
2 minute read
1930-1940 de EUSM in een veranderende wereld 7. '40-'45
1. De eerste poststoomboten op Urk
Urk was een tot de Provincie Noord-Holland gerekend eiland, midden in een onberekenbare Zuiderzee. De bevolking was er straatarm, het zielental bleef er voornamelijk op peil door 'export' van jonge Urkers die op het eiland geen toekomst hadden en grote kindersterfte. De visserij was vrijwel de enige bestaansbron op Urk. Het was ook een onzekere bron. Men viste voornamelijk op ansjovis en haring en die kwamen niet elk jaar in voldoende mate voor. De verbindingen van Urk met de vaste wal werden onder zeil bediend. De postdienst, die eenmaal 's weeks voer, had weinig te doen. Er werd weinig geschreven en slechts een enkele brief zal zich tussen de officiële post hebben bevonden. In de loop der negentiende eeuw voerde men de frequentie van de postverbinding op tot driemaal 's weeks, ijs en weder dienende. In 1889 besloten de Gebroeders E. en G.L. de Groot uit Kampen een stoombootdienst in het leven te roepen naar Enkhuizen. Urk zou worden aangedaan, waar post en vracht konden worden afgeleverd. Men vroeg subsidie aan, onder meer bij de Provincie Noord-Holland. Er zijn betrekkelijk weinig gegevens bewaard gebleven over de exploitatie van de dienst der Gebroeders de Groot. Toen de maatschappij de concurrentie van de Urkers te verduren kreeg, in 1915, heeft de President-Commissaris van de toenmalige Kamper Stoomvaart-Maatschappij, notaris Carsten, de gebeurtenissen in een schrijven voor de Commissaris der Koningin in Noord-Holland samengevat. Zijn brief was sterk gekleurd door de strijd tussen de KSM en de EUSM, zodat zijn uiteenzetting de positie der Kamper onderneming wel wat rooskleuriger heeft voorgesteld dan die in de periode om 1890 zal zijn geweest. Hij schrijft:
'Het getuigt van durf, de exploitatie te beginnen wnder steun van de Postadministratie, zonder subsidie van de Provincie, zonder medewerking van de Urker bevolking' En verduidelijkt: 'Men vroeg subsidie van de Provincie Noord-Holland, doch vooral op advies van den toenmaligen wethouder van Urk, den Heer J. Romkes, werd de onmisbare subsidie geweigerd. Een dergelijke nieuwigheid, een stoombootverbinding, achtte men niet in het belang van het eiland. Het was al zooveel jaren met de zeilschuit uitnemend gegaan. Doch de strenge winter van 1890/91 viel in, op een oogenblik, dat nagenoeg de geheele Urker vloot te IJmuiden lag. De zee begon dicht te vriezen, en de bemanning wu al spoedig van iedere gemeenschap met het eiland verstoken zijn geweest (ook een telephoon-verbinding bestond toen niet) wanneer de onderneming van Gebrs. de Groot niet had bestaan. Zij onderhielden de gemeenschap door het ijs, met de "Minister Havelaar" zoo lang mogelijk, en daarna elf weken achtereen met een vlet. En toen, eindelijk, na bijna drie maanden vorst de ijskorst begon te breken, stoomde de "Minister Havelaar"
7
De groen-zwarte vlag in top, werd de BARON RENGERS in de haven van Oudeschild vereeuwigd. De Texelse uitgever van deze ansicht vermeldde trots dat de boot voer voor de 'Eigen Stoombootdienst', Texel plm. 1908. (W JJB)
Voor Urk zit de MINISTER HA VELAAR stevig in het ijs. Een van achteren open stuurhut was niet bepaald comfortabel. (Schollen)
