moeten we terug in de tijd, naar de kerkarchitectuur toen de gotiek in het bijzonder licht en architectuur in een goddelijk spel liet opgaan. Maar gelukkig, als kunstenaar ben je niet gebonden aan die positivistische of wetenschappelijke zin voor volledigheid. Trouwens, het verwetenschappelijken en het zogenoemd academisering van kunst en onderzoek, ik denk dat je daar op zijn minst vragen bij hebt. Maar ik schrijf je dus nu vanuit Miami. Ha! Miami. Nooit gedacht dat ik hier ooit zou terechtkomen. En zeker niet dat jij er de hand in zou hebben. Miami! Groot geworden door een klasse van Cubanen die gingen lopen voor Castro en zijn socialistische staat. Er wordt hier met pre-revoltionaire uitbundigheid gefeest, vooral veel Afro-Amerikanen zonder meer ‘proud

to be black’. Maar ik ben hier om het nieuwe Miami Art Museum te bezoeken, intussen het Perez Miaimi Art Museum, herdoopt naar de collectioneur Jorge Perez die zijn collectie schonk aan het museum van Miami. Dat de fortuinlijke Perez zijn naam heeft geleend aan dit instituut wordt ook hier trouwens met enige argwaan bekeken. Ik schoof mee aan met een groep voor een tour door de nieuwe filharmonie en de oude kranige dame die ons er rondleidde – a volunteer had ze op haar borst gespeld- vroeg zich af wat er met dat museum gebeurd was.“We all gave our check to donate, and we heard nothing anymore, but that the name changed…”. Het is een anekdote, maar het geeft al meteen aan hoe hier in de States musea en concertgebouwen tot stand komen. Donaties, het zoeken naar grof geld… Maar het Perez Art Museum maakt zich sterk dat het haar educatieve werking gaat uitbouwen, en dat het terras en de cafetaria die magistraal uitgeeft op de Biscayne Bay echte publiek ruimte wordt, vrij toegankelijk voor iedereen, naadloos onderdeel van een nieuw publiek park. Je had me nieuwsgierig gemaakt over dit nieuwe museum voor moderne kunst in Miami. Zeker omdat de architecten Herzog en deMeuron het ontwierpen en zich al jaren profileren met het ontwerpen van galerijen, musea en andere cultuurpaleizen. Met Ai Weiwei werkten ze al een paar keer samen zoals je wellicht weet. Het ‘nest’ sportstadion in Peking voor de olympische spelen. Maar in Miami krijgt Ai Weiwei ook zijn zaal met zijn door Duchamp geïnspireerde fietseninstallatie. De Amerikanen houden van Ai Weiwei. Hij, zijn werk, zijn activisme, belichaamt hun schrik voor China en hij doet het in een taal die hij jarenlang leerde in NY van niet in het minst Andy Warhol. Of hoe je van protest en kritiek ook goed verkopende kunst kan maken. Maar fijn te weten dat Perez ook werk van jou in zijn collectie heeft. De zaadzakjes, niet? Mooi gezelschap ga je daar hebben. Maar de architectuur van het nieuwe museum daar was ik dus nieuwsgierig naar. Zou het even pretentieloos en fris zijn als de schuurachtige galerie die H&dM ontwierpen in Houston, of nuchter en bijna klassiek zoals de eerste fase van Tate Modern in London? Het is het tweede geworden. Het gebouw zoekt geen vorm om de vorm. Geen icoon. Geen Frank Gehry dus die trouwens in Miami zijn uit elkaar spattende volumetrie voor de filharmonie heeft moeten inpakken in een strak keurslijf van glas en staal. Een zaak van monumentenzorg naar het schijnt die Gehry in het gelid hebben doen lopen van de art deco uit de jaren 1930 én 1950. Het Perez art museum zoekt zoals gezegd geen vrijblijvend spektakel. En toch, zal het gebouw opmerkelijk zijn. H&dM lieten zich inspireren door een zevental huizen op palen in de baai van Miami. De enige die overgebleven zijn van een hele wijk. Prachtig natuurlijk zo’n gebouw dat zich als Narcissus spiegelt in het water. Het museum staat wel aan de rand, maar in Miami weten ze dat met de opwarming en de hurricanes, het museum ook ooit met zijn voeten in het water zal staan. Het wordt dan alleen kwestie dat de limo’s uit de parking worden gehaald. Maar de betonnen structuur van het gebouw wordt met grondwater gekoeld. Betonnen blinden met zonnecellen beschermen het dak tegen oververhitting door de zon. En om toch een beetje spektakel te brengen, het condensatiewater van de airco wordt gebruikt om hangende tuinen vanop die monumentale pergola te bevloeien. Een soort tropische hangende tuinen. Daarmee is nog niks gezegd over licht en architectuur. Het gebouw is nog niet af, maar met de plannen die ik heb gezien, en de ruwbouw, zullen de museumzalen veel weg hebben van Tate Modern. Geen enkele zaal krijgt echter bovenlicht. Het enige daglicht in de zalen komt via één, strategisch geplaatst monumentaal raam. Sommige zalen, vooral die uitkijken op het park, hebben bijna complete glazen gevels, waardoor licht en zicht samenvallen. Maar terwijl sommige zalen dus meer dan behoorlijk van daglicht zijn voorzien, is er in Miami geen enkele zaal waar het licht uit de hemel komt. Nergens licht zoals in het oude Kropholler gebouw van het van Abbemuseum in Eindhoven. Nergens tijdloos en enigmatisch licht als in het Paleis voor Schone kunsten in Brussel. Vreemd denk ik dan, terwijl het licht in Miami meer dan waar ook Le Corbusiers adagium waarmaakt: ‘l’architecure, un jeu magnifique sous la lumière’. Dat er in geen enkele zaal in Miami licht uit de hemel komt, lijkt me het gevolg van de perverse impact van commerciële galeries op museumarchitectuur. Een loft, een hok onder grond, een lege metrotunnel, alles leent zich tot tentoonstellingsruimte als je er maar genoeg tl-lampen in ophangt. Meest originele bijdrage aan de museumarchitectuur is het openwerken van het auditorium als en tentoonstellingszaal. Bezoekers zullen er kunnen rondhangen, zitten, lezen, en tezelfdertijd via binnenzichten kunstwerken bekijken. Het deed me denken aan de geïmproviseerde trappenstructuur die eind jaren zestig, in volle provo-tijd, in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel in de Horta Hal werd geïnstalleerd, zogezegd om de formele architectuur van Horta te counteren en er een meer publieke agora – de straat van Guy Debord- te installeren. Zoals gezegd, in Miami hebben ze twee werken van je. Althans Perez heeft ze gekocht voor het museum. Eén ervan is de bloemzaadzakjes. Bloemen. Zaad. Planten. Publieke ruimte… Toen ik zeer tegen de gewoonte in van de Amerikanen te voete wandelde van South Beach naar het museum heb ik vaak naar de grond gekeken. Hoeveel plantjes tussen de stoep opschieten. En of daar, zoals je werk voor de Biënnale van Venetië in 2009, ook iets eetbaars in zat. De onkruidverdelgers doen echter hun werk in Miami. Ik denk dat ze er meer van je bloemen uit je zaadzakjes zullen houden dan van de wilde bloemen tussen de straatstenen. Daarom hou ik ook zo van je werk dat je nu voor de Warande gaat maken. Een werk waarin je slaat en zalft. Want je hebt tenslotte schilderijen van je laten fotograferen. En schilderijen dat is verf, dat is kleur, dat is textuur, tonaliteit,… dat is materie die vraagt om licht. Levend licht. Terwijl Miami hier de laatste hand legt aan haar museum, leg jij met je tentoonstelling als een tedere anarchist opnieuw een bom. En die bom legde je decennia ook al denkbeeldig in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, dat trouwens op dit ogenblik grondig wordt aangepakt. Ongetwijfeld werkt je tentoonstelling in de Warande ook als een clusterbom die met vertraagde werking de volgende verbouwing in gang zet. Ik kijk uit naar je tentoonstelling Jef. En nog meer naar de toekomst, wanneer het ensemble van foto’s zijn weg gaat zoeken; benieuwd waar ze terecht komen. Tot in de Warande. Hartelijke groeten, Koen Van Synghel Miami, July 2013


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.