FEBEM Focus 22

Page 1

FEBEM focus BEDRIJVIG IN MILIEUZORG

#22 April 2012

Daar is … het materialenbeleid!

▪▪ Afgedankte zonnepanelen: recycling op komst ▪▪ Grindsubstitutie: kans voor granulaten ▪▪ Recycling zeldzame aarden: geen fictie ▪▪ Bio-energie: een stand van zaken ▪▪ Milieubedrijven doen CO2 emissies dalen

1


Wij produceren slijtdelen  Een competente contactpersoon bij u in de buurt  Meten en advies bij u ter plaatse  Alleen bij CRACO: Premium-slijtvast staal CRACOX 400 tot CRACOX 650  Altijd leveringsmogelijkheden dankzij enorme voorraad ®

®

CRACO Belgïe Stefan van Marcke GSM 0498-515363 s.vanmarcke@telenet.bee


Inhoudstafel

4

Storm op zee

5

VLAREA is niet meer, leve het VLAREMA!

9

End Of Waste Glas: de laatste rechte lijn

11

De verwerking van afgedankte zonnepannelen of hoe energie en materialen samengaan

13

De effectiviteit van grindsubstitutie

17

Zwerfvuil in zee – de kunststofindustrie zoekt oplossingen

18

Landfillmining: België trekker van Europese toekomst?

20

Recycling als Europees antwoord op Chinese exportbeperkingen van zeldzame aarden

23

Bio - Energie in Vlaanderen 2011

25

Groenestroomcertificaten : Wallonië (nog altijd) op zoek naar een oplossing !

28

De rol van waste-to-energy in het nieuwe materialendecreet

30

Meetpoorten voor de detectie van radioactieve stoffen: aandacht voor detectie aan de bron moet blijven!

32

FEBEM sluit raamakkoord outplacement met RIGHT en GALILEI

33

Job in de kijker: personeelsverantwoordelijke

36

“Van ecologische black point tot economische hotspot”

37

Partner in de kijker: TERBERG MATEC

40

Sector van Belgische milieubedrijven zorgt voor miljoenen tonnen vermindering van CO2-emissies

42

FEBEM-leden ontvangen lokale politie om de handhaving rond ‘grond en stenen’ te versterken

43

Privésector steeds actiever inzake huishoudelijk afval

45

Hof van Cassatie velt opmerkelijk arrest

47

Uitdagingen in verder sorteren van bedrijfsmatig verpakkingsafval

48

Vlaams bodemcongres: veel volk kijkt over het muurtje

49

AMORAS: Oplossing voor Slibverwerking Antwerpse haven

51

Welzijn op het werk: FEBEM blijft hameren op preventiebeleid bij haar leden

53

Europa tekent de bakens uit voor haar milieubeleid van de komende jaren

54

Afval inzamelen met paarden: terug van weggeweest?

Edition française sur demande.

56

Selectief ingezameld

Deze FEBEM Focus wordt gedrukt op 100 % gerecycleerd en chloorvrij papier.

58

Deontologische code

59

Overzicht standpunten en visies van FEBEM

60

Ledenlijst

FEBEM Focus is het periodieke ledenblad van de Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer. April 2012 Adres: FEBEM - Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer Heizel Esplanade 1 Bus 87 1020 Brussel Tel. 02 757 91 70 Fax 02 240 27 29 E-mail info@febem-fege.be Website www.febem-fege.be Redactie: Werner Annaert

Hoofd- en eindredacteur,

Anita Cosaert, Cédric Slegers, Baudouin Ska en Mireille Verboven. Realisatie: 2Mpact (www.2mpact.be) V.U. Werner Annaert abonneren op de focus kan via onze website www.febem-fege.be.

3


FEBEMFOCUS

Bedrijvig in milieuzorg april 2012

Storm op zee Werner Annaert, Algemeen directeur

Als er storm op zee is, moet je de wind in de zeilen krijgen. Niet te weinig en niet te veel. Kan het een leidraad zijn voor onze leden tijdens de huidige en komende crisisperiode? Zowat alle economische parameters wijzen op zwaar economisch weer. We zijn in dit land ook officieel in een recessie. Overheden slagen er niet of zeer moeilijk in hun begrotingen in orde te brengen. En ondertussen blijven sommige drukkingsgroepen de kop in het zand steken en met vuur spelen.

Dit kan louterend werken en is vaak hét positieve element aan crisissen, dergelijke zelfreflectie. FEBEM vond het alvast hoog tijd om het voorbeeld te geven. Momenteel loopt er een intense bevraging bij onze leden en bij heel wat externen over het functioneren en de toekomst van de federatie. Want ook wij zullen ons moeten aanpassen aan de gewijzigde macro-economische omstandigheden. Er is storm op zee, maar onze zeilen moeten scherp aan de wind staan en zeker niet scheuren.

We zullen niet met de klassieke middelen uit deze financiële zware periode geraken. Naast een strikt besparingsprogramma voor overheden en private ondernemingen zullen innovatieve investeringen absoluut noodzakelijk zijn voor de verdere uitbouw van onze toekomst. Begint het afgezaagd te klinken als we zeggen dat onze sector hierin een centrale rol kan spelen? Waarom blijft het dan toch zo veel bij woorden en zo weinig bij daden?

Deze FEBEM FOCUS probeert u alvast een kijk te geven op enkele nieuwe uitdagingen voor onze sector. Zeldzame aarden, landfill mining, kunst­ stofafval op zee, het nieuwe materialendecreet en de VLAREMA, end of waste glas… allen krijgen ze een plaatsje in deze FOCUS. Voorwaar, deze thema’s zouden in de FEBEM FOCUS van pakweg 2007 nogal futuristisch geklonken hebben, en nochtans is dat maar 5 jaar geleden.

Administraties die ons goed kennen, zien ondertussen onze mogelijkheden. Maar het is een zaak ook andere overheden, economische administraties, ruimtelijke ordening, mobiliteit, openbare werken, onderwijs, toerisme, energie, stedenbeleid e.d. hier van te overtuigen. Maar dan moeten overheden schotten breken, die soms al decennia lang tussen hen zijn opgebouwd. We spreken dan nog niet over politieke schotten die moeten doorbroken worden. Kortom, willen we onze samenleving verdere welvaart garanderen dan zal ook het politieke niveau in de spiegel moeten durven kijken en haar huidige manier van werken in vraag stellen.

Graag nemen we ook de tijd om voor u eens de job van personeelsverantwoordelijke in het licht te plaatsen, want met alle sociale discussies hebben deze collega’s het zeker niet onder de markt. Ook plaatsen we TERBERG (als partner) en ENVISAN (als lid) centraal. Verder komen heel wat andere onderwerpen en dossiers aan bod zodat ook deze FOCUS weer een goed gevulde boterham geeft voor allen die actief zijn in of interesse hebben voor de sector van de milieubedrijven. Veel leesgenot! •

Werner Annaert, Algemeen Directeur, FEBEM

4


VLAREA is niet meer, leve het VLAREMA!

­

De Vlaamse Regering heeft op 17 februari het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van Materiaalkringlopen en Afvalstoffen (VLAREMA) goedgekeurd. Het VLAREMA is het resultaat van een grondige herziening van het VLAREA,.Het geeft uitvoering aan veel van de principes uit het Materialendecreet. Het Materialendecreet is de basis voor een duurzaam afvalstoffen- en materialenbeleid en werd in december 2011 door het Vlaams parlement bekrachtigd.

Elmar Willems, OVAM

VLAREMA wordt vanaf 1 juni 2012 van kracht, op enkele uitzonderingen en overgangsmaatregelen na. Gelijktijdig treedt het materialendecreet in werking en wordt het afvalstoffendecreet uit 1981 opgeheven. Een kantelmoment in de evolutie van het afvalstoffenbeheer naar een geïntegreerd materialenbeheer.

neemt Vlaanderen deze ongewijzigd over. In afwezigheid hiervan, formuleert het VLAREMA specifieke eisen voor bepaalde materiaalstromen en toepas­singsgebieden, met name voor gebruik als bouwstof, bodem, meststof of bodemverbeterend middel en in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas bij stortplaatsen. Het VLAREMA behoudt grotendeels de bijlagen met materialen en de meeste parameters en milieutechnische normen uit het VLAREA. In vergelijking met het VLAREA, zijn er twee nieuwe toepassingsgebieden, waarvoor de minister een nadere regeling uitwerkt: non-ferrometalen die bestemd zijn voor de non-ferrometallurgie en metalen uit de ferrometallurgie.

Wat moet ik zeker weten over het nieuwe VLAREMA? 1. Maak kennis met een nieuwe regeling voor grondstoffen. “Grondstoffen” zijn in het VLAREMA gedefinieerd als einde-afvalstromen of bijproduct­en die geen afvalstoffen zijn. De term “secundaire grondstoffen” wordt verlaten. Bestaande gebruiks­ certificaten of grondstofverklaringen die onder de huidige, informele regeling vallen, worden voortaan beschouwd als “grondstofverklaringen”. Het omslagpunt van afvalstof naar niet-afvalstof, ligt bij de uitgang van een proces. Dat betekent dat degene die een materiaal ontvangt als afvalstof, dit materiaal ook als afval moet verwerken. Als er echter is voldaan aan specifieke samenstellingsen herkomsteisen, dan spreekt men niet langer van een afvalstof en wordt het materiaal als volwaardige grondstof of product gebruikt, mits de gebruiker eventuele gebruiksvoorwaarden in acht neemt.

De term “secundaire grondstoffen wordt verlaten.”

Ook een materiaal of toepassingswijze die niet in VLAREMA geregeld is, komt voor een grondstofstatuut in aanmerking. De OVAM behandeld de aanvraag tot grondstofverklaring via een nieuwe, eenduidige procedure en gaat daarbij uit van de basisvoorwaarden die het Materialendecreet oplegt om iets als niet-afvalstof te beschouwen. In tegenstelling tot de eerdere versies van het VLAREMA die de Vlaamse regering goedkeurde, vervalt de a-priori eis tot grondstofverklaring bij de inzet van afvalstoffen als brandstof.

Indien Europa milieutechnische einde-afvalcriteria uitvaardigt voor een bepaalde materiaalstroom, dan

5


2. De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt voor een aantal stromen en de specifieke voorschriften werden hier en daar aangepast. De aanvaardingsplicht blijft een belangrijk instrument om producenten en verdelers van producten hun financiële of operationele verantwoordelijkheid te laten nemen. Collectieve plannen zijn ook mogelijk. Dit is minder bindend, maar vraagt ook expliciete engagementen van actoren in een materiaalketen, zoals bij landbouwfolies. Voor gebruikte frituurvetten en –oliën van huishoudelijke oorsprong vervalt de aanvaardingsplicht en is een collectief plan voldoende. Voor afgedankte zonnepanelen wordt de aanvaardingsplicht ingevoerd vanaf 1.1.2013. Het VLAREMA stelt duidelijk dat voor de inzameling via de gemeentelijke infrastructuur van aanvaardingsplichtige stromen van huishoudelijke oorsprong, de samenwerking tussen prodcuenten en gemeenten verplicht is en dat de inzameling tegen een billijke vergoeding moet gebeuren. Afwijkingen zijn wel mogelijk.

Specifiek voor groenafval zal er een centraal meldpunt komen. Producenten van groen­afval melden het groenmateriaal dat bij hen onstaat. Het meldpunt moet verzekeren dat groenafval naar de meest geschikte vorm van nuttige toepassing gaat. De terugval van composteerbaar materiaal bij groencomposteerders wordt daarmee opgevangen. De precieze uitvoering van deze bepaling verdient nog de nodige aandacht. Sommige verwerkingshandelingen zijn niet toegelaten. De stort- en verbrandingsverboden blijven van kracht. Brandbare afvalstoffen mogen in principe niet gestort worden en recycleerbare materialen mogen niet gestort of verbrand worden. Het verbrandingsverbod geldt echter ook voor “gemengde afvalstoffen” die overeenkomstig een code van goede praktijk, vastgesteld door de minister, in aanmer­king komen voor uitsortering, en de uitgesorteerde stromen die in aanmerking komen voor hergebruik en recyclage. Het huisvuil, zoals vermeld in het uitvoeringsplan voor huishoudelijke afvalstoffen, en het vergelijkbaar bedrijfsafval dat samen wordt opgehaald met het huisvuil, vallen niet onder het verbrandingsverbod. In 2012 zal er ervaring opgedaan worden met de ontwerp van code van goede praktijk die de OVAM onlangs publiceerde, zodat er een goede balans wordt gevonden tussen bron- en nasortering. De verwachting is dat de minister de code niet voor 2013 zal bekrachtigen.

3. Het VLAREMA bevat een aantal algemene voor­ schriften voor de selectieve inzameling, de verwer­ king en verwijdering van afvalstoffen. Er werd een aanscherping van de regel doorgevoerd dat er selectief gesloopt moet worden, bij sloopvolumes van 1000m3 of meer. PMD en asbestcement­ houdende afvalstoffen zijn opgenomen als selectief in te zamelen stroom bij huishoudens. Bijna alle gemeenten in Vlaanderen hebben hier in de praktijk al de nodige erva­ringen mee. De PMD-inzameling bij bedrijven is nog niet verplicht.

Specifiek voor groenafval zal er een centraal meldpunt komen.

4. De erkende overbrenger verdwijnt. Afgezien van een overgangsmaatregel, zullen de beheerders van afval die de verantwoordelijkheid nemen over het aankopen of aannemen van afval en het kiezen van een juiste bestemming, worden beschouwd als inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of –makelaars. Zij moeten beschikken over een registratie bij de OVAM (en niet langer over een erkenning). Bijkomend moeten ze werken volgens een door henzelf opgesteld kwaliteitsborgingssysteem, als zij handelen in gevaarlijke afvalstoffen. De minister kan bovendien andere afvalstoffenstromen aanwijzen

6


waarvoor ook een kwaliteitsborgingssysteem nodig is. Het borgingsysteem moet om de vier jaar gekeurd worden door een onafhankelijke keuringsinstelling. De OVAM zal een code van goede praktijk opstellen voor de werkwijze van de keuringsinstellingen.

de grondstoffen die in het VLAREMA behandeld worden. Op veel plaatsen is rekening gehouden met de elek­ tronische mogelijkheden. Denk aan het het bijhouden van registers en analysegegevens van grondstoffen, of bij de toepassing van de EVOA-regelgeving. Zelfs een identificatieformulier tijdens het vervoer van afvalstoffen kan elektronisch zijn.

In een poging om de recyclage van bedrijfsafvalstoffen een impuls te geven, zijn inzamelaars en handelaars verplicht informatie te verstrekken aan de afvalstoffenproducenten over de afvalstoffen die verplicht gescheiden moeten worden aangeboden. Daarbij komt een nieuwe bepaling die vanaf 1 januari 2013 in werking treedt, die stelt dat de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die gemengd bedrijfsafval inzamelt, verplicht is om met de afvalstoffenproducent een contract af te sluiten. In het contract staat een duidelijke vermelding van de slectief in te zamelen fracties en hun vooropgestelde inzamelwijze. Bij het naleven van het contract, mag de afvalstoffenhandelaar ervan uitgaan dat de selectieve inzameling aan de bron door de afvalstoffenproducent correct gebeurd is. Een praktische consequentie kan zijn dat contracten heronderhandeld moeten worden of dat er aanvullende bepalingen worden opgenomen.

Duurzaam materialenbeheer is één van de 13 transversale thema’s binnen Vlaanderen in Actie. Het zet aan tot nieuwe vormen van samenwerking over de grenzen van de beleidsdomeinen heen, en in partner­schap met ondernemers, onderzoekers, verenigingen en burgers. Het VLAREMA wil een plaats innemen in dit bredere transitieproces en duurzame en innovatieve oplossingen ondersteunen om materiaalkringlopen in diverse productieen consumptiepatronen maximaal te sluiten. De wetgeving zal daarom vanaf de start al onderwerp zijn van evaluatie en bijsturing. De bevoegde minister voor leefmilieu zal voor 1 januari 2014 een formele evaluatie maken van de uitvoering van het VLAREMA en ambities bijstellen, praktijkervaringen integreren of de efficiëntie verbeteren.

Daarbij komt een nieuwe bepaling die vanaf 1 januari 2013 in werking treedt, die stelt dat de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die gemengd bedrijfsafval inzamelt, verplicht is om met de afvalstoffenproducent een contract af te sluiten.

Tegelijk met de definitieve goedkeuring van het VLAREMA, heft de Vlaamse Regering het Sectoraal Uitvoeringsplan Hoogcalorisch Afval op met ingang van 1 juni 2012. Met ingang van het Materialen­decreet en de implementatie van het zelfvoorzieningsprincipe vervalt de jruidische basis voor het HCA-plan. Meer weten? Vragen, antwoorden en de nieuwe wetteksten zullen terug te vinden zijn op www.ovam.be/ materialenbeleid. Binnenkort zal er onder meer een handleiding Grondstoffen ter beschikking staan. •

Voor vervoerders van afvalstoffen geldt een registratieverplichting. Deze registratie hoeft niet per definitie in Vlaanderen te gebeuren. Er wordt een wederzijdse erkenning van registraties in landen van de Europese Economische Ruimte ingevoerd. Een Duitse of Waalse vervoerder die in Duitsland of Wallonië geregistreerd is, zal zich dus niet meer opnieuw in Vlaanderen moeten registreren. 5. De introductie van “materialenregisters”. Hierdoor kunnen ook niet-afval­stoffen gegevens opvragen. Voorlopig is dit beperkt voor een lijst van materialen die de minister vaststelt en die overeenkomt met

Elmar Willems OVAM

7


K WA L I T E I T O P W E G EN ROUTE POUR LA QUALITE

hoogkwalitatieve machines bedrijfszekerheid service 24/24 u. wisselstukkenbeheer onderhoud klantvriendelijkheid

machines de haut qualité fiabilité service 24/24h. gestion de pièces de rechange entretien acceuil clientèle

Geen loze woorden maar bij ons een dagdagelijkse opdracht.

Ne sont pas des vaines paroles mais notre mission journalière.

www.schmidt-belgium.be

SCHMIDT BELGIUM SCHMIDT BELGIQUE

Boomsesteenweg 74 - B 2630 Aartselaar Route de Wavre 110 - B 4280 Hannut

www.schmidt-belgique.be

Tel.: +32(0)3 458 15 85 Tel.: +32(0)19 65 76 32

Fax: +32(0)3 458 18 25 e-mail: info@schmidt-belgium.be Fax: +32(0)19 65 76 33 e-mail: info@schmidt-belgique.be


End Of Waste Glas: de laatste rechte lijn

Glas was een van de eerste afvalstromen die door Europa werd uitgekozen om een End of Waste (EOW) – statuut te bekomen, dit in uitvoering van de nieuwe Kaderrichtlijn Afval die zo’n 2 jaar geleden werd goedgekeurd. Zo’n 2 jaar is er ondertussen gewerkt aan de voorwaarden om het EOW-statuut te bekomen. Dit project nadert nu de eindmeet. Het Joint Research Center (JRC) is de Europese instantie die de EOW-criteria uitwerkt. Het eindrapport van JRC over het einde-afvalstatuut voor glas is eind 2011 afgesloten en is begin februari op de website van de Europese Commissie gepubliceerd. Baudouin Ska, Adjunct-Directeur FEBEM

De Europese ambtenaren zullen op 4 mei een ontwerp opmaken van “Europese Verordening van de Raad, tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer bepaalde soorten glasafval niet langer als afval worden aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad”. Deze Verordening wordt daarna onderworpen aan de Raad van Europese Milieuministers ter goedkeuring. Daarna volgt de controleprocedure door het Parlement (waarvan de rol beperkt is tot het nagaan of de Raad zijn rechten niet heeft overschreden). Na vertaling zal de Verordening worden gepubliceerd en zal normaliter 6 maand later in werking treden. Loopt alles goed, zal de tekst over een klein jaar worden gepubliceerd. Maar de grote principes liggen nu al vast.

(bv. glas met PMD). Hoewel het glas afkomstig uit dergelijke inzameling van slechtere kwaliteit is, heeft JRC de deur voor deze stromen niet willen sluiten. De idee erachter is dat er nog technische verbeteringen mogelijk zijn aan de sorteerinstallaties voor glasafval zodat in de toekomst dergelijk glas mogelijk nog kan leiden tot een goede kwaliteit.

Hoe zal het systeem werken?

2. Het verwerkingsproces. Hiervoor is de enige voorwaarde dat de apart ingezamelde glasstromen niet worden gemengd met andere stromen bij de verwer­ kingshandelingen. Met andere woorden dient elke selectieve inzameling te worden gevolgd door een selectieve verwerking. Wat de verwer­kings­technieken betreft, hebben de deskundigen de situatie niet willen stilleggen op basis van de vandaag gebruikte technieken. In een min of meer verre toekomst zal het met de technische vooruitgang mogelijk zijn om vergelijkbare, of zelfs hogere kwaliteitsniveau’s te krijgen dan deze bekomen met de huidige technieken. Als conclusie: alle verwerkingstechnieken worden a priori bruikbaar, voor zover zij in stromen resulteren waarvan de kwaliteit het mogelijk maakt dat zij rechtstreeks worden gebruikt in het productieproces van nieuwe glazen producten.

Om de End Of Waste- status te bekomen zal men garanties moeten kunnen geven op 3 niveaus : (1) de afvaloorsprong, (2) het verwerkingsproces en (3) de kwaliteit van de uitgaande stroom

Om de End Of Waste- status te bekomen zal men garanties moeten kunnen geven op 3 niveaus : (1) de afvaloorsprong, (2) het verwerkingsproces en (3) de kwaliteit van de utigaande stroom. 1. De afvaloorsprong. Het verslag van JRC stelt voor om enkel voor glasafval dat selectief werd ingezameld de mogelijkheid te voorzien om EOW te worden. Het glas dat is gerecupereerd uit gemengde restafvalstromen zal dus niet in aanmer­king komen. Het verslag stelt ook voor om glasafval afkomstig uit de gezondheidszorg en gevaarlijk glasafval uit te sluiten. Het verslag pleit echter niet voor de uitsluiting van glas die via multistromen selectieve inzameling­en (“comingled collection”) is ingezameld

9


Duidelijke definitie: aangezien het woord « glas­ scherven » (“cullet”) een woord is dat ook in de nietprofessionele omgang wordt gebruikt, is er het risico dat onduidelijk is welke lading juist wordt gedekt. Daarom willen we verduidelijken dat het gaat over “furnace ready cullet”, nl. glasscherven die onmiddellijk kunnen ingezet worden. Eigendomsoverdracht: het al vermelde verslag van JRC voorziet in de toekenning van het EOW-statuut op het moment van de eigendomsoverdracht. Dit betekent echter dat het EOW-statuut zeer laat in de keten kan gebeuren terwijl al voordien de scherven aan alle voorwaarden kunnen voldoen. Wij vragen dus het schrappen van de koppeling aan de eigendomsoverdracht en het louter bekijken van het beantwoorden van de scherven aan de voorwaarden voor onmiddellijke inzetting.

3. De kwaliteit van de uitgaande stroom: zoals hierboven vermeld is het de bedoeling dat het eindproduct van de recuperatie een productieproces rechtstreeks mag binnenkomen. Er zijn 4 kwantitatieve criteria inzake de toegelaten verontreiniging in glasscherven, namelijk (1) ferro metalen ≤ 50 ppm, (2) non-ferro metalen ≤ 60 ppm, (3) niet-metallische mineralen ≤ 100 ppm voor de fractie boven 1 mm, en ≤ 1500 ppm voor de fractie gelijk aan of onder de mm, (4) de organische fractie ≤ 2000 ppm.

Wij vragen het schrappen van de koppeling aan de eigendomsoverdracht en het louter bekijken van het beantwoorden van de scherven aan de voorwaarden voor onmiddellijke inzetting.

Elke producent van een EOW-stroom moet bovendien over een kwaliteitssysteem beschikken waarvan de procedures garanderen dat de drie bovenvermelde stappen worden nageleefd. Het systeem zal door een externe erkende instelling worden gecertificeerd en zal om de drie jaar worden gecontroleerd. Het moet op verzoek ter beschikking van de overheid worden gesteld.

Uitbreiding van het toepassingsgebied: de recuperanten verdedigen de voorgestelde kwaliteitscriteria van de inzetbare glasscherven. Echter, ook al voldoen de scherven aan deze voorwaarden, dan bestaan er nog mogelijkheden voor afzet buiten de glasfabrieken. Deze mogelijkheden kunnen nu geen EOW-statuut bekomen en wij menen dat dit onterecht is. Indien dezelfde kwaliteitsscherven elders kunnen worden gebruikt, moet dit ook met een EOW-statuut mogelijk zijn. •

Zijn we tevreden als milieubedrijven? FEBEM heeft door de knowhow die onze glasrecuperanten hebben, echt kunnen wegen op de besprekingen op Europees niveau. Raf Van Swartenbrouck (GRL), voorzitter van de FEBEMwerkgroep Glas heeft heel wat tijd en energie in dit dossier gestoken, ondersteund door het FEBEMsecretariaat. Binnen de Europese federatie voor afvalbedrijven, FEAD, en de Europese federatie van glasrecuperanten, FERVER hebben wij als Belgen de pen vastgehouden. Er blijven echter voor ons nog enkele punten die o.i. door de nationale administraties en de Europese Commissie moeten ter harte genomen worden vóór de vergadering van 4 mei.

Baudouin Ska Adjunct-Directeur FEBEM

10


De verwerking van afgedankte zonnepannelen of hoe energie en materialen samengaan ­

Eind 2011 waren er meer dan 5 miljoen ton PV (Photo-Voltaïsche) -modules geïnstalleerd in Europa. De verwachtingen zijn dat tegen 2015(1) daar nog eens 6,5 miljoen ton aan zullen toegevoegd worden . Door de beslissing van de Europese Unie om de terugname en recyclage van PV-modules verplicht te maken, zullen deze aanzienlijke hoeveelheden toekomstig afval op een dag in de recyclage-industrie terechtkomen, een business met hoge verwachtingen en positieve vooruitzichten voor de komende jaren.

Jan Clyncke, Afgevaardigd Bestuurder van PV CYCLE

De afgelopen jaren zijn grote ontwikkelingen en investeringen gerealiseerd. PV CYCLE, vandaag het enige collectieve terugname- en recyclageschema in Europa dat volledig operationeel is, kan al recyclagetechnologieën aanbieden met gemiddelde recyclagepercentages van 80 tot 90%. Niettemin staat het recycleren van PV-modules nog in zijn kinder­ schoenen. Om hoge recyclagepercentages mogelijk te maken voor alle materialen die gebruikt worden in PV-modules, bijvoorbeeld ferrometalen en nonferrometalen, silicium, glas evenals zeldzame aardmetalen, zijn verdere investeringen in Onderzoek & Ontwikkeling nodig. PV CYCLE werkt samen met de recyclage-industrie actief aan nieuwe opportuniteiten, maar de hoeveelheden zijn vaak nog te klein om eigen filialen of recyclagelijnen op te zetten.

gebaseerde PV-module, bestaat uit glas. Zo’n 10% bestaat uit metalen zoals koper en aluminium. De rest bestaat uit kunststoffen en een zeer klein percentage halfgeleidermaterialen.

Dankzij hun gelijkaardige morfologie, structuur en samenstelling als de producten uit vlakglas, werkt PV CYCLE op dit vlak momenteel samen met de recyclagebedrijven voor vlakglas.

Voor de niet-silicium gebaseerde PV-technologieën, is de (PV-) industrie begonnen met de ontwikkeling van speciale recyclagetechnieken, waarbij voornamelijk gebruik gemaakt wordt van verschillende chemische baden. Deze kunnen al tot 95% van de halfgeleidermaterialen recupereren en 90% van het glas. Het glas van deze gerecycleerde modules wordt verder verwerkt door de glasrecyclagebedrijven. Deze drie technologieën werden ontwikkeld en geïmplementeerd in Duitsland.

Aangezien PV-modules een technische levensduur hebben van 35 jaar en de constructie van grote PVinstallaties pas begonnen is in de jaren negentig, verwacht PV CYCLE binnen de komende 10-15 jaar een aanzienlijk aantal versleten PV-modules die zullen worden afgedankt. Tot vandaag zijn meer dan 3.600 ton ingezameld binnen de koepelorganisatie van PV CYCLE. Een groot aantal van deze ingezamelde PVmodules zijn gebaseerd op silicium. Dankzij hun gelijkaardige morfologie, structuur en samenstelling als de producten uit vlakglas, werkt PV CYCLE op dit vlak momenteel samen met de recyclagebedrijven voor vlakglas. Ongeveer 80% van een silicium 1

Gecumuleerde nieuwe PV-installaties voor 2012-2015, originele aantallen afgerond, EPIA

11


Wat de op silicium gebaseerde modules betreft, kunnen vandaag enkel het glas en de metalen gerecupereerd worden voor gebruik in nieuwe materialen. Het recycleren van siliciumplakken – silicium gelamineerd met kunststof folies – staat nog maar in zijn kinderschoenen en materialen van draden of verbindingen worden nog steeds thermisch behandeld. PV CYCLE heeft zich als doel gesteld om te werken met recyclagetechnologieën die het mogelijk maken om recyclagepercentages te bereiken van 80 tot 85% van het gewicht van een module. Daarom werkt de vereniging samen met een aantal ondernemingen om dit ambitieuze doel te bereiken. Daarnaast zijn recycleurs van over heel Europa bezig met het uitvoeren van testproducties en werken ze aan de mogelijke implementatie van efficiënte processen en technieken. PV CYCLE ondersteunt deze ondernemingen met modules en expertise. De doelstelling is om recyclagepartnerschappen te ontwikkelen over heel Europa.

De doelstelling is om recyclagepartnerschappen te ontwikkelen over heel Europa. Naarmate het aantal afgedankte PV-modules stijgt, zal het recycleren efficiënter en interessanter worden voor alle betrokken partijen. PV CYCLE voorspelt dat in 2012 ongeveer 2.000 ton PV-afval zal geproduceerd worden, wat volgens de verwachtingen geleidelijk aan zal stijgen tot 3.400 ton tegen 2015. De meeste van de ingezamelde modules komen uit Duitsland, Italië, Spanje en Frankrijk. Andere belangrijke PV-markten zijn België, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en de Tsjechische Republiek. •

Jan Clyncke Afgevaardigd Bestuurder van PV CYCLE


De effectiviteit van grindsubstitutie VITO-studie uitgevoerd in opdracht van het Onderzoekscomité van het Grindfonds

Op 14 juli 1993 keurde de Vlaamse regering het decreet in verband met de regeling van de grindwinning in het Limburgse Maasland goed. In dit ‘grinddecreet’ (B.S. 17/10/1993) werd gesteld dat het economisch surplus van grindwinning, die voor de regio als gering werd bestempeld, niet opwoog tegen de in de regio toegebrachte ecologische schade. Essentieel voorzag het grinddecreet in een geleidelijke afbouw en, overeenkomstig artikel 14§1, in de stopzetting na 31 december 2005 van elke activiteit van grindwinning in de provincie Limburg. Kris Broos, Onderzoeker VITO

De vooropgestelde afbouwperiode van ongeveer 15 jaar werd voldoende geacht om enerzijds de betrokken sector toe te laten zich aan dit perspectief aan te passen en anderzijds het zoeken naar alternatieven voor het grindgebruik te concretiseren. In april 2009 werd het grinddecreet een laatste keer gewijzigd en werd er voorzien in 3 uitzonderings­ situaties waarbij grindwinning verder mogelijk blijft, namelijk 1) grind gewonnen als nevenproductie bij de winning van het onderliggende kwartszand; 2) grind gewonnen bij de uitvoering van infrastructuurwerken; en 3) grind gewonnen bij de realisatie van projectgrindwinning (maatschappelijke projecten van groot openbaar belang). Eveneens werd de einddatum van 31 december 2005 uit het Grinddecreet geschrapt. Dit laatste om de opgelopen achterstand bij het realiseren van de toegekende quota op een economische en ecologisch verantwoorde manier te realiseren. Anno 2011 zijn echter alle toegekende quota (op een zeer kleine minderheid na) volledig ontgonnen.

zijn er studies met een focus op grindsubstitutie (9), ander­zijds studies met een focus op grindbesparing (4) en finaal ook algemene onderzoeksprojecten met een focus op specifieke knelpunten en inzichten (5). Het onderzoek naar alternatieven voor grind is ook volledig toegespitst op hoogwaardige betontoepas­ singen (grindvervangers in bv de asfaltsector komen niet aan bod) en is enkel uitgevoerd op de volgende

De zoektocht naar relevante grindvervangers, die het volume van de Vlaamse gewestelijke grindproductie kunnen overnemen, werd de focus van het Onderzoekscomité van het Grindfonds. Als resultaat van hun herhaalde oproepen tot projectvoorstellen (in totaal 7 oproepen sinds 1995) werden in totaal 18 onderzoeksprojecten uitgevoerd. Op basis van deze 18 studies bracht VITO het substitutiepotentieel voor grind in Vlaanderen in kaart.

Deze foto geeft een voorbeeld van hoe soilmixing kan gebruikt worden ter vervanging de klassieke betonnen palen als grondkerende constructies (project aangaande grindbesparing, uitgevoerd door CVR).

Bij de analyse van de 18 studies worden duidelijk 3 types van onderzoek onderscheiden: enerzijds

13


stromen: gerecycleerde granulaten afkomstig van bouw- en sloopafval of productieafval (focus op beton­granulaat), slakken (stinox, metamix), bodem­ assen, en de inerte fractie van huishoudelijk afval.

zeker bij veranderende randvoorwaarden (vb. economische, wetge­vende, financiële aspecten). Uit de overkoepelende effectiviteitanalyse blijkt dat het grootste potentieel voor grindsubstitutie voor Vlaanderen de gerecycleerde granulaten afkomstig van bouw- en sloopafval (10.000 kton) zijn, dit in vergelijking met het eerder beperkt potentieel van de andere secundaire granulaten samen (<1.000 kton). Bij de gerecycleerde granulaten is nu al aange­ toond dat vooral de betongranulaten (3.200 kton) integraal als grindvervanger kunnen dienen. De belangrijkste knelpunten die een hoogwaardig gebruik van deze grindsubstituten in de weg staan zijn het gebrek aan garanties over de continue kwaliteit en samenstelling van de gerecycleerde granulaten en betonproducten gemaakt met deze gerecycleerde granulaten (gebrek aan vertrouwen) gekoppeld aan het ontbreken van prestatiegerichte bestekken (nu hoofdzakelijk middelenverbintenissen). Echter, de laatste jaren heeft het thema ‘Duurzaam materiaalgebruik in de bouw’ zeer veel aandacht gekregen (zie ook ViA-project, Vlaanderen in Actie) en zijn er verschillende initiatieven op de sporen gezet om de

Op basis van de onderzoeksrapporten wordt voor grindsubstitutie een potentieel naar voor geschoven van 550 kton/jaar terwijl het potentieel voor grindbesparing 82 kton/jaar bedraagt. Een grondige actualisatie van deze studies (op basis van verschillende interviews bij de betrokken bedrijven zelf) toont aan dat dit potentieel in 2010 niet werd gehaald. De effectieve grindsubstitutie bedroeg slechts 40 kton terwijl de besparingen goed waren voor 35 kton. Enkel gerecycleerde betongranulaten afkomstig van eigen bedrijfsafval werden in 2010 succesvol ingezet bij de ondervraagde bedrijven. Omwille van verschillende redenen werden de andere potentiële grindsubstituten tot nu toe niet ingezet. Vaak omdat zeer grote investeringen moeten gedaan worden (slakken en assen) of de perceptie van het risico nog te groot is (gerecycleerde granulaten afkomstig van externe bronnen). Er is aldus nog een grote groeimarge voor grindsubstitutie in Vlaanderen,

Aanleg van een proefvlak door gebruik te maken van meerdere soorten recyclinggranulaat. (project aangaande grindsubstitutie, uitgevoerd door OCW)

14


granulaten hoogwaardig worden toegepast in Vlaanderen, wat neer komt op ongeveer 10% van de beschikbare alternatieve granulaten. Voor laagwaardige toepassingen (funderingsmarkt) is grind zo goed als volledig vervangen door de overige 90% van de gerecycleerde granulaten. De verwachtingen zijn dat het hoogwaardig gebruik van alternatieve granulaten (gerecycleerde granulaten en secundaire granulaten) de komende jaren zal toenemen, maar vermoedelijk eerder traag (1 à 2% per jaar) tenzij bepaalde externe factoren de inzet van de alternatieve granulaten sterk zouden versnellen. Zolang de funderingsmarkt voldoende afzetmogelijk­ heden biedt voor de gerecycleerde granulaten zal verschuiving naar meer hoogwaardigere toepassingen geremd worden. Een krimp in de funderingsmarkt daarentegen gekoppeld aan het huidige stortverbod voor bouw- en sloopafval kan de verschuiving naar meer hoogwaardige toepassingen versnellen.

Opstelling van kleinschalig veldexperiment waar onder gecontroleerde neerslagcondities de milieu-impact van grindsubstituten op grondwater en onderliggende bodem wordt opgevolgd in de tijd (lysimeters). (project aangaande de milieu-impact van grindsubstituten, uitgevoerd door VITO)

kwaliteitsgaranties en het vertrouwen te verhogen. Zo is er de evolutie van een Afvalstoffendecreet naar een Materialendecreet, de ontwikkeling van een keten­beheersysteem met daaraan gekoppeld eenheidsreglement, de verplichting van selectieve sloop voor bouwwerken >1.000 m³ en de opstart van een ‘Monitoringsysteem Duurzaam Oppervlaktedelfstoffenbeleid’ in een samenwerkingsverband van LNE, OVAM en VITO.

Alternatieve granulaten (zowel gerecycleerde als secundaire) kunnen eveneens een positieve en steeds grotere bijdrage leveren om aan deze behoefte te voldoen zodat de bouwsector minder afhankelijk wordt van de import van granulaten uit andere regio’s of landen.

Uit bovenstaande blijkt dat de Vlaamse markt op korte en middellange termijn duidelijk nog behoefte heeft aan grind, al dan niet afkomstig uit eigen ontginningen (omwille van o.a. middelenverbintenissen en esthetische aspecten). De toekomstige behoefte aan granulaten voor zowel de hoogwaardige als laagwaardige toepassingen speelt een belangrijke rol in deze dynamiek. Alternatieve granulaten (zowel gerecycleerde als secundaire) kunnen eveneens een positieve en steeds grotere bijdrage leveren om aan deze behoefte te voldoen zodat de bouwsector minder afhankelijk wordt van de import van granulaten uit andere regio’s of landen. •

In totaal werd in 2010 in Vlaanderen nog ongeveer 6.000 kton grind gebruikt, deels afkomstig uit eigen ontginningen, deels uit import. De belangrijkste substitutie van grind in Vlaanderen werd in 2010 echter gerealiseerd door import van steenslag en niet door gerecycleerd materiaal. In totaal werd er, afhan­­k­elijk van de bron, tussen de 6.300 en 11.000 kton steenslag geïmporteerd in vergelijking met slechts 2.000 kton in de periode 2006-2007. Van het grind wordt nog ongeveer 4.650 kton gebruikt in hoogwaardige betontoepassingen (stortbeton en betonwaren). Naast het natuurlijk grind wordt in deze hoogwaardige toepassingen ook ongeveer 560 kton gerecycleerde betongranulaten ingezet. Daarnaast wordt ook nog eens 700 kton grind gebruikt in asfalttoepassingen naast 650 kton gerecycleerd asfaltgranulaat. Uit deze cijfers kunnen we besluiten dat vandaag reeds 1.210 kton gerecycleerde

Kris Broos Onderzoeker VITO

15



Zwerfvuil in zee – de kunststofindustrie zoekt oplossingen De voordelen van kunststoffen bij het gebruik - hun bestendige eigenschappen en hun licht gewicht - worden een nadeel wanneer het plastic afval achterblijft in de natuur. In Vlaanderen heeft Ovam onderzoek verricht naar de omvang van het zwerfvuilprobleem: het omvat, in eenheden uitgedrukt, meer dan 37 miljoen stuks sigarettenpeuken, 8.5 miljoen stuks kauwgom en 29.2 miljoen stuks ‘ander zwerfvuil’. In gewicht raamt Ovam de hoeveelheid zwerfvuil op 11.760 ton, waarvan 21,64% kunststof. Een eenvoudige berekening leert dat dit 2.545 ton plastic zwerfvuil is, of 0,85% van het totale hoeveelheid post consumer kunststofafval in Vlaanderen. Geert Scheys,
Secretaris-Generaal

FEDERPLAST.BE
Vereniging van producenten van kunststof- en rubberartikelen vzw

Het overgrote deel van het kunststof afval in ons land wordt ingezameld en verwerkt: 30% wordt gerecycleerd, 62% verbrand met energieproductie en 8% gestort onder gecontroleerde omstandig­heden. Helaas is elders in de wereld het afvalbeheer niet altijd zo goed georganiseerd als bij ons. In minder ontwikkelde landen eindigt afval dikwijls op straat en wordt dan bij regen of overstromingen afgevoerd naar de rivier en zo naar de oceaan, met alle gevolgen vandien.

van de 5e International Marine Debris Conference in Hawaii. Deze verbintenis van de wereldwijde kunststofindustrie formuleert enkele concrete initiatieven om het impact van zwerfvuil op het mariene milieu te reduceren (www.marinedebrissolutions.org).

Volgens een rapport van UNEP (het milieuprogramma van de Verenigde Naties) wordt er jaarlijks 6,4 miljoen ton afval gestort in de oceanen waarvan 5.6 miljoen ton door de commerciële scheepvaart.

Het zwerfvuil op het vasteland is slechts één van de oorzaken van de vervuiling van de oceanen met drijvend afval. Volgens een rapport van UNEP (het milieuprogramma van de Verenigde Naties) wordt er jaarlijks 6,4 miljoen ton afval gestort in de oceanen waarvan 5.6 miljoen ton door de commerciële scheepvaart. Andere bronnen zijn visserij, cruiseschepen, militaire vloot, onderzoekschepen, ferry’s, offshore platformen, pleziervaart… Er zijn bijkomende internationale afspraken en sensibilisatie nodig om hieraan een oplossing te bieden.

Daarnaast werd een pilootproject opgezet met de Vlaamse Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (www.sdvo.be) en de Europese Waste Free Oceans Foundation (www.wastefreeoceans.eu). Vlaamse vissers zijn gedurende 5 dagen uitgevaren met speciale netten voor het vangen van drijvend afval. De bedoeling was om experimenteel na te gaan of een langdurig project voor het vissen van drijvend afval met steun van Europese visserijfondsen nuttig zou zijn. Het project wordt wetenschappelijk begeleid door een onafhanke­ lijk onderzoekscentrum en krijgt ook financiële steun van de preventiecampagne van Fost Plus en het Vlaamse Gewest (www.indevuilbak.be). Na sortering en analyse zal het opgeviste plastic afval worden gerecycleerd door de firma Ekol NV. De lancering van het project begin november 2011 kreeg ruime weerklank in de pers en krijgt ondertussen navolging in andere Europese landen en zelfs buiten Europa, op de Caraïben. •

Om deze nieuwe problematiek op een proactieve wijze aan te pakken publiceerde Federplast.be in 2009 twee persmededelingen om steun toe te zeggen aan het ‘Fishing for litter’ programma in de Noordzee en om de Belgische autoriteiten te vragen hun expertise op het vlak van duurzaam materialenbeleid op internationaal niveau uit te dragen. Federplast.be nam daarenboven het initiatief om met Europese zusterfederaties een onderzoeksproject te financieren van de Universiteit van Gent over de aanwezigheid van microplastics in zeeorganismen. In maart 2011 werd de “Joint Declaration for Solutions on Marine Litter” ondertekend ter gelegenheid

Geert SCHEYS,
 Secretaris-Generaal

FEDERPLAST.BE

17


Landfillmining: België trekker van Europese toekomst? Stijgende grondstoffen en energieprijzen doen de interesse voor landfill mining over de hele wereld toenemen. In Europa wordt het aantal oude en nieuwe stortplaatsen geschat op 150.000 tot 500.000. De hoeveelheid materialen uit deze stortplaatsen kan instaan voor 5% van onze jaarlijks behoefte aan materialen gedurende 25 jaar (DMC = Domestic Materials Consumption). Alleen al in Duitsland gaat het over meer dan 100 miljoen ton schroot, 15 miljoen ton non-ferro metalen en bijna 500 miljoen ton gemiddeld en hoogcalorisch materiaal. Duitsland behoort net als België tot de landen die het best recycleren. In andere landen wordt nog relatief meer waardevol materiaal in stortplaatsen verwacht. Dr. Ir. Daneel Geysen, Senior Researcher KUL

Oude stortplaatsen hebben geen afdichtings­ lagen die verontreiniging van grondwater en bodem moet vermijden. Voor dergelijke stortplaatsen zijn er mogelijk op termijn bijkomende beschermingsmaatregelen nodig. Recente stortplaatsen zijn wel milieu­veilig maar de gebruikte afdichtingslagen vertonen op termijn defecten. Deze defecten worden verwacht op een termijnen in de grootteorde van 50 jaar. De OVAM heeft de laatste 20 jaar 80 miljoen moeten inzetten om 5 problematische oude stortplaatsen aan te pakken. Wanneer lanfdillmining mogelijk was geweest lag de kost potentieel 75% lager.

gebruik van grond als tussenafdek en de degradatie van biologisch materiaal zorgt voor 30% tot 70% fijne materialen (slib tot < 4 mm) waarvoor specifieke toepassingen nodig zijn.

Het gebruik van grond als tussenafdek en de degradatie van biologisch materiaal zorgt voor 30% tot 70% fijne materialen (slib tot < 4 mm) waarvoor specifieke toepassingen nodig zijn.

Bedrijven, overheden en kennisinstellingen hebben zich verenigd in interdisciplinaire consortia om deze uitdaging aan te gaan en landfillmining mogelijk te maken. We onderscheiden twee vormen van landfillmining: in-situ en ex-situ. In het in-situ verhaal wordt er geen materiaal uit de stortplaats verwijderd. De me­thaanextractie wordt gestimuleerd en tot het uiterste gedreven. Milieuveiligheid wordt gegarandeerd door een zo snel mogelijke realisatie van stabiliteit desnoods met tijdelijk verhoogde maar aanvaardbare emissies. Het land wordt waardevol ingezet zij het voor een ecologische functie of residentiële bebouwing. In het ex-situ verhaal wordt materiaal opgegraven en verder verwerkt tot grondstoffen, producten en energie. Een volgende stap, verder dan de huidige stand der technologie is de combinatie van de in-situ en de ex-situ benadering om maximale valorisatie te realiseren.

Doelstellingen met betrekking tot milieuveiligheid en met betrekking tot recyclage van materialen kunnen voor stortplaatsen efficiënter gezamenlijk worden gerealiseerd. Een samenwerking tussen overheden en bedrijven waarbij elke partij oog heeft voor de belangen van de ander is de sleutel tot succes. Er zijn echter nog een aantal technische knelpunten typisch voor alle landfillmining projecten. Zo is onderzoek en ontwikkeling nodig om de scheiding van materialen uit stortplaatsen nog verder te verbeteren. Het

In het zuiden van België werkt een consortium van bedrijven en kennisinstellingen met steun van de

18


Waalse Regio via het plan Marshal 2.vert en GreenWin aan het onderzoeks- en ontwikkelings­project MINERVE. Via dit consortium maken bedrijven, waaronder Shanks, zich klaar om verschillende landfillmining projecten aan te pakken.

(het betreft een SME-call) zullen zich klaarmaken om binnen en buiten Europa waarde te realiseren uit stortplaatsen. Voor heel Europa gaat het om een potentieel oppervlak van 2800 – 6000 km2 en 240.000 – 800.000 nieuwe jobs. • Meer info:

Voor heel Europa gaat het om een potentieel oppervlak van 2800 – 6000 km2 en 240.000 – 800.000 nieuwe jobs.

Aan Vlaamse zijde werkt het ELFM consortium met steun van het IWT aan een doorgedreven ex-situ landfillminingproject voor een concrete case te Houthalen die de Group Machiels zal realiseren. Daarnaast heeft het ELFM consortium samen met internationale spelers het project ELMIRE ontwikkeld waarvoor Europese onderzoeksmiddelen zijn aangevraagd (FP7-ENV 2012.6.3-1). ELMIRE beoogt de ontwikkeling van een Europese visie rond landfillmining en de optimale combinatie van in-situ en ex-situ om maximale valorisatie en milieuwinst te realiseren. Bedrijven en meer specifiek KMO’s

Research group for High Temperature Processes and Sustainable Materials Management SIM2: Sustainable Inorganic Materials Management Department of Metallurgy and Materials Engineering, KU Leuven Kasteelpark Arenberg 44 3001 Leuven Tel. +32-16/32.03.92 Fax +32-16/32.19.91 Mobile +32-495/78.65.12 daneel.geysen@mtm.kuleuven.be

Daneel Geysen Senior Researcher


Recycling als Europees antwoord op Chinese exportbeperkingen van zeldzame aarden De zeldzame aarden (rare earths) zijn een groep van 17 chemische elementen in het Periodiek Systeem. Deze elementen worden steeds belangrijker, vanwege hun essentiële rol in onze huidige maatschappij. Zo vinden we belangrijke hoeveelheden neodymium en dysprosium in sterke permanente magneten, europium, terbium en yttrium in lampfosforen voor TL-lampen en spaarlampen, cerium in uitlaatkatalysatoren van auto’s en lanthaan in de metaalhydridelegeringen voor herlaadbare batterijen. Prof. dr. Koen Binnemans, Hoogleraar 
KU Leuven - 
Departement Chemie

Daarnaast vinden we zeldzame aarden nog terug in een haast ontelbaar aantal toepassingen zoals optische glazen voor lenzen, laserkristallen, medische contraststoffen, speciale keramische stoffen, glaspolijstmiddelen, als bestanddeel van aluminium- en magnesiumlegeringen. Een bijzondere toepassing is het gebruik van fluoresce­ rende markeerders in EURO-biljetten op basis van europium­verbindingen, om deze biljetten tegen namaak te beschermen.

mijnbouw uit, maar het land is ook gespecialiseerd in de extractie van zeldzame aarden uit ertsen en de scheiding van mengsels van zeldzame aarden in de individuele elementen. Bovendien domineert China de productie van permanente magneten en lampfosforen op basis van zeldzame aarden. Vanwege een sterke stijging van de binnenlandse vraag (vooral voor windturbines en elektrische fietsen!), heeft China exportquota voor zeldzame aarden beperkt van 50145 ton in 2009 tot slechts 31130 ton in 2012. Dit veroorzaakt ernstige problemen voor de gebruikers van zeldzame aarden buiten China, en het hindert ook voor de ontwikkeling van een meer duurzame, koolstofarme economie. Mijnbouwbe­ drijven zijn nu heel actief op zoek naar nieuwe erts­ afzettingen van zeldzame aarden. In 2012 zal de belangrijke Mountain Pass mijn in Californië opnieuw worden geopend, na bijna 10 jaar gesloten te zijn geweest.

De toenemende populariteit van hybride en elektrische auto’s, windturbines en compacte fluorescentielampen heeft gezorgd voor een zeer sterke toename van de vraag van de zeldzame aarden. Terwijl een GSM-toestel slechts enkele grammen aan zeldzame aarden bevat, is er in een elektrische automotor meerdere kilogrammen van deze elementen aanwezig, en in grote windturbines zelfs meerdere honderden kilogrammen. In een recent rapport over kritische grondstoffen voor de Europese Unie (2010), beschouwt Europese Commissie de zeldzame aarden als de meest kritische elementen, met het grootste risico voor een te beperkte beschikbaarheid. Meer dan 97% van de jaarlijkse productie aan zeldzame aarden is uit China afkomstig, alhoewel China over minder dan 40% van de bewezen ertsreserves beschikt. Hierdoor is Europa zeer sterk afhankelijk van de import uit China. China voert niet alleen

20


Meer dan 97% van de jaarlijkse productie aan zeldzame aarden komt uit China, alhoewel China over minder dan 40% van de bewezen ertsreserves beschikt.

Europa heeft echter nauwelijks ontginbare afzettingen van zeldzame aarden, waardoor Europa vooral zal moeten terugvallen op het recycleren van zeldzame aarden uit productieafval en Endof-Life producten (bijvoorbeeld GSM-toestellen en elektronische apparatuur) met een vaak complexe chemische samenstelling. Deze vorm van recycleren noemt men “urban mining” (letterlijk: “stede­ lijke mijnbouw”). Zoals aangeduid in een invloed­ rijk UNEP rapport over het recycleren van metalen uit 2011, wordt momenteel minder dan 1% van de zeldzame aarden gerecycleerd. Dit wordt door meerdere factoren veroorzaakt, bijvoorbeeld een inefficiënte inzameling, technologische problemen en economische onhaalbaarheid. De zeer sterke stijging van de prijs van zeldzame aarden maakt het recycleren van zeldzame aarden plots wel eco­ nomisch interessant, maar er moeten nog heel wat technologische hindernissen worden overwonnen. Zo zijn de industriële processen die momenteel worden gebruikt om waardevolle metalen zoals goud, zilver of palladium terug te winnen uit elektronisch afval niet geschikt om de zeldzame aarden te recycleren. Het recycleren van zeldzame aarden uit de lampfosforen van TL-lampen en spaarlampen is problematisch door de aanwezigheid van moeilijk te verwijderen kwik.

Het recycleren van zeldzame aarden uit de lampfosforen van TL-lampen en spaarlampen is problematisch door de aanwezigheid van moeilijk te verwijderen kwik.

Europese bedrijven en kennisinstellingen, waaronder de KU Leuven, investeren momenteel sterk in de ont­ wikkeling van nieuwe processen voor het efficiënt terugwinnen van zeldzame aarden. Door de nieuwe mijnbouwinitiatieven en door de toename van recyclage, zal de westerse wereld in de volgende jaren minder afhankelijk worden van import van zeldzame aarden uit China. Toch zal een voldoende beschikbaarheid van bepaalde zeldzame aarden, en dan vooral dysprosium nog vele jaren problematisch blijven. •

Koen Binnemans, Hoogleraar 
KU Leuven


The reflection of quality

driven by quality

DAF Trucks België • Telefoon: 03/710.14.11 • Telefax: 03/710.14.02 • www.daf.be • Geef voorrang aan veiligheid

DAF_RANGE_2010_A4_B.indd 1

18-03-2010 13:04:52


Bio - Energie in Vlaanderen 2011: een stand van zaken Biomassa1 leverde opnieuw voor 70% van de geproduceerde hernieuwbare energie in Vlaanderen in 2011, zelfs ondanks de sterke stijging van wind en zon! Gezien het overschot aan groene stroom certificaten en de onder druk staande biomassaprijzen zal de groei van installaties in 2012 stagneren. In 2011 zette Vlaamse minister van energie, Freya Van den Bossche, een belangrijke stap in de voorbereiding van een meer evenwichtig subsidiemechanisme. Francies Van Gijzeghem, Projectleider Bio-Energie platform ODE - francies@ode.be

biomassa-aandeel in verbrandingsovens, samen een vermogen van 130 MWe. Deze installaties onder­gingen dezelfde marktwijzigingen voor de certificaten waardoor ook hier de haalbaarheid in het gedrang komt. Een bijzonder aandachtspunt hier is dat de minimumsteun in het decreet 2011 behouden bleef op 80 euro en 90 euro/MWh, in functie van de opstart van de installatie. Het onderhandelen van een correcte minimumsteun, 110 euro /MWhe < 10MWe > 105 euro/MWhe is ondernomen.

De vloeibare biomassa is voornamelijk plant­aardigeen dierlijke olie die verbrand wordt in stationaire motoren, hun aandeel is heel beperkt en door de hoge prijzen op de markt werden zelfs meerdere motoren stilgelegd! Ongeveer 30 MWe staat momenteel stil en wacht op een milieuconforme betaalbare brandstof want daarenboven daalde de waarde van de certificaten fors in 2011. De natte biomassa wordt ingezet in biogasinstal­laties waarvan er vandaag 48 operationeel zijn met een vermogen van 70 MWe. Hoofdzakelijk landbouw­ gerelateerde stromen maar ook organisch biologische afvalstromen uit de industrie worden ingezet voor een totaal van 1,74 mio ton. Louter theoretisch is er ongeveer 5mio ton in Vlaanderen beschikbaar voor vergisting maar niet alles is beschikbaar, wat te maken heeft met de prijszetting en kwaliteitseisen. De prijzen voor de energierijke grondstoffen stegen de laatste jaren flink en vormen een bedreiging voor de economische haalbaarheid van installaties. Daarenboven is er de daling van de groene­ stroomcertificatenwaarde, een verminde­ring van 15 euro/certificaat of meer dan 10% werd genoteerd in 2011. Tevens was er ook een overaanbod van warmtekrachtcertificaten waardoor de gemid­ delde waarde zakte naar de minimumsteun van 27 euro/MWh. Dit alles brengt de sector in de knelpuntzone, gelukkig werd dit gedeeltelijk gecompenseerd door een verhoging van de minimumsteun met 10 euro/MWhe naar 100 euro per certificaat. Dit werd gereali­seerd dankzij een gecoördineerde lobby met de sector­federaties, waaronder FEBEM.

Vooruitzicht 2012: de Vlaamse minister van energie werkt aan een nieuw steunmechanisme voor de hele sector, dat er op gericht is om de maatschap­pelijke kosten te beperken en de steun voor de verschillende technologieën te optimaliseren. Daarnaast staat een steunmechanisme voor groene warmte in de steigers. Nog in 2012 zal een eerste call plaatsvinden waarbij installaties groter dan 1 MWth een steun van 6 euro/MWh kunnen ontvangen. In economisch moeilijke tijden is het noodzakelijk om flexibel te zijn en aan te passen. Het optimali­seren van onze processen en operationele aanpak zal ervoor zorgen dat de hele sector er sterker op wordt. Verder is het duidelijk dat de hernieuwbare energie verder zal groeien want op Europees vlak worden de doelstellingen naar boven bijgesteld. Nieuwe doelstellingen voor 2030 en onderzoek naar 100% her­ nieuwbare energie voor 2050 worden vandaag gerealiseerd! Bio-energie is een sterke speler met mooie troeven zoals beschikbaarheid, regelbaarheid en positieve bijdrage aan de werking van de netten. Meer dan 500 mensen zijn dagelijks bezig met het maken van energie uit biomassa! •

Voor de vaste, houtige biomassa zijn er op het vlak van de decentrale producenten drie sites waar enkel h o u t w o rd t g e b r u i k t e n d a a r n a a s t i s e r h e t Alles op aarde wat groeit onder invloed van de zon is biomassa. In de wetgeving wordt dit in detail omschreven zoals land- en tuinbouw­ producten, het organisch deel van afval enz. zie verder het ABC van de HEB op www.ode.be

1

Francies Van Gijzeghem Projectleider Bio-Energie platform ODE

23



Groenestroomcertificaten : Wallonië (nog altijd) op zoek naar een oplossing !

Als er niet snel een beslissing komt, dreigt de toekomst van de hernieuwbare energie in Wallonië in gevaar te komen. Nu heeft geen enkele investeerder zicht op de steun die zal gegeven worden aan de verschillende fotovoltaïsche, hydro-elektrische, windmolen- of biomassa-installaties. Cédric Slegers, Adjunct-Directeur van FEBEM

Onze collega’s van EDORA (de Federatie van Waalse producenten van hernieuwbare energieën) geven enkele voorstellen die het grote probleem aanpakken: de instabiliteit van het systeem. Er zijn talrijke werkgroepen opgericht waaraan FEBEM, en meerdere van haar leden, hebben deelgenomen.

Daardoor groeit de voorraad GSC’s elk jaar aan. Eind 2011 wordt het aantal GSC’s dat wordt opge­slagen geraamd op zo’n 2.400.000. Terwijl er dat eind 2010 « slechts » 1.320.000 GSC’s waren. De grafiek onderaan de volgende pagina illu­streert het grote onevenwicht dat ontstaan is. In enkele maanden tijd is de prijs van een GSC gedaald naar een alarme­ rend laag peil.

Momenteel zijn er te veel groencertificaten op de markt

Aan het onevenwicht tussen vraag en aanbod van de GSC’s, en dus de ineenstorting van de prijs, zijn er verschillende gevolgen verbonden.

De CWaPE (Commission Wallonne Pour l’Énergie, het Waalse regulerende organisme voor de gasen elektriciteitsmarkt) lijst de situatie op van groene elek­triciteitsproductie en het aantal groenestroomcertificaten (GSC) eind 2011 (zie grafiek onderaan de pagina).

Aan het onevenwicht tussen vraag en aanbod van de GSC’s en dus de ineenstorting van de prijs, zijn er verschillende gevolgen verbonden:

Er is sinds enkele jaren een groeiend onevenwicht vast te stellen tussen het aantal toegekende certificaten en het aantal GSC’s dat door de leveranciers worden terug­gegeven om te voldoen aan hun verplichtingen.

• Veel investeerders hebben hun financieel plan opgemaakt op basis van een wederverkoop van

Tabel: situatie van groene elektriciteitsproductie en het aantal groenestroomcertificaten (GSC) eind 2011 Type installaties

Aantal sites

Capaciteit (kw)

GSC/jaar

Zonnepanelen

37.276

149.104

988.630

Hydraulisch

83

110.204

197.586

Windmolens on-shore

67

503.824

995.322

Biomassa

8

93.727

422.400

Warmtekrachtkoppeling met biomassa

49

158.430

1.138.548

Warmtekrachtkoppeling met fossiele brand­stoffen

60

170.401

118.146

TOTAAL

37.543

1.185.690

3.860.632


de GSC’s aan meer dan 65 euro. Kunnen de investeerders een GSC-prijs van 65 euro een tijdje verdragen, dan is het toch duidelijk dat wanneer de prijs op dit niveau behouden blijft gedurende een langere periode er mogelijk faillissementen zullen zijn.

gekende kostprijs is diegene die de leverancier betaalt aan de producent. Meer transparantie ter zake is dan ook nodig.

• Projecten worden momenteel in de diepvrieskast gestopt. Noch de investeerders noch de banken nemen het risico. Faillissementen zullen tot gevolg hebben dat het wantrouwen van de geldschieters nog zal toenemen.

De Waalse Regering stelt in haar gewestelijke beleidsverklaring dat zij in 2020 een productie van 8TWh hernieuwbare energie wil bereiken voor een totale consumptie van ongeveer 23 TWh (met een geraamde stijging van 3% per jaar, volgens de CWaPE). Maar het is duidelijk dat de hiervoor nodige investeringen in het huidig klimaat niet zullen gedaan worden.

De sleutel van het probleem: niemand kan zeggen hoeveel groene elektriciteit kost

Hoe het evenwicht tussen vraag en aanbod herstellen?

Het GSC is voor de leverancier van energie een kost. Deze kost rekent hij door op de factuur van de consument, maar de leverancier is vrij om te bepalen op welke manier zijn verkoopprijs is samengesteld. Sommige analisten stellen zelfs dat de hoge prijs van de groene elektriciteit in feite de « grijze » elek­ triciteit financiert. Met andere woorden, de marges op de « grijze » elektriciteit zijn laag aangezien ze gedekt worden door een hoge prijs van de groene elektriciteit. De « zichtbare » kostprijs van de groene component is dan ook zeer relatief en weerspiegelt niet noodzakelijk de werkelijke kostprijs. De enige

Er zijn nog talrijke contracten die lopen tussen producenten en leveranciers, soms voor nog drie jaar. Diegene waarvan de contracten ten einde zijn gelopen, bevinden zich in een delicate situatie, aangezien zij er in de meeste gevallen gewoonweg niet meer in slagen om ze te verkopen. Hoog­ dringend dat er wordt gehandeld dus! In tweede instantie moet de groei gecontroleerd worden, zodat een gelijkaardige ineenstorting van de markt en de prijs zich niet meer zou voordoen. De eerste maatregel hiervoor is om de quota’s te

5.000.000

Grafiek: Evolutie van vraag en aanbod van GSC’s.

4.000.000 3.0000.00

GSC’s in voorraad

2.000.000

Geannuleerde GSC’s Toegekende GSC’s

1.0000.00 0

2008

Bron: CWAPE

2009

2010

2011

2012


verhogen, om zo de vraag een boost te geven. De producent beschikt nog altijd over de mogelijkheid om zijn GSC’s te verkopen aan de LTNB (lokale transportnetbeheerder) aan de gegarandeerde minimumprijs van 65 euro, mits het indienen van een volledig dossier, met vermelding van de investeringsbedragen en de werkings­kosten van de eenheid, bij de administratie. Het dossier wordt overgemaakt aan de CWaPE voor een gedetailleerde economische analyse die de termijn bepaalt waarin de producent recht zal hebben op het gegarandeerde minimum. Deze procedure neemt een zekere tijd in beslag, waardoor de producenten die liquiditeiten nodig hebben maar niet over een contract beschikken, in moeilijkheden kunnen geraken. Een vraag van de sector is om de wederverkoop aan de LTNB te automatiseren,

zonder dat er een economische analyse van het project moet uitgevoerd worden.

Waalse regering zet ondertussen belangrijke stap Op 1 maart heeft de regering de quota’s vastgelegd voor de komende jaren. Ze willen in 2016 30% van de electriciteitsproductie uit groene energie laten komen, in 2020 20% van alle energieproductie en tegen 2050 100%. De regering wil een jaarlijkse stijging van de GSC’s van 3,65% om tegen 2016 30% uit te komen. •

Cédric Slegers Adjunct-Directeur FEBEM


De rol van waste-to-energy in het nieuwe materialendecreet Het Materialendecreet, goedgekeurd eind december 2011 verankert het duurzaam materialenbeheer in Vlaanderen. Het legt een basis voor een duurzame, groene kringloopeconomie waarin de productie en consumptie van materialen op een ecoefficiënte manier georganiseerd wordt. Hiermee vervalt het oude afvalstoffendecreet, dat hoofdzakelijk betrekking had op de afvalfase van materialen. Silvia Colazzo, Communications Manager INDAVER An Depauw, Adviseur Huishoudelijk Afval INDAVER en Technisch-Secretaris BW2E

Als we de vierde trap van de prioriteitsvolgorde uit het decreet nader bekijken, valt meteen op dat de term ‘afvalverbranding’ werd vervangen door het terugwinnen van energie op basis van afvalstoffen of materialen. Een positieve evolutie, want dit geeft duidelijk aan welke rol is weggelegd voor de verbrandingsinstallaties.

gebruik in industriële processen,…). Dit zijn cijfers die echt wel kunnen tellen, zeker als je dit in een Europese context bekijkt. In Europa scoren de lidstaten die veel energie uit afval winnen, óók goed op het vlak van materiaalrecuperatie. Het is dus zeer belangrijk om in te zetten op beide oplossingen.”

BW2E: recycling en energy-from-waste gaan hand in hand

Ongeveer de helft van de geëmitteerde CO2 is dus klimaatneutraal.

Belgian Waste-to-Energy, kort BW2E, steunt de prioriteitsvolgorde van het materialendecreet volledig. BW2E is de vereniging van alle eigenaars van wasteto-energyplants voor huishoudelijk én vergelijkbaar bedrijfsafval in België. “Recycling van afval en waste-to-energy gaan perfect samen. Wanneer recuperatie van materialen niet meer mogelijk is, kan toch de energie nog gerecupereerd worden. Op die manier krijgt het afval een nuttige toepassing onder de vorm van warmte en elektriciteit.”, zegt Georges Dumbruch, voorzitter van de Belgische vereniging. “In 2010 werd in België 2,55 miljoen ton niet-recycleerbaar huishoudelijk afval en hiermee vergelijkbaar bedrijfsafval nuttig toegepast in W-t-E plants. De opgewekte stroom plaatsen we onder de vorm van elektriciteit op het net. Een klein deel werd gebruikt in de eigen installaties. Met de totale opgewekte elektriciteit konden 331.000 gezinnen van elektriciteit voorzien worden. Daarnaast werd 1,2 miljoen MWh warmte geproduceerd. De helft daarvan werd in de eigen installaties hergebruikt, de andere helft werd bij externen nuttig toegepast (verwarmen van een ziekenhuis, flatgebouwen,

Sinds vorig jaar is Belgian Waste-to-Energy lid van CEWEP, de Europese vereniging van wasteto-energy plants. CEWEP vertegenwoordigt zo’n 363 waste-to-energy-installaties in Europa en ont­ wikkelde een film in 4 talen over de energieterugwinning bij thermische verwerking van afval. Hierin geeft ze aan de hand van concrete voorbeelden weer hoe de lidstaten op een innovatieve manier omgaan met de groene energie uit afval. De film ‘a little light’ is beschikbaar op www.cewep.eu.

Terugwinning van materialen bij thermische verwerking Ongeveer 20% van het afval blijft na thermische verwerking over als bodemassen. Maar uit dit residu worden nog heel wat nuttige materialen gerecupereerd. Ferro- en non-ferro metalen maken gemiddeld 10% van de bodemassen uit. Zij worden bij de schroot­industrie gerecycleerd. Maar ook granulaten (soms tot 80% van de bodemassen!) en de zandfractie (soms meer dan de helft van de

28


bodemassen) worden nuttig toegepast. Granulaten zijn inzetbaar bij funderingswerken en zand bij bouw- of stabiliteitswerken op stortplaatsen.

hernieuwbare energie moeten halen tegen 2020, wat een haalbare kaart moet zijn, mede dankzij de energie-efficiëntie van onze waste-to-energy-plants.

Hernieuwbare energie - CO2 – klimaat

BW2E: jonge organisatie, toch al volwassen

De productie van CO2 is inherent aan een thermisch proces. Ongeveer de helft van het afval dat in de BW2E-installaties terecht komt, is echter organischbiologisch van oorsprong en wordt beschouwd als een hernieuwbare energiebron. Ongeveer de helft van de geëmitteerde CO2 is dus klimaatneutraal. Een evenredig deel van de geproduceerde elek­triciteit mag dan ook ‘groene stroom’ genoemd worden. Door energie (warmte en elektriciteit) terug te winnen bij de thermische verwerking van afval­ stoffen, vermijden we bovendien dat op een andere plaats CO2 wordt uitgestoten voor de productie van energie op basis van fossiele brandstoffen. Ook door de recuperatie van metalen vermijden we dat deze moeten geproduceerd worden uit ertsen waar veel meer energie voor nodig is. Door de leden van BW2E werd in 2010 door de recuperatie van elek­ triciteit, warmte en metalen meer dan 1.1 miljoen ton CO2 -uitstoot vermeden. Dit komt overeen met de CO2 uitstoot van ongeveer 400.000 personenwagens die een heel jaar rondrijden en gemiddeld 15.000 km afleggen.

Belgian Waste-to-Energy is met haar tweejarig bestaan een jonge organisatie. Nochtans beschikken de leden van BW2E over heel wat technische bagage en knowhow over de sector. Die wendt ze aan om de processen en installaties van de leden continu in vraag te stellen. Deze kritische houding is de basis voor verbeteringsacties voor de recupe­ ratie van energie en materialen, zonder daarbij in te boeten op het niveau van de emissies. Meer zelfs, tussen 1999 en 2010 werden 78% minder stof, 37% minder NOX en 39% minder SO2 uitgestoten. De uitstoot van dioxines werd zelfs met 99.6% vermin­ derd en bedraagt voor 2010 voor de 15 Belgische verbrandingsinstallaties slechts 0.147 gram TEQ! •

Meer zelfs, tussen 1999 en 2010 werden 78% minder stof, 37% minder NOX en 39% minder SO2 uitgestoten.

Begin 2008 stelde de Europese Commissie het klimaat-energiepakket voor. Europa wil hiermee het initiatief nemen in de strijd tegen de klimaatverandering en streven naar een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening. Waste-to-energy is een belangrijk instrument om de Europese doelstelling voor hernieuwbare energie te behalen. Voor België betekent dit dat we 13%

Silvia Colazzo Communications Manager INDAVER

Ann Depauw Adviseur Huishoudelijk Afval INDAVER en Technisch-Secretaris BW2E

29


Meetpoorten voor radioactieve stoffen: aandacht voor detectie aan de bron moet blijven! Vier jaar heeft het geduurd voor het schrijven, goedkeuren en publiceren van het Koninklijk Besluit betreffende het opsporen van radioactieve stoffen in bepaalde materiaal- en afvalstromen en betreffende het beheer van weesbrongevoelige inrichtingen. In de sector spreekt men gewoonlijk van het Besluit over detectiepoorten. Dit besluit is er nu, maar wat zijn de gevolgen?

Baudouin Ska, Adjunct-Directeur van FEBEM

Waarom het besluit?

(3) installaties voor de mechanisch-biologische verwerking van huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval en (4) stortplaatsen. Deze installaties met een hoog risico moeten vóór eind 2013 uitgerust worden met meetportieken voor de detectie van radioactieve stoffen (investering van +/- 60 000 per poort!).

Het besluit zet een Europese richtlijn om van het Euratom van 2003 betreffende weesbronnen. Dit zijn bronnen van radioactiviteit die zich in een ongepaste afvalstroom bevinden, en waarvan de eigenaar niet gekend is. Deze richtlijn verplichtte België een soort opvangnet op te zetten om deze bronnen te identificeren en te beheren vóór ze installaties en materiaalen afvalstromen vervuilen. De betrokken admini­ stratie is het FANC, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle. Het FANC heeft het besluit geschreven en besliste om de plaatsing van meetpoorten voor de detectie van radioactieve stoffen op te leggen in die installaties waar dit volgens hen van nut zou kunnen zijn.

Deze installaties met een hoog risico moeten vóór eind 2013 uitgerust worden met meetportieken voor de detectie van radioactieve stoffen.

Een tweede groep installaties met beperkte risico’s omvat de kleine schrootrecycleurs, de sorteerinstallaties en de containerparken. Deze installaties zullen een bewakingsprocedure moeten toepassen.

Implicaties voor de afvalsector Het FANC heeft dan in de Europese afvalstoffen­ lijst deze afvalstromen geïdentificeerd die volgens hen ‘risicovol’ zijn (ze kunnen radioactieve stoffen bevatten). Het gaat met name over het afval uit de gezondheidszorg, het chemisch afval van laboratoria, het restafval van huishoudens en bedrijven en het grofvuil, en tot slot ook RDF (Refuse Derived Fuel), en het afval afkomstig van de centra voor mechanische sortering.

In beide soorten installaties zullen de activiteiten met betrekking tot dit besluit moeten uitgevoerd worden door opgeleid personeel. FEBEM zal samen met het FANC een kalender opstellen voor opleidingen, zowel voor de bedienden en kaderleden als voor het technisch personeel en de arbeiders.

Standpunt van FEBEM FEBEM heeft van bij de eerste vergaderingen over dit onderwerp blijk gegeven van een « constructief verzet ». Constructief omdat we het belang van deze materie inzien. Verzet omdat wij van mening zijn, vooral wat de stortplaatsen betreft, dat het hier een maatregel betreft die te laat komt in de keten. Pas op het allerlaatste moment voorziet men een

Het FANC heeft daarna een lijst opgesteld van installaties met een “hoog risico”, dus installaties waar stromen kunnen toe komen die radioactieve bronnen bevatten. Het gaat over (1) installaties voor het recycleren van schroot met een capaciteit van meer dan 25 000 ton per jaar, (2) installaties voor verbranding en co-verbranding van afval,

30


detectie! Als er een accidentele vervuiling is van een afvalstroom, dan zullen de gevolgen daarvan al duidelijk te zien zijn over de hele transport- en voorverwerkingsketen alvorens aan te komen in de stortplaats. Bovendien zijn de risico’s van blootstelling juist op de stortplaatsen het meest beperkt. Volgens ons is het van primordiaal belang om elk probleem zo snel mogelijk te detecteren, dus bij de producent van het afval. Het ongeval dat recent bij de staalfirma Duferco gebeurde, is het bewijs van zowel de complexiteit van het onderwerp als van de mogelijke omvang van de gevolgen. Het smelten van één ingekapselde bron cesium 137, de grootte van een vingerhoed, was voldoende om de productie van een oven stil te leggen gedurende één maand. Daarna was 4 maanden werk nodig voor de ontsmetting/herstelling. Het ongeval heeft 600 ton langdurig radioactief afval voortgebracht. Voor de verwerking daarvan is nog geen methode vastgelegd.

Dat het hier een maatregel betreft die te laat komt in de keten.

Het besluit werd door FANC nog wat bijgestuurd en operationeel eenvoudiger gemaakt voor de exploitanten en verder engageerde Niras zich tot de oprichting van een fonds ter dekking van de kosten die gepaard gaan met het verwerken van gedetecteerde weesbronnen. Maar wij blijven aandring­en op een meer gerichte aanpak aan de bron. •

Baudouin Ska Adjunct-Directeur FEBEM

31


FEBEM sluit raamakkoord outplacement met RIGHT en GALILEI De FEBEM-werkgroep sociaal heeft in 2011 een raamakkoord opgezet met twee outplacementbureaus.

Outplacement is verplicht indien ontslag wordt gegeven aan medewerkers vanaf 45 jaar en ouder. Alle leden van FEBEM krijgen daar wel eens mee te maken. Gezien het vaak over een beperkt aantal personen gaat, leek het voor de leden van de werkgroep verstandig om na te gaan of de leden van de federatie niet met steeds dezelfde bureaus zouden kunnen werken zodat deze ook verder vertrouwd zouden raken met de sector. Na een lange procedure, waarbij verschillende bureaus geëvalueerd werden, is er uiteindelijk een akkoord bereikt met RIGHT Management en GALILEI. Dit zijn twee grotere bureaus die een heel goede spreiding van kantoren hebben

over geheel België, die indruk maakten omwille van hun professionele aanpak en die al ervaring hebben in het samenwerken met federaties. Het raamakkoord is opgesteld voor arbeiders die in het paritair comité 142 (RECUPERATIE) zijn tewerkgesteld. Voor arbeiders in het PC 121 bestaat er al een soortelijke sectorregeling. Onze leden worden nog verder geïnformeerd maar voor vragen kan u al terecht bij werner.annaert@febemfege.be . De leden zijn vrij om al dan niet te kiezen voor een van de twee gekozen bureaus, maar het is wel zo dat enkel FEBEM-leden kunnen gebruik maken van de afgesproken regeling die zowel inhoudelijk als financieel zeer interessant is. •


Job in de kijker: Personeelsverantwoordelijke

Job in de kijker: personeelsverantwoordelijke

Een beroep dat heel wat impact heeft bij onze bedrijven maar meestal wat op de achtergrond blijft, is dat van personeelsverantwoordelijke. Bij kleinere bedrijven wordt deze job vaak uitgevoerd door personen die ook nog andere (administratieve) verantwoordelijkheden hebben. Bij de grotere bedrijven is er soms zelfs een hele HRafdeling. In beide gevallen is de functie echter een cruciale schakel in de beleidsvoering en speelt ze een belangrijke rol in het laten functioneren van het bedrijf. Want ondanks alle innovaties en nieuwe technologieën zijn het nog altijd mensen die het werk moeten uitvoeren. En laat nu juist het vinden van goede mensen of ze zelf opleiden en behouden een van dé uitdagingen in onze sector zijn. Frank Vorsselmans (SITA) is de dynamische voorzitter van de FEBEM-werkgroep Sociaal. Deze werkgroep omvat personen die personeelsverantwoordelijke of aanverwante zijn binnen onze leden. We gingen bij Frank langs om eens te horen wat die job concreet inhoudt. Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM

FEBEM FOCUS (FF) : waarom wordt iemand personeelsverantwoordelijke?

verschillende bedienden en kaderfuncties in zowel operationele als ondersteunende diensten zoals finance, sales, marketing en communicatie, milieu en veiligheid.... Het dagelijkse samenspel en de dynamiek tussen al deze actoren maakt het boeiend. Daarnaast is een milieubedrijf ook constant in beweging en moet het zich permanent aanpassen aan maatschappelijke evoluties en veranderende wetgevingen. Dit maakt dat je ook als personeelsverantwoordelijke hierin moet meedenken en bewegen. Intern zeggen we wel eens ‘de enige constante in ons bedrijf is de verandering’ en dat typeert de drive en de actiegerichtheid van een milieubedrijf.

Frank Vorsselmans: Wel, ik heb mijn studiekeuze bepaald door mijn interesse in sociaal recht en arbeidsrecht. Ik heb een Bachelor in Personeelsmanagement behaald, en nadien een voortgezette opleiding in HR Management bij UAMS. Het was voor mij snel duidelijk dat ik een job wilde met de combinatie tussen het sociaaljuridische en het werken met mensen in het bedrijfsleven.

FF: En het bevalt je blijkbaar, maar vertel ons eens wat de job van personeelsverantwoordelijke in een milieubedrijf zo boeiend maakt?

Een chauffeur in de containeractiviteit heeft een ander profiel en verwachtingen dan een lader huisvuil of een recyclagemedewerker.

Frank: Diversiteit en drive! Een milieubedrijf heeft meestal verschillende activiteiten. Denk maar aan inzameling containers, huisvuilinzameling, recyclage, verwerking, verbranding, trading,…. Al die activiteiten vragen een specifieke aanpak. Bijvoorbeeld op juridisch vlak want er bestaan verschillende paritaire comités en bijgevolg verschillende loon- en arbeidsvoorwaarden voor onze mensen, afhankelijk van hun activiteiten. Maar ook op het vlak van het personeelsmanagement. Een chauffeur in de containeractiviteit heeft een ander profiel en verwachtingen dan een lader huisvuil of een recyclagemedewerker. Daarnaast heb je

FF: Na al die jaren als personeelsverantwoordelijke bij een milieubedrijf moet je toch heel wat specifieke ervaringen hebben opgedaan? Frank: Dat kan je wel zeggen. De leerzaamste ervaringen heb ik opgedaan doorheen de ganse evolutie van het bedrijf. Ik ben gestart bij één van de toenmalige WATCO-bedrijven en ik heb de integratie begeleid op personeelsvlak van al deze

33


bedrijven (Watco West/ Watco Noord / WatcoEco­ service / Demets ...) in de structuur SITA Vlaanderen/ Brussel. Later volgde dan de samenwerking met SITA Nederland en de vorming van SITA België in de huidige SITA NEWS-structuur in een laatste fase. Doorheen die verschillende fases heb ik meege­ werkt aan tal van overnames en acquisities. Ik denk daarbij aan Henri Containerdienst in Tienen, Pieck in Tessenderlo, Corvers in Beringen, DOOPA in Roeselare en als laatste aan MOLOK in Houthalen. Dit zijn soms moeilijke, maar vooral toch leerrijke ervaringen geweest. De integratie van elk individueel bedrijf is een enorme klus, vooral voor het overgenomen personeel. Plots maken zij deel uit van een grote organisatiestructuur met zijn pro’s en con’s. Dergelijke trajecten zijn vaak evenwichtsoefeningen in geduld en relativering, waarbij je probeert geen afbreuk te doen aan de eigenheid en sterkte van het overgenomen bedrijf enerzijds en de toegevoegde waarde en kracht van de structuur van je eigen bedrijf

anderzijds. Ik heb hier vooral uit geleerd dat mensen individuen zijn met verschillende achtergronden en culturen en dat zij dat tot op een bepaald niveau moeten kunnen behouden. Als je dat niet kan of wil erkennen, loop je zeker tegen problemen aan.

FF: Op basis van al die ervaringen, wat zijn volgens jou de grote uitdagingen in de sector op het vlak van personeelsbeleid? Ik zie er 2 grote. Eerst en vooral zie ik uitdagingen op het vlak van werving & behoud van adequaat personeel. We blijven kampen met o.a. een tekort aan goed opgeleide en ervaren chauffeurs en mecaniciens in bepaalde regio’s van het land. De economische terugval van vandaag zorgt voor wat meer terughoudendheid op de arbeidsmarkt. De dag dat de economie terug aantrekt, zullen we evenwel klaar moeten staan om onze mensen te vinden en te binden. Het zal zaak zijn om vanuit de hele sector

B O VA environmental consulting

Ruime ervaring en expertise in: Stortplaatsbeheer

(erkend deskundige, inrichtings- en afwerkingsplannen, ...)

Studies TOP, grondreiniging en baggerwerken

(inrichting, ...)

Afvalstoffenstudies en -beheer (optimalisatie beheer, gebruikscertificaten, ...) Haalbaarheidstudies

(milieutechn., fin.-econ., maatsch. aanvaardbaarheid, ...)

Milieueffectenrapporten

(MER, ontheffingsnota’s, ...)

Milieueffectenstudies

(impactbepaling, remediërende maatregelen, ...)

Milieucoördinator

(extern, bijstand, ...)

Milieuvergunning

(opmaak, begeleiding, ...)

Milieuauditing

(due diligence, compliance, ...)

Bodemstudies

(erkend Bodemsaneringsdeskundige type II)

Bodemonderzoeken

(oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken)

Bodemsaneringsprojecten Grondverzetstudies Second opinions

(ook begeleiding van saneringswerken) (technisch verslag, studie ontvangend terrein, ...) (bodemonderzoeken, milieumanagement, ...)

Authority engineering Expertise en bemiddeling

(haalbaarheid, onderbouwing, overleg overheden, ...) (conflictbemiddeling, ...)

Geert Bogaert, GSM 0495 274 185 - geert.bogaert@ecobova.be Wellingstraat 102 - B-9070 Destelbergen Tel. 09/328.11.40 - Fax 09/328.11.50 Wetenschapspark 1 (Greenbridge, Plassendale I) - B-8400 Oostende Tel. 059 33 92 51 - Fax 059 33 92 59

advertentie-bova.indd 1

17-2-2011 13:22:46


actief te werken aan onze “employeer branding”. Daarnaast is er nood aan opleiding en training van hogergeschoolden in specifieke materies, ik denk hierbij aan commerciële mensen met scheikundige kennis of achtergrond. Hier zullen we in de toekomst de nodige aandacht aan moeten besteden.

Frank Vorsselmans

stroomversnelling zal komen door de recente uitspraak van het Europees hof. Dit wordt echter een opdracht zonder voorgaande. Probeer maar eens een eenheidssta­tuut te creëren waarbij iedere personeelscategorie zich wil vastklampen aan zijn verworven rechten. Wil men hierin slagen, zal elke partij (vakbonden en patronale organisaties) moeten getuigen van een grensoverschrijdende visie en durven springen, maar dat zien we vandaag evenzeer in de politiek. Ik zou durven pleiten voor het opzetten van een totaal nieuw statuut, in plaats van het knip- en plakwerk met de bestaande statuten.

We blijven kampen met o.a. een tekort aan goed opgeleide en ervaren chauffeurs en techniekers in bepaalde regio’s van het land.

Een 2de grote uitdaging is eerder maatschappe­ lijk te noemen : hoe gaan we om met de verschillende generaties (de zogenaamde X/Y-generaties) in onze bedrijven? De ‘jongere’ generatie groeit op in een snel evoluerende informatiemaatschappij en gedraagt zich hier ook naar. Ze is veeleisend en vooral verschillend qua aanpak in vergelijking met de ‘oudere’ generatie. Maar ik ben ervan overtuigd dat onze sector op dit vlak heel wat troeven biedt om dergelijke mensen kansen te geven, zich te laten ontplooien en te ontwikkelen.

FF: En ten slotte,welke rol speelt de federatie voor jullie of kan ze spelen? Frank: De federatie speelt op HR-vlak een 2-ledige rol. Enerzijds is de Werkgroep “Sociaal” binnen FEBEM een goedgeplaatst forum om wederzijds informatie en ervaringen uit te wisselen en best practices te delen. We zitten met zijn allen in nagenoeg dezelfde leefwereld en komen vaak gelijkaardige situaties tegen. Op die manier zijn we voor elkaar een spiegel en klankbord. Anderzijds heeft de federatie een vooraanstaande rol in het verdedigen van de gezamenlijke HR-belangen binnen onze sector. Denken we hierbij aan het leggen van accenten in sociale onderhandelingen binnen de verschillende paritaire comités of het bundelen van onze krachten in het onderhandelen van raamakkoorden, zoals recent nog met betrekking tot outplacement. •

FF: De nieuwe federale regering (en minister van arbeid) is er eindelijk. Wat verwachten jullie van deze nieuwe minister? Frank: De nieuwe Minister van Arbeid staat voor een grote, maatschappelijke uitdaging. Sinds jaar en dag wordt gesteld dat de werkloosheid in België anders bestreden moet worden en wordt o.a. de onbeperktheid van uitkeringen op de korrel genomen. De nieuwe regering heeft hier al een eerste aanzet toe gegeven en beslissingen genomen in het kader van de actuele, economische situatie met zijn budgettaire consequenties. Om onze welvaartstaat in stand te houden, zal de zaak zijn om op een sociaal verantwoorde manier (via activeringsprogramma’s) elk individu te responsabiliseren en te wijzen op zijn rechten maar evenzeer op zijn plichten.

Ik zou durven pleiten voor het opzetten van een totaal nieuw statuut in plaats van het knip- en plakwerk met de bestaande statuten.

FF: Arbeiders en bedienden- naar een gelijk statuut? Hoe zien jullie dit? Werner Annaert Algemeen Directeur FEBEM - FEGE

Frank: Dit is al een lang aanslepend dossier en ik vermoed dat dit nu - willens nillens - in een

35


Lid in de kijker: Envisan

“Van ecologische black point tot economische hotspot” Envisan, de milieudochter van Jan De Nul Group Envisan is actief in de behandeling, reiniging en verwerking van sedimenten, bodem, grondwater, afvalstoffen en secundaire grondstoffen. Mireille Verboven, Adviseur FEBEM

Focus op de klant

Als milieuaannemer levert Envisan een belang­ rijke bijdrage aan de verbetering van het milieu. Het werkt actief aan de duurzame ontwikkeling van brownfields op geaffecteerde industrieterreinen en in verontreinigde woongebieden, havens, kanalen en waterlopen. Of het nu gaat om milieubaggerwerken, sedimentbehandeling of de herontwikkeling van verontreinigde terreinen, Envisan wil een sterke projectgerichte aanpak, de inzet van gemotiveerd personeel en partnerships die het verschil maken.

Bij de projecten wordt altijd uitgegaan van de behoeften van de klant en een gedetailleerde analyse van de specifieke milieu-uitdagingen waarover het gaat. Mogelijke technische oplossingen worden dan beoordeeld op hun geschiktheid, waarna de klant een gepaste oplossing wordt aangeboden in fuctie van de gewenste prijs-kwaliteitverhouding. Envisan kan, dankzij de ondersteuning van Jan De Nul Group, complexe en multidisciplinaire projecten uitvoeren, ongeacht hun omvang en locatie.

Sinds de oprichting groeide Envisan uit tot een bedrijf met ervaring in algemene milieutechnologie. De uitbreiding gaat verder, met een zorgvuldig ont­ wikkeld netwerk van reinigings- en verwerkings­ centra, dat de activiteiten in België en in het buitenland ondersteunt. Envisan investeert in nieuwe markten, bijvoorbeeld door het bouwen van een van de eerste afvalverwerkingsinstallaties voor raffinaderijafval in Roemenië.

Kwaliteit, Gezondheid, Veiligheid en Milieu krijgen voorrang Op de werven van Envisan wordt voorrang gegeven aan gezondheid, veiligheid en milieuzorg, wat onder meer inhoudt dat de medewerkers goed geïnformeerd en grondig opgeleid worden. Dankzij deze inspanningen, voldoet Envisan aan de vereiste kwaliteitsnormen: ISO9001, ISO14001, OHSAS18001, VCA, Achilles Zorgsysteem voor bodem­sanering, alsook alle licenties voor transport en behandeling van sedimenten, bodem en afval.

Envisan spitst zich toe op 3 belangrijke Business Units: Milieubaggeren en sedimentbehandeling, Bodem- en grondwatersanering en Verwerking industrieel afval en secundaire grondstoffen.

Deel van Jan De Nul Group Jan De Nul Group is een wereldleider in de baggeren maritieme sector en is sinds 1973 internationaal actief. Ook op het vlak van civiele werken en in de milieusector is Jan De Nul een belangrijke speler geworden. Dankzij de combinatie van deze pijlers kan Jan De Nul Group een totaalpakket aanbieden en grootschalige projecten van A tot Z tot een goed einde brengen. •

Sanering van Carcoke site - Brussel

Mireille Verboven Adviseur FEBEM

36


Partner in de kijker: TERBERG MATEC

Partner in de kijker: TERBERG MATEC

Graag zetten we in elke FEBEM FOCUS een van onze partners in de kijker. De FEBEMpartners zijn bedrijven die diensten kunnen aanbieden aan de FEBEM-leden en die door de federatie zijn geselecteerd om samen de dienstverlening aan de FEBEM-bedrijven te optimaliseren. Deze maal vestigen we de aandacht op een partner van het eerste uur: TERBERG MATEC BELGIUM. We spraken er met Kristien Leeten, Managing Director. Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM

FEBEM FOCUS: “TERBERG MATEC BELGIUM”, daarin lezen we drie woorden. Kan je ze alle drie even apart duiden en hun samenhang geven?

de lokale markten van dichtbij te benaderen. In onze over heel Europa verspreide fabrieken - Nederland, Frankrijk en Groot-Brittannië - werken we conform de hoogste normen en met de meest geavanceerde technologieën en componenten.

Terberg geeft uiteraard aan dat wij een maatschappij zijn die ressorteert onder de Terberg Group, opgericht in 1970 als holding-maatschappij voor de werkmaatschappijen van de Terberg bedrijven. Terberg Group heeft als taak alle gemeenschappe­ lijke zaken van de Terbergbedrijven te behartigen. Maar …

Belgium geeft op haar beurt aan dat onze vestiging verantwoordelijk is voor de Belgische maar eigenlijk ook Luxemburgse markt. Wij werden in 1995 opgericht en sindsdien hebben we circa 700 beladingsystemen geleverd: achterladers, zijladers en sinds 2008 ook zijbeladers voor ondergrondse afvalinzameling.

In 1869 vestigde Johannes Bernardus Terberg zich in Benschop en begon er de smederij. De basis werd gelegd voor de huidige Terberg Groep. In 1913 zette Willem George Terberg de smederij van zijn vader verder. Naast de smederij, kwam er ook een rijwielhandel en vonden er reparaties aan rijwielen plaats. De jaren die volgden, gaven eveneens een uit­breiding te zien, zoals de verkoop van landbouwwer­ktuigen, een benzinepomp, een winkel in ijzerwaren en huishoudelijke artikelen, reparatie van automobielen en levering van onderdelen.

FEBEM FOCUS: Jullie zijn al geruime tijd actief op de afvalmarkt in België. Wat zijn voor jullie de belangrijkste wijzigingen de laatste 20 jaar? Terberg heeft zich steeds toegelegd om innovatieve systemen te ontwikkelen. Als men de belading­en van het eerste uur bekijkt, ziet men dat deze zeer zwaar maar robuust gebouwd werden. De bediening was eenvoudig en meestal manueel. Qua inzameling werd al gauw meer efficiëntie verwacht waardoor de automatische beladingen hun intrede kenden. De inzamelaar kon zo dagelijks meer containers ledigen en het ergonomische kader voor de lader werd aanzienlijk verbeterd. Met de intrede van de Europese regelgeving inzake inzamelvoertuigen (1501.1) werd een kader gecreëerd waarbij er voorschriften qua veiligheid aan de basis van ieder ontwerp lagen.

Matec staat voor Machines en Techniek. Terberg Machines is de fabrikant van onze belading-, weeg- en identificatiesystemen. Zij levert innovatieve, hoogwaardige, robuuste en betrouwbare machines. Terberg Techniek is de maatschappij waarvoor wij in het verleden de verkoop en service waarnamen voor haar producten op de Belgische en Luxemburgse markt. Intussen werden er in verscheidene landen Matec-vestigingen geopend om zo onze klanten in

Terberg heeft zich steeds toegelegd om innovatieve systemen te ontwikkelen.

37


GZ-Zone 8, Oosterring 23, B-3600 Genk Telefoon 089 - 623830 / Fax089 - 623829 E-mail: info@terbergmatec.be www.terbergmachines.nl


geworden waardoor je vaak niet eens weet waar een voertuig juist zal rijden, hoe het zal ingezet worden en wie er contactpersoon is. Daarom vindt Terberg het juist zo belangrijk om goede, persoon­lijke contacten te blijven onderhouden en haar klanten van dichtbij op te volgen.

Kristien Leeten

De meest opvallende wijziging is wellicht het feit dat onze markt steeds sterker door enkele grote partijen geleid wordt. Als ik zelf al terug denk aan de tijd dat Leysen, Houwaer, Deveux en Sonneville nog zelfstandig opererende bedrijven waren, merk ik hoe sterk deze schaalvergroting doorgevoerd werd.

Daarom vindt Terberg het juist zo belangrijk om goede, persoonlijke contacten te blijven onderhouden en haar klanten van dichtbij op te volgen.

FF: Jullie hebben al heel wat projecten gerealiseerd in onze sector. Zijn er enkele die jullie extra zijn bijgebleven?

FF: Wat brengt de toekomst voor TERBERG MATEC BELGIUM?

Zelf heb ik een heel goed gevoel bij de opstart van ieder nieuw project. Vaak wordt er onderschat hoe hard er voor geknokt wordt. Ik herinner mij een week bij Ivago waarin mijn collega Frank Reumers en ik iedere morgen vanuit Limburg kwamen en mee de inzameling deden: om 7u paraat staan om onze belading te demonstreren. Dit was dan nog eens in de week van de Gentse feesten waardoor de sfeer onvergetelijk was.

Wij zien de toekomst als een uitdaging! Wij hebben met onze beladingen een vaste waarde binnen de Belgische afvalmarkt. Daarenboven verkregen wij enkele jaren geleden het distributeurschap van de Ros Roca & Dennis Eagle producten. Hierdoor zijn wij niet alleen in staat enkel aan te bieden met onze beladingen, Terberg gaat nu voor het hele voertuig! Wij geloven in een ‘One-Point-Shopping’ gedachte waarbij de klant de gehele verantwoordelijkheid van aankoop tot en met service bij ons onderbrengt. En de markt heeft hier duidelijk oor naar: 2 januari jl. startten wij voor van Gansewinkel bij IvLa op. Terberg stond in voor de levering van belading en weegsysteem maar verder ook ons eigen identificatiesysteem. Hierdoor komt de gehele verantwoorde­ lijkheid bij ons te liggen. Juist in dit soort trajecten kunnen we pas echt de toegevoegde waarde van onze producten en service tonen.

Een leuke herinnering hou ik ook over aan de opstart van de eerste Diftarvoertuigen bij Van Gansewinkel in Schoten. In die tijd werd er opgestart in het bijzijn van de burgemeester, schepen en milieuambtenaar. Iedere onderaannemer was present. Stel je maar eens voor om een project op te starten op 2 januari om 6 uur in de ochtend… Verder zijn er op intercommunaal vlak ook enkele schitterende Diftarprojecten opgestart die ik allemaal één voor één koester.

FF: Waarom werken jullie samen met FEBEM en hoe ervaren jullie deze samenwerking?

FF: Hebben jullie verzuchtingen, zaken die jullie in de sector graag anders zagen?

Terberg wil graag de contacten met de intercommu­ n­ales én de privé-inzamelaars onderhouden. Wij geloven dan ook stellig dat onze partnership met FEBEM ons hierbij van dienst is. De activiteiten van FEBEM geven ons ruimschoots de kans hiertoe. •

Uiteraard hebben ook wij onze verzuchtingen… Persoonlijk mis ik af en toe het intermenselijke contact. Doordat er binnen de privé-inzamelaars vaak ‘changements de décor’ kwamen was het moeilijk om bestaande contacten te blijven onderhouden. Onze markt is qua aanpak hierdoor meer onpersoonlijker

Werner Annaert Algemeen Directeur FEBEM - FEGE

39


Sector van Belgische milieubedrijven zorgt voor miljoenen tonnen vermindering van CO2-emissies Omzetverhoging maar druk op winstmarges Binnen de sector van de milieubedrijven, zeg maar de privaatrechtelijke bedrijven die in dit land afvalstoffen omzetten in nieuwe grond- en brandstoffen en/of energie, zien we in 2010 een globale omzetstijging. Maar daarbij stellen we wel een status quo vast voor de inzameling van afval, net als een daling voor stortplaatsen en verbrandingsinstallaties en een stijging voor de recyclage. Het beeld van de winstmarges is minder duidelijk. Afhankelijk van de activiteit (ophalen, recycleren, verwerken…) en de afvalstroom zijn er andere resultaten te merken.

Dalende emissies en belangrijke steun voor CO2-beleid

Werner Annaert, Algemeen Directeur van FEBEM: “Globaal kan wel worden gesteld dat de laatste jaren door het nemen van belangrijke beslissing­en om kosten te beperken en de efficiëntiegraad te verhogen, er nog maar beperkte mogelijkheden zijn in het verhogen van de winstmarges. De toenemende concurrentie geeft bovendien extra druk op deze marges.” De sector verwacht dat de Belgische economie een moeilijke tijd tegemoet gaat en verwacht daar ook de gevolgen van te ondervinden. Er is een grote voorzichtigheid waar te nemen inzake investeringen. Gebrek aan goed personeel en de arbeidskost zijn bijkomende remmen op de groei.

Opmerkelijk zijn vooral de cijfers die de sector haalt op milieuvlak. Niet verwonderlijk want werken aan een gezond leefmilieu is de bestaansreden van de bedrijven in de sector. Zowel op het vlak van NOx, SO2, stof- als dioxine-emissies zijn er het laatste decennium opmerkelijke resultaten geboekt. Werner Annaert: “In 2009 stootte de afvalsector 0,978 miljoen ton CO2-equivalenten uit of 0,8% van de totale uitstoot in België. Dat is minder dan de helft van de broeikasgasemissies in 1990. Ook de wateremissies blijven verder dalen.”

Veel laaggeschoolde tewerkstelling en verbeterde veiligheid

Zowel op het vlak van NOx, SO2, stof- als dioxine-emissies zijn er het laatste decennium opmerkelijke resultaten geboekt.

In de sector zijn heel wat laaggeschoolde arbeids­ krachten actief (1/3de heeft maximaal een diploma van lager onderwijs, meer dan 70% heeft maximaal diploma secundair onderwijs). Maar de sector telt ook zo’n 10% universitairen. De werknemers zijn vrij jong (80% is minder dan 50 jaar) en 42% is minder dan 5 jaar actief bij zijn of haar werkgever. De sector maakt veel gebruik van interim-krachten (alleen de zes grootste bedrijven al samen 1 miljoen uur) om op deze manier piekmomenten op te vangen (vb. rond feestperiodes, bij events, etc…).

In België spaart de recyclage van verpakkings­afval maar liefst 860.000 ton CO2eq uit. Een ton papier recycleren in plaats van verbranden vermijdt de uitstoot van 750 kg CO2. De recyclage van 389.500 ton glas uit verpakkingen, ramen die in het bouwafval belanden en de ruiten van wagens bespaart 270.000 ton CO2. Dat komt overeen met 120.000 wagens van de weg halen. Ook de hoeveelheden afval die worden gerecycleerd, blijven maar stijgen. Niet alleen het huishoude­ lijk maar ook het bedrijfsafval kent steeds meer recyclagetoepassingen. Zo werd 86% van de bedrijfs­verpakkingen gerecycleerd.

Werner Annaert: “De sector doet heel wat inspanningen om de veiligheid te verbeteren en het blijkt uit de dalende ongevallencijfers dat dit zijn vruchten afwerpt.”

40


In 2010 kwam ongeveer 45% van de groene stroom in Vlaanderen uit biomassa of biogas, veelal uit afvalstoffen.

FEBEM vertegenwoordigt zo’n 200 privaatrechtelijke milieubedrijven, actief in het omzetten van afvalstoffen in nieuwe grond- en brandstoffen én energie. Samen stellen zij 10.000 mensen te werk in België en draaien zij een omzet van meer dan 2 miljard euro. Meer info: werner.annaert@febem-fege.be U vindt dit document op onze website of kan een papieren versie aanvragen bij anita.cosaert@febemfege.be.

In 2010 kwam ongeveer 45% van de groene stroom in Vlaanderen uit biomassa of biogas, veelal uit afvalstoffen. De milieusector is een belangrijke leverancier van deze groene brandstoffen. Zowel de biomassa- als de vergistingsinstallaties hebben het niet gemakkelijk. Dat komt deels omdat de marktwaarde van groenestroomcertificaten met 15% daalde in vergelijking met twee jaar geleden. De aankoopprijs van biomassa voor vergisting is goed voor 45 tot 55% van het totale kostenplaatje. Een ander knelpunt is de daling in 2010 van het volume bodemsaneringen in Vlaanderen met 11,3% - van 954.005 naar 846.050 ton. Belangrijk is ook dat de overheden steeds meer beroep doen op de privaatrechtelijke afvalbedrijven voor het uitvoeren van taken, bv. op het vlak van de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval. •

41


FEBEM-leden ontvangen lokale politie om de handhaving rond ‘grond en stenen’ te versterken

Op 12 december 2011 waren twee FEBEM-leden (AWS te Bornem en DD Recycling te Puurs) gastheer voor een tiental leden van de lokale politie uit het Antwerpse. Als centraal contactpersoon voor de cel milieu bij de politiezone Klein-Brabant, was hoofdinspecteur Paul Segers medeorganisator van dit evenement. Mireille Verboven, Adviseur FEBEM

Na een korte toelichting over grondverzet in de voormiddag was een bedrijfsbezoek aan het nieuwe grondreinigingscentrum van AWS in Puurs gepland. Tijdens de middagpauze gaf FEBEM uitleg over recyclage van de steenachtige afvalstoffen (met o.a. het eenheidsreglement), gevolgd door een bedrijfsbezoek aan DD Recycling in Puurs. Zo kregen de aanwezige politiemensen een beter begrip van de recyclage van grond en stenen. Bovendien zijn ze nu beter op de hoogte van het onderscheid ‘grond met stenen’ versus ‘stenen met grond’.

brochure “grond en stenen” uit te geven waarin de regelgeving en de aandachtspunten voor hand­ having (met foto’s) is opgenomen. Enkel door de pakkans te vergroten bij de ‘freeriders’ kan de sector bijkomende inspanningen aan om de kwaliteit van de gerecycleerde granulaten te blijven garanderen. Meer info bij mireille.verboven@febem-fege.be

FEBEM is zinnens om deze bezoekdagen voor lokale politiemensen te herhalen in andere regio’s (eerstvolg­end: Gentse regio) en bovendien een

Mireille Verboven Adviseur FEBEM

Bezoekers lokale politie op het grondreinigingscentrum van AWS te Bornem (links: Hoodfinspecteur Paul Segers)

Bezoekers lokale politie op de breekinstallatie van DD Recycling in Puurs.

42


Privésector steeds actiever inzake huishoudelijk afval Elk jaar analyseren FEBEM en het bureau EMS Consulting de markt van het huishoudelijke afval in België. Op basis van de gegevens van de overheid hebben we nu de analyse kunnen maken van de situatie in 2010. De conclusies zijn duidelijk : de privésector neemt een alsmaar belangrijkere plaats in wat betreft het beheer van huishoudelijk afval. Maar er zijn opmerkelijke verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië. Wim Van Breusegem, EMS Consulting en Cédric Slegers, Adjunct-Directeur van FEBEM

Over welke hoeveelheden afval gaat het?

De inzameling van huishoudelijk afval

Algemeen kan je stellen dat in Vlaanderen de resultaten inzake de totale productie aan huishoude­ lijk afval als de totale hoeveelheid huishoudelijk restafval de laatste jaren vrij gelijk blijven. Er lijkt een optimum bereikt. In Wallonië heeft men door de recente invoering van de selectieve inzamelingen van organisch afval en van chipcontainers wel nog substantiële dalingen. Zo is er een daling met 7% van het restafval in 2010 in vergelij­king met 2009. De verwachtingen zijn dat deze daling de komende karen nog verder zal gaan door bijvoorbeeld de invoering van selectieve inzamelingen van organisch afval in de HYGEA-zone (Mons-Borinage) of die van ICDI (Charleroi).

Gestaag maar zeker verhoogt de privésector haar marktaandeel in Vlaanderen. Concreet betekent dit dat de gemeenten/verenigingen van gemeenten steeds meer een beroep doen op de markt, en op de privé-operatoren, voor de dienstverlening van de inzameling. De markt kende in 2010 voor het eerst een absoluut evenwicht. De hoeveelheden afval ingezameld door private operatoren hebben de hoeveelheden afval ingezameld door gemeenten of hun intercommunales bijgehaald in Vlaanderen. In Wallonië is de situatie al langer anders: daar wordt al enige tijd het huishoudelijk afval vooral door de private bedrijven ingezameld.

Tabel 1: hoeveelheden afval Brussel*

Vlaanderen

Wallonië

Niet gescheiden (huisvuill+grofvuil+gemeentevuil)**

305.741

945.058

699.311

Gescheiden

144.658

2.358.297

1.113.663

Totaal Totaal inwoners en 2011*** Kg/inwoners percentage selectieve inzameling kg/inwoners restafval

450.399

3.303.355

1.831.974

1.112.120

6.297.702

3.523.967

405

524

520

32%

71%

61%

275

150

198

*de cijfers betreffende Brussel zijn niet volledig, enkel de containerparken beheerd door ABP zijn opgenomen in deze vergelijking (de stroom die direct van de steden en gemeenten naar de privé gaat, wordt ook niet geteld). ** Wat betreft het gemeentevuil (straat- en veegvuil is gelijkgesteld met huishoudelijk afval) gaat het over 24.162 ton voor Wallonië en 35.036 ton voor Vlaanderen. Grofvuil is 145.125 ton in Wallonië en 189.934 ton in Vlaanderen. *** Het gaat over schattingen van het aantal inwoners

43


Vlaanderen Soort operator

2000

Onbekend

2008 0,4%

2009 0,9%

Wallonië 2010

2009

1,0%

1,3%

2010 7,7%

Privé

42,9%

46,1%

48,3%

49,5%

62,8%

63,8%

Openbaar

57,1%

53,5%

50,8%

49,5%

35,8%

28,5%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

100,0%

Totaal

Tussen 2009 en 2010 is er vooral een grote groei voor de groep Van Gansewinkel (+41% wat ingezamelde hoeveelheid betreft in Vlaanderen en +10% in Wallonië), Noel Sélections (+78% in Wallonië) of Shanks (+11% in Wallonië maar -13% in Vlaanderen). Sita registreert een verhoging, zowel in het noorden (+4%) als in het zuiden (+5%).

Tabel 2: evolutie van het marktaandeel van de privésector (berekend op basis van de ingezamelde hoeveelheid)

Wat het marktaandeel betreft, had de Top 5 in Vlaanderen 43,5% van de markt van de privésector in handen. Er is evenwel een evolutie aan de gang voor het afval dat door de Top 3 wordt verwerkt: INDAVER blijft de marktleider maar verliest 14% van de verwerkte hoeveelheid, terwijl SITA en VAN GANSEWINKEL respectievelijk 28 en 42% winnen qua hoeveelheid. Deze stijgingen lijken wel vooral te danken aan het beter registreren ervan in de databanken van OVAM.

De hoeveelheden afval ingezameld door private operatoren hebben de hoeveelheden afval ingezameld door gemeenten of hun intercommunales in Vlaanderen.

In Wallonië is de Top 5 goed voor 40% van de markt van de privésector. De Top 3 bestaat uit Sita, Recymex en Recyliège (deze twee laatsten zijn brekers van steenpuin).

Het is opvallend dat de markt in Vlaanderen relatief volatiel is aangezien tussen 2010 en 2009, 25% van de markt is gewijzigd (een verschillende operator tussen 2009 en 2010 voor een klasse van afval­ stoffen).

Tot slot, wat de twee Gewesten betreft, verwerkt SITA ongeveer 458 kt, 36% meer dan INDAVER en 144% meer dan VAN GANSEWINKEL. Deze twee laatste milieubedrijven beschikken immers over een kleiner marktaandeel inzake de afvalverwerking in Wallonië. •

De verwerking van afval Voor de verwerking van al het ingezamelde huishoudelijke afval zien we dat dit in Vlaanderen vooral door private bedrijven wordt gedaan. Maar liefst 60,1% van het afval wordt verwerkt door de privésector. In Wallonië is dat 49,8%.

Wim Van Breusegem EMS Consulting

Cédric Slegers Adjunct-Directeur FEBEM

Tabel 3: het aandeel van de private bedrijven onderling (ophaling huishoudelijk afval) Ophaler

Marktaandeel in privésector in Vlaanderen

Marktaandeel in privésector in Wallonië

Marktaandeel in privésector in België

SITA

23%

59%

37%

VAN GANSEWINKEL

21%

3%

14%

SHANKS

3%

11%

6%

DEKEYSER

4%

0%

3%

COGETRINA

0%

6%

3%

EUROCOMPOST

4%

0%

2%

VANHEEDE

3%

2%

2%

VANHOVE

4%

0%

2%

NOEL SELECTION ENTREPRISES ET SABLIERES

0%

5%

2%


Wordt de particuliere afvalmarkt opengebroken?

Hof van Cassatie velt opmerkelijk arrest Op 17 december 2010 velde het Hof van Cassatie een arrest in een zaak tussen de nv VHS EUROP en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). Het voorafgaande geschil had betrekking op een discussie in verband met het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen via containers op privaat domein, en meer bepaald op de vraag of andere personen dan de gemeente huishoudelijke afvalstoffen mogen ophalen. Werner Annaert (FEBEM) en Tom Malfait (Advocaat LDR)

Eerder was OVAM door het Hof van beroep in Antwerpen in het gelijk gesteld met haar stelling dat enkel de gemeente (of personen door haar aan­ gesteld) huishoudelijk afval mag inzamelen. Maar het Hof van Cassatie, het hoogste rechtscollege in België, vernietigde dit arrest! Dit kan verregaande gevolgen hebben voor de inzameling van huishoudelijk afval. In de betrokken zaak moet er nu een nieuwe uitspraak in beroep komen, maar die wordt niet direct verwacht. Hoe moet het ondertussen verder? We proberen er hier een antwoord op te geven.

Analyse Het Hof van Cassatie stelt dat de gemeente verantwoordelijk is voor het inzamelen en ophalen van huis­ houdelijke afvalstoffen en dat zij deze ophaling kan reguleren. Deze bepalingen sluiten echter niet uit dat, in zoverre de gemeente het ophalen van huishoude­ lijke afvalstoffen niet heeft gereglementeerd, andere personen huishoudelijke afvalstoffen mogen ophalen met inachtneming van de bepalingen van het Afval­ stoffendecreet. Het is derhalve in die omstandig­heden niet verboden aan andere erkende natuur­lijke personen of rechtspersonen dan die waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten of aan wie zij toelating heeft verleend, om huishoudelijke afval­stoffen op te halen door middel van inzamelpunten op private eigendom. Het Hof gaat hiermee in tegen de visie van het hof van beroep van Antwerpen als zou het ophalen en inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen een uitsluitende bevoegdheid zijn van de gemeente, waardoor ondernemingen verplicht moeten aantonen dat zij in samenspraak met, of met toestemming van, de gemeente handelen (ongeacht of de inzameling gebeurt met containers op gemeentelijk grondgebied of op private eigendom).

Een particulier mag dus huishoudelijke afvalstoffen ophalen voor zover hij de bepalingen van het Afval­ stoffendecreet naleeft en “in zoverre de gemeente het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen niet heeft gereglementeerd”. Uit een lezing van het arrest van het hof van beroep te Antwerpen kan worden afgeleid dat het Hof met deze laatste zinsnede het reglementeren van het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen via contai­ ners op het privaat domein bedoelt en niet het algemeen regelen van het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen (wat in de praktijk quasi door elke gemeente wordt geregeld). Hieruit volgt dat wanneer de gemeente geen toestemming vooropstelt in haar reglementering, deze niet is vereist.

Gevolgen De draagwijdte van dit arrest kan moeilijk overschat worden: Op basis van dit arrest is de vraag of de gemeente nu al dan niet een monopolie heeft inzake de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen definitief beslecht. Ook andere personen mogen huishoudelijke afvalstoffen ophalen voor zover zij de bepalingen van het Afvalstoffendecreet (onder meer met betrekking tot de erkenning) respecteren en voor zover dit aspect niet expliciet door de gemeente wordt gereglementeerd. De vrijheid van handel en nijverheid speelt hier ten volle; het vermeende monopolie van de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen is sinds dit arrest van het hoogste rechtscollege juridisch onbestaande. Het Hof van Cassatie verwijst in dit verband naar artikel 7 van het decreet d’Allarde van 1791, dat de vrijheid van handel waarborgt. Voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelpunten op privéterrein is dus geen toestemming


van de gemeente nodig voor zover alles gebeurt conform de bepalingen van het Afvalstoffendecreet (erkenning, gescheiden inzameling, etc.). De OVAM kan dan ook geen voorlegging van dergelijke toestemming eisen. Meer zelfs, zelfs in het geval de gemeente een overeenkomst heeft afgesloten met een erkende persoon voor het ophalen en inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld na het gunnen van een overheidsopdracht), dan nog kunnen andere erkende personen dan die waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten (of toelating heeft verleend) huishoudelijke afvalstoffen ophalen via inzamelpunten op private eigendom. Ook diegene die door de gemeente wordt aangesteld voor het inzamelen en ophalen van afvalstoffen heeft dus geen monopolie.

kunnen op basis van het vermelde arrest in overleg gaan met de gemeente en een alternatief inzamelcircuit voorzien. Wij pleiten er zeker voor om dit in overleg te doen gezien een gemeente hoe dan ook zicht moet houden op de hoeveelheden die vanuit particulieren naar alternatieve circuits gaan. Uiteraard moet ook de selectieve inzamelplicht gerespecteerd worden. Voor vele stromen (zoals restafval) zal een inzameling door een private firma trouwens altijd een pak duurder zijn (want minstens zal de reële kost zal worden aangerekend daar waar gemeenten meestal slechts een derde van deze kost doorrekenen via de retributies (zakken/containers)). Maar gemeenten kunnen dit ook als een welgekomen alternatieve aanvulling zien op de eigen inzamelcircuits die soms overbevraagd zijn (bijvoorbeeld containerparken). Los van dit alles kan de afvalsector er niet aan ontkomen dat de waarde van sommige afvalstromen dermate wordt dat problemen kunnen ontstaan. Van zodra een afvalstroom een zekere economische of financiële waarde heeft, ontstaan alternatieve – en vaak illegale – parallelle circuits. Nu al worden door frituren buiten geplaatste vetten gestolen, kennen we inbraken op containerparken (en zelfs aan treininfrastructuur) voor koper, … en de eerste diefstallen van PMD-zakken zijn ook al een tijd aan de gang. Zeer recent nog werd een trio in Antwerpen veroordeeld voor de systematische diefstal van papier. Dit alles vraagt een herziening van onze klassieke aanpak en de private infrastructuur kan daar een positieve rol in spelen.

Al vele decennia geven particulieren afvalstoffen af aan private bedrijven. Wel is het nog afwachten wat het hof van beroep van Gent zal beslissen met betrekking tot de feitenconstellatie in dit dossier. Nu het Hof van Cassatie het arrest in beroep heeft vernietigd, werd de zaak immers verwezen naar een ander hof van beroep (in casu het hof van beroep te Gent), dat nu een nieuw arrest moet vellen. Uiteraard dient het hof van beroep van Gent hierbij wel rekening te houden met de krijtlijnen en de principes uit dit Cassatiearrest. In elk geval kan er niet naast de feiten in de praktijk worden gezien. Al vele decennia geven particulieren afvalstoffen mee met private bedrijven. Denken we maar aan de afgifte van oude metalen en lompen aan de respectievelijke firma’s. Maar ook bouw- en sloopafval wordt nu al vele jaren veelvuldig meegegeven aan private firma’s (die bijvoorbeeld een container plaatsen). Deze realiteit terugdraaien zou vechten tegen de bierkaai zijn en bovendien ingaan tegen een natuurlijke evolutie. Ook particulieren willen steeds meer maatwerk inzake de afvaldiensten en verschillende afvalstromen krijgen een positieve waarde. Los van het juridische zal de afvalsector zich daaraan moeten aanpassen. FEBEMleden die ophaalcontracten hebben met gemeenten of intercommunales kunnen geconfronteerd worden met secundaire inzamelcircuits. FEBEM-leden die eigen centra hebben waar ze particulier afval kunnen aanvaarden en die voldoen aan alle wettelijke vereisten

FEBEM-leden die ophaalcontracten hebben met gemeenten of intercommunales kunnen geconfronteerd worden met secundaire inzamelcircuits. Het arrest kan ook geraadpleegd worden via http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_ blob?idpdf=N-20101217-4.

Werner Annaert Algemeen Directeur FEBEM - FEGE

Tom Malfait Advocaat LDR

46


VALIPAC heeft een nieuwe erkenning

Uitdagingen in verder sorteren van bedrijfsmatig verpakkingsafval De Interregionale Verpakkingscommissie (IVC) heeft VALIPAC een nieuwe erkenning gegeven die loopt tot in 2016. Deze erkenning bouwt grotendeels verder op de vroegere erkenningen, gezien het VALIPAC-systeem duidelijk succes heeft. De IVC heeft met de nieuwe erkenning wel enkele nieuwigheden opgeworpen om het sorteren van bedrijfsmatige verpakkingen in de bedrijven verder te stimuleren, vooral naar de KMO’s toe. FEBEM is tevreden met deze extra aandacht die naar de KMO’s moet gaan. We hadden daar zelf voor gepleit en het past prima in het lopende FEBEM-actieplan om de KMO’s meer te laten sorteren. Cédric Slegers, Adjunct-Directeur FEBEM

Wat valt er op in de nieuwe erkenning? In de eerste plaats is de vermindering van het forfait voor de containers met kunststoffen. Het forfait wordt voortaan vastgesteld op 35 euro/ton. De idee erachter is dat door de stijging van de waarde van de gerecy­ cleerde kunststoffen, er een kleinere incentive nodig is. FEBEM kan deze logica algemeen wel volgen maar wijst erop dat de operatoren dit wel steeds moeten duidelijk maken aan hun klanten en dat het belang­rijk is dat de motivatie tot sortering blijft. De federatie vraagt zich af of niet beter met een soort index kan worden gewerkt die meer maatwerk en ­voorspelbaarheid zou toelaten.

een eenmalige premie van 100 euro voor deze afvalproducenten die een selectieve inzameling van papier/karton opstarten. Die 100 euro dekt ongeveer de huurprijs van een jaar. De voor ons belangrijkste aanpassing is de ver­ plichting die de IVC aan VALIPAC oplegt om vóór eind 2013 intens te onderzoeken hoe bepaalde selectieve inzamelingen verder kunnen worden uitgebouwd. In het bijzonder spreekt de IVC over EPS. Maar dus ook de algemene selectieve inzameling bij KMO’s (kunnen kleinere containers ook in het VALIPAC-systeem worden opgenomen?). FEBEM meent dat dit inderdaad belangrijke uitdagingen zijn voor VALIPAC. En trouwens niet alleen voor VALIPAC. Ook andere beheers­systemen zoals RECUPEL etc.. zouden meer inspanningen kunnen leveren naar de vele KMO’s in dit land.

De IVC heeft met de nieuwe erkenning wel enkele nieuwigheden opgeworpen om het sorteren van bedrijfsmatige verpakkingen in de bedrijven verder te stimuleren, vooral naar de KMO’s toe.

Ten slotte vraagt de IVC aan VALIPAC om indien bedrijfsmatige verpakkingen via containerparken worden ingezameld, te onderzoeken hoe zij hiervoor de betrokken gemeenten en intercommunales kunnen vergoeden. FEBEM wijst er hierbij op dat containerparken niet zijn gemaakt om bedrijfsafval­ stoffen in te zamelen, dus ook geen bedrijfsmatig verpakkingsafval. Het is belangrijk dat de overheid consequent blijft in haar aanpak. FEBEM zal dit binnen VALIPAC nauwkeurig opvolgen. •

Een tweede opvallende aanpassing is de globale verlaging van het containerforfait. Daar waar voordien 110 euro werd toegekend, zal dat voortaan nog 100 euro zijn. Hier heeft FEBEM wel wat meer vragen bij. Is er in de markt een vaststelling dat de prijs voor containers gemiddeld met 10% is gedaald? Wij denken dat dit overdreven is. Bovendien moet ook rekening gehouden worden met een mogelijke verschuiving van de prijs van het deel ‘vast abonnement’ naar een variabel deel (ophalingfrequentie). Positief is dan wel dat deze « besparingen » door VALIPAC terug moeten geïnvesteerd worden in het lanceren van

Cédric Slegers Adjunct-Directeur FEBEM

47


Vlaams bodemcongres: veel volk kijkt over het muurtje Onder het motto “over het muurtje kijken” kwamen 150 deskundigen uit de Vlaamse bodemsector op 23 november 2011 samen in Technopolis (Mechelen). Het bodemcongres was aan zijn derde editie toe en werd georganiseerd door UMIO (FEBEM, OVB, VEB en VMC) en de VCB, met steun van OVAM.

De nadruk lag op ‘Hoe gaat het er aan toe buiten Vlaanderen?’. Na een oplijsting van de Vlaamse situatie kregen we dan ook een mooi beeld van de instrumenten en resultaten in het bodemsane­ ringsbeleid in Brussel en Wallonië. De drie regio’s proberen echt wel zaken op elkaar af te stemmen (althans de administraties) maar toch worden de verschillen groter (vaak omwille van andere politieke inzichten). Verder waren er sprekers uit Frankrijk en Nederland, wat toch een cultuurverschil bloot

legde. Daar waar in Frankrijk weinig is geregeld, lijkt er in Nederland een overdreven regelneverij te zijn ontstaan. Twee Vlamingen in internationale dienst kwamen ook hun buitenlandse ervaringen toelichten. Het congres eindigde met een stemtest, waarbij de zaal haar mening mocht geven op 10 stellingen met soms nogal opvallende resultaten. Alle slides en foto’s zijn beschikbaar op www.bodemcongres.be en de FEBEM-site.

48


AMORAS: Oplossing voor Slibverwerking Antwerpse haven AMORAS is een letterwoord dat staat voor Antwerpse Mechanische Ontwatering, Recyclage en Applicatie van Slib. Met dit project investeren de Vlaamse overheid en het Gemeentelijk Haven­bedrijf Antwerpen in een duurzame oplossing voor de berging en verwerking van de onderhoudsbaggerspecie uit de Antwerpse haven. Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM

AMORAS doet meteen denken aan de bekende strip van Willy Vandersteen, waarin Suske en Wiske elkaar ontmoeten en avonturen beleven met het spook Sus Antigoon.

De huidige bergingscapaciteit was echter volledig benut en wegens de beperkte uitbreidingsmoge­ lijkheden binnen het havengebied, moest gezocht worden naar een alternatieve oplossing.

De werken, gestart op 1 oktober 2008, werden afgerond eind mei 2011. In 4 maanden is alles in gereedheid gebracht om te kunnen starten. Sinds 1 oktober 2011 is de installatie operationeel.

Wat zal AMORAS doen? Gebruik makend van moderne milieutechnologie wordt de specie mechanisch ontwaterd om het te verwerken volume te beperken vooraleer de baggerspecie aan land binnen het havengebied wordt geborgen. De installaties binnen het project Amoras zijn zo gedimensioneerd dat jaarlijks 600.000 ton droge stof onderhoudsbaggerspecie kan worden verwerkt.

Een toekomstgerichte oplossing voor het slib uit de Antwerpse haven Om de toekomst van de Antwerpse haven veilig te stellen is voldoende diepgang van de vaarwegen voor de scheepvaart essentieel. Niet alleen op de Schelde maar ook in de havendokken worden voortdurend onderhoudsbaggerwerken uitgevoerd om die diepgang te verzekeren. In de Antwerpse haven dient vooral specie gebaggerd, die via de sluizen vanuit de Schelde een weg heeft gevonden naar de dokken. Jaarlijks werd ca. 500.000 ton droge stof onderhoudsbaggerspecie binnen het havengebied aan land opgespoten in zogenaamde loswallen of geborgen in oeverdieptes, zogenaamde onder­ watercellen - van de bodem van de dokken.

Het project voorziet om het aanwezige zand in de onderhoudsbaggerspecie af te scheiden via hydrocyclonen en dan te recupereren.

Het project voorziet om het aanwezige zand in de onderhoudsbaggerspecie af te scheiden via hydrocyclonen en dan te recupereren. De reste­rende fijne siltfractie wordt met behulp van membraan­ kamerfilterpersen mechanisch ontwaterd. Het filtraatwater wordt via een waterzuiveringsinstallatie gezuiverd vooraleer te worden geloosd in de dokken. De geperste filterkoeken worden gecontroleerd geborgen op een nieuw in te richten bergings­ locatie binnen het havengebied. De ambitie blijft echter om deze filterkoeken te hergebruiken in een nuttige toepassing. De investeringskost voor AMORAS bedraagt ca. 118 miljoen euro. Daarbij worden de terreinen ter beschikking gesteld door het Gemeentelijk Havenbe­ drijf Antwerpen.

AMORAS sedimentverwerkingsinstallatie - Antwerpen

49


De investeringskost voor AMORAS bedraagt ca. 118 miljoen euro. De jaarlijkse exploitatiekost wordt geraamd op ca. 22 miljoen euro op basis van een hoeveelheid van 500.000 ton droge stof te behandelen onderhoudsbaggerspecie. Sinds 1 oktober 2011 is de ontwaterings­installatie operationeel.

SeReAnt stond in voor de gedetailleerde uitwerking van het ontwerp en de bouw van de installaties. De installatie zal gedurende de volgende 15 jaar door SeReAnt geëxploiteerd worden. BOVA Environment Consulting is aangesteld als stortplaatsdeskundige voor de inrichting van de bergings­locatie op de Zandwinningsput.

mechanische Bron en meer info: zie www.amoras.be

De opdracht werd gegund aan de tijdelijke handels­ vereniging SeReAnt, samengesteld uit de milieube­ drijven DEC en Envisan, geruggensteund door hun ‘moederbedrijven’, de baggerbedrijven Dredging International en Jan De Nul.

Werner Annaert Algemeen Directeur FEBEM - FEGE

It’s not a waste to sort !

P

sort it all in one pass

P

save space

P

limit costs

P

reduce energy

info@bestsorting.com | www.bestsorting.com


Veiligheid op het werk: FEBEM blijft hameren op preventiebeleid bij haar leden Preventie is een wettelijke verplichting. De wet betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (welzijnswet van 4 augustus 1996) bepaalt dat elke werkgever de nodige maatregelen moet treffen ter bevordering van het welzijn van zijn werknemer bij de uitvoering van zijn taak/werk. Zo is de werkgever verplicht om een beleid uit te werken dat gebaseerd is op een degelijke analyse van de risico’s en is men verplicht om te streven naar de best mogelijke oplossing (bijvoorbeeld risico’s voorkomen, bij de bron uitschakelen of verminderen; voorkeur aan collectieve beschermingsmiddelen boven individuele; zorgen voor opleiding en informatie van de werknemers). Mireille Verboven, Adviseur FEBEM

Vooral om de werknemers in de afvalsector beter te informeren en te betrekken bij het veiligheidsbeleid, wil FEBEM een stimulerende rol spelen. FEBEM heeft ervoor gekozen om sinds oktober 2010 via toolboxfiches zijn leden te informeren over bepaalde situaties en hoe deze best (en veilig) worden aangepakt. Deze 25 fiches zijn door de FEBEM-leden te raadplegen via de website en worden maandelijks één voor één kort toegelicht in onze elektronische nieuwsbrief, de FLASH. In het najaar van 2011 heeft FEBEM ook opdracht gegeven aan vier studenten van de HogeschoolUniversiteit Brussel om een studie uit te voeren van de arbeidsongevallen in de afvalsector. Dankzij de medewerking van vier FEBEM-leden hebben deze studenten 16 ongevallen bestudeerd en de kosten becijferd. Uit de balans van de ‘baten’ – geen ongeval maar investering in preventiemaatregelen -, ten opzichten van de ‘kosten’ – financiële gevolgen van het ongeval – kon duidelijk het belang van preventie aangetoond worden. Arbeidsongevallen hebben een aanzienlijke economische impact op elke onderneming. De voornaamste doorslag­ gevende factoren zijn de personeelskosten die gerelateerd zijn aan het ongeval, de kosten ten gevolge van de administratieve afhandeling en de medische – en materiële kosten. Hoewel preventie zijn kostprijs

heeft, is dit over ‘t algemeen slechts een fractie van de totale kostprijs die arbeidsongevallen met zich kunnen meebrengen. In de meeste gevallen waren al een aantal preventiemaatregelen door de res­ pectievelijke ondernemingen genomen. Dat neemt niet weg dat ze nog een aantal additionele preventie­ maatregelen kunnen invoeren of de bestaande maatregelen kunnen verfijnen. Hierbij dient ook aandacht uit te gaan naar het verhogen van de waakzaamheid en oplettendheid van de werkne­mers en het verschaffen van een aantal extra opleidingen. Het ontwikkelen en implementeren van toolboxfiches kan hierbij een nuttig hulpmiddel zijn. Het verslag van deze studie is op te vragen bij mireille.verboven@febem-fege.be •

Mireille Verboven Adviseur FEBEM

51


HERTSENS TRANSPORT NV

Heirbaan 9,

9150 KRUIBEKE

T 03/250.12.20 F 03/250.12.24 www.hertsens.eu info@hertsens.eu

Als het om correcte service gaat


Europa tekent bakens uit voor milieubeleid van komende jaren Efficiënt gebruik van grondstoffen wordt centraal gesteld Op een conferentie die recent door het Deense EU-Voorzitterschap werd georganiseerd over het 7de Milieuactieprogramma (MAP), is duidelijk geworden dat ook het milieubeleid aanzetten moet geven om de economische groei duurzaam te maken en naast ecologische ook economische en sociale aspecten moet meenemen. Nadine De Greef, Secretary General FEAD, de Europese federatie van milieubedrijven en Werner Annaert, Algemeen Directeur FEBEM

Maar dit is niet zo evident en er zijn duidelijk nieuwe instrumenten nodig. In de eerste plaats moeten alternatieve modellen ontwikkeld worden voor het meten van groei aan de hand van andere factoren dan het Bruto Binnenlands Product (BBP). Een hoge levensstandaard moet ook inhouden dat er een sterke focus is op aspecten inzake leefmilieu en gezondheid.

Uit een recent onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie, bleek dat indien alle lidstaten de complete huidige Europese afvalwetgeving zouden toepassen dit binnen de EU per jaar 27 miljard euro besparingen zou opleveren. Bovendien zou de jaarlijkse omzet van het Europese afvalbeheer en de reyclagesector met 24 miljard euro verhogen en meer dan 400.000 jobs creëren. De grote kloof tussen lidstaten die goed en slecht presteren inzake de gepaste implementatie van de Europese afvalwetgeving, moet dringend gedicht worden. Tot op vandaag ontbreekt het in vele landen nog aan adequate infrastructuur voor een optimale inzameling, recycling en recuperatie. Het is daarom van belang dat projecten gefinancierd door EU-fondsen, toegankelijk gemaakt worden voor privaat kapitaal en private knowhow. Het promoten van partner­schappen tussen de openbare en de privésector is een belangrijke stimulans voor een ruimere uitwisseling van beste praktijken. Dit is bewezen in o.a. België. Het verzekeren van een rechtvaardige behandeling van de privésector en rechts­zekerheid voor investeringen zijn de eerste voorwaarden voor het tot stand brengen van de vereiste innovatie. Zeker nu overheden meer en meer financiële problemen kennen, is de mogelijke steun uit de private sector een belangrijk aandachtspunt. Europa moet daar meer dan ooit op inzetten wil men de kloof tussen de verschillende lidstaten nog niet groter laten worden! •

Midden april 2012 zal het 7de MAP besproken worden op de Informele Vergadering van de Ministers van Leefmilieu. De uitdaging is om op dat moment de lange termijnstrategie, die al voor 2020 is uitgezet inzake het duurzaam omgaan met grondstoffen (door de “Roadmap on Resource Efficiency”), om te zetten in concrete doelstellingen. Vandaag blijkt dat bij nogal wat lidstaten en stakeholders, ook de Europese afvalsector, sterk wordt gepleit voor een betere coherentie tussen leefmilieu en andere beleidsvlakken. Deze uitdaging vinden we ook terug in de aanpak binnen Vlaanderen waar nu gesproken wordt over ‘transversale” projecten waarbij verschillende sectoren en administraties proberen samen te werken. Dit is duidelijk de toekomst.

Indien alle lidstaten de complete huidige Europese afvalwetgeving zouden toepassen, zou dit binnen de EU per jaar 27 miljard euro besparingen opleveren. Een Europa dat efficiënter met zijn grondstoffen omspringt, biedt vele opportuniteiten, en dit niet alleen voor onze sector. Voor heel wat industriële sectoren is de grondstofefficiëntie een noodzaak om de verdere internationale concurrentie aan te kunnen.

Werner Annaert Algemeen Directeur FEBEM - FEGE

Nadine De Greef Secretary General FEAD

53


Afval inzamelen met paarden: terug van weggeweest? De Gemeente Schaarbeek, maar ook Hazebrouck (Nord Pas de Calais – Frankrijk), heeft een afvalinzameling opgezet met paarden. Op het eerste zicht zou men kunnen glimlachen, zelfs er mee lachen … maar we moeten wel vaststellen dat de behaalde resultaten uiterst positief zijn. Cédric Slegers, Adjunct-Directeur van FEBEM

Om toch meer inzicht te krijgen in het hoe en waarom van deze initiatieven spraken we af met Loïc Couttelle, gewestelijk Directeur van de VEOLIAgroep voor Nord-Pas-de-Calais.

FEBEM FOCUS: Mijnheer Couttelle, waar gebruikt u dit paardenspan? Loïc Coutelle: “Ik zeg altijd dat het paard niet volledig de vrachtwagens kan vervangen, maar een aanvullend element is. Wij gebruiken het enkel daar waar het betere prestaties levert dan het voertuig. In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, is deze manier van inzameling doeltreffender in dichtbe­ volkte gebieden. Het is dus beter geschikt voor de stad dan voor het platteland. De uitrusting wordt ­bijvoorbeeld gebruikt in residentiële wijken, wijken met eengezinswoningen of in het centrum van de stad, zelfs op historische plaatsen. Deze manier van inzamelen kan ook aangewend worden in zones waar er grote trajecten moeten worden afgelegd, maar in dat geval is de kostprijs hoger. We zijn bezig

met het uittesten van een inzameling met paarden in een gemeente waar er een groot reliëfverschil is. We maken van de gelegenheid gebruik om een specifiek voor deze speciale omstandigheden geschikte uitrusting en een span met twee paarden uit te proberen. We letten er tevens op om het verkeer niet te hinderen en om de maximale veiligheid van de paarden en de bewoners te verzekeren.”

FF: Welk soort afval zamelt u in? LC: “De inzameling in Hazebrouck gebeurt met twee spannen. Het ene zamelt de « gele » zakken in, het equivalent van de blauwe PMD-zakken in België. Het andere span zamelt het afval in van de gemeente­lijke straatcontainers. Op het span staat een bak waarin het afval wordt ingeworpen. We gebruiken composietmaterialen, veel lichter natuurlijk dan staal waardoor de bak gemakkelijker getrokken kan worden door de paarden. Het paard is in staat om zijn eigen gewicht te trekken,


dus in dit geval ongeveer 1 ton. Rekening houdend met deze beperking, wordt geschat dat met één bak ongeveer 275 woningen kunnen bediend worden. “

imago - het paard zorgt hier voor een sterke maatschappelijke band. De laders zijn eveneens zeer gemotiveerd, want hun imago is totaal anders ten opzichte van de bevolking. De ophaler treedt uit de anonimiteit. “

We kunnen bevestigen dat deze wijken sneller worden bediend met het paard.

FP: Wat zijn de beperkingen? LC: “Er zijn verschillende beperkingen en dus is een goede voorbereiding van het project nodig, vooral voor het lossen van de bakken. Deze containers moeten geregeld omgewisseld worden. Zo moet in bepaalde wijken een zone voorzien worden voor het lossen. “

FF: En op het vlak van snelheid? Hoe presteert het paard op dat vlak tegenover de vrachtwagen? LC:”Een paard in looppas gaat tegen 6km/u, terwijl een vrachtwagen tijdens het inzamelen gemiddeld 3,5km/u rijdt. Het paard is dus niet trager. In tegendeel, we kunnen bevestigen dat deze wijken sneller worden bediend met het paard. De vrachtwagen blijft echter performanter dan het paard op het traject tussen de inzamelzone en de afvalverwer­ kingsinstallatie. Dat is de reden waarom wij een logistieke keten hebben ontwikkeld om de voordelen van het paard en van de vrachtwagen te bundelen.”

FP: En de financiële balans? LC: “De kostprijs is vergelijkbaar met de gemotori­ seerde inzameling. Dat is dus mogelijk in gebieden die een voldoende hoge bevolkingsdichtheid hebben, waar dicht bij het centrum paardenstallen kunnen voorzien worden en waar de ingezamelde hoeveelheden op maat zijn van deze soort inzameling.”

FF: Zijn het specifieke paarden?

De kostprijs is vergelijkbaar met de gemotoriseerde inzameling

LC: “Wij gebruiken trekpaarden uit het Noorden, die trouwens met uitsterven bedreigd zijn. Ze worden afgericht en getest in de praktijk. Ze worden geleide­ lijk aan ingezet en worden opgevolgd door een dieren­arts. Wij verzekeren de veiligheid van de paarden, net als waren het reguliere werkne­mers ! 3 paarden zorgen een hele week lang dat het afval van de stad Hazebrouck opgehaald wordt. De paarden worden ’s morgens in de stallen voor het span gebonden - het stadscentrum bevindt zich op minder dan 2 km en dit traject wordt te paard afgelegd. De terugkomst verloopt op dezelfde manier, met het paard in looppas.”

In België maakt de gemeente Schaarbeek gebruik van twee paarden (Ardense trekpaarden). Vier arbeiders zijn opgeleid om ze te begeleiden. Ze hebben twee functies : het inzamelen van de openbare afvalbakken en het vervoeren van kinderen of personen met beperkte mobiliteit. Ook daar is de balans blijkbaar positief, zowel op het sociale vlak als voor het leefmilieu, maar ook op economisch vlak, omdat de paarden één van de drie wagens vervangt die voordien gebruikt werd.

FF: Wat is uiteindelijk is het grootste voordeel?

Alles bij elkaar dus toch elementen genoeg om hier verder over na te denken. Niet om vrachtwagens overal te vervangen, maar wel om een complementair systeem in het leven te roepen, daar waar relevant. Voer (haver?) voor debat dus. •

LC: “Het resultaat is uiteraard duidelijk door de emissie van CO2 - deze wordt voor onze logistiek met 60% verminderd. Maar ook de geluidshinder is minder! Wat vooral opmerkelijk is, is dat er een maatschappelijke band gecreëerd wordt met de burgers. Onze sector heeft soms te lijden onder een lastig

Cédric Slegers Adjunct-Directeur FEBEM

55


Selectief ingezameld

FEBEM basisopleiding: nog plaats in juni

Leden kunnen hun mening kwijt over de federatie!

Onze basisopleiding is ondertussen goed gekend bij onze leden. Ook dit voorjaar geven we weer enkele sessies. Op één dag krijgen de deelnemers dan een praktijkgericht overzicht van de belangrijkste regelgeving inzake afvalbeheer, van de organisatie van de markt, van de private en publieke spelers, van de beheersorganisaties, van belangrijke financiële dossiers zoals heffingen edg… We mikken hierbij op nieuwkomers in de sector of personen die eens graag alles op een rijtje gezet zien. De volgende Nederlands­talige sessie is op 22/06 in Antwerpen (SGS, Noorderlaan). Inschrijvingen naar anita.cosaert@febem-fege.be .

FEBEM voert momenteel een imago-onderzoek uit. Zowel bij externen als bij de leden. Verschillende leden, groot en klein, worden hiervoor intens bevraagd. Het is echter een steekproef, niet alle leden zitten in deze intense bevraging. U kan uw mening over de federatie echter wel kwijt. Op ons extranet (FEBEM-site) staat een vragenlijst. U kan die invullen en aan het FEBEM-secretariaat bezorgen. We zullen zeker rekening houden met uw inbreng. Dank bij voorbaat.

• LABORATORIA • LUCHTONDERZOEK • REACH & SDS • MILIEU-ADVIES • VEILIGHEIDSSTUDIES • GEOTECHNIEK SGS IS THE WORLD’S LEADING INSPECTION, VERIFICATION, TESTING AND CERTIFICATION COMPANY

• GELUID & TRILLINGEN

be.environment@sgs.com www.be.sgs.com

adv SGS-febem_3.indd 2

WHEN YOU NEED TO BE SURE

5/11/10 11:26


FEBEM vertaalt niet alleen uw teksten maar maakt ze ook beter leesbaar

Uw federatie biedt u al enige tijd de mogelijkheid om typische vakteksten bij ons te laten vertalen. Dit niet alleen aan zeer voordelige tarieven maar ook met een zekerheid van het gebruik van het juiste vakjargon. Heel wat leden maken hiervan al gebruik, vooral voor eerder technische teksten. Voortaan bieden we u echter ook de service om meer literaire teksten niet alleen correct te vertalen maar meteen ook in een zeer heldere taal te zetten. Denk maar aan teksten voor nieuwsbrieven die naar de buitenwereld gaan zoals buurtcomités, overheden, klanten… Neem hiervoor gerust contact op met anita.cosaert@ febem-fege.be .

FEBEM-Opleidingen: “Nieuwe Vlaamse regelgeving” op 4 mei (10u – 14u)

In Vlaanderen is er een nieuw afvaldecreet én een nieuw uitvoeringsbesluit (VLAREMA). Dit heeft heel wat gevolgen en zorgt voor heel wat discussies zoals de invulling van het zelfvoorzieningsprincipe, de sorteerverplichtingen, end of waste… Daarom heeft de federatie een opleiding ontwikkeld die zich heel specifiek richt op de belangrijkste nieuwigheden en de specifieke gevolgen voor de afvalsector. Dit gebundeld op 4 uur en zo praktijkgericht mogelijk. Deze opleiding wordt in het Nederlands georganiseerd in de kantoren van FEBEM op vrijdag 4 mei van 10u tot 14u. Een syllabus is voorzien. De inschrijvingsprijs is 150 euro per persoon. Meer info en inschrijven kan bij anita.cosaert@febemfege.be . Opgelet, dit is een eenmalige opleiding en mag niet verward worden met onze basisopleiding die we op geregelde tijdstippen herhalen.


Deontologische code

Indien een bedrijf volwaardig lid wenst te worden van

aanvaarding van afvalstoffen op stortplaatsen. Een code

FEBEM, moet het zich verbinden de deontologische

voor de problematiek van het mengen van afvalstoffen

code van de Federatie te respecteren. Deze code bevat

is in ontwerpfase, net als enkele richtlijnen voor de

enkele duidelijke engagementen naar het respecteren van

recuperatie van papier en karton. Het is de bedoeling deze

wetgeving toe en schrijft ook een bepaalde collegialiteit

codes te laten omzetten in regelgeving maar in tussen­

voor. Voor FEBEM zijn dit basisverklaringen, waar elk

tijd moeten onze leden deze codes wel te respecteren.

regulier bedrijf zich moet aan houden. Er is dan ook

FEBEM meent dat op deze manier de Federatie effectief

een duidelijke procedure voorzien indien zou worden

werk maakt van de verdere professionalisering van de

gesignaleerd dat een van onze leden deze deontologie

sector en zonder “windowdressing” ten velde zaken helpt

niet zou respecteren. Deze procedure is al enkele malen

verbeteren. Het FEBEM-lidmaatschap is dus ook duidelijk

in werking gezet met telkens een uitkla­ring van enkele

een kwaliteitslabel, wat uitwendig gemaakt wordt door

onduidelijkheden als gevolg. De code zorgt dus ook

een ingekaderde verkla­ring die de volwaardige leden

voor een betere sfeer tussen de bedrijven en is ook

ontvangen.

een kapstok voor verdere uitwerkingen binnen enkele sectoren. Zo is in het kader van deze code door de Federatie een “code van goede praktijk” uitgewerkt voor de behandeling van asbestafval én een code voor de r

hee

ube Milie oor v ” n e zorg drijv ilieu

ratie

e Fed

m Be ig in van drijv , be BEM

“FE

SRIJF N D E B E DE RIJV VAN IE BED R U GD ES E E ENIN SUCC RT ILI T ERL STV DAT HE CHA N DE M DE IEN IN H D D C E EN IG A ECT EBB RTU GIS IE V ORR N OVE KAN H NC IJ N OLO DERAT T LE E EDEN Z AT ME L N O V L ND EO EITS HAAR WE de E FE ALIT ND ROU EN van KW ERT EM M, D eren HE E EEN T. FEB C ET V anis R B H S t en O T I E O E t org OM V ach F H h M K d c T T n ri E IS AN aa E ED EN tsge TIE met A GAR N GO ltaa IND u N rd B R s e E A R o T re E STA PPIJ gev het E VE FED HA it en BEM rden EN T

o te FE TSC R LED ht w wali ar VAN N MAA eric or k n ha EN HAA gsg t vo Me LED ILIEU E IE EN ; ssin ROP andach ; EBE . lo O T DE iten N p M A O u o ilieu rken F V DE ta n S, rb fm ER e e E N a N e f D e L A m a E e le E n t M F rw DE STA erking ucti DE n he daa roep EN EN nstr w en g lanten e eraties, VAN RATIE LED ionele s co k als e E ssie en en ss AAR FED iscu men lgië, de stige g dien N H n profe d o E n k ij e e n M rb e m e B ing eko waa EBE sme: e am ctor in men e to ing RF li n te re d e a e O rk e s n r e e O d io w V ; de an en voo fess pen oor tie, ning ieu orm · pro stverle : een o ening; leden v aarde v leefmil ocra dem ar het ew dien rschap ders m n de . e n ha voegd ng van a ie e v tn r r r o u EM toege ten ari · pa ect vo e kle FEB nflic vrijw n at; en d n tot co resp sgeest: ing: ee ieu: de l sta n e vorm ; ep epp fmil traa okke ilieu illen niet leid h · gro rdesch het lee n; cen c betr efm a ers ing en v a g or aa rk s en le met de o o s w e g v · tw nm ppij elijk menin rk is ect e a g a p s h T a n s m N tsc een · re n dagd spect: te krijge vrije ARA maa M het HG r de ers, lede rzijds re dacht BE ZIC voo n; partn erre FE EN ect ede de aan v ten, ELL spectere ij resp o n · w n T z e la S o k in re EM aarb vold van tanties FEB n tijde te eren w ; ele sins n vo VAN oord lle EN te a entie te erbetere g ten v overheid LED eving n v rr ri e E u d te c D ete n en ; wetg con ctor verb nen aa rhed igen g, · de eerlijke n de se n naar e ove ond n verl n va ve n bij verk rgaderi · ee imago stre rking te arte turen e; unt a ti e te p k V t e d ra d ne de tan EN n te e struc · he rtduren medew n. eme LED an de fe g aa n EM-s o e te DE v elan en inter FEB gen, Alg · vo olledig ndpun het LEN en; gen a en b v n ta ZUL eslissin ere led lt enkel studied eme sultate · de rheidss E lg a O d T re ls sb ete an an a u z IE v le s o e ove T n z n ië n d A e n se nc me ten lem DER con fina tie e arin nemen es; . prob eiten, E FE gen bij dera gen wa liteit RD Forc vit rens -eve e fe g ntia NAA neerle n met d ordigin FEBEM n Task ten alvo de acti onfide e n c o h ij h e e w n z e ric eff ig en pe nd tr d · zic egiaal e g e a e o ti a te b n ro n g er e e ll era · co EBEM-v rticipere n, Werk r de fed eratie to lt voor d lid a EM F a d ge te FEB · in imaal p Trefda erst na r de fe borg s en, naa ich ijk e max


Overzicht standpunten en visies van FEBEM Nieuws - Standpunten en visies

06.03.2012

Gemeenschappelijke nota biogassector in Vlaanderen: ondersteuning groene stroom

15/09/2011

Standpunt FEBEM over toekomst stortplaatsen

15/09/2011

Standpunt FEBEM Ondersteuning groene stroom uit biomassa

01.09.2011

Standpunt FEBEM (Werkgroep afvalstoffen) met betrekking tot transport van afvalstoffen in Waals recht volgens de Afvalstoffendirective 98/2008

10/06/2010

Standpunt FEBEM Toekomst afvalintercommunales

31.08.2011

FEBEM standpunt havenplannen

25.11.2010

Energie versus materiaalrecyclage

25.11.2010

Reactie FEBEM VLAMAB

25.11.2010

Toekomstvisie Stortplaatsen

24.06.2010

Memorandum voor de nieuwe federale regering

10.06.2010 Note de réflexion sur l’avenir des centres d’enfouissement technique, dans le cadre de la

rédaction du PWD 2020 22.04.2010

Standpunt van FEBEM over de Toekomst van de Vlaamse Afvalverwerkende bedrijven

15.02.2010

Reactie FEBEM op nota OVAM over verwerking

08.02.2010

Reactie FEBEM op het vernieuwde afvalstoffendecreet (materialendecreet)

22.12.2009

FEBEM: afvalrecyclage kan heel wat bijdragen tot CO2-reductie

27.11.2009

FEBEM: extra verbrandingscapaciteit en prioriteit voor recyclage kunnen wel samen

12.10.2009

Standpunt van FEBEM over het voorstel van de federale minister van Economie om de prijscontrole voor de afvalbehandeling af te schaffen

11.06.2009

Standpunt ingenomen door de Raad van Bestuur over Verwerking Verantwoord

11.06.2009

Standpunt ingenomen door de Raad van Bestuur over hout en Val-I-Pac

28.05.2009

Standpunt van FEBEM betreffende het voorontwerp (1° lezing) van het Waalse besluit voor de omzetting van het Europees besluit over de procedures en de acceptatiecriteria voor stort­ plaatsen (Franstalige tekst)

18.05.2009

Standpunt van FEBEM (3° lezing ) betreffende het Waalse ontwerp van de sectorale voorwaarden voor composteerinstallaties (Franstalige tekst)

11.05.2009

Standpunt van FEBEM (2° lezing) betreffende het Waalse ontwerp-besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor het gebruik van compost en digestaat (Franstalige tekst)

n;

59


LEDENLIJST Meer info op onze website www.febem-fege.be

4Biofuels 1070 Brussel www.4energyinvest.com

Bosatec 3600 Genk www.groupmachiels.com

De Vocht 2840 Reet www.fransdevocht.be

GRC-Kallo 9130 Kallo www.decnv.com

A&S Energie 8780 Oostrozebeke www.a-s-energie.be

Bremcon 2070 Zwijndrecht www.bremcon.be

Dilissen Transport 3900 Overpelt www.dilissen-transport.com

GRCT 2270 Herenthout www.grct.be

A.B.R. 1850 Grimbergen www.demeuter.be

Broeckx Plastic Recycling NL-5085 ET Esbeek www.broekcx.nl

Doopa 8800 Roeselare www.doopa.be

GRL 3560 Lummen www.grl.be

Accurec 3980 Tessenderlo

Bruco Containers 2030 Antwerpen www.bruco.containers.com

Duferco Diversification 7100 La Louvière www.duferco.be

Grondreinigingscentrum Limburg 3560 Lummen www.carmans.be

Brussel Recyclage 1190 Brussel www.brussel-recyclage.be

Ecomac 3990 Linde-Peer www.groupmachiels.com

GRV 8800 Roeselare www.vanheede.com

BST 2830 Willebroek www.belgianscrap.com

Ecosmart 2870 Puurs www.vangansewinkel.com

Hallurec F-59250 Halluin www.plasticollect.com

BSV 8530 Harelbeke www.bsv-nv.be

Edelchemie Benelux 3650 Dilsen www.edelchemie.be

HCI 2950 Kapellen www.hci.be

Buchen Industrial Services 7170 Manage www.buchen.net

Ekol 3530 Houthalen-Helchteren www.ekol.be

Henri Containerdienst 3300 Tienen www.sita.be

Campine Recycling 2340 Beerse www.campine.be

EKP Recycling 2860 St Katelijne Waver www.jacobsbeton.be

High 5 Recycling 2030 Antwerpen www.high5recycling.com

CETB 7141 Carnières www.sita.be

Electrawinds 8400 Oostende www.electrawinds.be

Holcim Belgique 7034 Obourg www.holcim.be

Cimenteries CBR 1170 Brussel www.cbr.be

Eneco België 2800 Mechelen www.eneco.be

Hoslet 1325 Chaumont-Gistoux www.sita.be

AOP Antwerpse Oudpapiercentrale 2660 Hoboken

CHAP-YT 2980 Zoersel www.chap-yt.eu

Envisan 9308 Hofstade-Aalst www.envisan.com

Houtrecyclage Vandendriessche 8900 Ieper www.houtrecyclage.be

Apparec 2830 Tisselt-Willebroek www.apparec.be

Cogal 9100 St.-Niklaas www.cogal.be of www.dehon.com

Eurofat 8552 Zwevegem-Moen

IEH Recycling 2310 Rijkevorsel www.iehrecyclingbelgium.com

Assainissement Decottignies 7623 Rongy www.vindage2000.be

Cogetrina 7522 Marquain www.dufour.be

Atravet 9160 Lokeren www.attravet.be

Comet Tyre Recycling 6200 Chatelet www.cometsambre.be

AVR België 2400 Mol www.avr-belgie.be

Corvers 3583 Beringen www.sita.be

AWS 2860 Sint-Katelijne-Waver www.aws.eu

De Bree Solutions 9990 Maldegem www.debree.be

BAM Wallonie 4053 Chaudfontaine www.bamwallonie.be

De Coninck 3020 Veltem www.de-coninck.be

Bel Fibres 7022 Hyon

De Coster Dominique 3530 Houthalen-Helchteren www.decosternv.be

Aclagro 9032 Wondelgem www.aclagro.be Adams Massenhoven 2240 Massenhoven www.adams-massenhoven.be Aerts Jan Containerdienst 2160 Wommelgem www.aerts-containers.be Alfamet 9200 Dendermonde www.alfamet.be Alvin 7012 Jemappes Amacro 1654 Huizingen www.amacro.be André Celis Containers & Recyclage 3210 Lubbeek www.celis.be Antwerp Tank Cleaning ATC 2030 Antwerpen www.vanloon.be

Biomass Center 8900 Ieper www.biomasscenter.be Bionerga 3740 Bilzen / 3630 Maasmechelen www.bionerga.be Bioterra 3660 Opglabbeek www.bioterra.be Bio Oil Recycling 8200 Brugge www.allvet.be BLC-group 9600 Ronse www.containerdienst-bert.be Bongaerts Recycling 3990 Peer BOS 2030 Antwerpen

Eurowaste 2000 Antwerpen www.eurowaste.be Fim P&R 2260 Westerlo, www.fim.be

Indaver 2800 Mechelen www.indaver.be

Foronex 8710 Wielsbeke www.foronex.com

Ivo Van den Bosch Containerdienst 2520 Ranst www.ivovandenbosch.be

Frimpex 3370 Boutersem

Jeritop 9031 Drongen www.jeritop.be

Garwig 8650 Houthulst www.garwig.be Geldof 8560 Wevelgem www.geldof-recycling.be Gemini Corporation 2050 Antwerpen www.geminicorp.be

De Dijcker Recycling 2860 Puurs www.ddrecycling.be

General Plastics International D-24558 Henstedt-Ulzburg gpigmbh.blogspot.com

De Kock E. 3090 Overijse www.dekock.info

Geocycle 7181 Seneffe www.geocycle.be

Demets Containers 1120 Brussel www.sita.be

Geo-Milieu 2440 Geel www.geo-groep.com

De Meuter Containers 1000 Brussel www.sita.be De Neef Chemical Processing 2220 Heist-op-den-Berg www.deneef.net Depovan 8800 Roeselare www.vanheede.com

Jozef Michel oudpapier 2920 Kalmthout Kargro Group 2920 Kalmthout www.tyreplan.be Kayak Maritime Services 2000 Antwerpen Kempisch Recyclage Bedrijf 2340 Beerse www.krb-glasscollecting.be Klerk’s Plastic Recycling KPR 2320 Hoogstraten www.hyplast.be Lammertyn.net 9070 Destelbergen www.lammertyn.net Lavatra 8930 Lauwe

Gielen Container Service 3600 Genk www.gielen-recyclage.be

Lhoist Recherche & Développement 1342 Ottignies www.lhoist.com

Gilgemyn oudpapierbedrijf 8560 Wevelgem

MAC 2030 Antwerpen

Govaerts Recycling 3570 Alken www.govaplast.com

60

Inafzo 8980 Zonnebeke


Machiels 3500 Hasselt www.groupmachiels.com

Protelux 6880 Bertrix

Maintenance Industrielle Walonne 7971 Basècles

Put Boudewijn & zoon 3582 Beringen www.putboudewijn.be

Maltha 3920 Lommel www.maltha.nl

Ravago Production 2370 Arendonk www.ravago.be

Marpobel 2030 Antwerpen

RCMD 9870 Zulte www.rcmd.be

Marpos 8380 Dudzele Matco 8790 Waregem www.matco.be

Rymoplast 3920 Lommel www.morssinkhofplastics.nl

Stok&Co 3530 Houthalen-Helchteren www.vangansewinkel.com

SAF Recyclage 9990 Maldegem

Stora Enso Langerbrugge 9000 Gent www.storaenso.com

SEOS Plastic Recycling 4600 Verviers SGS Ewacs 9120 Beveren-Melsele www.be.sgs.com SHANKS sa 1435 Mont-St-Guibert www.shanks.be

R.D. Recycling 3530 Houthalen www.rdrecycling.be

SVK 9100 Sint-Niklaas www.svk.be Tellgnosis 2860 Sint-Katelijne-Waver Thomé H. & Fils 1730 Mollem

Recma 4100 Seraing

SHANKS Vlaanderen 8800 Roeselare www.shanks.be

Transcoma 3600 Genk www.transcoma.be

Renovius 3900 Overpelt www.renovius.be

SHANKS Vlaanderen 9042 Gent www.shanks.be

Tri-Terre SAFS 4040 Herstal

MCR 2627 Schelle

Recoval Belgium 6182 Souvret www.trcnv.be

Silvamo 8800 Roeselare

M.E.C. nv 8500 Kortrijk

Recupa 1070 Bruxelles

Minérale 6042 Lodelinsart

Recup-Oil 8770 Ingelmunster

Molok 3530 Houthalen www.molok.-benlux.com

Recyc-Oil 8710 Wielsbeke www.recyc-oil.be

Monseu 1440 Braine le Chateau

Recydel 4020 Wandre www.vangansewinkel.com

Matco Glas 8710 Wielsbeke M.C.A. Recycling 1190 Vorst www.mca-recycling.com

MTD Milieutechnieken 2270 Herenthout www.mtd-etec.com New West Gypsum Recycling 9130 Kallo www.nwgypsum.com Norland 5300 Andenne www.sita.be OCS - ATM 2170 Antwerpen www.atmmoerdijk.nl Oostvlaams Milieubeheer OVMB 9042 Gent www.ovmb.be Op de Beeck 9130 Kallo www.odbeeck.be Oriental Recycling 2230 Oevel www.orientalrecycling.com Out of Use 3200 Aarschot www.outofuse.com Pack2pack 8800 Rumbeke www.pack2pack.com

SIMS Recycling Solutions 9100 Sint-Niklaas www.sims-group.com SITA Remediation 1850 Grimbergen www.sitaremediation.be SITA Recycling Services 2340 Beerse www.sita.be SITA Treatment 1180 Brussel www.sita.be

Recyfood 3560 Lummen www.recyfood.be

SITA Wallonie 4460 Grâce-Hollogne www.sita.be

Recyfuel 4480 Engis www.recyfuel.be

Smet Jet 8400 Oostende www.edelweissnv.be

Recygom 4821 Andrimont www.sita.be

Smurfit Kappa 2170 Merksem www.smurfitkappa.com

Recyper 9100 Sint-Niklaas www.sita.be

Soborel 3550 Heusden-Zolder www.vangansewinkel.com

Remo Milieubeheer 3530 Houthalen www.groupmachiels.com

Socaplast 1840 Londerzeel www.socaplast.be

REMONDIS 4041 Milmort www.remondis.be

Sodecom 7040 Quévy www.vanheede.com

Rendac 9470 Denderleeuw www.rendac.com

Sodever 1420 Braine l’Alleud Soraf 2840 Rumst www.ljanssens.be

Repaper 2910 Essen Re-Tyre 3920 Lommel

Papnam 5060 Auvelais

Revabo 2990 Wuustwezel www.hensnv.be

Pieck Containers 3290 Tessenderlo www.sita.be

Revatech 4480 Engis www.revatech.be

Pirobouw 2900 Schoten www.pirobouw.com

Rik’s Plastics 3600 Genk www.riksplastics.com

Plastirec 2330 Merksplas www.plastirec.be

Romarco 9240 Zele www.romarco.be

Progra 2235 Hulshout www.belgras.be

Rulo 7742 Hérinnes-lez-Pecq www.rulo.be Rumst Recycling 2840 Rumst

61

TWZ 9940 Evergem www.twz.be Valomac 1850 Grimbergen www.sita.be Vandewiele Recycling 8470 Gistel www.houtmolen.be Van Gansewinkel 2870 Puurs www.vangansewinkel.com Vangansewinkel Aalst 9300 Aalst www.vangansewinkel.com Vangansewinkel Eeklo 9900 Eeklo www.vangansewinkel.com Vanheede Environment Group 8940 Wervik www.vanheede.com Van Moer H & Zn 9120 Melsele www.vanmoerh.be Van Pelt Containerbedrijf 2900 Schoten www.vanpelt-nv.be Van Puijfelik NL 4815 CD Breda www.vanpuijfelik.nl Veolia ES 2030 Antwerpen www.veolia-es.be Verpola 8000 Brugge www.verpola.be

Soret 1560 Hoeilaart

VIDTS Recycling 7822 Ghislenghien www.vidtsrecycling.be

Soreplastic 6971 Champlon www.soreplastic.be

Vlar Papier 2830 Tisselt www.storaenso.com

SO.TRA.EX 4700 Eupen www.sotraex.com

Vosselaarse Oud Papier Centrale 2330 Merksplas www.vopc.be

Spanin 8780 Oostrozebeke www.indaver.be

Vulsteke & Verbeke 8970 Poperinge www.vulsteke-verbeke.be

Stadsbader-Flamand 8530 Harelbeke www.stadsbader.com

W-Cycle 1500 Halle www.colruyt.be

Stallaert Recycling 1800 Vilvoorde www.stallaert.be

West Waste Treatment 8600 Diksmuide www.wwt.be

Stevan 8860 Lendelede www.stevan.be

WOS 3600 Genk www.wos-genk.be



Bezoek onze website www.febem-fege.be Federatie van Bedrijven voor Milieubeheer vzw Paviljoenstraat 9 - 1030 Brussel Tel. 02 757 91 70 - Fax 02 757 91 12 info@febem-fege.be - www.febem-fege.be

63



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.