12 minute read

Adviezen voor niet IBR-vrije bedrijven

Een stap in de goede richting

Als sector hebben we de doelstelling om IBR-vrij te worden. Maar ook voor u en uw bedrijf is de aanpak van IBR bijzonder waardevol. Denk aan de gezondheid van uw koeien, de melkproductie en uw werkplezier. Veel bedrijven die deelnemen aan IBR-vrij (route tankmelk) of IBR-vrij (route vaccinatie) kunnen na twee jaar een stap maken in de goede richting.

IBR-onverdacht IBR-vrij

18-IBR-5 20-IBR-6

IBR-VRIJ (ROUTE TANKMELK): STATUS ‘ONVERDACHT’ ––> STATUS ‘VRIJ’

Bent u deelnemer aan het programma IBR-vrij (route tankmelk) en heeft u al twee jaar of langer de status ‘onverdacht’? Dan kunt u eenvoudig en vaak zonder afvoeren van koeien overstappen naar de status ‘vrij’.

In april 2018 startte binnen de melkveehouderijsector de IBRbestrijding. Veel bedrijven die tot dan toe geen status hadden en waarbij eenmalig tankmelkonderzoek geen IBRgE-antistoffen aantoonde, stapten toen in het programma IBR-vrij (route tankmelk). Dat leverde hen de status ‘onverdacht’ op. Bedrijven die sindsdien maandelijks een gunstige tankmelkuitslag hebben, kunnen dit voorjaar ‘overstappen’ naar de IBR-vrijstatus.

Hiermee helpt u niet alleen de sector, vooral ook uzelf. Er is namelijk een kleine kans dat er op uw bedrijf nog een rund loopt met antistoffen. Deze is levenslang drager en kan het virus opnieuw gaan uitscheiden. Overstappen naar vrij neemt het risico weg dat zo’n rund andere dieren besmet. Ook verlaagt het de kans op een IBR-uitbraak van buitenaf naar minder dan 0,5 procent. En met de status ‘vrij’ voor IBR kunt u runderen verhandelen en makkelijk deelnemen aan IBR-vrije en -veilige keuringen en fokveedagen.

Hoe wordt u IBR-vrij?

De laatste stap naar vrij is niet moeilijk. U hoeft alleen bloedonderzoek te laten doen van alle runderen van zes jaar en ouder, alle runderen waarbij eerder IBR-antistoffen zijn aangetoond en alle aangevoerde runderen van niet-vrije bedrijven waar nog geen antistoffenuitslag van bekend is.

Vaak overstappen zonder afvoeren

Uit een analyse blijkt dat bij 93 procent van alle overstappende bedrijven geen dieren met IBRgE-antistoffen worden aangetoond. Deze bedrijven ontvangen na het bloedonderzoek direct de vrijstatus. Bij de overige bedrijven wordt gemiddeld 1,4 rund met antistoffen gevonden, bijna altijd de oudste aanwezige koe(ien). De kans is dus groot dat u kunt overstappen zonder dieren af te voeren. Heeft u eenmaal de vrijstatus, dan bewaakt u deze, zoals u nu ook gewend bent, eenvoudig via maandelijks tankmelkonderzoek.

Aanmelden voor de overstap naar vrij kan via www.gddiergezondheid.nl/overstappen of telefonisch via 0900-1770 (optie 1). Wacht met bloedtappen totdat de aansturing voor bloedonderzoek in VeeOnline verschijnt.

IBR-vaccinerend IBR-onverdacht

18-IBR-3 20-IBR-4

IBR-VRIJ (ROUTE VACCINATIE): STATUS ‘VACCINEREND’ ––> STATUS ‘ONVERDACHT’

Bent u deelnemer aan het programma IBR-vrij (route vaccinatie) en vaccineert u uw runderen al zo’n twee jaar tegen IBR? Dan kunt u uw bedrijf wellicht aanmelden voor IBR-vrij (route tankmelk).

Melkveebedrijven waar in het voorjaar 2018 bij tankmelkonderzoek antistoffen werden aangetoond, vaccineren verplicht twee keer per jaar. Als zij zich strak aan dit schema houden en geen nieuwe runderen met antistoffen aanvoeren, dan worden gemiddeld vier tot vijf jaar na de laatste viruscirculatie geen IBRgE-antistoffen meer gevonden in de tankmelk. Dit betekent dat gemiddeld minder dan 10 procent van de melkgevende runderen nog antistoffen heeft.

Nog antistoffen in de tankmelk?

Na twee jaar vaccineren is het zinvol te onderzoeken of er nog antistoffen in de tankmelk zitten. Dit gebeurt met een test die onderscheid maakt tussen het IBR-veldvirus en het IBRvaccinvirus (een markervaccin). Worden bij dit onderzoek geen IBRgE-antistoffen aangetoond, dan is het advies om dit onderzoek twee maanden later te herhalen. Is die uitslag ook gunstig, dan kunt u zich met de status ‘vaccinerend’ aanmelden voor IBRvrij (route tankmelk). U krijgt dan de status ‘onverdacht’. Zolang u niet zeker weet dat er geen (oudere) koeien met antistoffen aanwezig zijn die opnieuw virus kunnen gaan uitscheiden, is het advies om daarnaast te blijven vaccineren. U werkt op deze wijze het snelst toe naar een IBR-vrijstatus. Worden er bij het tankmelkonderzoek wel antistoffen aangetoond, dan moet u blijven vaccineren. Het advies is om dan jaarlijks een tankmelkmonster te laten onderzoeken op IBRgE-antistoffen.

Extra onderzoek voor meer informatie

Bent u benieuwd naar de nog te verwachten tijdsduur van de ongunstige IBR-situatie, of wilt u een goede onderbouwing voor beslissingen omtrent afvoer en de vaccinatiestrategie? Dan kunt u in overleg met uw dierenarts steekproefbloedonderzoek laten doen. Tap hiervoor de oudste twee koeien, acht koeien uit de middenlactaties en tien vaarzen (verdeeld over verse en oudmelkte dieren). Ook kunnen aangevoerde koeien extra informatie geven. Voor een volledig inzicht in de besmettingsgraad van uw veestapel kunt u koppelonderzoek laten doen via de MPR. Kijk voor meer informatie op www.gddiergezondheid.nl/individueel-melkonderzoek.

ZELF DE UIERGEZONDHEID VAN UW KOEIEN VERBETEREN

Mastitisverwekkers: geef ze geen kans

Of een koe uierontsteking krijgt, is afhankelijk van veel factoren. Sommige zijn meestal relatief eenvoudig te beïnvloeden, zoals hygiënefactoren. Zijn er aanwijzingen dat de infectiedruk in de omgeving van uw koeien hoog is? Dan kunt u vaak zelf actie ondernemen. Er valt veel te winnen!

Met de toenemende omgevingstemperatuur in het voorjaar en de zomer, neemt ook de kans op uierontsteking door omgevingsgebonden mastitisverwekkers toe. Deze mastitisverwekkers (vaak bacteriën) vermeerderen zich makkelijker onder warme en vochtige omstandigheden, waardoor de infectiedruk vanuit de

omgeving oploopt. Daarnaast kan de weerstand van de koeien bij hogere temperaturen juist zijn verminderd, waardoor deze kiemen ook nog eens makkelijker kunnen toeslaan.

Verklein de kans op klinische mastitis

Bekende omgevingsgebonden mastitisverwekkers zijn: E.coli, klebsiella en Streptococcus uberis. Deze bacteriën kunnen voorkomen in bijvoorbeeld mest, strooisel en grond. Uierinfecties, veroorzaakt door deze bacteriën, ontstaan vooral vanuit de ligplek van de koe. In de stal zijn dit vaak de ligboxen of de afkalfstal. In de weide zijn natte en vuile plekken berucht. Ook looppaden, vuile onderpoten en klauwen en ook vuile melkstellen kunnen een rol spelen bij de infectie.

De hygiëne van een koe, met name van de uier en achterhand, is een goede graadmeter voor de infectiedruk waarmee ze te maken heeft. Onderzoek wijst uit dat vuilere koeien een hogere kans hebben op klinische mastitis. Ook is er een effect op het tankcelgetal. Op bedrijven met een tankcelgetal boven 250.000 cellen per milliliter lopen vijf keer meer koeien met een hygiene-score 4 (vuil) dan op bedrijven met een celgetal onder de 150.000 cellen per milliliter. Schone koeien zijn dus een voorwaarde voor een goede uiergezondheid.

Voorkom te snel liggen na het melken

Een andere belangrijke reden om te zorgen voor een schone omgeving heeft te maken met het slotgat en het tepelkanaal van de spenen. Deze vormen namelijk de eerste ‘verdedigingslinie’ tegen het binnendringen van bacteriën in de uier.

Het tepelkanaal is gesloten door de kringspier, maar ook nog ‘dichtgekit’ door keratine, een wasachtig product met een remmende werking voor bacteriegroei. Keratine wordt gemaakt door cellen aan de binnenkant van het tepelkanaal. Tijdens het melken verdwijnt een deel van de keratine, maar tussen de melkbeurten komt de keratinehoeveelheid weer op niveau. Kort na het melken kan het slotgat als het ware nog ’open staan’, door

Hygiëne beoordelen

Om op een praktische en objectieve manier te boordelen of uw koeien te maken hebben met een hoge infectiedruk, kunt u de hygiëne beoordelen met behulp van een hygiënescorekaart. Op deze scorekaart is door middel van foto’s de hygiëne van koeien in categorieën ingedeeld. Er is een duidelijk verschil te zien tussen sterk vervuilde dieren in de vierde categorie en de schone dieren in categorie 1. Scoor de dieren van dichtbij, bijvoorbeeld in de melkstal of aan het voerhek. Belangrijk is om een flink aantal koeien (vijftig stuks) te scoren. En ver geet de droge koeien en de drachtige vaarzen niet.

Hygiënescore voor verbetering vatbaar, en dan? Mogen de koeien schoner? Besteed dan aandacht aan de volgende punten: • schone en droge ligplaatsen; • voldoende vocht absorberend strooisel; • goede hygiëne in de afkalfstal; • schone looppaden, gebruik een mestschuif of robot; • juiste maatvoering ligboxen; • goed stalklimaat, voldoende ventilatie; • schone weide, geen natte plekken en looppaden; • schone wachtruimte en melkstal of melkrobot; • goede mestconsistentie; • kort geschoren staartpluimen; • regelmatig scheren of branden van uierhaar.

KIJK VOOR MEER INFORMATIE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/UGA

dat de kringspier nog niet goed is gesloten en een deel van keratine is verdwenen. Daarom is het nuttig om te zorgen dat de koeien na het melken niet direct gaan liggen. Dit kan worden gestimuleerd door vers voer aan te bieden.

Extra aandacht bij afkalven om mastitis te voorkomen

Ook voor het afkalven is het slotgat open. Niet alleen bij ouderkalfskoeien, maar ook bij dieren die nog niet eerder melk hebben geproduceerd. Onderzoek wijst uit dat bij 60 procent van de vaarzen het slotgat al open was, vanaf zestig dagen voor afkalven. Het is daarom begrijpelijk dat het hygiënisch huisvesten van vaarzen een rol speelt in het voorkomen van vaarzenmastitis. Bij droge koeien is de situatie vergelijkbaar. Veel mastitisgevallen die optreden in het begin van de lactatie, worden veroorzaakt door infecties met omgevingskiemen die al tijdens de droogstand ontstaan.

selenium

jodium koper

fosfor

zink

Mineralenvoorziening is maatwerk

Alleen kijken naar het gehalte aan mineralen in het rantsoen vertelt u niet altijd het hele verhaal. Interacties tussen mineralen kunnen een rol spelen bij de absorptie ervan in de darmen. De Mineralencheck geeft inzicht in de werkelijke opname van jodium, selenium, zink en koper. Ook krijgt u inzicht in de fosforuitscheiding via tankmelk. Zo kunt u mineralen voeren naar de behoefte van uw koeien. Goed voor de koe en voor uw portemonnee.

Meer weten? www.mineralencheck.nl

UITGEBALANCEERD RANTSOEN VOORKOMT GEZONDHEIDSPROBLEMEN

“Door preventieve maatregelen kun je een hoop leed voorkomen”

‘Let op voederwaarde en mineralen’, schreef rundveedierenarts Dick de Lange in de allereerste Herkauwer in 1995. Nu 25 jaar later blikt hij terug. “Goede mineralenvoorziening is, was en blijft enorm belangrijk voor een goede productie en gezonde koeien.”

Dick werkte destijds bij GD in Boxtel, inmiddels werkt hij al vele jaren als rundveedierenarts bij adVee dierenartsen. Maar gevraagd of hij wil meewerken aan dit jubileumnummer twijfelt hij geen moment en zegt ja. “Ik werkte bij GD als rundveedierenarts op het gebied van voeding- en productiestoornissen. Voeding is nog steeds mijn specialisme. Er is zoveel afhankelijk van goede voeding. De voeref ciëntie is enorm verbeterd en tegelijkertijd kunnen we daarin nog steeds slagen maken.”

Minder bedrijven, maar met meer koeien

In Herkauwer 1 schrijft hij het als volgt: ‘Naast de voederwaarde moet u bij de rantsoensamenstelling ook rekening houden met het mineralenaanbod. Het is dan ook verstandig het mineralengehalte van de gras- en snijmaiskuilen te laten onderzoeken. Het gehalte aan natrium, kalium, fosfor, calcium en magnesium kan per kuil enorm verschillen. (..) Een tekort aan calcium en magnesium kan problemen geven met melkziekte. Dit kan optreden rond het afkalven en tijdens de lactatie. (..) Met een goede samenstelling van het rantsoen kunt u gezondheidsproblemen voorkomen.’

Dick: “Destijds volstond een algemeen advies voor 80 tot 90 procent van de bedrijven. Veel bedrijven zijn echter gestopt. De veehouders die zijn doorgegaan, zijn in het algemeen gegroeid in aantal dieren. De melkproductie is gemiddeld  ink gestegen en de diergezondheid naar een hoger plan getild. Ook zijn bedrijven zich gaan specialiseren, kozen voor een biologische bedrijfsvoering of kringlooplandbouw. Door deze enorme diversiteit volstaat een globaal advies niet meer, het is nu maatwerk. Je kijkt per bedrijf wat de vraag of het probleem is, onderzoekt het rantsoen, overlegt met de voeradviseur en veehouder en voert verbeteringen door. Je bekijkt samen de gegevens die uit de diverse onderzoeken zijn gekomen. Zoals tankmelkonderzoek, kuiluitslagen en bloedonderzoek. Je geeft advies, coaching en sturing. Om zo aan de bedrijfswens te kunnen voldoen en de diergezondheid op een goed peil te houden.”

Geen dieren tussen wal en schip

“Een voordeel nu ten opzichte van vijfentwintig jaar geleden? Er zijn veel meer gegevens beschikbaar. De rol van wetenschap en praktijk is meer gecombineerd. Zoals de gegevens van de Mineralencheck, zodat je weet of je te veel of te weinig mineralen voert. Maar ook het voederwaarde-onderzoek is uitgebreider.’ Zo heb je hebt meer inzicht in hoe de rantsoensamenstelling is, welke effecten dat kan hebben en hoe je de voervoorziening kunt optimaliseren”, legt Dick uit.

“Met de uitslag van de Mineralencheck weet je wat je voert, wat de koeien ervan opnemen en wat je moet aanpassen. Is het rantsoen zoals het moet zijn? Door de uitslagen kun je gericht handelen op een bedrijf. Je wilt geen teleurstellende resultaten en een zo optimaal mogelijke productie. Klauwproblemen, lage weerstand, zwakke kalveren of aan de nageboorte blijven staan; het zijn enkele problemen die je kunt verminderen door je voeding te optimaliseren.” koeien die jaren op stal hebben gestaan moeten daar eerst weer aan wennen. Als je buiten in de wei gras eet, is je mineralenvoorziening anders dan wat je op stal krijgt gevoerd. De zomers waren daarnaast erg droog de afgelopen jaren, dan wordt het gras meer beregend. In de zomer zie je bijna geen grasgroei, in de herfst wel. Selenium, mangaan en zink is op sommige gronden wel aanwezig en op andere niet. Moet je aanvullen en hoe dan? Je wilt niet dat er dieren tussen wal en schip vallen omdat ze iets niet binnen krijgen.”

Gevolgen voermanagement

Dick vindt door de dynamiek het werk nog altijd interessant. “De dieren die onze veehouders hebben gezond houden, met een optimale productie en daarnaast passend binnen de regelgeving. Voor zieke dieren heb je eigenlijk geen tijd en geen geld, dus is het belangrijk om de diergezondheid te waarborgen. Door preventieve maatregelen te nemen, kun je een hoop leed voorkomen. Ik denk dat we de komende vijfentwintig jaar nog meer stappen gaan zetten op het gebied van voeding. Dat we nog beter weten wat er speelt en welke gevolgen bepaalde mineralen hebben. Dan blijft ook mijn werk gelukkig in beweging”, sluit hij lachend af.

This article is from: