Filosofie Magazine Editie 9 Inspiratie

Page 1

Hoe krijg je een nieuw idee als je het nog niet hebt?

DOSSIER INSPIRATIE
NUMMER 9 2022 € 8,99
zijn en niet bang zijn Hélène Cixous roept de dood een halt toe Blinde
praktische loso e aan het licht brengt
Bang
vlekken Wat

Deze maand

Coen Simon // Opening

Focus

Hélène Cixous // Interview

4 vragen aan Lot El Hamidi

Alternatieve feiten: AI in de rechtbank Paul van Tongeren // Column

Moreel dilemma: mogen transatleten deelnemen aan vrouwencompetities?

Dossier: Inspiratie

Inhoud dossier

Wat inspiratie is // Spoedcursus

Waar je inspiratie vindt // Portretten

Als de geest je een duwtje geeft // Longread

Ongeïnspireerd enthousiasme // Essay

Denken

Historisch pro el: Michel Serres

Miriam Rasch // Column

Jos Kessels // Interview

Beelddenken

Maarten van Buuren // Interview Elke Wiss // Vragenderwijs

Zelf denken

Filoso e is makkelijker als je denkt: willen

Boeken

Moraliteit door vrouwen // Recensie Dichter bij de waarheid Concrete wereldburgers // Recensie

Luisteren naar stilte // Recensie Boekenkast Boekenshop

Tot slot

Het moment: Hélène Gelèns Agenda

Colofon & volgend nummer

DOSSIER

DOSSIER

Inspiratie

Coverillustratie

Pauline Cremer

‘Laat je inspireren!’, hoor je vaak. Maar wat ervaar je eigenlijk als je geïnspireerd bent? Komt dit enthousiasme uit jezelf voort of moet je ergens door bewogen worden? En voelt een kunstenaar zich op dezelfde manier geïnspireerd als een sporter?

21-39
6 8 14 16 17 18 21 22 26 30 36 40 45 46 52 54 67 59 68 71 72 74 76 78 80 82 83
3
4 FILOSOFIE MAGAZINE

Moraliteit door vrouwen

Vier bevriende vrouwelijke losofen bliezen rond de Tweede Wereldoorlog de ethiek nieuw leven in.

68
De literaire wetenschapsfilosoof De Franse
Michel Serres
40
Maarten
08
‘Ik
Ze is een grande dame in de Franse loso sche traditie: Hélène Cixous. Een gesprek over haar Joodse familiegeschiedenis, angst voor de dood en liefde voor katten. 54 INTERVIEW THEMA 63 Willen wat je niet kunt willen // Gedachte-experiment 64 Arthur Schopenhauer // Close reading 65 Doe het zelf 59 Inhoud 60 Inleiding 61 Wat is de vraag? 62 Dialoog WILLEN 5 NUMMER 9 2022 INHOUD
RECENSIE
losoof
combineerde wetenschappelijke theorieën met romans en mythes.
HISTORISCH PROFIEL ‘De gek is onze medemens’
van Buuren kampt al jarenlang met depressie. Hij pleit voor een andere benadering van psychische stoornissen.
INTERVIEW
wil de dood een halt toeroepen’
8 FILOSOFIE MAGAZINE
beeld Sophie Bassouls

‘Ik wil de dood een halt toeroepen’

Ze is een grande dame in de Franse filosofische traditie: Hélène Cixous. Een gesprek over haar Joodse familiegeschiedenis, over hoe ze door te schrijven de dood indamt en over haar liefde voor katten. ‘Er is altijd leven na het leven.’

Hélène Cixous (1937) ontvangt me bij haar thuis, in haar ruime appartement in Parijs. Nee, ze woont niet alleen, ze heeft het permanente gezelschap van twee poezen, die uitgebreid worden voorgesteld. Cixous houdt van katten. ‘Ze zijn gracieuzer dan een mens ooit kan zijn.’

Poezen figureren regelmatig in het werk van Cixous – die naast filosoof en schrijver ook historicus en hoogleraar Engelse literatuur is. In haar boek Rêvoir (2021) – een samentrekking van rêve (droom), revoir (weerzien), maar ook revoir (weer kijken, zien) en au-revoir (tot ziens) – vergelijkt ze het geheugen met

de poes zelf: ‘Ze denkt alleen maar aan spelen, denken is spelen. Wat is spelen: een bal wegrollen, of een bolletje, of een rolletje, als het maar rolt, prrrt .’

Het is deze associatieve en poëtische stijl die haar werk kenmerkt, waarbij ze woorden uitvindt, louter gebruikt om hun klank of een net iets andere betekenis geeft, de woordvolgorde in de zin verandert of op een eigen manier omgaat met de interpunctie. Op die manier doet ze precies wat het woord ‘poëzie’ inhoudt, afkomstig van het Griekse poieïn , dat ‘creëren’ of ‘maken’ betekent. Cixous maakt haar eigen taal en boort daarmee onvermoede emo -

ties bij de lezer aan. En bij iedere lezer weer andere. Filosoof Jacques Derrida (1930-2004), met wie ze een levenslange diepgaande vriendschap onderhield en de beroemde universiteit Paris VIII oprichtte, noemde haar de grootste nog levende Franstalige auteur.

Van Cixous’ hand verschijnt er sinds de publicatie van haar eerste roman in 1967 (Le prénom de Dieu) bijna elk jaar wel een boek – van romans en filosofische essays tot dichtbundels en toneelstukken –, waarvoor ze verschillende literaire prijzen heeft ontvangen. Haar altijd toegankelijke werk is in vele talen vertaald, maar was dat nog niet

9 NUMMER 9 2022 INTERVIEW

Mogen transatleten deelnemen aan vrouwencompetities?

Transvrouwen houden aan hun geboorte als man fysiologische eigenschappen over die voordeel bieden bij topsport. Is het eerlijk als zij het tegen andere vrouwen opnemen?

door Jeroen Hopster beeld Bas van der Schot

Het optreden van de Nieuw-Zeelandse Laurel Hubbard zorgde voor opschudding tijdens de Olympische Spelen in Tokyo. Niet alleen omdat zij als een van de eerste openlijke transgenderatleten deelnam aan de Spelen, maar ook vanwege de discipline waarin ze dat deed: gewichtheffen. Hubbard, die sinds 2012 als vrouw door het leven gaat, kon in Tokyo geen potten breken. Maar de vraag die haar deelname opriep is voer geworden voor discussie: mogen vrouwelijke transgenderatleten in alle

sporten deelnemen aan de vrouwelijke competitie? Voorheen voerden sportbonden het beleid om op basis van testosteronwaarde te bepalen of een atleet mee mocht doen. Dat leidde echter tot discriminatie waar ook als vrouw geboren atleten de dupe van werden. Steeds meer sportbonden vormen daarom nieuwe richtlijnen. In plaats van lichamelijke kenmerken, stellen pleitbezorgers van transatleten, zou de gender-identificatie of hun wettelijke geslacht de doorslag moeten geven. Maar levert dat wel een eerlijke competitie op?

18 FILOSOFIE MAGAZINE

JATwee morele argumenten ondersteunen de deelname van transvrouwen in vrouwelijke competities. Ten eerste een beroep op inclusie. Sport beoefenen geldt als mensenrecht; niemand mag daarbij worden uitgesloten. Maar in welke competitie kunnen transvrouwen terecht? Transvrouwen zijn vrouwen. Ze hebben een transitie tot vrouw ondergaan, vaak met bijkomende hormoonbehandeling, en hebben in veel landen ook de juridische status van vrouw. Om hen desondanks te weren uit vrouwencompetities is discriminerend. Het tweede argument wijst op de lichamelijke verscheidenheid die atleten eigen is, ook binnen hetzelfde geslacht. De een is van nature lang, de ander snel, weer een ander flexibel. Van lichamelijke gelijkschakeling is in geen enkele sport sprake. Bekijken we mannen en vrouwen als groep, dan bestaan er inderdaad verschillen tussen hun gemiddelde prestaties, maar ook een aanzienlijke overlap tussen beide. Bezie succesvolle transatleten daarom als goed presterende individuen, die – net zoals andere vrouwelijke topsporters – bijzondere lichamelijke kwaliteiten hebben die deze prestaties mogelijk maken. Belangrijk is bovendien dat het lichamelijk voordeel dat transgendervrouwen als groep genieten ten opzichte van andere vrouwen bij lange na niet groot genoeg is om competities te ontwrichten. Kijk naar Hubbard: het lukte haar niet om bij de Spelen een medaille te bemachtigen. Net zoals het vrouwen met lange benen vrijstaat om mee te doen bij het hoogspringen, moet het transvrouwen vrijstaan om mee te doen bij gewichtheffen. Lichamelijke verschillen horen nu eenmaal bij topsport.

NEE

De bestaansreden van aparte mannen- en vrouwencompetities is de fysieke ongelijkheid tussen man en vrouw. Met name qua lichaamskracht hebben mannen vanaf de puberteit een sportief voordeel. Daarom nemen mannen en vrouwen het niet tegen elkaar op in unisekscompetities: bij veel sporten zou de winnaar altijd een man zijn. Transvrouwen die als man de puberteit hebben doorlopen behouden enkele fysieke voordelen, ook na een hormoonbehandeling. Hen laten deelnemen in vrouwencompetities van individuele sporten waar kracht een factor van betekenis is – zoals gewichtheffen, boksen of tennis – is oneerlijk tegenover andere vrouwen. Het principe van fairness , essentieel in competitieve sport, wordt hiermee ondermijnd.

Een alternatief voorstel dat dit principe wél honoreert is om geboortegeslacht als uitgangspunt te nemen. Dit is een duidelijk en objectief criterium. Niet bij alle sporten doet dat criterium ertoe: hippische sporten, schietsporten of racesporten kunnen best gemixt worden. Maar vaak is een indeling op basis van geboortegeslacht eerlijk en wenselijk, net zoals er indelingen kunnen worden gemaakt naar gewichtsklasse, leeftijd of lichamelijke beperking. En inclusie? De Britse sportfilosoof Jon Pike bepleit om in competitieve sport twee categorieën te hanteren: een categorie voor atleten die sinds hun geboorte vrouw zijn en een open categorie waarin iedereen welkom is. Transvrouwen kunnen aan die laatste categorie deelnemen, waardoor hun recht om topsport te beoefenen gewaarborgd is.

19 NUMMER 9 2022 MOREEL DILEMMA
Lichamelijke verschillen horen nu eenmaal bij topsport

Als de geest duwtje je geeft een

Door inspiratie doorbreken we de status-quo en worden we beter, volgens psycholoog Ap Dijksterhuis. Inspiratie voelt goed en geeft energie, dat weten we, maar houdt ook altijd een mysterieus karakter.

‘Je krijgt hulp van buitenaf, zo voelt het.’ door Ap Dijksterhuis

Letterlijk betekent inspiratie ‘inademing’ en je kunt het inderdaad beschouwen als het inademen van de geest. Het onbewuste deel van je hersenen vertelt het bewuste deel wat het moet doen. Je zou kunnen zeggen dat inspiratie optreedt in drie vormen.

Margaret Atwood, de Canadese schrijfster van onder andere The Handmaid’s Tale , schreef het volgende over de manier waarop ze schrijver werd: ‘Het gebeurde gewoon, plotseling, in 1956, terwijl ik een voetbalveld overstak op weg van school naar huis. Ik schreef een gedicht in mijn hoofd, later schreef

ik het op en daarna wist ik dat schrijven het enige was wat ik wilde doen. Ik wist niet dat mijn gedicht niet erg goed was, en als ik het wel had geweten had het me waarschijnlijk weinig kunnen schelen. Het ging niet om het resultaat, maar om de ervaring: het was de opwinding, de elektriciteit die me greep.’

Dit kunnen we de eerste of hoogste vorm van inspiratie noemen. We maken iets mee waardoor we weten wat we met ons leven moeten doen. Het is je roeping. Je kunt ook de fraaie aanduiding ‘evocatie’ gebruiken. De paleontoloog Stephen Jay Gould werd op zijn vijfde door zijn vader meegenomen naar een

museum om het skelet van een T-rex te bekijken. Op dat moment wist hij wat hij wilde. De 13-jarige Robert Smith zag hoe David Bowie op tv het nummer ‘Starman’ speelde en voelde zich alsof hij door de bliksem was getroffen. Niet veel later kreeg hij van een studieadviseur de vraag voorgelegd wat hij later wilde worden. ‘Popster,’ zei hij. De man scheen even gegniffeld te hebben, maar na 45 jaar bestaat zijn band The Cure nog steeds. Tot zover de eerste vorm.

Sergio Herman, horecaondernemer en voormalig chef van Oud Sluis, jarenlang het beste restaurant van Nederland, vertelde ooit hoe hij op het idee kwam voor

DOSSIER
30 FILOSOFIE MAGAZINE

een nieuw recept, wasabi-ijs: ‘Ik had bij een Japanner gegeten. In de auto terug dacht ik na over verschillende soorten sake. Ik vroeg me af hoe je het zure van sake en limoen kunt combineren met het peperige van wasabi, hoe je dat fris kunt presenteren, als hapje vooraf of als bijgerecht… Maar waar die ingevingen vandaan komen…?’

Bij de tweede vorm van inspiratie gaat het niet meer om een roeping, het gaat om een inval. Er komt een idee in ons op dat leidt tot een nieuw doel. Het kan gaan om een nieuw gerecht, een wetenschappelijk inzicht, een nieuwe lesmethode waardoor leerlingen beter leren et cetera. Een enkele toevalstreffer daargelaten is alles wat de mensheid ooit uitvond het gevolg geweest van inspiratie; dat geldt voor de relativiteitstheorie, voor de Mona Lisa , maar ook voor zoiets als smeerkaas.

Ten derde denken we bij inspiratie aan een flow-ervaring waarbij informatie uit het onbewuste als vanzelf naar boven lijkt te komen. De schrijver typt zijn woorden en heeft daar geen bewuste sturing bij nodig, de gitarist speelt zonder erbij na te denken, er is een communicatiestroom met het onbewuste tot stand gebracht. Je voelt dan inspiratie. Er zijn talloze anekdotes over, vooral van muzikanten. Veel mensen die een hobby uitoefenen herkennen dit gevoel. Of je nu houdt van schrijven, schilderen, boetseren of bloemschikken, we kennen allemaal die momenten waarop het voelt alsof het vanzelf gaat. Het liefst zouden we elke dag de omstandigheden creëren waarin deze automatische stroom tot stand wordt gebracht. Je hebt er een speciale mindset voor nodig die je soms vindt, terwijl het op andere dagen minder goed lijkt te lukken. Bij deze derde vorm van inspiratie gaat het om het op gang brengen van het proces van cre-

eren: je onbewuste moet ongehinderd informatie doorgeven aan het bewustzijn. Bob Dylan zei over zijn liedjes: ‘Ze kwamen gewoon in me op, het was niet dat ik ze hoefde te componeren.’

Transpiratie

Als we het schrijverschap als voorbeeld nemen kunnen we de drie vormen van inspiratie als volgt omschrijven. De eerste vorm van inspiratie is het besef dat je weet dat je schrijver bent. Of dat je schrijver moet zijn. Het is je roeping. De tweede vorm van inspiratie is het krijgen van een idee voor een nieuw boek. De derde vorm is wat er gebeurt als je schrijft. Je zit achter je schrijftafel of op een terras in de oude binnenstad van Genua en je produceert woorden en zinnen.

Schrijfster Renate Dorrestein noemde de laatste twee vormen respectievelijk de initiële flits of de big bang die een boek mogelijk maakt, en de eindeloze hoeveelheid vallende sterretjes die onderweg nodig zijn om het boek kunnen voltooien. Haar beeldspraak zou bij sir Isaac Newton tot een goedkeurende knik hebben geleid.

De drie vormen van inspiratie vertonen overeenkomsten. De belangrijkste is dat alle vormen van inspiratie de ontvanger het gevoel geven dat ze iets magisch meemaakt. Dit maakt het inspiratie. Je krijgt hulp van buitenaf, zo lijkt het. Je wordt geholpen door een hogere macht. Daarnaast gaat inspiratie gepaard met positieve emoties, hoewel die per vorm van inspiratie enigszins van elkaar verschillen. Ze vervullen ook een andere functie. We komen daarop terug als we in meer detail kijken naar de verschillende vormen.

De vormen zijn niet altijd haarscherp van elkaar te onderscheiden. Je zou kunnen zeggen dat het een continuüm is waarbij roeping, doelen en het proces

Inspiratie. Hoe we tot grootse prestaties komen Ap Dijksterhuis Prometheus 360 blz. € 25,-

van creëren in elkaar over kunnen lopen. Een doel kan zo veelomvattend zijn – denk aan een inval waarbij zich een opzet aandient voor het schrijven van een zevendelige romancyclus over een tovenaarsleerling – dat het kan voelen als een roeping.

Er bestaan veel misverstanden over inspiratie. Sommigen verklaren het heilig; het is een godsgeschenk, het komt van boven, het is puur geluk. Anderen bagatelliseren het. Kunst en wetenschap zijn voor 10 procent inspiratie en voor 90 procent transpiratie, zeggen de noeste werkers met de vinger geheven. Of ze gaan nog een stap verder: het gaat alleen om transpiratie; inspiratie is onbelangrijk. Allemaal onzin. Alsof inspiratie en transpiratie tegenpolen zouden zijn. Alsof je zonder inspiratie iets bereikt. Transpiratie zonder inspiratie levert geen boek op, maar een eindeloze serie letters.

Het goede nieuws is: inspiratie komt niet van boven, inspiratie dwing je zelf af. Inspiratie krijgen heb je voor een aanzienlijk deel in eigen hand. Het minder goede nieuws: voor inspiratie moet je keihard werken. Je krijgt het niet voor niets.

Dat geldt voor alle niveaus van inspiratie. Sommige mensen vinden hun roeping, anderen moet lang zoeken, maar iedereen zal hard moeten werken om iets te bereiken. David Bowie op tv zien maakt je nog geen goede gitarist. Voordat je een idee krijgt voor een nieuwe wetenschappelijke verklaring, een

31 NUMMER 9 2022 LONGREAD
46 FILOSOFIE MAGAZINE

‘We zijn nu eenmaal blind voor onze blinde vlekken’

Praktische filosofie helpt bij het zoeken naar nieuwe ideeën, laat Jos Kessels al jaren zien. ‘Je kunt in jezelf zitten peuren, maar met de juiste technieken en de juiste gesprekspartners heb je een rijker domein.’

Veel mensen houden zich met filosofie bezig, maar weinig mensen kunnen filosoferen,’ stelt Jos Kessels (1948), de grootmeester van de Nederlandse praktische filosofie. Tijdens de studie wijsbegeerte leer je dit volgens Kessels in elk geval niet. Op het terras van een Amsterdams café, op veilige afstand van de universiteit, legt hij uit hoe je wél leert filosoferen.

‘De meeste mensen hebben gek genoeg geen idee wat een gesprek is, ofschoon ze voortdurend aan het praten zijn,’

schrijft u. Wat bedoelt u daar precies mee?

‘Mensen praten voortdurend met elkaar, maar een gesprek voeren over essentiële zaken, oftewel filosoferen, kunnen ze niet. Zelfs leidinggevenden zijn niet in staat om daar gesprekken over te voeren.’

Ook filosofen kunnen dit vaak niet, volgens u.

‘Filosofen hebben de neiging om metagesprekken te voeren. Wat voor methode passen we toe? Is die legitiem? Zo kom je nooit in het gesprek zelf terecht. Filosoferen is een techniek op zich, een vak

dat je moet leren. Als je rechten of medicijnen studeert, krijg je naast de theorie ook de praktijk. Bij de studie filosofie krijg je alleen de theorie.’

Hoe het in de praktijk wél moet staat in het recent verschenen handboek Hoog spel , waaraan u hebt meegewerkt. Dat telt meer dan 300 pagina’s, waarop 85 verschillende technieken staan, met elk weer hun eigen stappenplannen. Die overdaad suggereert dat je filosoferen beter aan de expert kunt overlaten. ‘Vrijwel iedereen drinkt weleens een borreltje en denkt na over diepere

‘ 47 NUMMER 9 2022 PRAKTISCHE FILOSOFIE

Massamens

door Thijs Lijster

In een beroemde scène uit de film Life of Brian van Monty Python spreekt het titelpersonage, dat voor de Messias wordt aangezien, een massa mensen toe die zich voor zijn huis verzameld heeft. Hij zegt: ‘Jullie hoeven niemand te volgen! Jullie zijn individuen, jullie zijn allemaal verschillend!’ Iedereen herhaalt slaafs zijn woorden, behalve één persoon, die z’n hand opsteekt en zegt: ‘Ik niet.’ De grap zit ’m natuurlijk in de logische paradox: de enige die ontkent anders te zijn, ís het daar-

mee juist. Maar de scène legt ook een waarheid bloot over het menselijke bestaan. Iedereen is uniek, niemand wil tot de massa behoren, en juist dat maakt ons gelijk.

In Museum Voorlinden is GROUND te zien, een overzichtstentoonstelling van de Britse kunstenaar Antony Gormley (1950). Gormley gebruikt onder andere sculpturen en installaties om de relatie tussen het menselijk lichaam en de ruimte om ons heen te onderzoeken.

beeld uitsnede uit Amazonian Field (1992), Antony Gormley waar Museum Voorlinden, Wassenaar wanneer t/m 25 september

52 FILOSOFIE MAGAZINE

‘Ik heb hier al een heel sterke mening over’

Elke Wiss is praktisch filosoof en stelt hier elke maand vragen bij stellige uitspraken die ze tegenkomt

De kennis met wie ik zat te praten had haar wenkbrauwen hoog opgetrokken en haar stemvolume flink opgeschroefd om haar woorden kracht bij te zetten. Als ze zich zou opgeven voor het Nationale Kampioenschap Verongelijkt Zijn, zou ze het winnen. De kennis in kwestie is docent. Ze geeft les aan jongeren tussen de 14 en 20 jaar en wilde met een leerling in gesprek over een onderwerp waarover de meningen sterk zijn, en verdeeld. De leerling weigerde, want ‘Ik heb hier al een heel sterke mening over’, dus in gesprek gaan was niet nodig.

Toen de leerling door een klasgenoot werd gevraagd waar die mening op was gebaseerd (veel gelezen, onderzoek gedaan, gesprekken met ervaringsdeskundigen, logica en deugdelijk redeneren – je weet wel, de zaken waar we allemaal onze mening op baseren), was het antwoord: ‘Nergens op, ik voel dat gewoon zo.’

‘Dat is toch belachelijk!’ aldus kennis. ‘Ik probeer die jongeren iets van kritisch denken bij te brengen, en ze weigert gewoon haar eigen mening te onderzoeken. Dat is zwak.’

Zonder dat ik het zelf doorhad zat ik driftig te knikken. ‘Belachelijk jaja, heel

stom, nounou, het is wat met die jeugd van tegenwoo…’

Midden in het gesprek realiseerde ik me dat ik zelf misschien een mening heb over ‘mensen met sterke meningen’.

Is een mening hebben (en daaraan vasthouden) een teken van zwakte? Als dat zo is, waarom wordt een ‘sterke mening’ verkondigen dan doorgaans eerder beloond dan afgestraft? In talkshows en opiniestukken zie ik regelmatig mensen met een ‘heel sterke mening ergens over’. Zelden tref ik op deze plekken iemand die het nog niet helemaal weet.

Of had ik zelf een mening over mensen met een mening?

Zijn er ook zwakke meningen? En hoe herken je het verschil? En betekent een mening hebben inderdaad dat je niet meer in gesprek hoeft? Of is het andersom, en wijst een mening erop dat je als de sodeknetter in gesprek moet om die mening te onderzoeken en, zo nodig, bij te stellen?

Is er überhaupt iets sterk aan een mening hebben?

ELKE
VRAGENDERWIJS 67 NUMMER 9 2022

WILLEN

Inleiding

Willen is makkelijker als je denkt. Tenzij je niet wilt willen. Een kleine inleiding in de filosofie van de wil.

60

Voor u een vraag 61 De filosoof stelt vragen. Maar welke vragen stelt de

Dialoog 62

Een kort gesprek tussen Socrates en Phaedrus over

Gedachte-experiment 63

Kun je een vleermuis willen zijn? Kun je een ander

Close reading 64

Filosofie is ook makkelijker als je leest. Neem hier de tijd voor een paar regels Arthur Schopenhauer over

filosoof dan? willen, begeren en de rede. zelf willen hebben? de onvrijheid van de wil.

Doe het zelf

Nadenken is leuk, maar zelf denken is nog leuker. Wat denk je zelf over willen? Zet het op papier.

65

FILOSOFIE IS MAKKELIJKER ALS JE DENKT
59 NUMMER 9 2022

Wetenschap toetst met experimenten de feiten, filosofie toetst met experimenten het denken.

Willen wat je niet kunt willen

Stel je voor!

Hoe zou het zijn om een vleermuis te zijn? Die vraag stelde de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel (1937) in het beroemd geworden artikel ‘What is it like to be a bat?’ uit 1974. Kunnen we ons voorstellen hoe het is om een vleermuis te zijn? Voor kinderen is dat niet zo’n probleem. Die stellen zich met het grootste gemak voor hoe het is om een poes, een spin of een vleermuis te zijn. Het succes van verhalen over Minoes, Spiderman of Batman danken we vooral aan ons voorstellingsvermogen. We verplaatsen ons even in een ander wezen of een andere wereld. Kinderen houden het niet bij deze voorstelling. Ze wíllen Batman zijn! En terwijl ze met cape en masker van de bank naar de tafel springen

Maar stel de vraag nu nog eens. Hoe is het om een vleermuis te zijn? Kun je je dit voorstellen? De vleermuis staat nogal anders in het leven dan wij. Maar we weten wel veel over vleermuizen. Bijvoorbeeld hoe ze via sonar en echolocatie hun plaats bepalen in de ruimte en deze ruimte ervaren. Hoe ze vliegen, hoe ze eten. Maar hoeveel we ook weten van een ander wezen, we kunnen natuurlijk nooit weten hoe het is om dat andere wezen te zijn zonder dat we in die voorstelling ook nog onszelf zijn.

En dus kunnen we ons strikt genomen niet voorstellen hoe het is om een vleermuis te zijn. Als we ons voorstellen hoe het is om je een ruimte voor te stellen via sonar, dan zien we simpelweg niets waar we ons in kunnen verplaatsen.

Betekent dit dan ook dat je niet kunt weten hoe het is om een ander mens te zijn? En kun je eigenlijk wel een ander willen zijn?

Echt?!

Kunnen we ons echt niets voorstellen bij hoe het is om een vleermuis te zijn? Laat staan hoe het is om een ander mens te zijn? Natuurlijk wel – als voorstelling. Maar daar gaat het Nagel niet om. Hij wilde laten zien dat bewustzijn iets is dat hoort bij de ervaring te weten hoe het is om te zijn zoals je bent. Toch heeft het gedachte-experiment gevolgen voor ons idee van willen. Kan ik bijvoorbeeld wel zeggen dat als ik alzheimer krijg ik niet langer wil leven? Welke ik wil dan niet meer leven? What is it like to have Alzheimer’s?

FILOSOFIE IS MAKKELIJKER ALS JE DENKT
GEDACHTE-EXPERIMENT
63 NUMMER 9 2022
54 FILOSOFIE MAGAZINE

‘Het patroon van een psychische afwijking is het gevolg van eigen keuzes’

Schrijver en denker Maarten van Buuren kampt al jaren met depressie. Met de ontdekking van het werk van de existentialistische psychiater Ludwig Binswanger ging hij de psychische stoornis anders zien. ‘Hij beschouwde de patiënt niet als gek, maar als medemens.’

door Lianne Tijhaar beeld Amke

Stel dat er in jouw leven structureel dingen fout gaan. Elke keer ga je weer op je bek en je snapt niet waardoor het komt. Dan moet je bij jezelf te rade. Dit is geen toeval meer. Dit is een patroon.’ Maarten van Buuren (1948) zit aan tafel in zijn Utrechtse appartement. Tussen ons in ligt een exemplaar van zijn nieuwe boek De gek als medemens. Hoe we onszelf in

de waanzin leren kennen , met op de cover een grote spiegel. In zijn boek deinst Van Buuren er niet voor terug om in die spiegel te kijken, ruim twintig jaar nadat hij – toen hoogleraar Franse letterkunde – werd gevloerd door zijn eerste depressiecrisis. ‘Medicijnen hebben mij op de been geholpen. Daarna is de vraag: waar komen die patronen vandaan die me op de knieën hebben gedwongen?’

Van Buuren schreef al eerder over zijn depressie in Kikker gaat fietsen (2008). In zijn nieuwe boek brengt hij filosofische verdieping aan, na het lezen van het werk van de Zwitserse psychiater Ludwig Binswanger. Binswanger ontwikkelde in de jaren vijftig een nieuwe benadering van de psychiatrie, gebaseerd op de existentialistische filosofie.

‘ 55 NUMMER 9 2022 INTERVIEW
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.