De bethelkerk van urk

Page 1

DE BETHELKERK VAN URIC 1851 1981 Deel II van ’’Urker Uitgaven”

DE BETHELKERK VAN URK

DE BETHELKERK VAN URK

Deel II van ’’Urker Uitgaven”

© 1982 Gebr. Weerstand Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Inleiding

De Bethelkerk roept bij velen herinneringen op. Een groot deel van de Urker bevolking is er gedoopt en deed er openbare belijdenis. Weinigen zijn er slechts die er nooit een Zondagsschoolfeest, een Koninginnedagviering, een koorzanguitvoering ofandere manifestaties hebben meegemaakt. In zekere zin is hetgebouw van de gehele bevolking, hoe gevarieerd die in de jaren tachtig ook moge zijn. De geschiedenis van de kerk is nauwverbonden met de historic vanheteiland. Datbrachtenkele personen ertoe ditboekje over de Bethelkerk samen te stellen. Eenvoudig was dat niet, vanwege het onderzoek dat op korte termijn verricht moest worden en de grote hoeveelheid materiaal waaruit tenslotte moest worden gekozen. Het boekje geeft een beeld van de Bethelkerk midden in het Urker volksleven. Over de weinig bekende tijd van voor de oorlog wordt betrekkelijk veel meegedeeld, de tijddaamadie zoveel verscheidenheidbrachtendie nog zo bekend is, komt in dit uitgaafje haast niet aan bod. Ook op bouwtechnische zaken wordt niet ingegaan, maar het orgel laatvanzichhoren! Enkele anekdotes verlevendigenhetgeheel.

Geschiedenis van de Bethelkerk

De oude hervormde kerk, ”het kerkje aan de zee”, dateert van 1786, zoals te lezen staat boven de hoofddeur. Het kerkje verving toen een ander gebouw op dezelfde plaats. (1714) De kerkgebouwendie voordie tijdopheteilandgestaanhebbenzijn een prooi geworden van het water. Eeuwenlang (zeker wel duizendjaar) was ermaareenkerk(je) voordebewonersvanhet eilandendatwarenerin 1728 nogmaar389. In 1790warenhet er540. Pas inde 19e eeuwnamde bevolkingsnel toe. Toenook leidden kerkelijke moeilijkheden tot een scheuring: de Afscheiding van 1836. In de eeuwen daarvoor waren er ook wel emstige kerkelijke twisten geweest, maar die hadden geen blijvende breuk opgeleverd.

In 1836 hadden de Afgescheidenen dus een eigen vergaderplaats nodig en dat was aanvankelijk een daarvoor afgezonderd huis. In 1839 echter werd de herberg van Pieter Keuter in de Vinkenbuurt aangekocht, die eens het huis van de schout was geweest Het gebouw werd voor kerk ingericht. Er kwam zelfs

5

een ’’kraak” in, maar tienjaar later was dit kerkje toch te klein en werd er over vergroting gesproken. Men vreesde ook met de galerij, die niet zo sterk was, voor ongelukken. De diakenen moesten erop letten. Door de cholera-epidemie, waarbij dertig bewoners stierven, duurde het enige maanden voor opnieuw overkerkbouw kon worden gepraat. Ermoestgekozen worden: ofvoor vergroting van het oude gebouw, ofvoor nieuwbouw op een andere plaats. Totdatlaatste werdbesloten, maarzo’nkerk van 70 voeten lang en 48 voeten breed moest wel 2500 gulden kosten, en gezien de angstvallige tijdwilde menwachten tot”de stichtelijkheid” het toeliet. Intussen moest onderzochtworden, ofLucas van Rees in Genemuiden opbillijke voorwaarden geld wilde voorschieten voor de bouw....

Zo was door ’de zeer vreesselijke ziekte, cholera genaamt’ het plan voor de bouw van een nieuw kerkje door en voor de afgescheidenen vertraagd, maar in de herfst van 1849 kwam er weerschotin de zaak. Aan hetnog in gebruik zijnde gebouw(de verbouwde herberg) viel niets meer te timmeren. Het kon niet dan met grote moeite en zware onkosten vergroot worden. Er moet iets gebeuren. Daarvan is ieder dan in januari 1850 overtuigd. Maar wat? Hoe bouwje een kerk? Het ene voorstel na het andere wordt in de kerkeraad besproken. Vooral de financien wegen zwaar in de discussies. Eindelijk wordt be¬ sloten om een brief te schrijven aan ds. S. van Velsen te Amsterdam met de vraag of hij een advertentie in de nieuwsbladen wil plaatsen ’ten einde van onze waarheidlievende landgenooten liefde-giften te vragen tot aanbouw van zoodanig gebouw, daar toch de gemeente van zichzelf onmachtig is’. Intussen komen op de kerkeraadsvergaderingen ook heel an¬ dere zaken ter sprake. De verhouding tot de Hervormde gemeente is ronduit slecht. Erwordtgeruziedoverde opbrengst vande haardas enhetgebruikvandeklokbij begrafenissen. Het feit dat de Hervormden hun bid- en dankdagen op de zondag hidden, wordt sterk veroordeeld als zijnde een schrikkelijke zonde. Intussen zijn er ook nog interne moeilijkheden. Er zijn kerkleden die zich schuldig hebben gemaakt aan het achterhouden van uit schepen geborgen goederen. Er worden 14 personen genoemd, waaronder een ouderling en diaken. Ze moeten zich van het avondmaal onthouden. Op 3 maart 1850 varen Jacob en Jan Visscher, vader en zoon, bij Lemmer op het ijs. De schuit zinkt en de mannen verdrinken.

6

Op het vinden van de lijken wordt een bedrag van 10 gulden gesteld en voor de weduwe en kinderen van Jan zullen per advertentie liefdegaven worden gevraagd. Ook de 3e man, Jan Willems, mindeijarig en hervormd, was verdronken. Hij werd gevonden en voor het aanbrengen van zijn lichaam werd tien gulden betaald.

Zulke zaken deden het andere even vergeten. In de herfst van 1850 zijn er, wat de kerkbouw aangaat, nog heel veel zwarigheden. De gemeente is niet in staat die te overwinnen. Een paar maanden later wordt toch opnieuw over een advertentie in de Nederlander en Het Algemeen Handelsblad gesproken. Vijf personen moeten erover met ds. Van Velsen praten. Men bedenktook, datineengrotere kerkjaarlijks wel 75 guldenmeer zal wordengecollecteerd, en datde gemeente al duizend gulden bezit. Weer een paar maanden later blijkt, datde advertentie in de bladen slechtsde onkostenheeftopgebracht. Danwordttoch beslistdatde kerkgebouwdzalworden, zij hetop afbetaling. De kerkeraadverbindtzich,jaarlijksopPinksteren, 200guldenmet de rente af te betalen. Er wordt een commissie benoemd: Dominee en burgemeester Nentjes, Willem Kramer en Lucas Brouwer. Zij zullen aannemers in Zwartsluis en Kampen bezoeken. Debouwkostenwordenbegrootop4000 gulden. Het gaat er van komen.

In juni 1851 wordt een verzoek gezonden aan het Gemeentebestuur grond afte staan, om daarop een kerk te bouwen van 234 vierkante ellen, buiten alle bewoonde huizen, aan de zuidzijde, tussen haven en vuurtoren. De kerkeraad vreest dat hetverzoekwel nietzal worden toegestaan ’omdatwij niet door de Hoverheid erkend zijn’. Daarop wordt er een commissie benoemd: ds. J. Nentjes, W. Kramer en K. Bakker. Als 2 particuliere personen de grond moeten kopen, zal dat gedaan worden. Dat blijkt inderdaad het geval en Kobus Bakker en Louwe C. Post kopen dan van het gemeentebestuur het stuk gemeentegrond dat voor de bouw nodig is, voor de somma van vijftig gulden. Dan maakt Lucas Brouwer het bestek voor de kerk en A. Slot, J. Beuker en J. Kerverhuisman te Zwartsluis nemen de bouw aan voor 4550 gulden, te betalen in termijnen, en hetwerk neemt een aanvang. Intussen zijn er geruchten over te verwachten tegenwerking om de bouw te beletten, maar er wordt toch doorgewerkt. Als dan door de Gouvemeur inder¬ daad meer dan eens gedreigd wordt met vervolging, wordt

7

besloten Mr. Groen van Prinstererte raadplegen. Deze steltde zaak in handen van een bekwaam rechtsgeleerde, die adviseert door te gaan, omdat volstaan kan worden met een belastbaar gewoon lokaal. De kerkeraad gaatdooren de termijnen worden betaald. En hoewel medio novemberde kerkwel klaar, maarde verfnognietgeheeldroog is, wordttochbeslotenhetgebouwop zondag de 16e in te wijden, omdat de vloot thuis is en men anders nog weer in een particulier huis moet vergaderen. De oude kerk (de voormalige herberg) is al verkocht aan S. Boetsma te Nieuwediep.

Hetwordteen blijde dag. Gezongen wordtuitde psalmen 65 en 84, gelezen 1 Koningen 8 en gebeden wordt een gebed in de vorm van dat van koning Salomo. De tekst van de namiddagdienst is 2 Samuel 6 vers 13 en 14. Moeilijkheden zijn er ook. De bouw is wel iets duurder geworden. Er was een bijbesteding van 450 gulden. De kopers van de grond worden op last van de commissaris van de koning voor de arrondissementsrechtbank gedaagd, als overtreders van een koninklijk besluit. Van vervolging is verder niets gekomen gelukkig. En .... dat eerste kerkgebouw bestaat ook allang niet meer. In de noordmuur van de Bethelkerk herinnert slechts een gedenksteen er nog aan.

De afgescheiden gemeente had nu een eigen en voorlopig toch voldoende groot kerkgebouw. Maar over het gebruik van de zitplaatsen ontstond blijkbaar toch enige wrijving, want nog geen drie maanden later besloot de kerkeraad, dat degene die het eerst in een bank plaats nam, behoorde in te schuiven, en tevens dat geen mannen op de vrouwenplaatsen zouden mogen plaatsnemenenomgekeerd. Bij hetuitgaanvandekerkmoesten eerstde vrouwenhetgebouwverlatenendaamapasde mannen.

Aan Pieter Nentjes en Pieter Snoek, die geld voor de nieuwe kerk hadden geleend aan de kerkeraad, werd reeds in februari 1853 elk honderd guldenterugbetaaldmettwintig gulden rente. En een paar maanden later werd al besloten het wel bestede, maar nog niet gemaakte torentje te laten maken.

In 1851 kochten dus twee broeders van het gemeentebestuur met toestemming van de gedeputeerde Staten een stuk gemeentegrond en deden er een gebouw op stichten dat zij na de voltooiing overgaven voor de godsdienstige bijeenkomsten

9

dergenen die zich van ”het Hervormd Kerkbestuur opgerigt in 1816 hebben Afgescheiden”.

Zij werdendeswege doorde Commissarisdes Konings vervolgd en voor de arrondissementsrechtbank gedaagd. Toen wendden zij zich tot Zijne Majesteit den Koning met een adres en verzochten hem nederig en beleefdelijk om zijn tussenkomst, zodat ”zij voor veele nuttelooze kosten en moeite worden bewaardt”.

Het stuk eindigt aldus: "Adressanten meenen dit (verzoek) met te meer vrijmoedigheid te mogen doen, en in dezen Uwer Majesteits gunst verwachten, omdat bedoeld gebouw en gebruik, niemand der bewoners eenige hinder oflast toebrengt ofde openbare rust of orde stoort, en (zij) een onvervreembare vrijheid totdeze hunne Zaakopgrand vanArt. 165,166 en 168 dergrondwetvan 1848 (vermenen) te hebben.

Met de bede dat God Zijne zegeningen ruimschoots schenke over Uwe Majesteits persoon en huis! Uwer Majesteits gehoorzame onderdanen K. Bakker, L.C. Post.” (aldus een overgeleverd concept).

Het ging dus goed. De kerkgangers zaten nu wel wat ruimer, maar toen klaagde dominee Nentjes over zijn veel te kleine pastorie. Dominee had dat jaar (1853) wel meer te klagen trouwens. Hij kreeg onenigheid met de koster Lucas Brouwer. Het verhaal is te vinden in ’’Geschiedenis van hetEiland Urk” op biz. 415, zij het zeer in het kort. Het torentje was injanuari 1854 nog niet gebouwd, en toen de predikant opnieuw klaagde over de te kleine pastorie, werd besloten aan de kerkaannemers te vragen in plaats van een kerktorentje te bouwende pastorie maarte vergroten, dan zaten niet alleen de kerkgangers, maar ook de predikant en de zijnen wat ruimer.

Van de kerk van 1851 is niets meer over. Het was een klein gebouw op de plaats waar nu in de Bethelkerk het trouwhek en de ouderlingen- en diakenbanken zijn. Dat gebouw werd ook nog geen Bethelkerk genoemd, men sprak gewoon van ’de kark’ en als het gebouw van de Hervormde gemeente bedoeld werd, zeimen: ’degrate kerk’. De gemeente was ooknognietgroot; bij de verkiezing voor ambtsdragers in 1854 werden 47 stemmen geteld. In dat jaar werd de Theologische school in Kampen opgericht. De kerkeraad zegde 25 gulden steun toe perjaar.

10

Zondags werd er’s morgens en’s middags kerkdienstgehouden om te profiteren van het daglicht, maar bij bijzondere gelegenheden en midden in de winter kon verlichting toch niet gemist worden. Dan werden spaarzaam kaarsen gebruikt. Toen in hetzelfde jaar 1854 gesproken werd over het aanschaffen van olielampen en men hoorde dat die wel honderd gulden moesten kosten, besloot men maar bij kaarsen te blijven. Er was grote armoede. Het eiland kon niet zonder provinciale subsidie. Als die ontvangenwerd, was erdedoktersrekeningvoorde armen al afgetrokken. De kosterverdiende 30 gulden perjaar. Datzelfde jaar 1854 eindigde meteenongeluk: Tromp de Vries verloorbij Terschellingzijn schuit. Andere rampenvolgdeninde komende jaren. Voor de kerk werd ondanks alle armoede toch blijkbaar wel gegeven: in het vooijaar van 1858 is de kerk afbetaald! Ook groeide de gemeente. Er werd 6 jaar na de bouw al een galerijtje in de kerk aangebracht. Daarvoor werden toen wel twee lampen verkocht. Met de verkregen ruimte kon men tien jaar vooruit. Die verbouwing in dejaren 1857 en 1858 was weer uitgevoerd door J. Korver Huisman, Jan Beuker en H. Slot en Zn. te Zwartsluis voor de som van / 817,99V£.

De tijdtussen de stichtingvan de eerste, als zodaniggebouwde, gereformeerde kerk (1851) en de eerste aanzienlijke vergroting (1867) is in onze ogen allesbehalve een aangename tijd. Erwas veel armoede. Over het verdelen van de provinciale subisdie was nogal geharrewar. Daar de lijst van behoeftigen in 1855 zeer langbleek, werd in de kerkeraadbeslotenverhogingvande subsidie te vragen. Om werk aan de werklozen te verschaffen werd er over gedelibereerd om een katoenfabriek op te richten. Men wilde in dezen dan wel samenwerken met de hervormde gemeente, waarmee men in andere opzichten nogal vanmening verschilde. Er waren kwesties over de opbrengst van de haardas, het kerkhof, de kerkklok en de school, die jaren de gemoederen bezig hielden. Het jaar 1855 was niet zo voorspoedig. De provinciale subsidie werd zelfs verminderd en ”de mazelziekte” eiste onderde kinderen slachtoffers. Ook in 1864 stierven veel kinderen aan roodvonk, keel- en oogontsteking en werd er in verband metde slechte maatschappelijke toestanden beslotentoteenwekelijks biduur. In 1865 kwamende pokkener nog bij, terwijl de andere ziekten voortduurden. In zulke omstandighedenbleekhetmoreel vande bevolkingnietzohoog te zijn. In 1856 werd rogge uit een bij het Vlie gestrand schip

11

gehaald. Daar waren 33 personen bij betrokken. Het stuk dat dominee Nentjes toen opstelde, werd tenslotte toch niet van de kansel voorgelezen. Er werden heel wat ’’redenen ter verschoning” aangevoerd. De gemeenteleden moesten zich wel een keer van het Avondmaal onthouden. Voortdurend moest ook nog gewaarschuwd worden tegen het verkopen van vis op zondag. (1856,1857,1858)Indatlaatstejaar(wevermeldden het reeds) werd de kerk afbetaald en kregen P. Snoek en P. Nentjes het door hen geleende geld terug. Toen werd er ook tenslotte censuur op de zondagsverkopers toegepast. Dominee Nentjes had het er maar moeilijk mee. Toen hij een beroep uit Harlingen ontving, wist hij niet wat hij doen moest. Maar ondanks alle rampen en strubbelingen bleef de gemeente toenemen. In 1858, toen de kerk schuldenvrij was, werd er meteen een portaal aangebouwd, ”bij de kleine deur”. In 1864 wordt er gesproken over kerkvergroting. Er werd in datjaareen nieuwe school op Urk gebouwd en Van der Maas, die daar opzichterbij was, maakte voorde kerkeraad een bouwtekening, maar vlot liepen de bouwplannen nog niet. Wel werd de verlichting verbeterd. Tweedehands konden tien lampen voor dertig gulden worden overgenomen, en dat was een hele verbetering. Het tijdperk van de kaarsen was voorbij.

Dominee Nentjes namhetberoep tenslotte aan, nadathij hetlot had laten beslissen. Niet alle breeders konden zich bij die beslissing neerleggen. Twee weigerden z’n attest te ondertekenen, maar Nentjes vertrok toch. Er volgden toen 13 kerkeraadsvergaderingen in de loop van een jaar. Er werden drietallen opgesteld en beroepen uitgebracht, maar ze hadden geen resultaat. In de tweede, vijfde en twaalfde vergadering werd dominee Nentjes opnieuw beroepen. De derde maal nam hij het beroep ook aan, maar moest vervolgens meedelen dat Harlingen hem nazo korte tijd(anderhalfjaar) geen attestwilde verlenen. Er gaat dan een commissie naar Harlingen en men vindt daar goed dat ds. Nentjes zelfzal beslissen. En wat doet hij? Hij bedankt!! Dan wordt ds. Bavinck van Bunschoten voor de tweede keerberoepen, maardie bedanktopnieuw. Tenslotte -hetis al 1862-beroeptUrkds. Nentjes voorde vierde keeren met succes. Ds. S. van Velsen bevestigt hem op 11 mei in zijn ambten Nentjes begint aan een tweede termijn als Urkertussen de Urkers. De pastorie wordttegen een ruimere woning geruild per 1 december 1862. Injanuari 1866 krijgtde predikant voor het eerst twee zondagen vakantie.

12

In hetzelfdejaar wordt er breedvoerig gesproken over de doop, namelijk dat daarin niet een onderwerpelijke, maar een voorwerpelijke verzegeling zou plaats hebben. Sommige breeders maakten hun opvatting en overtuiging bekend. Anderen verklaarden ronduit dat deze kwestie boven hun verstandelijke ontwikkeling ging. Ook andere zaken hidden de mannen-broeders bezig: De opening van de nieuwe school en de geconstateerde partijdigheidvandeburgemeester(VanPutten) endehoofdonderwijzer. De vraag ofWaterloo-dag wel op een zondag herdacht mocht worden. Het voortduren van allerhande ziekten. Het plaatsen van advertenties om gaven te vragen voor op zee gebleven broodwinners. En ook-we komenweerbij hetkerkgebouw-de vergroting van de vergaderplaats van de gemeente. Die vindt plaats in de loop van 1867 en men denkt daarbij ook aan een torentje met luidklok. Dat torentje en dat klokluiden zat sommigen hoog. In 1851 was er wel al een torentje aanbesteed en in 1853 had men wel besloten het dadelijk te laten bouwen, maar desondanks was er niets van gekomen. Maar nu, bij de vergroting in 1867, zou de toren erdan moeten komen. In 1870 bouwt architect A.F. van Wijngaarden van Medemblik een kerktorentje. Het werk werd uitgevoerd door timmerman G. Bregt voor zegge en schrijve f 313,23s. De kosten van loodgieter D. Tiljet werden begroot op 200 gulden. Aan wagenvracht en scheepsvracht en verven en het kostgeld voor de vreemde timmerlui kwam er nog 90 gulden bij, zodat de totale kosten bedroegen 663 gulden 23 en een halve cent!

Op foto’s van voor 1910 kunt u het torentje nog zien. Over de luidklokwordtniets vermeld. Hetwas eenoude scheepsbel met gering vermogen, maar geen nood, het eigen luiden kon beginnen, en dat luidde ook het begin in van nieuwe moeilijkheden. Daaroverlatermeer. Voorlopig kon de gemeente metde verbouwde kerk plus toren vooruit. Men was er zeer mee ingenomen: er was watgroots verricht. Datblijktook wel uitde gekozen tekst. Wij laten die hier in de vorm van die tijd volgen: ’’Paralipopenon.. Chroniken, het29 Capittel, vers lb: ditwerck daerentegen is groot want ’t en is geen paleys voor eenen mensche maar voor Godt den HEERE”. Zijn het woorden in geloof geciteerd? Laten we daarvan uitgaan. MaarC. de Vries is inzijn’Geschiedenisvanheteiland Urk’ juist over die tijd zeer kritisch. Hij spreekt over ’verdonkerd goud’ biz. 440 en 441.

13

Er was blijdschap bij de afgescheidenen. Ze waren ook in 1869 doorde Overheiderkend. Weihaddenze voordie erkenningeen offer moeten brengen in de naam: niet alleen maar ’Gereformeerde Kerken’ dat mocht niet. Maar met een toevoeging mocht het wel, en het werd Christelijke Gereformeerde Kerk. Wat het luiden betreft werd besloten: ’’Diacen Nijman zal des Zondags luijen en het dienstmeisje van de Leraar door de week”. Dat was dus geregeld.

Op zondag2 oktober 1870werdhetklokjevoorheteerstgeluid. Burgemeester Kagei was er boos over. Hij schreefds. Nentjes een brief, waarin hij het gereformeerde luiden onder de hervormde kerkdienst verbood. Die dienst was namelijk eerder begonnen. Als de kerkdiensten tegelijk begonnen, zou men het kleine klokje nietgeluidhebben, wantzowas hetinde kerkeraad besloten. Erwas dus weereenkwestiebij, maards. Nentjeswist wat hij antwoorden moest: ’Niet hij, maarde kerkeraad had het luidenbevolen’. Deoverheidverboodhetluidenooknietlanger. De hervormde grote klokhadookwelonderde dienstenvan zijn gemeente geluid. Kortom, zondernadere grondenzouhetkleine klokje niet werkeloos blijven. En zo is het ook gegaan en gebleven. Dekerkklokgafdaamageenmoeitemeer, hetkerkhof echter nog wel. Dat was in 1871 aan de burgerlijke gemeente verkocht voor 800 gulden contant en een altijd durende jaarrente van 40 gulden, en daarwilde de Chr. Geref. gemeente ookhaardeel vanhebben om meerdan een reden. Eerstwerder een stuk opgesteld te richten aan het gemeentebestuur en in 1872 werd voor hetzelfde doel een stukgoedgekeurd dat aan de kantonrechter gezonden zou worden. Alles bleefechter vruchteloos. Ds. Nentjes werd korte tijd later emstig ziek en er kwamen nieuwe zorgen. P.S. Die luidklok is momenteel nog te zien in het Visserijmusuem. Hij stond nog op de zolder van de Bethelkerk en is tijdelijk afgestaan aan het museum, samen met de oude gevelstenen van Samuel en de Van Alphenstichting.

In 1866 werden aan ’’geachte medechristenen” buiten het eiland liefdegaven gevraagd voor de bevordering van christe¬ lijke opvoeding en onderwijs, en in 1868 werd een bewaar- en handwerkschool opgericht. (Het lager onderwijs was en bleef openbaar). Eenjuffrouw HofstrauitSneekkonmet60 kinderen beginnen en’s avonds leerden 40 meisjes breien en naaien. Er werd begonnen in een verbouwd woonhuis, maar jaren later

14

verhuisde het bewaarschooltje naar een lokaliteit, die tot stand gekomen was bij de verbouwing van de kerk in 1885. Bijna honderdjaarbleefdeze zaal ”debewaarschool” heten; overdag zaten er de kleuters, in de avonduren waren er vergaderingen. Ook huwelijken werden er wel bevestigd en begrafenissen met nabetrachting in gehouden.

Op de foto zien we rechts Grietje Nentjes en Jannetjen van ’t skoeltjen, de toenmalige ’’tantes”. De dame in het midden is de vrouw van dokter Brouwer, geneesheer op Urk in het begin van deze eeuw. Jaren lang waren de christelijke bewaarschool en de openbare lagere school in gebruik als vergaderlokaliteit.

Van de kerkverbouwing van 1867 zijn maar weinig stukken bewaard gebleven. Een begroting van de kosten ten bedrage van 4559 gulden omtrent de vergroting, overeengekomen tussen de kerkeraad en Albert Brouwer. Laatstgenoemde, de timmermansbaas, zal ook het dagelijks opzicht waamemen en zorgen dat de arbeiders behoorlijk werken en zich ordelijk gedragen. Artikel 13 luidt: ”Wievande arbeiders aanhetkarwij zich te buiten gaat in sterke drank, vloeken, sabbathschenden, spotten, etc. kan de kerkeraad van het werk weren”. De lijst van uitgaven laat zien, dat geschoolde arbeiders als H. van Veen en Cs. en W. van Eerde 4 gulden 50 ct. in drie dagen verdienden, maar minder bedreven krachten het niet verder brachten dan 1 gulden ofminder perdag. Erhebben ook

15

15 vrouwen aande bouwmeegewerkt. Zij verdiendennietmeer dan 30 a 40 cent. P. Anker kreeg voor het inzetten der ruiten / 2,20 en 13 vrachten zand kostten slechts/ 3,25. De preekstoel kwam op45 gulden. Toende metselaarsbinnende tijdmet de muren op de goede hoogte waren, kregen ze samen 10 gulden. Ze kregen trouwens ook wel wat te drinken, op de nota staat nl. / 30,72 voor 48 fles of 38 kan jenever en 4 maatjes. Vier stuks gegoten luchtroosters kostten 2 gulden 40 en 4 draaiende roosters 4 gulden 80 ct. Ter vergelijking: In die tijd verkocht Louwe P. Kramer, winkelier, aan Grietje Visser, weduwe van Willem de Jonge, een oud huisje voor 50 gulden contant.

De kerkeraadscommissie controleerde de rekening van de aannemer zorgvuldig en stelde de kerkeraad voor die met 300 gulden te verminderen, vanwege de prijs en de kwaliteit van de steen. Ook werd 8% verdienste te veel geacht.

In 1875 waseralweerruimtegebrekenwerdenergalerijeninde twee zijbeuken aangebracht en kon men weer een paar jaar vooruit, maar het was lapwerk. In 1882 wilde men de zaak dan ook forser aanpakken, wat leidde tot de grote verbouwing in 1885.

In 1885 is het oudste gedeelte (dat van 1851) afgebroken en vervangen doorde grote ”bak” die ernu nog staat. Hetdeel van de kerkdatin 1867 was gebouwd, werd ingericht als consistorie en vergaderlokaal. Architect was opnieuw A.P van Wijngaarden uit Medemblik en aannemer Pieter M. de Vries uit Lemmer voor de som van 25.833 gulden. De rekening voor meer geleverd werk bedroeg/ 972,95. Van Wijngaarden had al in 1882 een plan gemaakt en datlater nogveranderd. De uitvoeringgingnietdoorvanwege de rampin 1883. Eenjaar later kwam de architect met een derde plan. Hij vroeg, als broeder, niet 5 maar 4% beloning en voor de eerste plannen niets. Dat derde plan werd uitgevoerd. R. de Boer van der Ley, de havenmeester, kreeg voorhetdagelijks opzicht 350 gulden. Pieter Hoekstra leverde 25 lampen voor in totaal / 184,75. EvertHakvoortgingoverhetgeld. Hetvernissenvan de nieuwe stoelen kostte / 57,50. Onder de gaanderijvloeren kwam zaagmeel en op de bewaarschoolzolder werden lampenrekken getimmerd. De architectwas blij dathij voorbetrekkelijk weinig geld zo’n flink gebouw had kunnen ’’daarstellen” en ook een beetje trots op zijn werk. Hij verzocht prof. Bavinck van Kampen, die op Urk kwam preken, om diens oordeel en deelde

16

datdekerkeraadmee. Bavinckschreefo.m.: ”De kerkopUrkis mij en op zichzelve als gebouw en in het spreken uitstekend bevallen. Men wordt in die kerk bepaald kerkelijk gestemd. Ze paart eenvoud aan netheid, mist alle overlading en ontbeert toch niets noodzakelijks. Ook in het spreken heeft zij mij zeer voldaan. De grootte natuurlijk in aanmerking genomen spreekt ze zeergemakkelijk. Ikwas natweebeurten nietmeerdanineen kleine kerk vermoeid”.

Van Wijngaarden besluit zijn brieven steeds met stichtelijke heilwensen. Veel bescheiden zijn er van die verbouwing overigens niet bewaard gebleven, helaas.

Bij de renovatie van 1981 bleken op de afgebikte muur de omtrekken van de kerk van 1851 nog zichtbaar, zoals op de bijgaande tekening is aangegeven.

De verbouwing van 1910 bestond uit het gedeeltelijk afbreken van de oude consistorieruimten en het maken van een orgelgalerij, schoollokaal, kerkeraadskamer en vergaderzaal. Architect was Tjeerd Kuipers van Amsterdam en aannemer Hendrik C. Kramer voor de som van/ 4.075,- maar met de bijrekeningen kwam het geheel toch op ruim 5000 gulden. Het arbeidsloon van een timmerman was destijds 18 cent per uur. Overigens schijnen verbouwingen maar zelden helemaal vlekkeloos te kunnen verlopen, er zijn teveel personen en teveel uiteenlopende belangen bij betrokken. Dat was in 1910 zo,

17

maar ook bij de voorgaande en volgende verbouwingen bleken er wel enige oneffenheden te zijn. Meestal haalt een bouwcommissie verlicht adem als alles gereed en verleden tijd is. De toestand van voor 1910 is op oude foto’s nog te zien. Niet alleen kwam er in de kerk een orgel, maar op het ’’bewaarschool”dakverrees een hogere toren, metdaarin eenzwaardere luidklok.

Van de verbouwingblevenmaarweinigpaperassenbewaard. In de volgende veertigjaren werd erweinig aan hetkerkgebouwen het orgel gedaan. Zich voordoende gebreken werden met lapwerk wat opgeknapt en langzamerhand was de kerk werkelijk toe aan een grote beurt. En dat werd de restauratie van 1951, toen de galerijen een ander aanzien en andere opgangen kregen, de drie ramen in de noordmuur door een groot rond venster van gekleurd glas werden vervangen en het stoelenbestand werd opgeruimd.

Over die grote restauratie van 1951 zou veel te vertellen zijn, maar we willen ons toch wat beperken; veel is nog algemeen bekend. En ook de geschiedenis er omheen laten we rusten. De Bethelkerk heette toen nog Zuiderkerk. Architect C. van der Bom maakte een plan, dat in vereenvoudigde vormwerd aangenomen. Hetomvatte: wegneming van het alle muren bedekkende board, het afbikken en behandelen der buitenmuren, het plaatsen van nieuw meubilair en lambrizering, verbouwing van de portalen enmiddenopgangen naarde gaanderijen, hetmaken van een groot rond glas-in-lood-raam in de noordgevel, elektrische voetverwarming en restauratie van het orgel. De totale kostenwerdenbegrootop 125.000 gulden, voordie tijdeen heel bedrag. De aanbesteding vond plaats op 12 juli 1951. De aannemers waren de firma’s Jacob Kale, Jan Oost, KolkmanWierden, en Karel Coenen en voor het orgel later de firma J.C. Sanders in Utrecht. Op 19 augustus hield dr. Van der Meulenvan Scheveningende laatste dienst, meteenmerkwaardige tekst uit Zacharia 4. Thema: Gebouw, Bouw en Bouwers. Daama ging de gemeente in de verstrooiing. Hetdagelijksopzichthadbr. J. v.d. Spek. Hetwerkduurde ruim 3 maanden, de orgelrevisie wat langer. De wederingebruikneming van de kerk vond plaats op vrijdag 14 december 1951, een eeuw na het openen van het eerste kerkje op dezelfde plaats, en met ongeveer dezelfde liturgie. J.H. van Doom, jarenlang scriba en administrateur van het ledenbestand en secretaris van de Commissie van Beheer, gaf

18

Het doopvont, een geschenk.

19

een uitvoerig verslag van de restauratie en ook een historisch overzicht met allerhande bijzonderheden. Maar dertig jaar later bleek al weer een groot ingrijpen noodzakelijk om het gebouw te bewaren.

Het verhogen van het dak van de kerk in 1885 had een onvermoed gevolg. Het vuurtorenlicht werd er naar het oosten toe dooronderschepten datbrachtenigejarenlaterdanookeen verhoging van de vuurtoren mee. In het inwendige van de kerk is weinig te vinden dat werkelijk oudis. Hetsmeedwerkvanhetdoophekmoetnogafkomstigzijn uit de kerk van 1851. Vroeger was het eenvoudige doopbekken aan de kansel bevestigd. Het huidige doopvont dateert uit de jaren dertig. Het geld voor de kroonluchters werd bij de vorige restauratie door een bazar bijeengebracht. Ook het mooie Avondmaalstel is niet oud. Met de kanselbijbel ligt het anders. Die is nog afkomstig van ds. Nentjes. Die schonk hem aan de kerktoen hij 25jaarhetEvangelie had gebracht. Op 21 oktober 1872 werd ”de Bijbel metvolledige kanttekeningen, volgens de uitgave van Hendrik, Jacob en Pieter Keur, in druk bezorgd door S. vanVelzenJr. te Kampen in 1868, nageziendoor S. van Velzen, A. Brummelkamp en H. de Cock” op de kansel gelegd, met een hartelijke bede voor gebruik tot in lengte van dagen.

Het Bethelkerkorgel

Inde vorige eeuwwerd de gemeentezangnognietbegeleiddoor een orgel. De koster, die een machtig stemgeluid had, was voorzanger in het gebouw met twaalf honderd zitplaatsen. Dreigde er iets mis te gaan, dan versterkten zangers van ”Oud Hallelujah” met hun krachtige stemmen zijn begeleiding. Maar in 1898 werd er een handtekeningactie in de gemeente gevoerd om te komen totde aanschaffmgvan eenkerkorgel. De kerkeraad ging er toen niet op in en in datzelfdejaar werd ook het aanbod van een gratis orgel van de hand gewezen. Toen kreeg in 1905 de hervormde gemeente als eerste kerk een orgel en denkelijk had dat invloed, want in oktober 1909 werd in de kerkeraad overwogen of het toch niet wenselijk was ook zo’n instrument aan te schaffen. Een paar maanden later werd besloten de gemeente te laten beslissen, en dat gebeurde ten gunste van een orgel op 28 maart 1910. Een benoemde commissie ging aan de slag. Ze kreeg contact met een leveran-

20

cier die o.m. handelde in gebruikte pijporgels en deze ook veel verkocht aan gereformeerde kerken, al of niet na verbouwing.

Het was de firma Mart Vermeulen in Woerden. Die had wel watvoor Urk, maar dan moest er vlug beslistworden, wantook op de Veluwe had hij eenpotentiele klant. Erwerdbeslist, maar het plaatsen zou geen eenvoudige zaak zijn. De zgn. ’’bewaarschool” moest verbouwd en verhoogd worden en voorzien van een orgelgalerij, en dat gebeurde nog datzelfdejaar. Daar werd het orgel geplaatst door de meesterknechts van Vermeulen, de herenWisse, ApeldoomenBouman. Deingebruiknemingvond plaats in 1911 toenhet75jaargeledenwas datdegemeente zich afgescheiden had van het hervormde kerkbestuur. Er werden twee organisten benoemd, de onderwijzer J.H. van Doom en W. Metz, de hellingbaas, en later ook C. Koffeman en A. van Urk. Als de hervormde gemeente eens zonder organist zat, namen ze ook daar de dienst waar.

Zeker tien jaar lang werd het orgel jaarlijks door Vermeulen gestemd. Orgeltrappers zorgden tot 1925 voor de nodige lucht, maar toen werd door de firma Bernard Koch in Apeldoom een elektrische windmachine geleverd enwas hetmetvoetentreden van de magazijnbalgen afgelopen. Aan het onderhoud van het kerkorgel werd weinig aandacht en geld besteed en mede door de hoge vochtigheidsgraad in het grote gebouw ging de kwaliteit langzaam maar zeker achteruit. In 1943 werdde gereformeerde organistenverenigingomadvies gevraagd en de heren Joh. M. Vetter en R. Kamp stelden een rapportop. Erwerdzelfseenrestauratieopdrachtgegundaande firma J. de Koff en Zn. te Utrecht, maar door de oorlogsomstandigheden ging het niet door.

In 1950 slaan de organisten van het Bethelkerkorgel alarm en opnieuw stelt de G.O.V. een onderzoek in en komt met een rapport. Uiteindelijk wordt de restauratie opgedragen aan de firma J.C. Sanders in Utrecht. Het pijpwerk werd schoongemaakt, de windladen werden hersteld en de tractuur en het regeerwerk eveneens. De oude registerknoppen werden vervangen en ook kwam er een nieuw pedaalklavier, en voor de Aeoline 8’, een strijkende stem van het bovenwerk, kwam een Nasard 3’ in de plaats. De restauratie viel samen meteen grote, algemene opknapbeurt van het gehele kerkgebouw. Daarbij kreeg de orgelkast een okerbruine kleur, terwijl voorheen het

21

orgel geschilderd was in een glimmende imitatie-eikenachtige tint. De firma Sanders, die in 1956 ook het Petrakerkorgel bouwde, had het onderhoud en dejaarlijkse stemmingen, later overgenomen door de firma K.B. Blank en Zn. Maar desondanks ging de toestand van het orgel door met name de vochtigheid weer sterk achteruit. In de wintermaanden was het soms nauwelijks bespeelbaar. Weer werd door de G.O.V. een rapport uitgegeven, uitgebracht door de heren Chr. Hanegraaf enJoh. vanDommele. Datwas in 1968 en hetkwam eropneer, dat maar beter een nieuw instrument aangeschaft zou kunnen worden. Immers, bij het orgel was geen sprake van klankmengingdoorde te diepe orgelkas. De tractuurwas versleten en de windladen spraken door. De dispositie liet veel te wensen over en het pijpwerk was van slechte kwaliteit. Dat was te dun van wand en telde vele beschadigingen, sprak slecht aan en had een ongelijk toonkarakter. En... omdat het orgel te hoog stond, zou het in iedergeval verplaatst moeten worden naarde achtergalerij!

De kerkeraad stond voor een moeilijk dilemma, en boog zich zelfs over een offerte voor een nieuw orgel van 25 stemmen van de firma Van den Berg en Wendt, datbijna 100.000 gulden zou kosten. De G.O.V. drong aan op een beslissing: nieuwbouw of restauratie. Toen besloot de kerkeraad in principe het orgel te restaureren. Het plan daartoe van de firma Pels en Van Leeuwen te Waardenburg werd aangenomen en eind 1969 begon het werk. Eerst werd het orgel geheel gedemonteerd. De laden werden gerestaureerd, maarbijnahetgehele mechanisme werd vemieuwd. Het pijpwerk werd hersteld en opnieuw gei'ntoneerd. De houten bazuin 16’ van het pedaal werd vervangen door een koperen. (30 pijpen). Verder werden geen dispositiewijzigingen of uitbreidingen aangebracht, maar wel nieuwe handklavieren en een voetpedaal. De gebruikte moderne materialen moesten bestemd zijn tegen vochtigheid en wisselende temperatuursinvloeden.

Met een bespeling door Jan Bonefaas werd hetorgel op Biddag 1970 in gebruik genomen. De restauratie had wel ongeveer 80.000 gulden gekost, maar de kerk behield gelukkig het oude instrument met zijn mooie oude klank, die toch nooit in een nieuworgel terugte vindenzou zijn, althans nietin die tijd, toen het nog mode was orgels te bouwen met een vrij scherpe klank, georienteerd op het klankideaal van de barok.

22

Nu waren er in dejaren zestig een paar Urker knapen die zeer geinteresseerd waren in de herkomst van het Bethelorgel en elkaar nogal eens spraken in een plaatselijke schoenmakerij. Die herkomst immers was altijd een mysterie gebleven. Contacten werden gezocht metoudere plaatsgenoten en metde firma Vermeulen. Het bleef bij geruchten, dat het oude orgel afkomstig zou zijn uit een oude rooms-katholieke kerk. Correspondentie werd gevoerd met mensen van de G.O.V. (Joh. M. Vetter en A. van der Zee) en met de orgelhistorici dr. M.A. Vente en mr. A. Bouwman. Laatstgenoemde zag in het orgelfront ’’Meere-trekken” en meende dat het wel eens rond 1825 gebouwd kon zijn.

Toen de knapen mannen waren geworden, had de oudejeugddroom hen nog niet losgelaten en zij grepen hun kans in 1981. Voor de grote en ingrijpende renovatie van de kerk moest het orgel veiligheidshalve geheel worden gedemonteerd. De ca. 1500 pijpen en pijpjes werden op eenzolderop Urkopgeslagen. Als dan in oktober 1981 de kerk zo goed als gereed is, wordthet weer opgebouwd door twee vakbekwame mannen van de firma Pels enVan Leeuwen, de herenW. MolenaarenJ. Poldervaart, mensen ook met historische belangstelling. Met hen wordt een antwoord gezocht op de vragen van het verleden. Theorieen en hypothesen wordenopgezetensomsookweerverworpen, maar ontdekt wordt toch het volgende: Uit de laden blijkt dat de prestant8’ vroegerdubbelkorigisgeweestenookdatde mixtuur tertskoren heeftbevat. De comet5 st. (verhoogdopbank) heeft eertijds gewoon op de lade gestaan en was ook van een andere samenstelling: het kan een carillon ofeen comet 4 st. geweest zijn. Er wordt ook nog een andere belangwekkende ontdekking gedaan. De orgelbouwers vinden namelijkop enigpijpwerkmet een scherp voorwerp aangebrachte inscripties, te weten het woord ’’IJsselstein”. Het wordt aangetroffen op G-2 van prestant 8’, groot Cis van octaaf 2’ en groot D van mixtuur.

Dat is mogelijk een nieuw aanknopingspunt. Na onderzoekvan het tegenwoordige en (veel belangrijker) het voormalige orgelbestand in IJsselstein (Utrecht) konden enige conclusies wor¬ den getrokken: In de 18e eeuw belegden de rooms-katholieken in IJsselstein hun diensten in een zgn. Schuilkerk. Omstreeks 1780 werd eentweede schuilkerk in gebruikgenomen. De toenmalige pastoorbeijverde zich zeer dit gebouw te verfraaien. Zo werd er een preekstoel uit de stad Gent aangevoerd en ook een

23

mooi altaarstuk. En in 1792 bouwde de toen nog vrij jonge AbrahamMeere voordiekerkeenorgel. Meere leefdevan 1761 tot 1841 en vestigde zich in 1779 als orgelmaker in Utrecht. Hij werd eenvermaardvakman, die vooral inde eerste helftvan de vorige eeuw vele en belangrijke orgels bouwde en in zijn tijd zeker tot de beste en bekendste orgelbouwers behoorde. Meere bouwde in Rotterdam het destijds grootste orgel van Nederland (verloren gegaan in 1940) en in de hervormde kerk van Maarssen een orgel dat qua front een treffende gelijkenis vertoont met ons Bethelkerkorgel, maar dit terzijde.

Omstreeks 1800 breidde Meere het orgel in IJsselstein uit met twee houten registers (fluit 4’ en holpijp 8’ op het bovenwerk). Dan wordt in 1887 dit orgel overgebracht naar de grote nieuwe basiliek in IJsselstein door de firma Gabry uit Gouda. Daarbij worden twee nieuwe blaasbalgen geplaatst en de nodige reparaties uitgevoerd voor de som van 700 gulden. Dat orgel blijft dan in gebruik tot 1907. Dan is er een vemieuwingsdrang en men wil een nieuw en groter orgel. De Utrechtse orgelbouwer Maarschalkerwaard krijgt daartoe de opdracht. Het kost bijna 10.000 gulden en wordtin december 1908 in gebruikgenomen. Het oude orgel wordt verkocht aan een orgelhandelaar. En dat is dan (ongetwijfeld) de op 12 km. afstand van IJsselstein wonende firma Mart Vermeulen. Die had toch wel enige naam en ook vakkundig personeel. Hij plaatste o.m. in Scherpenisse een tweedehands orgel en breidde dat uit in 1907. In Woerden breidde hij het orgel van de hervormde kerk uit met een derde klaviervan acht stemmen, en hetis nu vrijwel zekerdathij voor Urk het oude Meere-orgel van IJsselstein uitbreidde met materiaal van Laukuff(Duitsland) totde dispositie die hetorgel bij plaatsing in de Bethelkerk in 1910 had. Bij vergelijking van de oude Meere-dispositie en die van 1910 kunt u zien welke registers het betrof.

Zeventigjaar is er al orgelmuziek in de Bethelkerk geweest, en nu menen de onderzoekers er dan achter gekomen te zijn, wat hen tot grote voldoening en dankbaarheid stemt, dathetBethelorgel een uiterst waardevol instrument is, waarvan de kern gebouwd is door de beroemde Abraham Meere. De waarde is nog weer gestegen, nu de kerkeraad er in heeft toegestemd het orgel met drie stemmen te laten uitbreiden, nl. op hethoofdwerk een fagot 16’, op hetbovenwerkeen sesquialter 3 st. en op het pedaal een roerquint 6’.

24

De dispositie van het orgel in 1982:

Hoofdwerk: Bovenwerk:

*Bourdon 16’

*Prestant 8’

*Holpijp 8’

*Quintadeen 8’ FI. Harmon. 8’

*Octaaf 4’

*Roerfluit 4’ (1)

*Quintfluit 3’ (2)

*Octaaf 2’

*Prestant 8’ Holpijp 8’ Viola 8’ Celeste 8’

*Gemshoom 4’ Fluit 4’ Nasard 3’ (3)

*Woudfluit 2’ Sesquialter 3 st. (4) Vox Humana 8’

*Mixtuur 3-6 st. Comet 5 st. (din) (5) Tremulant

*Flageolet 1’ Trompet 8’ Fagot 16’ (4)

Noten:

1) in vorige disposities werd ten onrechte Fluit 4’ vermeld.

Pedaal: Subbas 16’ Open bas 8’ Roerquint 6’ (4) Octaaf 4’ Bazuin 16’

2) in vorige disposities werd ten onrechte Quint 3’ vermeld.

3) in 1951 kwam Nasard 3’ in de plaats van Aeoline 8’.

4) uitbreidingen in 1982.

5) oorspronkelijk Comet 4 st.; Comet 5 st. is van 1911. De registers van Meere van 1792 zijn door een sterretje aangegeven.

Dit orgelverhaal werd verteld door Klaas de Boer (Hofstee 5) en Tjalling Ruiten (Schelpenhoek 44). Zij weten nog wel meer mee te delen en hebben ook een uitvoerige bronvermelding, daar zij diverse archieven en publicaties raadpleegden en spraken met tal van kenners, maar in verband met de beschikbare ruimte moeten wij hethierbij laten, onderdankzegging aan de heren onderzoekers voor hun volhardend speur- en schrijfwerk.

Wist u dat in 1900 voor ”het lezen bij de doden” aan de lezer 20 gulden perjaar werd uitgekeerd? dat schipper H. Romkes in 1906 voor/ 14,75 inschreefom de huisboedel van ds. Van der Vegte van Edam te halen? - dat ”hetverslag” van Samuel altijd heel gezelligwas en daar voor het eerst ’’lichtbeelden” werden vertoond?

25

Dominees van Urk

Predikanten die de Gereformeerde Kerk van Urk hebben gediend en intussen overleden zijn: Pier Schaap (1836) 1842 - 1843 J. Nentjes 1846 1859 en 1862 1873 W. Visser 1873 1891 J. van Anken 1891 1905 G.H.A. van der Vegte 1906 - 1915 T. Rispens 1917 1920 J.J. Bouwman 1921 1928 W. Doorenbos 1931 1952 K. S.G. Zijlstra (hulppr.) 1938 - 1942 L. Hartholt 1971 - 1972

Hun portretten hingen in de consistorie, behalve dat van de eerste predikant. Van hem bleek later geen afbeelding(meer) te bestaan. Verder hebben op Urk gestaan de predikanten G. Spijker, P. Homburg,J. Wolven, H. Veenstra, H.R. Groenevelt,A.W. Bol, J. Koppe, J.B. van Mechelen, K. Kramer en W. Feenstra, alle vertrokken ”naar elders” op ds. H. Veenstra na.

Op 20 nov. 1846 werd ds.Jacob Nentjes Wz. in zijn geboorteplaats predikant. Zijn voorbereidende studie had hij genoten bij ds. Wolter Kok in de Bergen bij Ruinerwold. Hij heeft de gemeente gevormd. In 1852 telde ze reeds 700 zielen. Hij was een geliefd prediker, degelijk en emstig en van nauwgezette levenswandel. Er ging invloed van hem uit op oud enjong. Hij was accuraat en van meer dan plaatselijke betekenis. Wei een veertigtal beroepen werden op hem uitgebracht en hij ontving een stroom van preekverzoeken. Soms kwamen er op de kerkeraad 4 of5 tegelijkter sprake. Die namtoen zelfs hetbesluit dat vooraf 8 gulden in de armenkas moest worden gestort als men ds. Nentjes wilde hebben te preken. Hij heeftde gemeente 26jaar gediend. Van 1859-’62 stond hij in Harlingen. Hij nam het vierde beroep naar Urk weer aan en nam in Harlingen afscheid met de woorden: Ik zal henengaan en wederkeren tot mijn vorigen man, want toen was het mij beter dan nu. (Hosea 2 vers 6). (Men zie verder in de ’’Geschiedenis van het eiland Urk”, biz. 398-444).

26

Ds. Willem Visser van Middelhamis deed, 55 jaar oud, op 1 augustus 1873 zijn intrede. Ruim 18jaren heefthij de gemeente trouw gediend. Hij was een zachtman, vriendelijk van karakter en minzaam in de omgang. Hij wist bijzondergepast een woord te rechter tijd te spreken. Men hield van hem als van een vader. Met de treurenden was hij bedroefd, met de blijden blijde. De nodige doortastendheid in de leiding ontbrak meermalen. Zijn arbeid werd door God rijk gezegend. Hij mocht het beleven dat in 1885 de grote, nieuwe kerk werd gebouwd. Toen hij oud werd, begon hij naar rust te verlangen en hij ontving emeritaat op 1 mei 1891. Tot 7 februari 1896 heeft hij in het midden der gemeente van die rust mogen genieten. Treffende bijzonderheid: de eerste drie predikanten zijn in het midden der gemeente ontslapen en rusten met de kudde die zij weidden op de akker der doden tot de dag van onze Here Jezus Christus. (Aldus ds. Van der Vegte in 1911.)

Op 20 sept. 1891 deed ds. Jan van Anken, oud 53 jaar en komende van Genemuiden, zijn intrede. Een gans andere persoonlijkheid als ds. Visser. Zijn gezonde en degelijke pre¬ diking overwon het vooroordeel waarmede hij in het begin had te kampen. Zijn optredenwas streng en ietwatkoel. Hij gafzich niet spoedig. Maar achter dat strenge gelaat en die forse blik, wat soms herinnerde aan het handwerk, dat in z’njeugd door hem in de smederij was beoefend, school een gemoed van toegenegenheid en klopte een hart vol liefde voor de dienst des Heren. Velen die hem eerst niet hadden begrepen, werden zijn beste vrienden. Nabijna 14jaarde gemeente mettrouwen ijver te hebben gediend, dedende ouderdom ende lichaamsgebreken zichdermate gevoelen, dathij de roepingnaarhetkleine Wezep bij Zwolle aannam. Hij namafscheidvan Urkop 17juli 1905 en sprakeenjaarlaterbij de intrede vanVanderVegte: ’’Wasik50 jaargeweest, dan hadudaarnietgestaan”. (nl. opde kanselvan de Bethelkerk). (Uit de notities van J.H. van Doom.)

Ds. Taede Rispens, geboren 5 maart 1866, overleden 22 nov. 1920, was geliefd en geacht, zelfs bij hen die niet tot de gereformeerde kerk behoorden, dankzij zijn guile vriendelijkheid en onberispelijke levenswandel. Toen de vlektyfus op het eiland zoveel slachtoffers maakte, gaf hij met de meeste welwillendheidleidingentroost, ookbij debegrafenisvanhendie

27

bij de hervormde kerk waren, omdat hun predikant, die eveneens door de gevreesde ziekte was aangetast, machteloos temeder lag. Onvermoeidenmethogebezielingverrichtte hij in die bange dagen zijn dubbel zware arbeid. Hij was fors van gestalte en voor mensen niet vervaard. Hij wist wat hij wilde en wilde wat hij wist. Toch dacht hij klein van zichzelf. Hij was inzonderheid een man voor het praktische geloofsleven en een stevige, kalme leider van de vergaderingen. Hij was een man van de werkelijkheid. Hij liet zich niet gemakkelijk iets wijs maken. In het wegscheuren van elk masker en elke valse schijn kon hij soms hard en onbarmhartig wezen. Hij liet ze ook voor zichzelf niet gelden. (Uit een ”in memoriam”.)

"Ds. v.d. Vegte is heengegaan.” Dit bericht verspreidde zich dezer dagen over het eiland. Voor de ouderen was het een aanleiding om even terug te blikken naar de tijd dat hij op Urk werkzaam was. Op 8 juli 1906 deed hij zijn intrede met de tekstwoorden uit Psalm 71 vers 16. Bijna 9 jaar mocht hij op Urk arbeiden en zondag aan zondag verkondigde hij met een machtige stem het Evangelie. Het eerste, voor onze vissersbevolking zo angstigejaar van de grote wereldoorlog heeft Zijne Eerwaarde hier meegemaakt en vaak heeft hij de bevolking opgebeurd door te wijzen op de bescherming van de machtige God. Er wordt van ds. Van der Vegte verteld, dat hij het eerste jaar toen hij op Urk was metds. Van der Linden afsprak over welke tekst ze zouden preken om het over en weer lopen van gereformeerden en hervormden tegen te gaan. Op 4 april 1915 nam hij afscheid van de gemeente met de woorden uit Handelingen 20 vers 32 en vertrok toen naar zijn laatste standplaats Groningen.

(Uit de ’’Oprechte Urker” in 1936.)

DomineeJ. Bouwman stondvan 1921 tot 1928 opUrk. Hij was zeer impulsief en leefde in lief en leed sterk met de bevolking mee. Als het stormweerwas, zagje hemvaaknaarde vuurtoren gaan om te zien of er ook vissers naar de haven kwamen. Ook ging hij de averij zien die de ansjovis- en haringnetten door de storm geleden hadden. Hij kon goed preken, helemaal uit het hoofd, en heeft ook zelfeen catechisatieboekje geschreven dat verre vangemakkelijkwas. Hij was al eenhalfjaarvanUrkweg, toen we eens met de hotter in Amsterdam aan de De Ruyter-

28

kade lagen. Ds. Bouwman kwam metde trein, zagons liggen en kwam directnaarons toe, om eens te horenhoe hetop Urkging. We zouden net eten, dus hij kon meteen meeeten en bleek vol belangstelling. Toen er bij Terschelling een hotter was vergaan in februari ’28 moest mijn broer Klaas, die bij hem op de belijdeniscatechisatiewas, opde vloervanzijn studeerkamerde situatie uittekenen en de plaats aangeven waar die hotter was gebleven. Zo leefde hij mee. Aldus br. M. Kramer Kz.

Ds. W. Doorenbos kreeg om gezondheidsredenen op 1 maart 1952 emeritaat. In September van het volgendejaar nam hij in de Bethelkerk afscheid van de gemeente die hij 22 jaar had gediend. Hij vertrok voor een rustige levensavond naar Apeldoom en overleed daar op 5 juli 1957. Hij nam in 1930 het tweede door Urk op hem uitgebrachte beroep aan en gafvervolgens al zijn krachten aan de gemeente. Hij was niet gauw van z’n stuk te brengen en kon goed leiding geven. Hij kon wel een meester in de rechten zijn, zei de volksmond, en hij kon ook goed preken. Hij was en bleef de dominee tothet laatsttoe, ook toen de kerk bij het catechisatiewerkgebruikkon makenvan de hulp van ds. Zijlstra. Trouwens ookveelouderlingennamenindietijdveelwerkopzich. Zonder dat had ds. Doorenbos niet zo lang de enige predikantin een zo grote gemeente kunnen blijven. Hij hielp de gemeente door moeilijkejaren van economische crisis, droogmakingsperikelen en oorlogsomstandigheden heen.

CandidaatK.S.G. Zijlstra was4jaarhulppredikantopUrk. Hij preekte 13 September 1942 in het hulpkerkgebouw (Patrimonium) afscheid. Zijn tekst was Matth. 9 vers 36-38. Hij sprakvan eenbewogen Herder, eenvermoeide kudde, eengrote oogst en hetgebedom meer arbeiders voorhetbinnenhalen van des Heren grote oogst. Ds. Zijlstra was zelf oogstknecht van Christus geweest en ontmoette naast distels die hem staken ook bloemen die hem verkwikten. Hij betreurde het, dat het nooit tot om-en-om preken gekomen was, maar verheugde erzich in, dat de tweede plaats van samenkomst nu wel bevestigd was en het voorbereidende werk van een hulpprediker afgelopen, en het beroepingswerk voor een tweede dienaar des Woords reeds voortgang vond. De scheidende predikant eindigde met de wens, dat er spoedig een tweede dominee zou komen. ”En dat zeg ik, gemeente van Urk, omdat iku liefheb, om Christus’ wil,

29
J. Nentjes W. Visser J. van Anken
30
T. Rispens L. Hartholt
31
K.S.G. Zijlstra

wiens gemeente gij zijt. Daarom, ik heb u liefmet de liefde des geloofs, die hetwelzijn dergemeente stelt boven eigen belang.”

Ds. Hartholt deed intrede op 12 december 1971 in de Bethelkerk. In de herfst van 1972 werd hij ziek, maar op zondag 5 november ging hij weer voor in de Petrakerk met als tekst Prediker 12:8. Als voorbeeld voor het vergankelijke mensenlevennamhij de vallende ennogzokleurige bladeren. Kortvoor het eind van de preek werd hij onwel en overleed kort na zijn aankomst in het ziekenhuis.

"Hij werd alom geprezen, door velen reeds bemind, Slechts kort mocht hij hier wezen, toen haalde God zijn kind.

Hij was een dergetrouwen die niet op eigen kracht, maar op genade bouwen, op Jezus, die ’t volbracht.” Hij werd op 9 november 1972 in zijn geboorteplaats Donkerbroek ter aarde besteld. Hij had een goede ingang in de gemeente gehad en leefde sterk met de visserij mee. Hij voer zelfs enige weken met de UK 176 mee, om hetvissersbedrijfte leren kennen. Geen wonder, dat een ieder bij zijn plotseling verscheiden verslagen was.

Dominee van Urk te zijn (geweest) geeft onuitwisbare indrukken. Jaren nadat ds. Zijlstra op ”het eiland” had gearbeid bracht zijn werk als predikant onder de zeevarenden hem op vele eilanden in de West. Het gebeurde hem op een van die eilanden, dat hij in een preek in vervoering uitriep: ”Ja, gemeente, zoals wij hier op Urk...” Wei een sprekend bewijs hoe dat eiland nog voortleefde in zijn gedachten.

Bij de Urker familie Jeka op Makasar hoorde hij de stem van broeder Metz op de bandrecorder, en zijn hart ging open. Er waren ook steeds dominees van buiten Urk die een zwak voorde gemeente endeBethelkerkhaddenenergraagpreekten. In de strenge winter van 1929 kwam ds. Hoek van Enkhuizen overhetijs naarhetgei'soleerde eilandendoopte in eendienstin de Bethelkerk toen veel kinderen.

Tot nu toe heeft de Gereformeerde Kerk van Urk reeds 24 predikantengekend. Erzijninhetmiddenvande gemeenteook

32

predikers gekweekt, mannen die een stichtend woord konden spreken, ’’lerend ouderling” werden of ’’dominee op artikel acht”, ofook de theologische hogeschool in Kampen bezochten. Van de overledenen noemen we Jacob Snoek, Kobus de Vries, Jan Post, Lubbert van Urk en Johannes Romkes, en ouderling Wypke Metz, die totophoge leeftijdinde gemeente arbeiddeen wel ”de dominee van Oosterwerf” werd genoemd, omdat hij, toen Urk nog een eiland was en in vakature-tijd, welhaast een predikant kon vervangen. Voor hem had Willem de Vries een belangrijke taakgehad. Bij een schipbreukverloorhij zijn schuit en werd toen bakker-veehouder-winkelier en later voorzitter van de kerkeraad en wethouder. In vakature-tijd logeerden predikanten-van-elders bij hem en dat bei'nvloedde zijn taalgebruik. Toen hij eens, lopend door de kerk, tegen een oud vrouwtje stootte, zei hij: ’’pardon”; waarop Bape tegen haar buurvrouw opmerkte: ’’Had jie nou edocht, dat Willem van Tromp zo vloeken zou, in dat nog wel in de kark?”

De kerkdiensten duurden meestal anderhalfuur en de dominee verdeelde zijn preek gewoonlijk in drie punten. Twee gedeelten verklaarde hij voorde tussenzang en een erna. Dominee Visser legde dan zijn aantekeningenterzijde en sprak”eenwoordje van hart tot hart”, zoals hij dat noemde. Ds. van Anken lietbij hetbeeindigen van de catechisatie steeds zingen: Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen (Psalm 72 vers 11.)

Ds. van der Vegte was kort aangebonden. Jurie Brouwer moest eens zijn vraag betreffende de drie formulieren van enigheid ’’opzeggen”. Hij begon: Wij belijden engeloven... entoenweer: wij geloven en belijden... en de derde keer dito. Toen was het geduld van de catechiseermeesterop en vulde deze aan... datjij er geen snars van geleerd hebt.

Toen hij naar Groningen was vertrokken, leekhij daarlaterwel spijt van te hebben. Hij zei eens: ”Op Urk was ik de dominee, daar ben ik een dominee.”

Over dominees en kerkmensen bestaan heel wat anekdotes. Toen eens een predikantde Bethelkansel was afgedaald zei een broeder in de consistorie tegen hem: ’’Dominee, die preek was mij geen centwaard”, waarop de predikant lakoniek antwoordde: ”Dat is dan jammer broeder, hij heeft mij nog een blauw schrift van een stuiver gekost”. Een poosje later had de man in de ogen van die broeder een

33

voortreffelijke preekgehouden, en ook datzei hij onomwonden. ’’Bedankt breeder”, sprak de predikant, ”dat heeft de duivel mij, toen ik amen zei, ook al gezegd”. Weetje hoe ds. A. weleer zijnjeugdige catechisanten ontving? Als het seizoen weer begon, stond hij met een vragenboekje in de deur van de consistorie. Elke nieuwe leerling die zich meldde, hield hij het boekje voor en liet hem enige regels lezen. En als dat niet vlot genoeg ging, kon de adspirant catechisant voorlopig rechtsomkeert maken.

In de consistorie werd door een enkele breeder wel eens ellenlang gebeden. Een dominee kon dat maar moeilijk verdragen. Als hij vond dat het welletjes was en een kuchje niet hielp, tikte hij met z’n schoen op de vloer. Toen op een keerook dat niet hielp, zei hij zelfmaar duidelijk ’’amen”, en dat bleek een goede leer voor een volgende keer. Bij een zachtmoedige predikant greep eens een ongeduldige visser op minder luidruchtige wijze in door zijn rode zakdoek in het gezicht van de te uitvoerige bidder te werpen, en ook dat bleek een probaat middel.

En toen op een keer de voorlezer veel meer las dan de dominee had opgegeven, werd hij in de ouderlingenbank ontvangen met de halfluide mededeling: de maat is kostelijk, breeder.

En ”’t is uut, zei Kok” wasjarenlang een gevleugeld gezegde.

Wist u

dat in 1931 het veertig-jarig jubileum van Samuel met een grote samenkomst in de Bethelkerk werd gevierd?

- dat onder leiding van Douwe Gnodde rend 1924 een nieuwe vereniging was gesticht met de naam Immanuel? datonderleiding van ds. Bouwman in die tijd een christelijke leesbibliotheek werd opgericht met wel 1000 boeken? dat het boekenbezit van Samuel daarin werd ondergebracht en dat elk boek daarvan met een S gemerkt was?

- dat de kerk de Van Alphenstichting ovemam voor 4000 gulden en er een jeugdgebouw van maakte? dat een zendingsfilm met enig ’’bloot” destijds grote opschudding veroorzaakte? dat er voortdurend klachten op de kerkeraad waren over het zgn. zondagsvissen? (d.w.z. netten op zondag in zee).

34
De bouwgeschiedenis van de kerk is gedeeltelijk te volgen als we de opschriften van de gedenkstenen volgen. Aan de oostmuureen steen uit 1867 en aan de noordgevel twee uit 1885. In het kerkportaal bevindt zich eveneens een mededeling. ICV»ebenhaezer y DEN 2 SEPTEMBER 1J f WERD DE EERSTC STEEN 1 VAN HET CERSTE HERKCI DER CNR. CER GCMCENTE DOOR P.K.SNOEK ONDER LEIDINC VAN OEN WELE JAKOB NENTJI BUNA 1/4 EEUW PREDIKANT DEZE1 OIT CEBOUW IS IN 1885 AFCCBRC TCCENWOORDtCE VCNWERKT EN DICK FDNDEMENT WAARQP NET MICUWE SC BETH.EL DEN 27 APRIL 188 WERD DE EERSTE SI VAltDIT CODSHUIS Cl v DOOR DEN WKLEERW HE WILLEM VISJ! SEOERT 1873 PREDIKANT DRIER CE» 0 HCER! WOON III DIT HU1S.MCT OWEN N TROOSTO0SR BW BIIMAAR WOOfie.HEM SIC I Ilaat AL T VERLOSTE VOLK.met hart en * EM LEIQ NENSTRAKS IN VREE NAA8 T VA0ER1 35
Gevelstenen spreken

We latenhierookzienwelke stenenzich in de muurvandeVan Alphen Stichting(hetoude mannenhuis) en hetgebouw Samuel (van de jongelingsvereniging) bevonden. Deze twee gebouwen zijn ernietmeer, maarde stenen zijn nogte zien in hetmuseum.

De gevelsteen van ”het oudemannenhuis” spreekt voor zichzelf. Oude vissers konden erzich, warm endroog, bezighouden met het herstellen van netten tegen een kleine vergoeding. Maar, omdat het Urk van toen een groot tekort had aan vergaderruimte, werd het gebouw voor vele doeleinden gebruikt. Vissersverenigingen hielden er hun vergaderingen, jeugd verenigingen evenzo. Toen ereenepidemie uitbrak, was heteen tijdlang een soort ziekenhuisje. Ook begrafenissen hadden vanuit het gebouwtje wel plaats. De kerk was er nauw bij betrokken en kreeg het ook in eigendom en maakte er het eerste jeugdgebouw van, waarvan eerst Jacob Nentjes en later Pieter Loosman de leider was en daama A. VerhoefF.

De jongelingsvereniging ”De jonge Samuel” streefde in de vorige eeuw naar een eigen vergaderlokaal. Het plan kon

36

gerealiseerd worden in 1891. Het werd een kerkje in het klein, plaats biedend aan ruim 80 bezoekers. R. de Boer van der Ley, de havenmeester, maakt o.m. de bestedingsstukken en hield toezicht op de uitvoering van het werk door J.H. Klein. De kostengingende duizend gulden nietverte boven. Eenontwerp bleefbewaard. Hetgebouwtje zelfwerd in 1964 afgebroken om ruimte te maken voor de zaak van Geert Oost.

*rm jar* *«««is mm VtT UfcVlIKLAVEN CEST1CBT. '| TBN BEHOL'VK VAN ny>DKROKV^DK OliUENVAN DACKN ONDKH mr B«STU« VAN jusmo.£.va«alphenj.nkntjes scdkrt ovm.L.KH4IHilMuk VRIES T.SSVIIIIIlIIC VH KfUMKft. J pBOTEUKOUfEKJCF.F0ST.CMOST*;* pg iLwwvmm.
37

In ’’Samuel” leerden de jonge mannen praten, en er werden toekomstige zondagsschoolonderwijzers en ouderlingen gekweekt. Deze vereniging heeft lange tijd bij de kerkeraad een streepje voor gehad, tot door ’’Filippus” en ’’Pro Rege” het monopolie ten slotte werd doorbroken.

Wist u dat voor de oorlog de kerk van Urk (al sedert 1629) tot de classis Enkhuizen behoorde? dat dat nu de classis Emmeloord is?

38

”In denjare 1806 werd te dezer plaatse, zijnde de toenmalige Vinkebuurt, bewoond door Grubbelt Brands, schout van Urk, een huis dat door grootte en bouwstijl zeer uitstak boven de nederige visschershutten er omheen. In 1823 ging het over in handen van den herbergier Pieter Keuter, die er langejaren zijn bedrijf uitoefende. Omstreeks 1840 werd het aangekocht door de Afgescheiden gemeente en tot kerkgebouw gebruikt. Na den bouw eener nieuwe kerk in 1851 werd de oude verkocht en achtereenvolgens bewoond door Ellen Tiemen en Siets Boetsma, de laatste uitFriesland afkomstig. In hetjaar 1861 kochtde Christelijke Gereformeerde Gemeente de woning terug tot een pastorie voor hare predikanten. Vanl861-1873 woonde erDs. J. Nentjes, van 1873-1891 Ds. W. Visser en van 1891-1905 Ds. J. van Anken. Nu deed zich langzamerhand de behoefte aan eene nieuwe pastorie gevoelen, en nadat de Raad der Kerk reeds in 1900 het aangrenzende perseeltje, Wijk 5 no. 3, van Okke de Boer had aangekocht, werd in het vooijaar van 1906 tot den bouw eener nieuwe en grootere pastorie besloten. Een bouwcommissie van 7 leden werd benoemd, uit en buiten den kerkeraad. De architectuur werd opgedragen aan den bouwkundige H.J. van Werven van Kampen, het dagelijks opzicht aan H. Kagei Sr. vanUrk, de uitvoering aan den laagsten inschrijver Egbert Brouwer van Urk. Groot was de belang-

Pastorieen
39
Links pastorie 1906, rechts "Samuel”.
40
Oude pastorie met ds. Van Anken en vrouw.

stelling, toen op woensdag 11 juli, doorden’s Zondags te voren bevestigden Leeraar Ds. G.A.H. v.d. Vegte de eerste steen tot den bouw werd gelegd, welke plechtigheid plaats had onder psalmgezang en gebed.”

Zo was een schoutshuis, na herberg en kerk geweest te zijn, pastorie geworden, waar achtereenvolgens woonden de predikanten Van der Vegte, Bouwman en Doorenbos. Daama werd de pastorie ingericht alsjeugd- en buurtgebouw, waarin activiteiten voor jong en oud ontplooid werden. Toen deze in ”De Poort” konden worden ondergebracht, vond de koffiebar ernog enige tijd onderdak, tot het gebouw werd verkocht. Nu zetelt er assurantiekantoor Hoekstra.

Kosters

Over kosters uit de vorige eeuw weten we niet veel, maar in 1853 was dat L. Brouwer, de timmerman. Hij kreeg een woordenwisseling met ds. Nentjes en weigerde hem daama de broederhand. Hetwerd een kwestie voor de kerkeraad. Na vele gesprekken volgt toch het ’’vergeven en vergeten” en geven de mannenbroeders elkaar de broederhand en broederkus. Een van hun taken was het luiden, hoewel, het klokketouw is ook wel in andere handen geweest.

Zo ontvangt op 15 januari 1872 Jacob de Boer uit handen van diaken Tromp de Vries de som van 35 gulden voor het luiden van de klok gedurende hetjaar 1871.

Er is ook een tijd geweest dat het luiden gedeeltelijk het werk was vanhetdienstmeisje vande dominee. Ookvoorde aanvang van de catechisaties werd even aan de bel getrokken. Ze zullen de luidster wel niethet bellemeisje genoemd hebben.

Een bekend koster-voorzanger-voorlezer was Jacob Nentjes Pz. (1894-1926). Zingen was zijn lust en leven en het voorzingenginghemtot 1911, toenhetorgelz’ntaakovemam, inhet algemeen goed af. Hij had een ware stentorstem. Ook werd hij medeoprichtervande korenHallelujaenExcelsior. Vanberoep was hij bakker, metroggebrood als specialiteit, maar daamaast spande hij zich met het hele gezin in voor de Bethelkerk. Dat leverde hem aanvankelijk/ 4,25 per week op, tot ds. Rispens ervoor zorgde dat het 7 gulden werd. Naast het schoonhouden van kerk en lokalen en de zorg voorlampen en stoven moesthij ookheel vaak de klok luiden. ’ Zondagsmorgens omhalfnegen,

41

In het midden kosterJ. Hennink en vrouw.

kwart over negen en tien uur en’s middags om halfvier, kwart over vier en vijf uur en ’s zaterdagsavonds de zgn. zevenuursklok. En ook wel voor de ”lare” ofanderszins. Mariap van Urk schreefin haar bundel ”Urk is zo mooi” een waarderende schets over deze man ’’Jaawk van Pieter”.

Koster J. Nentjes en vrouw.
42

Jochem Hennink was koster van 1926 tot 1951, in het begin voor 10, later voor 14 gulden per week. Ook hij heeft heel veel werk voorde kerk verzet. Omdat in de bijlokalen bewaarschool en vergaderingen gehouden werden, moest er eindeloos met stoelenenbankenwordenheenenweergesjouwd. In”depoort” van de kerk werden allerhande manden door hem vervaardigd om er wat bij te verdienen. Hij maakte de tweede wereldoorlog met z’n razzia’s mee, en wistverschillende kerenjongens uit de handen van de bezetters te houden door ze boven op de zolder en in en onder de preekstoel te verbergen. Op de zolder werd ook naar radio-Oranje geluisterd. Een keer liep dat mis en konden de luisteraars zich maar net door een snelle vlucht redden. Mooi was het, dat de olielampen door elektrisch licht konden worden vervangen. Ook met de kachels was veel werk. Hetplaatsen van kachels ”op de kraak” werd begrijpelijkerwijs geen succes.

Overkaarsen en lampen het volgende: In de vorige eeuw werd zoveel mogelijk bij daglicht gekerkt. Ging dat een enkele keer niet, dan stonden er kaarsen op de banken. Eerst in 1857 werden er twee lampen aangeschaft. In 1919 kwam er elektrische verlichting. De koster had het maar druk met de vele petroleumlampen. Wekelijks vroegen die hun onderhoud. ’s Middags, in de winter, werden ze eerst laag aangestoken; tegenkerktijdklomde kosteroptrapofbankendraaidedepitten hoger. Erbrak wel eens een glas tijdens de dienst, oferging een lamp walmen, en dan moest de koster er bij. Aan elke zijde van de preekstoel hing ook een lamp, en als daar watmeewas, stoptededominee evenmetdepreekenbeklomde koster de kansel om wat meer lichtte brengen. Het was een eer voor hem, als er gedurende een lange kerkdienst met geen enkele van de talrijke lampen ook maar iets aan de hand was. Wat deden ze veel werk voor weinig loon in ’’die goede oude tijd”, de kosters.

De verwarming gafgrote problemen. In de vorige eeuw was er geen verwarming inde kerk. Veelvrouwen, enookwel mannen, gingen’s winters met een stoofnaar de kerk. Daar zat dan een gloeiende kool in. Het werd wel eens wat rokerig door al die stoven en je kon het ook goed ruiken, maar je voeten bleven tenminste warm. Later kwamen er twee enorme kachels in de kerk met pijpen over de galerijen heen. Ze werden zaterdags al

43

aangelegd en stonden zondags soms roodgloeiend. Wie er vlakbij zat kon zweten, maar in de verste hoeken konje hetwel vergeten. Er werd door rook en ongelijke temperaturen dan zo gehoestinde kerk, datde dominee wel eens vriendelijkverzocht om matiging. Geen wonder ook, dat er wel eens iemand een flauwte kreeg.

In 1951 kwam er een elektrische voetverwarming en in 1981 centrale verwarming met in de kerkzaal vloerverwarming. Zo is er in bijna elk opzicht veel veranderd, en ook verbeterd.

Singuliere mannen heeft de kerk in het verleden zeker gekend. PieterJ. Nentjes scheenwel alleprekentekunnenonthoudenen wist naam en datum, tekst en preekverdeling van jaren her te reproduceren.

Dejongens van ”de lare” evenwel blekenzelfsmoeitetehebben methetonthoudenvande opgegevencatechismuszondag. Toen er een inventieve knaap aan de beurt was, begon hij het aan de orde zijnde stukje dogmatiek in eigen woorden weer te geven, maar bleef al gauw in de moeilijke materie steken, waarop ds. Doorenbos kalmpjes reageerde door op te merken: ”Ja, Koffeman, eencatechismus leren valtwel nietmee, maarereen maken nog veel minder, vind je niet?”

Onderde mannen met gaven zijn te rekenen vele voortreffelijke ambtsdragers, befaamde zondagsschoolonderwijzers, welbespraakte voorzitters van ’’Samuel”, bekwame (schoon niet gediplomeerde) jeugdleiders, en ook de sprekers die door hun oppositie telkens weer voor leven in de kerk zorgden.

Het noemen van mensen die met de Bethelkerk van doen hebbenenhaddenbleekeenonbegonnenwerk. We moesteneen keuze maken en hebben ons met name beperkt tot de overledenen en derhalve de levenden laten rusten. Maar uitzonderingen mogen en moeten er zijn. We noemen de organisten Louwe Kramer en Lourens Metz, die ieder meer dan veertig jaar het Bethelkerkorgel hebben bespeeld, en ook Teunis Nentjes, na Jochem Hennink vele jaren een toegewijd koster. Over de nog levende en elders wonende predikanten zou heel veel (goeds) mee te delen zijn. Dominee van Urk zijn was geen sinecure, maar ook geenszins zonderbekoring. Dominee Nent¬ jes en dominee Groenevelt namen tweemaal een beroep naar Urk aan. De laatste viel niet alleen op door zijn rijzige gestalte, maarookdoorzijnpreektrantenoptreden. Al bleek”de houten

44
45

broek” hem wel eens wat te eng, en al dwarrelden zijn preeknotities soms naar beneden, hij was een man van het Woord en van het woord en bleef er niet in steken.

Activiteiten

De Bethelkerk is in de loop derjaren een plaats van velerhande activiteiten geweest. Naast de bediening van Woord en Sacramenten zijn er, met name in de vergaderlokaliteiten, heel wat initiatieven genomen die het geestelijke en culturele leven ten goede moesten komen.

We noemen de Bewaarschool, de Zondagsschool en het Jeugdgebouw. Maar ook een reeks van verenigingen werd er opgericht en hield ervergadering. Foto’s werden voorde oorlog weinig of niet genomen. Er is geen enkel portret van een kerkeraad ofeen bewaarschoolklasje. Wel zijn bij het 50-jarig bestaan vande Zondagsschool alle kinderenop de fotogezeten op een gedenkplaat verenigd. De oprichters werden in het midden gezet.

Koren als Halleluja en Excelsior lieten er zich horen en portretteren. De Van Alphen-stichting werd op den duur Jeugdgebouw.

In 1876 werd de Gereformeerde Zondagsschool opgericht en elke 25 jaar werd een jubileum gevierd. Heel wat ambtsdragers en toekomstige ambtsdragers van de Bethelkerkhebben onverdroten hunbeste krachten aanditwerk gegeven. Eerstwas alles in handen van mannen. MetRiene van Anken, Jantje Hoekstra, NeeltjeNentjes enTjaltjeMetzdeden, in het begin van deze eeuw, de dames hun intrede. De school was begonnenvlakbij de kerk, opdeplaats waarnuhetraadhuis staat. Nu zijnde lessen oververschillende scholenverspreid. In de winter werd er vroeger om halfdrie kerkdienst gehouden, en dan was ermeteen zondagsschool, een soortkindemevendienst dus, maar in verschillende gebouwen. De kerstfeestvieringen waren plaatselijke hoogtepunten. Het vertellen moest aldoende geleerd worden. Soms ging een aspirant-verteller in weer en wind de eenzaamheid van het Top op om zich te oefenen, om dan toch nog voor de klas in hetverhaal te blijven steken. Maar anderen bleken geboren vertellers. Reeksen anekdotes vonden in de zondagsschool hun oorsprong.

46

Er valt meer te weten dan wij u kunnen meedelen, maar wist u dat in 1851, hetjaar van de eerste kerkbouw, de waterstand op Urk bijzonder hoog was? dat er toen 125 vaartuigen waren, maar met zeer geringe tonnenmaat?

- dat Urker dominees epidemieen hebben meegemaakt, waarbij zij zelf emstig gevaar liepen?

Excelsior buiten de Bethelmuren. Dejongelingsvereniging ’’Samuel”.
47

GELDLEENfNG

TEN BEHOEVE PER Gereformeerde Kerk te URK. ';, AANDEEL N2 1.

Groot TWEEHONDERDV1JFTIG

GULDEN

IN DB GbI.DLKENING J

voor het bouwen eener Pastorie

VOOK DE Qereformecrde Kerk te URK

$roof f 60*00. --

verdeeld in 24 aandeelen van f250.ieder rentende 4 ten honderd gulden in het jaar.

Do rente 2a! ieder halfjaar op 1 Jatiuarl cn 1 Jull door den Admiuistrateur Peimingmeester worden uitbetaald, en jaarlijks zal ercen ofrneef nuroniens worden uitgeloot ter aflossing der sehuld en op 1 Januari of 1 Jull door genoeuiden Pemtingmeester worden uitbetaald.

De Kerkermd, Praes URK, 1 dull 1906.

De Adminiximteur Penmm/meeeter,

48

De oprichters van de Zondagsschool.

Kerk en Dorpsleven

In de Bethelkerk hangt het model van een vissersschip: een schuitoftewel schokker, een scheepstype datin heteerste kwart van deze eeuw van de zee verdween. Het model draagt als nummer U.K. 34 en werd gebouwd in 1860 doorJelleA. Loosman, eerstvisser, laterdorpsomroeper. Hij schonk het aan de kerk ter gelegenheid van zijn openbare belijdenis. Bij de kerkrestauraties van 1951 en 1981 werd ook hetschipgeheelopgeknapt, in 1951 doorG. Ekkelenkampenin 1981 door A. Hakvoort en J. Koffeman. Het scheepje is een hangend spantmodel Noordzeeschokker, geheel gedekt, eikenhout, lengte 98 cm, masthoogte 110 cm, breedte bij de mast 35 cm, holte bij de mast 14 cm, totale lengte van de fok tot de helmstok 146 cm, met kluiffok, fok, zeil en bezaan en een boomkor uitgerust, met de steven naar de kansel gericht. In alle Urker kerkgebouwen bevinden zich modellen van het een of ander scheepstype.

Bij de Bethelkerkwaren drie grote regenwaterbakken. Een bak stond ter beschikking van de koster, de twee andere werden verhuurd aan weduwvrouwen, om in dagen van waterschaarste

49

water uit te verkopen. Er werd 2 cent voor een emmer water gevraagd, maar later werd dit wel een stuiver. Heel wat vrouwen gingen voor de was om ”een gang” water naar ”de armenbak”. De koster gebruikte zijn water voor de grote schoonmaak. Dan werden alle stoelen een voor eenin een grote teil afgeboend en te drogen gezet. Ook banken en ramen kregen regelmatig een grote beurt. Hethele gezin van de koster was erbij betrokken, en ook op vrouwen uit de gemeente werd een beroep gedaan. Het eiland Urk had vaak te maken met wateroverlast, maar, vreemd genoeg, meer nog met water-

50

gebrek. Er werd met schepen zelfs water uit de IJssel aangevoerd. Dat was toen blijkbaar nog niet verontreinigd. In 1925 kwam er een eerste (gebrekkige) waterleiding. Eerst na de oorlog en de droogmaking kwamen er enorme verbeteringen op velerlei terrein.

De Bethelkerk stand midden in de gemeenschap. De kerkebakkenvoorzagen in droge tijdenvelenvanhetzo nodigewater. Aande kerkehekken hingenvaaknetten te drogen. De bede- en dankdagen voor de visserij werden in de kerk gevierd, en als er ’’tinge” moest worden gebracht, was dat de droeve taak van predikant en ouderling. Toch ging het er een halve eeuw geleden nog niet zo "democratisch” toe. Stoelen en banken werden verhuurd in verschillende prijsklassen en er waren ook ’’armenblokjes”. Begraven vanuit de kerk was een privilege voor bijzondere personen en gevallen. De grote drie of vier (nl. burgemeester, dominee, dokteren schoolhoofd) kondenonderlingheel watbedisselen in de kleine gemeenschap van toen. De na-oorlogse ontwikkelingen (de afsluiting van de Zuiderzee en de droogmakingen, de opbloei van de Noordzeevisserij, de schaalvergroting en de ontstane kerkelijke verscheidenheid) brachten grote veranderingen teweeg. Ofhet alle verbeteringen waren, zullen we hier in het midden laten.

51

Voor 1951 stonden er in het middenvak en gedeeltelijk in de zijvakken stoelen voor de vrouwen. Mannen en vrouwen zaten gescheiden. Op de galerij zaten alleen jongens. Voor de gemeenteraad en het gezin van de dominee was er een aparte bank, vooraan tegen de oostmuur.

Bij het uitgaan van de kerk verlieten eerst de vrouwen het gebouw. De zitplaatsen werden verhuurd voor (al naar gelang de plaats) 3 gulden, een rijksdaalder ofminder. Twee keer per jaar haalden de diakenen de bijdragen op, met Pasen en Pinksteren. De ene keer kwamen ze om het stoelen- en bankengeld, de andere keerliepen ze voorhettractementvande dominee.

Het verloten van de stoelen verliep niet altijd even stichtelijk, evenmin als het verlaten van de kerk als de vrouwen te snel weg wilden om koffie te zetten.

Het was van ”de kraak”, onderde dienst, een fraai gezicht, een zee van witte hullen; weduwvrouwen droegen een rouwhoedje. Alles verleden tijd, ook de mooie kerkdracht van destijds.

Hoogtepunten

De Bethelkerk heeft tussen 1851 en 1981 uiteraard heel wat bijeenkomsten gekend van allerlei aard: intrede, afscheid, herdenking, jubileum, koorzang, enz. We noemen een politiek debat op een avond in 1905 tussen Mr. H. Smeenge en een aantal opponenten (o.a. meester Jansma) o.l.v. ds. Van Lummel van Zuidland, over o.m. de Tariefwet van die dagen.

We noemen Hervormingsdag 1917 toen door de drie plaatselijke kerken de Reformatie van 1517 werd herdacht in grote eensgezindheid.

We denken aan de massale vieringen van de Bevrijding in 1945 en aan vele Koninginnedagen.

We denken ook aan de morgen van 11 mei 1968. In 1968 was het eiland Urk duizendjaar in de oorkonden bekend. Indatjaar kwam koningin Juliana op Urk en onthulde daar het monu¬ ment voor in zee gebleven vissers. Tevoren was er een korte herdenkingsdienst in de Bethelkerk. Dominee H. Veenstra sprakn.a.v. detekstuitOpenbaring21 vers 1: ”... ende zee was niet meer”. Die woorden staan ook op het momument, dat een vissersvrouw voorstelt, die nog eenmaal omziet naar de zee vanwaar haar geliefden hadden moeten komen.

52
Kerkdracht voor 50jaar. 53
54
Netten tanen onderaan de hoogte.

De foto toont het voomame gezelschap na het verlaten van de kerk op weg naar het monument op de hoge oever van Urk.

Menigmaal hebben vorstelijke personen het pittoreske Urk bezocht. Zowarenop6 mei 1972 prinsesBeatrixenprins Claus in de Bethelkerk om een zangavond van het Chr. Mannenkoor Crescendobij tewonen. Datkoorontvingopdie avondnamelijk ”de gouden tulp”, als waardering voor het aandeel in het geestelijk lied op de plaat. Enige maanden eerder had het koor in Uddel medewerking verleend aande Kerstvieringvande koninklijke familie enindat ongedwongen samenzijn toen spontaan de uitnodiging voor de zangavond gedaan en daar was even spontaan op gereageerd.

55

Bij de hoogtepunten in de geschiedenis van de Bethelkerk behoort ook de radio-uitzending die voor de N.C.R.V. op Urk plaats vond op 12 maart 1928 in de ’’bewaarschool”. Sprekers wareno.m. burgemeesterGravestein, dominee Bouwman, ouderling J.K. Koffeman en ouderling W. Metz, die de leidinghad. Zangen muziekwerdenverzorgddoor’’Halleluja”, ’’Excelsior” en ’’Valerius”.

Het mannenkoor stond onder leiding van Gerrit de Boer (Garret Bakker, de schipper van de ijsloper). Als psalm werd aangeheven: Verhoog, o Heer, Uw naam en kracht (psalm 21 vers 13). De UK 152 haddeomroepervanEnkhuizengehaald. De avond werd een succes. Zelfs uit Brussel kwamen dankbetuigingen. Urker dienstmeisjes, die ”aan de wal” de uitzending voor de radio volgden, constateerden dat die avond de hun zo goed bekende klok in de consistorie van slag was.

Hoogtepunten waren het als met hoogtijdagen dienstmeisjes, loggerlui en oud-Urkers op het eiland kwamen en de Bethel¬ kerkplaatsen te kort kwam. Dat gebeurde ook als ’’mannen van naam” er voorgingen, bijvoorbeeld als prof. Tj. Hoekstra uit Kampen er preekte. Hij was een kleinzoon van ds. Visser en zoon van de oprichter van de Zondagsschool Pieter Hoekstra. Tjeerd gafals student al catechetisch onderwijs en maakte zich geliefd bij de eilanders. Hij preekte latergraagop Urkenoverzijn preken werd lang nagepraat. Hij koos zijn stof uit de kleine profeten (Amos o.a.) en het boek Openbaring. Zijn oudejaarstekstin 1905 was Job 13 vers 9: ”Zal hetgoed zijn, als Hij u zal onderzoeken?”

Zijn ijver voor het zingen van het nieuw-testamentische lied naast de psalmen had in de kerken resultaat. In de Bethelkerk ging men in 1949 tot het zingen van gezangen over bij de feestdagen.

Na het overlijden van de professor in 1936 is er door familie en vrienden nog lang over ”hun Tjeerd” gepraat.

Wie praat over hoogtepunten, weet dat er ook dieptepunten zijn. Nu, ook die heeft de Bethelkerk overvloedig gekend. Landelijke en plaatselijke meningsverschillen en tegenstellingen leidden tot kerkstrijd en -scheidingen, met wonden die nog altijd pijn doen. De Bethelkerkgemeente, die eens meer dan vier-vijfde deelvan de plaatselijke bevolkingomvathad, zagdat aandeel tot ruim een derde gereduceerd. Honderdjaar geleden waren er twee kerkelijke gemeenten op Urk, nu zijn het ermeer

56

dan tien. Het is een stuk kerkgeschiedenis dat zich nog moeilijk laat beschrijven, en zeker niet in ditjubileumboekje.

Bid- en Dankdagen

Op 31 januari 1848 deed de praeses van de kerkeraad, ds. J. Nentjes, hetvoorsteljaarlijks in hetvooijaareengemeentelijke biddag te houden, aleerde vissers de Noordzee bevaren, en een dankdag in het najaar, als zij weer voor de winter thuis komen. Het voorstel werd aangenomen en sindsdien kent Urk een vaste biddag en een dankdag. Na wat verschuivingen in het begin werd de biddag gefixeerd op de tweede woensdag in februari en de dankdag op de laatste dag van hetjaar. Ook de hervormde gemeente sloot zich hierbij aan, en later alle andere kerken.

In de biddagweek werden op den duur allerlei activiteiten op sociaal en cultureel terrein ontplooid, en dan waren alle zalen van de Bethelkerk voortdurend in gebruik. Voor de oorlog was er een nijpend gebrek aan vergaderruimte.

De Bid- en Dankdagen behoorden (en behoren nog) tot de hoogtepunten van het kerkelijke leven. Maar het belangrijkste bleef toch de onafgebroken ’’Dienst des Woords” zondag na zondag, jaar najaar, eeuw uit eeuw in. Voor de Bethelkerk al van 1851 tot 1981.

57
Het uitgaan van de kerk op een Biddag.

Bij de ramp van 1868 verloren op een dag26 mannenhetleven. Zo’n slag was er ook in 1883. Dat legde een zware druk op de gemeente. Erwerdentoenjaren langveel rouwhoedjes gezien in het stoelenvak in het schip van de kerk waar de vrouwen zaten. In en na 1883 is toen herhaaldelijk het volgende lied in de kerk biddend aangeheven: Schenk, o Here, Uwen zegen Aan de Urker vissersvloot, Blijfhen bij op al hun wegen, Help hen in gevaar en nood; Ach, wanneer de golven woeden, Om hun schepen henenslaan, Wil ze dan, o Heer, behoeden, Hoor hun bee goedgunstig aan. Er volgden nog twee coupletten. Het lied (van een Urker dorpsdichter) werd gezongen op de wijs van het toen ook bekende Oudejaarsgezang: Uren, dagen, maanden, jaren....

Orgel en Kerktelefoon

In 1911 kwam ereen orgel. De familie Hessel Snoekwas erop tegen. Een aantal leden onttrok zich deswege aan de gemeente.

Snoek schreefeen ’’Waarschuwingtegen’tgebruikvanmuziek bij denGodsdienst”. Ookzijngrafsteengeefteenwaarschuwing te lezen: ”Een troostwoord uit den hemel voor de geloovigen: Die door den Geest geleid worden, zijn kinderen Gods, voomamelijkinzingenenbidden. Eenwaarschuwendwoorduit de aarde voor diegenen, die in hun godsdienst, bij het zingen, gebruik maken van orgels of andere muziekinstrumenten, die zijn hoogstens gelijk aan de slapende maagden. Door des Heeren Geest mij aldus geopenbaard.”

De orgelkast is meermalen geschilderd. In 1981 met als hoofdkleur baskisch rood afgezet metvermiljoen, groene aarde en bladgroen. Ook het lof- en snijwerk is opnieuw verguld met bladgoud, evenals de labia van de frontpijpen. De oorspronkelijke kleur van het orgel was albast, wat kwam vast te staan na een kleuronderzoek van de heer Roebers.

In 1924 kwam erdoventelefoon in de kerk. Een oude, stokdove vrouw vroeg eens aan koster Nentjes of hij het horentje wilde doorprikken, omdat het verstopt was. Ze had niets gehoord. Later kwam er uitbreiding over het dorp. De eerste aansluitingen kwamen in de buurt van de Bethel bij oude vrouwen: de weduwe vanEvertHakvoortendievanLukasBrouwerenbij de vrouw van meester Jansma. Bij het proberen gebeurde het volgende: Dejonge L. Metz ging voorhetbordje staan om een stukje uitde bijbel voorte lezenen in de consistorie werd de telefoon aangezet. Thuis zaten de luisteraars al met hun telefoon aan het oor. Lourens riep: ”Wat moet ik lezen?” niet wetend, dat er al contact was. Een oude vrouwmeendedatze antwoordenmoestenzeiindehoren: ”Nou,jongen, lees maar een psalm”. En toen er inderdaad een psalm gelezen werd, zei ze: ”Zieje nou wel, dathij mij verstaan heeft?”

De kerktelefoon is nadien voor zeer vele zieken en bejaarden van grote betekenis geweest.

Wist u

dat er veel meer wetenswaardigs valt mee te delen dan in dit boekje aan de orde komt? dat de samenstellers zich voor op- en aanmerkingen houden aanbevolen?

59

Meelevende mensen als de bejaarde breeder Frans de Jong weten zich heel wat van vroeger te herinneren. Egbert Brouwer was jarenlang lezer bij begrafenissen vanuit ”de bewaarschool”. Nooit werd verzuimd een aantal kapittels, waaronder steeds psalm 90, te lezen. De Jong maakte nog mee, dat er zonder orgelbegeleiding gezongen werd. Dreigde het mis te gaan bij een moeilijke psalmwijs, dan schoten voormannen van het Halleluja-koor te hulp. Gerrit Bakker, de schipper van de ijsvlet, sprang er soms de bank voor uit. Als kind liep De Jong wel achterde dominee aan, als die metde hoge hoedop ’’tinge” ging brengen. Als zevenjarige was hij reeds bij ds. Van Anken ”opde lare” enmoestuit’’Borstius” lezen. Hijherinnertzichde dominee en diens zonen nog heel goed. Indewintermaandenwas erookopwoensdagavondkerkdienst. Er was nog geen losstaand doopvont. De schaal voor het doopwater stond op een bordje dat aan de kansel was bevestigd. Erwerd tot in dejaren dertig gecollecteerd metzakjes (Kerk en Armen) aan lange stokken. Als er een extra-collecte was, moesten de zakjes in de consistorie geleegd worden. Het lopen duurde nogal langengebeurde tijdens hetzingen enooknogwel daama. Als dominee de tekst las, stonden de diakenen stil, de stokken omhoog. Er werd wel eens een pilaar geraakt bij het hengelen, of een weduwenhoedje. Candidaat-diakenen oefenden soms van tevoren. Als iemand aan een diaken de zak ’’weigerde”, was dat voor de kerkeraad het teken dat er een kwestie moest worde opgelost. De ouderlingen waren in het verleden meestal mensen van boven de zestigjaar. Leesje de notulenvanvroeger, dan komje opmerkelijke zaken tegen, mooi en minder mooi. Maar ook tref je dezelfde namen aan als tegenwoordig. In de plaats van de vaderen kwamen de zonen en kleinzonen. Waren ze als knapen wel eens rumoerig in de kerk, later bleken het soms echte ’’steunpilaren” te zijn.

Opdejongelingsvereniging”Dejonge Samuel” zoudedominee op bezoek komen. De voorzitter deelde een week van tevoren mee, dat hij daarom zelfde bijbelbespreking zou houden, maar hij drukte iedereen op het hart niet met vragen aan te komen. Hij hield inderdaadopdebewuste avondeengedegentoespraak enwas ervanovertuigd, datde dominee naasthemhetnietbeter had kunnendoen. Hij sprakoverJeremia in de putenverdeelde

Herinneringen
60

z’n stofin drie punten. Toenhij klaarwas, vroeghij kwansuis of er ook vragen waren en haalde al verlicht adem toen zijn medeleden zich aan de afspraak bleken te houden. Helaas, een knaap die de vorige keer gespijbeld had, kwam wel met een vraag. Die wilde weten hoe diep de putwas geweesten hoe lang het touw waarmee Jeremia omhoog was getrokken....

Dat veroorzaakte grote constematie in het zaaltje en de voorzitter kreeg het er zo moeilijk mee, dat de dominee moest ingrijpenenmeteenmindergoede indrukvande gangvanzaken daar vertrok.

Vermeld dient nog te worden, dat de spreker buiten de vergadering niet zo zachtzinnig met de roekeloze vragensteller afrekende.

De luidklokken

In 1870 bouwden architect Van Wijngaarden, timmerman Bregt en loodgieter Tiljet een torentje voor zegge en schrijve / 663,235. Er kwam ook een luidklokje in te hangen, denkelijk in een scheepssloperij gekocht. Bij de verbouwing van 1910 werd een hogere toren gebouwd en een zwaardere klokgekocht. Erstond op: ’’Gegotendoor Gebr. Van Bergen, Midwolde. Ps. 48:10. ”0 God, wij gedenken Uwe weldadigheid in het midden Uws tempels”. 1816-1911”. Deze klok werd in 1943 door de bezetters gevorderd.

In 1947 kwam op de nieuwe klok te staan: ”De oude ontnam ons de Duitsche tyran A.D. 1943. Deze werd verkregen onder Godes zegen A.D. 1947. O God! Wij gedenken Uwer wel¬ dadigheid in het midden Uws tempels”.

Het klokj 61

Deze werd gegoten bij Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel (N.Br.). Toen de toren de klok nietbleekte kunnen dragen, werdde klok overgebracht naar de toren van de Petrakerk en kreeg de Bethelkerktoren voorlopig een elektronische geluidsinstallatie. Ook dat is al verleden tijd. De gerestaureerde toren krijgt een nieuwe klok. Het klokje van 1870 dat in de oorlog verborgen bleef, staat in het museum.

Een meisje gaat met vader mee om in de kerk te kijken; eens even daar omhoog te staan, dat zou haar toch wel lijken.

Grootvader is daar ook geweest, hij mocht er wel eens preken en heeft toen van die hoge plek de Bethelkerk bekeken.

Het meisje klimt de preekstoel op en lacht eens naar haar vader, want die komt met de camera al in de aanslag nader.

Hij kijkt, hij knipt, het is gebeurd, en nu kan elk aanschouwen dat in principe de houten broek zelfs past aan kleine vrouwen.

62

Tijdens de restauratie Een meisje ging met vader

63
mee...

De renovatie van 1981

Bij een renovatie komt heel wat kijken. In december 1979 werd het principebesluit genomen de kerk te restaureren en in februari 1981 werd hetwerk aanbesteed. Op 15 februari was in de laatste dienst ds. Posthumus voorganger. Na het uitspreken van de zegen zong de gemeente Ps. 119 vers 45. Toen sloot de predikant de kanselbijbel en begeleid door de dienstdoende ouderlingen Evert de Boeren Klaas Weerstand brachthij die in de consistorie.

Op 4 december 1981 werd de kanselbijbel door oud-ouderling Meindert Kramer Kz. weer in de kerk gebracht en door ds. Posthumus de preekstoel op gedragen en daar geopend, terwijlopnieuw aangehevenwerd: ”0 Heer, UwWoordbestaat in eeuwigheid”.

Het boek was gerestaureerd door Tran Binh, een Vietnamees die op Urk een verblijfplaats vond.

Die verbouwing van 1981 ligt net achter ons. De plaatselijke kranten hebben er in woord en beeld uitvoerig over bericht. We willen daarom volstaan met het geven van foto’s en van het inwijdingsverslag dat de administrateur, H. Kramer, schreef voor het kerkblad (in hoofdzaak):

De ingebruikneming van de kerk

Vrijdag 4 december 1981 zal in de archieven van de Gereformeerde Kerk genoteerd staan als de datum waarop de Bethelkerk ”weer” in gebruik is genomen. Met het woordje ’weer’ widen wij aanduiden, dat het al diverse keren is geweest, datde kerk sedert de opening in 1851 na een grondige verbouwing weer in gebruik werd gesteld als bedehuis. Ds. Posthumus herinnerde hier ook aan, bij zijn meditatie over 1 Koningen 8:30. Deze tekst was steeds gebruikt bij de opening of heropening van de kerk. En ook hij wilde zich aan de traditie houden.

De predikant was echter niet de eerste spreker in deze samenkomst. Na de opening werd eerst het woord gegeven aan de architect, deheerVan HunnikuitRotterdam. Invogelvluchtgaf hij uitleg over datgene wat zich had voorgedaan rond de restauratie. Hij droeghetgebouw als architectweerover aande

64

gemeente. Dit deed hij aan de voorzitter van de bouwcommissie, de heer Jelle Nentjes. Als tastbaar bewijs van deze overdracht overhandigde hij een envelop met inhoud als aandeel voor de nieuwe luidklok van de kerk. Voordat de voorzitter van de bouwcommissie het zakelijk gedeelte van zijn toespraak naar voren bracht, verzocht hij de gemeente een lied te zingen, als dank aan de Here, dat de restauratie zonder ongelukken mocht verlopen. Staande werd gezongen ”Ik wil U, o God, mijn dank betalen”. Hiema kwam een stukje geschiedenis. Het was niet altijd gemakkelijk. Maar toch wist men elkaar steeds weer te vinden, zodat onder Gods zegen met vreugde gewerkt kon worden. De gemeente stond achter het werk, fmancieel en daadwerkelijk. Dat bleek al tijdens de eerste maandag toen de kerk ’’gesloopt” moest worden. Maar ook in de periode die toen volgde. Banken schuren, ramen afbikken, kerk schoonmaken en verder vele andere werkzaamheden. Steeds waren er vrijwilligers om te helpen. Drie namen werden speciaal genoemd: Hijbo Schudde, Johannes Kramer en Lubbert Kramer. Verder het personeel van de verschillende aannemers/onderaannemers die met veel liefde en enthousiasme hun werk hebben gedaan. De directeur van gemeentewerken, en in hem het gehele gemeentebestuur met alle medewerkers voor datgene wat gedaan is rond de Bethelkerk. Het woonerf verfraait de gehele buitenkant. De heer en mevrouw Roebers uit Vollenhove die samen met de kleurencommissie zo belangrijk waren voor het uitzoeken van de kleuren voor de kerk. Schilder Karel Coenen die zich ook volledig heeft ingezet met zijn familie en personeel. Men is veel dank aan ieder verschuldigd.

En nu kan de kerk weer geopend worden. De gemeente kan de diensten weer houden in ”de kathedraal”. Moge het zo zijn, nu en in de toekomst, dat vanafdeze kansel geen ander Evangelie verkondigd zal worden dan Jezus Christus en Dien gekruisigd.

Toen was het voor velen een ontroerend moment dat oudouderling Meindert Kramer het verzoek kreeg om de bijbel vanuit de consistorie weer de kerk binnen te dragen. Het was toen dat, na het gebed bij de opening van Gods Woord, ds. Posthumus de meditatie hield over de tekst in de aanhef ge¬ noemd.

De predikant legde uit dat in deze tekst uitkomt, dat God op aarde bij de mensen wilde wonen en dat daarom Salomo een huis voor hem mocht bouwen. Dit moest als het ware Gods

65

adres op aarde worden waar de mensen tot Hem mochten naderen, het moest een plaats zijn van offer, een plaats van verzoening, maar bovenal een bedehuis, waar ook de bedevaartsliederen worden gezongen, omdat ook dat gebeden zijn die tot God worden opgezonden. God wil aangeroepen worden door Zijn volk en als het volk dat vergeet, trekt God zich terug en wendt zich af. Zoisookhethuis dat Salomogebouwdhadverwoestenhetleek er daardoor op dat Gods adres toen weg was. Maar het was anders, want als wij ontrouw zijn, God is getrouw, Hij heeft het koningschap vervuld in Zijn Zoon, Jezus Christus, waarvan Hij zei: ”Meer dan de tempel is hier”, en toen bij de kruisiging de voorhang in de tempel scheurde, lietde Here ons zien niet meer aan een adres gebonden te zijn maar overal daar te willen zijn waar Zijn naam gediend en geprezen wordt. Velen vragen zich tegenwoordig af of er dan nog wel aparte tempels en kerken gebouwd moeten worden en de kerkgang staat in Nederland bij velen op de tocht. God verbiedt ons wel tempels met oneigenlijke bedoelingen te bouwen, maar Hij zoekt ook vandaag nog Zijn plaatsen waar Zijn volk contact met Hem houdt. Ook nu geldt, zoals Psalm 133 het verwoordt: ’’Waar liefde woont gebiedt de Heer Zijn Zegen”. Er moet een innige omgang met God zijn en een zorg voor eredienst en offerdienst. Ds. Post¬ humus drukte de gemeente op het hartom daar toch aan vastte houden, en sprak de wens uit dat de prediking in de Bethelkerk (Huis van God) daaraan ook steeds mee mag werken en daarheen mag wijzen.

Na deze meditatie speelde Meindert Kramer een door hem speciaal ter gelegenheid van dit feestelijk gebeuren gecomponeerde improvisatie over het bekende lied: ’’Dankt, dankt nu alien God”, welk lied ook aan het eind door de gemeente werd gezongen.

Hiema kwamen de sprekers die nu eenmaal horen bij een plechtigheid als deze. Namens de oud-predikanten was het dat ds. Veenstra zei: ”Als deze kansel eens kon spreken, watzouhij dan veel kunnen vertellen”.

Burgemeester Buijs sprak als vertegenwoordigervan de burgerlijke overheid. Hij vroegom ook in deze kerk het gebed voor de overheid niet te vergeten.

De heer Junte was de woordvoerder van de hoofdaannemer, de Fa. Klaassen uit Elburg, en daarbij tegelijk ook van de onderaannemers.

66

Een zanggroep, speciaal voor deze avond samengesteld uit ledenvan de Geref. JeugdverenigingonderleidingvanArie v.d. Harst, zong ter afwisseling van de sprekers enkele bekende liederen uit de bundel van Joh. de Heer.

Er waren ook verschillende groepen in de gemeente die daadwerkelijk gezorgd hebben voor de fmancien: de garrenpelsters en -pellers, de inzamelaars van oud papier (extra vermelding: Annie en Giel), de dames van de krans voor de Bethelkerk. De bedragen konden er best zijn: Garren ruim 21 duizend, oud papier ruim 23 duizend en de bazars ruim 47 duizend gulden. Indankwerdendeze bedragen, die EgbertKorf opnoemde, door de boekhouder aanvaard als welkome aanvulling van het bedrag dat nodig is. De boekhouder liet ook een dankwoord horen voor alles wat gedaan was. De totale kosten van de renovatie zijn ongeveer 1.400.000 gulden. Bij het begin was 460.000 gulden beschikbaar, maar tijdens de verbouwingwerd aancollecten, giften, leningen tegen lage rente, e.d. meer dan 530.000 gulden bijeen gebracht. Het vrijwilligverzette werkkanop eentongeschatworden. Drieton moest nog worden geleend.

Ds. Wieringa had toen als opdracht om als praeses van de maand alle sprekers te bedanken voor datgene wat zij hadden gezegd. Ook nog eens alien die hun medewerking gaven. Ofhet nu die op Urk wonende Vietnamese boekbinder was, die de kanselbijbel op bijzonder fraaie wijze had gerestaureerd, ofde Ned. Herv. Gemeente voor het gratis beschikbaar stellen van het Kerkje aan de Zee gedurende de periode dat de Bethelkerk gesloten was: ”Uw aandeel is door onze gemeente zeer gewaardeerd, daarvoorhartelijkdank”. Als blijkvandankwerd aan de president-kerkvoogd van de Herv. Gemeente, de heer Korten, een envelop met inhoud aangeboden. De heer Korten sprak voor de onverwachte financiele bijdrage ook weer woorden van dank.

Aan het einde was het ds. Posthumus die voorgingindankgebed, waama de gemeente de dankpsalm zong: ’’Die gunst heeft God zijn volk bewezen, opdat het altoos Hem zou vrezen”. Over de zang van de gemeente wordt niet afzonderlijk geschreven in dit korte overzicht van de bijna drie uur durende bijeenkomst. Deze werd gevoelvol begeleid door de organisten op het orgel dat ook gerestaureerd is.

67

De kerkzaal (waar de diensten in gehouden worden) is geheel gerenoveerd, maar ook de bijgebouwen zijn aangepast aan de kerkelijke activiteiten.

De Gereformeerde Kerk van Urk heeft een gebouw teruggekregen waarvoor men zeerdankbaarkan zijn. Moge ookover ditgebouwdebedegelden, eens uitgesprokendoor Salomoinde tekstvoorafgaande aande tekstwaaroverds. Posthumus sprak: 1 Koningen 8:29: ”Dat Uwe ogen open zip?, nacht en dag over Voor 1981.

68
69
70
71
72
73

Mannen die het karwei hielpen klaren.

74

Dehaan die 11 mei 1981 dooreenhoogwerkervandetorenwas gehaald, werd er 30 September weer op gezet, en hoog en verloren, staat weer op de toren de kerkhaan te gloren, en hij staart onvervaard op die eenzame stee naar zijn weerhanenaard over land, over zee. En hij maait en hij draait als het eventjes waait met de windstreken mee, en zijn staart, zo vermaard, is die weerhaan wat waard, dat het kraaien... och hee gunt hij de hanen benee: hij is al met draaien tevree.

De toren, die wat scheefgezakt was, werd weer recht gezet en kon opnieuw van een luidklok worden voorzien.

In hetgrote ronde raam in de noordmuur van de kerkzitten nu zes symbolen: bijbel enkruis duidenophetgeloof, hetbrandend hartverbeeldtde liefde enhetankersymboliseertdehoop;bijde toren valt te denken aan wat staat in Spreuken 18 vers 10: bij het blaasinstrument (een soort hoom) aan talrijke teksten waarin een trompet en bazuin genoemd worden, met name ook om de wederkomstvan Christus aan te kondigen; en het snaarinstrument (een harp) wijst ons naar David en zijn spel, en het loven van de Here met lied en muziek. De orgelbeelden wijzen daar ook op: David tokkelt de snaren vandeharpenengelenblazenoptrompetten. Enhebtuweleens gelet op de flguren-in-hout ter weerszijden van het orgelfront? Het doet denken aan psalm 98, psalm 150 en zoveel andere meer.

De renovatie van de Bethelkerk in 1981 kwam tot stand toen predikanten waren de weleerwaarde heren J. Wieringa, C. Bijman, J.L. Posthumus en K. Eykelenboom, en organisten

Tenslotte
75

M.W. Kramer, A. Metz, J.P. Schrijver, P. Brouwer, A. Wakker en Tj. Hoekstra, en kosters A. Hakvoort, W. Kramer en H. de Boer. In de commissie van beheer en de bouwcommissie haddenzittingJ. Nentjes, L. Hennink, H. Hartman, K. Kaptijn, L. Korf, L. Hoekman, D. Bakker, K. Ras, L. Kramer en H.G. Schudde.

Verder zaten in de kerkeraad toen 48 ouderlingen en 15 diakenen. De gemeente telde 3680 doop- en belijdenden leden, en behalve in de Bethelkerk werd gekerkt in de Petrakerk en in ”De Poort”.

Toen op 4 december 1981 de gerenoveerde Bethelkerk weer in gebruik genomen werd, zijn er heel wat goede wensen uitgesproken, zoals we zagen.

Bij de ingebruikneming.

76

We citerenhierhetslotvan de toespraakvands. H. Veenstra, op Urk woonachtig, en daar predikant van 15 juni 1958 tot 1 januari 1979: ”Ik hoop dat jullie kinderen en kindskinderen hier ook nog zitten, en datzij mogen zittenonderde schriftuurlijkeprediking, zoals die door onze vier predikanten wordt gebracht, want daar gaat het om. De gemeente is belangrijker dan een kerkgebouw. Het is ook gemakkelijker een kerk te bouwen ofte herbouwen dan een gemeente, want daar is meer voor nodig dan geld. Wei heb ik alle bewondering voor de liefde en offervaardigheid van de gemeente. Ik hoop, dat doorde genade van de Heilige Geest en de strijd van het geloof de gemeente van Urk net zo mooi wordt als de Bethelkerk nu, en dat de Here met net zoveel plezier op de gemeente neerkijkt, als wij nu de Bethelkerk bekijken, enlatenwij bedenkendatnieteengebouw hethuis van God, deBethel, is, maardatudatbehoortte zijn: eentempelvan de Heilige Geest”.

77

Wist u dat ook het orgelspel in de families zit? (L. Kramer M. Kramer; W. Metz L. Metz A. Metz). dat de orgeltrappers destijds wel de geestelijke windgevers werden genoemd? dat het doophek dateert van 1851 en de kansel van 1885? dat wijk 3 no. 29 gedeeltelijk opgetrokken werd van afbraak van de kerk van 1851 in 1885?

- datde verkiezing(en) voorambtsdragers gehoudenwerd(en) in de middag van nieuwjaarsdag? dat de zusters Rippen en Van den Berg het geld voor de lichtkronen van 1951 bijeen brachten? dat T. Roos de regenwaterbak van Samuel huurde voor 10 gld. perjaar?

- dat de Bethelkerk eerder Zuiderkerk heette? dat ds. Baas op 24 juli 1955 een radio-kerkdienst vanuit de Bethelkerk leidde en in datjaar de pastorie alsjeugdgebouw werd ingericht? dat ds. Nentjes een begin maakte met een kerkelijk archief, maar dat veel na zijn dood verloren ging? dat zijn zoonjarenlangvoorlezer en voorzangerwas? (Meester Jakke). dat het kosterschap lang in de familie Nentjes bleef? dat er in de wintermaanden ook op woensdagavond kerkwas en (bij afwezigheid van de organist) dan de voorzanger weer aan z’n trekken kwam? dat het verkiezen van ambtsdragers en het beroepen van predikanten toen wel wat anders ging dan tegenwoordig?

- dat dominee Nentjes een berijmd grafschrift mee kreeg?

78

Verantwoording

Ditboekje kwam tot standop initiatiefvan de gebroeders Klaas en Auke Weerstand, die veel foto’s maakten en verzamelden (o.m. van Luuk Schudde, Jelle de Vries en Gerrit Wakker) en materiaal aandroegendoorhetinterviewenvanenigegemeenteleden. Albert van Urk gaf druktechnische adviezen en verzorgde de lay-out. Tromp de Vries speurde in oude archieven, brachthetgevondene onderwoorden en redigeerde hetgrootste deel van de tekst, Klaas de BoerenTjalling Ruitenhidden zich bezig met de geschiedenis van het orgel. Velen toonden warme belangstelling, o.m. J. Bakker. Het boekje werd uitgegeven onder auspicien van het ’’Fonds Urker Uitgaven” door boekhandel Koster, en gedrukt bij Zalsman in Kampen. Een gemeentelid stelde zich garant voor de uitgave. Moge hetde vele vrienden vande Bethelkerken hetBethelkerkorgel in en buiten de Gereformeerde Kerk genoegen verschaffen.

79

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.