Economie & Arbeidsmarkt Flevoland 2011-2012

Page 1

ECONOMIE EN ARBEIDS MARKT 2011 - 2012

FLEVOLAND Met als themahoofdstuk:

‘Ruimte voor Het Nieuwe Werken’


INHOUDSOPGAVE

Voorwoord

3

Samenvatting

5

1. Inleiding 1.1 Inleiding 1.2 Opzet van het onderzoek

6 8 8

2.

Bevolking en beroepsbevolking 2.1 Inleiding 2.2 Bevolkingsontwikkeling 2.3 Beroepsbevolking 2.4 Woon-werk stromen 2.5 Vooruitblik 2.6 Conclusie

10 12 12 16 19 22 25

3.

Werkgelegenheid 3.1 Inleiding 3.2 Werkgelegenheidsontwikkeling 3.3 Werkgelegenheidsstructuur 3.4 Ontwikkelingen per sector 3.5 Vooruitblik 3.6 Conclusie

26 28 28 31 34 42 45

4.

Werkloosheid 4.1 Inleiding 4.2 Werkloosheidsontwikkeling 4.3 Kenmerken van de werkloosheid 4.4 Vooruitblik 4.5 Conclusie

46 48 48 51 54 55

5.

Bedrijvigheid 5.1 Inleiding 5.2 Bedrijvendynamiek 5.3 Ontwikkelingen en verwachtingen bedrijfsleven 5.4 Vooruitblik 5.5 Conclusie

56 58 58

6.

Werklocaties 6.1 Inleiding 6.2 Bedrijventerreinen 6.3 Vastgoedontwikkeling 6.4 Vooruitblik 6.5 Conclusie

72 74 75 78 83 83

7.

Ruimte voor Het Nieuwe Werken 7.1 Inleiding 7.2 Ontwikkeling van ZZP’ers naar sector • Interview Jacques van Dinteren 7.3 Thuiswerken 7.4 Effect van Het Nieuwe Werken op formele en informele werklocaties • Interview Maarten Riebel 7.5 Vooruitblik • Interview Douglas Brouwers 7.6 Conclusie

84 86 87 88 92

65 68 70

94 96 100 104 107

Bijlage 1 Economische kerngegevens

108

Adressen

111


VOORWOORD

Nadat we vorig jaar het eerste gloren van economisch herstel hoopten te zien, is het optimisme over de economische vooruitzichten nu meer getemperd. In tijden van recessie is het belangrijk in te zetten op een ontwikkeling naar kenniseconomie waar innovatie centraal staat. Innovatie is de grondstof voor toekomstige economische groei en kennis is onze belangrijkste waarde daarbij. Door de gestage uitbouw van het aanbod hoger en wetenschappelijke onderwijs in Flevoland vergroten we niet alleen het opleidingsniveau, kennisniveau en -netwerk in de provincie, maar kunnen we ook direct bijdragen aan het verhogen van het economische groeipotentieel in Flevoland. Het huidige beeld is wisselend. Veel tekenen staan op groei. Bevolking, werkgelegenheid, maar ook werkloosheid. Samen zullen we hard moeten werken om iedereen goede kansen op werk te kunnen bieden. Hoewel de jongste cijfers van het CBS aantonen dat de economie van Flevoland vergeleken met andere provincies in 2011 relatief goed heeft gepresteerd, is groei voor Flevoland geen automatisme meer. Handhaving van de groei blijft echter onze inzet zodat Flevoland haar koppositie als groeiprovincie niet inruilt. Door gezamenlijk in te zetten op een sterk economisch beleid, waarin innovatie, kennis maar ook duurzaamheid sleutelbegrippen zijn, kan Flevoland zich wel qua economische prestaties blijven onderscheiden. Dat is onze inzet. Nadat vorig jaar, hoe kan het ook anders, uitgebreid is stilgestaan bij het 25-jarig jubileum van onze provincie, is er dit jaar specifiek ruimte gereserveerd voor Het Nieuwe Werken. Er wordt veel gesproken en geschreven over Het Nieuwe Werken, maar wat de toekomstige ruimtelijk-economische consequenties zijn, zal de komende tijd nog exact moeten blijken. Vast staat dat onze pioniersgeest het mogelijk zal maken om ook met Het Nieuwe Werken voorop te lopen. De groei van de informele werklocaties in Flevoland sluit hier al op aan. Wij wensen u veel leesplezier met deze uitgave van Economie en Arbeidsmarkt Flevoland.

J.N. Appelman

R.H. Zieck

Gedeputeerde van Economische Zaken, Arbeidsmarktbeleid, Onderwijs Provincie Flevoland

Voorzitter Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

3


SAMENVATTING

Bevolking en beroepsbevolking Het inwonertal van de provincie Flevoland is bovengemiddeld gegroeid. Wel neemt het groeitempo af. Op 1 januari 2012 telt Flevoland ruim 395.000 inwoners. De groei wordt vooral verklaard door de natuurlijke aanwas. Ook is er een vestigingsoverschot vanuit het buitenland. In de afgelopen jaren neemt Almere tweederde van de bevolkingsgroei in Flevoland voor haar rekening. De beroepsbevolking is ook weer gegroeid, mede verklaard door de relatief jonge bevolking van Flevoland. Het aandeel hoger opgeleiden in de beroepsbevolking groeit bovengemiddeld. De uitgaande woon-werk pendel van Flevoland naar andere provincies blijft aanzienlijk groter dan de inkomende pendel.

Werkgelegenheid Flevoland onderscheidt zich met bovengemiddelde banengroei. Er zijn in 2011 ten opzichte van 2010 bijna 2.000 banen bijgekomen (1,1 procent), waardoor de totale werkgelegenheid in 2011 175.970 bedraagt. Landelijk is de groei een stuk lager. De absolute banengroei doet zich vooral in Almere voor. Relatief groeit de werkgelegenheid fors in Zeewolde. De beleidsdoelstelling ten aanzien van de werkgelegenheidsgraad (in 2015 moet deze 75 procent bedragen) is bijna gehaald. Net als in 2010 is er in 2011 voor 73 procent van de beroepsbevolking een fulltime baan. Flevoland telt relatief veel kleine bedrijven en ZZP’ers. In de meeste sectoren is banengroei gerealiseerd. De sterkste groeicijfers zijn te zien in de sector informatie en communicatie en in de publieke sector. In Flevoland valt ÊÊn op de vijf banen in de topsectoren die door het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie zijn benoemd. Ondanks de groei van de provinciale werkgelegenheid in het afgelopen jaar hebben Flevolandse ondernemers geen hoge groeiverwachtingen ten aanzien van de omvang van het personeelsbestand in 2012. Vooral in de bouw denken veel ondernemers dat het personeelsbestand zal krimpen.

Werkloosheid Het aantal werklozen in Flevoland is in 2011 gestegen tot 13.440 mensen. In andere provincies daalde het aantal werklozen. Doordat de beroepsbevolking ook toenam is het werkloosheidspercentage in Flevoland ongeveer gelijk gebleven; 7 procent (landelijk: 6: procent). Urk kent binnen Flevoland de laagste werkloosheid, slechts 3 procent. Het werkloosheidspercentage is het hoogst onder 55-plussers. Ook van de vrouwelijke beroepsbevolking is een groter aandeel werkloos, al is de werkloosheid onder mannen in het laatste jaar wel sterker opgelopen. De werkloosheid onder lager opgeleiden is twee keer zo hoog als onder middelbaar opgeleiden. Onder middelbaar opgeleiden is de werkloosheid op haar beurt weer twee maal zo hoog als onder hoog opgeleiden.

4


Bedrijvigheid Het aantal bedrijfsvestigingen in Flevoland is in 2011 gegroeid, maar minder hard dan voorgaande jaren. De toename ligt met 3,5 procent nog wel boven de landelijke groei van 2,7 procent. Het aantal bedrijfsvestigingen in Flevoland bedraagt nu 36.000. De meeste Flevolandse bedrijven zijn actief in de zakelijke dienstverlening. Deze sector is ook verantwoordelijk voor 80 procent van de totale groei van het aantal vestigingen. Het jaar 2011 kent een recordaantal van bijna 3.500 starters. In de detailhandel en dienstverlening is de meeste dynamiek, met veel starters en opheffingen. Flevolandse ondernemers zijn eind 2011 minder positief dan ultimo 2010. Ook de verwachtingen voor de economische prestaties in 2012 zijn niet hooggespannen.

Werklocaties Door verminderde economische groei is de vraag naar bedrijven-terreinen opnieuw afgenomen. In 2011 bedraagt de uitgifte 14 hectare. De gemiddelde jaarlijkse uitgifte in 2007-2011 bedraagt 31 hectare. Van het totale aanbod is 40 procent direct uitgeefbaar, wat neerkomt op ongeveer 300 hectare. Op basis van het gemiddelde uitgiftetempo in de afgelopen vijf jaar is er bijna voor de komende 10 jaar voldoende direct uitgeefbaar terrein beschikbaar. De Flevolandse kantorenmarkt staat (net als in de rest van Nederland) vrijwel op slot. Aanbod en opname zijn in 2011 verder uit elkaar gegroeid doordat er minder is uitgegeven en het aanbod is gegroeid ten opzichte van 2010. Verder is ook de opname van bedrijfsruimte in 2011 in Flevoland gehalveerd. Voor de komende zes jaar is er voldoende aanbod. Op de winkelruimtemarkt zijn zowel aanbod als opname toegenomen.

Ruimte voor Het Nieuwe Werken De provincie Flevoland behoort met de provincies Noord-Holland en Utrecht tot de koplopers als het gaat om Het Nieuwe Werken. In de productiestructuur van Flevoland zijn veel dienstverlenende sectoren vertegenwoordigd . De activiteiten in deze sectoren zijn vaker footloose dan in andere branches. In deze sectoren zijn daarom relatief veel ZZP’ers, telewerkers en thuiswerkers actief. Door de opkomst van de ZZP’er en Het Nieuwe Werken verschuift het ruimtelijk patroon van werklocaties. Ruimtelijke analyse van de werkgelegenheidsontwikkeling in Flevoland laat zien dat informele werklocaties winnen aan belang en formele werklocaties verliezen aandeel als werkplek. Het Nieuwe Werken en de groei van het aantal ZZP’ers heeft vooral effect op de woonwijken en de kantoorlocaties. In de woonwijk is meer flexibiliteit in bestemmingsplannen nodig en is er behoefte aan ontmoetings- en vergaderfaciliteiten. In de toekomst zijn er waarschijnlijk minder kantoormeters nodig doordat het aantal vierkante meter per medewerker afneemt. Verder is er een toenemende behoefte aan flexibele kantoorconcepten.

5


01

INLEIDING


“Breng het nieuwe werken terug naar de realiteit. Iedereen lijkt aan de haal te zijn gegaan met het begrip, maar belangrijk is vooral om naar je bedrijf te kijken en een duidelijk doel te stellen. Wat heeft je bedrijf nodig en waarom? Hoe kun je dat met het Nieuwe Werken oplossen? Voer het niet te snel in en blijf monitoren. Medewerkers hebben tijd nodig om te wennen aan veranderingen. Begin er wel aan! Als je vooral nadenkt en niets doet, gebeurt er niets.�


01

INLEIDING

1. INLEIDING 1.1 Inleiding Nederland is in 2011 opnieuw in een recessie (twee achtereenvolgende kwartalen van krimp) beland. De zogenoemde dubbele dip is daarmee een feit, want ook halverwege 2008 was er na de Amerikaanse hypothekencrisis sprake van een recessie. De huidige economische recessie duurt volgens het Centraal Planbureau voort tot de tweede helft van 2012. Voor dit jaar wordt een krimp verwacht van -0,75 procent bbp. In de jaren daarna volgt naar verwachting een licht herstel: 1,25 procent in 2013 en 1,5 procent in 2014 en 2015. Daarmee kent Nederland sinds 2008 een zesjarige periode waarin per saldo geen economische groei heeft plaats gehad, iets wat sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer was voorgekomen. Deze stand van de economie zorgt er voor dat de hand op de knip wordt gehouden. Dat wordt nog versterkt door het streven van het kabinet Rutte om het begrotingstekort op korte termijn terug te dringen tot 3 procent. Daarvoor zijn besparingen tot 15 miljard nodig. Gevolg is dat niet alleen consumenten minder uitgeven, maar ook dat bedrijven meer terughoudend zijn om nog investeringen te doen. Binnen dat economisch kader spelen de huidige en toekomstige ontwikkelingen in de provincie Flevoland zich af. Duidelijk is dat er een fundamentele en diep ingrijpende omslag plaats vindt. Ten dele is dit een onvoorstelbaar en onvoorspelbaar proces, omdat overwaarderingen uit het verleden, van bankbalansen tot grondprijzen, van huizenprijzen tot afschrijvingstermijnen nog uit het systeem moeten verdwijnen. Dit is een nieuwe situatie waarmee bestuurders geen enkele ervaring hebben. De eerste reflex is om plannen te faseren en te bevriezen. Dit veronderstelt dat die plannen en hun richting zelf geen herijking behoeven en deze gedachte gaat ook uit van een herstel van ‘normale groei’ binnen drie a vier jaar. Echter, de komende tien jaar zal anders zijn, waarbij beheer belangrijker zal worden dan groei alleen. Een herbezinning is nodig, een open en scherp oog voor de kansen die de crisis ook biedt. Het is tijd voor creativiteit, die oplossingsgericht en grensdoorbrekend is. Het te voeren economisch beleid in de provincie Flevoland moet daarom juist sterk gericht zijn om die kansen te zoeken en het bedrijfsleven te stimuleren, te faciliteren en te helpen om die kansen te zoeken en te benutten. Ruimte scheppen voor ondernemerschap is daarin een belangrijk element, de markt zal zelf het voortouw moeten nemen. Maatschappelijk verantwoord ondernemen moet het uitgangspunt zijn zowel voor de overheidssector (milieu, overlast, werkloosheid, nieuwe zorgtaken) als voor de private sector (duurzaamheid, innovatie, aantrekken jong talent). Daarbij moet worden aangesloten op de nieuwe economie, die kennis, dienstverlenend en ICT gestuurd is. De daarbij horende ruimtevraag moet, ondanks een momenteel wat lagere behoefte, geaccommodeerd worden door voldoende bouwrijp bedrijfs- en kantoorterreinen en voldoende bedrijfs- en kantoorpanden beschikbaar te houden. Een van de exponenten van de huidige economische structuurveranderingen is Het Nieuwe Werken. In het themahoofdstuk van dit jaar verkennen we de mogelijke gevolgen van Het Nieuwe Werken voor de ruimtebehoefte in Flevoland. Hoewel een doortrekking van de ontwikkelingen in het verleden in deze sterk veranderende tijden niet meer aan de orde is, zijn goede en tijdige analyses en heldere data nodig als basis voor een actiegericht economisch beleid.

1.2 Opzet van het onderzoek Voor deze publicatie is gebruik gemaakt van databronnen van onder andere de Provincie Flevoland, het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), de Kamer van Koophandel (KvK) en het UWV Werkbedrijf. Op basis van de verzamelde data presenteren we de belangrijkste economische ontwikkelingen in Flevoland. Hierbij kijken we naar de meerjarige ontwikkeling, vergelijken op gemeenteniveau en met landelijke cijfers, en zoomen in op sectorniveau. Economie en Arbeidsmarkt Flevoland 2011-2012 is ook dit jaar opgebouwd uit een aantal bekende pijlers. Aan bod komen ‘bevolking’ (hoofdstuk 2),’werkgelegenheid’ (hoofdstuk 3), ‘werkloosheid’ (hoofdstuk 4), ‘bedrijvigheid’ (hoofdstuk 5) en ‘werklocaties’ (hoofdstuk 6). Het themahoofdstuk (hoofdstuk 7) bespreekt het thema ‘Ruimte voor Het Nieuwe Werken’, over de invloed van Het Nieuwe Werken op de formele en informele werklocaties in Flevoland. Aan het begin van elk hoofdstuk worden puntsgewijs de highlights benoemd.

8


WERKGELEGENHEID

03

Flexibiliteit is key binnen ‘Het Nieuwe Werken’ 9


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING



02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

2. Bevolking en beroepsbevolking FLEVOLAND BLIJFT GROEIEN, MAAR VOORAL DOOR NATUURLIJKE AANWAS & IMMIGRATIE • • • •

Flevoland blijft de sterkst groeiende provincie. Het groeitempo neemt wel af de laatste jaren. Op 1 januari 2012 telt Flevoland ruim 395.000 inwoners. De groei wordt met name ingegeven door natuurlijke aanwas: het vruchtbaarheidscijfer is relatief hoog. Bovendien is door een vestigingsoverschot vanuit het buitenland het migratiesaldo positief. Door de relatief jonge bevolking van Flevoland, groeit ook de beroepsbevolking nog door. De uitgaande pendel van Flevoland naar andere provincies is groter dan de inkomende pendel.

2.1 Inleiding Sinds 1960 is de jaarlijkse bevolkingsgroei in Nederland geleidelijk van 1,5 procent teruggelopen naar minder dan een 0,5 procent. De verwachting is dat de komende jaren de groei langzaamaan richting de nullijn zal schuiven. Zoals ook vorig jaar te lezen was in het themahoofdstuk over 25 jaar Flevoland heeft Flevoland zich sinds haar bestaan onderscheiden in de demografische ontwikkeling. In dit eerste hoofdstuk kunt u lezen of Flevoland qua bevolkingsontwikkeling nog steeds een groeiregio is. Naast een actueel overzicht van demografische kengetallen is er ook aandacht voor arbeidgerelateerde pendelstromen en bevolkingsprognoses.

2.2 Bevolkingsontwikkeling Afname van het groeitempo Op 1 januari 2012 telt de provincie Flevoland 395.470 inwoners. In 2011 was dat nog 391.970. De procentuele groei (0,9 procent in 20112012) is sinds 2009 licht afnemend. De bevolking neemt dus nog toe, maar minder hard dan voorheen. Ondanks deze afname van het groeitempo is Flevoland nog wel de sterkst groeiende provincie. De bevolkingstoename komt door een sterke natuurlijke groei: de provincie heeft een hoog vruchtbaarheidscijfer. In de randstedelijke provincies Utrecht (0,7 procent), Noord-Holland en Zuid-Holland (0,6 procent) is de bevolking ook sterker dan landelijk gemiddeld (0,4 procent) gegroeid.

12


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Figuur 2.1 Ontwikkeling bevolking Flevoland (absoluut en relatief, per 1 januari). 500.000

400.000

Bevolkingsgroei 378,690

383,450

387,880

3,0%

% groei 391,970

395,470

2,5%

2,0% 300.000 1,1%

1,3%

1,2%

200.000

1,5% 1,1% 0,9%

100.000

1,0%

0,5%

0,0%

0 2008

2009

2010

2011

2012

Bron: CBS

Almere in vier jaar tijd bijna 10.000 inwoners erbij Tussen 2008 en 2012 is het aantal inwoners in Flevoland in totaal met 4,4 procent toegenomen tegen landelijk voor deze periode 2,0 procent. In bijna alle gemeenten in Flevoland is het aantal inwoners procentueel sterker gegroeid dan landelijk, behalve in Noordoostpolder. In Lelystad is het aantal inwoners weliswaar sterker gegroeid dan in de rest van Nederland, maar de ontwikkeling blijft wel achter bij die van de provincie. Daarentegen zijn Urk en Almere relatief gezien de sterkst groeiende gemeenten van Flevoland. De bevolking van Almere is tussen 2008 en 2012 met bijna 10.000 personen toegenomen. Tabel 2.1 Ontwikkeling bevolking per gemeente (1 januari 2008-2012). Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

2008

2012

abs. groei

% groei

183.270 38.530 73.060 45.720 17.830 20.290 378.690

195.150 40.450 75.280 46.350 18.940 21.290 395.470

9.880 1.920 2.220 630 1.110 1.000 16.780

5,4% 5,0% 3,0% 1,4% 6,2% 4,9% 4,4%

Bron: CBS

13

02


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Is deze bevolkingsontwikkeling specifiek iets van Flevoland? Kijken we naar de bevolkingsontwikkeling in de rondom Flevoland gelegen middelgrote gemeenten dan is de bevolkingstoename in de periode 2008-2012 in de sterk stedelijke gemeenten Amsterdam, Amersfoort en Utrecht sterker gegroeid dan het provinciale groeicijfer van Flevoland. Ook daar zijn grote woningbouwprogramma’s gerealiseerd zoals Vathorst in Amersfoort en Leidsche Rijn in Utrecht. Dat geldt deels ook voor Zwolle (bouw in Mastenbroek). Echter, in plaatsen waar geen Vinex locaties te vinden waren zoals in andere middelgrote steden in het overzicht is de bevolkingstoename procentueel veel lager dan in Flevoland. Door de grotere spreiding van de bevolkingsgroei over de verschillende, ook kleine gemeenten, onderscheidt Flevoland zich van zijn directe omgeving. Tabel 2.2 Ontwikkeling bevolking omliggende gemeenten (2008-2012).

2008

2012

abs. groei

% groei

Amersfoort Amsterdam Hilversum Hoorn Kampen Purmerend Utrecht Zwolle

141.210 747.090 83.830 68.700 49.390 78.430 294.740 116.370

148.230 789.290 85.490 71.250 50.710 79.210 316.160 121.490

7.020 42.200 1.670 2.550 1.320 780 21.420 5.120

5,0% 5,6% 2,0% 3,7% 2,7% 1,0% 7,3% 4,4%

Bron: CBS

BinnenlandsE migratiesaldo negatief, buitenlands migratiesaldo positief Naast natuurlijke aanwas is de Flevolandse bevolking tot een aantal jaren geleden nog fors gegroeid door de migratie doordat het als overloopregio voor met name de Noordvleugel van de Randstad diende. De sterke druk op de woningmarkt in de regio’s Amsterdam en Utrecht heeft er toe geleid dat inwoners van deze steden woonruimte zochten in Flevoland. Daarvoor zijn concrete beleidsafspraken gemaakt. Hierdoor is het binnenlandse migratiesaldo in Flevoland lange tijd positief geweest. Het binnenlands vestigingsoverschot is echter na 2005 behoorlijk afgenomen en in 2009 en 2010 is er zelfs sprake van een omslag: er verhuizen meer mensen uit Flevoland dan dat er uit overig Nederland naar Flevoland komen. Kanttekening daarbij is dat dat mede een gevolg is van het feit dat het binnenlands vertrek uit Flevoland voor een deel bestaat uit statushouders die als buitenlandse vestigers Flevoland zijn binnengekomen en vervolgens vanuit de AZC’s in Flevoland naar overig Nederland vertrekken. Het totaal vestigingsoverschot van Flevoland (binnenlands + buitenlands) is vanaf 2005 licht positief. Tegenover het negatieve binnenlandse migratiesaldo staat een positief saldo voor de buitenlandse migratie. Nadat in de jaren 2005 tot en met 2007 de emigratie van Flevoland groter was dan de immigratie naar Flevoland is de laatste drie jaar de instroom weer groter dan de uitstroom. De groei van de Flevolandse bevolking wordt gedragen door het geboorteoverschot en de migratiestroom vanuit het buitenland; voor een fors deel bestaand uit asielzoekers/statushouders die tijdelijk in de AZC’s in Flevoland gehuisvest worden en van daaruit als binnenlandse vertrekkers naar overig Nederland verhuizen.

14


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Figuur 2.2 Ontwikkeling binnenlands en buitenlands migratiesaldo Flevoland (2000-2010). 10.000

Buitenlands migratiesaldo

9.000

Binnenlands migratiesaldo

8.000 7.000 6.000 5.000

1.680 6.080

6.660

4.000 3.000 2.000

1.090

2.030

1.000

1.190

0 -1.000 2000

-580 2005

-720 2006

1.470

1.300

-20

1.000

430

-390

2007

2008

2009

2010

Bron: CBS

Ten aanzien van de binnenlandse migratie heeft Flevoland een zeer sterke positieve migratiebalans met Noord-Holland. Ook vanuit Utrecht vestigen zich meer mensen in Flevoland dan er mensen vanuit Flevoland naar Utrecht vertrekken. Opvallend is wel dat het positieve saldo voor beide provincies tussen 2007-2010 is afgenomen. Tot slot is er een licht positieve balans ten opzichte van Friesland. Ten opzichte van de andere provincies is de migratiebalans negatief. Per saldo vertrekken er vooral veel inwoners uit Flevoland naar Overijssel, Gelderland, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Tussen 2007 en 2010 neemt vooral het negatieve migratiesaldo ten opzichte van Zuid-Holland en Gelderland toe.

Vooral bij jongeren negatief binnenlands migratiesaldo Als wordt gekeken naar de binnenlandse migratie naar leeftijd, dan is er vooral een positief migratiesaldo in de ‘productieve’ leeftijdscategorieën. Hierbij is wel duidelijk verschil zichtbaar tussen de binnenlandse en buitenlandse migratie. Bij de binnenlandse migratie is er in de periode 2007-2010 sprake van een negatief saldo in de leeftijd van 15 tot 40 jaar. Er verhuizen meer jongeren naar elders in Nederland dan dat er naar Flevoland verhuizen. Dit zal met name ook te maken hebben met het volgen van een studie buiten de provincie. De buitenlandse migratie heeft daarentegen vooral een sterk vestigingsoverschot van 15-40 jarigen. Tabel 2.3 Binnenlands en buitenlands migratiesaldo, naar leeftijd (2007 en 2010).

binnenlands migratiesaldo 2010 2007 t/m 2010 2007

0 tot 15 jaar 15 tot 40 jaar 40 tot 65 jaar 65 jaar ouder Totaal

270 210 420 100 1.000

20 -470 80 -10 -400

390 -750 900 110 650

buitenlands migratiesaldo 2010 2007 t/m 2010 2007 -20 300 -280 -10 -20

370 960 -30 10 1.300

620 3.520 -280 -10 3.850

Nota bene: de migratiecijfers worden beïnvloed door administratieve verwerking van asielzoekers/statushouders waardoor het lagere binnenlands migratiesaldo van Flevoland voor een deel veroorzaakt wordt door een hoge instroom van buitenlandse vestiging die als binnenlands vertrek Flevoland verlaat. Bron: CBS

15

02


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

2.3 Beroepsbevolking Beroepsbevolking nadert 200.000 Net als de totale bevolking neemt in Flevoland de beroepsbevolking nog toe. Dit komt doordat de bevolking van Flevoland relatief jong is en het aandeel inwoners dat toetreedt tot de beroepsbevolking (in tegenstelling tot in andere delen van Nederland) groter is dan het aandeel dat jaarlijks wegvalt uit de beroepsbevolking. Landelijk neemt de beroepsbevolking sinds 2009 af, terwijl de nietberoepsbevolking stijgt. Een groeiende groep trekt zich dus terug uit de arbeidsmarkt. In Flevoland is dat beeld nog niet zichtbaar. Wanneer de groei van de beroepsbevolking komend jaar net zo groot is als in 2010-2011 haalt deze de 200.000 personen nog niet. De niet-werkzame beroepsbevolking is overigens in 2011 procentueel wel duidelijker harder gegroeid dan het werkzame deel van de Flevolandse beroepsbevolking. De huidige economische laagconjunctuur verkleint de beroepskansen, anderzijds beschikt Flevoland hiermee over een arbeidsreserve waar het bij een aantrekkende economie van kan profiteren. Opvallend is verder de daling, vooral in het laatste jaar, van de niet-beroepsbevolking (mensen tussen 15 en 65 jaar die geen deel uitmaken van de beroepsbevolking). Tabel 2.4 Arbeidsmarktopbouw provincie Flevoland (2007-2011).

Bevolking 15-64 jaar Beroepsbevolking 15-64 jaar Werkzame beroepsbevolking 15-64 jaar Niet-werkzame beroepsbevolking 15-64 jaar Niet beroepsbevolking 15-64 jaar

2007

2008

2009

2010

260.600 184.200 172.300 12.000 76.300

263.900 187.300 175.800 11.500 76.600

267.200 190.200 180.300 10.000 77.000

268.800 192.300 180.800 11.500 76.500

2011 % ontw. 200-2011 270.500 195.800 182.100 13.700 74.700

Bron: Provincie Flevoland

Beroepsbevolking: tot de beroepsbevolking worden gerekend personen in de leeftijd 15-64 jaar die tenminste 12 uur per week werken of daartoe bereid zijn De groei van de beroepsbevolking is ook op gemeenteniveau terug te zien. In Zeewolde is de beroepsbevolking procentueel bovengemiddeld gegroeid, namelijk met 12,6 procent. Ook op Urk blijft vanwege de jonge leeftijdsopbouw de beroepsbevolking toenemen.

16

4% 6% 6% 14% -2%


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Tabel 2.5 Ontwikkeling beroepsbevolking per gemeente (2007-2011).

2007

2011

abs. groei

% groei

Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

92.700 18.100 36.000 21.300 6.900 9.200 184.200

98.600 18.900 38.100 22.500 7.400 10.400 195.800

5.800 800 2.100 1.100 500 1.200 11.500

6,3% 4,5% 5,8% 5,3% 7,4% 12,6% 6,3%

Bron: Provincie Flevoland

Bruto arbeidsparticipatie boven landelijk gemiddelde Bijna driekwart (72 procent) van de Flevolandse potentiële beroepsbevolking heeft een baan of is actief op zoek naar werk. Dat is hoger dan in Nederland (71 procent). De arbeidsparticipatie in Flevoland is dus al hoog. De Commissie Bakker 1 kwam in 2008 met de aanbeveling dat in 2016 80 procent van de beroepsbevolking (20-65 jaar) of aan het werk moest zijn of actief op zoek naar werk. De provincie streeft in haar Uitvoeringsprogramma Economie 2008-2012 er op het gebied van arbeidsparticipatie naar dat in 2015 de arbeidsparticipatie 75 procent van de potentiële beroepsbevolking (15-65 jaar) bedraagt. Die beleidsdoelstelling komt in 2011 in zicht. Voor het volledig bereiken van dit doel zal de komende jaren, mede gezien de verwachte doorgroei van de beroepsbevolking, echter ook banengroei nodig zijn. Figuur 2.3 Bruto arbeidsparticipatie, Flevoland en Nederland (2007 en 2011). 72% 71%

Flevoland

Totaal

79% 81%

Mannen 65% 61%

Vrouwen

71% 70%

Nederland

Totaal

78% 79%

Mannen 64% 61%

Vrouwen 0%

25%

50% 2007

75%

100%

2011

Bron: CBS

De Commissie Bakker heeft voorstellen ontwikkeld om de arbeidsparticipatie in Nederland in de toekomst structureel te verhogen naar 80 procent, gevat in het adviesrapport ‘Naar een toekomst die werkt’ (juni 2008).

1

17

02


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Verhoging van de arbeidsparticipatie is nodig omdat als gevolg van de vergrijzing de beroepsbevolking de komende jaren niet meer zal groeien. Er zullen minder mensen beschikbaar zijn voor werk. Dat is ook de reden dat de AOW-gerechtigde leeftijd in Nederland in het afgesloten pensioenakkoord zal stijgen naar 66 jaar in 2020 en 67 jaar in 2025. Voor Flevoland opent dit extra perspectieven, omdat hier de bevolking nog relatief jong is en er daardoor in de nabije toekomst voldoende menskracht zal zijn om aan de vraag vanuit het bedrijfsleven te kunnen voldoen en om de niet-werkenden financieel te ondersteunen. Toch is het van belang om ondanks het accent in het huidige beleid om de mensen aan het werk te houden, niet te vergeten dat het op de lange termijn belangrijk is om meer mensen aan het werk te krijgen om de toenemende vergrijzing en het daaruit voortvloeiende tekort aan arbeidskrachten op te kunnen vangen.

Demografische druk neemt toe door vergrijzing De demografische druk 2 geeft de verhouding weer tussen het aantal personen jonger dan 20 jaar en 65 jaar en ouder en het aantal personen tussen de 20 en 64 jaar; de ‘productieve’ leeftijdsgroep. De ontwikkeling van de demografische druk heeft onder meer invloed op vraag en aanbod van voorzieningen. In 2012 ligt de totale demografische druk in Flevoland op 62 procent, drie procentpunten minder dan het landelijk gemiddelde. De groene druk is in Flevoland hoger dan in Nederland, een goed vooruitzicht voor wat betreft de groei van de (potentiële) beroepsbevolking. De vergrijzing laat in Flevoland nog even op zich wachten: het aandeel 65-plussers ten opzichte van het aantal 20 tot 65-jarigen bedraagt 17 procent. Landelijk is dit 27 procent. De demografische druk voor heel Nederland is hoger dan in Flevoland. Tabel 2.6 Groene, grijze en totaal demografische druk Flevoland en Nederland (1-1-2012).

Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland Nederland

groene druk

grijze druk

demografische druk

44% 45% 41% 46% 75% 52% 45% 38%

13% 24% 20% 25% 15% 17% 17% 27%

57% 69% 61% 71% 90% 68% 62% 65%

Bron: CBS

Beroepsbevolking naar opleidingsniveau De verdeling van de beroepsbevolking naar opleidingsniveau is in 2011 in Flevoland en Nederland ten opzichte van 2011 onveranderd gebleven. In Flevoland is 30 procent van de beroepsbevolking hoog opgeleid, dit is 5 procentpunten meer dan in 2007. Landelijk bestaat de beroepsbevolking voor 34 procent uit hoog opgeleiden. Flevoland is, onder andere met het oog op de huidige werkgelegenheidsstructuur, gebaat bij een groter aandeel hoog opgeleiden in de beroepsbevolking: de komst (en reeds geplande uitbreiding) van hogeschool Windesheim naar Almere zal hier de komende jaren wellicht aan bijdragen.

18

Demografische druk: de verhouding tussen het aantal personen van 0-19 jaar en van 65 jaar of ouder ten opzichte van de personen in de zogenaamde ‘productieve’ leeftijdsgroep van 20-64 jaar. Groene druk: de verhouding tussen het aantal personen van 0-19 jaar ten opzichte van de personen in de zogenaamde ‘productieve’ leeftijdsgroep van 20-64 jaar. Grijze druk: de verhouding tussen het aantal personen van 65 jaar of ouder ten opzichte van de personen in de zogenaamde ‘productieve’ leeftijdsgroep van 20-64 jaar.

2


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Figuur 2.4 Beroepsbevolking naar opleidingsniveau, Flevoland en Nederland (2003, 2007, 2011). 100% 28%

23%

32%

34%

45%

43%

27%

24%

23%

2003

2007

2011

25%

30%

75%

50%

45%

45%

49%

46%

25% 32%

26%

24%

2007

2011

0% 2003

Nederland

Flevoland laag

midden

hoog

Bron: CBS

2.4 Woon-werk stromen Voor Flevoland is de ontwikkeling van de woon-werk relaties belangrijk voor het functioneren van de provinciale economie. Immers, door de grote bouwopgave is het aantal inwoners en daaruit voortkomende beroepsbevolking sneller gegroeid dan het aantal beschikbare arbeidsplaatsen, waardoor er veel pendel plaats vindt. Daarnaast is het van belang om te weten hoe de pendelstromen tussen de gemeenten in de provincie verlopen.

Op Urk wonen en werken veel mensen in de eigen gemeente De binding aan de eigen gemeente is voor wat betreft werk het grootst onder inwoners van Urk: 60 procent van alle werkzame personen heeft een baan binnen de gemeentegrenzen. Dat geldt niet voor Zeewolde en Dronten. In deze twee gemeenten werkt eenderde van de beroepsbevolking in de eigen gemeente. De rest werkt buiten de eigen gemeente. Voor Zeewolde geldt bovendien dat veel werkzame personen buiten de provincie werkzaam zijn. Hetzelfde geldt voor de werkzame beroepsbevolking in Almere, waar meer dan de helft (53 procent) niet in Flevoland werkt.

19

02


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Figuur 2.5 Verdeling werkgemeenten van werkzame beroepsbevolking per woongemeente (2009; 100% is totale werkzame beroepsbevolking van woongemeente).

43%

Almere

34%

Dronten

53%

3%

41%

25%

Lelystad

51%

Noordoostpolder

54%

36%

14%

60%

Urk 32%

Zeewolde 0%

10%

20%

werkend in woongemeente

29%

17%

58%

10% 30%

21%

19%

40%

50%

60%

werkend elders in Flevoland

70%

80%

90%

100%

werkend buiten Flevoland

Bron: CBS

In Zeewolde wordt meer dan de helft van de arbeidsplaatsen ingevuld door mensen van buiten Zeewolde In de Flevolandse gemeenten worden banen ook ingevuld door personen van buiten de gemeenten, de zogeheten inkomende pendel. In Zeewolde is die inkomende pendel verhoudingsgewijs het grootst: 58 procent van alle banen wordt ingevuld door personen van buiten de gemeente. Dit valt temeer op, omdat tweederde (68 procent) van de werkzame beroepsbevolking juist uit Zeewolde vertrekt om elders te gaan werken. De aanwezige werkgelegenheid sluit dus niet aan op de wensen van de in de gemeente wonende beroepsbevolking. Ook in Dronten en Lelystad wordt een relatief groot aandeel van het aantal banen door personen van buiten de gemeente ingevuld. Daarbij komen deze pendelaars in Dronten vooral van buiten Flevoland. Dat geldt voor meerdere gemeenten in de provincie (Zeewolde, Noordoostpolder, Almere) die aan de rand van de provincie liggen en goed bereikbaar zijn voor mensen van buiten de provincie.

20


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Figuur 2.6 Verdeling woongemeenten van totaal aantal banen in werkgemeente (2009; 100% is totaal aantal banen van werkgemeente).

Almere

61%

Dronten

52%

Lelystad

53%

Noordoostpolder

61%

Urk

77%

Zeewolde

42% 0%

10%

20%

wonend in werkgemeente

30%

8%

31%

12%

36% 23%

24%

9%

30% 11%

23% 40%

50%

wonend elders in Flevoland

11%

35% 60%

70%

80%

90%

100%

wonend buiten Flevoland

Bron: CBS

Uitgaande pendel naar andere provincies groter dan inkomende pendel In 2009 werken ongeveer 84.000 inwoners van Flevoland buiten de provincie3 . Dit betekent dat 46 procent van de Flevolandse werkzame beroepsbevolking een baan heeft buiten de provincie. Het grootste deel van de pendelaars werkt door de aantrekkingskracht van de grote arbeidsmarkt in Amsterdam en omgeving in de provincie Noord-Holland. Ook in Gelderland en Utrecht vindt een deel van de werkzame beroepsbevolking een baan, voornamelijk vanuit Zeewolde en Dronten. Daartegenover wordt nog bijna een derde (31 procent) van alle banen in Flevoland ingevuld door mensen van buiten de provincie, vooral vanuit Noord-Holland. Ook is er vanuit Gelderland en Overijssel een (zij het beperkter) stroom aan inkomend woon-werkverkeer. De provincie streeft er naar om in 2030 voor 90 procent van de beroepsbevolking een arbeidsplaats beschikbaar te hebben. Daarmee wil ze vooral de uitgaande pendel beperken die door de moeilijke verbindingen met de grote werksteden als Amsterdam en Utrecht veel reistijd van de forensen vergen. Deze ambitieuze doelstelling is door de moeilijke economische ontwikkelingen van de laatste jaren sterk onder druk komen te staan. Alle zeilen zullen moeten worden bijgezet om in deze moeilijke periode nieuwe bedrijven en arbeidsplaatsen naar de provincie te halen.

3

Bron: CBS, Banen van werknemers naar woon- en werkgemeente, 2006-2009 (april 2011).

21

02


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Figuur 2.7 Inkomende en uitgaande pendel van en naar Flevoland per provincie (2009). 47.800

Noord-Holland

13.600 10.900 6.500

Gelderland Utrecht

10.300 4.500 5.000 5.600

Overijssel

3.700 2.700

Zuid-Holland

1.700 3.900

Friesland

Uitgaand Inkomend

3.000 3.500

Overig Nederland 0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

Nota bene: op basis van banen van werknemers. Bron: CBS

Negatieve pendelsaldo neemt af Het provinciale pendelsaldo is in de periode 2006-2009 minder negatief is geworden. In 2006 waren er 45.000 meer personen die wonen in Flevoland en elders werken dan andersom; in 2009 is dat afgenomen tot 42.000. De afvloeiing is nog steeds ruim groter dan de toevloeiing maar is per saldo dus wel licht gekrompen (-7 procent). Dit komt vooral door ontwikkelingen in de oriĂŤntatie op de provincie Noord-Holland waar met name het uitgaande aantal is afgenomen (krimp van het aantal Flevolanders dat in Noord-Holland werkt). Dit kan deels samenhangen met de arbeidsmarktontwikkelingen in Noord-Holland (toename werkloosheid in Noord-Holland) als ook met de werkgelegenheidontwikkelingen in Flevoland zelf (toename werkgelegenheid in Flevoland).

2.5 Vooruitblik In 2011 zijn de eerste inwoners die behoren tot de babyboomgeneratie 65 jaar geworden. Het aandeel 65-plussers zal in de komende decennia snel toenemen. In 2030 zal in Nederland 24 procent van alle inwoners 65 jaar of ouder zijn. Zoals eerder aangegeven zal deze ontwikkeling zich in Flevoland later voordoen.

Flevoland wordt later oud Het aandeel jongeren in Flevoland bedraagt in 2012 21 procent tegen landelijk 17 procent. Dit hoge aandeel jongeren in de bevolking zorgt ervoor dat de vergrijzing in Flevoland later zal optreden: in 2030 zal 18 procent van de bevolking 65 jaar of ouder zijn, terwijl in Nederland in 2030 dit al bijna een kwart (24 procent) bedraagt.

22


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

Tabel 2.7 Leeftijdssamenstelling provincie Flevoland (2008, 2012, 2030).

0 tot 15 jaar 15 tot 65 jaar 65 jaar en ouder Totaal

2008 absoluut

%

2012 absoluut

%

2030 absoluut

%

83.640 260.690 34.360 378.690

22% 69% 9% 100%

83.350 270.930 41.190 395.470

21% 69% 10% 100%

99.250 320.960 90.300 510.510

19% 63% 18% 100%

Bron: CBS en Provincie Flevoland

Volgens de meest recente bevolkingsprognose zal Flevoland in 2030 510.510 inwoners tellen. Dit betekent een verwachte toename van ruim 115.000 inwoners, oftewel 29 procent ten opzichte van 2012. De meeste van deze inwoners komen in Almere te wonen, waar de Schaalsprong er voor moet zorgen dat er in 2030 bijna 275.000 mensen in Almere wonen. Naast Almere zal de procentuele groei het grootst zijn in de gemeente Urk waar door de jonge leeftijdsopbouw en het hoge geboortecijfer een grote natuurlijke aanwas zal zijn. Dit zorgt ervoor dat de bevolking voorlopig nog (sterk) zal blijven groeien. Tabel 2.8 Prognose bevolkingsomvang, per gemeente (2012, 2020 en 2030). 2012 2020 2030 Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

193.150 40.450 75.300 46.350 18.950 21.300 395.500

222.100 44.500 81.100 47.100 21.300 23.700 439.800

274.200 49.100 87.900 47.950 24.750 26.600 510.500

2012 - 2020 abs. groei 28.950 4.050 5.800 750 2.350 2.400 44.300

% groei 15% 10% 8% 2% 12% 11% 11%

2012 - 2030 abs. groei 81.050 8.650 12.600 1.600 5.800 5.300 115.000

% groei

42% 21% 17% 3% 31% 25% 29%

Bron: Provincie Flevoland

23

02


02

BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

In 2030 heeft Flevoland nog steeds laagste aandeel 65-plussers Ten opzichte van de andere provincies is duidelijk te zien dat de vergrijzing in Flevoland zich nog minder sterk zal doorzetten. In 2030 zal in Flevoland 20 procent van de bevolking geen deel meer uitmaken van de potentiële beroepsbevolking, in Limburg ligt dit aandeel dan al bijna tien procent hoger. Ook in andere provincies aan ‘randen’ van Nederland zoals Drenthe en Zeeland is de bevolking gemiddeld ouder en zal de vergrijzing sterk van invloed zijn op het aantal beschikbare arbeidskrachten. Daarmee heeft Flevoland een voordeel boven de andere provincies, omdat in Flevoland door het lagere aantal mensen dat uit de beroepsbevolking treedt, de bedrijven veel gemakkelijker aan personeel kunnen komen, wat een beduidend vestigingsvoordeel kan zijn. Figuur 2.8 Bevolkingsopbouw (leeftijd) in 2030 per provincie.

Flevoland

18%

61%

20%

Utrecht

18%

62%

21%

Zuid-Holland

16%

62%

22%

Noord-Holland

16%

62%

22%

Overijssel

17%

60%

24%

Nederland

16%

60%

24%

Groningen

15%

60%

25%

Noord-Brabant

15%

60%

25%

Gelderland

16%

59%

26%

Friesland

16%

58%

27%

Zeeland

15%

57%

28%

Drenthe

15%

57%

28%

Limburg

14%

58%

29%

0%

20%

40% 0 tot 15

Bron: CBS

24

60% 15 tot 65

80% 65+

100%


BEVOLKING EN BEROEPSBEVOLKING

2.6

Conclusie

Flevoland heeft een bevolkingsgroei die duidelijk uitstijgt boven die van andere provincies. Anno 2012 is dat nog steeds zo, maar het verschil wordt geringer. Daarbij wordt de bevolkingsgroei niet langer bepaald door een groot binnenlands vestigingsoverschot, maar door een grotere natuurlijke aanwas en een positief buitenlands migratiesaldo. Waarin 2000 nog circa 6.500 personen méér zich vestigden in Flevoland dan er uit vertrokken, is dit patroon de laatste twee jaren omgedraaid in een klein vertrekoverschot. Door de slechte economische ontwikkeling is de verhuisgeneigdheid sterk afgenomen, mede door onzekerheid op de huizenmarkt (wat gebeurt er met de aftrek van de hypotheekrente). Omdat er verhoudingsgewijs veel nieuwe woningen worden gebouwd, ondervindt Flevoland nu en ook in de nabije toekomst hier zeker nog de gevolgen van. De bevolking van Flevoland groeit dus door de sterke natuurlijke aanwas. De leeftijdsopbouw van de bevolking is hiervoor mede bepalend, maar op Urk bijvoorbeeld ook het grote aantal kinderen in de gezinnen. Daarnaast is er sinds 2008 sprake van een sterk positief buitenlands migratiesaldo. Vooral in de ‘productieve’ leeftijdsgroep 15-40 jaar is het aantal instromers vanuit het buitenland groter dan de uitstroom. De komende jaren zal de (potentiële) beroepsbevolking van Flevoland nog sterk groeien. Omdat dit in de meeste gebieden in Nederland niet langer het geval zal zijn, zal deze groei van de beroepsbevolking een sterke factor kunnen zijn bij de keuze van het bedrijfsleven voor een geschikte vestigingslocatie. Het streven van de provincie om met haar economisch beleid het aantal beschikbare arbeidsplaatsen voor de eigen beroepsbevolking te laten toenemen tot 90 procent in 2030 zal door de economische tegenwind in de afgelopen jaren een extra inspanning vereisen.

25

02


03

WERKGELEGENHEID



03

WERKGELEGENHEID

3. WERKGELEGENHEID AANTAL ARBEIDSPLAATSEN GESTEGEN, WERKGELEGENHEIDSGRAAD STABIEL • • • • •

Flevoland onderscheidt zich met bovengemiddelde banengroei. Er zijn bijna 2.000 banen bijgekomen (1,1 procent). Landelijk is de groei een stuk lager. De beleidsdoelstelling ten aanzien van de werkgelegenheidsgraad (in 2015 moet deze 75 procent bedragen) is bijna gehaald. In 2011 is er voor 73 procent van de beroepsbevolking een fulltime baan. Het werkgelegenheidsaandeel van de kleine bedrijven (< 10 werkzame personen) is bovengemiddeld. Ook ZZP’ers verkrijgen een steeds belangrijker positie op de arbeidsmarkt. Aantal en aandeel nemen beide toe. In alle sectoren is banengroei gerealiseerd. De sterkste groeicijfers zijn te zien in de sector informatie en communicatie en in de publieke sector. Eén op de vijf banen betreft een baan in een topsector. Ondernemers hebben geen hoge verwachtingen van de personeelssterkte in 2012. Vooral in de bouw en transport denken veel ondernemers dat het personeelsbestand zal krimpen.

3.1 Inleiding De Flevolandse werkgelegenheidsstructuur is veranderd de afgelopen 25 jaren: van een groene provincie met veel landbouw is de provincie gegroeid naar een economie die in haar structuur gevarieerder is met sterke stuwende en verzorgende sectoren als de zakelijke dienstverlening, informatie & communicatie en de zorg. Onderscheidde Flevoland zich vorig jaar ook positief met een bovengemiddelde banengroei, dit jaar is dat niet anders.

3.2 Werkgelegenheidsontwikkeling Sterkere werkgelegenheidsgroei dan vorig jaar en dan landelijk In 2011 telt Flevoland 175.970 banen. Dit betekent opnieuw een toename van de werkgelegenheid, namelijk van 1,1 procent ten opzichte van 2010. In 2010 moest genoegen worden genomen met een groei van 0,5 procent. Na het uitbreken van de economische crisis is de groei van werkgelegenheid sinds 2008 behoorlijk afgenomen. Landelijk is in de periode 2010-2011 het aantal werkzame personen toegenomen met 0,3 procent. De werkgelegenheid in Flevoland is dus ook dit jaar weer procentueel sneller gegroeid dan in Nederland.

28


WERKGELEGENHEID

Figuur 3.1 Werkgelegenheidsontwikkeling Flevoland (2007-2011). 10%

250.000 aantal banen

% groei

8% 6% 4%

200.000 170.950 161.540

173.150

174.020

175.970

150.000

5,8%

4,9%

100.000

2%

1,3%

50.000

1,1% 0,5%

0%

0 2007

2008

2009

2010

2011

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

Aantal banen in Almere sterkst gegroeid, mede door komst hoger onderwijs De meeste werkgelegenheid bevindt zich in Almere en Lelystad. Samen zijn zij in 2011 goed voor 67 procent van de totale werkgelegenheid. Het aantal banen in Almere is in 2011 bovengemiddeld gegroeid. Er kwamen 1.270 werkzame personen bij, ofwel 1,6 procent. Sterke groeisectoren zijn onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg. Hogeschool Windesheim Flevoland is dit studiejaar in Almere gestart met twaalf nieuwe opleidingen en wil doorgroeien tot een instelling met 6.000 studenten. De CAH Almere heeft daarnaast recent een vestiging geopend die zich gaat richten op de relatie tussen stad, natuur en economie. De ontwikkeling van het hoger onderwijs sluit aan bij het streven naar een breed aanbod van hoger onderwijs en kennisinstellingen in de provincie Flevoland. Na Almere is Zeewolde de gemeente met de sterkste banengroei. Het aantal werkzame personen is toegenomen met 1,3 procent. Waar Lelystad vorig jaar nog een sterke toename van 1,8 procent had, is de werkgelegenheidsgroei nu met 0,8 procent meer bescheiden. Tabel 3.1 Ontwikkeling aantal banen, gemeenten Flevoland (2007, 2010, 2011). 2007 2010 2011 Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

73.760 14.390 34.040 22.330 7.720 9.300 161.540

79.920 14.870 36.500 24.000 8.180 10.560 174.020

81.190 14.910 36.790 24.130 8.260 10.700 175.970

2007 - 2011 abs. groei

% groei

7.430 520 2.750 1.800 540 1.400 14.430

10,1% 3,6% 8,1% 8,1% 7,0% 15,1% 8,9%

2010 - 2011 abs. groei 1.270 40 290 130 80 140 1.950

% groei 1,6% 0,3% 0,8% 0,5% 1,0% 1,3% 1,1%

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

29

03


03

WERKGELEGENHEID

Ten opzichte van 2007 is de werkgelegenheid in Flevoland gegroeid met 8,9 procent tegen landelijk 2,5 procent. Van de Flevolandse gemeenten is het aantal banen tussen 2007 en 2011 het sterkst toegenomen in Zeewolde, namelijk met 15,1 procent. De relatief sterke uitgifte van bedrijventerrein op Horsterparc (gericht op hoogwaardige, representatieve kantoorhoudende bedrijvigheid) en Trekkersveld (gericht op middelgrote en grote bedrijven actief in logistieke dienstverlening, productie, groothandel of industrie) heeft hier een belangrijke bijdrage in gehad.

Werkgelegenheidsgraad Flevoland stabiel De werkgelegenheidsgraad is het kengetal voor de verhouding tussen het aantal personen in de beroepsbevolking en het aantal fulltime arbeidsplaatsen in Flevoland. In 2011 bedraagt deze verhouding 73 procent. Het beleid streeft er naar dat de werkgelegenheidsgraad in 2015 75 procent bedraagt. Dat betekent dat de beleidsdoelstelling bijna is gehaald. De cijfers laten zien dat de verhouding de afgelopen vijf jaar (+3 procentpunten) vooral gunstiger is geworden doordat het aantal fulltime arbeidsplaatsen (+10,7 procent) sterker is gegroeid dan de voor arbeid beschikbare bevolking (+ 6,3 procent). Dat geldt niet voor het laatste jaar want daarin is het aantal banen ( 1,5 procent) minder toegenomen dan de beroepsbevolking (1,8 procent). Hierdoor is de werkgelegenheidsgraad ten opzichte van vorig jaar niet merkbaar veranderd. Op gemeenteniveau zien we dat alleen in Dronten (61%) en in Almere (67%) de werkgelegenheidsgraad lager is dan de beleidsdoelstelling van 75 procent. Daarbij is in Dronten in de afgelopen vijf jaar niets in de werkgelegenheidsgraad veranderd. Het aantal arbeidsplaatsen in deze gemeente groeit amper. Alleen in Lelystad is in 2011 de werkgelegenheidsgraad iets afgenomen. De overige gemeenten hebben ten opzichte van vorig jaar dezelfde werkgelegenheidsgraad. Tabel 3.2 Werkgelegenheidsgraad gemeenten Flevoland (2007, 2010, 2011). Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

2007

2010

2011

63% 62% 78% 82% 87% 77% 70%

67% 61% 81% 86% 88% 82% 73%

67% 61% 80% 86% 88% 82% 73%

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

Flevolandse banengroei sterker dan in 11 andere provincies Niet alleen ten opzichte van het landelijke gemiddelde ontwikkelt de Flevolandse werkgelegenheid zich bovengemiddeld. Het groeipercentage is hoger dan in alle andere provincies, behalve in Overijssel. Daar is het aantal banen met 1,3 procent toegenomen. Vorig jaar was in de meeste provincies zelfs sprake van werkgelegenheidsdaling, in 2011 zijn er in het merendeel van de provincies wel weer banen bijgekomen.

30


WERKGELEGENHEID

Figuur 3.2a Werkgelegenheidsontwikkeling 2010-2011

Figuur 3.2b Werkgelegenheidsgraad per provincie 2011

Werkgelegenheidsgraad 2011

Werkgelegenheid 2010-2011

85%

1,0% -0,5%

79%

Groningen

Friesland

Friesland

Nederland

-1,8%

Nederland

0,3%

Drenthe

88%

Noord-Holland

-0,3%

1,1%

80% Drenthe

Noord-Holland

92%

1,3%

Flevoland

Groningen

73%

Flevoland

87%

Overijssel

-0,1%

0,9% Utrecht

Overijssel

0,8% 85%

Gelderland

Zuid-Holland

96%

89% Gelderland

Zuid-Holland

Zeeland

Zeeland

92%

0,5% Zeeland

Zeeland Noord-Brabant

0,4%

Utrecht

Noord-Brabant

82%

0,5%

Limburg

88%

Limburg

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland en LISA

3.3 Werkgelegenheidsstructuur Ten opzichte van 2010 minder werkgelegenheid in bedrijven met 2-4 werkzame personen Flevoland telt veel eenmansbedrijven en zowel het aantal als het aandeel is groeiende. In 2011 kwamen er per saldo ruim 1.900 eenmansbedrijven bij, en daarmee is 12 procent van het totale aantal werkzame personen actief in vestigingen met ĂŠĂŠn werkzame persoon (landelijk 9 procent). Naast de demografische structuur van de provincie stimuleert de van oudsher sterke pioniersmentaliteit en het ondernemersklimaat in de provincie de keuze voor ondernemerschap. Daarentegen is ten opzichte van het vorige jaar de werkgelegenheid bij bedrijven met 2-4 werkzame personen relatief sterk (-8 procent) teruggelopen. Oorzaak hiervan kan zijn dat kleine bedrijven met een minder goed gevulde orderportefeuille zich ontdaan kunnen hebben van personeel. Naast de landbouw heeft ook de detailhandel een sterke afname van het aantal werkzame personen in deze grootteklasse.

31

03


03

WERKGELEGENHEID

Door de werkgelegenheidsverschuiving van 2-4 werkzame personen naar 1 werkzaam persoon is het totale werkgelegenheidsaandeel van het kleinbedrijf (minder dan 10 werkzame personen) in 2011, net als in 2010, 32 procent. In Nederland is dat 4 procentpunt lager. Tabel 3.3 Totale werkgelegenheid naar grootte van vestigingen, Flevoland (2011). 1 wp 2 t/m 4 wp 5 t/m 9 wp 10 t/m 19 wp 20 t/m 49 wp 50 t/m 99 wp 100 t/m 199 wp 200 t/m 499 wp 500 wp of meer Totaal

Flevoland (abs.)

Flevoland (%)

Nederland (%)

20.420 19.040 16.030 18.270 25.280 19.440 22.080 18.770 16.650 175.970

12% 11% 9% 10% 14% 11% 13% 11% 9% 100%

9% 10% 9% 10% 14% 11% 11% 12% 16% 100%

Nota bene: de grootteklassen zijn gebaseerd op alle banen (fulltime en parttime banen). Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland, LISA

In Flevoland dat een relatief groot aandeel MKB-bedrijven heeft, zit in 2011 tweederde van de werkgelegenheid in bedrijven tot honderd werkzame personen. Dat is meer dan in Nederland (61 procent). In recent onderzoek van Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) 4 wordt de conclusie getrokken dat de balans zoek is. Volgens de AWT kent Nederland een handvol grote bedrijven en heel veel kleine zelfstandigen, hoofdzakelijk ZZP’ers. Daar tussenin zitten relatief weinig bedrijven. Volgens het AWT maakt dit de Nederlandse economie kwetsbaar, doordat het merendeel van de ZZP’ers geen groeiambities heeft. De ambitie om te groeien staat vaak aan de basis van innovatie.

In bijna alle sectoren is ZZP’er bovengemiddeld vertegenwoordigd De ZZP’er heeft een belangrijke positie op de arbeidsmarkt verkregen. De afgelopen jaren nam het aantal zelfstandigen sterk toe, met name in de zakelijke dienstverlening, de zorg en de bouw. Hoewel in de dienstensectoren de groei werd aangewakkerd door de aantrekkingskracht van het ‘zelfstandig’ zijn, is de groei van het aantal ZZP’ers in de bouwsector voor een belangrijk deel ingegeven door een negatief startmoment. De bouwsector is hard getroffen door de crisis: veel werknemers zijn voor zichzelf begonnen om dreigende werkloosheid te kunnen opvangen en starten dus uit noodzaak. Dit heeft er onder andere toe geleid dat in 2011 het aandeel ZZP’ers in de bouwsector in Flevoland 29 procent van het totale aantal eenmansbedrijven bevat (in Nederland is dit 18 procent). De naar verhouding grote bouwactiviteiten in Flevoland kunnen de achterliggende reden zijn. Het aandeel zelfstandigen zonder personeel is in 2011 het hoogst in de sector overige dienstverlening. De kapitaalintensieve industriesector kent relatief weinig ZZP’ers door de hoge kosten die verbonden zijn aan de bedrijfsvoering. De sterke vertegenwoordiging van ZZP’ers in alle Flevolandse sectoren heeft een grote invloed op de huidige en toekomstige behoefte aan bedrijfshuisvesting. In het themahoofdstuk wordt hier nader op ingegaan.

32

4

Bron: Adviesraad voor wetenschaps- en technologiebeleid (AWT), Briefadvies: Ambitieuze ondernemers verdienen een ambitieuze overheid (14 maart 2012).


WERKGELEGENHEID

Figuur 3.3 Aandeel ZZP’ers in totaal aantal werkzame personen, Flevoland en Nederland (2011).

Overige dienstverlening

28%

Bouw

29%

18%

Informatie en communicatie

17%

33%

24%

15% 15%

'Zakelijke en financiĂŤle dienstverlening Totaal

9%

12% 11% 12%

Landbouw en visserij Vervoer en opslag

9%

3%

8% 7%

Handel en horeca .Openbaar bestuur, onderwijs en gezondheidszorg

4%

Industrie en nutsbedrijven

4% 3%

7%

0

Flevoland Nederland 0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland, LISA

Acht op tien banen is fulltime baan Van het totale aantal banen in Flevoland (circa 176.000) betreft 81 procent een fulltime baan (landelijk 85%) Het gaat dan om 142.460 banen, een toename van 1 procent ten opzichte van 2010 en 12 procent ten opzichte van 2007. In Nederland is het aantal fulltimers van 2007 tot 2011 met 17 procent gestegen. De sterke aanwezigheid van het midden- en kleinbedrijf in Flevoland en het ontbreken van grote, stuwende bedrijven kan daarvoor de oorzaak zijn. Flevoland heeft daardoor verhoudingsgewijs veel parttime banen. Alleen in Zeeland en Friesland is dit aandeel nog iets hoger (20 procent). Het aantal parttime banen is ten opzichte van vorig jaar ongeveer gelijk gebleven en komt in 2011 uit op 33.510 banen. Dat Flevoland hierin afwijkt van het landelijke beeld kan deels samenhangen met de lichte ondervertegenwoordiging van de industrie en bouw, beide sectoren met een hoog aandeel fulltimers. De uitzendbanen zijn in deze aantallen niet meegerekend. Dit aantal is in 2011 opnieuw afgenomen, maar niet zo fors als in de periode 2009-2010. In 2011 zijn er in Flevoland 5.140 uitzendbanen, in 2010 waren dit er nog 5.420 (- 5 procent). Het aantal uitzendbanen krimpt in Flevoland dus nog steeds. Dat geldt niet voor Nederland waar volgens landelijke cijfers van het CBS het totale aantal uitzenduren in 2011 na sterke afnames in 2009 en 2010 voor het eerst weer een toename van het aantal uitzenduren in Nederland te zien is. Dat het te vroeg is om te spreken van herstel blijkt wel uit de cijfers van de eerste twee maanden van 2012. Zowel in januari als in februari is het aantal uitzenduren 5 procent lager dan in dezelfde periode van vorig jaar (2011)5 .

5

Bron: ABU, Marktontwikkelingen periode 2.

33

03


03

WERKGELEGENHEID

Figuur 3.4 Geïndexeerde werkgelegenheid naar dienstverband, Flevoland (2007-2011; 2007=100).

140 Fulltime

Parttime

Uitzend (parttime & fulltime)

120

112 103

100

100 80

79

60 2007

2008

2009

2010

2011

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

Fulltime werkzaam: minimaal 12 uur per week betaald werk verrichtend Parttime werkzaam: minder dan 12 uur per week betaald werk verrichtend Uitzendarbeid: werkzaam via uitzendbureau

3.4 Ontwikkelingen per sector Ondanks alle krimpsignalen heeft Flevoland ten opzichte van vorig jaar bijna 2.000 banen meer. Heeft deze groei zich voorgedaan in alle sectoren van de Flevolandse economie?

In 2011 in de meeste sectoren banengroei In 2010 was het aantal sectoren dat een afname van het aantal arbeidsplaatsen had nog veruit in de meerderheid. Dit jaar is het beeld, met drie krimpsectoren (landbouw, uitzendbranche en overige dienstverlening), minder negatief. De sector informatie en communicatie is nog niet aan het einde van zijn groeispurt. In het laatste jaar zijn er in deze sector 370 banen bijgekomen (+ 6 procent). Deze sterke toename sluit goed aan bij het huidige economisch beleid van de provincie Flevoland gericht op het versterken van de vier aangewezen kennisclusters6. Een van de vier clusters is namelijk ICT/Breedband, die valt onder de sector informatie en communicatie. De andere clusters zijn geomatica, composieten en life sciences/medische technologie. Deze beleidsaanpak haakt aan bij het topsectorenbeleid, zoals geformuleerd door het rijk, met inzet op de versterking van de topsectoren life sciences & health, agro & food, en high tech systemen en materialen.

34

6

Provincie Flevoland (2008), ’25.000’; Uitvoeringsprogramma Economie 2008-2012.


WERKGELEGENHEID

Het aantal banen in de publieke sector is in 2011 ook gestegen. Vooral in de zorg- en onderwijssector is het bieden van een – toekomstgericht - voorzieningenaanbod voor de verdere doorgroei van Flevoland belangrijk. Zo sluit het aan bij het bevorderen van het kenniscluster rondom life sciences en medische technologie. Goede (hoger) onderwijsfaciliteiten zorgen niet alleen voor onderwijs voor de huidige bewoners van Flevoland, maar zijn ook heel belangrijk voor het verder uitbouwen van de eerder genoemde kennisclusters en innovatie in het algemeen. Zij hebben een stuwende rol en maken het woon- en werkklimaat aantrekkelijker. De landbouwsector heeft al meerdere jaren te maken met een daling van het aantal banen door schaalvergroting en verdere extensivering. In 2011 is ook het aantal banen in de overige dienstverlening afgenomen. Deze afname is echter grotendeels administratief van aard waarbij de werkgelegenheid van recreatiepark de Eemhof is verdeeld over de sectoren cultuur, sport en recreatie (behorend tot de overige dienstverlening) en horeca. Dit verklaart ook mede de sterke toename in de sector handel en horeca, maar ook zonder deze administratieve correctie is het aantal banen in de horeca relatief sterk gestegen in 2007-2011. In de sector openbaar bestuur, zorg en onderwijs dragen vooral onderwijs en gezondheids- en welzijnszorg bij aan de werkgelegenheidstoename. Tabel 3.4 Ontwikkeling aantal banen per sector, Flevoland (2007-2011). 2007 2010 2011 Landbouw en visserij Industrie en nutsbedrijven Bouw Handel en horeca Vervoer en opslag Informatie en communicatie Zak. en financiÍle dienstverlening Uitzendbranche Openbaar best , onderwijs en zorg Overige dienstverlening Totaal

8.210 16.220 7.810 34.580 6.530 5.700 30.800 5.730 39.090 6.870 161.540

7.870 15.930 8.070 39.590 6.600 6.530 30.540 6.080 44.700 8.110 174.020

7.500 16.300 8.150 40.280 6.610 6.900 31.090 5.420 46.330 7.400 175.970

2007-2011 abs. groei % groei -720 80 340 5.700 80 1.210 290 -310 7.240 530 14.440

-9% 0% 4% 16% 1% 21% 1% -5% 19% 8% 9%

2010-2011 abs. groei -380 370 90 690 0 370 550 -660 1.640 -710 1.950

% groei -5% 2% 1% 2% 0% 6% 2% -11% 4% -9% 1%

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

Landelijk meer sectoren op nullijn Waar is de groei van Flevoland nu hoger dan die in Nederland? Daarvoor is gekeken de relatieve omvang van de groei in de verschillende sectoren. Zo is goed te zien dat bijvoorbeeld de sector informatie en communicatie zich in Flevoland tussen 2010 en 2011 bovengemiddeld heeft ontwikkeld. Dat geldt ook voor sector openbaar bestuur, onderwijs en zorg. Landelijk heeft deze sector echter wel een groter aandeel in de totale werkgelegenheid.

35

03


WERKGELEGENHEID

Figuur 3.5 Ontwikkeling aantal banen 2010-2011 t.o.v. werkgelegenheidsaandeel 2011 naar sectoren, Flevoland en Nederland. 10% 9%

Werkgelegenheidsgroei 2010-2011 (%)

03

8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1%

Flevoland Nederland

informatie en communicatie

zakelijke en financiĂŤle handel en horeca dienstverlening

informatie en industrie communicatie overige dienstverlening bouw

0%

vervoer en opslag

vervoer en opslag

-1%

openb. bestuur, onderwijs en zorg

zakelijke en financiĂŤle dienstverlening

openb. bestuur, onderwijs en zorg

handel en horeca

industrie

bouw

-2% -3% -4%

landbouw en visserij

-5% -6%

landbouw en visserij

-7% -8% -9%

Werkgelegenheidsaandeel 2011

overige dienstverlening

-10% 0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

NB: werkgelegenheidsafname overige dienstverlening in Flevoland grotendeels administratief van aard. Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland en LISA

Flevolandse gemeenten onderscheiden zich van het landelijke werkgelegenheidsprofiel Vergeleken met de gemiddelde verdeling van de werkgelegenheid in gemeenten met 100.000-200.000 inwoners, hebben in Almere vooral de handel, horeca en de zakelijke dienstverlening een groter aandeel in de werkgelegenheid. Het openbaar bestuur en de transportsector zijn daarentegen minder prominent aanwezig in Almere. Maken we hetzelfde plaatje voor Lelystad in vergelijking met de ontwikkeling in gemeenten met 50.000-100.000 inwoners dan blijkt in Lelystad naast de zakelijke dienstverlening ook de publieke dienstverlening relatief een grotere werkgelegenheidsverschaffer is. De industrie daarentegen is in Lelystad beperkter aanwezig.

36


WERKGELEGENHEID

Tabel 3.5a Procentuele verdeling aantal banen naar sectoren, per gemeente in Flevoland, vergeleken met gemeenten van vergelijkbare omvang (2011). Landbouw en visserij Industrie en nutsbedrijven Bouw Handel en horeca Vervoer en opslag Informatie en communicatie Zak. en financiĂŤle dienstverlening Openbaar best., onderwijs en zorg Overige dienstverlening Totaal

Almere

100.000 - 200.000 inw.

Lelystad

50.000 - 100.000 inw.

0% 7% 4% 24% 3% 5% 24% 28% 4% 100%

1% 9% 5% 20% 6% 4% 18% 33% 4% 100%

1% 9% 5% 21% 3% 4% 24% 32% 4% 100%

2% 13% 6% 22% 4% 3% 16% 30% 4% 100%

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland en LISA

Een vergelijkbare analyse voor de kleinere gemeenten laat zien dat in de gemeenten Noordoostpolder en Dronten in verhouding veel werk te vinden is in de landbouw, in Zeewolde in de zakelijke dienstverlening en op Urk in (vis)industrie. Tabel 3.5b Procentuele verdeling aantal banen naar sectoren, per gemeente in Flevoland, vergeleken met gemeenten van vergelijkbare omvang (2011). Dronten Noordoostpolder Zeewolde Landbouw en visserij 9% 16% 8% Industrie en nutsbedrijven 9% 12% 11% Bouw 5% 5% 4% Handel en horeca 26% 20% 30% Vervoer en opslag 2% 4% 10% Informatie en communicatie 2% 2% 3% Zak. en financiĂŤle dienstverlening 19% 18% 22% Openbaar best., onderwijs en zorg 22% 23% 14% Overige dienstverlening 7% 3% 4% Totaal 100% 100% 100%

20.000 - Urk 50.000 inw. 5% 13% 8% 25% 5% 2% 14% 24% 4% 100%

8% 27% 8% 19% 4% 1% 17% 18% 3% 100%

10.00020.000 inw. 8% 12% 9% 25% 5% 2% 14% 21% 4% 100%

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland en LISA

37

03


03

WERKGELEGENHEID

Zoals al eerder vermeld telt Flevoland weinig grote bedrijven, zeker als de grote bedrijven in de verzorgende sector zoals ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en gemeentehuizen buiten beschouwing worden gelaten. Er zijn acht bedrijven met meer dan 500 en minder dan 750 werknemers in dienst. De helft daarvan is gevestigd in Almere. Buiten Almere zitten twee grote recreatieve bedrijven in Zeewolde (de Eemhof) en Dronten (Walibi). In Lelystad zit de uiterst belangrijke Animal Science Group, die een vooraanstaande plaats inneemt in het verder uitbouwen van het kenniscluster rondom lifesciences. Tot slot herbergt Zeewolde, als belangrijk logistiek knooppunt in de provincie, onder meer het bedrijf van Bakker logistiek en transport. Voor de verdere uitbouw van het composieten cluster is de aanwezigheid van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) en de stichting Duits-Nederlandse Windtunnels (DNW) in Noordoostpolder van groot belang. Tabel 3.6 Top 15 grootste werkgevers in de provincie Flevoland (2011). Bedrijf

Gemeente

Grootteklasse

Sector

USG People Mitsubishi Caterpillar Forklift Europe Accenture Technology Solutions De Eemhof Centerparcs Walibi Holland Bakker Transport & Logistiek MHI Equipment Europe Athlon Car Lease Animal Sciences Group Leaseplan Nederland Hewlett-Packard CDS NLR / DNW Staples Nederland GeesinkNoordoost Motrac Transport

Almere Almere Almere Zeewolde Dronten Zeewolde Almere Almere Lelystad Almere Flevoland Noordoostpolder Almere polder Almere

1.000 tot 1.500 500 tot 750 500 tot 750 500 tot 750 500 tot 750 500 tot 750 500 tot 750 500 tot 750 500 tot 750 200 tot 500 200 tot 500 200 tot 500 200 tot 500 200 tot 500 200 tot 500

Zakelijke dienstverlening Industrie ICT Recreatie Recreatie Vervoer Industrie Zakelijke dienstverlening Onderzoek Zakelijke dienstverlening ICT Onderzoek Groothandel Industrie Groothandel

NB: vestigingen in de sectoren overheid, zorg en onderwijs zijn niet opgenomen in de tabel Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

Een op de vijf arbeidsplaatsen behoort tot topsector De komende jaren zal het economisch beleid zich meer gaan richten op de topsectoren. Het gaat hier om sectoren met een sterke internationale positie en waarbinnen bedrijven en kennisinstellingen de afgelopen jaren reeds veel kennis hebben opgebouwd en al samen werken aan innovaties. Het Kabinet heeft, onder de noemer topsectorenbeleid, de volgende topsectoren ge誰dentificeerd: agro & food, tuinbouw en uitgangsmaterialen, high tech systemen en materialen (HTSM), energie, logistiek, creatieve industrie, water, life sciences en chemie.

38


WERKGELEGENHEID

In totaal vallen 32.370 banen onder de topsectoren, wat neerkomt op 19 procent van de totale werkgelegenheid in Flevoland. Landelijk is dat 20 procent. Hoewel topsectoren als life sciences en energie in Flevoland wel een relatief sterke groei kennen, zijn de topsectoren vooralsnog als totaal geen groeisector als het gaat de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Daar waar de totale Flevolandse werkgelegenheid in de periode 2007-2011 met 9 procent gegroeid, is in de topsectoren het totale aantal arbeidsplaatsen met 0,6 procent gestegen. Bureau Louter zegt in dit verband het volgende: ‘Topsectoren kennen vaak een hoge groei van de arbeidsproductiviteit. In termen van toegevoegde waarde is hun groei daardoor veel hoger dan in termen van arbeidsplaatsen. (…) Veel van de groei resulteert juist in andere economische sectoren (die toeleveren aan de topsectoren) in een toename van productie en arbeidsplaatsen’.7 Het grootste deel van de provinciale topsector-werkgelegenheid is in Almere te vinden. Het werkgelegenheidsaandeel is overigens wel kleiner dan het aandeel van Almere in de totale werkgelegenheid in Flevoland. De kleinere Flevolandse gemeenten hebben juist een groter aandeel en herbergen verhoudingsgewijs dus veel arbeidsplaatsen in topsectoren. Naast relatief sterke vertegenwoordiging van agro & food heeft Noordoostpolder veel arbeidsplaatsen in logistiek en HTSM, is de topsector water relatief sterk aanwezig op Urk en hebben chemie en logistiek een relatief sterke bijdrage in de topsector-werkgelegenheid in Zeewolde. Figuur 3.6 Procentuele verdeling topsector-werkgelegenheid, vergeleken met totale werkgelegenheid (2011).

37%

Almere

46% 8%

Dronten

8% 21%

Lelystad

21% 15%

Noordoostpolder

14% 9%

Urk

5% 10%

Zeewolde

topsectoren totale werkgelegenheid

6% 0

10%

20%

30%

40%

50%

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland; op basis van sectorindeling Bureau Louter

7

Bureau Louter, Quick scan arbeidsmarkt topsectoren; i.o.v. Platform Bèta Techniek (december 2011)..

39

03


03

WERKGELEGENHEID

Flevoland wijkt in de sectorverdeling op twee punten af van de landelijke verdeling. Agro & food is meer aanwezig in Flevoland en logistiek minder. Verdere versterking van de economische verwevenheid van Flevoland met de Metropoolregio Amsterdam en de (gebieds-) ontwikkeling van luchthaven Lelystad (OMALA-gebied) zal de logistieke sector een steeds belangrijkere positie binnen de Flevolandse economie geven. Figuur 3.7 Procentuele verdeling topsector-werkgelegenheid, naar sector, Flevoland en Nederland (2011). 0,5 Flevoland

Nederland

0,4

0,3

0,2

30% 30% 25%

17%

17%

16% 0,1

16%

13% 6%

8%

2%

2%

4%

6%

3%

0 Agro & Food 1)

HTSM

Life sciences

Logistiek

Water

Chemie

1) Exclusief primaire land- en tuinbouw. Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland en LISA ; op basis van sectorindeling Bureau Louter

40

Creatieve industrie

4%

Energie


WERKGELEGENHEID

Figuur 3.8 Werkgelegenheidsdichtheid topsectoren (2011).

Figuur 3.9 Relatieve vertegenwoordiging topsectoren (2011).

Bron: Bureau Louter, Quick scan arbeidsmarkt topsectoren; i.o.v. Platform Bèta Techniek (december 2011)

41

03


03

WERKGELEGENHEID

3.5 Vooruitblik Lichte groei werkzame beroepsbevolking verwacht De huidige economische recessie duurt volgens het Centraal Planbureau voort tot de tweede helft van 2012. Voor dit jaar wordt een krimp verwacht van -0,75 procent bbp. In de jaren daarna volgt naar verwachting een licht herstel: 1,25 procent in 2013 en 1,5 procent in 2014 en 2015 (CEP-2012, maart 2012). Dat betekent dat de vooruitzichten voor een groei van het aantal arbeidsplaatsen dit en komend jaar beperkt zullen zijn. Ten opzichte van de CEP-raming 2011 is de verwachting ten aanzien de werkzame beroepsbevolking ook bijgesteld. Vorig jaar werd voor 2012 0,9 procent groei verwacht. De nieuwste economische verkenning van CPB gaat uit van 0,5 procent groei. Voor 2013 wordt nog lichte afname verwacht. Figuur 3.10 Jaarmutatie werkzame beroepsbevolking, Nederland (raming 2011 en raming 2012).

Raming 2011 Raming 2012 2% 1% 0% -1%

0,9% -1,0%

42

0,9%

0,5%

-1,0%

2010

Bron: CPB

0,0%

-0,3% 2011

2012

2013


WERKGELEGENHEID

Figuur 3.11 Verwachte economische ontwikkeling 2011-2012, per provincie.

-1,8% -0,4%

Groningen

Friesland

Nederland

-0,8%

-0,7% Drenthe

Noord-Holland

-0,1%

-0,5%

Flevoland

-1,1% Overijssel

-0,6%

Utrecht

-0,1%

-0,4% Gelderland

Zuid-Holland Zeeland

-1,7% Zeeland

Noord-Brabant

-0,9% -1,1%

Limburg

Bron: ING Economische Bureau

Ondernemers ook minder positief over personeelsbezetting 2012 Dat de verwachtingen over de economische ontwikkeling vorig jaar positiever waren, blijkt ook uit de verwachtingen van Flevolandse ondernemers over de ontwikkeling van hun personeelsbestand. Eind 2010 waren ondernemers die voor 2011 een toename van de personeelssterkte verwachtten beperkt in de meerderheid. Een jaar later zijn ondernemers voor 2012 pessimistischer gestemd. Het aantal ondernemers dat afname van het aantal werknemers verwacht, overstijgt het aantal ondernemers dat een personeelsgroei verwacht. Flevoland en Nederland wijken hierin weinig van elkaar af. CBS, de Kamer van Koophandel, EIB, MKB-Nederland en VNO-NCW zetten gezamenlijk de ConjunctuurEnquĂŞte Nederland (COEN) op. Dit onderzoek brengt vier keer per jaar de belangrijkste ontwikkelingen en verwachtingen in het Nederlandse bedrijfsleven in kaart, uitgesplitst naar regio en bedrijfstak, waarbij in de analyse en de vraagstelling ingespeeld wordt op actuele ontwikkelingen. Op sectorniveau is wel enig verschil zichtbaar. In vooral de bouw en transport hebben Flevolandse ondernemers minder vertrouwen als het gaat om de ontwikkeling van de personeelssterkte. Na de sterke omslag van negatief naar positief vorig jaar onderscheidt de zakelijke dienstverlening zich ook dit jaar. Ten opzichte van het landelijk beeld voorziet in deze sector een grotere groep ondernemers in Flevoland een stijging van de werkgelegenheid.

43

03


03

WERKGELEGENHEID

Tabel 3.7 Saldo personeelssterkte, verwachting voor 2011 en 2012, Flevoland en Nederland.8 Flevoland Nederland verwachting 2011 verwachting 2012 verwachting 2011 verwachting 2012 Landbouw Industrie Bouw Groothandel Detailhandel en autobranche Horeca, makelaardij en reisbranche Transport Overige zakelijke diensten Totaal

. -1 -48 2 6 -9 32 24 7

. -6 -81 4 6 -13 -39 15 -3

-1 1 -22 11 16 1 6 21 8

Nota bene: ‘-‘ betekent dat er onvoldoende waarnemingen zijn voor het doen van uitspraken Peildatum verwachting 2010: 3e kwartaal 2009; peildatum verwachting 2011: 3e kwartaal 2010 Bron: COEN Kamer van Koophandel en CBS

44

Saldo: het gewogen percentage ondernemers met een positief oordeel over de ontwikkeling minus het percentage ondernemers met een negatief oordeel over de ontwikkeling van bovenstaande bedrijfseconomische indicatoren. Een negatief saldo betekent dat er meer negatieve dan positieve oordelen zijn.

8

-4 -9 -29 4 7 -8 -5 3 -3


WERKGELEGENHEID

3.6 Conclusie De werkgelegenheid in Flevoland is het afgelopen jaar toegenomen. Weliswaar wordt het groeitempo van de jaren tot 2008 nog lang niet gehaald, maar wel is de toename groter dan in andere regio’s, die deels zelfs te maken hebben met afname van het aantal banen. Voor een deel zal deze positieve ontwikkeling te maken hebben met de uitzonderlinge positie van Flevoland, waar een sterker groeiende bevolking ook extra banen genereert, terwijl er op het gebied van voorzieningen een inhaalslag te maken was. Illustratief is in dit verband de groei van het aantal banen in Almere in het onderwijs en in de zorg. De relatief sterke toename van het aantal banen in Flevoland heeft ook te maken met de economische structuur van de provincie. In de periode 2007 – 2011 zijn de sectoren die in Flevoland sterk vertegenwoordigd zijn (met name handel en horeca en zakelijke dienstverlening en in mindere mate overheid, zorg en onderwijs) ook sterk gegroeid. Uitzonderlijk is de ontwikkeling van de informatie en communicatiesector. Hoewel het hier nog om een beperkt aantal banen gaat, is de groei zeer sterk. Een opvallend kenmerk van de economische structuur van Flevoland is het hoge aandeel ZZP’ers. In vrijwel alle sectoren is het aandeel ZZP’ers in Flevoland hoger dan in Nederland, terwijl dit aandeel ook groeit. Dit heeft een dempend effect bij conjuncturele neergang, omdat de ZZP’er niet de keuze heeft om zijn werk te laten vervallen, maar slechts kan stoppen bij een tegenvallende ontwikkeling. Ook kenmerkend voor Flevoland is het grote aantal parttime banen. Het aantal uitzendbanen is in Flevoland teruggelopen, terwijl dat in Nederland licht toenam. Deze eigenschappen van de economische structuur wijzen op een flexibele arbeidsmarkt voor Flevoland, die geschikt is om kansen te benutten bij een conjuncturele verbetering. De komende jaren zal er vanuit beleidsoptiek aandacht zijn voor de topsectoren, zoals deze door de Rijksoverheid zijn aangewezen. In totaal vallen in Flevoland in 20111 32.370 banen onder de topsectoren, wat neerkomt op 19 procent van de totale werkgelegenheid in Flevoland. Dit is vergelijkbaar met het landelijke aandeel van topsectoren in de werkgelegenheid. Sterkst vertegenwoordigde topsectoren in Flevoland zijn high tech systemen en materialen (HTSM) en agro & food. Met name de laatste topsector is in Flevoland reeds relatief sterk vertegenwoordigd. Life sciences is van de acht topsectoren de sector met de sterkste werkgelegenheidsgroei tussen 2007 en 2011. De economische inzet van Flevoland, in samenwerking met de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en de Noordvleugel, in life science, composieten en agribussiness sluit aan op het topsectorenbeleid.

45

03


04

WERKLOOSHEID



04

WERKLOOSHEID

4. WERKLOOSHEID TEGEN LANDELIJK TREND IN IS WERKLOOSHEID OPGELOPEN IN FLEVOLAND • • • •

Eind 2011 zijn in Flevoland 13.440 mensen werkloos. Dit zijn er meer dan eind 2010, toen 13.050 mensen werkloos waren. In de overige provincies nam het aantal werklozen af. Het werkloosheidspercentage in Flevoland is ongeveer gelijk gebleven (7 procent). Het aandeel ligt wel hoger dan landelijk (6 procent). Het werkloosheidspercentage is het hoogst onder 55-plussers. Ook van de vrouwelijke beroepsbevolking is een groter aandeel werkloos. De werkloosheid onder laag opgeleiden is hoger dan onder middelbaar en lager opgeleiden.

4.1 Inleiding De slechte economische ontwikkeling in 2011 in Nederland heeft zich in Flevoland niet vertaald in minder werkgelegenheid. Er is juist sprake van een groei van het aantal banen. Werkgelegenheid en werkloosheid zijn echter geen communicerende vaten. Een groei van het aantal arbeidsplaatsen betekent niet automatisch ook minder werkloosheid. Zo is bijvoorbeeld de werkgelegenheidsontwikkeling in regio’s waar veel Flevolanders werken van invloed op de werkloosheidscijfers van Flevoland. Daarnaast beïnvloedt ook de in- en uitstroom bij de beroepsbevolking het werkloosheidsbeeld. Deze paragraaf bespreekt de belangrijkste ontwikkelingen in Flevoland aan de hand van gegevens van het UWV Werkbedrijf over de hier ingeschreven niet-werkende werkzoekenden (NWW). NWW-ers: personen die zich hebben laten inschrijven bij het UWV Werkbedrijf, aangeven geen werk te hebben en op zoek te zijn naar een baan. In deze publicatie worden zij aangeduid als werklozen.

4.2 Werkloosheidsontwikkeling Werkloosheid in Flevoland licht toegenomen … Aan het einde van 2011 zijn er in Flevoland 13.440 personen werkloos. Dit is 7 procent van de beroepsbevolking. Het aantal werklozen is ten opzichte van 2010 licht gestegen, namelijk met 3 procent (410 personen). Almere heeft in absolute zin het grootste aantal werklozen (6.800) maar het werkloosheidspercentage is hetzelfde als het provinciegemiddelde. Relatief gezien kent Lelystad het hoogste werkloosheidspercentage, namelijk 9 procent. In de overige gemeenten is het percentage werklozen in de beroepsbevolking lager dan in Flevoland als geheel.

48


WERKLOOSHEID

Tabel 4.1 Aantal werklozen Flevoland (ultimo 2011).

beroepsbevolking

werklozen

98.550 18.940 38.060 22.480 7.370 10.390 195.780

6.800 1.040 3.600 1.360 200 450 13.440

Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

% werklozen in beroepsbevolking 7% 5% 9% 6% 3% 4% 7%

Bron: Provincie Flevoland en UWV Werkbedrijf

‌ terwijl landelijke werkloosheidsaandeel is gedaald Het werkloosheidspercentage van Flevoland (6,9 procent) is iets hoger dan het landelijke gemiddelde, namelijk 0,8 procentpunt. Ook ten opzichte van vorig jaar ontwikkelt Flevoland zich iets minder gunstig: het werkloosheidspercentage groeide licht (0,1 procentpunten), terwijl in Nederland de werkloosheid daalde van 6,3 naar 6,1 procent. Het verloop van de werkloosheid in Flevoland wijkt dus af van het landelijke beeld en de kloof lijkt groter te worden. Dat is opvallend, omdat de werkgelegenheidsgraad (de verhouding tussen het aantal arbeidsplaatsen en de aanwezige werkzame beroepsbevolking) in 2011 stabiel is gebleven (zie hoofdstuk 3). Het zou dus kunnen komen door de afname van de uitgaande pendel. Ook de hogere bruto arbeidsparticipatie van de beroepsbevolking in Flevoland kan een rol spelen. Figuur 4.1 Werkloosheidspercentage, Flevoland en Nederland (ultimo 2007–2011). 10% Nederland 8% 6,3%

Flevoland

6,8%

6,8%

6,9%

6,5%

6,3%

6,1%

5,9%

6% 6,0% 5,3% 4%

2%

0% 2007

2008

2009

2010

2011

Bron: Provincie Flevoland, CBS en UWV Werkbedrijf

49

04


04

WERKLOOSHEID

Sterke verschillen per provincie Het aantal werklozen in Flevoland is in het afgelopen jaar met 3 procent toegenomen. Dit terwijl in de andere provincies het aantal werklozen juist afnam. Dat geldt ook voor de aan Flevoland grenzende provincies zoals Noord-Holland (- 11.7%), Utrecht (-2,3%) , Gelderland (-3,7%) en Overijssel (-0,7%). Friesland daarentegen kent een nog grotere groei van de werkloosheid (+6,1%). Een afname van de werkloosheid betekent niet automatisch méér werkgelegenheid: in krimpregio Limburg bijvoorbeeld is de beroepsbevolking als gevolg van de vergrijzing aan het afnemen. Door deze afname aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt blijft er voor het blijvende aanbod relatief meer arbeid over. Hierdoor heeft de werkloosheid in 2011 met 8 procent kunnen afnemen. Eenzelfde ontwikkeling is te zien in Drenthe en Zeeland. Figuur 4.2 Procentuele ontwikkeling werkloosheid (ultimo 2010-2011).

Figuur 4.3 Werkloosheidspercentage (ultimo 2011).

-6,2% -6,1%

8,2% 7,9%

Groningen

Friesland

Nederland

-4,3%

-3,5%

Drenthe Noord-Holland

-11,7%

+3,1%

Flevoland

Nederland

7,3%

6,1%

Drenthe Noord-Holland

-0,7%

5,2%

6,9%

Flevoland

6,7%

Overijssel

+3,1%

-2,3%

Overijssel

-3,7%

6,8%

Utrecht Gelderland

Utrecht

5,7%

4,1%

Gelderland

Zuid-Holland

Zuid-Holland

Zeeland

Zeeland

5,4%

-7,1% Zeeland

Zeeland Noord-Brabant

-0,1%

Groningen

Friesland

-7,8%

4,6%

Limburg

Noord-Brabant

6,8%

Limburg

Bron: UWV Werkbedrijf

Alleen in Almere daalt het aantal werklozen De toename van het aantal werklozen doet zich in alle Flevolandse gemeenten voor, behalve in Almere. Hier is het aantal werklozen aan het einde van 2011 7 procent lager dan eind 2010. Eén van de redenen voor deze daling is de bovengemiddelde werkgelegenheidsgroei van 1,6 procent. Ook het aantrekken van de werkgelegenheid in Amsterdam speelt een rol. In de Stadsregio Amsterdam zijn er in 2 jaar tijd namelijk iets meer dan 20.000 banen bijgekomen9. Lelystad laat een ander beeld zien. Hoewel dit gedeeltelijk het resultaat is van een administratieve toevoeging van uitgeschreven werkzoekenden, is hier het aantal werklozen in 2011 fors gestegen (25 procent).

50

8

Bron: O+S Amsterdam, Amsterdam in cijfers 2012.


WERKLOOSHEID

Tabel 4.2 Ontwikkeling werkloosheid per gemeente (ultimo 2010 en 2011). 2010 2011 Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland Nederland

7.280 970 2.870 1.290 200 430 13.030 489.760

2010-2011 abs. ontw. % ontw.

6.800 1.040 3.600 1.360 200 450 13.440 472.800

-480 70 730 70 0 20 410 -16.960

-7% 7% 25% 5% 0% 5% 3% -3%

Bron: UWV Werkbedrijf

4.3 Kenmerken van de werkloosheid In Flevoland is het werkloosheidspercentage het hoogst onder 55 tot 65-jarigen. In totaal heeft 9,6 procent van de beroepsbevolking in deze leeftijd geen baan, met vooral hoge aandelen in Lelystad en Almere. Vergeleken met vorig jaar is dit overigens wel de enige leeftijdsgroep waarbij het werkloosheidspercentage in 2011 lager is dan in 2010. De afname van het werkloosheidspercentage bij de oudere werklozen heeft niet zozeer te maken met een absolute afname van het aantal werklozen (toename: +310), maar is te verklaren door de in omvang toegenomen beroepsbevolking in deze leeftijdsklasse. In de overige leeftijdsgroepen is het werkloosheidsaandeel licht opgelopen. Vergeleken met Nederland zijn in alle leeftijdscategorieĂŤn de werkloosheidspercentages in Flevoland hoger. Tabel 4.3 Werkloosheidspercentage naar leeftijd, per gemeente (2011). Gemeenten Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Flevoland Nederland

15-25 jaar

25-35 jaar

35-45 jaar

45-55 jaar

55-65 jaar

totaal

6,9% 3,4% 5,8% 5,9% 6,4% 4,6%

7,2% 5,4% 8,6% 7,4% 6,9% 5,2%

5,9% 5,2% 8,0% 6,5% 6,1% 5,5%

6,6% 6,6% 10,0% 5,4% 7,2% 6,1%

11,5% 7,0% 16,3% 6,3% 9,6% 9,3%

7,1% 5,6% 9,5% 6,2% 7,0% 6,1%

Nota bene: voor de gemeenten geldt dat het aantal werklozen gerelateerd is aan beroepsbevolkinggegevens 2009/2011 (3-jaarsgemiddelden); voor Urk en Zeewolde zijn geen beroepsbevolkinggegevens naar leeftijd beschikbaar. Bron: UWV Werkbedrijf en CBS

51

04


04

WERKLOOSHEID

De werkloosheid onder vrouwen is nog altijd hoger dan onder mannen. Het verschil tussen beide wordt wel kleiner, maar dit komt met name door het (sneller) oplopen van de werkloosheid onder mannen. Deze bedraagt in 2011 6,3 procent, terwijl dit in 2010 nog 6,0 procent was. Het werkloosheidspercentage van vrouwen is gelijk gebleven. In Lelystad en Dronten zijn de verschillen het grootst. Figuur 4.4 Werkloosheidspercentage naar geslacht, per gemeente (2009/2011).

7,7% 6,5% 7,3%

Almere Dronten

4,5%

Lelystad

11,1%

8,3%

Noordoostpolder

7,2%

5,5% 2,0% 2,4%

Urk Zeewolde

4,0%

Flevoland

6,2%

6,3% 6,5% 5,7%

Nederland 0%

3%

6%

7,9% vrouw man 9%

12%

15%

Nota bene: voor de gemeenten geldt dat het aantal werklozen gerelateerd is aan beroepsbevolkinggegevens 2009/2011 (3-jaarsgemiddelden). Bron: UWV Werkbedrijf en CBS

Van alle werklozen in Flevoland is bijna de helft (46 procent) laag opgeleid. Doordat laag opgeleiden relatief vaak werkzaam zijn in conjunctuurgevoelige sectoren als de bouw, industrie en transport zijn de arbeidskansen in het huidige economische klimaat ook kleiner. Vooral in Lelystad is het werkloosheidspercentage onder laag opgeleiden hoog, bijna 20 procent. Van alle bij het UWV Werkbedrijf ingeschreven werklozen is 13 procent hoog opgeleid. Landelijk is dit aandeel 15 procent. In Almere en Lelystad is vooral de werkloosheid onder hoog opgeleiden hoog; in de andere gemeenten ligt het niveau lager dan het provincie- en het landelijk gemiddelde.

52


WERKLOOSHEID

Tabel 4.4 Werkloosheidspercentage naar opleidingsniveau, per gemeente (2009/2011). Gemeenten Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland Nederland

laag

midden

hoog

totaal

13,4% 10,8% 19,6% 13,1% 3,3% 8,9% 13,8% 12,0%

6,2% 5,6% 8,4% 5,4% 1,8% 5,1% 6,2% 5,5%

3,4% 2,6% 3,9% 2,2% - 2,6% 3,1% 2,7%

7,1% 5,7% 9,5% 6,2% 2,3% 5,0% 7,0% 6,1%

Nota bene: voor de gemeenten geldt dat het aantal werklozen gerelateerd is aan beroepsbevolkinggegevens 2009/2011 (3-jaarsgemiddelden); voor Urk zijn geen beroepsbevolkinggegevens voor hoogopgeleiden beschikbaar. Bron: UWV Werkbedrijf en CBS

Het grootste deel (58 procent) van de werklozen staat minder dan 1 jaar als werkzoekende ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf. Landelijk is dit 52 procent. De afstand tot de arbeidsmarkt is in Flevoland relatief klein, wat de kans op het (opnieuw) vinden van een baan vergroot. Het grote aandeel kortdurende werklozen wordt onder meer ingegeven door leeftijd (Flevoland is een jonge provincie, en jonge mensen komen relatief snel weer aan werk) en opleidingsniveau (de meerderheid van de werkzoekenden heeft minimaal een startkwalificatie). Ook de aanwezigheid van cyclische arbeid, onder meer in de landbouw en in de toeristisch-recreatieve sector, heeft invloed op het aantal kortdurend werklozen. Cyclische arbeid is arbeid waarbij een periode van werk in een vaste cyclus wordt afgewisseld met een periode van werkloosheid. Seizoensarbeid is cyclische arbeid die (indirect) door klimatologische omstandigheden slechts in een deel van het jaar verricht kan worden. Eind 2011 staan 3.950 Flevolanders 1 tot 3 jaar ingeschreven als werkzoekende. Dit aantal is ten opzichte van 2010 behoorlijk toegenomen, en ook het aandeel (29 procent) dat deze groep werklozen heeft in het geheel is groter dan vorig jaar (24 procent). Het aantal langdurig werklozen is met 2 procent gedaald en vertegenwoordigt de overige 12 procent van alle werkloosheid, waarmee het aandeel beduidend lager ligt dan dat in Nederland (20%) Dat betekent dat ondanks het toenemende aantal werklozen de duur van de werkloosheid in Flevoland lager is dan in Nederland. Echter, door de sterke toename van het aantal werklozen in de categorie 1 tot 3 jaar kan deze voordelige uitgangspositie in de toekomst verdwijnen als zij doorstromen naar de groep langdurige werklozen.

53

04


04

WERKLOOSHEID

Tabel 4.5 Aantal werklozen, naar inschrijvingsduur, Flevoland en Nederland (2010 en 2011). 2010 2011 Korter dan 1 jaar 1 tot 3 jaar Langer dan 3 jaar Totaal

8.310 3.090 1.640 13.030

7.830 3.950 1.670 13.440

aandeel 2011 Flevoland Nederland 58% 29% 12% 100%

52% 28% 20% 100%

mutatie 2010-2011 Flevoland

Nederland

-6% 28% 2% 3%

-5% 2% -6% -3%

Bron: UWV Werkbedrijf

4.4 Vooruitblik Het afgelopen jaar nam opmerkelijk genoeg zowel de werkgelegenheid als de werkloosheid toe. Oorzaak was een toename van de beroepsbevolking onder andere door een stijgende participatie van vooral vrouwen en ouderen (CPB, Centraal Economisch plan 2012, pagina 72). Door de economische crisis zoeken per huishouden meer mensen een baan om inkomensonzekerheid op te vangen (“added worker” effect) en werken ouderen langer door vanwege onzekerheid over de pensioenvoorziening. Ook kwamen er meer jongeren op de arbeidsmarkt die tijdens de eerste economische dip besloten hadden een extra studie te volgen en die deze nu hebben afgerond. Dit effect zal de komende jaren afnemen, omdat door de conjunctuur de vooruitzichten op een baan zullen verslechteren. Ook zullen bedrijven minder geneigd zijn om personeel in dienst te houden dan in de afgelopen jaren. Enerzijds is door de lange duur van de economische recessie hun financiële buffer minder geworden, anderzijds kunnen zij putten uit een groeiend arbeidsaanbod en uit het potentieel aan flexibele arbeid en zelfstandigen zonder personeel. Het aandeel van werknemers met een vast contract is gedaald van 77 procent in 2003 naar 70 procent in 2010 (Euwals, R en R.de Groot, 2012, ESB, 17 februari, p. 109). Door deze situatie verwacht het Centraal Plan Bureau in 2012 (500.000 werklozen) en 2013 (545.000 werklozen) een stijging van de werkloosheid, die pas vanaf 2014 (535.000 werklozen) en 2015 (495.000 werklozen) gaat dalen. De verwachting is dat de werkgelegenheid daalt in alle beroepsklassen, met uitzondering van de medische en paramedische beroepen en de verzorgende en dienstverlenende beroepen. Hierbij geldt wel dat nieuwe bezuinigingen in de zorgsector mogelijk dit toekomstbeeld weer kunnen vertroebelen. Het grootste deel van de vraag naar arbeid bestaat de komende jaren uit vervangingsvraag10. Kwalitatieve aansluiting van vraag en aanbod zal daarmee nog meer van belang zijn voor het toekomstige werkloosheidsbeeld. In deze context speelt de ontwikkeling van de werkloosheid in Flevoland zich af. De verwachting is dat in lijn van de nationale ontwikkelingen ook in Flevoland het komende jaar de werkloosheid zal toenemen.

54

10

Bron: ROA, De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2016 (december 2011).


WERKLOOSHEID

4.5 Conclusie De werkloosheid ligt in Flevoland op een hoger niveau dan landelijk. De hogere bruto arbeidsparticipatie in Flevoland zorgt vergeleken met Nederland voor een grotere beroepsbevolking. Doordat de ontwikkeling van de werkgelegenheid verhoudingsgewijs bijna gelijk is aan de groei van de beroepsbevolking is de werkgelegenheidsgraad (de verhouding tussen het aantal arbeidsplaatsen en de beroepsbevolking) in 2011 toch stabiel gebleven. Echter, de arbeidsmarkt voor Flevoland beperkt zich vanzelfsprekend niet tot de provincie alleen. Er is een omvangrijke uitgaande pendel. Werkzoekenden uit Flevoland die een baan willen buiten de provincie, kunnen in het nadeel zijn door de grotere afstand die ze af moet leggen. Daarentegen zijn ze gemiddeld wel weer jonger en daardoor flexibeler in te zetten. Momenteel is de verblijfsduur in de WW in Flevoland nog niet lang en staan ze vaak korter als NWW-er ingeschreven. Flevoland kent procentueel minder langdurig werklozen. Toch is het voor de groeiende beroepsbevolking van Flevoland van het grootste belang dat er meer banen worden gecreĂŤerd, ook buiten de provincie. De werkgelegenheidsontwikkeling in de Metropoolregio Amsterdam is voor Flevoland dan ook van groot belang. Om de kansen op de arbeidsmarkt ook werkelijk te kunnen benutten is een toenemend opleidingsniveau essentieel. Hier heeft de beroepsbevolking van Flevoland nog een inhaalslag te maken. Het opleidingsniveau in de provincie blijft achter bij het Nederlands gemiddelde. Maar belangrijker is dat het sterk achterblijft bij de omliggende provincies Noord-Holland, Utrecht en in mindere mate met Gelderland. De komst van volwaardig hoger onderwijs in Flevoland zal de binding van jongere hoger opgeleiden aan de provincie op termijn vergroten.

55

04


05

BEDRIJVIGHEID



05

BEDRIJVIGHEID

5. Bedrijvigheid RECORDAANTAL STARTERS IN FLEVOLAND; ONDERNEMERSVERTROUWEN BROOS • • • •

Het aantal vestigingen in Flevoland is in 2011 gegroeid, maar wel minder hard. Eind 2011 telt Flevoland 36.000 bedrijfsvestigingen. De meeste Flevolandse bedrijven zijn actief in de zakelijke dienstverlening. Deze sector is ook verantwoordelijk voor 80 procent van de totale groei van het aantal vestigingen. Het jaar 2011 kent een recordaantal van bijna 3.500 starters. Ook zijn er 960 overige oprichtingen. Er zijn 2.500 bedrijfsvestigingen opgeheven. In de detailhandel en dienstverlening is de meeste dynamiek. Flevolandse ondernemers zijn eind 2011 minder positief over het economisch klimaat dan ultimo 2010. Ook de verwachtingen voor 2012 zijn niet hooggespannen. Beter nieuws is dat vier van de zes Flevolandse gemeenten zich bevinden in de top 50 van gemeenten met een ondernemingsklimaat dat wordt beoordeeld met een 7,0 of hoger.

5.1 Inleiding Het Nederlandse ondernemersvertrouwen voor 2012 ligt ruim onder het Europese gemiddelde11. Ondernemers in Nederland zijn verhoudingsgewijs pessimistisch over de omzetverwachting en stellen de (omvang van) investeringen naar beneden bij. Ook verwacht de ondernemer dat het aantal medewerkers in 2012 afneemt. Ondernemersvertrouwen vormt de basis en graadmeter voor economische ontwikkeling. Wanneer het vertrouwen bij ondernemers laag is, worden er minder bedrijven gestart en worden ook minder investeringen gedaan die zich vertalen in meer inzet van arbeid. Landelijk zien we dat het aantal starters en oprichtingen anders dan in 2010 minder sterk is toegenomen dan het aantal opheffingen. Flevoland onderscheidt zich met een doorlopende en grotere groei van het aantal starters, al staat hier de laatste jaren ook een toename van het aantal opheffingen tegenover. In het eerste deel van dit hoofdstuk komt de dynamiek in bedrijvigheid aan bod, met onder meer een blik op de ontwikkeling van het aantal bedrijfsvestigingen en het aantal starters en stoppers in Flevoland. In het tweede deel van dit hoofdstuk zien we in welke mate ondernemers in Flevoland verbetering van het economisch klimaat ervaren. Op basis van de landelijke Conjunctuur Enquête Nederland (COEN-enquête) schetsen we de economische ontwikkelingen en verwachtingen van het Flevolandse bedrijfsleven.

5.2 Bedrijvendynamiek Groei aantal vestigingen in Flevoland lager dan voorgaande jaren De groei van het aantal bedrijfsvestigingen zet in 2011 door. Eind 2011 zijn er 36.000 bedrijfsvestigingen in Flevoland. In een jaar zijn er per saldo 1.220 vestigingen bijgekomen, een toename van 3,5 procent. Dit groeicijfer ligt beduidend lager dan in alle voorgaande jaren wat vooral komt door het oplopen van het aantal opheffingen. De economische recessie leidt gelijktijdig tot meer ‘gedwongen’ starters (anticiperend op eventueel verlies van baan in loondienst) en meer opheffingen waarbij ondernemingen als gevolg van de economische situatie hun bedrijfsactiviteiten moeten beëindigen. Voorts blijven de vrijheid en flexibiliteit van het ‘eigen baas zijn’ altijd een belangrijke aantrekkingskracht, zeker in een jonge provincie als Flevoland.

58

11 Dit blijkt uit de Eurochambres Economic Survey (EES). De EES is een kwalitatief onderzoek naar ondernemersverwachtingen in Europa dat jaarlijks wordt uitgevoerd door de Kamers van Koophandel in Europa.


BEDRIJVIGHEID

Figuur 5.1 Ontwikkeling aantal bedrijfsvestigingen, Flevoland (ultimo 2007-2011).

40.000

15% aantal bedrijfsvestigingen % groei

12%

12,5% 34.780

36.000

30.000

32.200 28.620

9%

35.000

25.000

26.250 9,0%

20.000

8,1%

8,0%

6%

15.000 10.000

3%

3,5%

0%

5.000 0

2007

2008

2009

2010

2011

Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

In provinciaal perspectief scoort Flevoland wel hoog Alleen in de provincie Noord-Holland groeide het aantal bedrijfsvestigingen sterker dan in Flevoland. Hier is tussen 2010 en 2011 het aantal bedrijfsvestigingen met 4,1 procent toegenomen. In Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant groeide het aantal bedrijfsvestigingen, net als in Flevoland, met zo’n 3 procent. Landelijk zijn er in 2011 2,7 procent meer bedrijfsvestigingen dan in 2010. Hoewel de werkgelegenheid in veel provincies afnam, is in geen enkele provincie in Nederland het aantal vestigingen gedaald. Wel is overal de groei kleiner dan vorig jaar. Ondanks dat de groeispurt minder sterk is, blijft het economische belang van kleinschalig ondernemerschap groeien. Naast de flexibele arbeid (uitzendbanen en tijdelijke banen) vormt in toenemende mate het aantal ZZP’ers een schil om de ondernemingen, waardoor deze gemakkelijker kunnen reageren op de economische ontwikkelingen.

59

05


05

bedrijvigheid

Figuur 5.2 Procentuele ontwikkeling aantal bedrijfsvestigingen, per provincie (2010-2011) .

+1,4% +2,0%

Groningen

Friesland

Nederland

+1,3%

+2,7%

Drenthe Noord-Holland

+4,1%

+3,5%

Flevoland

+2,9%

Overijssel

+1,8%

Utrecht

+2,7%

+2,9%

Gelderland

Zuid-Holland

Zeeland

+2,9%

Zeeland +1,8%

Noord-Brabant +1,8%

Limburg

Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

In alle Flevolandse gemeenten (nog) stijging van aantal vestigingen In Almere bevindt zich bijna de helft (45 procent) van alle Flevolandse bedrijfsvestigingen en in Lelystad een vijfde (19 procent). Hoewel tweederde van de bedrijfsvestigingen zich in de twee grootste gemeenten bevinden, zit de sterkste groei dit jaar in de kleinere gemeenten Zeewolde en Dronten. In Zeewolde vertaalt deze sterke groei zich in een grotere groei van de werkgelegenheid dan in Dronten (zie hoofdstuk 3). In de afgelopen vijf jaar is het aandeel in het totale aantal bedrijfsvestigingen in de twee grootste gemeenten, Almere en Lelystad, licht afgenomen. Deels hangt dit samen met de aanpassingen in de Handelsregisterwet medio 2008, waarbij is vastgesteld dat alle bedrijven en rechtspersonen verplicht zijn zich te registreren. Ondernemingen in onder andere de landbouw en de vrije beroepsgroepen waren voorheen niet inschrijvingsplichtig. Ook de laatste twee jaar kennen de kleinere Flevolandse gemeenten een relatief sterke toename van het aantal bedrijfsvestigingen. Het kleinschalige zelfstandige ondernemerschap neemt ook daar een grote vlucht. Voor het starten van een eenmansbedrijf is het bezit van een computer en internet in veel gevallen al voldoende en is geen grootstedelijke bedrijfsomgeving vereist.

60


bedrijvigheid

Tabel 5.1 Aantal bedrijfsvestigingen Flevoland (ultimo 2007, 2010 en 2011). 2007 2010 2011 Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

12.210 2.630 5.200 3.200 1.260 1.750 26.250

15.740 3.650 6.500 4.920 1.570 2.410 34.780

16.220 3.840 6.670 5.110 1.600 2.560 36.000

2007-2011 abs. groei % groei 4.010 1.210 1.470 1.910 340 810 9.750

2010-2011 abs. groei

% groei

480 190 170 190 30 150 1.220

3% 5% 3% 4% 2% 6% 4%

33% 46% 28% 60% 27% 46% 37%

Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

Aantal vestigingen in horeca en persoonlijke diensten afgenomen De zakelijke dienstverlening, waartoe bedrijven horen die actief zijn in de branches adviesdiensten, facilitaire diensten, financiën en vervoersdiensten, is in Flevoland het sterkst vertegenwoordigd. Overeenkomstig het landelijk beeld wordt eenderde van alle bedrijfsvestigingen gerekend tot de zakelijke dienstverlening. In 2010 was dit nog 31 procent. Tachtig procent van de groei in 2011 komt voor rekening van de zakelijke dienstverlening. Binnen deze sector groeien vooral de facilitaire diensten (bijna 700 bedrijfsvestigingen meer dan vorig jaar). In de sector ‘verzorgende diensten’ is in het afgelopen jaar het aantal vestigingen afgenomen. De consument heeft in 2011 de hand op de knip gehouden en dit lijkt zich in Flevoland vooral te vertalen in een afname van het aantal bedrijfsvestigingen in de horeca en persoonlijke dienstverlening (met cultuur en recreatie als grootste drager). In Nederland kennen met uitzondering van de groothandel alle sectoren nog een toename. Tabel 5.2 Bedrijfsvestigingen Flevoland, naar sector (ultimo 2010 en 2011). 2010 2011 abs. groei Industrie Bouw Groothandel Detailhandel Zakelijke diensten *) Verzorgende diensten *) Overige branches *) Totaal

1.710 3.150 3.170 4.080 10.830 5.290 6.560 34.780

1.750 3.240 3.140 4.260 11.810 4.980 6.840 36.000

40 90 -30 180 980 -310 280 1.220

2010-2011 % verdeling 2011 % groei Flevoland Nederland 2% 3% -1% 4% 9% -6% 4% 4%

5% 9% 9% 12% 33% 14% 19% 5%

5% 10% 8% 12% 33% 17% 15% 100%

* De sectorverdeling bestaat uit meerdere samengevoegde categorieën. Tot de categorie ‘zakelijke dienstverlening’ worden bedrijfsvestigingen gerekend die actief zijn in adviesdiensten, facilitaire diensten, financiën en vervoersdiensten. De sector ‘verzorgende diensten’ bestaat uit horeca en persoonlijke diensten en de resterende categorieën (algemene diensten (zorg, onderwijs, overheid) en landbouw & visserij) zijn aan de ‘overige branches’ toebedeeld. Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

05


05

bedrijvigheid

De groei van het aantal bedrijfsvestigingen is het resultaat van natuurlijke aanwas en migratiedynamiek. Bij de natuurlijke aanwas gaat het om de start, de oprichting of het opheffen van bedrijven. Bij de migratiedynamiek om de komst en het vertrek van bedrijven.

In alle Flevolandse gemeenten meer nieuwe vestigingen dan opheffingen In Flevoland zijn in 2011 3.470 nieuwe ondernemers gestart. Niet eerder was het aantal starters in Flevoland zo hoog. Het gaat dan om daadwerkelijke startende bedrijven, dus nieuwkomers die in de afgelopen drie jaar niet in het Handelsregister ingeschreven zijn geweest. Naast deze nieuwkomers zijn er in 2011 ook nog 960 overige oprichtingen. Oprichtingen van bedrijven zijn bijvoorbeeld doorstarters of bestaande bedrijven die een nieuwe vestiging openen. In totaal zijn er daarmee in Flevoland 4.430 nieuwe bedrijfsvestigingen. Er werden 2.500 bedrijfsvestigingen opgeheven, waarmee het saldo van de natuurlijke aanwas uitkomt op 1.930. De bedrijvendynamiek is het grootst in Almere, zowel in absolute totaalcijfers als gerelateerd aan het totale aantal bedrijfsvestigingen. In Noordoostpolder zijn in verhouding tot de totale bedrijvigheid weinig oprichtingen en ook weinig opheffingen. Dat heeft te maken met de sectorstructuur in de gemeenten, die in Almere sterk wordt gedomineerd door de dienstverlening en in de Noordoostpolder door de agrarische sector en de industrie. In die sectoren vindt er door het kapitaalintensieve karakter minder starters en oprichtingen plaats. Tabel 5.3 Starters, oprichtingen en opheffingen, Flevolandse gemeenten (ultimo 2011). starters oprichtingen opheffingen saldo per 1.000 vestigingen starters en oprichtingen 2010 2011 Almere 1.980 Dronten 370 Lelystad 480 Noordoostpolder 320 Urk 100 Zeewolde 230 Flevoland 3.470

420 90 170 130 60 80 960

1.330 190 540 220 90 130 2.500

1.070 270 110 230 70 180 1.930

150 100 130 80 100 120 130

150 120 100 90 100 120 120

o pheffingen 2010 2011 80 60 80 40 50 60 70

80 50 80 40 60 50 70

Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

In afgelopen 5 jaar groei aantal starters in Flevoland minder sterk dan landelijk Wanneer we het verloop van het aantal starters en opheffingen voor 2007-2011 in Flevoland afzetten tegen het landelijk beeld is te zien dat het aantal starters en oprichtingen per jaar in Nederland verhoudingsgewijs sterker is toegenomen dan in Flevoland. Ondanks het recordaantal starters in Flevoland in 2011 is de stijging ten opzichte van 2007 dus wel minder sterk. De ontwikkeling van het aantal opheffingen is na een sterkere toename in 2009 in 2011 in Flevoland vergelijkbaar met Nederland.

62


bedrijvigheid

Figuur 5.3 GeĂŻndexeerde ontwikkeling starters, oprichtingen en opheffingen, Flevoland en Nederland (2007 = 100).

starters FL starters NL

175

oprichtingen FL oprichtingen NL

opheffingen FL opheffingen NL 158

150

144 142 135

125

100

100

91 78

75

50 2007

2008

2009

2010

2011

Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

Meeste dynamiek in detailhandel en dienstverlening De start en beĂŤindiging van bedrijven verschilt ook per sector. Zo is in de detailhandelssector de dynamiek erg groot: er zijn 690 bedrijven gestart en opgericht, maar er werden er ook 460 opgeheven. Deze sterke dynamiek heeft veel te maken met de opkomst van webwinkels: het is relatief eenvoudig om een webwinkel te starten, maar bij tegenvallende resultaten zijn dit type winkels ook snel weer verdwenen, wat zorgt voor veel dynamiek. Daarnaast hebben de fysieke winkels ook te maken met de sterke concurrentie van webwinkels, wat ook tot winkelsluitingen leidt. Bovendien is het consumentvertrouwen het laatste jaar gedaald tot het laagste niveau sinds jaren wat zich direct vertaalt in minder bestedingen in de detailhandel. In de zakelijke dienstverlening zijn in 2011 de meeste bedrijven gestart, maar deze sector kent ook het hoogste aantal opheffingen. Ook hier is de beperkte kapitaalintensiviteit medeoorzaak van het snel starten en opheffen van vestigingen. Binnen de verzorgende diensten kent, net als de detailhandel, de horeca veel oprichtingen en veel opheffingen. In de sector overige branches is het aantal starters, oprichtingen en opheffingen per 1.000 vestigingen het laagst, met name door de geringe dynamiek in de landbouw.

63

05


05

bedrijvigheid

Tabel 5.4 Starters, oprichtingen en opheffingen per sector, Flevoland (ultimo 2011). starters oprichtingen opheffingen Industrie Bouw Groothandel Detailhandel Zakelijke diensten Verzorgende diensten Overige branches Totaal

100 330 170 510 1.160 630 570 3.470

50 30 90 180 300 120 190 960

110 240 220 460 800 410 270 2.500

per 1000 vestigingen s tarters en oprichtingen opheffingen 2010 2011 2010 2011 90 120 90 160 140 100 110 120

80 110 80 160 120 150 110 120

50 90 70 110 70 60 40 70

60 70 70 110 70 80 40 70

Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

Vergeleken met Nederland is de Flevolandse vernieuwingsgraad in 2011 groter, met in verhouding tot het totale aantal bedrijfsvestigingen meer starters en oprichtingen en ook meer opheffingen. Vooral in de detailhandel en verzorgende diensten (met name horeca) is het verschil met Nederland groot. Deels heeft dit nog te maken met het meegroeien van het voorzieningenniveau met de bevolkingsomvang. Daarnaast kan ook de leeftijdsopbouw meespelen: ondernemerszin van jongeren vertaalt zich vaker in de opstart van bijvoorbeeld een (web-)winkel, al dan niet als nevenactiviteit. Tabel 5.5 Starters, oprichtingen en opheffingen per 1.000 vestigingen, per sector, Flevoland en Nederland (ultimo 2011).

starters en oprichtingen Flevoland Nederland

Industrie Bouw Groothandel Detailhandel Zakelijke diensten Verzorgende diensten Overige branches Totaal Bron: Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

64

80 110 80 160 120 150 110 120

70 100 80 110 120 110 110 110

opheffingen Flevoland Nederland 60 70 70 110 70 80 40 70

40 60 60 70 60 60 40 50


bedrijvigheid

5.3 Ontwikkelingen en verwachtingen bedrijfsleven In de Conjunctuur Enquête Nederland (COEN) geven ondernemers ieder kwartaal een oordeel over hun ervaringen en verwachtingen ten aanzien van diverse bedrijfseconomische kengetallen, waaronder de omzet en het economisch klimaat.

Flevolandse ondernemers somber over economie Eind 2010 waren Flevolandse ondernemers gemiddeld genomen meer tevreden over de economische prestaties dan eind 2011. Zo zijn eind 2011 de ondernemers die positief zijn over de omzetontwikkeling licht in de meerderheid, terwijl in het jaar ervoor verhoudingsgewijs veel ondernemers te spreken waren over hoe de omzet zich ontwikkelde. Het algeheel oordeel over het economisch klimaat en personeelsbezetting is sinds de 2e helft van 2011 sterk verslechterd. De verwachtingen voor 2012 zijn niet veel beter. De enige economische indicator die vooralsnog in de ‘plus’ staat is de export. Er zijn iets meer ondernemers die een verbetering verwachten dan een verslechtering. Aangezien economisch herstel geleid wordt door de export kan dit een stimulans zijn voor de provinciale economie. Al zijn sterk exporterende sectoren zoals industrie en transport in Flevoland licht ondervertegenwoordigd, wat natuurlijk niet geldt voor de landbouw (zie ook paragraaf 3.4). Figuur 5.4 Saldo diverse bedrijfseconomische indicatoren, Flevoland (3e kw. 2010– 1e kw. 2012).

Bron: COEN, Kamer van Koophandel en CBS

Saldo: het gewogen percentage ondernemers met een positief oordeel over de ontwikkeling minus het percentage ondernemers met een negatief oordeel over de ontwikkeling van bovenstaande bedrijfseconomische factoren. Een negatief saldo betekent dat er meer negatieve dan positieve oordelen zijn.

65

05


05

bedrijvigheid

Economisch vertrouwen van ondernemers ook landelijk nog niet groot In grote lijnen sluit de ervaring van de Flevolandse ondernemer aan bij het landelijke beeld. Ook de gemiddelde Nederlandse ondernemer is in veel gevallen negatief over de economische prestaties. Verschillen zijn zichtbaar als het gaat om de productie en personeelsbezetting. Hier zijn ondernemers in Flevoland in grotere mate negatief over dan landelijk gemiddeld. Andersom geldt dat landelijk gemiddeld een groter deel van de ondernemers het economisch klimaat als negatief beoordeelt. In zowel Nederland als Flevoland is het saldo voor wat betreft de export aan het eind van het jaar nul, er zijn evenveel ondernemers die vertrouwen hebben in een groeiende export als ondernemers die dat vertrouwen niet hebben. Figuur 5.5 Saldo diverse indicatoren, ondernemers Flevoland en Nederland (4e kw. 2011) .

omzet

4 4

export

0 0 -13

productie

-6 -20

economisch klimaat

-29 -24

personeelsbezetting

Flevoland

-9 -35

-30

-25

-20

-15

-10

Nederland

-5

0

5

10

Bron: COEN, Kamer van Koophandel en CBS

Vier Flevolandse gemeenten in Top 50 van gemeenten Economische prestaties Economisch gezien doen de gemeenten in Flevoland het goed, zo bleek uit de Ranglijst Economische prestaties gemeenten 2011 zoals onderzocht door bureau Louter en gepubliceerd in de Elsevier. Vier van de zes Flevolandse gemeenten zitten in de top 50. Daarbij is Lelystad de hoogst genoteerde gemeente binnen de provincie en komt van plaats 70 in 2000, via plaats 52 in 2010 nu terecht op plaats 30 met een oordeel van 7,39. Het oordeel over het ondernemingsklimaat in Zeewolde (7,22), Noordoostpolder (7,21) en Almere (7,20) ligt iets lager. Alleen over het ondernemingsklimaat in Urk wordt veel lager geoordeeld. Uit dit overzicht blijkt dat het ondernemingsklimaat in Flevoland goed wordt beoordeeld12.

66

12

Meer informatie over het onderzoek is te lezen op www.elsevier.nl/toplocaties2012 of op www.bureaulouter.nl


bedrijvigheid

Tabel 5.6 Ranglijst economische prestaties gemeenten 2011, Flevoland. Gemeentenaam Lelystad Zeewolde Noordoostpolder Almere Dronten Urk

Rapportcijfer 2011

Positie 2011

Positie 2010

Positie 2000

7.39 7.22 7.21 7.20 6.61 6.27

30 48 49 50 159 241

52 46 71 30 174 213

70 14 128 29 156 289

Bron: Bureau Loute

Almere-Lelystad scoren hoog op vestigingsklimaat Uit een grootschalig onderzoek naar de tevredenheid van het bedrijfsleven met het vestigingsklimaat is gebleken dat, na Leiden, ondernemers in Almere-Lelystad het meest tevreden zijn over het lokale vestigingsklimaat. De ondernemers is gevraagd naar hun tevredenheid over bereikbaarheid, beschikbaarheid van personeel, beschikbaarheid van werklocaties, quality of life en de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening. Almere-Lelystad blinkt uit als het gaat om het aanbod van werklocaties. Bereikbaarheid, prijs-kwaliteit verhouding en variĂŤteit in het aanbod van werklocaties zijn door veel ondernemers als goed beoordeeld. De beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel krijgt een lagere waardering. Maar over het geheel gezien toch een goede score voor de twee Flevolandse steden. Bron: Deloitte, ‘Bedrijfsleven aan het woord; Monitor Tevredenheid Vestigingsklimaat 2012

67

05


05

bedrijvigheid

5.4 Vooruitblik Ondernemers voorzichtig positief over 2012 Nederland gaat gebukt onder de economische recessie. Ondernemers in de provincie Flevoland verwachten ook in 2012 de effecten hiervan te ondervinden. Flevolandse ondernemers zijn duidelijk meer behoudend in hun verwachtingen ten aanzien van het komende jaar dan in 2011. Toen waren ondernemers zowel landelijk als provinciaal in meerderheid positief gestemd over de economische ontwikkeling. Waarschijnlijk drukken de tegenvallende ervaringen in 2011 de verwachtingen voor 2012. Dit blijkt uit de ConjunctuurenquĂŞte Nederland (COEN) van de Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland (meting oktober 2011). Net als in 2011 zijn ondernemers in Flevoland net iets meer negatief over het economisch perspectief dan landelijk gemiddeld. Vooral de investeringsverwachtingen zijn minder hoog dan in Nederland. Maar hierin lijken de Flevolandse ondernemers sowieso minder bereidheid te tonen. De afgelopen drie jaar bleven de investeringsverwachtingen namelijk achter bij het landelijk beeld. Het huidig economisch functioneren en perspectief, met name ook in relatie tot de personeelsbezetting en werkloosheidsontwikkeling, maakt dat Flevolandse ondernemers verhoudingsgewijs terughoudend zijn in het opzetten en uitvoeren van investeringsplannen. Overigens is niet het gehele Flevolandse bedrijfsleven negatief over het komende jaar. De verschillen tussen sectoren zijn groot. Figuur 5.6 Saldo bedrijfseconomische indicatoren, jaarverwachting 2012 (ondernemers Flevoland en Nederland).

7

omzet

12

2

export

6

-12 investeringen

Flevoland Nederland

-5 -15

-10

-5

0

Bron: COEN, Kamer van Koophandel en CBS, peildatum oktober 2011

68

5

10

15


bedrijvigheid

Veel ondernemers in bouw en transport verwachten nog geen herstel Voor alle afzonderlijke sectoren geldt dat ondernemers positieve verwachtingen hebben voor de omzet in 2012, behalve in de bouwsector en de transportsector. In de bouw zien we dezelfde ontwikkeling als in 2010 en 2011, toen bouwondernemers niet alleen last kregen van conjuncturele dip, maar ook een structurele omwenteling van een uitbreidingsmarkt naar een vervangingsmarkt. Het accent verschuift hierbij van bouwen voor (kwantitatieve) groei naar bouwen voor (kwalitatieve) vervanging. Dit maakt dat de omzetverwachtingen voor 2012 opnieuw niet hooggespannen zijn, onder zowel Flevolandse als Nederlandse ondernemers. Flevolandse transportondernemers denken vaker dat omzet, export en investeringen zullen afnemen dan ondernemers in Nederland. Op deze drie indicatoren is het Flevolandse saldo negatief, terwijl de landelijke saldi positief zijn. Tabel 5.7 Sectoraal beeld saldo bedrijfseconomische indicatoren, jaarverwachting 2012 (ondernemers Flevoland en Nederland). Landbouw Industrie Bouw Groothandel Detailhandel en autobranche Horeca, makelaardij en reisbranche Transport Overige zakelijke diensten Totaal

omzet Flevoland Nederland . 0 -86 13 24 3 -27 26 7

export Flevoland Nederland

10 10 -28 19 18 14 4 17 12

. 9 . 9 . . -23 1 2

4 11 . 12 . . 6 4 6

investeringen Flevoland

Nederland

. 2 -80 -10 -5 3 -36 -17 -12

-27 -1 -32 -3 -2 -3 4 -10 -5

Nota bene: ‘.‘ betekent dat er onvoldoende waarnemingen zijn voor het doen van uitspraken Bron: COEN Kamer van Koophandel en CBS

69

05


05

bedrijvigheid

5.5 Conclusie Flevoland heeft in 2011 een recordaantal starters en overige oprichtingen. Er zijn 3.470 starters en 960 overige oprichtingen. Niet eerder was dit aantal zo groot in Flevoland. De procentuele groei van het aantal bedrijfsvestigingen in Flevoland is wel minder groot dan eerdere jaren. Oorzaak hiervan is het oplopende aantal opheffingen. Hoewel Flevoland vergeleken met landelijke cijfers een relatief hoge natuurlijke aanwas heeft (veel starters in verhouding tot het totaal aantal bedrijfsvestigingen) is de doorgroei van het aantal starters en oprichtingen in Flevoland wel minder sterk dan landelijk gemiddeld. Is in Nederland in 2011 het aantal starters 58 procent hoger dan in 2007, in Flevoland is dat 35 procent. Het ondernemingsklimaat in de Flevolandse gemeenten wordt als positief beoordeeld. Maar liefst vier van de zes gemeenten in de provincie bevinden zich in de top vijftig van Nederlandse gemeenten met een oordeel dat ruim boven de zeven ligt. Het is gezien de huidige economisch situatie van het grootste belang dat deze positieve houding behouden en waar mogelijk nog versterkt wordt. Dat is eens en te meer nodig, omdat vergeleken met de Nederlandse ondernemers de ondernemers in Flevoland pessimistischer zijn over de vooruitzichten voor het komende jaar. Zowel qua investeringen als qua personeelssterkte zijn zij erg somber. Minder investeringen en verlies van arbeidsplaatsen ligt in het verschiet. Vooral de bouw en de vervoerssector zuchten onder het slechte economische klimaat. Lichtpuntje is de verwachting dat de export in 20112 zal aantrekken. Vooral industriĂŤle en groothandelsbedrijven denken er zo over. Net als in Nederland zal ook in Flevoland de eerste impuls voor economisch herstel uit de export moeten komen. Exportbehoud is zeker ook voor Flevoland van groot economisch belang, aangezien export een belangrijke peiler vormt van de provinciale economie.

70


Tijden veranderen, maar technologische vernieuwingen blijven elkaar in hoog tempo opvolgen. Vooral in het MKB, waar men nog steeds blijft ondernemen, is het door al die veranderingen en vernieuwingen moeilijker dan ooit om de juiste keuzes te maken. De afweging welke nieuwe IT-mogelijkheden wel en welke niet moeten worden toegepast, blijft erg moeilijk.


06

WERKLOCATIES



06

WERKLOCATIES

6

Werklocaties

UITGIFTE EN OPNAME NOG OP LAAG NIVEAU; VASTGOEDAANBOD GROEIT • • • • • • •

Door verminderde economische groei is de vraag naar bedrijventerreinen opnieuw afgenomen. In 2011 bedraagt de uitgifte 14 hectare. Ondanks een verminderde uitgifte is ook de voorraad bedrijventerrein gedaald. Van het totale aanbod is 40 procent direct uitgeefbaar. Uitgaande van de gemiddelde uitgifte van bedrijventerrein in de afgelopen vijf jaar kan de voorraad direct uitgeefbaar bedrijventerrein voor circa de komende tien jaar voorzien in de vraag. De Flevolandse kantorenmarkt staat (net als in de rest van Nederland) vrijwel op slot. Aanbod en opname zijn in 2011 verder uit elkaar gegroeid. Het leegstandpercentage in Almere is gegroeid tot 23 procent, terwijl in Lelystad de leegstand afneemt. Gebouwen worden uit de markt gehaald (voor sloop, herontwikkeling of herbestemming). De opname van bedrijfsruimte is in 2011 gehalveerd. Voor de komende zes jaar is er voldoende aanbod. Op de winkelruimtemarkt zijn zowel aanbod als opname toegenomen.

6.1 Inleiding De groei in de vastgoedmarkt is voorlopig ten einde. Van een groei- en aanbodgedreven markt is zij veranderd in een klant- en vraaggestuurde markt. Deze ontwikkeling speelde al een tijd, omdat er al jaren structureel te veel werd gebouwd. De daarop volgende conjuncturele economische crisis heeft de vastgoedmarkt in het slot gegooid. Tijden zoals weleer met hoge bouwvolumes behoren definitief tot het verleden. Dat proces wordt nog versterkt, omdat er als gevolg van demografische ontwikkelingen (vergrijzing) en maatschappelijke veranderingen als ‘het nieuwe werken’ er in de komende decennia minder kantoor-, winkel en bedrijfsruimte nodig zijn dan tot nu toe het geval was. De snel groeiende leegstand, die op een aantal plaatsen op de kantorenmarkt al meer dan 20 procent bedraagt (waar 5 procent voor een gezonde markt nodig is), is hiervan een duidelijk signaal. Toch zal er ondanks het overschot aan aanbod toch nieuwbouw plaats moeten vinden, omdat de kwaliteit onvoldoende aansluit bij de huidige eisen van de gebruikers. De provincie Flevoland heeft in 2010-2011 het beleid voor bedrijventerreinen en kantorenlocaties en de uitvoering ervan samen met gemeenten en Kamer van Koophandel tegen het licht gehouden en op basis daarvan de Structuurvisie werklocaties Flevoland 2011 opgesteld13 . De beleidsambitie voor de werkgelegenheidsontwikkeling in Flevoland is in deze Visie Werklocaties vertaald naar de behoefte aan bedrijventerreinen, kantoren en aan vestigingsmogelijkheden in informele werkmilieus. Vanuit haar regierol heeft de provincie een aantal randvoorwaarden en uitgangs- en aandachtspunten geformuleerd die realisatie van deze ontwikkelopgave binnen de provinciale kaders moet laten verlopen. Het voorkomen en beperken van overaanbod vormt daarin een belangrijk aspect. Dit hoofdstuk geeft zicht op vraag naar en aanbod van werklocaties in Flevoland.

74

13

De Structuurvisie is gebaseerd op het rapport Visie Werklocaties Flevoland 2030+.


WERKLOCATIES

6.2 Bedrijventerreinen Vraag naar bedrijventerrein voor derde achtereenvolgende jaar gedaald Na een piek in de uitgifte van bedrijventerrein in 2008 is de laatste jaren de vraag naar bedrijventerrein jaarlijks teruggelopen. In 2011 is in Flevoland 14 hectare bedrijventerrein uitgegeven. De oorzaak van de lage uitgifte is een gevolg van de verminderde economische groei en de nog steeds onzekere economische vooruitzichten. In het vorige hoofdstuk is al aangegeven dat de bereidheid tot investeren van de Flevolandse ondernemers erg laag is. Dus wordt er ook minder verhuisd of in bedrijfshuisvesting ge誰nvesteerd. Tabel 6.1 Uitgifte bedrijventerreinen, gemeenten Flevoland (2007-2011). Almere Dronten Lelystad Noordoostpolder Urk Zeewolde Flevoland

2007

2008

2009

2010

2011

totaal

gemiddeld

11 4 6 20 1 1 44

13 9 7 12 4 4 50

6 1 4 6 1 9 27

1 3 6 3 0 8 21

4 2 1 4 0 3 14

35 19 25 44 6 25 155

7 4 5 9 1 5 31

Bron: Integraal Bedrijventerrein Informatiesysteem, Provincie Flevoland

Deze ontwikkeling van een verminderde uitgifte sluit aan bij de ontwikkeling in Nederland als geheel. Landelijk is sinds 2008 ook sprake van een scherpe daling in de uitgifte aan bedrijventerreinen. Zo bedroeg deze in 2007 nog 915 hectare, in 2010 is het aantal uitgegeven hectaren ruim gehalveerd tot 418 hectare14 . Ook de aan Flevoland grenzende provincies zijn de afgelopen jaren geconfronteerd met een terugloop in de uitgifte, al is in Utrecht en Noord-Holland in tegenstelling tot Gelderland de uitgifte in 2010 wel weer licht toegenomen ten opzichte van 2009.

Bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, IBIS werklocaties; De stand van zaken in planning en Uitgifte van werklocaties op 1 januari 2011 en de uitgifte in 2010 (juli 2011). Nota bene: jaargegevens 2011 nog niet beschikbaar ten tijde van schrijven

14

75

06


06

WERKLOCATIES

Voorraad bedrijventerrein met 4 procent afgenomen De totale oppervlakte aan werklocaties dat uitgeefbaar is (per peildatum 31 december 2011) bedraagt 745 hectare netto. Dit betreft een afname met 35 hectare ten opzichte van dezelfde peildatum in 2010. De voorraad direct uitgeefbaar terrein schommelt de laatste jaren zo rond de 300 hectare. Figuur 6.1 Voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein in netto hectare, Flevoland (31 dec. 2007-2011). 600 direct uitgeefbaar

niet direct uitgeefbaar

500 472 400 300 200

359

384

373

308

447 298

326 246

196

100 0 2007

2008

2009

2010

2011

Nota bene: • direct uitgeefbaar terrein: ontsloten, bouwrijp terrein dat beschikbaar is voor uitgifte. • niet-direct uitgeefbaar terrein: kan nog niet worden uitgegeven omdat het bijvoorbeeld nog niet bouwrijp is of omdat er nog geen infrastructuur aanwezig is. Bron: Integraal Bedrijventerrein Informatiesysteem, Provincie Flevoland

In 2007 was 65 procent van de totale voorraad terstond uitgeefbaar. De laatste twee jaar is die verhouding omgeslagen en is 60 procent niet-terstond uitgeefbaar. Dat is een logische ontwikkeling want er wordt niet meer geïnvesteerd in het bouwrijp maken van bedrijventerreinen als de uitgifte daalt. Daarmee ligt dit aandeel in Flevoland onder het Nederlandse gemiddelde, want landelijk is 53 procent direct en 47 procent niet-direct uitgeefbaar (peildatum 31 december 2010). Ook naastgelegen provincies hebben een hoger aandeel direct uitgeefbaar bedrijventerrein: in Gelderland 54 procent, in Noord-Holland 58 procent en in Utrecht zelfs 80 procent. Flevoland heeft verhoudingsgewijs een grotere planvoorraad omdat in de nabije toekomst gronden bouwrijp zullen worden gemaakt, om te voorzien in de groeiambities van Flevoland.

76


WERKLOCATIES

Volgens het huidige omgevingsplan (2006-2015) van de provincie Flevoland moet de provincie beschikken over een strategische (direct uitgeefbare) voorraad van vier keer de gemiddelde jaarlijkse uitgifte. Dit om ervoor te zorgen dat fluctuaties in de vraag naar bedrijventerrein kunnen worden opgevangen. De gemiddelde jaarlijkse uitgifte over de laatste vijf jaar (2007-2011) bedraagt 31 hectare. Met dit uitgiftecijfer zou de direct uitgeefbare voorraad 124 hectare moeten zijn. De direct uitgeefbare voorraad van bijna 300 hectare is dus fors groter dan de strategische voorraad. In alle afzonderlijke gemeenten is de strategische voorraad ook ruim op niveau, wat mede ook samenhangt met de lage gronduitgifte in de laatste drie jaren. Noordoostpolder en Zeewolde hebben in meerderheid terstond uitgeefbaar terrein in voorraad. Almere, Lelystad en Dronten beschikken samen over 90 procent van het op termijn uitgeefbaar bedrijventerreinoppervlak. Figuur 6.2 Voorraad uitgeefbaar bedrijventerrein in netto hectare, gemeenten Flevoland (ultimo 2011).

Almere

230

68

Dronten

70

36

Lelystad

104

77

Noordoostpolder

20

41

Urk

15

Zeewolde

14 10

59 0

50

direct uitgeefbaar 100

150

200

niet direct uitgeefbaar 250

300

Bron: Integraal Bedrijventerrein Informatiesysteem, Provincie Flevoland

77

06


06

WERKLOCATIES

6.3 Vastgoedontwikkeling Kantorenmarkt ZIT (nog) op slot De kantorenmarkt in Nederland kent een zwaar overaanbod. Circa 7 miljoen vierkante meter staat leeg. Dat komt overeen met de omvang van de binnenstad van Amsterdam. En de verwachting is dat de leegstand alleen nog maar zal toenemen. Deze situatie komt doordat de Nederlandse kantorenmarkt al sinds 2002 een overaanbod kent, veroorzaakt door het teveel op risico bouwen, wat door het goedkope geld lenen ook mogelijk was. Achteraf is er daardoor veel te veel gebouwd. Daaroverheen kwam in 2008 de economische crisis, die ook op de kantorenmarkt een grote impact heeft. Een groot probleem is daarnaast de mismatch tussen de wensen van de (eind)gebruikers en de aangeboden nieuwe meters. Ook Het Nieuwe Werken zal een rol spelen, waarbij bedrijven teruggaan in het kantooroppervlak dat ze huren doordat werknemers meer gaan telewerken en thuiswerken. In deze situatie beweegt zich de kantorenmarkt in de provincie. De laatste jaren is de omvang van het aanbod kantoorruimte in Flevoland bijna stabiel te noemen met een schommeling van tussen de 160.000 en 170.000 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak. Een constant blijvend aanbod betekent niet automatisch dat er geen beweging in de markt zit. Maar afgaande op het wederom lage opnameniveau in 2011 kan worden gesteld dat de dynamiek in de Flevolandse kantorenmarkt niet groot is. Naast een aantrekkende vraag is ook de samenstelling van het aanbod van invloed op de mate en snelheid waarmee de kantorenmarkt zich beweegt. Voor de verwerving van nieuwe kantoorhoudende bedrijvigheid is het belangrijk dat er in ruime mate kwalitatief goede meters beschikbaar zijn. Het NVM heeft in haar jaarbericht over 2011 de zorg geuit over het lage aandeel nieuwbouw in het totale aanbod aan kantoorruimte. Almere onderscheidt zich in dit opzicht positief: van de beschikbare vierkante meters kantoorruimte is in Almere 40 procent nieuwbouw, tegen landelijk minder dan 10 procent. Dit komt vooral door de beschikbare metrages in de nieuwbouwontwikkelingen Martinez, Carlton en De Landdrost. Figuur 6.3 Aanbod en opname kantoorruimte in m2 verhuurbaar vloeroppervlak, Flevoland (2007-2011). 200.000 150.000

aanbod

127.000

171.000

opname

168.000

161.000

114.000

100.000 51.000 50.000 12.000

11.000

17.000

15.600

0 2007 Nota bene: kantoorruimte groter dan 500 m2. Bron: Vastgoedmarkt 2012

78

2008

2009

2010

2011


WERKLOCATIES

Flevoland kent in verhouding tot andere provincies ook ruime kantorenmarkt Makelaars beschouwen een kantorenmarktratio van 60 tot 65 procent als een gezonde ratio. De huidige Nederlandse markt is hier met een ratio van 16 procent ver van verwijderd. In Flevoland bedraagt de ratio 9 procent: dit is lager dan in alle andere provincies. In dit opnametempo zou het zo’n 10 jaar duren voordat het huidige aanbod is opgenomen door de markt. De van andere provincies afwijkende opname-aanbod verhouding heeft in belangrijke mate te maken met de beleidsambities ten aanzien van de werkgelegenheidsontwikkeling in Flevoland. Bij een toekomstige banengroei in Flevoland zal de vraag naar kantoren ook toenemen. In het visierapport Werklocaties Flevoland 2030+ wordt uitgegaan van een (additionele) uitbreidingsvraag voor kantoren van 1,1 tot 1,4 miljoen vierkante meter bvo15 . Figuur 6.4 Kantorenmarktratio per provincie (2011).

37%

Groningen 28%

Noord-Brabant 20%

Limburg

19%

Noord-Holland

17%

Friesland Gelderland

17%

Nederland

16%

Utrecht

11%

Zuid-Holland

11%

Overijssel

11%

Flevoland

9% 0

10%

20%

30%

40%

50%

NB: van de provincies Zeeland en Drenthe zijn geen opnamecijfers beschikbaar Bron: Vastgoedmarkt 2012

De kantorenmarktratio is het kengetal voor de verhouding tussen de opname en het aanbod van kantoorruimte. De ratio is het percentage van de opname ten opzichte van het aanbod.

15

Bruto vloeroppervlak

79

06


06

WERKLOCATIES

Hoewel het streven is om aanbodcijfers niet te ver vooruit te laten lopen in tijden waarin opname van kantoorruimte achter blijft, betekent aanbod niet per definitie dat de ruimte ook leegstaat. Er zijn panden die geregistreerd zijn als aangeboden, maar die nog wel gebruikt worden (andersom is er ook verborgen leegstand van panden die deels leegstaan, maar nog niet als zodanig geregistreerd zijn). Ook moet aanbod soms nog gebouwd worden. Desalniettemin wordt de kantorenmarkt anno 2011/2012 geteisterd door veel leegstand. Algemeen geldt dat de leegstand is opgelopen doordat nieuwbouwinvesteringen op de kantorenmarkt werden gedaan, zonder dat de vraag naar kantoorruimte –ondanks de groei van de werkgelegenheid- evenredig toe nam. Naast het inzakken van de economie hebben ook ontwikkelingen op het gebied van ICT de vraag naar kantoorruimte beïnvloed. Door een efficiënter manier van werken en de bijkomende kostenbesparing kan men bijvoorbeeld toe met minder kantoorruimte. Standaard wordt tegenwoordig voor 100 werknemers maar voor 80 werknemers ruimte terug gebouwd.. Daarbij eist men duurzame, kwalitatief hoogwaardige panden. Deze toenemende kwalitatieve vraag maakt dat bedrijven wegtrekken uit grote, onaantrekkelijke panden naar de wat kleinere, duurzame kantoren op netwerklocaties. Bovenstaande ontwikkelingen zijn ook zichtbaar in Flevoland, en dan met name in Almere. Het leegstandspercentage ligt sinds 2010 boven de 20 procent. Ter vergelijking: in de markt wordt een leegstandspercentage van 5 procent als normaal beschouwd. In 2011 komt het uit op 23 procent, een kleine afname van 1 procentpunt ten opzichte van vorig jaar. In Almere zit de leegstand vooral in de grote kantoren van Eurocommerce (dat momenteel in surseance van betaling verkeert) rond het Centraal Station. In Lelystad daarentegen neemt het leegstandspercentage de laatste jaren sterk af. Dit heeft onder meer te maken met het in MRA-verband ontwikkelde beleid gericht op het uit de markt halen van (incourante) kantoorpanden door middel van sloop, herontwikkeling of herbestemming. De opgave in dit verband is om in Almere en Lelystad 77.000 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak aan leegstaande kantoren, die niet aan de kwalitatieve eisen voldoen, te onttrekken. Tabel 6.2 Leegstandspercentage kantoren (2007-2011).

Almere

Lelystad

Nederland

2007 2008 2009 2010 2011

12% 14% 12% 24% 23%

13% 12% 13% 9% 6%

11% 12% 13% 14% 14%

Bron: DTZ Zadelhoff

Naast deze leegstand is er ook nog een verborgen leegstand. Hier spreekt men van als bedrijven hun personeelsbestand hebben ingekrompen, maar nog steeds in hetzelfde kantoor zitten. DTZ raamt de verborgen leegstand in zijn rapport16 “Van veel te veel” in 2011 op twee miljoen vierkante meter in Nederland. Over de verborgen leegstand in Flevoland kan hier door het ontbreken van betrouwbare cijfers geen schatting worden gemaakt, maar verborgen leegstand zal zeker aanwezig zijn.

80

16

DTZ Zadelhoff, Van veel te veel: de markt voor Nederlands commercieel onroerend goed, januari 2011.


WERKLOCATIES

Aanbod en opname op bedrijfsruimtemarkt groeien uit elkaar De markt voor bedrijfsruimte begint steeds meer te lijken op de kantorenmarkt. Volgens berekeningen van NVM staat er in Nederland 5 tot 6 procent van de bedrijfsruimten leeg, tegen circa 14 procent van de kantoorruimte. In 2011 is er in Flevoland 269.000 vierkante meter aan bedrijfsruimte beschikbaar, bijna evenveel als in 2010. Het opnamecijfer is wederom gedaald. Voor het tweede opeenvolgende jaar is de jaaropname meer dan gehalveerd. Bedrijven die actief zijn in de meest crisisgevoelige sectoren zijn de belangrijkste ‘afnemers’ van bedrijfsruimte, waaronder de industrie en de handel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook de vraag naar bedrijfsruimte afneemt in economisch zorgelijke tijden. In 2011 bedraagt de verhouding tussen opname en aanbod slechts 5 procent. In deze verhouding zou er voor de komende 20 jaar voldoende capaciteit beschikbaar zijn. Echter, er van uitgaande dat 2011 een ‘dieptepunt’ was en uitgaande van de gemiddelde opnames sinds 2007 (dit is zo’n 46.000 m2), dan zou er met het huidige aanbod voor zes jaar voldoende ruimte zijn. Figuur 6.5 Aanbod en opname bedrijfsruimte in m2, Flevoland (2007-2011). 350.000 300.000

aanbod

opname

284.000

271.000

264.000

269.000

250.000 196.500

200.000 150.000 100.000

57.500

64.500

69.000 27.000

50.000

12.800

0 2007

2008

2009

2010

2011

NB: bedrijfsruimte groter dan 750 m2 Bron: Vastgoedmarkt 2012

Winkelruimtemarkt: meer aanbod maar ook meer opname De omzetdruk waarmee retailers te maken hebben, leidt tot een beperkte vraag naar winkelruimte. Het aanbod wordt steeds groter. De hoeveelheid winkelruimte die in de vrije markt wordt aangeboden, bereikte eind 2011 het niveau van 29.000 m2 winkelvloeroppervlak. Het aanbod stijgt sinds 2009 en er zijn weinig tekenen dat het huidige aanbodniveau snel zal dalen, zelfs niet bij een substantieel herstel van de winkelbestedingen Er ontstaat in het winkelvastgoed langzaamaan eenzelfde situatie als op de kantoren- en bedrijventerreinenmarkt. Het opnamecijfer is in 2011 in Flevoland overigens wel hoger dan in voorgaande jaren en komt uit op 13.400 vierkante meter winkelvloeroppervlak. Dit komt mede doordat in Almere Buiten winkelcentrum Buitenmere is uitgebreid en in 2011 een aantal nieuwe winkels hier de deuren heeft geopend.

81

06


06

WERKLOCATIES

Figuur 6.6 Aanbod en opname winkelruimte en showrooms, in m2, Flevoland (2007-2011).

29.000

30.000 25.000

25.000 20.500 17.500

20.000

17.000 13.400

15.000

10.500

10.000

6.100

4.300

5.000

3.700

0 2007

2008

2009 aanbod

2010

2011

opname

NB: winkelruimte groter dan 200 m2 of huuropbrengst van meer dan â‚Ź 24.000 per jaar of koopsom groter dan â‚Ź 240.000. Bron: Vastgoedmarkt 2012

Totale vastgoedopname in Flevoland in 5 jaar tijd 375.000 vierkante meter Over de totale periode 2007-2011 is er in Nederland ruim 10 miljoen vierkante meter aan bedrijfsruimte opgenomen en 6,5 miljoen vierkante meter kantoorruimte. Flevoland neemt hiervan ongeveer 2 procent voor zijn rekening. Noord- en Zuid-Holland en in iets mindere mate ook Utrecht hebben door de aanwezigheid van de G4 een dominante positie. Tabel 6.3 Totale opname kantoor-, bedrijfs- en winkelruimte per provincie, in m2 (2007-2011).

kantoren

bedrijfsruimten

winkels

Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Flevoland Noord-Holland Zuid-Holland Zeeland Noord-Brabant Limburg Nederland

96.600 58.000 15.900 232.800 493.500 927.400 106.600 1.960.000 1.750.000 14.500 764.000 162.500

180.000 129.700 142.200 505.500 1.212.500 1.084.500 230.800 1.633.300 2.006.700 115.900 2.593.500 1.014.100

61.500 20.600 44.600 164.400 233.500 188.000 38.000 346.200 386.000 42.700 265.600 151.400

6.581.100

10.848.100

1.944.200

Bron: Vastgoedmarkt 2012


WERKLOCATIES

6.4 Vooruitblik In haar rapport ‘Snoeien om te bloeien’ is door de Metropoolregio Amsterdam in juni 2011 hernieuwd een uitvoeringstrategie voor de periode tot 2040 vastgesteld. Er was geen evenwichtige balans tussen vraag en aanbod. De leegstand bleef onverminderd hoog en de vraag naar bedrijfs- en kantoorruimte bleef ver achter bij de raming. Om die reden zijn vraag en aanbod opnieuw bekeken en zijn beslissingen genomen om locaties uit de markt te halen en ook om bepaalde delen te transformeren. Voor Flevoland (Almere en Lelystad) betekende dit dat er in de planning van kantoren weinig veranderde. Er was tot 2040 een vraag geraamd van 1.244.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak waar tegenover een planvoorraad stond van 1.086.000 vierkante meter bruto kantooroppervlak. Daarvan moet 576.820 vierkante meter bruto vloeroppervlak voor 2020 zijn gerealiseerd. In de plannen die dit mogelijk maakten is niet geschrapt. Wel beschouwde men 77.000 vierkante meter verhuurbaar vloeroppervlak als niet courant, waarvoor een herstructurering noodzakelijk is. Het beeld voor de bedrijventerreinen is vrijwel identiek, alleen wordt hier na 2020 in totaal ongeveer 150 hectare gefaseerd uit de planvoorraad geschrapt. Tot 2040 is de vraag geraamd op 977 hectare waartegenover in die periode een planvoorraad staat van 1.042 hectare. Tot 2020 wil men 505 hectare bedrijventerrein aanleggen om aan de behoefte te voldoen. Tevens is men van plan 195 hectare te gaan herstructureren. Wanneer deze goedgekeurde beleidsvoornemens worden gelegd naast de uitgifte van zowel kantoormeters als hectare bedrijventerrein in de eerste twee jaren (2010 en 2011) van deze periode, namelijk 39.800 verhuurbare kantoormeters en 35 hectare bedrijventerrein, waar respectievelijk 83.000 vierkante meters kantoorruimte en 65 hectare bedrijventerrein was verwacht, dan lijkt het erop dat ook deze herziene ramingen nog aan de hoge kant zijn, mede ook wanneer Het Nieuwe Werken zich verder zal vertalen in een minder grote ruimtebehoefte. Daarbij is onduidelijk hoe de kosten van de herstructurering van de kantoormeters en hectares bedrijventerrein betaald zullen moeten gaan worden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden dat nieuwbouw deels zijn eigen vraag schept. Immers, het toevoegen van nieuwe panden aan de voorraad leidt tot verhuisbewegingen van bestaande bedrijven naar de nieuwe, hoogwaardige panden. Dat is bijvoorbeeld bij kantoorpanden mogelijk, omdat na afloop van het huurcontract (meestal vijf jaar) een bedrijf vrij is om het huurcontract te verlengen of in een ander, nieuw pand kantoorruimte te huren. Nieuwbouw moedigt de verhuisgeneigdheid van kantoorgebruikers aan en leidt tot de nodige (verplaatsings-) dynamiek op kantorenmarkt. Voor kantoorgebruikers bieden nieuwe kantoorpanden de nodige voordelen boven oude panden: vaak een betere prijs-kwaliteitverhouding, energiezuiniger en onderhoudsvriendelijker. Nieuwe kantoorpanden concurreren niet enkel onderling om de gunst van kantoorgebruiker, maar ook met bestaande kantoorpanden. Nieuwe kantoorpanden hebben een sterke marktpositie ten opzichte van oudere kantoorpanden. Voor panden aan de onderkant van de markt is het na vertrek van de oorspronkelijke gebruiker vaak problematisch om nog een nieuwe gebruiker te vinden “good buildings drive out bad buildings”. De winkelleegstand zal naar verwachting in Nederland verder oplopen als gevolg van teruglopende consumentenbestedingen en concurrentie van internet als aankoopkanaal. Voor Flevoland geldt dat door de groei van de bevolking die ontwikkeling zich minder zal voordoen.

6.5

Conclusie

Tot nu toe zijn er geen signalen dat de uitgifte van bedrijfsterreinen en de opname van bedrijfsruimte en kantoorruimte zal toenemen. Zowel de vooruitzichten van het Centraal Planbureau als de mening van de Flevolandse ondernemers uit de Conjunctuur Enquête laten zien dat de komende twee jaar de economie en daarmee de investeringen niet sterk zullen toenemen. Die toename is te gering om de leegstand snel weg te kunnen werken. Dat betekent dat de planvoorraad, nog verder dan nu al is gedaan, zal moeten worden gefaseerd en dat het incourante aanbod aan kantoor- en bedrijfsruimtemeters zal toenemen. De komende jaren zal daarom naar verwachting veel werk moeten worden gemaakt van transformatie. De winkelleegstand is in Flevoland door de vraag die wordt gegenereerd door een groeiende bevolking minder een probleem dan gemiddeld in Nederland, maar vraagt ook om aandacht.

83

06


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN


De term ‘het nieuwe werken’ gonst al een tijd rond. Er is al het nodige over gezegd, maar het onderwerp is actueler dan ooit. Binnen het concept ‘Het nieuwe werken’ draait alles om ‘de mens,’ oftewel de medewerkers. De medewerkers bepalen zelf hoe, waar, wanneer en met wie ze werken. De achterliggende gedachte hierbij is, dat wanneer een medewerker efficiënt kan werken, hij/ zij het meest waardevol is voor een bedrijf. Die efficiency is vervolgens niet alleen voordelig voor de organisatie, doordat de werknemer productiever is en eventueel bespaard kan worden op kantoorruimte. Het is ook voordelig voor de medewerkers zelf. Zo draagt het efficiënter omgaan met tijd bij aan een betere balans tussen werk en privé en zorgt het voor meer plezier in het werk.


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

7

Ruimte voor Het Nieuwe Werken

De effecten van Het Nieuwe Werken op ruimtelijke patronen in Flevoland • • • • • • •

De provincie Flevoland behoort met de provincies Noord-Holland en Utrecht tot de koplopers als het gaat om Het Nieuwe Werken. In de productiestructuur van Flevoland zijn veel dienstverlenende sectoren vertegenwoordigd . De activiteiten in deze sectoren zijn vaker footloose dan in andere branches. In deze sectoren zijn daarom relatief veel ZZP’ers, telewerkers en thuiswerkers actief. De provincie Flevoland behoort tot de provincies met de meeste ZZP’ers. De gemeente Zeewolde spant de kroon; ook op het gebied van thuiswerken en telewerken behoort Flevoland tot de koplopers Door de opkomst van de ZZP’er en Het Nieuwe Werken verschuift het ruimtelijk patroon van werklocaties. Informele werklocaties winnen aan belang en formele werklocaties verliezen aandeel als werkplek. Een deel van de formele werklocaties verkleurt doordat bedrijventerreinvreemde sectoren er zich vestigen. Het Nieuwe Werken en de groei van het aantal ZZP’ers heeft vooral effect op de woonwijken en de kantoorlocaties. In de woonwijk is meer flexibiliteit in bestemmingsplannen nodig en is er behoefte aan ontmoetings- en vergaderfaciliteiten. In de toekomst zijn er waarschijnlijk minder kantoormeters nodig doordat het aantal vierkante meter per medewerker afneemt. Verder is er een toenemende behoefte aan flexibele kantoorconcepten. Daarnaast wordt de locatiekeuze van groter belang. Met name locaties die goed bereikbaar zijn met alle modaliteiten en waar zich ook andere functies concentreren zullen gewild zijn.

7.1 Inleiding De economie en arbeidmarkt evolueren in een snel tempo naar een kennis- en netwerkeconomie. Het aantal Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP’ers)17 of Zelfstandige Professionals (ZP) is de laatste jaren spectaculair toegenomen. In steeds meer bedrijfstakken hebben bedrijven een vaste kern met personeel, met daarom heen een schil van uitzendkrachten en ZZP’ers. Tegelijkertijd is het Nieuwe Werken sterk in opkomst. Dit is vooral aan de orde in kantoorberoepen. Hierbij kunnen mensen met behulp van multimedia-apparaten als Smartphone, Tablet-PC en Laptop onafhankelijk van een vaste werkplek hun werkzaamheden verrichten. Dit kan zijn thuis, onderweg, of bij de klant. Netwerken en ontmoetingsplekken worden daarbij steeds belangrijker. Dit zal ook zijn weerslag hebben op de ruimtelijke patronen in het stedelijk gebied en de behoefte aan formele werklocaties en dan vooral kantoren. Definitie Het Nieuwe Werken Het nieuwe werken (HNW of Werken 2.0) kan omschreven worden als het plaats- en tijdonafhankelijk uitvoeren van kantoorwerkzaamheden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van mobiele technologie zoals laptop, smartphone, GPRS en Web 2.0. In dit hoofdstuk wordt onderzocht in hoeverre in Flevoland de economie al geëvolueerd is naar een netwerkeconomie. Aansluitend wordt gekeken in hoeverre het patroon van de werklocaties hier op aansluit.

86

17

Bedrijven met één werkzame persoon (fulltime en parttime)


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

7.2 Ontwikkeling van ZZP’ers naar sector Uit een studie van SEO economisch onderzoek in opdracht van het Ministerie van ELI18 blijkt dat Zelfstandigen Zonder Personeel (ZZP’ers) zorgen voor meer flexibiliteit en voor minder overproductie. Het inschakelen van ZZP’ers vermindert het risico van overcapaciteit van de onderneming. Door de opkomst van ZZP’ers hebben bedrijven een extra mogelijkheid om arbeid in te schakelen, naast het aannemen van werknemers en bijvoorbeeld het inzetten van uitzendkrachten. Het vergroot de flexibiliteit en zorgt ervoor dat het aanpassingsvermogen van de economie vergroot wordt. ZZP’ers leveren dus een belangrijke sociaal-economische bijdrage: meer welvaart, hogere arbeidsparticipatie, meer arbeidsproductiviteit, meer flexibiliteit, minder overcapaciteit, meer spin-off qua werkgelegenheid en een minder beroep op de sociale voorzieningen.

Zeewolde hoogste dichtheid ZZP’ers De ZZP’er heeft een belangrijke positie op de arbeidsmarkt verkregen. De afgelopen jaren nam het aantal zelfstandigen sterk toe, met name in de zakelijke dienstverlening, de zorg en de bouw (zie ook hoofdstuk 3). Het aantal ZZP’ers per 1.000 inwoners is tussen 2001 en 2011 fors gestegen. In 2001 waren er in Flevoland op elke 1000 inwoners 19 ZZP’ers. In 2011 is het aantal ZZP’er toegenomen naar 50 per 1.000 inwoners. De verschillen per gemeente zijn groot. De gemeente Zeewolde telt de meeste ZZP’ers. Op elke 1000 inwoners zijn er 56 zelfstandigen waarvan er vooral veel actief zijn in de zakelijke adviesdiensten. Dat deze zo sterk in Zeewolde vertegenwoordigd zijn, komt doordat de afgelopen jaren veel hoog opgeleiden uit de regio Amersfoort zich in Zeewolde gevestigd hebben. Almere en Lelystad volgen met respectievelijk 51 en 50 ZZP’ers per 1.000 inwoners. Ook Noordoostpolder zit op dat niveau. In die gemeente zijn vooral in 2009 enorm veel kleine zelfstandigen bijgekomen. De reden hiervoor is voornamelijk administratief, aangezien in dat jaar de landbouwbedrijven inschrijvingsplichtig werden voor het handelsregister. In de landbouwsector zijn traditioneel veel kleine zelfstandigen actief, waardoor er vooral een flinke toename te zien is in de agrarische gemeenten. Zo is 0ok in Dronten en Zeewolde dit effect goed te zien. De gemeente Urk heeft in 2011 met 35 ZZP’ers per 1.000 inwoners veruit het laagste aantal zelfstandigen. Figuur 7.1 Aantal ZZP’ers per 1.000 inwoners per gemeente (2001-2011). 60 55 50 45 40 35 30 25 20 15 10 2001 Almere

2002

2003

Dronten

2004 Lelystad

2005

2006

2007

Noordoostpolder

2008 Urk

2009 Zeewolde

2010

2011 Flevoland

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

87

07


interview

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

‘ER IS BEHOEFTE AAN MEER FLEXIBELE PLANNING’

Het Nieuwe Werken lijkt geen tijdelijke hype meer. De verwachting is dat functies hierdoor meer en meer vermengen. De woonomgeving wordt deels werkomgeving en in de werkomgeving moet ruimte zijn om te consumeren en te ontspannen. Volgens Jacques van Dinteren vraagt dit om een flexibele ruimtelijke planning. Lokale overheden moeten nadenken waar ze functiemenging willen toestaan en waar niet.

Jacques van Dinteren, hoogleraar Rijksuniversiteit Groningen


Jacques van Dinteren, hoogleraar Rijksuniversiteit Groningen

Jacques van Dinteren is een bekend en erkend specialist binnen zijn vakgebied. Hij is deeltijd hoogleraar ‘Planning, Ontwikkeling en Management van Werklocaties’ aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast werkt hij als product manager Urban Solutions bij Royal Haskoning. Vanuit zijn vakgebied onderzoekt hij de effecten van Het Nieuwe Werken op werklocaties. De moderne werknemer Door de vergrijzing daalt de beroepsbevolking en verkrapt de arbeidsmarkt. Goed personeel wordt dus schaarser. Gezien deze ontwikkeling zal in toenemende mate de werknemer de vragende partij worden in plaats van de werkgever. Daarnaast is de persoonlijke leefsfeer van de medewerker aan verandering onderhevig. Vooral onder de (hoogopgeleide) tweeverdieners moeten taken als werk, zorg en opvoeding worden verdeeld, en dan wil men ook nog wat tijd kunnen inruimen voor ontspanning. Kortom, de moderne werknemer zal zich genoodzaakt zien meer zelf te bepalen hoe, wanneer en waar er gewerkt wordt. Dat kan ook prima. Bijvoorbeeld als zelfstandige in wereldomspannende netwerken zoals ODesk, ondersteunt met mobiele ICT als tabletcomputers, laptops en smartphones. Alternatieve werkplekken Van Dinteren is ervan overtuigd dat vanuit de behoefte van de moderne werknemer nieuwe ruimtelijke patronen voor werken zullen ontstaan. Ten eerste wordt de werkplek meer diffuus. Mobiele communicatie maakt immers dat overal en op elk tijdstip gewerkt kan worden en nu al heeft dat consequenties voor kantoren en bedrijfsgebouwen. Daarnaast worden zogenaamd spots of hubs belangrijk. Dit zijn plekken waar voorzieningen worden geconcentreerd, waar kan worden afgesproken voor overleg en vergaderingen en waar de ZZP-er zielsverwanten kan treffen. Flexibele concepten als Seats2Meet of Regus spelen hierop in en schieten als paddenstoelen uit de grond. Tot slot zal de woning steeds vaker een alternatieve werkplek zijn. Dat stelt niet alleen eisen aan die werkplek, maar ook aan de woonomgeving. Denk aan allerhande voorzieningen, maar ook (zeker in creatieve milieus) aan de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling. Duiventil Het Nieuwe Werken zal de locatiekeuze van bedrijven, met name kantoren, zeker beïnvloeden. Zulke bedrijfsgebouwen blijven een belangrijke werkplek maar de regelmaat waarmee medewerkers naar deze werkplek komen zal veranderen. Het zal meer een duiventil worden waar medewerkers in- en uitvliegen. Als ze al komen, want het lijkt er op dat meer en meer jongeren zich aangetrokken voelen tot het eigen baas zijn. Dit alles heeft gevolgen voor de bedrijfsgebouwen: er kan doorgaans met minder kantoorruimte worden volstaan maar voldoende parkeergelegenheid en een goede bereikbaarheid blijft een belangrijk thema. Zowel per auto, per openbaar vervoer als per fiets.

Winning workspaces Medewerkers zullen ook extra eisen gaan stellen aan de voorzieningen in de kantooromgeving. Die wordt multifunctioneler, waarbij ook ruimte is voor ontspanning en consumptie. De zogenoemde “winning workspaces”, zoals Alexandrium in Rotterdam, hebben dit allemaal te bieden. Dit zijn volgens Van Dinteren, die tevens verwijst naar recent onderzoek van DTZ Zadelhoff en Goudappel Coffeng, vaak locaties op de kruispunten van hoofdwegen in de stad of nabij een NS (Intercity) station. Zo blijkt in de regio Utrecht de opname van nieuwe kantoormeters vooral plaats te vinden op multimodale locaties met voorzieningen. Planning van werklocaties Het Nieuwe Werken vraagt om een andere ruimtelijke planning van werklocaties. Deze planning loopt nu ver achter op de geschetste maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Er is weliswaar veel aandacht voor werkplek en gebouw, maar er wordt geen onderzoek gedaan naar de consequenties voor de ruimtelijke ordening, laat staan dat er beleid op wordt gevoerd, aldus Jacques van Dinteren. Op dit moment probeert de stedelijke planning ook nog te veel te bedenken wat mensen en bedrijven moeten doen als het gaat om hun vestigingsplaats, maar in de praktijk laat dit zich nauwelijks sturen. Dit betekent dat kantorenlocaties en bedrijventerreinen op de verkeerde plek worden gepland en dat op andere plekken een grote druk ontstaat op de bedrijfsruimte- en kantorenmarkt. De planning van werklocaties zal veel meer vraag- en minder aanbodgestuurd moeten worden. Functiemenging Iedereen ziet functiemenging als noodzakelijk. De cruciale vraag is nu waar we voor kiezen. Als we doorgaan met het toelaten van niet-milieuhinderlijke bedrijven en dienstverleners op bedrijventerreinen ontstaat vooral daar de functiemenging. Dat kan een keuze zijn, maar dat was niet het idee erachter. Een streng toelatingsbeleid bij bedrijventerreinen kan daarentegen de functiemenging in de stad sterk bevorderen. Dit vraagt om beleidsaanpassingen, waarbij vooral de nadruk zou moeten liggen op flexibele planning waarbij niet zozeer sectoren of branches centraal staan, maar veeleer het soort activiteiten. Soortgelijke activiteiten moet je volgens Van Dinteren groeperen en faciliteren. Stedelijke planners zullen zich moeten afvragen waar zij activiteiten en functiemenging wel of niet kunnen toestaan. Daarnaast zullen zij innovatiever moeten omgaan met bestemmingsplannen. Globalere bestemmingsplannen staan flexibelere bestemmingen toe en flexibele gebouwen.

89


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Flevoland in top van Nederland met ZZP’ers De provincie Flevoland behoort tot de top 3 van provincies met de meeste ZZP’ers. Gemiddeld zijn er in Nederland in 2011 op elke 1.000 inwoners 43 ZZP’ers. In de Flevoland ligt dit aantal op 50 zelfstandigen op elke 1.000 inwoners. Alleen Noord-Holland en Utrecht scoren hoger. Ook als gekeken wordt naar het aantal ZZP’ers per 100 werknemers behoort Flevoland tot de koplopers. Op elke 100 banen zijn er 11 ZZP’ers, daarmee staat Flevoland op de eerste plaats samen met Noord-Holland. Figuur 7.2 Aantal ZZP’ers per 1.000 inwoners en per 100 werknemers per provincie en Nederland (2011).

Noord-Holland

59

11

Utrecht

10

Flevoland

11

Friesland

10

Gelderland

9

Noord-Brabant

9

Nederland

56 50 46 43 43 42

9

Zeeland

9

Limburg

9

Groningen

8

Drenthe

8

Overijssel

42 41 36 34 30

6

Zuid-Holland 0

10

20

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland en LISA

90

Aantal ZZP'ers per 1.000 inwoners Aantal ZZP'ers per 100 arbeidsplaatsen

26

6

30

40

50

60

70


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

In gezondheidszorg sterkste toename ZZP’ers Van het totaal aantal ZZP’ers in Flevoland zijn veruit de meeste actief in de zakelijke en financiële dienstverlening (37 procent). Op enige afstand volgen de niet-commerciële dienstverlening (17 procent), handel en horeca (16 procent), bouw (12 procent) en gezondheidzorg (12 procent). Met name in die laatste sector is het aantal ZZP’ers spectaculair toegenomen. Tussen 2001 en 2011 vernegenvoudigde het aantal zelfstandigen in de zorg. In de bouwnijverheid en de niet-commerciële diensten verdubbelde het aantal ZZP’ers en ook in de financiële- en zakelijke diensten was er sprake van een forse stijging. Verder valt op dat het aantal ZZP’ers in de periode 2001-2007 veel harder gestegen is dan in de periode 2007-2011. Dit komt vooral doordat het aantal ZZP’ers in de bouw en de sector handel en horeca vanaf 2008 is gestabiliseerd onder invloed van de economische crisis. Tabel 7.1 ZZP’ers naar sector in Flevoland, absoluut, aandeel 2011 en ontwikkeling 2001-2007 en 2007-2011.

absoluut 2001 2007

aandeel 2011 2011

ontwikkeling 2001-2007

2007-2011

2001-2011

Industrie en nutsbedrijven Bouwnijverheid Handel en horeca Vervoer en opslag Zakelijke en financiële diensten Gezondheidszorg Niet-commerciële diensten

270 680 1.470 220 2.440 220 970

470 1.590 2.440 410 4.610 970 2.090

650 2.280 3.010 550 6.930 2.180 3.180

3% 12% 16% 3% 37% 12% 17%

73% 133% 66% 88% 89% 348% 115%

40% 44% 23% 34% 50% 124% 52%

142% 236% 105% 153% 184% 902% 227%

Totaal (excl. landbouw)*

6.260

12.580

18.780

100%

101%

49%

200%

* cijfers voor de landbouw zijn niet beschikbaar vanwege een trendbreuk in 2008 Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

91

07


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

7.3 Thuiswerken Volgens de definitie van het CBS is een thuiswerker iemand die tenminste 1 uur per week thuis werkt (overwerk niet inbegrepen). Dit is een zeer ruime definitie. Thuiswerk is onder de Nederlandse werknemers licht toegenomen tussen 2005 en 2010. In 2005 werkten werknemers gemiddeld 1,4 uur per week thuis. In 2010 is dit opgelopen tot 1,7 uur per week. Deze stijging komt enerzijds doordat het aantal thuiswerkers is toegenomen. In 2005 werkte ruim 25 procent van de werknemers thuis, in 2010 was dat ruim 27 procent. Anderzijds werken thuiswerkers ook iets langer thuis: gemiddeld 6,2 uur per week in 2010, tegen 5,5 uur in 2005. De thuiswerker is over het algemeen hoger opgeleid. Daarnaast zijn ze vooral actief in de sectoren onderwijs, financiĂŤle diensten en culturele en overige diensten.

Flevoland heeft hoog aandeel thuiswerkers De provincie Flevoland is een van de koplopers in Nederland als het gaat om thuiswerken. Het aandeel thuiswerkers ligt op 29,3 procent. Daarmee staat Flevoland met Noord-Holland op de tweede plaats na Utrecht (30,3 procent), 2 procentpunt hoger dan landelijk gemiddeld. Figuur 7.3 Percentage werknemers dat meer dan 1 uur per week thuiswerkt (2010). 30,3

Utrecht Flevoland

29,3

Noord-Holland

29,3

Zuid-Holland

28,9

Overijssel

27,4

Nederland

27,3

Noord-Brabant

26,7

Gelderland

26,1

Groningen

25,8 25,4

Drenthe 23,3

Zeeland Friesland

22,5 21,4

Limburg -

Bron: TNO/CBS

92

5

10

15

20

25

30

35

%


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Aandeel werknemers met telewerkmogelijkheden sinds 2008 boven landelijke gemiddelde Het CBS definieert telewerken, als volgt: “een telewerker is iemand die met enige regelmaat buiten de bedrijfsvestiging van de werkgever werkt, en daarbij via internet toegang heeft tot de ICT-systemen van het bedrijf�. Tussen 2003 en 2009 is het aantal telewerkers in Nederland toegenomen van 7 procent naar 19 procent. In Flevoland ligt het aandeel telewerkers ongeveer op het Nederlands gemiddelde. In 2003 is 6 procent telewerker, in 2009 is dit opgelopen tot 20 procent. Vanaf 2008 lijkt de groei van het aantal telewerkers te stagneren. Het aantal bedrijven dat in Nederland mogelijkheden tot telewerken biedt, is in dezelfde periode verdubbeld van 28 procent naar 56 procent. In Flevoland groeit het aandeel bedrijven met telewerkers van 27 procent in 2003 naar 60 procent in 2009. Figuur 7.4 Aandeel bedrijven dat mogelijkheden tot telewerken biedt en aandeel werknemers dat faciliteiten voor telewerken heeft, Flevoland en Nederland (2003-2009). 0,7

Flexwerkers Flevoland Telewerkers Nederland Bedrijven met telewerkers Flevoland Bedrijven met telewerkers Nederland

0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

Bron: CBS, bewerking I&O Research

Naast ICT-sector veel telewerkmogelijkheden in zakelijke dienstverlening Tussen verschillende sectoren zijn nog grote verschillen als het gaat om telewerken. In de sectoren informatie en communicatie, gezondheidszorg en financiĂŤle diensten hebben de meeste bedrijven faciliteiten voor telewerken. Binnen de werkgelegenheid is het aandeel telewerkers het hoogst in de sectoren informatie en communicatie, adviesdiensten en makelaardij en onroerend goed. De minste telewerkers zijn te vinden in de gezondheidszorg, de industrie en de horeca. Dat is niet vreemd omdat de productieprocessen en diensten binnen deze sectoren met name op de werkplek plaatsvinden. Hoewel hierover geen cijfers op provincieniveau beschikbaar zijn, is aannemelijk dat voor Flevoland op hoofdlijnen dezelfde verdeling zal gelden.

93

07


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Figuur 7.5 Aandeel bedrijven met telewerkers en het aandeel telewerkers, naar sector, Nederland (2009).

49%

Informatie en communicatie

86%

37%

Adviesdiensten

74%

29%

Makelaars en OG

61%

24%

Energievoorziening

60%

21%

Overige zakelijke diensten

51%

17%

Financieel

71%

17%

Bouw

41%

16%

Handel

56%

14%

Gezondheidszorg

73%

14%

Vervoer

46%

12%

Industrie

8%

Horeca 0

56% Telewerkers Bedrijven met telewerkers

23% 20%

40%

60%

80%

100%

Bron: CBS

7.4 Effect van Het Nieuwe Werken op formele en informele werklocaties Het Nieuwe Werken heeft effect op de locatiekeuze en vestigingsplaats van bedrijven. Zo vindt er in toenemende mate functiemenging plaats op zowel formele als informele werklocaties19 en tegelijkertijd zullen er andere eisen worden gesteld aan de ligging en bereikbaarheid van bedrijfs- en kantoorpanden.

Effect op formele werklocaties De groei van het aantal zelfstandigen leidt tot een lagere vraag naar formele werklocaties, want een ZZP’er is geen gebruiker van een standaard kantoor of bedrijfsgebouw. Hij werkt vanuit huis of vanuit een flexibele locatie en voor overleg zoekt hij een ontmoetingsruimte. Er is dus een stijgend deel van de werkgelegenheid die vroeger op bedrijventerreinen of kantoorlocaties gehuisvest was en dat nu niet meer is. Dit blijkt ook uit figuren 7.6 en 7.7 waarin de groei van het aantal vestigingen en de werkgelegenheid naar type werklocatie is weergegeven.

94

19 Formele werklocaties zijn de bedrijventerreinen en de kantoorlocaties, onder informele werklocaties worden het overig stedelijk gebied (woonwijken en stadscentra) en het landelijk gebied verstaan.


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Zowel de werkgelegenheid als de vestigingen groeien het hardst in het overig stedelijk gebied, zoals woonwijken. Het aantal vestigingen in het overige stedelijk gebied is tussen 2001 en 2011 bijna verdubbeld, terwijl op de werklocaties en in het landelijk gebied het aantal vestigingen met bijna 50 procent is toegenomen. Ook voor de werkgelegenheid is eenzelfde beeld waar te nemen. In het overige stedelijk gebied groeit de werkgelegenheid tussen 2001 en 2011 met 40 procent, terwijl op de formele werklocaties de werkgelegenheid is gegroeid met 32 procent. De werkgelegenheidsgroei in het landelijk gebied blijft hier met een werkgelegenheidsgroei van 24 procent duidelijk bij achter. Figuur 7.6 Ge誰ndexeerde ontwikkeling vestigingen naar type werklocatie in Flevoland (2001=100). Figuur 7.6 Figuur 7.6 250 250

198 198

200 200 150 150 100 100

100 100

120 120

146 146

132 132

100 100

100 100

114 114

147 147

50 50 0 0

formele werklocaties formele werklocaties

overig stedelijk overig stedelijk 2001 2001

2006 2006

landelijk gebied landelijk gebied 2011 2011

Figuur 7.7 Figuur 7.7 Ge誰ndexeerde ontwikkeling werkgelegenheid naar type werklocatie in Flevoland (2001=100). Figuur 7.7 160 160 140 140 120 120 100 100 80 80 60 60 40 40 20 20 0 0

100 100

119 119

132 132

formele werklocaties formele werklocaties

117 117

100 100

140 140 100 100

overig stedelijk overig stedelijk 2001 2001

2006 2006

112 112

124 124

landelijk gebied landelijk gebied 2011 2011

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

95

07


interview

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

MET LAPTOP EN DONGEL IN EEN OPGEKNAPTE BOUWKEET Maarten Riebel: zelfstandig bouwbegeleider


Maarten Riebel: zelfstandig bouwbegeleider

Het bouwbedrijf waarvoor hij werkte ging in 2009 failliet. Een mooi moment om als ZZP-er zijn persoonlijke droom na te jagen: woonwensadviseur worden! Het toeval wees anders uit. Maarten Riebel is nu zelfstandig bouwbegeleider voor 70 nieuwbouwwoningen in Almere. De voormalige slaapkamer van dochterlief is zijn kantoor, een opgeknapte bouwkeet zijn uitvalsbasis op de bouw. Laptop en dongel zorgen voor de onmisbare verbindingen.

Maarten Riebel, van origine timmerman, had het plaatje al helemaal uitgedacht. “Ik wilde huizenkopers adviseren bij de aanschaf, indeling of verbouwing van bestaande woningen. Zodanig dat hun woonwensen optimaal zouden kunnen aansluiten bij de bouwkundige en onderhoudsstaat van hun pand en bij de mogelijkheden van hun portemonnee. Dat begint al bij het verrichten van bouwkundige keuringen. Wat mij betreft is dit iets dat standaard zou moeten gebeuren voordat de contracten getekend worden en dat interessant is voor zowel de koper als de financier. Zij kunnen zo immers weten waar ze aan toe zijn. Ik beschikte over de netwerken om het te doen: had contacten met makelaars en hypotheekadviseurs en later ook met banken. Ze keken er aanvankelijk wel raar van op maar ik vind dat je maar beter eerlijk kunt zijn over de staat van een woning. Tot nu toe is het me maar één keer gebeurd dat een klant, bijvoorbeeld vanwege hoge onderhoudskosten, een woning niet kocht. De meeste mensen durven gewoon naar de lange termijn te kijken: naar woning- en waardeverbetering.” Persoonlijk Na het faillissement van zijn werkgever kon hij dus in één adem door als zelfstandige. En dan sta je gelijk voor tal van keuzes. Maarten doopte zijn bedrijf AdenbO, dat staat voor Advies en Bouwbegeleiding. Hij verkocht zijn geliefde motor en investeerde in promotie en een auto. Tevens moesten de nodige verzekeringen worden geregeld en er moest een locatiekeuze worden gemaakt. “Aanvankelijk dacht ik aan de huur van een kantoorpand, maar dan moet je daar ook vaak zijn. Om de deur open te houden. Aangezien ik veel op pad zou zijn zou dat een probleem worden. Uiteindelijk besloot ik toch vanuit huis te gaan werken. De kinderen waren immers net de deur uit. Eerst had ik nog wel wat schroom. Je brengt mensen toch in je privé-omgeving. Maar achteraf is dit juist heel positief. Het maakt je contact heel persoonlijk en mijn eigen huis kan in veel gevallen als voorbeeld dienen.”

Maarten heeft het inmiddels beredruk. De agenda op zijn smartphone staat bol van de afspraken en de snel lerende stagiaire Lisanne helpt hem met de nodige administratie. Bouwkeuringen groeiden echter nooit uit tot de core business van AdenbO. Door de ineenstorting van de woningmarkt werden immers amper huizen verkocht. In plaats daarvan verricht AdenbO nu vooral de bouwbegeleiding voor 70 zelfbouwers in Almere Noord. Het gaat om het project ikbouwbetaalbaarinalmere (IbbA). Starters op de woningmarkt, het gaat om mensen met een inkomen tussen €22.000 en €36.000, kunnen via een speciale regeling hier hun eigen woonhuis realiseren. Promotieteam Voor dit complexe project, waarbij ruim veertig verschillende aanneembedrijven betrokken zijn, werd Maarten door de gemeente aangewezen als gecertificeerd bouwbegeleider. Een aardige toevalstreffer die op een goed moment langs kwam. “De gemeente organiseerde een manifestatie waarbij bouwondernemingen zich konden presenteren. Daar heb ik veel energie in gestoken. Ik meldde me aan en voor ik het wist stond ik daar met mijn banner en een promotieteam bestaande uit mijn moeder en de vriendinnen van mijn dochter. Zo ben ik de gemeente tegengekomen. Ze hebben me volledig gescreend en nu adviseer ik dus de gemeente en heb ik 70 zelfbouwers als klanten. Nu de woningen in de eindfase van de bouw zitten moet ik dagelijks op de bouwplaats zijn. Mijn zelf op de kop getikte en geschilderde bouwkeet komt daar goed van pas. Hier kan ik mijn klanten ontvangen en werken met mijn laptop en mijn dongeltje. Veel meer heb ik niet nodig.” Samenwerking Inmiddels is AdenbO ook een samenwerking aangegaan met Van Heijst & partners uit Zwolle. Samen willen ze in het Oosten van het land vergelijkbare projecten als IbbA realiseren. Privé kan Maarten intussen weer denken aan de aanschaf van een nieuwe motor, nu de opstartkosten weer aardig zijn terugverdiend. Of het moet zijn dat zijn vrouw die centen goed kan gebruiken. Nu het bedrijf waar zij werkt de deuren sluit zullen zij verdergaan met Chocolaterie Knusz in Almere Haven.

97


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Verkleuring van type werklocaties door functiemenging De opkomst van Het Nieuwe Werken en de ZZP’ers heeft duidelijk geleid tot een toenemende mate van functiemenging en verkleuring op zowel de formele als de informele werklocaties. Sectoren die traditioneel op bedrijventerreinen te vinden zijn, zoals de industrie en de bouwnijverheid, vestigen zich in toenemende mate in het overige stedelijk gebied en het buitengebied. Het gaat dan om (relatief) kleine bedrijven. Tegelijkertijd vestigen zich steeds meer vestigingen uit de sectoren commerciële en niet-commerciële dienstverlening op de bedrijventerreinen, waardoor sommige bedrijventerreinen transformeren naar werklandschappen. Als het gaat om de industrie dan concentreert 89 procent van de werkgelegenheid zich nog op de formele werklocaties en zit 11% in het overige stedelijk gebied en het landelijk gebied. Wanneer echter wordt gekeken naar het aantal vestigingen dan is in 2011 nog maar 49 procent van de bedrijven op de formele werklocaties gevestigd. Met name het aandeel van het overig stedelijk gebied is gestegen van 35 procent in 2001 naar 42 procent in 2011. In de bouwnijverheid is dit beeld nog duidelijker. In 2001 was 27 procent van de bedrijven en 71 procent van de werkgelegenheid in die sector gevestigd op formele werklocaties tegen 73 procent van de bedrijven en 29 procent van de werkgelegenheid op overige stedelijke locatie en het landelijk gebied. In 2011 is het aandeel van de formele werklocaties gedaald naar 18 procent van de vestigingen en 58 procent van de werkgelegenheid, terwijl het aandeel van het landelijk en overige stedelijk gebied is gestegen naar 82 procent van de vestigingen en 42 procent van de werkgelegenheid. De omgekeerde beweging is ook zichtbaar. Tussen 2001 en 2011 is zowel in de zakelijke en financiële diensten, het openbaar bestuur als gezondheids- en welzijnszorg een groei te zien van het aandeel van de formele werklocaties. Met name grote vestigingen in deze sectoren kiezen in toenemende mate voor de formele werklocaties. Opvallend is dat in de financiële en zakelijke dienstverlening het aandeel van het landelijk gebied in de vestigingen is gegroeid van 4 procent in 2001 naar 10 procent in 2011. Deze bedrijven vestigingen zich voor een deel in vrijkomende agrarische bebouwing. In alle andere sectoren neemt het aandeel van het landelijk gebied als vestigingsplaats af. In de logistiek is een tegengesteld beeld te zien. In termen van werkgelegenheid is het aandeel van de formele werklocaties gegroeid van 65 procent in 2001 naar 70 procent in 2011, terwijl in termen van het aantal vestigingen er juist een trek is naar de informele locaties (een aandeel van 73 procent in 2001 naar 79 procent in 2011). Dit betekent dat de grote logistieke bedrijven kiezen voor de formele locaties terwijl er op de informele locaties veel kleine bedrijfjes bijkomen.

98


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Figuur 7.8 Werkgelegenheid naar sector en type werklocatie. 100% 90%

2% 9%

2% 7%

2% 9%

80%

2%

3%

27%

30%

2%

5%

5%

8%

7%

6%

2%

6%

4%

4%

28%

40% 52%

40%

91%

52%

25%

58%

52%

56%

71%

67%

58%

20%

65% 43%

43%

69%

37%

48%

2006

2011

3%

1%

2%

2%

2001

2006

2011

Bouwnijverheid

2001

2006

2011

Handel en horeca

2001

2006

11% 22%

88%

90%

91%

91%

92%

90%

11%

9%

8%

4%

5%

6%

2001

2006

2011

2001

2006

2011

82%

75%

76%

68%

65%

75%

16%

23%

21%

13%

12%

13%

2001

2006

2011

2001

2006

2011

43%

0%

Industrie en bouwnijverheid

4%

70%

39%

10%

2001

5%

53%

88%

30%

0%

28%

60% 89%

0%

19%

70%

50%

0%

2011

Vervoer en opslag

Werklocaties

2001

2006

2011

Zakelijke en financiële diensten

Openbaar bestuur

Overig stedelijk

Onderwijs

Gezondheids- en welzijnszorg

Overige niet-commerciële diensten

Landelijk

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

Figuur 7.9 Vestigingen naar sector en type werklocatie. 100%

7%

8%

35%

36%

9%

4%

4%

69%

74%

3%

6%

5%

5%

62%

64%

65%

90% 80% 70%

11%

9%

62%

67%

8%

5%

4%

4%

71%

76%

77%

80%

10%

6%

72%

76%

6%

50%

79%

4%

89%

88%

88%

68%

40% 58%

4%

2%

4%

4%

7%

6%

4%

87%

85%

85%

88%

42%

60%

30%

5%

91%

87%

56% 49%

20%

27%

10%

22%

18%

2006

2011

32%

31%

30%

27%

23%

21%

19%

18%

16%

18%

18%

2001

2006

2011

2001

2006

2011

2001

2006

2011

2001

2006

0% 2001

2006

2011

Industrie en bouwnijverheid

2001

Bouwnijverheid

Handel en horeca

Vervoer en opslag

Werklocaties

Zakelijke en financiële diensten

Overig stedelijk

26%

2011

Openbaar bestuur

6%

7%

8%

7%

10%

9%

9%

9%

7%

2001

2006

2011

2001

2006

2011

2001

2006

2011

Onderwijs

Gezondheids- en welzijnszorg

Overige niet-commerciële diensten

Landelijk

Bron: Statistiek van de Werkgelegenheid Flevoland

99

07


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Studie Informele werklocaties 2000-2010 In 2011 heeft in opdracht van de provincie Flevoland een studie plaatsgevonden naar de ontwikkeling van informele werklocaties 2000-2010. De aanleiding van de studie was dat het ruimtelijk beleid zich vooral richt op de formele werklocaties terwijl het merendeel van de vestigingen en werkgelegenheid zich op de informele werklocaties bevindt. De provincie Flevoland krijgt hier graag meer grip op. Uit de studie komt naar voren dat de woonwerkgebieden in de periode 2000-2010 een belangrijkere rol zijn gaan innemen als vestigingsplaats voor bedrijven. De centrumgebieden zijn daarentegen juist minder belangrijk geworden. Als het gaat om functies dan is vervolgens dieper ingegaan op de verschillende stedelijke gebieden waarbij woonwerklocaties, grootstedelijke centrumgebieden en formele bedrijfslocaties worden onderscheiden. Op de eerste twee wordt aansluitend dieper ingegaan. Uit een grondige analyse van de werkgelegenheidsstatistieken van de provincie Flevoland blijkt dat de centrumgebieden aan vestigingen en werkgelegenheid verliezen. Met name de zakelijke diensten trekken er weg. Vooral de detailhandel en de horeca blijven daar wel gevestigd. De grootstedelijke centra blijven echter wel de aangewezen locatie voor grootschalige zakelijke- en financiële diensten. In de woonwijken waar ook bedrijvigheid wordt toegestaan, de zogenoemde woonwerkgebieden, is het aantal bedrijven en de werkgelegenheid de laatste jaren fors gegroeid. Het gaat daarbij vooral om kleinschalige bedrijvigheid in de lichte bedrijfscategorieën. In de landelijke gebieden neemt het belang van de agrarische sector af, hoewel het er wel de belangrijkste economische drager blijft. Een belangrijke groeisector daar is de zakelijke en financiële dienstverlening. Met name in de centrumgebieden is er een grote dynamiek van bedrijven die zich verplaatsen. Kleine bedrijfjes vestigen zich daar en als ze groeien (incuberen) dan verplaatsen ze zich weer naar locaties buiten het centrum. De huidige Beleidsregel Locatiebeleid stedelijk gebied (2011) van de provincie biedt voldoende ruimte aan gemeenten om functiemening te stimuleren. Gemeenten kunnen met de invulling van bestemmingsplannen invloed uitoefenen op het locatiebeleid. Zo zouden ze ruimte kunnen scheppen voor bedrijven uit de lichte milieuklassen in de bestemmingsplannen van woongebieden en deze tegelijkertijd weren van de bedrijventerreinen door daar alleen de zwaardere milieuklassen toe te staan. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de nodige flexibiliteit in de bestemmingsplannen moet worden ingebouwd om functiemenging mogelijk te maken.

7.5 Vooruitblik De trend van Het Nieuwe Werken zal doorzetten zo verwachten veel deskundigen. Dit zal zijn weerslag hebben op de verschillende locaties waar mensen wonen en werken en de ruimtelijke patronen van werken in Flevoland.

Bedrijventerreinen Het Nieuwe Werken zal in beperkte mate invloed hebben op bedrijventerreinen. Wel zullen er twee trends te zien blijven. Enerzijds zal een groep bedrijventerreinen ontstaan die een hoge mate van verkleuring zullen laten zien waarbij diverse branches door elkaar gevestigd zijn, er ruimte is voor bedrijfsverzamelgebouwen en ook bedrijventerreinvreemde functies als zakelijke en financiële dienstverlening en niet-commerciële diensten kunnen zich er vestigen. Deze terreinen, die ook kunnen worden betiteld als werklandschappen, zullen in toenemende mate op goed bereikbare locaties moeten liggen. Tegelijkertijd zullen er bedrijventerreinen nodig blijven voor functies die zich slecht laten mengen met andere functies zoals grootschalige productiebedrijven of transport en logistiek. Uit de analyse blijken de grootschalige logistieke functies in toenemende mate op bedrijventerreinen te vinden zijn.

100


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Woonwerkmilieus De trend van Het Nieuwe Werken waarin de opkomst van de ZZP’er en het thuis- en telewerken een belangrijke rol spelen, zal blijven doorzetten. Dat betekent dat de woonwijk in belangrijke mate voor veel kleine ondernemers en werknemers een werkplek wordt. Dit heeft als voordeel dat er meer sociale controle, meer levendigheid en meer sociale samenhang ontstaat. Een keerzijde is dat sommige functies zich moeilijk met wonen laten mengen en dat er problemen ontstaan met (vracht)verkeer en parkeren. Van belang is dat in de opzet van de woonwijk en in bestemmingsplannen ruimte wordt gecreëerd om thuiswerken en een bedrijf aan huis mogelijk te maken. Uiteraard moeten werknemers en werkgevers goede afspraken maken over de condities waaronder thuis wordt gewerkt. Tevens zal er in toenemende mate ook in wijken behoefte zijn aan locaties waar mensen elkaar fysiek kunnen treffen, kunnen vergaderen en kunnen samenwerken. De knooppunten waar modaliteiten bij elkaar komen lijken daarbij, ook op wijkniveau, kansrijk.

Effect op kantoorlocaties Het Nieuwe Werken zal het grootste effect hebben op kantoorhoudende bedrijven en dienstverlenende organisatie. Omdat kantoorhoudende bedrijven de bezettingsgraad van het kantoor willen verhogen, wordt na een verhuizing vaak genoegen genomen met minder kantoorruimte die dan wel intensiever wordt benut. Voor een afdeling van honderd man worden maar tachtig werkplekken gehuurd. Gevolg is dat men met veel minder kantoormeters toe kan. Ook zal anders moeten worden nagedacht over parkeren. Bij het plannen van kantoren wordt meestal gerekend met een vast aantal parkeerplaatsen per vierkante meter kantooroppervlak. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat een deel van het personeel met het openbaar vervoer of de fiets komt. Het Nieuwe Werken brengt vaak veel meer mobiliteit met zich mee, waardoor de behoefte aan parkeerplekken groeit. Het aantal parkeerplekken zou daarom gekoppeld moeten worden aan het aantal mensen dat gemiddeldvan deze parkeergelegenheid gebruik van maakt en niet langer gekoppeld moeten zijn aan de verhuurde kantoormeters.

Berekenen van de kantoorbehoefte Voor het berekenen van de kantoorbehoefte zal een nieuwe maat moeten worden gevonden. De prognose van de ruimtebehoefte wordt gebaseerd op de landelijke ramingen van het Centraal Planbureau. Daarbij wordt aan de hand van de groei van het aantal kantoorbanen de benodigde kantoorruimte bepaald. Uitgegaan wordt van een aantal vaste vierkante meters per medewerker (de kantoorcoëfficiënt). De totale vraag naar kantoormeters wordt berekend door het aantal kantoorwerknemers te vermenigvuldigen met het aantal benodigde meters per werknemer. De Visie Werklocaties 2030+ (2010) van de provincie gaat er van uit dat er 27 vierkante meter kantooroppervlak per kantoorbaan nodig is. Op basis van de verwachte groei van het aantal kantoorbanen wordt daarmee in Flevoland een benodigde uitbreiding van het aantal kantoormeters van maximaal 1,1 tot 1,4 miljoen vierkante meter voorzien. De verwachting is dat door invoering van Het Nieuwe Werken in de toekomst minder nieuwe kantoormeters nodig zullen zijn. Door dubbel gebruik van werkplekken kunnen meer mensen met minder kantoorruimte uit de voeten. In diverse studies gaat men er van uit dat het aantal meters kantooroppervlak per medewerker zal dalen. Zo gaat Buck Consultants in de recente raming voor PLABEKA (2010) uit van 24 vierkante meter per werknemer en rekent het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in haar studie voor IPO en het Rijk (2012) met 22 tot 23 vierkante meter per kantoorbaan tot en met 2020 en 21 tot 22 meter per kantoorbaan tot en met 2040. Studies van DTZ Zadelhoff (2008) en JonesLangLasalle (2009) wijzen erop dat bij nieuwe kantoren, kantoorhoudende bedrijven zelfs uitgaan van 19 vierkante meter per kantoorbaan.

101

07


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

De daling van het aantal benodigde vierkante meter per kantoorbaan heeft grote gevolgen voor de totale behoefte aan nieuwe kantoormeters. Als de daling van het aantal benodigde kantoormeters per werknemer inderdaad doorzet en daalt naar 19 vierkante meter dan valt de totale behoefte aan nieuwe kantoormeters ongeveer 30 procent lager uit. Daarbij is er hier van uitgegaan dat het totaal aantal geraamde kantoorbanen in de toekomst gelijk blijft. Tabel 7.2 Effecten daling kantoormeters per werknemer voor de behoefte aan nieuwe kantoormeters in Flevoland. Rapport/Studie

Ruimtebeslag per werknemer

Maximale uitbreidingsbehoefte kantoormeters tot 2040

Index

Visie Werklocaties 2030+ (2010)

27 m2

1,2 miljoen m2

100

Buck Consultants in opdracht van PLABEKA (2010) – Almere & Lelystad

24 m2

1,1 miljoen m2

89

Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid in opdracht van IPO en het Rijk (2012) – Almere & Lelystad

22 tot 23 m2

1,0 tot 1,1 miljoen m2

81-85

DTZ (2008) en JonesLangLasalle (2009)

19 m2

0,9 miljoen m2

70

Invulling van het kantoorpand Verder vraagt de gebruiker ook een ander type kantoren. Voor het Nieuwe Werken worden grote open vloeroppervlakken gevraagd in plaats van de kernkantoren (cellenkantoren). Het Nieuwe Werken geldt ook niet voor de hele kantoorsector, omdat niet iedere functie er geschikt voor is en ook niet iedere persoon geschikt is of flexibel wil werken. Die laatste groep heeft structuur nodig. Daardoor blijven organisaties nodig en dus zal er ook in de toekomst (hetzij in beperkte mate) vraag blijven naar de traditionele cellenkantoren. Er zal daardoor een onderscheid gaan ontstaan tussen de inside arbeidsmarkt (de mensen die binnen een organisatie werken) en de outside arbeidsmarkt, vooral bestaande uit ZZP’ers die voor zichzelf werken en zich wisselend verhuren aan die organisaties.

Nieuwe generatie heeft andere behoeften De nieuwe generatie Y wil anders werken en op tijdstippen dat het hen goed uitkomt. Ook wil deze generatie niet in de file staan en is zij veel meer techniek gedreven. Dat vergt een andere indeling van de kantoorgebouwen, die veel flexibele werkruimten moeten kennen en een centraal aanbod van voorzieningen (kantine, secretariaat, fitnessruimte etc.). Er is vooral behoefte aan kantoorverzamelgebouwen en heel weinig aan grote single tenant gebouwen. In zo’n verzamelgebouw moet een gemeenschappelijke ruimte centraal staan met een bemenste ontvangstbalie en moeten verder voorzieningen aanwezig zijn zoals kantine, ICT infrastructuur, secretariële ondersteuning.

102


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Het aanbieden van die extra service is heel belangrijk en bepalend voor het succes. Daarom hoeven de gebruikers ook niet per se in een binnenstad te zitten als de nodige voorzieningen maar in het kantoorgebouw zelf aanwezig zijn. Verder moet er ruimte zijn om te parkeren, te lunchen, te vergaderen en je terug te trekken in een klein kantoortje als dat nodig is. In Flevoland is een aantal locaties waar deze faciliteiten geboden worden. In tabel 7.3 is van een aantal concepten een overzicht gegeven. Deze lijst is niet uitputtend, maar geeft een goed beeld. Daarbij valt op dat het aanbod zich vooral concentreert in Almere. Vooral locaties langs afritten van de snelweg en op OV-knooppunten blijken daarbij populair. Tabel 7.3 Overzicht flexibele werk-, vergader en kantoorconcepten in de provincie Flevoland. Gemeente

Locatie

Straat

Aanbieder

Aanbod

Almere

Poort van Almere

Transistorstraat

Flexibele bedrijfsruimte

Business Centre Almere Element Almere

Ambachtsmark Markerkant

S&G ondernemerscentra Seats2Meet Business Centre New Element

Almere Top Tower Almere Central Station Quality Centre Almere

Busplein Busplein Transitorstraat

Starting Business Regus Quality Centre

Mac3 Park Almere De Vaart Mexperience

Bolderweg Plein 4

Mac3 Park Mexperience

NC Plaza

Plein 24

Stichting Net Collectief

SHP61- Seats2Meet

Stadhuisplein 61

SHP61/Seet2Meet

Mac3 Park Larserpoort

Mac3 Park

Agripark Mac3 Park

Lelystad

Dronten

Mac3 Park

Albert Einstein Pascallaan Bronsweg Nikkelstraat De Drieslag

Emmeloord

Agrarisch Bedrijvenpark Mac3 Park

De Drieslag Gildenweg

Mac3 Park Oostervaart

Mac3 Park Mac3 Park

Flexibele kantoorruimte Flexibele bedrijfs- en kantoorunits Flexibele kantoorruimte Flexibele kantoorruimte Business support centre met flexibele kantoorverhuur en meetingrooms Diverse ondernemersruimten Flexibele ruimte voor training, coaching en sessies Low budget flexibele kantoorruimte Flexibele vergader- en kantoorruimte Flexibele bedrijfs- en kantoorunits Flexibele bedrijfs- en kantoorunits Flexibele bedrijfs- en kantoorunits Flexibele bedrijfunits Flexibele bedrijfs- en kantoorunits

Bron: Atlas Bedrijvencentra STOGO onderzoek + advies en Internet

103

07


interview

Tevreden en vrolijker medewerkers die méér werkdruk aankunnen: dat is voor Rabobank Flevoland de winst van Het Nieuwe Werken. Leidt het ook tot besparingen? “Ik kan het niet in euro’s uitdrukken. Dit is geen business case”, verklaart directievoorzitter Douglas Brouwers, ”maar een volledig organisch gegroeid initiatief, ontstaan vanuit de behoefte van onze medewerkers. Ik kan slechts benadrukken dat een tevreden medewerker ook een tevreden klant oplevert.”

Douglas Brouwers, Rabobank Flevoland


Douglas Brouwers, Rabobank Flevoland

DE WINST VAN HET NIEUWE WERKEN Het initiatief tot invoering van Het Nieuwe Werken ontstond in , parallel aan de bouw van het nieuwe Rabogebouw in Lelystad centrum. Rabobank zocht en vond een nieuw onderkomen op een representatieve locatie en met voldoende parkeergelegenheid. Het casco verrees schuin tegenover het NS-station en in het binnenwerk werden al de nodige afscheidingsmuren opgetrokken. Echter, medewerkers hadden het intussen vaak over de mogelijkheden van Het Nieuwe Werken. Kennelijk voorzag deze manier van werken in een behoefte. Douglas: “We zien nu daarvan de positieve gevolgen. Het leeuwendeel van ons personeel werkt nog steeds veelal vanuit kantoor. Echter, de één gaat bijvoorbeeld rond een uur of drie naar huis om de kinderen van school te halen en werkt vervolgens in de avond nog een aantal uurtjes door. De ander, zoals ik, ziet op een aantal momenten geen aanleiding om zich tussentijds op kantoor ‘te melden’ als er allerlei afspraken buiten de deur geagendeerd staan. Anders krijg je van die situaties als vroeger, waarbij mensen om kwart voor vijf hun werk wel afhadden en verveeld gingen wachten tot ze naar huis konden.” Projectgroep Luisterend naar de signalen formeerde Rabobank Flevoland een werkgroepje van 5 mensen die het nodige verkenningswerk verrichtten. Al snel breidde dat clubje uit tot een groep van 17 medewerkers die voorstellen voor de implementatie gingen ontwikkelen. Een van die ideeën was om de werkvloer volledig transparant te maken. “Naar buiten toe willen we dat immers ook uitstralen”, zegt Brouwers. “Daarom was een van de eerste dingen die we deden het weer laten slopen van de muurtjes om vervolgens de grote ruimtes met glazen wanden in te delen.” Inmiddels is het nieuwe Rabokantoor volledig ingericht. Desktops maakten voor een deel plaats voor laptops, en er kwamen zitjes en ontmoetingsruimtes. Op een totaal van 170 gebruikers is 70 procent ingericht als werkplek. Elke dag zoekt iedereen een plekje op, inclusief Brouwers. “Op sommige dagen is het erg druk, maar dan is er altijd nog wel een plekje in een van de vergaderruimtes. We hebben afdelingsvlekken gemaakt want mensen die veel met elkaar te maken hebben, hebben logischerwijs de behoefte om in elkaars buurt te zitten. Dat werkt heel goed. Maar verder laten we het over aan de medewerkers. Soms klaagt nog wel eens iemand dat ‘zijn’ plekje bezet is, maar daar moet je als manager niet tussen gaan zitten. Uiteindelijk komen de medewerkers daar zelf prima uit.”

Verzuim Brouwers kaart hiermee gelijk een van de belangrijkste aanloopproblemen van Het Nieuwe Werken aan. Leidinggevenden moet durven loslaten. “Net als in reguliere organisaties kun je gewoon uit mail- en belcontact (en ook alle momenten dat je elkaar nog wel spreekt) opmaken wat mensen doen. Je maakt afspraken en planningen en die bespreek je in normale overleggen. Maar als mensen uit het zicht zijn gaan managers zich van nature afvragen of de medewerkers wel hun werk doen. Het worden er steeds minder, maar sommige managers gaan nog steeds lopen controleren”, lacht Brouwers. “Terwijl we juist merken dat medewerkers productiever zijn en meer werkdruk aankunnen nu ze zelf werk en privé optimaal kunnen afstemmen. Uit ons tevredenheidsonderzoek blijkt dat ze tevredener en vrolijker zijn. Onze verzuimcijfers zijn met een kwart gedaald.” Valkuil Het Nieuwe Werken is bij Rabobank Flevoland volledig organisch gegroeid. Er werden geen blauwdrukken van flexkantoren of ict-systemen top down geïmplementeerd. “Dat zou de grootste valkuil zijn.”, zegt Brouwers. “Daarnaast is techniek niet het grootste probleem. Integendeel. Natuurlijk beschikken bankmedewerkers over alle noodzakelijke communicatiemiddelen om elkaar altijd te bereiken en overal ter wereld te kunnen werken. Het succes van Het Nieuwe Werken wordt juist tussen de oren bepaald en dan ontkom je niet aan een bottom-up benadering. “ Virtueel vergaderen Intussen hebben ze bij Rabobank Flevoland de smaak aardig te pakken. Het virtueel vergaderen is sinds kort geïntroduceerd en het papier heeft zijn langste tijd gehad in het nieuwe Rabopand. “Nog niet zo lang geleden schoven vergaderaars alle aan met een stapel van 100 tot 200 vel papier. Nu is dat aantal gereduceerd tot nul. We doen alles digitaal en dat spaart heel veel bomen. We gaan nu onze pijlen richten op de rationalisatie van onze vergaderorde. Vaak schuiven veel mensen netheidshalve aan terwijl ze in feite slechts een functionele bijdrage van tien minuten hebben. Wat mij betreft kunnen ze staande zo’n vergadering gerust lekker doorwerken op hun laptop of aanschuiven wanneer hun onderwerp aan de orde komt.”

105


07

RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

Goede locaties voor kantoren Een recente studie van GoudappelCoffeng en DTZ Zadelhoff (2011) laat zien dat locaties die met meerdere modaliteiten goed te bereiken zijn, populair zijn onder kantoorhoudende bedrijven. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van de nationale bereikbaarheidskaart die Goudappel Coffeng heeft ontwikkeld. Bereikbaarheid wordt daarin gedefineerd als de bereikbaarheid van locaties evenals het aantal te bereiken personen binnen een bepaalde reistijd met een bepaald vervoermiddel binnen Nederland20. Een locatie is goed bereikbaar wanneer relatief veel mensen vanuit Nederland deze locatie kunnen bereiken binnen een acceptabele reistijd met verschillende vervoersmiddelen. Het gaat daarbij om de auto, het openbaar vervoer en de fiets. Uit het onderzoek van DTZ Zadelhoff en GoudappelCoffeng blijken locaties die gekenmerkt worden door een goede autobereikbaarheid, de aanwezigheid van hoogwaardig openbaar vervoer (treinstation) en een hoge mate van functiemenging, een gezonde kantorenmarkt te hebben. Met functiemenging wordt daarbij bedoeld dat mensen met verschillende doeleinden het gebied bezoeken. Deze conclusie past goed in de filosofie van Het Nieuwe Werken waarbij mensen tijd en plaatsonafhankelijk willen werken, maar ook willen recreĂŤren en consumeren. Als wordt gekeken naar Flevoland dan komt op dit moment vooral Almere in beeld voor de grotere kantoorgebruikers, omdat de stad, met Nederland als vertrekpunt, goede OV-verbindingen, een goede bereikbaarheid per auto en stedelijke voorzieningen combineert. Op basis van de analyse die is gemaakt in het kader van de nationale bereikbaarheidskaart is volgens de filosofie van Het Nieuwe Werken vooral bedrijventerrein Hollandse Kant een goede locatie voor het vestigen van kantoren, aangezien deze locatie voor veel mensen binnen een acceptabele reistijd te bereiken is met alle drie de modaliteiten. Een andere goede locatie is bedrijventerrein Gooisekant die goed scoort op zowel bereikbaarheid per fiets als per auto. Figuur 7.10 Optimale locaties voor kantoren Het Nieuwe Werken in Almere. Legenda Bezoekerspotentieel voor combinaties van modaliteiten

Auto

OV

Fiets

Voor elk postcodegebied is berekend hoeveel mensen dit gebied binnen acceptabele reistijd kunnen bereiken. Dit is voor elke modaliteit apart gedaan. Alleen de hoogst scorende gebieden zijn hier getoond. De donkerbruine gebieden scoren hoog op alle drie de modaliteiten. Bron: www.denationalebereikbaarheidskaart.nl, GoudappelCoffeng

106

20 Daarbij is het uitgangspunt voor de autobereikbaarheid de reistijd die de gemiddelde Nederlander per auto moet afleggen om de betreffende locatie te bereiken. Doordat de meeste inwoners in Nederland in de Randstad wonen is bijvoorbeeld de gemiddelde autobereikbaarheid van Almere beter dan die van Lelystad.


RUIMTE VOOR HET NIEUWE WERKEN

7.6 Conclusie De provincie Flevoland is met de provincies Utrecht en Noord-Holland een van de drie koplopers als het gaat om Het Nieuwe Werken en de opkomst van de ZZP’er. Dit heeft sterk te maken met de moderne productiestructuur van Flevoland met daarin een hoog aandeel dienstverlenende sectoren. Deze sectoren kennen over het algemeen meer ‘footloose’ werkzaamheden waardoor Het Nieuwe Werken vaker wordt toegepast dan in meer grondgebonden sectoren als de industrie en de groothandel. Zo komt Flevoland met 50 ZZP’ers per 1.000 inwoners Flevoland op de derde plek na de provincies Noord-Holland en Utrecht. Vooral Zeewolde spant de kroon, waar zich vooral veel kleine adviesdiensten concentreren doordat de afgelopen jaren veel hoog opgeleiden uit de regio Amersfoort daar zijn gaan wonen. Ook op het gebied van thuiswerken en telewerken is Flevoland een koploperprovincie en behoort zij tot de top drie van Nederlandse provincies. Deze ontwikkelingen hebben aantoonbaar effect op de ruimtelijke patronen van bedrijfsvestiging en werken. De informele werklocaties winnen duidelijk aan belang als vestigingsplaats voor bedrijven en werkgelegenheid. Met name het werken en ondernemen in woonwijken is sterk in opkomst. In mindere mate geldt dit ook voor het landelijk gebied. Daarnaast verkleurt een deel van de bedrijventerreinen doordat daar zich ook bedrijventerreinvreemde functies zoals de advies- en financiële diensten en de niet-commerciële diensten vestigen. Voor grootschalige bedrijven uit de industrie en de logistiek blijven de bedrijventerreinen een belangrijke vestigingsplaats. De opkomst van Het Nieuwe Werken en de opkomst van de ZZP’er zijn trends die blijvend effect zullen hebben op de ruimtelijke patronen van bedrijvigheid en werken. Er zullen twee groepen bedrijventerreinen ontstaan. Enerzijds de werklandschappen waar diverse functies worden gemengd en anderzijds terreinen voor de grootschalige bedrijven die zich slecht laten mengen met andere functies. In het landelijk gebied en vooral in de woonwijken zal via flexibiliteit in bestemmingsplannen ruimte moeten komen voor werken en kleinschalig ondernemen. De grootste effecten zijn er echter op de locaties van kantoren. In de eerste plaats ontstaat een groeiende behoefte aan meer flexibele concepten en minder behoefte aan traditionele kantoren. Verder zullen vooral locaties die multimodaal goed bereikbaar zijn aan populariteit winnen. Tot slot zal het aantal benodigde vierkante meter kantooroppervlak per kantoorbaan dalen, waardoor rekening moet worden gehouden met een lagere behoefte aan nieuwe kantoormeters.

107

07


Bijlage 1 Economische kerngegevens

Tabel 1 Kerncijfers Flevolandse gemeenten (2007 en 2011). Aantal inwoners (15-64 jr.)

Flevoland

Almere

Dronten

Lelystad

2007

2011

2007

2011

2007

2011

2007

2011

260.560

270.500

128.750

135.000

25.900

27.100

51.400

52.100

Beroepsbevolking waarvan:

184.200

195.800

92.700

98.600

18.100

18.900

36.000

38.100

- werkzame beroepsbevolking

172300

182100

86.300

91.100

16.800

17.900

33.400

34.900

- niet-werkzame beroepsbevolking

11.900

13.700

6.400

7.500

1.300

1.000

2.600

3.200

70

73

Economisch deelnemingspercentage

71

72

72

73

70

70

Arbeidsplaatsen, waarvan:

161.540

175.970

73.760

81.190

- 12 uur en meer per week

128.690

142.460

58.760

32.850

33.510

15.000

- minder dan 12 uur per week

14.390

14.870

34.030

36.500

66.010

11.170

11.510

28.100

30.520

15.180

3.220

3.360

5.930

5.980

Werklozen Werkloosheidspercentage

11.550

13.440

6.490

6.800

850

1.040

2.510

3.600

6%

7%

7%

7%

5%

6%

7%

9%

Bedrijfsvestigingen

24.290

36.000

11.230

16.220

2.440

3.840

4.820

6.670

Starters

2580

3.470

1410

1.980

210

370

480

480

Opheffingen

1.760

2.500

930

1.330

130

190

400

540

Beschikbaar bedrijventerrein

556

744

222

298

32

105

130

181

Uitgifte bedrijventerreinen

44

14

11

4

4

2

6

1

Bronnen: Provincie Flevoland, Kamer van Koophandel Gooi, Eem- en Flevoland, UWV Werkbedrijf

108


Bijlage 1 Economische kerngegevens

Vervolg Tabel 1 Kerncijfers Flevolandse gemeenten (2007 en 2011).

Noordoostpolder

2007

2011

2007

2011

2007

2011

30.100

30.400

11.100

11.700

13.400

14.200

Aantal inwoners (15-64 jr.)

Urk

Zeewolde

Beroepsbevolking waarvan:

21.300

22.500

6.900

7.400

9.200

10.400

- werkzame beroepsbevolking

20.100

21.000

6.500

7.300

9.100

10.000

1.200

1.500

400

100

100

400

69

73 10.700

- niet-werkzame beroepsbevolking

Economisch deelnemingspercentage

71

74

62

63

Arbeidsplaatsen, waarvan:

22.330

24.130

7.720

8.260

9.300

- 12 uur en meer per week

17.600

19.410

5.960

6.510

7.100

8.500

4.730

4.720

1.760

1.750

2.200

2.200

- minder dan 12 uur per week

Werklozen Werkloosheidspercentage

1.150

1.360

170

200

370

450

5%

6%

2%

3%

4%

4%

Bedrijfsvestigingen

3.030

5.110

1.150

1.600

1.610

2.560

Starters

250

320

100

100

120

230

Opheffingen

160

220

50

90

90

130

Beschikbaar bedrijventerrein

73

61

23

29

75

69

Uitgifte bedrijventerreinen

20

4

1

0

1

3

Bronnen: Provincie Flevoland, Kamer van Koophandel Gooi, Eem- en Flevoland, UWV Werkbedrijf

109


“De medewerkers bepalen zelf hoe, waar, wanneer en met wie ze werken.�


Colofon

Adressen Provinciaal Platform Arbeidsmarkt Flevoland

Provincie Flevoland

Postbus 55 8200 AB Lelystad Telefoon: (0320) 265265 E-mail: info@ppaflevoland.nl Internet: http://www.ppaflevoland.nl

Postbus 55 8200 AB Lelystad Telefoon: (0320) 265265 E-mail: provincie@flevoland.nl Internet: http://provincie.flevoland.nl

Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland

I&O Research

Postbus 10318 1301 AH Almere Telefoon: (036) 5248600 E-mail: gef@kvk.nl Internet: http://www.kvk.nl/kvk-activiteiten/activiteiten-kvkgooi--eem--en-flevoland/

Postbus 563 7500 AN Enschede Telefoon: (053) 4825000 E-mail: info@ioresearch.nl Internet: http://www.ioresearch.nl

Colofon Een gezamenlijke uitgave van:

Vormgeving:

Provinciaal Platform Arbeidsmarkt Flevoland Kamer van Koophandel Gooi-, Eem- en Flevoland Provincie Flevoland

I&O Research Eyego Creative Studio, Groningen - Arjen Visscher

Auteurs:

Drukwerk:

I&O Research - Marjolein Meurs Msc - drs. Ruud Esselink - drs. Henry de Vaan

Drukwerkbox.nl, Groningen

Bestellingen: Exemplaren zijn verkrijgbaar bij de opdrachtgevers Een digitale versie is raadpleegbaar via www.flevoland.nl

Quotes Het Nieuwe Werken Fastbyte ICT-Solutions, Nieuwegein

111


2011 2012


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.