ERNST LEYDEN
OP URK 1919-1921
EEN EXPRESSIONIST. ZIJN GASTEN EN HUN WERK
Klaas Post en Elisabeth Oost© 2014 Stichting Urker Uitgaven Postbus 60 8320 AB Urk
ISBN 978-90-71521-21-8
NUR654
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Vormgeving en druk: GBU grafisch compleet (gbu.nl)
IHOUD
Urk als inspiratiebron Een expressionist, zijn gasten en hun werk
Urk rond 1920 Ernst Leyden Atelier op Urk Gasten: Jan Sluijters, Valentijn van Uytvanck en Willem Arondeus
Afsluiting
Urker werken van Ernst Leyden Literatuurlijst Dankwoord
URK
ALS INSPIRATIEBRON
Het zoeken naar inspiratie in de ongerepte natuur is iets van alle tijden. In het bijzonder voor kunstenaars voor wie een uitstapje naar een niet alledaagse, onbekende omgeving kan leiden tot nieuwe impulsen en creativiteit. Net als in veel andere landen trokken Nederlandse kunstenaars in de loop van de 19de en in het begin van de 20ste eeuw voor kortere of langere tijd de stad uit, in de hoop elders een authentieke, onbedorven en daardoor ‘schilderachtige’ setting te vinden. Dat kon zijn in het bos, op de hei, in sappig groen riviergebied, in de duinen of aan zee. Aan de kust wonnen dorpen als Marken, Volendam en Katwijk aan populariteit en op het eiland Walcheren werden Veere en Domburg geregeld door schilders bezocht.
In deze publicatie gaat het over het vissersdorp Urk, als creatief toeviuchtsoord minder bekend. Voorheen gelegen in de Zuiderzee was Urk niet gemakkeiijk te bereiken en daarom aantrekkelijk vanwege het oorspronkelijke karakter van het dorp en haar bewoners. In een traditioneel reisverslag uit 1874 schetste de Franse cultuurhistoricus Henry Havard (1838-1921) in zijn 'Voyage aux villes mortes du Zuiderzee' voi enthousiasme het eilandje Urk met zijn witte vuurtoren, zijn grijze kerk en bijbehorende klokkentoren: 'De aangename indruk die men ondervindt, wanneer men op eenigen afstand deze vrolijke huizen in roode, groene en zwarte kleur tegen de lucht en de zee ziet afsteken, neemt wanneer men nader komt nog steeds toe. De kleine haven vol visschersvaartuigen, die, met wapperende roode vlaggen en hooge masten, zorgvuldig op eene rij geschaard liggen, de groote zwarte palen, die het hoofdschragen, de met gras begroeide, zachtglooijende kaaijen, vervrolijken het hart en doen het oog goed.' Met een beetje goede wil en fantasie is in de schilderijen die Jan Sluijters (1881-1957) en Ernst Leyden (1892-1969) een kleine vijftig jaar later van Urk maakten, nog veel van de beschrijving van Havard te herkennen. Het dorp had rond 1920 nog niets aan oorspronkelijkheid ingeboet en was juist in deze periode voor kunstenaars een bron van inspiratie. De meesten verbleven er maar kort. Zo is Jan Sluijters in 1920 even op Urk geweest en de Belgische schilder Valentijn van Uytvanck (1896-1950) bracht er een jaar later enige tijd door. Degene die bijna twee jaar op Urk leefde en werkte is de van oorsprong Rotterdamse schilder Ernst Leyden. Nu we weten dat hij later als een ware kosmopoliet de wereld rond zou reizen, zich op uiteenlopende plaatsen, onder andere in Parijs en in California zou vestigen en wereldwijd met vooraanstaande kunstenaars zou verkeren, is het des te opmerkelijker dat hij in het begin van zijn carriere in afgeslotenheid tussen de Urker vissersbevolking heeft vertoefd. Over de artistieke en vriendschappelijke relatie tussen Sluijters en Leyden is al eerder geschreven. Minder bekend is hun gedeelde affiniteit met het vissersplaatsje Urk. Het is verheugend dat de werken uit de Urker periode in deze publicatie opnieuw onder de aandacht worden gebracht en dat Urk als een unieke inspiratiebron voor kunstenaars wordt gememoreerd.
HOOFDSTUK
ZIJN GASTEN EN HUN WERK
Het Urk van voor 1940 was allesbehalve een eldorado voor kunstenaars. Dat lag niet aan de Urker vissers oP aan de schoonheid van het eenzame eiland. Integendeel. Als er een gemeenschap in Nederland paste in de zoektocht van laat negentiende-eeuwse en vroeg twintigste-eeuwse kunstenaars naar esthetische beelden en oorspronkelijke bevolkingsgroepen, dan was dat Urk. Maar om Urk te bereiken moest de onvoorspelbare en gevaarlijke Zuiderzee bedwongen worden en eenmaal op het eiland aangekomen, werd het bezoekers snei duideiijk dat de bevolking en voorzieningen nogal aPweken van de op het vasteland gebruikelijke mores en normen. Er was weinig vertier, de huisvesting was schamel en op gastronomische hoogstandjes hoePde men al helemaal niet te rekenen. De avontuuriijke artiest die Urk desondanks toch bezocht, werkte er maar een paar dagen, hooguit enkele weken. Bekende kunstenaars als Theo van Rysseiberghe (in 1894), Jan Toorop (in 1914) en Adriaan Lubbers (in 1932) schetsten maar een oP twee dagen op Urk. Andere grote namen zoais Hans von Bartels (in 1908) en Willy Siuiter (in 1912) bieven wat langer en produceerden enkele schilderijen van in hun ogen mooie plekjes oP schiiderachtige bewoners. Het bleep bij een enkel bezoek, dat zegt genoeg. Toch was er een kunstenaar die Urk wel zag zitten. De jonge, talentvolle Ernst Leyden (1892-1969) besloot zich voor langere tijd op Urk te vestigen. Hij liet er een atelier bouwen en woonde er van 1919 tot 1921. Leyden koos bewust voor een eenzaam bestaan dat aP en toe werd opgePleurd door korte bezoeken van bevriende kunstenaars en soms werd onderbroken door buitenlandse reizen. Dankzij dit zelFgekozen isolement verwachtte hij kennelijk werk van betekenis te scheppen. Alleen daarom al mag Leyden met recht 'de schilder van Urk' genoemd worden, maar niet alleen daarom. Als geen ander heePt Leyden het karakter van eiland en bevolking in beeld weten te brengen. Zijn scheppingen mogen zonder twijPel tot het beste artistieke werk van en over Urk gerekend worden en misschien zelPs wel tot het beste werk van zijn eigen lange carriere. Want Leydens Urker werk lijkt vernieuwender en origineler dan de schilderijen die hij later in kunstminnende omgevingen
Leyden heeft als geen ander het karakter van eiland en bevolking in beeld gebracht
Schepen op de helling [1920). Olieverf op doek. Verblijfplaats onbekend.
a[s Parijs, New York en Los Angelos vervaardigde, terwijl hij daar toch in het gezelschap verkeerde van kunstenaars en bekendheden als Salvador Dali, Willem de Kooning, Thomas Mann, Man Ray en Charlie Chaplin. Hoewel Leyden tijdens zijn leven een artiest van naam was en zijn schilderijen zich in gerenommeerde musea over de hele wereld bevinden, is zijn werk de tweede helft van de vorige eeuw in de vergetelheid geraakt. De laatste decennia komt daar verandering in. In 1999 was er een grote tentoonstelling in De Kunsthal in Rotterdam (samen met werk van zijn vrouw Karin Kluth) en in 2008/09 wijdde het Gorcums Museum een speciale tentoonstelling aan de kunstenaar. In beide tentoonstellingen werd een selectie van zijn gehele oeuvre getoond. Het Urker werk kon daar hetaas niet of nauwelijks bewonderd worden, terwijljuist dat werk een podium verdient.
Met deze publicatie over de Urker periode van deze kleurrijke schilder, waarin zijn belangwekkende werk en het werk van de kunstenaars die hem op het eiland bezochten alsmede de reacties die dat werk bij critici en tijdgenoten opriep gedetailleerd aan de orde komen, hopen we dat podium te scheppen.
ROND 1920
Een baken in zee van slechts 81 hectare
Met een hoogte van wel negen meter boven NAP was het eiland Urk van oudsher een baken in de Zuiderzee. De keileembult met een oppervlakte van slechts 81 hectare was opgedeeld in een dorp en een lager gelegen gedeelte dat gebruikt werd als weiland en hooiland. Het dorp een chaotische mengeling van roodgedakte en groengeverfde vissershuisjes, steegjes en wat populieren lag in de luwte van de keileembult. Al met al vormde de aanblik 'een genot voor den kleurgevoeligen aanschouweh. De benedenverdieping van zo'n huisje was ingericht als woongedeelte en de bovenverdieping werd gebruikt als opslagplaats voor netten. Het woongedeelte had een voorkamer en een achterhuis en de vaak zeer grote gezinnen sliepen in bedsteden in de kamer. Een regenbak bevatte de zoetwatervoorraad. Sanitaire voorzieningen waren er niet of nauwelijks; pas in 1913 werden de eerste rioleringen en waterleidingen aangelegd en uit die tijd dateren ook de eerste bestratingen van kaden en waterkeringen. Naast de huisjes werden veelal schapen gehouden en in het achterliggende weiland graasden een paar koeien die het dorp af en toe binnen dwaalden. De haven, die altijd vol zeilschepen lag, was het levendige middelpunt van het eilandleven. De schrijver van de Ceillustreerde Gids van de Noordwesthoek meldde in 1912: 'De indruk is, hoe dichter wij het eilandnaderen, bepaaldprettig aandoende, vooral wanneerdezon het eilandbeschijnt. Eindelijk
De aankomst van de boot.
bereiken wij de haven. En welk eene! Ter rechterzijde van de invaart is een ruime vluchthaven, vierkant, voor ligplaats bij stormweder, waarin wel 600 schepen kunnen geborgen worden. Oude enjonge bewoners van het eiland zijn bij aankomst van de boot aan de aanlegplaats, hetzij om bij het lossen en laden behulpzaam te zijn ofzich als pakjesdrager ofgids aan de afstappende reizigers aan te bieden, hetzij bloot uit nieuwsgierigheid.'
De circa 3.000 bewoners waren alien direct of indirect met de visserij verbonden en leefden op of onder de armoedegrens. Jonge meisjes 'dienden' in de huishouding voor kortere of langere perioden bij gezinnen in de grote steden van het nabijgelegen vasteland en jongens gingen vaak al op 10-jarige leeftijd naar zee. Als de eigen visserij slecht was, monsterden Urkers aan op loggers in Katwijk of Vlaardingen, om pas na maanden weer thuis te komen. Het leven aan boord van de houten loggers en botters was hard, sober en nat. Hygiene was vaak een probleem. De Staat der Nederlandsche zeevisserijen onderschreef dit al in 1910: 'Soms vertoefde men drie weken achtereen aan boord, echter waschgereedschap voor lichaam en kleeding werd als regel niet aangetroffen.'
De visserij, en daarmee de heie Urker economie, stond in de jaren twintig onder grote druk, want de op 21 maart 1918 aangenomen Zuiderzeewet betekende het einde voor het eiland en de Zuiderzeevisserij. Door dat sombere toekomstperspectief trokken veel gezinnen naar elders. Al in de negentiende eeuw bezochten wetenschappers Urk om bevolking en bodem te beschrijven. Nu en dan meldde zich een toerist. Veelal waren dit gegoede burgers die voor hun plezier reisden en de tocht over de vaak ruwe Zuiderzee als een avontuur beschouwden.
Pas toen in 1890 een reguliere bootverbinding met Kampen en Enkhuizen tot stand kwam, kon het toerisme vastere vormen aannemen en ontstonden ook de eerste basale faciliteiten voor bezoekers. Zowel schrijvende reizigers als wetenschappers noteerden eigenschappen van de eilandbewoners die hen troFfen: 'Door de karaktereigenschappen fantasie, hoogmoed en kinderlijkheid krijgt het leven op het eiland iets onwezenlijks, hetgeen onmiddellijk opvalt als men vanuit de moderne maatschappij in deze eilandelijke sfeer verplaatst wordt. 'Schrijver dezes (de wetenschapper Sasse) hield zich overigens bezig met het meten van de schedels van Urkers, omdat hij op Urk een oorspronkelijk ras vermoedde.
ERNST LEYDEN 1892-1969
Oscar Ernst Moritz Leyden werd geboren in Rotterdam als telg van een bemiddeld en academisch geslacht. Hij koos voor het schildersvak en volgde opleidingen in Rotterdam, Brussel, Berlijn en London. Kort voor de Eerste Wereldoorlog ontmoette hij als dienstplichtige in Antwerpen de eveneens jonge Raoul Hynckes (1893-1973) en de twee kunstenaars raakten bevriend. Toen Hynckes bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog naar het neutrale Nederland vluchtte, trok hij in bij Leyden, die op dat moment in Den Haag woonde. Uit die periode stammen de eerste verhalen over Leydens aantrekkelijke Fysieke verschijning en zijn onaFhankelijke en non-conFormistische persoonlijkheid.
De rusteloze Leyden vertrok at snel naar Am¬ sterdam en maakte daar naam met impressionistisch getinte stadgezichten, die goed vielen bij de critici. N.H. WolF schreeF in De Kroniek: 'In januari 1916 deed Leyden zijn joyeuse entree in de Amsterdamse schilderskringen en zijn eerste werk het decoratieve versieringswerk bij het kunstenaarsfeest van De Kunst vestigde al dadelijk de aandacht op hem. Deze jongeman moeten we in het oog houden was de gedachte.'
van Ernst Leyden (1922). Jan Sluijters. lieverf op doek. 65 x 50 cm. Particuliere collectie.
Een grillig en eigenzinnig figuur die overal verbleef en nergens bleefPortret
Urker visser (1919]. Aquarel & krijt. 107 x 63,5 cm. Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.
Ernst Leyden met Charlie Chaplin en echtgenote.
Wellicht kruiste hij in Amsterdam al het pad van de wat oudere en bekende Jan Sluijters (18811957), met wie hij een decennialange vriendschap zou onderhouden.
De jonge Leyden was er echter de man niet naar om zich te settelen en rustig naam op te bouwen. In 1919 verraste hij vriend en vijand door naar Urk te verhuizen, en dat eiland verruilde hij in 1921 voor Loosdrecht. Vanuit zijn woning aan de Loosdrechtse Plassen reisde hij door heel Europa. In 1928 vestigde hij zich in Parijs, maar hij verliet het mekka van de kunst een paar jaar later alweer voor een gehuchtin Portugal. Inmiddels werd hij vergezeld door zijn nieuwe vriendin en latere echt¬ genote, de kunstenares Karin Kluth (1906-1977).
In de jaren dertig was Leyden een bekend kunstenaar. Zijn Figuratieve werk was regelmatig te zien op grote tentoonstellingen en werd goed verkocht. 1935 was een hectisch jaar voor Leyden: hij ontving een gouden medaille op de expositie in Brussel, maar verloor veel werk door een brand in Londen. Cedesillusioneerd gaf Leyden een tijdje de brui aan het schilderen, maar hij krabbelde toch weer op en vertrok in 1938 met Karin naar Amerika om daar volledig onbekend opnieuw te beginnen. Al in 1940 exposeerde hij in New York. Vervolgens trok hij door naar Californie en ook daar kreeg het mondaine echtpaar snel voet aan wal. In hun studio in Californie ontvingen en schilderden zij een breed scala aan beroemdheden, waaronder Bertolt Brecht, Charlie Chaplin, Salvador Dali, Thomas Mann en Igor Stravinsky. Intussen exposeerden ze werk op talloze tentoonstellingen in Amerika en Europa.
Rond zijn zestigstejaar begon Leyden meer abstract te werken. In 1958 keerde hij terug naar Frankrijk. Dat was het begin van een zeer actieve periode, die talrijke abstracte werken en collages van zeer grote formaten opleverde. Dit werk lijkt geTnspireerd door zijn vele naoorlogse reizen naar mediterrane en oosterse landen. In 1969 stierF de nog altijd zeer actieve Leyden in Versailles. Hij liet een omvangrijk en zeer gevarieerd oeuvre na. Zijn jeugdvriend Hynckes met wie hij na hun samenzijn in Den Haag alle contact verloren had typeerde Leyden als ‘een talentvol avontuurlijk personage, een volbloed kosmopoliet die door de wereld trok met een koffer in de hand en een grillige, eigenzinnigefiguur die overal verbleefen nergens bleefd
ATELIER OP URK 1919-1921
Waarom de jonge Ernst Leyden zich juist op Urk vestigde en nog wel voor langere tijd is een interessante vraag. Waarschijnlijk moet zijn verblijF op Urk in de context worden geplaatstvan het'heimwee' naar pure, ongerepte samenlevingen en culturen. De voortgang van de industriele revolutie ontketende een ware obsessie voor de ongecompliceerde 'oermens'. Schrijvers en FilosoFen, maar ook kunstenaars werden gegrepen door de hang naar het 'pure', en reisden in toenemende mate naar aFgelegen samenlevingen om daar, ver weg van het moderne stadsleven, inspiratie en pittoreske modellen te vinden. De enorme populariteit van vissersdorpjes bij schilders van de Haagse School komt voort uit deze interesse. AFgezien van een uitzonderlijk reislustige artiest als Van Gogh's vriend Paul Gauguin die emigreerde naar Tahiti om daar de locale bevolking te schilderen, zochten kunstenaars hun heil doorgaans dichter bij huis. Vooral Scheveningen, Katwijk en Volendam waren poputaire bestemmingen bij Nederlandse kunstschilders. Spoedig echter begonnen ook deze dorpjes te 'verstadsen', oF waren de inwoners zo gewend aan de schilderende bezoekers dat sommigen zich als proFessioneel model verhuurden. Dat kwam de 'puurheid' van het onderwerp natuurlijk niet ten goede. In de loop van de twintigste eeuw zochten Nederlandse kunstenaars daarom naar andere onbedorven onderwerpen, en zo kwam Urk in beeld. Veel lastiger te bereiken dan de vissersdorpen aan de Noordzeekust en Volendam en daardoor ongerepter.
Een directestimulans voor Leyden was mogelijkook het korte verblijFvan Jan Sluijters in Staphorst, dat had geleid tot veel publiciteit en aansprekend oorspronkelijk werk. Wellicht ook dat de Urker dienstmeisjes in zijn ouderlijk en grootouderlijk huis een rol gespeeld hebben, maar uiteindelijk zal Leydens rusteloze en avontuurlijke geest altijd wars van zekerheid en gebaande paden doorslaggevend geweest zijn. Hij wilde een statement maken, het anders doen, en Urk leek hem de inspiratie daarvoor te geven. A.M. de Jong verwoordde dit december 1920 in een van de eerste commentaren op zijn Urker werk in Het Volk als volgt: 'Leyden is bezig zijn nieuwe ik te vinden. Vooral de laatste vol uitgewerkte schilderijen van het eiland Urk getuigen daarvan. Het weke welbehagen aan
Leyden had de overtuiging dat hij op Urk belangrijk werk ging scheppen
Havengezicht Urk.
Olieverf op doek. 70 x 78 cm. Verblijfplaats onbekend.
fijn-soepele kleuren (dat een voorafgaande periode van zijn werk vooral in aquarellen toont) is voorgoed overwonnen en stoerder is de bouw, sterker, jonger de felle kleurbewogenheid. Met gans nieuwe ogen ziet hij de wereld en de mensen aan, met nieuwe ogen als schilder'. En: 'Er is in deze nieuwe schiiderijen een buitengewoon aantrekkelijke atmosfeer van prille en groeiende verwondering. De verwondering van de mens, die de wereld anders is gaan zien en die stil verbaasd staat onder het vage besef, dat hijze terug herkent uit long vergeten en toch zo schone dromen'.
In de loop van 1919vertrokhijnaarl)rk. Destudie Urk vanafdevuurtoren{pag. 24) toontaandatereerder in 1918 al een verkennend bezoek had plaatsgevonden. Daaruit mag geconcludeerd worden dat Leyden wel degelijk van tevoren de artistieke potentie van het amnoedige eilandje had gewogen. De llrker Courant van 25 oktober 1919 meldde: ‘Uit Laren, in't Gooi, is de houten werkplaats van een kunstschilder naar Urk vervoerd en op het terrein achter de bakkerij van W. Nentjes in elkaargezet. Het atelierzal hier overwinteren.' Het plaatsen van Leydens atelier door de Urker timmerman Jan Mars bevestigt dat Leyden was gesterkt in zijn overtuiging dat hij hier belangrijk werk zou kunnen scheppen. Het Urker bevolkingsregister meldde op 19 november 1919 dat 'Leyden, Ernst Oscar Mo¬ ritz, man, 16 mei 1892, kunstschilder, geen kerkgenootschap, 'zich vestigde op Wijk 6-75; dat hij later verhuisde naar Wijk 6-85a (de locatie van zijn atelier) en dat hij op 14 april 1921 uitgeschreven werd naar Loosdrecht.
Geen enkele Urker heeft een kunstwerk aan Leydens verblijf overgehouden! Dat is opvallend en toch wat magertjes na zo'n lang verblijf. Waren Leydens kunstwerken voor de over het algemeen straatamne bevolking van Urk gewoon te duur? Spraken ze de traditioneel ingestelde vissers misschien niet aan? Of werd die vreemde eend in de bevindelijk gereformeerde bijt gewoon genegeerd? Dat laatste lijkt niet waarschijnlijk en is in flagrante tegenspraak met de ervaringen op Urk in diezelfde periode van de minstens zo opvallende en openlijk homoseksuele Willem Arondeus (1894-1943), die zelfs vele jaren een tumultueuze relatie onderhield met een Urker visser. Ragnar
Ruwweg kan het Urker werk van Leyden in vier categorieen verdeeld worden:
Portretten: grote expressieve werken die met veel oog voor detail in aquarel geschilderd werden naar modellen in zijn studio;
Dorpsgezichten: kleurige expressionistische werken met kubistische trekken van haven en dorp; Biddende Vissers: het sleutelstuk in twee delen en een categorie op zich; Abstracte werken: abstracties waarin de oudere Leyden zijn herinneringen aan Urk verbeeldde.
In al zijn Urker schilderijen probeerde Leyden niet alleen een onderwerp af te beelden; het ging hem om meer dan een aFbeelding om een gevoel, een steer, een levenskarakter. Kunstcriticus Just Havelaar verwoordde dit streven in Het Vaderland van 4 januari 1923 als volgt: 'Het waren de visschers van Urk, die hem tot een vrijer verbeeldingsleven wekten. Wie het kleine eiland kent, zai 't begrijpen. Er is daar een eigen, sombere en sterke sfeer in de huizen, in het landschap, in de ruige, stroeve menschen. Men voelt daar de stromen, de zee, de verlatenheid. Men voelt er de overmacht der elementen, de afgeslotenheid, het harde bestaan. Deze sfeer heeft de schilder gevoeld. En hij heeft een poging gedaan haar synthetisch en psychisch te doorgronden.' In Eigen Haard Pormuleerde Ben van Eysselstein het in 1925 beknopter: 'Hetzijn de stoere, de ruige visschers diezijn liefdeten voile hebben. Op Urk heeft hij het leven der visschers leeren kennen. Van een suggestieve en diep ontroerende kracht zijn de werken die hij aan het zeeleven ontleende. ‘ Leyden werkte in een moderne stijl die bijzonder goed aansloot bij het stoere en ruige karakter van zijn Urker onderwerpen. Hoewel het gros van de schilders in zijn tijd nog in de manier van de Haagse School werkte, richtte Leyden zijn kunstzinnige blik juist op revolutionaire ontwikkelingen in Frankrijk en Duitsland. Zijn stijl uit de Urker jaren kan worden getypeerd als expressionistischkubistisch. De Pelle kleuren, expressieve verPstreken en hoekige vormen waren hoogst modern en Leyden toont zich in zijn Urker werken als een kunstenaar die goed op de hoogte was van de meest
Leyden werkte in een moderne stijl die goed aansloot bij bet stoere en ruige karakter van Urk
Studie Urk [19203. Olieverf op karton. 44 x 54 cm. Particuliere collectie.
recente artistieke ontwikkelingen. Het expressionistische element in zijn werk werd bei'nvloed door de kunstenaars van de Munchense kunstenaarsgroep Der Blaue Reiter, die floreerde van 1911 tot 1914. Daarnaast zijn de kubistische elementen ontleend aan Pablo Picasso. Deze beroemde kunstenaar produceerde rond 1907 zijn eerste kubistische werken, waarin onderwerpen gereduceerd werden tot geometrische vormen. Op zijn beurt was Picasso gei'nspireerd door Afrikaanse maskers en middeleeuwse beeldhouwkunst, alweer uitingen van 'pure' culturen. Leyden behoort met de meer bekende Jan Sluijters tot de eerste Nederlandse kunstenaars die deze avant-gardistische invloeden in hun werk opnamen.
Hoe modern het Urker werk van Leyden op sommige van zijn tijdgenoten overkwam, blijkt overduidelijk uit een paginaiange tirade in De Hoiiandsche Revue naar aanieiding van de grote tentoonsteiiing van Leydens werk in 1923 bij kunsthandel Esher Surrey in Den Haag. De schrijver (A.E.) was aanwezig op de opening van de tentoonstelling en merkte daar op dat er muziek, thee en koekjes geserveerd werden terwijl 'de schilder zelf, ook alweer met ongeknipte en betrekkelijk ongekamde haren, inlichtingen gaf. 'Ik heb niet onwillig ofbevooroordeeld gestaan tegen deze doeken. Ik zou graag widen voelen begrijpen waarom dezejonge kunst de dingen zoo ongewoon en vreemdsoortig zet, en waarom het zoo en niet anders zijn moet, maar het lukt me niet.' Daarna zette hij de toon met
een commentaar op Biddende Vissers (pag. 50). Het was een heel groot stuk in donkerbruin besmeerd linnen. En rond de tafel drie bidders. Tot deze hoogte heb ik het gegeven kunnen oplossen. Maar het werkwoord bidden... waarom lijken die figuren op alles wat wanstaltig en vreemdsoortig is, behalve op biddende Urkers?'Een ander Urker werk (pag. 43) ontlokte de volgende gedachten: 'Ik heb een paar minuten besteed aan de Uitvaart der visschersvloot, die ik ook tenslotte gevonden heb, drijvende op de hevig groene zee onder een heel smal luchtje. In Urk zelfbeefde en trilde het verschrikkelijk, de huisjes waren een beetje door elkaar en uit het loodgeraakt.'De op pagina 13 afgebeelde scheepswerf van Hakvoort zag hij zelfs als een zoekplaatje: 'Schepen op de helling heb ik, als rebus, voor driekwart kun¬ nen oplossen. De linkeronderhelft was een lastig geval. Het kan zijn dat de verfeen beetje door elkaar gelopen is en dan is ernatuurlijk nietsgebeurd. Dat kan ieder overkomen, in deze vochtige dagen wil ook de wasch niet drogen. Maar deze rebus is me te ingewikkeld. De poppetjes zijn heel aardig precies de poppetjes uit datgeheimschrift verhaaltje van Sherlock Holmes, maar de kleurige vlakken op en over el¬ kaar kon ikniet oplossen.'Na nog wat ontboezemingen over andere schilderijen concludeerde A.E.: 'Ik geefdeze hele tentoonstelling, desnoods met muziek, met thee en met koekjes dadelijk en graag voor een simpel doekje met koetjes van Maris, ofeen eenvoudige schaapskooi op een stukje hei van Mauve!' Heelanderswerd zijn werk in 1921 ontvangen op de grote tentoonstelling 'Modern Art oF Holland' in New York. VijP Urker werken (o.a. Vissersvrouw van Urk en Uitvaart van de vloot (pag. 43)) maak'ten op de kunstcritici meer indruk dan werk van gevestigde namen als Van Gogh, Israels, Sluijters en Toorop.
Urker buurtje. Olieverf op paneel. 56,5 x 69 cm. Particuliere collectie.
Vissersvrouw van Urk (19193. Aquarel & krijt. 12G x 65,5 cm. Colledie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.
Portretten
De grote aquarellen uit de periode 1919-1920 zijn stuk voor stuk buitengewone kunstwerken. Op een foto uit 1920 hangen een paar van deze werken in zijn atelier (pag. 8). In al deze grote aqua¬ rellen zijn de gezichten van de personen en hun traditionele dracht tot in detail uitgewerkt, terwijl op de achtergrond de expressionistisch aangezette beelden van dorp en haven Pigureren. Het opvallende kleurgebruik dat gei'soleerde objecten sterk op de voorgrond plaatst, staat naast en tegenover de zeer intense en diep doorleePde gelaatstrekken van de betrokken personages. Voorbeelden hiervan zijn de rok van de Urker vissersvrouw (pag. 39) en de aan het halsdoekje hangende trouwring van de Urker visser (pag. 34).
Al in december 1920 toonde Leyden deze aquarellen in gebouw De Geelvink te Amsterdam. De verslaggever van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) was niet onverdeeld enthousiast: 'Op Urk werkte hij deze zomer en vele grote houtskooltekeningen, breed opgezet en geaquarelleerd naar typen van het volk, bracht hij mee, doch ook daar heeft hijgeen eigen stijl in weten te leggen. Wei kreeg hij er sterke aandoeningen van volks- en landkarakter, bracht hij ook meer synthetisch alles wat hem getroffen had tot sterk-kleurige vlakvullingen, goed en evenwichtig gecomposeerd tezamen; doch nergens treft ons ietspersoonlijks en dit toch moet betreurd worden bijeen zoo begaafdenjongen man als Ernst Leyden is.'Ook deze commentator deelde een paar regels verder Pijntjes mee dat hij meer gecharmeerd was van een traditioneel landschap met schaapjes van de Haagse School-schilder Mauve. Kennelijk waren er toch ook critici bij wie de aPbeeldingen wel in de smaak vielen, want een aantal van deze monumentale aquarellen werd opgenomen in de Nederlandse bijdrage aan de Venetiaanse Biennale van 1923. Zo trok ook het eerder genoemde doek De uitvaart der vloot (pag. 43) op een tentoonstelling in September 1923 in Nijmegen de aandacht van bezoekers. De criticus van het tijdschrift Opgang zag er juist heel veel in. Het is de moeite waard om de volledige tekst hier op te nemen: 'De fijnste synthese bereikte echter Leyden in zijn doek "De Uitvaart der vloot"; het meest
‘De Uitvaart der vloot’, het meest voldragen en sterkste stuk der tentoonstelling
voldragen en sterkste stuk der tentoonstelling. Aandoenlijk is de expressie in den kop, in de gehete figuur van den jeugdigen visserschknaap. Groot en breed getekend duikt hij op, schijnbaar slenterend, de handen in de zakken, het hoofd een weinig voorover gebogen. Men moet dit schilderij abstract beschouwen en hierin zien: "denjongen visscher" (niet een bepaalden), die argeloos door het leven gaand, een oogenblik in ernstigen mijmering vervalt. Plots schijnt hij even zich bewust te worden van de hardheid van zijn beroep, hem door een gierig lot toebedacht. Dit ondankbare bedrijf waarachter steeds de armoede loert, zien wij voorgesteld in de lange, eindeloos lange rij van botters die de haven uit, de wijde troostelooze zee invaren en de nauwe lage huisjes, waarin en waarnaast de vrouwen haar huiselijk werk verrichten; de kinderen spelen. Het is een beeld van de sterke Jeugd, die even verneemt de stem van het meedoogenlooze leven, die hem zacht maar zeker toefluistert, dat hij niet is geboren voor spel en scherts, maar dat hijploeteren moet, ploeteren zooals de menschen om hem heen. Het is de "weemoed" in dejeugdige oogen, die voor't eerst hunne idealen zien wankelen. Er is een kracht in den opzet, in de compositie. Groot van bouw is defiguur des visschers, waarin alles uitdrukt het weemoedig peinzen. De boozegedachten, die doorzijn hoofdspoken, verschijnen als visioenen om hem heen. De donkere zee, geheimzinnig en wijd, bevaren door de lange rij botters; het eiland met de nauwe afmetingen, waar de vele huisjes hoekig, gedrongen naast elkaar staan. Het geheel vormend een vast gesloten aaneengeklonken compositie. Prachtig in harmonie met de stemming zijn de vele diepe, donkere kleuren, die den hoogen
Wasdag op Urk [19201. Olieverf op doek. Afbeelding uit 'Die neue Malerei in Holland’, F.M. Huebner [19211. Verblijfplaats onbekend.
De uitvaart der vloot. Illustrate uit tijdschrift Opgang C1923]. Verblijfplaats onbekend.
ernst van'tgeheel sterk accentueren'. Ook de eerder geciteerde Havelaar beschreef dit doek, en wel aIs voIgt: ‘Zulk een verwezenlijking is degroote betekenis van eenjonge kerel, tegen hetperspectiefvan het roodgedakte dorpje, de haven en de wijde, diepgroene zee, met de vlucht der uitvarende schuiten. Leyden behield hier nog gedeeltelijk zijn picturaal naturalisme, zijn knaphandigheid ook. Maar het is verwonderlijk dat de realistische uitbeelding derfiguurzelftoch samenstemt met de meergestijlde visie van den achtergrond.'
Deze bedachtzame jonge visser sprak waarschijnlijk sterk tot Leydens verbeelding, want hij vereeuwigde de knaap nogmaals (of eerder), al nettenboetende, en met dezelfde wonderlijk peinzende gelaatsuitdrukking (pag. 40). Ook het thema van de uitvarende vloot zien we terug in meerdere werken, o.a. Wasdag op Urk dat tot nu toe alleen bekend is als afbeelding in Die neue Malerei in Holland, een Duits boek uit 1921 geschreven door Dr. F.M. Huebner. Het werk werd daarin afgebeeld als een voorbeeld van baanbrekende moderne Nederlandse kunst. Dr. Huebner moet onder de indruk van Leydens werk geweest zijn, want hij was degene die in 1923 de tentoonstelling in Den Haag opende die de eerder genoemde liefhebbers van schilders uit de Haagse School zo schokte... Een heel ander verhaal spreekt uit de gelaatsuitdrukkingen van Vissersvrouw van Urk (pag. 39) en Jonge Urker Vissersvrouw (pag. 44). Ze tonen de vele dagelijkse zorgen van een Urker vrouw die in moeilijke omstandigheden, vaak alleen, een groot gezin moest opvoeden. Vissersvrouwen uit de
Jonge Urker vissersvrouw (19203. Aquarel & krijt. 75 x 50 cm.
Collectie Museum Het Oude Raadhuis, Urk.
Urker visser voor hotter (1919]. Aquarel & krijt. 120 x 90 cm.
Collectie Museum Het Oude Raadhuis, Urk.
vorige eeuw herinnerden zich het dagelijks sjouwen met emmers water van en naar de waterput, het op de hand wassen van de zware Urker werkkieding, en de luizen en maden die ze tegenkwamen ais ze de botters van de vissers moesten schoonmaken.
Dorpsgezichten
De olieverven met gezichten van haven en dorp zijn geheel anders van opzet. Alles draait in deze werken om de sfeer en de uitstraling van schepen en dorp. Figuren en kleinere objecten zijn teruggebracht tot gestileerde vormen, terwijl de schepen of huizen in expressieve forse toetsen en kleuren aangezet zijn. Een commentaar van Henry Bruning in De Maasbode uit 1923 zou zomaar naar aanleiding van Schepen op de helling (pag. 13) of WerfHakvoort(pag. 14) gemaakt kunnen zijn: 'In die wijde uitgestrektheid en onzekerheid van de zee wordt alle verweer en menselijke kracht klein en broos. Wat blijft er over van de schepen die, op de helling getrokken (breed gebouwd, een forsch gebaar, een krachtige zware lijn omhoog de boegen) en liggend in de haven de zware zeilsteilten als krachtige vlakken, brede, fiete, driftige spanningen, zoveel schijnen te kunnen trotseren en doorstaan?' Havelaar duidde wellicht de voorgaande werken in Het Vaderland in 1923 als volgt: 'Hij schilderde met kracht een studie van schepen op de werf, tegen een stormzee aan. In een ander werk werd deze natuurstudie een weinlg omgeschapen in die geest dat thans het rhytme derfelle lijnen, der bonkige vormen en der zwaar-
gestemde kleuren zijn conceptieging beheerschen: dit werd een zijner meest overtuigende uitingen.' De kleurige Urker huisjes worden in de NRC van 1924 beschreven: 'Zijn gezichten van de kleine kleurige huisjes, het levendige haventje en hetfantastisch aangedane vissersvolk hebben in hun fonkelende diepe kleur en eenvoudige vormduiding iets vertelselachtig aan zich, een sjeer van sprookjesachtige verdroomdheid.'
De NRC van 14 april 1923 zag Haven van Urk met spelende kinderen als het beste doek van een tentoonstelling: 'Tweefiguren eenjongen en een meisje in hun decoratieve klederdracht zijn op den voorgrond betrekkelijk vaag en vlak gehouden. Daarachter is rechts het water met een massa zeilschepen; links het geestige dorp met de typische huizen, fel rode daken en groene gevels dicht opeen gebouwd aan de straat met wandelende figuren, alles gezien van de hoogte. Er voor staat een groene schutting, waargele zonnebloemen hun kronen uit omhoog steken. Boven den horizon die even onder de lijst valt, gaat de zon onder. De tekening vult heel het doekoppervlak. in een fleurige wemeling van kleuren is dit alles; aardig is ook de compositie, waarin de lijnen bijna diagonaalsgewijze over het schilderij vdrloopen en rechthoekig op elkaarstaan. Juist ditschuine, dit rechthoekige, datzooveel mogelijk doch geenszins
Spelende kinderen. Olieverf op doek. 97 x 114 cm.
Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.
Gezicht op haven en dorp.
Olieverf op doek.
75x100 cm.
Collectie Museum
Het Oude Raadhuis, Urk.
gewild ofopzettelijk in alles werd doorgevoerd, geeft levendigheid aan het werk. Bijzonder aardig is er het brokje dorp, gaafen precies getekend; en mooi, diep doet de toon van het water. Boven deze horizon klatert de ondergaande zon haar licht door de lucht. Dit is het beste werk van wat we hierzien. Al de motieven heeft Leyden hier vereend. Er is iets van een houten speelgoeddoos en toch heeft het werk ruimte, verdieping, atmosfeer. Een gezond expressionisme voelt men hierin, dat de schilder later nog krachtiger zal uiten, doch waarvan we hier reeds de basis vinden.' Kenneiijk was Leyden geFascineerd door het zicht vanaf de vuurtoren op dorp, haven en zee want ook Studie Urk vanaf de vuurtoren (pag. 24), Spelende kinderen en Gezicht op haven en dorp tonen eenzelFde compositie. In 1924 exposeerde Leyden Haven van Urk (pag. 48) bij kunstzaat Van Lier. Een criticus omschreeF dit schilderij als volgt: 'NO 14 lijkt een visioen van Urk, waar Leyden veel schilderde. Er is een eigenaardige tegenstelling tussen voor- en achtergrond. De voorgrond die zeer realistisch is gehouden en ook enigszins dramatisch met die stugge rompen der visschersvaartuigen, versterkt den fijne romantiek van den achtergrond met het bewegen van wezentjes tusschen op den helling getrokken boten. De gehele opvatting in lijnen en kleuren doet verhalend aan.'
Studie Jonge visser0920], Potlood. 40 x 30 cm. Verblijfplaats onbekend.
Biddende Vissers
In 1922 sloot Ernst Leyden zijn Urker periode af met het in Loosdrecht geschilderde, monumentale doek Biddende Vissers (pag. 50). Van dit indrukwekkende expressionistische en kubistische doek zijn ten minste twee voorstudies bekend. Het lijkt alsoF Leyden alle impressies van zijn verblijf op Urk heeft wiiien samenvoegen in dit schilderij. ZelF gap hij meerdere malen aan ook op latere leeftijd dat hij dit werk als een hoogtepunt binnen zijn oeuvre beschouwde; als zijn persoonlijk equivalent
De Aardappeleters [1885].
Vincent van Gogh. Olieverf op doek. 82 X114 cm.
Collectie Van Gogh Museum, Amsterdam.
van De Aardappeleters van Van Gogh. Hij bood het graag en vaak voor tentoonstellingen aan, ook buiten Nederland. Zo hing het in 1930 in de galerie Zak in Parijs. Critici of ze nu positieP waren of negatief-vermeldden dit kunstwerk altijd in hun besprekingen; men kon er kennelijk niet omheen. Het werk inspireerde Ben van Eysselstein in Eigen Haard uit 1925 tot de volgende uitgebreide ontboezeming: 'Wie het leven van deze menschen van nabij heeft beschouwd, weet tot welk een puriteins ras zij behooren, hoe hun huid en hun levensbeschouwing gelooid zijn tot harde dogmatische koppen, gekerfd en verweerd als vermolmde, primitieve heiligenbeelden. Dit volk is een arm volk. Maar het is een volk van vorsten. Hun armoede erkent hun povere menschelijkheid: hun doolerend schuldbewustzijn. Maar het is niet de armoede van pauperisme zonder meer; het is de natuurlijke armoede van den vorst wiens koninkrijk niet van deze wereld is, een armoede die hen dekt als een purperen mantel, omdat zij aan dat Vorstenrijk deel hebben. Daarom is hetgebed van den visschergeen smeeken om meer, het is te alien tijde een dankzegging voor het i/eel te vele. Nimmer breekt hun bitter leven uit tot een opstandig verzet. De revolutie van den arbeider is aan Leyden's visschers vreemd. Immers zijzijn deelgenooten aan een grooter en volkomener koninkrijk en hun Koning is hun Vader tevens. Dan vouwen zij de handen en bidden: Wij danken U, dat Gij ons weder gevoerd hebt over de ruggen der zeeen; dat Gij ons weder verzameld hebt aan den disch, en dat gij ons weder voorziet uit den volheid Uwergaven mild en overvloedig-ja tot walgens toe. Een vorstelijke dank voor het karig maal van wat visch en vet. En toch... een koningsmaal als het zoo gezien, zoo gevoeld wordt.' De verslaggever van de NRC had in 1923 minder woorden nodig: ‘De schilder heeft in dit werk het sombere, koude en armelijke van dit godsdienstige volk widen tekenen, dat door omstandigheden, door de armoede en de verlatenheid, ook door de dorheid en schraalte van de bodem en de hardheid van het leven, tot een op ascetisme lijkende, abstracte levenshouding isgekomen.'
Staphorster boerenfamilie [1917], Jan Sluijters.
Olieverf op doek: 227x207 cm. Collectie Frans Hals Museum, Haarlem.
Tussen Biddende Vissers en de eveneens monumentale Staphorster boerenfamilie, waarmee Jan Sluijters zijn Staphorster periode in 1916 aFsloot, zijn parallellen getrokken. Beide schilders brengen een eigentijds alledaags taFereel ten tonele op een wijze die historieschilders in de zeventiende eeuw bezigden. Met de keuze voor het monumentale formaat verheFFen de schilders deze doeken bovendien tot sleutelstuk en aFsluiting van een artistieke periode. Het lijkt niet onmogelijk dat Leyden zijn vriend Jan Sluijters heeft widen navolgen oF zelPs overtrePPen. Het is een Feit dat hun beider werk in de periode 1920-1928 meer dan toevallige overeenkomsten vertoont. Just Havelaar meldde deze parallellen al in een verslag van de eerder genoemde tentoonstelling bij kunsthandel Esher Surrey in Het Vaderland van 4 januari 1923: ‘Het centrum vormt een groot schilderij, drie visschers in de engte der kaj'uit om't kleine tafeltje gehurkt, waar de schotel met eten dampt. Zij bidden. Men denkt onmiddellijk aan Van Cogh's aardappeleters en meer nog aan het werk dat hier uit wort kwam, aan Sluijters'boerengezin. Er is niet defelheid en hetgeweld van ernst der eerste schepping, niet de macht van kunnen der tweede. Maar er is een eerlijkheid en triestigheid in dit werk, grooter dan in
Sluijters' veel knapperen arbeid.' Havelaar besloot zijn analyse: 'OfErnst Leyden een figuurzal worden valt moeilijk te voorspeiien. Zal hijzich losmaken van Sluijters'invloed? Deze invloed kan in vele opzichten fataal worden. Zal hijgeconcentreerd blijven en geen modernisme van zichzelfeisen? Er zijn in het werk zeker elementen, die vertrouwen wekken. En zeker zijn er werken, die als bevrijdingen aandoen. Ook de afFiche voor de tentoonstelling (pag. 49) door Leyden zelF gemaakt vertoont een zekere verwantschap met de aFFiche(s) die Jan Sluyters voor de eerste tentoonstellingen van zijn Staphorster werk maakte en staaFt Havelaars gedachtengang.
Helaas kan de oorspronkelijke versie van Biddende Vissers niet meer bewonderd worden. In 1935 vernietigde een uitslaande brand in Londen een deel van Leydens oeuvre dat daar stond opgeslagen voor een belangrijke tentoonstelling in de Wertheim Gallery. Er gingen twaalP werken in rook op: recent Portugees werk, maar ook Biddende Vissers! Het Peit dat het veel oudere Biddende Vissers naast Portugees werk getoond zou worden, is tekenend voor het belang dat Leyden aan het monumentale schilderij hechtte. VanaP 1923 nam hij het werk mee naar iedere tentoonstelling van enige importance en combineerde hij het met meer recent werk dat hij goed vond.
Het is mogelijk dat er later nog meer Urker werk verloren is gegaan, want een tentoonstellingscatalogus (Parijs, 1964) vermeldt dat Leydens studio in Loosdrecht gedurende de Tweede Wereldoorlog door de Duitse bezetter geconFisceerd werd en dat niets van de daar opgeslagen collectie werk van 1916 tot en met 1938 teruggevonden werd. Leydens werk werd door de bezetter als 'Entartet', oPtewel ontaard en immoreel, beschouwd. Deze melding wordt niet door andere bronnen bevestigd.
Abstracten
Bijna vijFendertig jaar later kwam Urk weer bovendrijven. Van 1956 tot 1958 produceerde Leyden in CaliPornie een reeks abstracte schilderijen en ten minste drie van die schilderijen zijn door het
Urk werd na 35 jaar opnieuw een bron van inspiratieErnst Leyden in 1959 in zijn Parijse studio, met op de ezel Herinneringaan Urk.
Herinneringaan Urk (19581 Annotatie van Ernst Leyden achterop het doek.
eitand gel'nspireerd. Een schilderij uit 1956 noemde hij Compositie Urk (pag. 54) en de naam van het voormalige eiland werd zelfs opgenomen in de compositie! De baanbrekende publicatie over Urker schilderkunst Pittoresk Urk (1988) meldde over het werk: 'Ook de haven van Urk schildert hij opnieuw, maar wel in een totaal andere vorm, 'verabstraheerd'... geen schepen netjes aan de kade gemeerd... maar... een boeg... een roer... een zijboord met vagelijk de naam Urk... weerspiegeling in het water... composities in mooie blauwe tinten... Een prachtig voorbeeid Ernst Leyden was Urk niet vergeteni' Een veel groter schilderij noemde hij Herinnering aan Urk (pag. 60) en achter op dit schil¬ derij annoteerde de schilderal op 15juli 1957: 'Urk, Calvinisme, {'esprit se bat et ordonne les elements dur du nord' (Urk, Calvinisme, de geest bevecht en overwint de harde elementen van het noorden). Dat hij dit schilderij belangrijk en goed vond, blijkt uit het feit dat op een foto uit 1959 in zijn studio in Parijs het schilderij prominent op de voorgrond staat en omdat er nog een variant van het schilderij met vrijwel dezelfde elementen bestaat (pag. 54). Een tentoonstelling in 1959 in het Stedelijk Mu¬ seum te Amsterdam met maar liefst 48 van deze fluisterende abstracte werken' (met Herinnering aan L/rkonder nummer 20) werd doorene R.V. Gindertael voorzien van een jubelende inleiding, die aanving met: 'In de chaotische drukte van onze tijd opent het werk van Leyden een wijde stille ruimte. De vredigheid, de harmonieuze gematigdheid, de soberheid der uitdrukkingsmiddelen, en het subtiel evenwicht wijzen op volkomen afwezigheid van enige onrust ofheftigheid. Het is kennelijk een oeuvre ontsproten aan een volgroeide wijze geest. Het verschijnt in zijn voile wasdom, als som van een lange reeks experimenten, tot een ondeelbaarheid geworden als primair getal, slechts te herleiden tot zijn oorsprong.' Net als aan het begin van zijn loopbaan bleek ook aan het eind van Leydens carriere zijn werk soms te modern voor meer behoudende tijdgenoten. De correspondent van Elsevier bezag de tentoonstelling met andere ogen: 'Zowel de heer Van Gindertael, de Parijse vroedvouw van de
Near full time [19671. Gemengde techniek. 160 x 15Q cm. Collectie WoSa, Argentine.
abstracte nouveau-ne's, als de heer Waldemar George, feestredenaar van aile partijen, schijnen van de 'importance' danig overtuigd. Ziet de laatste er het 'fabelachtig genie van de Amerikaans-lndiaanse wereld' in, de eerste ontmoet er een ‘naar binnen begrensde wereld, essentieel, onbegrensd en onmeetbaar'. Schrijver dezes moet bekennen dat zowel zijn emotionele als zijn intellectuele capaciteiten ontoereikend zijn om de heren Van Gindertael, George en Van Leyden te kunnen volgen. Hem schijnen de schilderijen, nu in het Stedelijk Museum bijeen, te zeer van een Van Leyden dakjegegaan. Toen hijde zaal verliet, viel het hem bovendien nog op dat van enige ajstand bezien het ene doek oranje, het andere rood ofblauw aandeed; er is geen sprake van een in elk schilderij verwezenlijkt kleurevenwicht. Het zijn monochrome banketjes'.
In 1962 besloot Leyden toen 70 jaar oud! aan de hand van de bewaard gebleven originele voorstudies het door brand verwoeste Biddende Vissers opnieuw te schilderen (pag. 52). Waarom hij dat deed is niet bekend, maar de ouder wordende en inmiddels al vele jaren abstract werkende Leyden was Urk en zijn persoontijke 'Aardappeleters' kennelijk niet vergeten. Hoewel er alleen zwart-wit afbeeldingen van het oorspronkelijke werk bewaard gebleven zijn, is het duidelijk dat de nieuwe Biddende Vissers een andere uitstraling heeFt. Het 'coloriet' is geheel anders; we zien een grijzere, blauwere, afstandelijkere en ook in Figuratieve details geheel verschillende versie van het oorspronkelijke werk. Het is geen exacte kopie, maar een reFlectie die niet los gezien kan worden van de persoonlijke ontwikkeling van een bijzonder kunstenaar. Leyden signeerde dit werk in tegenstelling tot de oorspronkelijke versie niet. Zijn zoon voorzag het doek na de dood van zijn vader van een atelierstempel. Nog later, in een van zijn laatste grote werken, Near full time, uit 1967, somt Leyden de plaatsen op die zijn artistieke loopbaan blijvend bemvloed hebben. Daar wordt Urk in een adem genoemd met wereldsteden als Parijs en Los Angeles. Een laatste bevestiging dat de artistieke loopbaan van Leyden en de invloeden van zijn verblijF op Urk niet los gezien kunnen en mogen worden.
GASTEN:
Jan Sluijters, Valentijn van Uytvanck en Willem Arondeus
Danseres Gertrud Leistikow Ernst Leyden [1919], Aquarel en pen. 97 x 61 cm. Particuliere collectie.
Ernst Leyden heeft op Urk bezoekers ontvangen. De moeder van Jan Mars (de timmemnan die zijn studio bouwde) herinnerde zich dat er vrienden en vriendinnen op bezoek kwamen en er feest gevierd werd. De eerder genoemde danseres Leistikow schijnt Urk bezocht te hebben en heeft misschien wel een huisoptreden verzorgd! In de Amsterdamse dameskroniek van 21 februari 1920 gaf Leistikow een interview: 'Don vertelt Leistikow van hare connecties met onze moderne schilders, van haar liefde voor het volksleven. Gertrud Leistikow bestudeert hetAmsterdamsche volksleven, zooals zij ook het leven van het volk in Sint Petersburg heeftgadegeslagen; zooals zij ook geniet van de eigenaardige gewoonten op Marken en Volendam; zooals zij eerlang ook op Urk zich zal trachten in te leven in de zeden van ditZuiderzee-eiland, waar zij te gast zal zijn bij een van onze bekende schilders.'
Toch was het niet alles feest wat de klok sioeg, sommige bezoekers werden door Urk en de studio van Ernst Leyden gemotiveerd om aan het werk te gaan! Tijdens het bezoek van een journalist van het tijdschrift Op de Hoogte in 1924 aan zijn huis en studio te Loosdrecht vertelde Leyden trots dat hij Urk als 'schildersoord'ontdekte en dat het na hem ook 'andere collega's, zooals Valentijn Edgard van Uytvanck en Willem Arondeus begon te trekken.'
Leyden wisselde zijn verblijf op het eiland af met buitenlandse reizen. Juli 1920 verbleef hij niet op Urk maar in Noord-Afrika. Als bijverdienste deed hij verslag in Het Bataviaasch Nieuwsblad en meldde in zijn rubriek 'Onder de Mooren', op zoek naar een cadeautje voor een lokale jongen: 'Ik zoek onder mijn krabbels en vind er een van het haventje van Urk, dat mij aardig schijnt hem te geven. Ik heb hem verteld van het leven, daar in het hooge Noorden en hij is gelukkig met deze kleine schets van dit stukje wereld, dat voor hem even vreemd is als zijn bestaan voor mij.' Tijdens deze lange reizen stelde hij zijn atelier ter beschikking aan vrienden en kennissen. Met name Willem Arondeus heeft er langere tijd gebruik van gemaakt.
Johannes Carolus Bernardus (Jan) Sluijters 1881-1957
Van de kunstenaars die Ernst Ley¬ dens stulpje op Urk bezochten, is Jan Sluijters verreweg de bekendste. De levensloop van een van de meest beroemde en beruchte Nederlandse schilders van de twintigste eeuw behoePt geen nadere toelichting. Jaarlijks worden er tentoonstellingen van zijn werk gehouden en er zijn tientallen boeken en catalogi over zijn zeer omvangrijke oeuvre gepubliceerd.
Portret van Jan Sluijters [1926]. Valentijn van Uytvanck. Olieverf op doek. 95 x 73,5 cm. Verblijfplaats onbekend.
Minder algemeen bekend is dat Ernst Leyden en Jan Sluijters goed bevriend waren. Zo bevriend zetPs dat de schilders elkaar en hun echtgenotes al dan niet 'in the nude' vereeuwigden, ze samen vaak op reis gingen en in 1932 zelPs voor langere tijd met hun gezinnen in Portugal verbleven. Het werk van Leyden en Sluijters vertoont in dejaren dertig overeenkomsten en het is duidelijk dat Leyden de wat oudere en binnen de Nederlandse kunstwereld zeer bekende Sluijters bewonderde en als een rolmodel zag.
Tot voor kort was er gebaseerd op een zwart-wit Poto slechts een niet-gedateerd schilderij StaverseHoogtebekend waaruit voorzichtig geconcludeerd kon worden dat Sluijters Urk bezocht heePt. Een aantal jaren geleden werd echter een groot schilderij uit 1920 op de kunstmarkt aangeboden dat twee Urker vissers en de Urker haven uitbeeldt (pag. 66). Sluijters had dus wel degelijk op Urk gewerkt. Toen bleek ook dat een schilderij in de collectie van het Zuiderzeemuseum (pag. 69), dat als Volendammer visser gecatalogiseerd stond, een van de vissers van het voornoemde werk toont. Nadere bestudering, onder andere van de klederdracht, wees uit dat het ook hier om een schilderij van een Urker visser gaat. Daarbij bleek de Pamilie van de schilder nog twee tekeningen te bezitten die als voorstudie voor het grote schilderij gediend hebben (pag. 68).
Urker visser [1920).
Olieverf op doek, 60 x48 cm. Collectie Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.
De schilder zelf vond het opvallende schiiderij kennelijk een werk van importantie, want hij selecteerde het voor een voorjaarstentoonstelling van 'Arti en Amicitia' in Amsterdam. Daar ontlokte het een zekere heer Wit in De Tijd het volgende commentaar: 'Dekunst van Jan Sluijters is in de loop derjaren wel wat vlotter, lichter en speelscher geworden, maar niet dieper. Heel sterk wordt ditgeaccentueerd door 'De haven van Urk'dat van 1920 dateert. In dit stuk met de donkere visscherstypen, een oudere met van drank en weder aangevreten paars-rood gezicht en een jongere vlasblonde, blozend van jeugd, meer met kennelijke voortekenen van zijn toekomstige ontwikkeling, zwaar en massief op den voorgrond van het suggestieve havenbeeld, openbaart zich een verhevigd gezien innerlijk leven. Het karakteriseert het onderwerp in de lijn van een weinig edele, maar sterke visie'. Het Algemeen Handelsblad werd vooral getrofPen door de kleuren: 'Jan Sluijters laat een damesportret zien, dat op alle manieren overtroffen wordt door zijn 'Haven van Urk', een schiiderij uit 1920, met de prachtige karakterkoppen van twee oude visschers tegen een achtergrond, donker, diep en fonkelend met kleuren als van koraal en smeulendejuwelen.'De Groene Amsterdammer daarentegen was minder onder de indruk: 'Zijn Haven van Urk uit 1920 mist voor mij bekoring.' Over smaak viel ook toen al dus niet te twisten.
Het is duidelijk dat Jan Sluijters in 1920 een tijdje bij zijn vriend Leyden op bezoek is geweest en op zijn eigen wijze een aantal indrukken van het eiland aan het doek heeft toevertrouwd. Zoals meer van Sluijters' doeken werpen de schilderijen vragen op. Zo staat op het grote doek prominent de naam 'Zwaan' op de gevel van logement 'Zeezicht' en trekt het vreemde en spookachtige paarse lichtje alle aandacht naar het midden van het doek. Ook lijkt de blonde Urker visser in twee van de werken trekken te vertonen van de blonde boer van Sluijters' eerder genoemde werk Staphorster boerenfamilie.
Valentijn Edgard van Uytvanck
1896 1950
De levensloop van Valentijn van Uytvanck vertoont een aantal opvallende parallellen met die van Ernst Leyden. Beide kunstenaars waren rusteloze reizigers die het niet op konden brengen om ergens voor langere tijd de fundering onder een stevige carriere te leggen. Beiden werden in het begin en tijdens hun loopbaan als grote talenten aangemerkt, maar figureren desondanks tegenwoordig in de marge van de
kunsthistorie.
Van Uytvanck werd geboren in Antwerpen en vluchtte als jonge kunstenaar tijdens de Eerste Wereldoorlog naar het neutrale Nederland. Hij verbleef zelden voor lange tijd op dezelfde plek, huwde een Nederlandse pianiste, scheidde een paarjaar later, en ondernam vooral veel buitenlandse reizen. Rond de jaren dertig had Van Uytvanck naam gemaakt als een zeer talentvol portrettekenaar. Vele bekende personen poseerden voor hem en hij wist als geen ander karakter en uiterlijk in een en hetzelfde beeld te vangen. Het tijdschrift Forum (december 1932) formuleert: 'Deportrettist, de intelligente, beeldt den mensch, hem tevens beschrijvende. Hij analyseert hem niet alleen, maar geeft zijn psychisch en stoffelijk signalement.' Juist dat talent maakte dat hij in het begin van de jaren dertig door een Duitse wetenschappelijke instelling gevraagd werd om portretten te tekenen van psychiatrische patienten. Die patienten maakten deel uit van een langlopend wetenschappelijk onderzoek waarin kunst en psychodiagnostiek door het aantrekken van Van Uytvanck met elkaar verbonden werden. Al tekenende rolde hij Duitsland en het Berlijn van de Tweede Wereldoorlog in. Toen uiteindelijk het Derde Rijk viel en alle rookwolken waren opgetrokken, bleek Van Uytvanck de bombardementen en andere verschrikkingen te hebben overleefd. Zijn overleven werd echter in verband gebracht met collaboratie met het naziregime en Van Uytvanck werd in de naoorlogse
Urk IX[19241. Houtsnede. 25 x 18 cm.
Collectie Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
Urk deed denken aan de Taehtigjarige Oorlog
jaren door de kunstwereld met de nek aangekeken. Uiteindelijk stierF hij eenzaam en vergeten in het stadje Cochem aan de Moezel. Zoals gezegd bepaalde de Eerste Wereldoortog de richting van Van Uytvancks leven. Zijn vlucht naar Nederland in het kietzog van vele andere Belgische kunstenaars bracht hem rond 19161917 in Blaricum, waar hij in contact kwam met Ernst Leyden. Beiden maakten deel uit van de kunstenaarsgroep 'd'Orkaan' en moeten bevriend geraakt zijn. Gedurende 1921 verbleef Van Uytvanck voor langere tijd op Urk. Eiland en dorp moeten een diepe indruk op hem gemaakt hebben. Tegenover vrienden verklaarde Van Uytvanck dat Urk hem steeds deed denken aan de Taehtigjarige Oorlog en dat hij vanuit die inspiratie zijn werk maakte. Bij een tentoonstelling meldde ene C.V.: 'en wel van een zeer eigen karakter getuigen de studies die hij vanuit Urk meebracht, waar hij met Ernst Leyden enige tijd door bracht. Armelijk, somber en enigszins weerloos doetzo'n Urker weggetje, en zelfs de tamelijk drukke visschershaven ons aan.'
Hoewel Van Uytvanck bij uitstek en van nature
(7r/cX[19241 Houtsnede. 15,3 x 13 cm.
Collectie Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
Urk IV[19211 Houtsnede. 25 x 18 cm.
Collectie Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
portrettekenaar was, zijn er tot nu toe geen portretten uit zijn Urker periode (terug)gevonden. Daarentegen weten we zeker dat hij meerdere olieverven geproduceerd heeft. In november 1921 vermeldde Louis Saalborn in Blad voor de Kunst van twee schilderijen dat: 'Zijn schetsmatig beeld van Urk getuigt van een vatbaarheid voor ontroering van het eenzame, trieste, vage; zijn Haven van Urk, een goedgebouwdgroter schilderij, voller van mouvement, heeft datzelfde zwarefijn neerslachtige'. In een tentoonstelling in 1923 bij kunsthandel Esher Surrey hingen maar liefst vier schilderijen met een Urker onderwerp. De verslaggever van het Algemeen Handelsblad vergeleek het Urker werk van Leyden en Van Uytvanck en achtte dat laatste zeker niet van mindere kwaliteit: 'Vooral het grootste schilderij van Urk is, en door zijn donker-diepe kleur, en door zijn voorname licht- en donker tegenstellingen, en door het suggestieve wijken van de plans, en door de uiterst boeiende, gecompliceerde maar bijzonder goed geslaagde compositie, een waarlijk geweldig ding geworden. Er zit een heel-oude
Urk VI (1921).
Houtsnede. 21,5 x 27 cm.
Collectie
Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
Urk V[1921). Houtsnede. 15,3 x 19 cm. Collectie Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
Urk l////(19241
Houtsnede. 20,5 x 25 cm. Collectie
Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
Studie Urk (19211 Houtskool. 20,5 x 25 cm, Collectie Koninklijke Bibliotheek Brussel, Belgie.
heroische, Oud Testamentische stemming in.' De NRC meldde datzelfde jaar een tentoonstelling bij Pictura Groningen: 'Op Urk maakte Van Uytvanck diep-kleurigeschilderijen. Daarvond hijin't dagelijks leven de kleurensomberheid, die hij blijkbaar steeds in zijne portretten, ook in zijne stillevens, zoekt. Een zwaren toon, samengesteld uit diepe bruinen en rooden met donkere blauwen vormt de combinatie voor een landschap op Urk met een vrouwe-figuur. Eigenlijk als een stilleven bezag de schilder dit Urker tafereel. 'Van een schilderij weten we hoe het er uitziet: Gezicht op de haven van Urk uit de collectie van Museum De Wieger (pag. 70). Het toont de scheepshelling van Hakvoort en vertoont duidelijk hoewel minder krachtig en kleurrijk overeenkomsten met Leydens Urker werk. Een heel ander aspect van Uytvancks Urker werk ligt in twee series houtsneden: Urk l-VII uit 1921 en drie jaar later, wellicht na een periode van contemplatie? Urk Vlll-X. Hoewel de eerste serie door critici en tijdgenoten nog als technisch onvolmaakt gezien werd, zijn het met name de beelden uit de tweede serie die indruk maakten. Het volgende citaat spreekt voor zich: 'Nemen wij als voorbeeld de hiergeproduceerde snede ‘Urk /' (pag. 75). Zij dateert van 1921. Het hout-allure erin is ogenblikkelik en frappant, de wit-zwart interpretatie belangwekkend, doch de zwart waarden overdonderen nog al te zeer de witte, dewelke niet als egalen, maar veeleer als separators schijnen aangewend. Van een uitgesproken harmonisch verband is dus geen sprake. Ook de techniek is nog niet helemaal de ideale. Alles wel beschouwd toch reeds een meer dan interessant eksperiment. Tegenover dit blok stel ik een ander uit dezelfde reeks, doch een dat driejaar ouder is, nl. de hier eveneens gereproduceerde ‘Urk IX' (pag. 72). Techniek, uitdrukking zijn vast onkennelikgeworden. Wie zou veronderstellen dat beide composities door eenzelfde brein gekoncipieerd, door eenzelfde hand werden uitgevoerd? Hier geen eksperiment meer, maar een resultaat! En welk een resultaat! Deze harmoniese synthetiese, hoogst oorsponkelijke snede is vast een der mooiste ooit door onze Vlaamse xylografie voortgebracht!’(Van den Wijngaert, 1927)
Een houtskoolschets Studie Urk(1921) in het prentenkabinet te Brussel maakt duidelijk dat de sneden van 1924 gemaakt werden naaroudere schetsen van zijn verblijf op Urk.
Willem Johan Cornells Arondeus 1894 1943
De ontwerper, schilder, schrijver en dichter Willem Arondeus werd geboren als jongste zoon in een hardwerkend, kinderrijk middenklassegezin te Amsterdam. De jonge Willem was een buitenbeentje, en is dat zijn hele le- Willem Arondeus met Urker hoofddeksel in zijn kamer op Urk. ven gebleven. Hij wist zijn ouders ertoe over te halen dat hij zich op 12-jarige leeftijd in de tekenkunst mocht bekwamen. Al op 15-jarige leeftijd woonde hij buitenshuis. Arondeus kwam openlijk uit voor zijn homoseksuele geaardheid, iets wat in die tijd zelfs in artistieke kringen niet gebruikelijk was. In de kunst was hij weinig succesvol en zijn leven was een aaneenschakeling van geldzorgen, verhuizingen en teleurstellingen. Meer dan door zijn wandschilderingen of boeken is Arondeus bekend geworden door zijn verzetsdaden en het feit dat hij op 1 juli 1943 door de Duitsers werd gefusilleerd. Zijn buitengewone moed gedurende die moeilijke periode wekte bewondering van vrienden, vijanden en medegevangenen. In zijn verzetswerk tijdens de oorlog en in de dagen voor zijn dood vond Arondeus de rust waar hij een leven lang zo moeizaam naar gezocht had. Willem Arondeus moet bij toeval op Urk terechtgekomen zijn. Waarschijnlijk was het al eerder genoemde chronische gebrek aan geld en woonruimte de bepalende factor en lagen er geen kunstzinnige motieven aan ten grondslag. Ernst Leyden en Arondeus kenden elkaar van hun tijd in Blaricum en waren in 1917 beiden lid van de kunstenaarsgroep 'De Branding'. De flamboyante Leyden moet een zwak voor Arondeus hebben gehad, want toen hij in 1920 Urk verliet voor een reis naar de Middellandse Zee bood hij Arondeus zijn studio op Urk aan. Een kans die Arondeus, waarschijnlijk bij gebrek aan beter, met beide handen aangreep. Hij arriveerde op Urk op 21 of 22 oktober 1920 en woonde in een klein kamertje in een kosthuis {‘simpel huisje van hout en steeri) bij Antje van Appien in Wijk 6, op enkele meters afstand van het atelier van Leyden. Arondeus verliet Urk pas bijna twee
Arondeus (links) op weg naar Urk.
jaar later op donderdag 12 September 1922. Net als Ernst Leyden liet ook Arondeus zich inschrijven als inwoner van Urk (van 28 oktober 1920 tot 24 november 1922). Een opvallend detail is dat hij als beroep 'decoratieschildeh opgaP, in tegenstelling tot Ernst Leyden die zichzelP als'kunstschildeh zag. Omdat een deel van Arondeus1 dagboeken bewaard is gebleven, weten we dat hij een speciale band met Urk heePt gekregen. Tot zijn dood dacht hij met heimwee aan het dorp terug. Een citaat als het volgende spreekt voor zich: 'In het kleinburgerlijke leven, zoals hier dat der visschers, voel ik mijgeheel vertrouwd hun armoede is sober en in harmonie met hun nog feodale opvattingen en hun voorspoed verandert aan hun levens niets; daarentegen in een groote stad is de armoede verschrikkelijk; hard en navrant, en de rijkdom er smerig en blinkt in de prostitutie: in een bar voel ik me eigenlijk ofaltij'd opgezweept ofellendig. Ik verlang er allerminst naar, ik zou mij zeergoed kunnen voorstellen voortaan te leven steeds in een zoodanige omgeving als dit eiland; te werken; en dan zeergelukkig zijn.' Ook de op Urk gemaakte en bewaard gebleven gedichten 'Afzijdige strofen' bevestigen die band. Hij heePt diverse Urker vrienden gekend en met een van hen, Jurie Anker, zelPs een jarenlange relatie onderhouden.
Het betreFPende dagboekdeel omvat de laatste weken van zijn verblijP op Urk en beschrijFt hoe hij in die weken schetsen maakte voor de prijsvraag van de Nederlandsch Israelitische Gemeente. Het ging daarbij om muurschilderingen in het nieuwe raadhuis in Rotterdam. Een opdracht die hem uiteindelijk werd toegewezen en die tot een van de weinige grote successen in zijn leven gerekend mag worden. De NRC prees Arondeus naar aanleiding van dit kunstwerk als 'een belofte voorde toekomst'en 'eenfijnzinnig kunstenaat. Willem Arondeus lijkt op Urk dus hard gewerkt te hebben, maar vreemd genoeg is er geen enkel Urker werk bewaard gebleven. We weten dat naast bovenstaande muurschildering ook de aPPiche van de Hollandse inzending voor de tentoonstelling in Kopenhagen 1922 op Urk ontworpen is (pag. 78). De twee botters op de aPPiche zijn misschien op Urker schepen geinspireerd. Daar moeten we het mee doen.
Arondeus schreef zich op Urk in als decoratieschilder
Arondeus' biograaf Rudi van Dantzig meldt er het volgende over: 'Aronde¬ us, die het eilandleven zo intens onderging en er in zijn dagboek zo schrijnend over schreef, heeft in die tweejaar dat hij op Urk woonde en werkte waarschijnlijk een aantal veelzeggende por-
Arondeus poserend tussen Urkers, tretstudies en sociaal geinspireerde situatieschetsen gemaakt.' Daarbij merkt hij op: 'Het is teleurstellend dat er van het werk dat Arondeus op Urk maakte niets is overgebleven ofteruggevonden.' Helaas is dusjuist het grootste deel van Arondeus' Urker dagboeken niet bewaard gebleven. In die dagboeken kunnen misschien ontmoetingen met Van Uytvanck en wellicht met andere, tot dusver onbekend gebleven bezoekers en kunstenaars aangetekend zijn. Dat Arondeus, Leyden en Van Uytvanck elkaar goed gekend hebben, blijkt uit een dagboekaantekening uit 1923, toen Arondeus wederom tijdetijk het huis van Ernst Leyden dat aan de Loosdrechtse Plassen bewoonde: Van Uytvanck en zijn vrouw logeerden bij mij. VJe hebben een nieuwe kunstkring opgericht met Ernst Leyden en Eekman als medeleden; met de bedoeling voortaan gezamenlijk tentoonstellingen te houden.' Die plannen zijn inderdaad gerealiseerd, want Leyden en Arondeus hebben gedurende 1923 samen tentoonstellingen met deels Urker werk gehouden. De typering in het Nieuws van de Dag in 1923 naar aanleiding van zo'n tentoonstelling dat het werk van Arondeus weinig indruk maakte, 'maar Ernst Leyden is een schilder van ras en verloochent dit niet zal Arondeus echter niet vrolijk gestemd hebben.
Het kan niet anders dan dat Arondeus gedurende zijn tweejarig verblijf (veel) werk op Urk gemaakt heeft maar dat werk blijft wellicht voor eeuwig met raadselen omhuld.
De meeste kunstenaars die het moeilijk bereikbare Urk van voor 1940 bezochten, werden door dorp en inwoners slechts geTnspireerd tot een kort verblijf dat resulteerde in wat schetsen van bewoners oF een enkel schiiderij van dorp of vaartuigen. Alieen Ernst Ley¬ den heeFt het karakter van Urk en zijn bevolking uitputtend proberen te doorgronden. Daarvoor was tijd nodig en die tijd nam hij. Hij probeerde de gelaatsuitdrukkingen van zijn Figuratieve aquarellen van Urkers hun innerlijk en leven mee te geven, terwijl hij in de olieverven van dorp en haven op expressionistische wijze de sheer van het eiland en het dorp weergaF. Tot slot vatte hij na zijn verblijF op Urk altes samen in het grote aFsluitende Biddende Vissers en schilderde hij ruim veertig jaar later daar nog eens een versie van.
Leyden zelF vond zijn Urker werk belangwekkend en haalde andere kunstenaars over om het eiland te bezoeken. Dat alles leidde tot verrassend, baanbrekend en voor die tijd zeer modern werk. Het aantal schilderende bezoekers bleep echter beperkt; zeker als we dit vergelijken met de kunstdrukte in kustplaatsen als Scheveningen, Katwijk en Volendam. Van een kunstenaarskolonie is geen sprake geweest. De isolatie van het eiland en het ontbreken van voorzieningen zal daar aan ten grondslag gelegen hebben.
Inmiddels kennen we enkele tientallen werken uit Leydens Urker periode. Van hetverblijFvan Arondeus op Urk is daarentegen nog helemaal niets bekend, terwijl van Van Uytvanck tot nu toe slechts een tekening, een schiiderij en een serie houtsneden aan het licht zijn gekomen. Vast staat dat er in de toekomst nog meer Urker werk zal opduiken. Op de Foto van Leydens atelier zien we al twee grote onbekende Urker werken. En ook uit catalogi en recensies blijkt dat het Urker oeuvre veel groter is. Daarnaast is het niet onmogelijk dat er in de toekomst nog meer bezoekers van Leydens stulpje opduiken; die op hun beurt ook weer potlood oF penseel ter hand kunnen hebben genomen. Een opmerkelijke constatering na het onderzoek naar het verblijF van Leyden op Urk is dat het geisoleerde en traditionele Urk van rond 1920 een ruimdenkend en gastvrij oord was voor kunste¬ naars en andere passanten. In de landelijke pers kwamen de namen van Leyden en zijn bezoekers regelmatig voor, maar ze haalden de lokale Urker Courant niet. Het opbouwen van een atelier van een kunstschilder uit Laren werd in 1919 in de plaatselijke krant genoemd, en in de Urker Courant van 28 november 1923 lezen we dat er een huis werd gebouwd op de plek waar '...geruimen tijd een schilderskeet hadgestaan.' Dat was al het plaatselijk nieuws over twee jaar Ernst Leyden op Urk. Het tekent de betrekkelijke anonimiteit waarin de kunstenaars op het eiland verbleven. Urk was misschien moeilijk te bereiken, maar eenmaal op het eiland aangekomen kon ieder zichzelF zijn!
LEYDEN (Ernst)
'the observation^ of ^^e'ndividual to him but^type the h*rdships and privations which they suffer.
URK HARBOR. OIL PAINTING. the FISHERMEN'S DEPARTURE- OIL PAINTING.
FISHER WOMAN OF URK- WATER COLOR-
ZUIDERZEE FLEET. OIL FAINTING.
URK FISHERMAN. OIL PAINTING.
Tot op heden bekende Urker werken van Ernst Leyden
Onderwerp/titel
Urker visser voor hotter 120 x 90 cm. 2. Vissersvrouw van Urk 120 x 65,5 cm. 3.
Jonge Urker vissersvrouw 75 x 50 cm. 4. Jonge Urker visser 120 x 96,5 cm. 5. Urker visser 107 x 63,5 cm.
De denker 119 x 79 cm.
Nettenboetende visser
Uitvaart der vloot
Studie Urker interieur 41,5 x 45,5 cm.
De haven van Urk 55,5 x 70,5 cm.
Werf Hakvoort 60 x73 cm.
Schepen op de helling
Urk bij avond 71,5 x 54,5 cm.
Studie Haven van Urk
Haven van Urk 110,5 x 125 cm. 16. Haven van Urk 57 x 73 cm.
Urk, Westhaven 43 x 55 cm. 18. Havengezicht Urk 70 x 78 cm. 19. Studie Urk vanaf de vuurtoren 21 x 27 cm. 20. Gezicht op haven en dorp 75 x 100 cm.
Spelende kinderen 97 x 114 cm.
Wasdag op Urk 23. Studie Urk 44 x 54 cm. 24. Urker buurtje 56,5 x 69 cm. 25. Biddende Vissers 200 x 250 cm. 26. Biddende Vissers 190 x 200 cm. 27. Biddende Vissers voorstudie 1 46 x 54 cm. 28. Biddende Vissers voorstudie 2 80 x 93 cm. 29. Studie Jonge visser 40 x 30 cm.
Jaar Techniek
Collectie
1919 Aquarel & krijt MOR 1920 Aquarel & krijt ZZM 1920 Aquarel & krijt MOR 1920 Aquarel & krijt ZZM
? Aquarel & krijt ZZM 1920 Aquarel & krijt ? 1920 Aquarel & krijt ? ? ? ?
? Gemengde techniek P 1920 Aquarel & krijt ?
? Olieverf op doek P 1920 Olieverf op doek ? 1920 Olieverf op paneel P
? Potlood & houtskool ? 1920 Olieverf op doek P
? Olieverf op doek ZZM 1920 Olieverf op doek MOR 1921 Olieverf op doek ? 1918 Gemengde techniek P
? Olieverf op doek MOR
? Olieverf op doek ZZM 1920 Olieverf op doek ? 1920 Olieverf op karton P
? Olieverf op paneel P 1922 Olieverf op doek Verbrand 1962 Olieverf op doek MOR
? Potlood, verf & houtskool MOR 1921 Potlood, verf & houtskool MOR 1920 Potlood 1923 lnkt& krijt 1956 Olieverf op 1957 Olieverf op 1958 Olieverf op
P doek ? doek ? doek P
Afbeelding
pag. 45 pag. 39 pag. 44 pag. 34 pag. 22 pag. 40 pag. 43 pag. 19 pag.14 pag. 13 pag. 36 pag. 49 pag. 48 pag. 30 pag. 32 pag. 29 pag. 24 pag. 47 pag. 46 pag. 42 pag. 37 pag. 38 pag. 50 pag. 52 pag. 50 pag. 50 pag. 49 pag. 49 pag. 54 pag. 54 pag. 60
Geraadpleegde en/of geciteerde literatuur
• Adelaar D. 1999. Ernst van Leyden, artist and nomadfrom Urk to Coney Island. In: Adelaar D., Erdman M. & R. van Leyden. 1999. Ernst van Leyden, 1892-1969. Catalogus tentoonstelling 'Ernst & Karin van Leyden', Kunsthal, Rotterdam, 1-175.
• Augustijn P. 2008. Bonjour Paris Ernst van Leyden, 1892-1969, bevlogen wereldkunstenaar. Catalogus tentoonstelling 'Bonjour Paris', Gorcums Museum, Gorinchem, 1-63.
• Cenze-Pleyzier M., Van Urk A. & De Vries T. 1988. Pittoresk Urk. 1-70.
• Dantzig R. van. 2003. Het leven van Willem Arondeus 1894-1943. Een documentaire. 1-467.
• Erdman M. 1999. A friendship between two artists: Jan Sluijters and Ernst Leyden. In: Adelaar D., Erdman M. & R. van Leyden. 1999. Ernst van Leyden, 1892-1969. Catalogus tentoonstelling 'Ernst & Karin van Leyden', Kunsthal, Rotterdam, 1-175.
• Groeneveld A. 2009. Jan Sluijters (1881-1957), Urker vissers. Studio 2000, 1,42-43.
• Hynckes R. 1973. De vrienden van middernacht. 1-151.
• Huebner F.M. 1921. Die neue Malerei in Holland. 1-119.
• Leeman F. 1999. Sluijters'Staphorsterper/ode. In: Jan Sluijters, schilder met verve; Singer Museum Laren. 97-109.
• Ruyslinck W. 1977. Valentijn Van Uytvanck 1896-1950. Tekenaar zonder vaderland. 1 -61.
• Sasse J. 1913. Voorlopige mededeling over't antropologisch onderzoek op de eilanden Urk en Terschelling. Bijblad Nederlandse Antropologische Vereeniging. 1-3.
• Staat der Nederlandse Zeevisscherijen 1910.
• Wijngaert F. van den. 1927. De moderne Vlaamse houtsnijkunst. 1-131.
Fotoverantwoording
• Archief All About Art, Brandwijk (www.allaboutart.nl): pag. 8, 12, 13, 23, 28, 49, 54, 56, 59.
• Collectie Museum Het Oude Raadhuis, Urk: pag. 17,18, 25.
• Collectie Letterkundig Museum, Den Haag, pag. 79, 80, 81.
• Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, Den Haag, pag. 21,51,53, 63, 64, 68, 75.
Dank
Zonder Mark Broch (kunsthistorische adviezen), Andre Groeneveld (Zuiderzeemuseum), Lub Post (fotograFie, vormgeving en brede ondersteuning) en Janna Willems (redactie) zou dit boek niet tot stand gekomen zijn. Dank daarvoor!
Dank ook aan Dick Adelaar, Maria Bastiaans, Jacoba de Boer, Marian Cense, Ger Fransen, Paul van Hoogstraten, David van Hoogstraten, Marco Gerritsen, Peter Kersloot, Klaas Luut KoFFeman (Vrienden van Urk), Victor Kuyper, Meino Schraal, Bart Sluijters, Albert van Urk (Stichting Urker Uitgaven) en Klaas de Vries voor belangrijke inFormatie, aFbeeldingen van kunstwerken en toegang tot collecties.
Tot slot een speciaal woord van dank aan de mensen van het Rijksbureau voor KunstFiistorische Documentatie (Den Haag), All About Art (Brandwijk), het Koninklijk Prentenkabinet (Brussel), Studio 2000 (Blaricum), Museum De Wieger (Deurne) en Ragnar Leyden, die nooit moe werden vragen te beantwoorden oFverzoeken te honoreren.