4 minute read

Kleine herkauwers

Koperintoxicatie bij geitenlammeren

Sinds enkele jaren zien we bij lammeren op melkgeitenbedrijven regelmatig hele hoge koperwaarden. Dit leidt tot schadelijke koperstapeling in de lever en een verlaagde weerstand bij geitenlammeren in de opfok. Luchtwegproblemen, diarree, gewrichts­ en botontstekingen en slechte groei zijn de gevolgen.

Na enkele casussen in 2022, wilden we nagaan hoe koperstapeling ontstaat in geitenlammeren. Daarom onderzochten we met welke kopergehaltes lammeren geboren worden en in welke hoeveelheden koperhoudende producten worden opgenomen. Het metabolisme van koper is bijzonder complex. Koper heeft interactie met andere spoorelementen zoals molybdeen en zink. Hoe koperstapeling precies ontstaat is niet helemaal duidelijk. Wel is bekend dat de absorptie van koper bij zogende dieren veel efficiënter verloopt dan bij herkauwende dieren.

Onderzoeksopzet

Voor dit onderzoek waren we afhankelijk van sectie op uitgevallen dieren en geaborteerde foetussen. Bloedwaarden van koper zeggen namelijk te weinig, zeker bij een overmaat. De lever slaat koper op om de bloedwaarde zo stabiel mogelijk te houden. Dat is ook de oorzaak van de stapeling. We wilden leverweefsel onderzoeken van dieren van verschillende leeftijden: van doodgeboren vruchten tot uitval op verschillende momenten in de opfok. Zo konden we bepalen met welke koperwaarden de dieren geboren worden en daarna volgen hoe de koperstapeling zich ontwikkelt. Op vijf melkgeitenbedrijven zijn hiervoor levers verzameld van uitgevallen hoogdrachtige geiten en foetussen, doodgeboren lammeren en opgroeiende lammeren (tot spenen). Ook zijn monsters genomen van kunstmelkpoeder, krachtvoer en water.

Soms al bij geboorte

In levers die meer dan 500 ppm (parts per million) koper bevatten vonden we aanwijzingen voor levercelschade. Lammeren kunnen al met hoge koperwaarden geboren worden. Moederdieren met hoge leverkoperwaarden kregen meestal ook lammeren met een relatief hoger kopergehalte in de lever. Wel was opvallend dat leverwaarden van ongeboren vruchten afkomstig van hetzelfde moederdier soms zeer variabel zijn. De reden hiervoor is nog onduidelijk. Daarvoor is nog meer onderzoek nodig. Op alle bedrijven nam het kopergehalte in leverweefsel toe met de leeftijd van de lammeren. Dit impliceert dat lammeren doorgaans meer koper binnenkrijgen dan hun onderhoudsbehoefte. De soms zeer wisselende koperwaarden in krachtvoer en melkpoeder vragen om oplettendheid van de veehouder. Wanneer sprake is van chronische weerstandsgerelateerde problemen in de opfok, is het aan te raden enkele lammeren aan te bieden voor pathologisch onderzoek en een koperbepaling van de lever. Het monitoren van koperstapeling op een bedrijf kan met leverweefsel van doodgeboren en uitgevallen lammeren.

“Sinds enkele jaren ontvangt GD vanuit de diergezondheidsmonitoring signalen met vermoedens van koperstapeling bij jonge geitenlammeren op melkgeitenbedrijven. Vaak speelden vage klachten, problemen in de opfok en luchtwegaandoeningen. Vanuit GD zijn we op één van deze bedrijven gaan kijken en hebben een aantal lammeren van 12 tot 16 weken oud voor pathologie laten komen. Hieruit bleek dat de levers zeer hoge koperwaarden bevatten, tot meer dan 1.200 ppm. Dat is meer dan twee keer de toxische bovengrens. Onderzoek van het leverweefsel liet duidelijk schade zien, die de klachten bij de lammeren kon verklaren. Chronische leverschade zorgt voor immuniteitsproblemen en daarmee een groter risico op slechte groei, ontstekingen en luchtwegproblemen.

Het is niet normaal dat een jong lam al zoveel koperstapeling heeft. Daarom wilden we graag weten hoe dit ontstaan was. Je eerste gedachten gaan dan naar het melkpoeder, krachtvoer en drinkwater, want dat zijn de routes waarlangs de lammeren koper binnenkrijgen in de eerste zes tot acht weken. Er bestaat een grote variatie in kopergehaltes tussen de verschillende merken melkpoeders. Nul is niet goed, maar 10 milligram koper per kilogram ook niet. Dat vraagt wel om alertheid van de veehouder bij de aanschaf van voer.

Het is zeker aan te bevelen om een risico-inschatting te maken, door koperstapeling op verschillende momenten in de opfok te monitoren. Met name als er vage klachten spelen op het bedrijf. Mocht de melkgeitenhouder nog deels koperen waterleidingen hebben, dan moeten die uiteraard vervangen worden. Wees kritisch op de kopergift in de eerste maanden na de geboorte. We moeten ons afvragen of de koperwaarden in producten nog wel passend zijn bij de huidige manier van voeren. Voeren we nu meer of maken we meer gebruik van mineralenmixen dan een paar jaar terug?

Het is belangrijk dat geitenhouders en dierenartsen weten dat je bij jonge geitenlammeren geen acute intoxicatie ziet zoals bij schapen, met acute sterfte en gele slijmvliezen. Geitenlammeren tonen vage klachten en immuniteitsproblemen. Koperstapeling ontdek je daarom alleen door te meten in het leverweefsel. Voer onderzoek uit op doodgeboren vruchten en in geval van uitval in de opfok. Dan zie je of en hoe koperstapeling zich ontwikkelt. Om een totaalbeeld te krijgen, kunnen ook uitgevallen jaarlingen en volwassen melkgeiten ingestuurd worden. Houd voor de zekerheid ook altijd monsters van het voer achter.”

“Op een melkgeitenbedrijf groeiden de lammeren slecht en zaten niet mooi in hun vacht. Ze hadden longproblemen, ontstoken hoornpitjes en gewrichtsontstekingen. In voorgaande jaren reageerden de lammeren op dit bedrijf wel goed op behandelingen, maar dit jaar niet. Ook vertelde de veehouder dat het melkpoeder niet goed oploste en de dieren niet meer zo gretig dronken. Het vermoeden was dat de samenstelling van het product was gewijzigd.

Op bijeenkomsten had ik van de impact van koperintoxicatie op de weerstand gehoord. Eerdere secties gaven een wat wisselend beeld. Na overleg met een collega, heb ik de Veekijker gebeld. Na een bedrijfsbezoek samen met GD zijn extra lammeren ingestuurd, waarbij ook de levers zijn onderzocht. Zo ontdekten we de koperintoxicatie. Op het etiket stond vermeld dat het gebruikte melkpoeder 9 ppm koper per kilogram bevatte. Dat zien we vaker, maar dit bedrijf deed bovendien een mineralenmix over het voer. Meestal is dat geen slecht idee, maar hier werkte het averechts, omdat die mix ook veel koper bevatte.

Deze veehouder is overgeschakeld naar een melkpoeder zonder toegevoegd koper en ziet af van de mineralenmix. We hebben meerdere melkpoeders geanalyseerd en de kopergehalten variëren enorm. Van nature zit er zo’n 1-2 ppm koper per kilogram in melkpoeder waar niets aan toegevoegd is. Wat op de verpakking staat, is meestal het toegevoegde koper. Ook in krachtvoer zit van nature wat koper, dus ik ben niet bang voor een kopertekort. We zien nu bij de eerste dieren beduidend minder problemen. Ze groeien goed.

De melkpoederfabrikant dacht goed mee, maar constateerde ook dat ze op andere bedrijven deze problemen niet zagen. De vraag is natuurlijk: waar gaat het fout? In de dracht al? In de transitieperiode? Of komt het uit het melkpoeder? Om dat te weten moet je alle risicofactoren in beeld hebben. Ik ben daarom blij met het extra onderzoek van GD, zo komen wij ook beter beslagen ten ijs. Mijn collega’s en ik zijn zeker alerter geworden. Voorheen keek ik vooral naar de automaat, de temperatuur en of de verhoudingen goed waren. Het was een eyeopener dat er zoveel verschil in toegevoegd koper bestaat bij melkpoeders. Nu kijk ik altijd op de verpakking. Je moet echt het complete plaatje in beeld hebben. En in nauw overleg blijven met de voervoorlichter, dat voorkomt scheve ogen.”

This article is from: