
4 minute read
KU Leuven Instituut voor Mobiliteit uit de startblokken
De KU Leuven Instituten voeren interdisciplinair onderzoek met een maatschappelijke relevantie. Ze richten zich op thema’s die van belang blijven op lange termijn en steunen op een breed en interdisciplinair netwerk. Ze vormen een voedingsbodem voor expertisedeling over de grenzen van disciplines heen, wat veelbelovende perspectieven opent. Een van deze instituten is LIM, het KU Leuven Instituut voor Mobiliteit, met professor Pieter Van Steenwegen van onze faculteit als directeur en Carolien Lavigne van de Economics and Corporate Sustainability Research Group als een van de postdoctorale onderzoekers. LILIANE PINTELON
Waarvoor staat LIM?
Advertisement
Pieter Vansteenwegen: LIM staat voor KU Leuven Instituut voor Mobiliteit (KU Leuven Institute for Mobility). Het is een van de recent opgerichte Leuvense Instituten. Deze instituten zijn een strategische keuze van de universiteit, ze bieden de gelegenheid om op specifieke topics te focussen, op een interdisciplinaire manier met samenwerking over de departementen, faculteiten en groepen heen. De focus van LIM ligt op allerlei uitdagingen op het vlak van mobiliteit, zoals duurzaamheid, gezondheidsaspecten en autonome voertuigen.

Mobiliteit is duidelijk een actueel thema
Pieter Vansteenwegen: Dat klopt. En een doordachte aanpak wordt steeds belangrijker. Er zijn heel wat uitdagingen door de toename van e-commerce, de evolutie in en naar thuiswerk, de beperkte beschikbaarheid van openbare ruimte, de evolutie in mobility-as-a-service, het inzetten van autonome voertuigen, … Deze problemen worden nogal gemakkelijk vanuit één discipline benaderd, terwijl ze net een interdisciplinaire aanpak nodig hebben. En dit laatste is precies wat LIM wil doen: de versnipperde expertise, want die is er, samenbrengen om zo nieuwe initiatieven te kunnen starten, nieuwe opportuniteiten te creëren, …
Je spreekt over versnipperde expertise. Dit betekent dat LIM niet beperkt is tot de Faculteit Ingenieurswetenschappen?
Carolien Lavigne: Inderdaad. LIM telt 46 ZAP-leden uit verschillende faculteiten. In het bestuur zetelen leden van elke groep. Voor Wetenschap & Technologie is dit Pieter, die ook voorzitter is en verder professor Thérèse Steenberghen (Geografie en Toerisme, Faculteit Wetenschappen). Voor Humane Wetenschappen zetelt professor Siegfried Dewitte (Marketing, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen) en voor Biomedische Wetenschappen professor Jeroen Vanoirbeek (Omgeving en Gezondheid, Faculteit Geneeskunde). Onze LIM-leden komen ook van verschillende campussen: Leuven (inclusief Groep T), Gent, Brussel en Kortrijk.
LIM is vrij jong, pas gestart in 2021 om precies te zijn. Was er voor die tijd dan nog geen samenwerking tussen de verschillende disciplines rond het thema mobiliteit?
Pieter Vansteenwegen: Toch wel. In 2014 was er al L-Mob, een samenwerking rond mobiliteit tussen onderzoekers van de faculteiten Ingenieurswetenschappen, Wetenschappen en Economie en Bedrijfswetenschappen. Deze samenwerking is dan verdergezet en uitgebreid in LIM.
Kun je een paar illustraties geven van het soort projecten waar LIM mee bezig is?
Carolien Lavigne: Er is bijvoorbeeld het recent goedgekeurde EU-project UPPER: een groot internationaal project met 41 partners, zowel universiteiten als bedrijven en steden. Leuven is trouwens een van de tien deelnemende steden. De bedoeling is, heel kort gezegd, om het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren. Binnen het project zullen de ‘lessons learned’ van de deelnemende steden samengebracht worden in een toolkit waarvan andere steden gebruik kunnen maken voor het verbeteren van hun lokaal openbaar vervoer. Openbaar vervoer is duidelijk niet enkel een technologisch verhaal, waarbij het volstaat werkende autonome voertuigen, elektrische deelsteps of fietsen en dergelijke op de markt te brengen. Het aanbod moet beantwoorden aan een reële vraag van de individuele gebruiker en moet ingepast worden in de maatschappelijke context. Dit vraagt een interdisciplinaire aanpak.
Pieter Vansteenwegen: Neem het voorbeeld van autonome voertuigen. Er is het technologische luik, uiteraard. Maar er is ook de kwestie hoe andere weggebruikers zoals fietsers of traditionele autobestuurders hierop reageren. Of het voorbeeld van een autonome shuttle, weer een heel technisch verhaal met sensoren en algoritmes, maar ook een verhaal van aanpassing van infrastructuur of een gedragswetenschappelijk verhaal: waarom zou iemand daar gebruik van maken? Kunnen we dit stimuleren? Ook stadslogistiek is een interessant topic. Je kunt niet als stad, zoals in het verleden vaak het geval was, maatregelen uittekenen en dan gewoon opleggen aan de betrokken partijen. Die partijen moeten vanaf het begin in het proces betrokken worden. Zo zijn we momenteel bezig met een projectaanvraag hierrond met steden, met afvalophalers, met horecaleveranciers, met softwareontwikkelaars, … met het oog op een gecoördineerd onderzoeksproject.
Carolien Lavigne: Een ander voorbeeld is het Europese Active Cities project in samenwerking met de Universiteit van Aalborg

(Denemarken), de Technische Universiteit van Noorwegen, Walk21 en acht steden, waaronder Mechelen. In dit project gaan we na hoe we de publieke ruimte kunnen aanpassen om actieve mobiliteit zoals fietsen, maar zeker ook wandelen, te stimuleren. Het oogpunt van de gebruiker en gedragsveranderingen staan hierin centraal. Daarom zijn niet alleen Filip Boen van de Faculteit Bewegings- en Revalidatiewetenschappen en Pieter Van den Broeck van de Faculteit Ingenieurswetenschappen hier nauw bij betrokken, maar ook gedragseconoom Siegfried Dewitte.

Zetten de LIM-onderzoekers voornamelijk in op samenwerking met de publieke sector en niet zozeer met bedrijven?
Pieter Vansteenwegen: Helemaal niet. We staan open voor onderzoek samen met bedrijven of non-profitorganisaties. Die samenwerking met bedrijven kan op verschillende niveaus: het kan heel laagdrempelig starten met bijvoorbeeld een masterproef in het kader van onze opleiding MSCE (Master in de ingenieurswetenschappen: Mobility and Supply Chain Engineering), er kan samenwerking zijn in nationale of internationale projecten of samenwerking in bilaterale projecten. Als bedrijven een mobiliteitsvraagstuk hebben, kunnen ze bij ons terecht. We zoeken dan naar de juiste experts binnen de KU Leuven. Die expertise wordt toegepast op en/of verder uitgewerkt voor het probleem in kwestie. LIM initieert dan ook de samenwerking tussen de verschillende experten. Dit multidisciplinair samenwerken rond diverse duurzame mobiliteitsvraagstukken is voor LIM erg belangrijk.
Welke activiteiten plant LIM in de toekomst?
Carolien Lavigne: We zullen zeker verdergaan met het schrijven en indienen van onderzoeksvoorstellen zoals bij de Vlaamse overheid of de EU, om financiering voor ons onderzoek te verwerven. Op korte termijn lijkt het ons ook belangrijk verder te werken aan onze profilering. Op 20 april 2023 is er zo een alumni-event van onze master MSCE, samen met LIM, rond de impact van elektrificatie op personen- en goederenvervoer.
Pieter Vansteenwegen: Misschien ook nog even vermelden dat LIM momenteel achter de schermen de eigen website aan het verbouwen is om iedereen nog beter op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen en activiteiten: www.kuleuven.be/lim