Eureka magazine

Page 1

foto Michel van Weegberg

Uitvindingen die de wereld veranderden In 1914 richtte Philips in Eindhoven het Natuurkundig Laboratorium (NatLab) op. In de honderd jaar die volgden hebben Philips-uitvindingen op gebieden als licht, radio, röntgen, televisie en halfgeleiders de wereld veranderd. In deze bijlage verhalen over de uitvindingen, over de mensen achter de technologische doorbraken en over de producten die eruit zijn voortgekomen, zoals de Philishave, de compact disc, de Senseo en de Hue. Ook aandacht voor enkele kapitale blunders en voor de spin-offs die in een enkel geval de moeder zelfs naar de kroon steken. Deze bijlage verschijnt in het kader van het project Eureka ‘Philips uitvindingen 100 jaar jong’. Kijk voor alles over het Eureka-project op www.100jaarslim.nl.

colofon Vormgeving: Kerstin Zabransky Samenstelling: Chris Paulussen Eindredactie: Maraine van Oosterhout en Toon Winters

EUREKA PHILIPS UITVINDINGEN 100 JAAR JONG


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_1> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

‘We gooien er nog wat geld tegenaan’

A Albert Bouwers Albert Bouwers, een boerenzoon uit Drente, kwam in 1920 als 27-jarige nog niet gepromoveerde onderzoeker van het universitair laboratorium uit Utrecht naar Eindhoven. Hij promoveerde in 1924 alsnog met lof bij professor Ornstein ‘Over het meten der Intensiteit van Röntgenstralen’. Bouwers deed bij Philips een reeks uitvindingen op het gebied van röntgenapparatuur en het fotografisch registreren van röntgenbeelden om de patiënten zo kort mogelijk aan de straling bloot te stellen. Hierdoor raakte hij meer en meer geïnteresseerd in optica. Dit leidde tot de uitvinding van de Bouwers-camera. In 1941 werd hij directeur van Optische Industrie ‘De Oude Delft’ – het latere Oldelft. Van 1949 tot 1954 was Bouwers verbonden aan de TH Delft als buitengewoon hoogleraar. Hij overleed op 22 januari 1972 in Den Haag.

lbert Bouwers had geen last van valse bescheidenheid. Hij was in de jaren twintig en dertig de grote man van het röntgenonderzoek in het NatLab van Philips. En dat wilde hij weten ook. De grand seigneur – zoals hij wel werd genoemd – bestierde zijn eigen koninkrijkje binnen het NatLab. Hij had zijn eigen staf, zijn eigen budget en zelfs een eigen secretaresse. Zoals veel briljante onderzoekers was Bouwers eigengereid. Hij was ijdel, ambitieus en had een enorme drang om zijn doel te bereiken. Voor zijn medewerkers was hij veeleisend. Zij moesten hard werken, maar omdat hij zo nodig ook opkwam voor hun belangen was Bouwers wel geliefd. Originele ideeën verwachtte de zelfbewuste Bouwers niet van zijn medewerkers, die had hijzelf meer dan genoeg. Bouwers was een creatieve uitvinder, maar daarnaast was hij ook een bekwaam technicus. Zijn werk was er steeds op gericht om röntgensystemen te verbeteren en te vernieuwen. Hij zocht de grenzen op van wat technisch mogelijk was. Bij de productie leverde dat nogal eens problemen op. Bouwers kreeg daardoor de naam dat hij overoptimistisch was. Hij trok zich daar niets van aan en bleef de lat heel hoog leggen in de overtuiging dat zo de beste resultaten werden gehaald. De onafhankelijke positie die Bouwers zich permitteerde moet Gilles Holst, de grondlegger en baas van het NatLab, een doorn in het oog zijn geweest. De bescheiden Holst gunde onderzoekers een grote vrijheid, maar hij was ook overtuigd van het positieve effect van kruisbestuiving tussen verschillende disciplines. De juistheid van die visie bewees Holst met een vinding die voor een doorbraak zorgde in het röntgenonderzoek in het NatLab. Zoals vaak met grote uitvindingen werd hij daarbij een handje geholpen door het toeval. Of misschien moet in dat soort gevallen niet gesproken worden van toeval, maar van een bijzondere opmerkingsgave. Het was begin twintiger jaren toen Holst bij een van zijn bezoeken aan de glasfabriek opmerkte dat glasblazers moeite hadden om de glasballonnen voor gloeilampen los te maken van de metalen blaaspijp. Hij realiseerde zich dat het probleem van de glasblazers mogelijk de oplossing was

Dankzij een toevallige uitvinding en een creatieve onderzoeker bereikte Philips grote doorbraken in de röntgentechnologie. Dat er geen winst mee werd gemaakt nam de grote baas voor lief. door Chris Paulussen voor het vraagstuk van de glas-metaal verbindingen waarvoor niet alleen Philips zich geplaatst zag. De blaaspijpen waren gemaakt van een legering van chroom en ijzer. Met die kennis slaagde Holst erin om een perfecte metaal-glasverbinding te ontwikkelen. Hij haastte zich om octrooi aan te vragen op zijn uitvinding, die van grote waarde bleek en het concern een voorsprong gaf op de concurrentie. Philips’ bemoeienis met röntgenbuizen vond zijn oorsprong in de Eerste Wereldoorlog. De levering van röntgenapparatuur uit Duitsland stagneerde en in 1917 kreeg de onderneming van artsen de vraag of zij röntgenbuizen kon repareren. Philips had daarvoor de benodigde kennis van vacuümtechnieken en glasblazen in huis. De interesse van de NatLab-onderzoekers voor de röntgentechnologie was gewekt. In 1920 kon Philips op een natuur- en geneeskundecongres in Utrecht röntgenbuizen van eigen fabrikaat laten zien. In datzelfde jaar kwam de 27-jarige Albert Bouwers het NatLab versterken. De jonge natuurkundige ontwikkelde een revolutionaire röntgenbuis. Wat de Metalix-buis zo bijzonder maakte, was de constructie van de wand. Dankzij de door Holst uitgevonden metaal-glasverbinding kon Bouwers het grootste deel van de wand van metaal maken. Onmiddellijk op deze metalen wand bracht hij een loodlaag aan. Die loodlaag hield de verspreiding van de – schadelijke – straling in ongewenste richtingen tegen (strooistraling). De constructie van de wand bood nog een belangrijk voordeel. Het middengedeelte van de Metalix kon goed worden geaard en geïsoleerd, waardoor de buis bescherming bood tegen overslag van spanning. Als isolatiemateriaal werd Philite gebruikt, een binnen Philips ontworpen isolatiemateriaal dat in vele vormen geperst kon worden. De Metalix, die vooral op het gebied van veiligheid een sprong voorwaarts betekende, werd in binnen- en buitenland met groot enthousiasme ontvangen door wetenschappers en artsen. Bouwers paste de Metalix-buis onder

„Nu doorzetten en er maar even wat geld tegenaan gooien”

meer toe in een draagbaar röntgentoestel waarmee artsen op locatie botbreuken konden onderzoeken. Zijn baanbrekende creativiteit toonde hij opnieuw toen hij op basis van de Metalix een nieuwe buis ontwikkelde met een draaiende anode: de Rotalix. Het roteren loste het probleem van de aantasting van de anode door overmatige hitte op. De snelheid waarmee Bouwers met nieuwe producten kwam, dreef zijn medewerkers en ook de leiding van het concern soms tot wanhoop. Geld werd er intussen niet verdiend. Er werden miljoenen guldens geïnvesteerd in het röntgenonderzoek, waaraan wetenschappers en assistenten werkten onder leiding van Bouwers. Dat een onderzoeksafdeling van een bedrijf zo lang met verlies kon werken, moet een bijzondere reden hebben gehad. Bouwers moet zijn bijna onaantastbare positie te danken hebben gehad aan Anton Philips. Het kan niet alleen aan zijn enthousiasme hebben gelegen dat de grote baas op een gegeven moment over het röntgenonderzoek zei ‘dat wij nu moeten doorzetten en er maar even wat geld tegenaan moeten gooien’. Philips wilde nieuwe markten betreden en van gloeilampen en radiolampen naar röntgenbuizen was een logische stap. Bovendien was het een prestigieus en technisch hoogwaardig product, waar de onderneming status aan kon ontlenen. Dat moet Anton Philips zo hebben aangesproken, dat hij de aanhoudende verliezen voor lief bleef nemen. Later werd gesuggereerd dat Anton Philips zich vooral liet leiden door de betekenis van röntgendiagnostiek voor de volksgezondheid en dan met name de bestrijding van tuberculose. Dat klinkt mooi, maar het kan niet op waarheid berusten. Massale doorlichting op tuberculose – ook van Philipswerknemers – kwam immers pas in de jaren dertig op gang. Na de Tweede Wereldoorlog begon de röntgentechnologie winst op te leveren, Bouwers had toen al de overstap gemaakt naar Optische Industrie ‘De Oude Delft’ – het latere Oldelft.


12-05-14

Time:13:01

Tussen het draagbare Metalix-röntgensysteem (links) en de huidige AlluraClarity (onder) zit bijna een eeuw innovatie.

Hoogwaardig beeld bij lage dosis röntgenstraling Wat een kleine honderd jaar geleden in het NatLab begon met de reparatie van röntgenbuizen is uitgegroeid tot een van de belangrijkste activiteiten van Philips. Het concern heeft wereldwijd een leidende positie op het gebied van medische beeldvorming. Was het vroeger al een hele verdienste om met behulp van röntgenstralen een opname van longen of een gebroken bot te maken, tegenwoordig worden met CT-scans (Computed Tomografy) dwarsdoorsnedes van het lichaam gemaakt. Hetzelfde gebeurt bij MRI-opnamen (Magnetic Resonance Imaging),

alleen wordt daarbij geen gebruik gemaakt van röntgenstraling maar van een magnetisch veld. Bij de echografie wordt voor de beeldvorming gebruik gemaakt van ultrageluidsgolven. Van oudsher wordt medische beeldvorming gebruikt voor het stellen van diagnoses. De beeldkwaliteit is in de loop der jaren met sprongen vooruit gegaan. Steeds vaker worden live-beelden gebruikt bij behandelingen als bestraling van kankercellen en hartklepoperaties. De behandelingen kunnen daardoor met meer precisie en zonder grote ingre-

pen worden uitgevoerd. Wat door de jaren heen blijft is het streven om de hoeveelheid schadelijke röntgenstraling waaraan patiënten – en artsen en verplegend personeel – worden bloot gesteld te beperken. Juist op dat vlak claimt Philips een doorbraak met zijn in 2013 geïntroduceerde AlluraClarity-systeem, dat hoogwaardige beeldvorming mogelijk maakt bij een zeer lage stralingsdosis. Dat is vooral een voordeel als patiënten langdurige en complexe behandelingen moeten ondergaan.

Philips werkte decennia terug al aan een soort TomTom. Het ‘apparaatje’ nam een bestelbus vol in beslag. ::: Lees erover op 100jaarslim.nl :::


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_2> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

‘Omroepster kwam van lopende band’

L

ouis Hessing (bijna 82), Ties van den Hurk (73) en Jan Smeding (76) waren alledrie opgeleid als elektromonteur. Via Nolte (Hessing), de Philips Bedrijfsschool (Van den Hurk) en de Ambachtschool en de centrale werkplaats van Philips (Smeding) waren ze terechtgekomen in de Philipsstudio voor experimentele kleurentelevisie. Allemaal in de loop van de jaren vijftig, net nadat de zwartwit televisie zijn intrede had gedaan op de consumentenmarkt. Hessing en Smeding zouden in de meest brede en innovatieve zin elektrotechnisch bezig blijven in de studio die eerst nog in het NatLab op Strijp S zat, maar die in 1964 verhuisde naar het nieuwe NatLab in Waalre. Hessing werd daar zelfs manager van de studio. Maar Van den Hurk werd cameraman zodra hij de kans kreeg. En hoe dat ging is al een verhaal op zich. Louis Hessing vertelt over zijn Philips pionierstijd in zijn kleine, propvolle woning in Waalre. Dat volle komt vooral doordat zijn huis een soort Philips-pakhuisje is. „Weet je, bij Philips kijken ze niet graag om. Daar kijken ze liever vooruit. Daar bewaren ze niet graag dingen”, verklaart hij. Nou, en Louis Hessing doet dat toevallig wel: achterom kijken en dingen bewaren. En met plezier. Want wat werkte hij in een prachtige tijd en

Ballet Nelleke Valentijn jaren zestig

Nee, hun namen komen niet voor in de geschiedschrijving van de (kleuren)tv. Ze waren geen directeur of uitvinder. Ze waren ‘gewone’ Philipsmensen, die de kans kregen én grepen om een rol te spelen in een ongewone tijd. door Corrie de Leeuw wat werden er in zijn tijd prachtige dingen bedacht en gemaakt bij Philips. Bijvoorbeeld de videorecorders. Steeds geavanceerder. Steeds beter. Tot en met de technisch meest perfecte en toch geflopte V2000 aan toe. En iedere keer als een nieuw type op de markt kwam, nam Hessing een oud en afgedankt type mee naar huis. En dus heeft hij er 148. Trouwens toen Philips EP’s ging opnemen, (tussen LP en singletjes in) heeft hij die ook verzameld. Het moeten er zo’n 17.000 zijn... Even verderop, in Dommelen, heeft Jan Smeding net zo’n Philips werkkamertje. Met een Philips-grammofoonplatencollectie die niet onderdoet voor die van collega Hessing. In dit kamertje halen Smeding en Van den Hurk hun herinneringen op. Tsja, waar en bij wie te beginnen? Bij de stoet beroemde en bijzondere bezoekers die de heren in de studio over de vloer kregen? (Haile Selassi, Tito, de koningin, rijke Arabieren die horloges uitdeelden en hun harems hadden meegenomen en ga zo maar door.) Of de medische ingrepen die – voor

het eerst – in kleur werden gefilmd, en die zo misselijkmakend groot geprojecteerd werden voor een groep genodigden in de belendende zaal dat menigeen onderuit ging? Terwijl de ingezoomde ‘ingreep’ in feite werd uitgevoerd op vier biefstukken die net bij de slager waren gehaald en met een pennemesje en pipetje van bloed waren voorzien. Of gaan we het hebben over de bijzondere shows die in de jaren zestig live werden uitgezonden vanuit Waalre, vanuit Europa’s enige kleurentelevisiestudio? Met de nog onbekende Lenny Kuhr, en de AVRO Beatgirls die zich tussen de opnames razendsnel moesten omkleden (Hessing: „En dan vlogen de bh’s en de broekjes door de lucht”), Mies Bouwman, the Golden Earring en nog veel meer beroemdheden. Of gaan we eerst maar even naar dat jochie dat niets liever wilde dan cameraman worden? Goed, dat laatste dan. Ties van den Hurk was nog maar een ‘Tieske’ van 17 toen hij in de centrale werkplaats van het NatLab ging werken. Kabeltjes monteren en zo. Boven de deur naar het NatLab hing een bord ‘Het is ten strengsten verboden zich in werkkleding in het NatLab te begeven’. Dus trok Tieske zijn overall uit en glipte het NatLab binnen om door een kier van de studiodeur naar binnen te gluren. Hij kwam er zó vaak dat hij het uiteindelijk zo ver kreeg dat hij mocht meelopen met de échte cameraman. Soms ging hij met zijn camera actual. „De eerste keer dat mijn rode lampje ging branden, weet ik nog zó goed: een close pannetje moest ik maken van het bloemstuk, en dan een uitzoom.” En toen kwam de dag dat Ties het alleen moest opknappen. Omdat de eerste cameraman tijdens een verhuizing met handkar en al van de weg was gereden. Drie camera’s bedienen in de live-uitzending van een uur. En aan het einde werd hij gefeliciteerd door Leen Timp, die toen ook al de shows regisseerde die echtgenote Mies Bouwman presenteerde. „Ja, en toen was ik het ménneke hè!” Dit gebeurde in de experimentele kleurentelevisiestudio in het nieuwe NatLab in Waalre. De studio die gebouwd was door Louis Hemming en zijn collega’s.

„De eerste keer dat mijn rode lampje ging branden, weet ik nog zó goed”

„We hadden echt geen idee hoe je een studio moest bouwen. Dus gingen we in München kijken bij de Bavaria studio’s. Ik heb overal foto’s van gemaakt en aantekeningen. En toen zijn we gewoon begonnen.” Net als in Duitsland kreeg de studio een ‘grit’. Een beloopbare buizenconstructie boven de studiovloer waar de spots aan bevestigd konden worden. En over dat grit heeft Jan Smeding dan weer een mooi verhaal: „Ja, toen was er een modeshow waarbij die fotograaf Paul Huf was betrokken. Een heel stel mannequins moesten zich steeds heel snel omkleden. Achter een schermpje dat we op de studiovloer hadden neergezet. Maar ja, daar boven, op het grit lagen wij elektriciëns natuurlijk allemaal doodstil te kijken.” En nu we dan toch bij de afdeling sterke verhalen zijn: Nog even terug naar het NatLab op Strijp S. Toen de experimentele kleuren-uitzendingen nog gemaakt werden voor een veel kleinere groep kijkers en toen de professionele regisseurs van de Hilversumse omroepen zich er nog niet mee bemoeiden. Dat waren namelijk de echte pioniersdagen. Waarin doorlopend geïmproviseerd moest worden. En waarin de omroepsters en presentatrices ‘meidjes waren die we bij de lopende band weg plukten’. Er kwamen in de filmzaal van het NatLab vaak medici kijken naar de opnames van operaties. Niet op biefstukken en koeienknieën van de slager, want dat kwam pas nadat geen levende dieren meer gebruikt mochten worden. Van den Hurk: „Ik weet nog dat we een hartklep-operatie filmden bij een herdershond. Geweldig was dat. Dan waren die artsen zo onder de indruk. En na de uitzending liep dan die hond gewoon rond. Nou ja, niet lang hoor. Want vervolgens kreeg hij toch een spuitje. Daar waren ze toen niet flauw mee. Later hebben we nog het castreren van katten gefilmd. Maar dat was geen succes omdat die onder narcose toch keihard door-miauwen. En dat ging echt door merg en been.” Later kwam de periode van de ‘ingezoomde biefstukken’. „Soms gingen we wel drie keer in de week naar de slager”, vertelt Smeding. En naar de bloemist voor verse bloemstukken én naar de groenteman voor verse fruitschalen én naar Animali voor de papegaai. Want voor kleur in beeld moest natuurlijk wel gezorgd worden. Tot slot dan nog een kleine anekdote over de papegaai: „Die voerden we suikerklontjes met whiskey. Want anders zat die zo saai stil. Alleen een keer gaven we hem te veel. Toen zwaaide hij echt dronken van zijn stok.”


12-05-14

Time:13:00

Een van de belangrijkste na-oorlogse uitvindingen van Philips is de Plumbicon-opnamebuis, die een doorbraak betekende op het gebied van televisiecamera’s. Het gebruik van een fotogeleidende laag loodmonoxyde maakte de camera’s veel lichtgevoeliger, waardoor de kwaliteit van de opnames sterk verbeterde. De techniek werd vanaf de jaren zestig wereldwijd toegepast in kleurentelevisiecamera’s.

SCAN DE AFBEELDING MET LAYAR

Ties van den Hurk

Jan Smeding

Louis Hessing

Twee keer bakermat van televisie Het was 1948. Voorjaar. Terwijl Europa herstelde van de verschrikkingen en verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog, werd in de voormalige timmerwerkplaats van het Philips NatLab noest gewerkt aan en gedacht over de toekomst van het ver-zien. Philips realiseerde zich dat de wedloop om een positie op een nieuwe, en zeer lucratieve markt al begonnen was. Amerika (waar dat jaar al 1 miljoen televisietoestellen verkocht zouden worden) lag daarin mijlenver voorop, gevolgd door de Engelse elek-

tronika-industrie (EMI en Pye) samen met de BBC. Want die waren al (experimenteel) aan het uitzenden. En daar begon Philips ook mee. Vanuit die voormalige timmerwerkplaats. De zender had Philips zelf gebouwd, op het dak van het Veemgebouw. Want de PTT was vooralsnog niet van plan om in zoiets geld te steken. De ontvangers waren enkele tientallen Philips-televisietoestellen die bij Philips-personeelsleden thuis stonden. Tussen april en juli werden in het Nat-

Lab drie maal per week uitzendingen gemaakt. Met toneelstukjes, nieuws in het kort, en liedjes aan de piano. En toen was Philips klaar voor het grotere werk. Toch duurde het nog tot najaar ‘51 voordat de omroepen, de PTT en de regering (schoorvoetend) dat ook waren. Over de streep getrokken door de belofte van Philips om de eerste twee jaar de kosten te dragen. En verkassen naar Hilversum was wel een voorwaarde van de omroepen om mee te doen. Het was 1964. En opnieuw startte Phi-

Scan bovenstaande hoofdfoto met de smartphone-app Layar en bekijk een video over Philips’ tv-experimenten.

lips vanuit het NatLab met experimentele televisie-uitzendingen. In kleur. Vanuit de enige kleurentelevisiestudio in Europa, in het net verhuisde NatLab in Waalre. In samenwerking met de Nederlandse omroepen. Tot 1968 werd er een maandelijkse, live uitgezonden proefuitzending gemaakt. Om de beurt waren de omroepzuilen verantwoordelijk. Het bereik was 50 km. Enkele honderden Philips werknemers in de regio waren er via hun experimentele Philips kleurentelevisies getuigen van.


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_3> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

Else Kooi gaf ontwikkeling chips en winst Philips impuls

H

et was na het instellen van de Else Kooi-prijs in 1995, dat professor Kees Beenakker hierover sprak met een Kamerlid. „Een zeer gewaardeerd Kamerlid dat zijn zaakjes doorgaans goed voorbereidde. Maar toen ik hem vertelde over de Else Kooi- prijs, ingesteld ter stimulering van jonge wetenschappers op het gebied van micro-elektronica, viel hij door de mand. ‘Leuk dat zo’n technische prijs naar een vrouw vernoemd wordt’, zo reageerde hij. Toen ik vertelde dat Else Kooi toch echt een man was zag ik het schaamrood op zijn wangen verschijnen.” Kees Beenakker heeft met Else Kooi bij het Philips NatLab gewerkt en verleende hem in 2000, ruim een jaar voor zijn overlijden, een eredoctoraat aan de Technische Universiteit (TU) Delft. „Een geweldig inspirerende man met een goed gevoel voor humor, met wie je goed kon samenwerken. Tegelijk een heel gelovige man, die de slang in het paradijs, zoals beschreven in de bijbel, heel letterlijk nam. Hij had een manier gevonden om dat geloof te combineren met een geweldige wetenschappelijke carrière, waar Philips veel profijt van heeft gehad.”

Kees Beenakker foto Robert van den Berge/hetfotoburo

Het LOCOS-patent zorgde voor doorbraak van chips, flinke inkomsten voor Philips en roem voor prof. dr. Else Kooi. door Harrie Verrijt Else Kooi is opgegroeid in het Groningse boerendorpje Lutjegast waar de schoolmeester, op een school met twintig leerlingen, tegen de dorpstradities in bewerkstelligde dat hij naar de HBS ging. Hij studeerde daarna scheikunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en trad na zijn afstuderen in 1956 toe tot het Philips NatLab. „Ik heb bij Philips de opmars van de silicium transistor technologie vanaf zijn begintijd meegemaakt”, zo zei hij in zijn dankrede voor het eredoctoraat. „Dat was in de groep van de integere Leo Tummers en steeds omringd door uitnemende collega’s.” Ook in deze toespraak neigde Kooi zijn eigen baanbrekende uitvinding voor de chipindustrie te relativeren. „Als chemicus kan men soms bij toeval het buskruit uitvinden. Zo deed ik in 1966 een oxydatie-experiment met een stukje silicium in een hete oven. Het experiment mislukte faliekant. Juist deze mislukking werd de basis voor de uitvinding van de lokale oxydatie, of LOCOS, zoals wij het afkortten. Het had een explosief effect. Wereldwijd werd het een standaardmethode in de productie van complexe computerchips en andere geïntegreerde schakelingen.” Kooi vertelde in zijn toespraak blij te zijn dat zijn zoon Frank en neef Reinoud ook in de ontwikkeling van microchips actief zijn. „Zij ervaren dat die ontwikkeling vrijwel alle technische ontwikkelingen in een versnelling heeft gebracht. Het heeft een effect hierop als een door een explosie veroorzaakte lawine.” Beenakker had groot respect voor Else Kooi en dat bleef toen Beenakker in 1989 hoogleraar werd op de TU Delft. Hij stond aan de wieg van de Else Kooi-prijs. „We mochten in 1995 met mijn Delftse instituut Dimes, Mesa en Philips NatLab een grote internationale conferentie organiseren. Dat sloeg zo aan dat het sponsorgeld voor die conferentie veel harder toestroomde dan we hadden gedacht. Het resultaat was een positief saldo van 150.000 gulden. We hebben toen besloten dat in een fonds te stoppen voor een Else Kooi-prijs. Later heeft chipfabrikant NXP het prijzengeld

aangevuld, zodat de prijs nog steeds in stand is gebleven.” Beenakker zelf heeft schei- en natuurkunde gestudeerd in Leiden en kwam in 1974 op 26-jarige leeftijd bij Philips NatLab. „Ik had mijn promotiestudie bij het wetenschappelijke instituut Amolf gedaan. Toen kon ik kiezen tussen de laboratoria van Philips en Shell. Omdat Philips zei dat ze mij met een onmisbaarheidsverklaring uit militaire dienst zouden houden, werd het het NatLab.” Toen Beenakker ging werken bij het NatLab, was Kooi daar al adjunct-directeur. „Ik kwam bij de groep Milieu terecht en daar zeiden ze: doe maar wat. Ik zeg altijd tegen mijn studenten dat dat de moeilijkste opdracht is die je kunt krijgen, maar zo werkte het wel bij het NatLab. Om maximale creativiteit te ontwikkelen was er maximale vrijheid. Uiteindelijk heb ik onder andere mijn steentje bijgedragen aan de ontwikkeling van de snuffelpaal, voor het opsporen van luchtvervuiling. Maar de afdeling Milieu werd helaas al spoedig opgeheven.” Beenakker herinnert zich zijn overstap naar de micro-elektronica. „Philips had in 1975 Signetics in de VS overgenomen en hiermee werd het bedrijf de tweede producent van micro-elektronica na Texas Instruments. De afdeling moest versterkt worden en adjunct-directeur Else Kooi vroeg me of ik met mijn poten in de branding wilde staan. Dan ben jij geschikt voor de micro-elektronica, zo zei hij.” Beenakker ging daarna bij Philips in Nijmegen werken van waaruit hij onder meer chipfabrieken in binnen- en buitenland op ging zetten. In 1987 nam hij zijn ontslag en zette hij in Nijmegen een eigen bedrijf voor de assemblage van chips op. Eind jaren tachtig werd hij hoogleraar op de TU Delft en dat is hij nu, op 65-jarige leeftijd, nog een dag in de week. Beenakker zegt aan zijn periode vanaf 1974 met Kooi op het NatLab louter positieve ervaringen te hebben. „Hij was natuurlijk een gevierd man, want Philips plukte de vruchten al enkele jaren van zijn uitvinding die hij in 1966 had gedaan. Hij sloot zich niet op in zijn directiekamer, maar was

„Hij had een manier gevonden om het geloof te combineren met een geweldige wetenschappelijke carrière”


12-05-14

Time:12:58

LOCOS De uitvinding in 1966 op naam van Else Kooi en Philips NatLab met de naam LOCOS, zorgt ervoor dat piepkleine transistoren zeer dicht bij elkaar in een chip kunnen worden geplaatst. Met de technologie worden deze transistoren voldoende van elkaar elektrisch geïsoleerd. Dankzij de vinding kreeg de ontwikkeling van chips eind jaren zestig een geweldige impuls. Alle chipfabrikanten hebben tot begin deze eeuw met deze technologie gewerkt en de royalties waren jarenlang een royale bron van inkomsten voor Philips.

A Op een schijf silicium, de basis voor een chip, wordt een dun laagje silicium nitride en daarop een laagje silicium oxide aangebracht. B Door belichting van een fotogevoelige laag wordt een patroon van gaatjes in de laag silicium oxide geëtst. C Met heet fosforzuur wordt het gaatjespatroon ook in de laag silicium nitride geëtst. vaak in de laboratoria te vinden. Daar was hij een grote persoonlijkheid die goed kon vertellen en een grote inspiratiebron was voor jonge onderzoekers zoals ik toen.” Volgens Beenakker had Kooi een sterke drang naar pionierschap en was hij continu op zoek naar nieuwe uitdagingen. In 1978 werd hij daarom oprichter en directeur van het Philips Research Laboratory in Sunnyvale. „Hiermee had Else Kooi een nieuw onderzoekslaboratorium dat zich geheel richtte op de halfgeleiders. Het vormde voor Philips al snel een belangrijke toegangspoort tot de vele nieuwe ontwikkelingen in Silicon Valley. Ook daar heeft het concern veel van kun-

nen profiteren.” Na zijn pensionering in 1986 bekleedde Kooi vanuit de Verenigde Staten diverse adviserende functies voor de Nederlandse overheid. Ook werd hij bijzonder hoogleraar aan de Stanford University. „Ook in die tijd heeft Kooi bij ons op de TU Delft en op andere universiteiten zijn talent om nieuwe generaties te boeien voor het vak van de micro-elektronica, veelvuldig gebruikt. Maar kort na het eredoctoraat hoorden we dat hij kanker had vlak achter zijn oog”, zegt Beenakker. Op 14 september 2001 overleed Else Kooi op 69-jarige leeftijd in Los Altos California.

Else Kooi

De elektrische fiets is nu een hit, maar Philips besloot in 1931 al om een ‘e-bike’ te ontwikkelen. ::: Lees erover op 100jaarslim.nl :::

D In de schijf silicium ontstaan door het hete fosforzuur holtes van 1 micron diep, volgens hetzelfde patroon.

E In een oxidatieoven wordt in de holtes een laagje van wederom 1 micron geoxideerd. Hierdoor vullen de holtes zich met silicium oxide. F De nitride toplaag wordt weggespoeld met fosforzuur. Het eindresultaat is dat er op de siliciumplak gebieden gevormd zijn met een laag van silicium oxide, welke de op de schijf te vormen transistoren van elkaar isoleert.


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_4> ... 13-05-14]

Alexandre ‘Sacha’ Horowitz Alexandre ‘Sacha’ Horowitz wordt in 1904 in Antwerpen geboren als zoon van Joods-Russische emigranten. In 1914 vlucht het gezin naar Nederland. Horowitz studeert gelijktijdig werktuigbouwkunde en elektrotechniek in Delft. Van 1929 tot 1948 werkt hij voor Philips. In de onderzoeksafdeling van de radiofabriek ontwikkelt hij onder meer een ‘toerende golflengteschakelaar’, die een groot commercieel succes wordt en tot in de jaren vijftig in tientallen miljoenen radio’s wordt gebruikt. Hij vestigt definitief zijn naam als uitvinder met de Philishave. Na zijn vertrek bij Philips ontwikkelt hij het Polynorm-systeem, waarmee met geprefabriceerde elementen snel een woning of bedrijfsgebouw kan worden gebouwd. Van 1958 tot 1974 is hij hoogleraar aan de TU/e. Hij ontwikkelt onder meer een spitmachine en is betrokken bij de ontwikkeling van de DAF Variomatic. Met andere technici richt hij in 1969 in Nuenen het ingenieursbureau CCM op. De veelzijdige uitvinder overlijdt in 1982 tijdens een zakenreis in Zwitserland. De Vereniging van Mechatronische Ontwerpers aan de TU/e draagt zijn naam.

Author:EDZABRANSKY

Date:1

Philips-top zag niets in kappersartikel De uitvinding van de eigenzinnige Horowitz werd een van de meest succesvolle Philips- producten ooit. door Chris Paulussen

O

f hij het niet erg vond om zijn beeld te zien staan voor het station, zou de toenmalige burgemeester van Eindhoven Hans Kolfschoten begin jaren vijftig aan Anton Philips hebben gevraagd. De ondernemer had er geen bezwaar tegen dat nog bij leven een standbeeld van hem zou worden onthuld. ‘Och nee’, zou hij hebben geantwoord, ‘ik zie mij elke ochtend in de spiegel als ik mij met mijn Philishave scheer’. Anton Philips was niet meteen ‘verliefd’ op de Philishave. Aanvankelijk zag hij het elektrische scheerapparaat zelfs helemaal niet zitten. Toen het idee opkwam vroeg hij wat denigrerend wat Philips moest met een kappersartikel. ‘Dat is iets voor barbiers’. Bijna niemand in de Philips-top geloofde eind jaren dertig dat de Philishave een succes kon worden, al wilde de zoon van Anton en latere topman Frits Philips graag anders doen geloven. Philips was groot in lampen en radio’s, toen het in de jaren dertig van de vorige eeuw op zoek ging naar nieuwe producten. Een van de ideeën die werden geopperd was om in elektrische scheerapparaten te gaan. In de Verenigde Staten was onder meer de firma Schick succesvol op de markt voor droogscheren. Schick maakte scheerapparaten die werkten als tondeuses met over elkaar schuivende mesjes. Uit Amerika liet men een doos met scheerapparaten overkomen die aan een groep ingenieurs werden voorgelegd. De enige die enthousiast werd was Alexandre ‘Sacha’ Horowitz, een jonge ingenieur die werkzaam was bij de ontwikkelingsafdeling van de radiofabriek. Hij besloot het wel op zijn eigen manier aan te pakken, want de Amerikaanse apparaten vond hij maar niks. ‘Ik probeerde alle scheerapparaten uit’, zei hij later. ‘Sommige waren zo agressief dat het bloed uit mijn huid kwam’. Geïnspireerd door zijn werk aan kleine elektromotoren en een fietsdyna-

mo, de Philidyne, kwam Horowitz op het idee van de roterende scheerkop. De kunst was vervolgens om een goed functionerende scheerkop te ontwerpen. Dat was een kolfje naar de hand van Horowitz, die een geniaal inzicht en creativiteit koppelde aan doorzetten en hard werken. In weerwil van de uitspraak van de grote baas Anton Philips ging Horowitz er in zijn vrije tijd – en enigszins in stilte – mee aan de slag. Samen met constructeur Lex van Dam ontwikkelde hij een scheerkop met 48 gleufjes, waarin drie bronzen beiteltjes met enkele duizenden toeren per minuut ronddraaiden. Al experimenterend stelden zij vast hoe breed de gleufjes in het flinterdunne metaal moesten zijn om de baardhaartjes te vangen en af te snijden. De behuizing van het apparaat werd gemaakt van Philite, Philips’ eigen versie van de kunststof bakeliet. Horowitz had 5.000 gulden gekregen om enkele prototypes te maken. Toen hij daar in 1938 mee klaar was en 7.000 gulden bleek te hebben uitgegeven, kreeg hij van zijn baas op z’n kop. Nog was het enthousiasme – ook bij de concerntop – niet groot. Er zouden geen klanten voor zijn en bovendien, zo luidde de kritiek, zou het scheerapparaat maar storend werken op radiotoestellen. Maar vooral de commerciële afdeling wilde het idee niet zomaar laten vallen. Het was uiteindelijk directielid Frans Otten, die zijn schoonvader Anton Philips zou opvolgen als bestuursvoorzitter, die zich liet overtuigen. Hij ging pas overstag nadat hij gezeten aan zijn bureau zijn rechterwang had laten scheren met een Philishave en zijn linkerwang met een Amerikaans apparaat. De Philishave werd in 1939 in productie genomen. Mannen werden opgeroepen om ongeschoren naar de Jaarbeurs in Utrecht te komen om het apparaat uit te proberen. De reacties waren enthousiast, maar nog waren de verwachtingen niet hooggespannen. Bovendien stond de Tweede Wereldoorlog een snelle opmars van het scheerapparaat in de weg. Na de oorlog werd de Philishave verbeterd. De vormgeving werd aange-

Het scheerapparaat zou, zo luidde de kritiek, maar storend werken op radiotoestellen.

past. Het aantal scheerkoppen ging van één naar twee en uiteindelijk drie. Ze werden groter en kregen meer sleuven. De mesjes die aanvankelijk van brons waren werden van staal gemaakt. De Philishave werd een van de meest succesvolle Philips-producten ooit. Inmiddels zijn er wereldwijd honderden miljoenen van verkocht en is Philips al jaren marktleider in droogscheren. Horowitz wachtte het succes niet af. De uitvinder liep niet alleen over van de ideeën, hij was ook zeer ondernemend. Hij voelde zich bij Philips beknot in zijn mogelijkheden en dat leidde tot frictie met de leiding. In 1948 stapte hij op. De beminnelijke en positief ingestelde Horowitz toonde zich terugkijkend overigens mild over de aanleiding voor zijn vertrek. ‘Toen ik er later de voorkeur aan gaf mijn eigen weg te gaan, is dit door u geëerbiedigd en is de verhouding ongewijzigd goed gebleven’, zei hij in een toespraak tot Philips-directeuren. Frits Philips lijkt meer moeite te hebben gehad met het vertrek van de succesvolle uitvinder. In zijn autobiografie ‘45 jaar met Philips’ – verschenen in 1976 – beschrijft hij de Philishave als ‘een interessant artikel, bovendien een echte Philips-vinding’ waarmee hij persoonlijk veel te maken heeft gehad. Veelzeggend is dat hij de naam van Horowitz daarbij niet eens noemt. In een boek ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Philishave komt Frits Philips uitvoerig aan het woord over zijn betrokkenheid bij het scheerapparaat. Over de vondst om de scheerkop roterend te maken zegt hij wat laatdunkend: ‘Ik meen dat Horowitz toen op het idee is gekomen...’ Hoewel Frits Philips de uitvinder niet altijd de eer leek te geven die hem toekwam, gaf hij hoog op over de Philishave. Dat is niet zo gek, want in de jaren zestig, toen hij president was van de onderneming, was het scheerapparaat het meest winstgevende product van Philips. Er werd in die periode meer op verdiend dan op lampen, radio’s of tv-toestellen. Typerend voor zijn houding als uitvinder is waarschijnlijk de uitspraak van Horowitz uit 1982, kort voor zijn overlijden, dat hij eigenlijk helemaal niet in een dergelijk scheerapparaat geïnteresseerd was: ‘Het ging mij erom of ik het voor elkaar zou kunnen krijgen’.


12-05-14

Time:12:58

SCAN DE AFBEELDING MET LAYAR

Op 14 maart 1939 werd de Philishave gepresenteerd op de Jaarbeurs in Utrecht. Mannen stonden in de rij om het revolutionaire scheerapparaat uit te proberen.

Een andere manier van koffie zetten Succes heeft vele vaders. Het is dus niet verbazingwekkend dat diverse partijen claimen dat zij een beslissende bijdrage hebben geleverd aan de Senseo, het koffiezetsysteem van Philips en Douwe Egberts dat sinds 2001 de wereld heeft veroverd en in veel huishoudens de manier van koffiezetten heeft veranderd. En ere wie ere toekomt: het idee voor de Senseo is van DE. De koffiebrander zocht in de jaren negentig naar een manier om de daling van zijn omzet te stuiten. Filterkoffie raakte uit de gratie en DE bedacht dat een eenvoudig te bedienen apparaat waarmee één of twee kopjes koffie gezet konden worden beter zou aansluiten bij de gewijzigde behoeften. Philips werd benaderd maar dat zag

in eerste instantie geen heil in de samenwerking. DE ging vervolgens in zee met de ontwerpbureaus Well Design en WAAC’s voor de vormgeving en de ontwikkeling van een prototype. Dat Philips toch weer aanhaakte, kwam waarschijnlijk door topman Cor Boonstra die voorheen bij Sara Lee/DE had gewerkt. Philips en DE werkten vanaf 1997 aan de verdere ontwikkeling van de Senseo, die nog lang niet geschikt was voor massaproductie. In 2001 kwam de Senseo in Nederland op de markt. Als Philips en DE hadden zien aankomen dat de koffie met een crema-laagje zo snel zo populair zou worden hadden ze waarschijnlijk meer haast gemaakt. En dan hadden ze de zaken ook groter aange-

Scan bovenstaande hoofdfoto met de smartphone-app Layar en bekijk een video over de Philishave.

pakt om te voorkomen dat zowel de apparaten van Philips als de koffiepads van DE al gauw uitverkocht raakten. De Senseo vult het gat tussen de filterkoffie en de espresso. Elke kopje koffie wordt vers gezet met een builtje, een ‘pad’, met 7,7 gram koffie. Doordat het Senseo-apparaat niet met hoge druk werkt is het veel goedkoper dan een espresso-apparaat. De vormgeving, het gebruiksgemak, de prijs, de combinatie van twee sterke merken en de gelikte reclamecampagne maakten van de Senseo een van de grootste commerciële successen van Philips. Het aandeel van de technische ontwikkelaars van Philips was daarin onmisbaar maar ook verhoudingsgewijs bescheiden.

De Senseo


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_5> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

Philips verlicht de P hilips introduceerde enkele weken geleden een nieuwe lamp. Niets bijzonders zou je zeggen, Philips komt zo vaak met nieuwe verlichting. Toch is de Philips Clear Led-lamp een bijzonder exemplaar. Met een beetje gevoel voor overdrijving, kun je deze led-lamp de reïncarnatie noemen van de allereerste gloeilamp die Philips ooit produceerde. Licht dankzij een gloeiend draadje toen, licht dankzij een chip nu. Het bijzondere is dat Philips de Clear Led-lamp het uiterlijk van de eerste gloeilamp meegegeven heeft. Een peertje dat licht uitstraalt. De cirkel is rond voor Philips Lighting. De lamp is Philips’ meest iconische product. De lamp raakt de ziel van Gloeilampenfabriek in het Zuiden des Lands dieper dan de tv, de Philishave of het röntgenapparaat. In den beginne van Philips was er licht. Licht was er daarna altijd en licht zal er altijd zijn bij Philips. Op het gebied van verlichting bevindt het concern zich al enkele jaren op de grens van oud en nieuw. Nog even en de meeste traditionele verlichting is

Zolang Philips bestaat is er licht. Van gloeilamp tot led. Verlichting hoort bij Philips, toen, nu en straks. door Henk van Weert

passé. De productie van de gloeilamp, jarenlang het werkpaard van Philips, is intussen verboden. De toekomst is aan de led-verlichting. Zuiniger, veelzijdiger in toepassingen, maar nog niet goedkoper. Gerard Philips bleef sleutelen aan de lampen die hij, meer dan honderd jaar geleden, ontwikkelde. Ze moesten almaar beter worden. De eerste lampen, bestemd voor fabrieken, brandden snel door, omdat de draad van de kooldraadlamp broos was. In 1911 leerde Gerard Philips van de Amerikanen hoe het beter kon. Overzee werden toen lampen gemaakt met een extreem dunne gloeidraad. Een jaar later verkocht Philips zijn eerste getrokken metaaldraadlampen. Ze gingen menig huiskamer verlichten. Licht werd iets voor het volk. De Philips Argalamp was een begrip in die tijd, ook al omdat kunstenaars als Leo Gestel er prachtige reclame-affiches voor maakten. De Argalamp was gevuld met het kleurloze edelgas

SCAN DE AFBEELDING MET LAYAR

Licht dankzij een gloeiend draadje toen, licht dankzij een chip nu.

argon, dat het doorbranden van de gloeidraad voorkomt. Het gas was kleurloos en niet giftig of explosief, zodat de Argalamp veilig kon worden gebruikt. Vanuit die basislamp ontwikkelde Philips decennialang allerlei typen verlichting. De natriumgasontladingslamp bijvoorbeeld. Voor Philips werden ze ook werkpaarden. Zulke lampen werken volgens een ander principe. Tussen twee elektroden gaat een stroom vloeien. Er zijn twee typen: lage- en hogedrukgasontladingslampen. Het bekendste voorbeeld van zo’n lagedruklamp is de TL, de tubular lamp. Op vrijwel elk kantoor en in elke productieruimte hangen ze. Maar ook de TL heeft weinig toekomst. Vorig jaar presenteerde Philips een proefversie van de TLED, een led-versie van de TL, die veel zuiniger is, met een uitstekende lichtopbrengst. Die TLED moet de komende jaren de kantoren gaan veroveren. De versies in hoge druk zijn niet voor consumenten. Ze worden gebruikt voor het verlichten van wegen – het oranje-geelachtige licht is daar uiterst geschikt voor – etalages, winkels, sporterreinen en hallen. Ook de xenonlamp voor auto’s is er een voorbeeld van. Voor consumenten zijn wel de halogeenlamp en de spaarlamp bestemd, die allebei al weer tientallen jaren meegaan. Het halogeentje is in feite een gloeilamp in een andere vorm, die met gas gevuld is en daardoor feller brandt. Met de spaarlamp zette de verlichtingswereld de eerste stappen op het pad van zuinigheid. Enkele jaren na de eerste oliecrisis kwam deze relatief zuinige lamp op de markt, maar intussen is hij in zuinigheid ver overvleugeld door de led-lamp. Interessant bij Philips is dat licht na verloop van tijd nooit alleen licht bleef. De kennis van verlichting vloeide – zeker in de laatste decennia – door naar andere delen van het concern. Naar Philips Healthcare en naar Philips Consumer Lifestyle. In producten van die andere divisies begon verlichting een rol te spelen. Philips wordt daar steeds handiger in. Een van de bekendste voorbeelden uit het verleden is ‘de rode lamp’, infrarode lampen die in huishoudens tevoorschijn gehaald werd in geval van spierpijn. Je ging er voor zitten en de spierpijn werd minder dankzij de warmte die vrijkwam. Ambilight is een ander voorbeeld. Philips omringde zijn lcd-televisies als eerste met licht, dat versprong naarmate de kleur van het tv-beeld veranderde. Met de Lumea haakt Philips in

op de behoefte onder vrouwen om lichaamshaartjes definitief te verwijderen. Sterk gebundeld licht doet haartjes als sneeuw voor de zon verdwijnen. Vorig jaar sloot Philips met Disney een alliantie. Samen brengen ze bedlampjes uit, die gebaseerd zijn op Disney-figuurtjes. Ook Philips Healthcare profiteert van de kennis van licht. Jaren geleden kochten de eerste ziekenhuizen het systeem Ambient Experience, bedoeld voor onderzoek- en behandelkamers. Door een mix van aangenaam licht en geluid moesten patiënten rustiger worden. In het Universitair Medisch Centrum Maastricht experimen-


12-05-14

Time:12:57

wereld

Hue is het nieuwe paradepaardje

De assemblage van gloeilampen was honderd jaar geleden vooral vrouwenwerk. teert Philips met verlichting waarmee patiënten rustiger kunnen ontwaken. Er is ook speciale verlichting voor de opvang van mensen met acute psychische problemen. Licht maakt ze rustiger. En met led-licht kun je intussen ook groenten kweken. Zo borduurt Philips almaar voort met nieuwe toepassingen en kruisverbanden. Door de digitalisering van het licht is het einde daarvan nog lang niet in zicht. Verwacht mag worden dat Philips de komende jaren onvermoede nieuwe wegen zal inslaan met licht. De gloeilamp is dood. Intussen bestaat 35 procent van de omzet van Phi-

lips Lighting uit led-verlichting en dat aandeel neemt elk jaar toe. In de contacten met overheden en bedrijfsleven speelt led intussen de hoofdrol, consumenten stellen zich nog steeds wat aarzelend op. Ze kijken de kat uit de boom, wachten tot de prijs echt gaat zakken. In de VS is dat momenteel aan het gebeuren. Een led-lamp van Philips, vergelijkbaar met een 60 Watt gloeilamp, is daar al onder de twee dollar te koop, dank zij forse subsidies. Met led kan Philips enorme objecten zoals bruggen en grote gebouwen in feëeriek licht zetten, maar ook kleine, gevoelige onderwerpen als kunstwer-

ken in het Rijksmuseum subtiel benadrukken. Philips ziet verlichting ook niet langer uitsluitend als een product. Verlichting is, zeker in de grote toepassingen, steeds meer een service. Zo sloot Philips met de stad Buenos Aires een contract, waarbij het bedrijf de complete stadsverlichting overneemt, vernieuwt en beheert. De Argentijnen betalen niet voor de lampjes, maar voor de service. Philips wil niet als ’s werelds grootste verlichtingsbedrijf langer een dozenschuiver zijn, zei topman Frans van Houten onlangs, maar een partner. Ook in het verlichten van de wereld.

Scan de afbeelding links met de smartphone-app Layer of ga naar 100jaarslim.nl voor een collage van oude reclame-affiches van Philips

Drie lampen, een verbindingsstukje naar een router voor het internet en een app voor op een slimme telefoon of een tablet. Dat zijn de bestanddelen van wat bij Philips als een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van de verlichting beschouwd wordt. De Philips Hue is verlichting die bestemd is voor het digitale tijdperk. Normaal schakel je een lamp in door een schakelaar om te zetten. De led-lampen van de Philips Hue worden bediend met behulp van een app. Je kunt er allerlei soorten licht mee scheppen: van gewoon leeslicht, tot zacht licht voor een intiem sfeertje in huis. Philips kwam er eind 2012 mee voor de dag, als eerste, en de Hue was onmiddellijk een hit. Over de hele wereld waren de reacties positief. Het Amerikaanse blad Forbes riep de Hue uit tot product van het jaar 2012. In het begin kon Philips de Hue’s niet aangesleept krijgen. De tijd is nog te vroeg voor een definitief oordeel, maar de Hue zou in de reeks van prominente uitvindingen die Philips de afgelopen eeuw gedaan heeft wel eens een belangrijke plaats in kunnen nemen. Philips prijst het verlichtingssysteem ook graag aan als bewijs dat Philips een digitaal bedrijf aan het worden is. De Hue is ook een platform waar Philips steeds meer functies aan hangt. Je kunt de Hue zo instellen dat hij reageert op externe prikkels: als de zon ondergaat begint het licht te branden, of als er een mailtje arriveert geeft hij een lichtsein. Het licht is ook van veraf in te schakelen. Je kunt de Hue ook zo instellen dat het licht op wisselende tijden ingeschakeld wordt als de bewoners van huis zijn. Philips verzint al die functies dikwijls niet zelf. Het bedrijf heeft een platform voor app-bouwers ingesteld. Iedereen kan voortaan meebreien aan de ontwikkeling van een nieuw type verlichting.


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_6> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

Radiolamp

D

e Radio Lamp, Philips Ideezet. Gebruikt door de Koninklijke Marine, Gouvernementsstations in onze kolonieen, Persbureaux, Dagbladen en honderden amateurs. Levering uit voorraad voor 12,50 guldens. (Nu zo’n 145 euro ) Ned Radio Industrie, Beukstraat 10, Den Haag. De advertentie dateert uit 1918. Dit verhaal over de Philips radiolamp voert via een neergeschoten vliegmachine, via een reprimande van Gerard Philips naar de Eiffeltoren en via een sigaar naar recordwinst. Philips eerste radiolamp, de ‘Ideezet’ is genoemd naar Hanso Henricus Schotanus à Steringa Idzerda (Idz voor intimi), zendamateur in Den Haag. Hij verkoopt de lampen door, met name aan andere zendamateurs. Op radio’s hoor je in die tijd enkel piepjes. Morse. Idzerda verzorgt een jaar later overigens ‘echte’ radio-uitzendingen (met muziek) en heeft daarmee de basis gelegd voor de eerste Nederlandse radio-omroep. Hij is tot in Londen te ontvangen. Daar hebben ze wel ‘oren’ naar Idzerda’s radiomuziek. En dus ontstaat de BBC. Kort daarvoor, voorjaar 1917, is het allemaal begonnen in het NatLab. Daar wordt, nota bene clandestien, aan de hand van een tekening uit een Frans tijdschrift de eerste radiolamp gemaakt. Althans: Volgens een van de verhalen. De bazen van het NatLab weten aanvankelijk van niets. De tekening (van een radiobuis die zou zijn aangetroffen in een door de Duitsers neergeschoten Amerikaans vliegtuig) is via ene W. Kerssemakers, garagehouder en radio-amateur in Eindhoven terechtgekomen bij L. Scheerman, assistent van het NatLab. De morseradio van Kerssemakers, een kristalontvanger met koptelefoon, is erg gevoelig . Een trillinkje en weg signaal. Kerssemakers vraagt Scheerman of hij zo’n minder gevoelige ‘Amerikaanse’ radiolamp kan maken. Scheerman weet een glasblazer zover te krijgen. „De spanning wordt opgevoerd, de regelweerstand verdraaid en plots hoorden we morsesignalen zo hard als we zo nog nooit hadden gehoord”. (Scheerman doet zijn verhaal in Philips Laboratorium 1914-1946, opgetekend door directeur dr. E. de Haan) Er worden nog twee radiobuizen gemaakt en er wordt een morse-ontvanger gebouwd. Die ‘piepjes-radio’ wordt aan NatLab-baas Holst gedemonsteerd. Die toekomst ziet in de radiolamp. Scheerman leert morse in vier talen. Hij ‘onderschept’ vooral oorlogsberichten. Zo worden elke middag om vier uur vanaf de Eiffeltoren in Parijs oorlogscommuniqués verzonden. Holst vraagt Scheerman morse-berichten over de Eerste Wereldoorlog te ‘vertalen’. Philips heeft die berichten daardoor dagen eerder dan die in de kranten staan. Mooi! Het signaal is overigens zo zwak dat die ra-

Een Amerikaans vliegtuig, een tirade, de Eiffeltoren, een sigaar, een koninklijke toespraak en een onderscheiding. De leidraad in dit verhaal van de Philips Radio. door Joep Crolla dio alleen met een koptelefoon kan worden beluisterd. Belangrijke berichten moet Scheerman ook aan Gerard Philips doorgeven. Totdat een bericht wordt doorgespeeld dat de Philips-topman al dagen eerder in een krant heeft gelezen. Scheerman: „Meneer Gerard, kort aangebonden als hij soms was, ontstak in woede. Het moest maar afgelopen zijn met dat radio-gedoe. Daar ging je niet tegen in. Ik brak de radio-antenne en de ontvangstinstallatie af. Een tijdje later kreeg meneer Gerard hoog bezoek uit Frankrijk. Hij wilde die dag oorlogsberichten vanaf de Eiffeltoren hebben voor zijn gasten. ‘Kan niet ’, zei ik. Ik heb alles afgebroken. We dienden hals over kop een nieuwe buizenontvanger te bouwen. Ik kon Meneer Gerard op de bewuste dag alsnog het laatste oorlogsnieuws brengen. Hij deed zelf open en stond klaar met een dikke sigaar. En droeg me op meteen weer aan het werk te gaan,” aldus Scheerman. Gerard Philips zou zich aanvankelijk blind en doof hebben gehouden voor de productie van radiobuizen op kleine schaal. Om af te wachten of er wellicht in de toekomst meer muziek in zat. Maar plots gaat het rap. Tussen 1920 en 1945 zijn meer dan honderd NatLab-medewerkers betrokken bij de verdere ontwikkeling van de radiozenders en -ontvangers, antennes, versterkers, microfoons, luidsprekers en gelijkrichters. En worden eerste ‘ontdekkingen’ gedaan op het gebied van televisie, (draadloze) telefonie, opnametechniek (Magnetophone) voor geluid. Twee onderzoekers, Tellegen en Van der Pol, zetten er vaart achter. Fysicus Balthasar van der Pol doet onderzoek naar de voortplanting van radiogolven. Elektrotechnicus Bernard Tellegen, Van der Pols eerste medewerker vindt in 1926 de Pentode uit. De eerste generatie radiobuizen bevatten drie elektrodes. Philips maakt er met vijf. Daarmee kan een groter aantal frequenties worden versterkt, zijn minder buizen per radio nodig en wordt het signaal minder vervormd. Voor die tijd een mirakel. In 1923 worden al radio’s gebruikt voor morse-verkeer tussen Engeland en de VS. Met Philips lampen. Ook de zender op de Eiffeltoren krijgt een paar jaar later radio-lampen uit Eindhoven. De Nederlandse regering laat weten ‘dagelijks tussen 7 en 10 uur ’s-avonds en op zondag van 3 tot 5 des middags na verkregen machtiging van de Minister van Waterstaat de gelegenheid

De productie van radio’s in Eindhoven, rond 1930.

„Ik kon Meneer Gerard alsnog het laatste oorlogsnieuws brengen”


12-05-14

Time:12:57

komt uit de lucht vallen

De radiotoespraak van koningin Wilhelmina in het NatLab.

te geven voor broadcasting’; het verspreiden van woord en tooninhoud van ontspannende, leerzame, politieke ethische en religieuze aard, bestemd voor allen die daarnaar wensen te luisteren.” Er melden zich 23 kandidaten voor zo’n zendmachtiging, on-

der andere de Hilversumsche Draadloze Omroep HDP. Door de oprichting van de Vara, KRO, VPRO en Avro wordt het programma-aanbod groter en loopt het storm in de radiotoestellenfabriek. Die aanvankelijk niet eens van Philips is.

Philips maakt vanaf 1923 radio zenden ontvangststations. De eerste 500 ‘huisradio’s’ worden gemaakt bij de Nederlandse Seintoestellen Fabriek in Hilversum. Philips heeft aandeel in de NSF, een paar jaar later wordt dat bedrijf helemaal overgenomen.

In 1927/28 worden al meer dan 50.000 Philipsradio’s verkocht. „Met schaalluidspreker en groot bedieningsgemak”. Prijs: Iets meer dan 150 gulden. Doorgaans hadden radio’s twee afstelknoppen en die moesten heel precies ‘matchen’. Philips had één knop. Revolutionair. Vanuit de VS telegrafeert Anton Philips begin 1928: „Forceer met alle hulpmiddelen, voorbereiding en fabricage geheel electrisch ontvangstapparaat. In eigen fabrieken.” Op Strijp wordt in de winter een zes verdiepingen tellend betonnen gebouw neergezet voor de Metaalwaren en (radio)Apparatenfabriek. Daarnaast wordt al snel een tweede radiofabriek gebouwd. In de nacht van 31 mei op 1 juni 1927 spreekt koningin Wilhelmina Nederlanders overzee (Oost- en West-Indië) toe via de experimentele NatLab-kortegolfzender in Eindhoven. De zendlampen worden zo heet dat ze met water moeten worden gekoeld. Philips-medewerkers hadden het net zo heet. Tot kort voor de uitzending gaf de radio geen ‘sjoege’. De majesteit blijkt na de toespraak dermate trots en tevreden dat ze – onder anderen – Anton Philips koninklijk onderscheidt. Of ook Scheerman daarvoor nòg een dikke sigaar krijgt toegestoken is niet bekend. Met die ‘koninklijke’ zender – roepletters PCJJ – begint Philips Omroep Holland Indië. De eerste Wereldomroep. De radio’s en elektronenbuizen leveren al in 1928 net zoveel winst op als de gloeilampen. Zo’n 16 miljoen gulden. Het patent op die nieuwe Philips Pentode B443 radiolamp is een van de belangrijkste in de periode van NatLab-grondlegger Holst. Vooral ook vanwege de licentierechten die concurrenten moeten betalen om dezelfde lampen te kunnen maken. Het radio-meubel met Philite schaalluidspreker wordt almaar kleiner. Korte golf wordt weggedrukt door vrijwel storingsvrije FM-uitzendingen. Radiolampen worden transistoren. Radio’s kleiner en hipper. En daarmee vindt de radio (ook) ‘gehoor’ bij tieners. Philips wordt de grootste radio-producent van de wereld. Datzelfde geldt overigens ook voor televisies. Nu maakt Philips geen radio’s meer. TV’s evenmin. Aziatische concurrentie hebben Philips overstemd en uit beeld gedrukt …

Meer dan 500 buizen-radio’s Hij heeft meer dan 500 oude buizenradio’s. Radio’s uit de tijd nog vóór Philips er begon te maken. Het Radio Amateur Museum van Frans Driesens (74) in Reusel beschikt ook over de eerste Philips Ideezet radiolamp. En over de B443, de pentode-versterker die door zijn hogere vermogen wel vijf tot tien keer beter versterkte dan voorgaande lampengeneraties. Vol-

gens Driesens heeft Philips zo’n duizend verschillende types radiolampen gemaakt tussen begin jaren twintig van de vorige eeuw en halverwege de jaren zestig. In die 45 jaar heeft Philips naar schatting een miljard van die lampen verwerkt in radio’s die het concern zelf verkocht, maar ook geleverd aan concurrenten. In de meeste radio’s zaten vier van die elektronen-

lampen. In Nederland alleen al waren bijna 400 radiofabriekjes. Omdat concurrerende fabrieken aan Philips licenties moesten betalen werden die andere radio’s zo duur dat Philips branchegenoten uit de markt drukte. . Het Radio Amateur Museum Reusel is gevestigd aan de Kruisstraat 23, tel 0497 644280)

Met de Stirlingmotor moesten ze ook in arme landen radio kunnen luisteren, vond Frits Philips. Het werd geen succes, valt te lezen op 100jaarslim.nl

Frans Driesens foto Ton van de Meulenhof


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_7> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

‘We voelden ons

Z

eker, hij is ‘al’ 67. En ja, sinds hij weg is bij Philips NatLab – en daarmee uit zijn toenmalige woonplaats Geldrop – woont hij ogenschijnlijk als een echte pensionado in Rotterdam. Vanuit een prachtig appartement in een badplaats-achtige residentie, in de elleboog van de Erasmusbrug, kijkt hij uit over de Maas. Maar Kees Schouhamer Immink, de man die in 1978 aan de wieg stond van de cd, doet niet aan pensioen. Nog lang niet, als het aan hem ligt. Daarvoor brandt zijn uitvinderslampje nog te sterk. Hij is net terug van twee maanden Singapore, waar hij lesgeeft aan de universiteit, net als in het Duitse Essen. En dan heeft hij nog

Kees Schouhamer Immink Geboren in Rotterdam op 18 december 1946. Studeerde aan de HTS in Rotterdam en Elektrotechniek aan de Technische Hogeschool in Eindhoven. 1967-1998 ingenieur op het NatLab in Eindhoven, woonachtig in Geldrop. Start in 1998 Turing Machines en wordt in deeltijd hoogleraar experimentele wiskunde aan de universiteit van Essen/Duisburg en Singapore. Verhuist terug naar Rotterdam. Onderscheidingen: Emmy Award (2003) voor verbetering van de tv-techniek, Edison Medal (1999).

Kees Schouhamer Immink aan de Maas in hartje Rotterdam, waar hij woont. foto Jan de Groen/HH

Kees Schouhamer Immink stond aan de wieg van de compact disc en later ook de cd-rom, cd-r en dvd. Hij is trots op zijn verdiensten binnen Philips NatLab maar kijkt verbitterd terug op de latere sfeer en cultuur. „Er liepen Chinese Muren door het gebouw.” door Mark van Bergen zijn eigen bedrijf, Turing Machines. Daarmee ontwikkelt en verkoopt hij zijn eigen octrooien, vooral op het gebied van codering van digitale opslag. „Ik zit nog altijd op de eerste rij.” Daar zat hij al meteen. Na zijn studie Elektrotechniek in Den Haag werd hij in 1967 door Philips gevraagd om aan de slag te gaan op het NatLab, toen nog net op Strijp S. „Bijzonder dat ik daar nog twee maanden van mee heb

gemaakt. Het rook er helemaal naar fabriek. Collega’s sprak je toen nog aan met hun achternaam.” De eerste jaren hield hij zich vooral bezig met Plumbicon, een baanbrekende opnamebuis voor kleurentelevisies. Immink was hartstikke trots. „Het NatLab had een enorm hoge status. Als onderzoeker kon je in Nederland niks beters vinden. Ook binnen Europa gold het als een van de top-in-

stituten. Anders dan op universiteiten kon je honderd procent van je tijd in onderzoek steken. Geld was in die tijd nooit een probleem. Met een goed idee kon je alle kanten op.” Lang duurde de lol niet. Immink werd opgeroepen voor zijn dienstplicht. Hij baalde enorm, maar vond een uitweg. Hij liet zich afkeuren vanwege psychische klachten. „Dat ging redelijk makkelijk in die tijd. Ik voelde me ook echt beroerd. Het was gevangeniswerk wat ze me lieten doen.” Op het NatLab vonden ze het geen probleem dat hij terugkwam met S5, het label voor zijn ‘aandoening’. „Een gek meer of minder maakt hier niet uit, grapten ze.” Na een studie aan de Technische Hogeschool Eindhoven – Immink vond dat hij niet genoeg scholing had voor een baan van deze statuur – keerde hij in 1973 terug om aan de slag te gaan in de Groep Optiek van Piet Kramer. Onderdeel van Natuurkunde, een van de drie hoofdsectoren, met verder Elektro en Scheikunde. „Pas gaandeweg kreeg ik door dat daartussen veel wrijving bestond. Er liepen Chinese Muren door het NatLab. Piet had een elektrotechnicus nodig maar kreeg die niet van die afdeling. Hij moest er zelfs een uit de VS laten overkomen. Pas na lang touwtrekken mocht ik er aan de slag. Ik bleef echter onder Elektro vallen en werd uitgeleend aan Natuurkunde.” Veel last had hij toen nog niet van de cultuur. „Ik was jong en alleen maar aan het genieten van het pionieren, mooie dingen aan het bedenken. De sfeer onder de ingenieurs was fantastisch. We voelden ons kunstenaars. Er liepen fantastische collega’s rond. Mensen met twee rechterhanden, die konden maken wat ze zagen en zorgden dat het morgen klaar was.” Immink zelf stortte zich vol op de doorontwikkeling van de beeldplaat, waarmee door middel van een laser – dus zonder mechanisch contact – gegevens van een kunststof schijf konden worden uitgelezen en omgezet in beeld. Toen hij begon bij Optiek stond de VLP (Video Langspeel Plaat) al in de steigers, maar die flopte later in de markt. „De vraag rees of we niet ook een audioplaat konden maken, een ALP. Daar ben ik mee aan de slag gegaan.” Er werden reuzenstappen gezet op het NatLab, de octrooien stapelden zich op. Maar al snel kwam Philips tot het inzicht dat de markt niet veroverd kon worden zonder een belangrijke partij op het gebied van audio-apparatuur. Immers: geen schijfje zonder speler. „We wilden niet nog eens het risico van een miljoenenverlies lopen, zoals met de VLP in de VS.” Op het gebied van audio was er een ander leidend land: Japan. Alle merken wezen Philips de deur, behalve Sony. In het diepste geheim ontstond in 1978 een innige samenwerking tussen de concurrenten, waarbij Immink tientallen keren naar Japan vloog. „Er was geen directe verbinding, dus vlo-


2-05-14

Time:12:56

kunstenaars’ gen we via Alaska. Pittige, vermoeiende reizen van twintig uur.” Nee, dan de uren die de Japanners maakten. Plotseling snapte de Philips-delegatie wel waarom bedrijven als Sony zich in sneltreinvaart ontwikkeld hadden tot wereldspeler. „Ze begonnen om acht uur ’s ochtends, meestal na al een lange reis. ’s Avonds om tien uur hielden ze op. Zes dagen per week, ook op zaterdag. Wij hielden ons ondertussen keurig aan de Europese tijden. Dan zag je die Japanners vreemd opkijken hoor.” Zelf keek hij vreemd op van de benadering door een uiterst geïnteresseerde Japanse leiding. „Werd je aangesproken door een van de Sony-directeuren. Die wisten niet alleen wie je was, maar ook waar je aan werkte.” Anderhalf jaar lang werkte een kleine groep ingenieurs van Philips en Sony aan de verdere ontwikkeling en standaardisatie van de ‘compact disc’ – een term die volgens Immink gezamenlijk werd bedacht. Regelmatig kwam Sony ook naar Eindhoven. Tijdens marathonsessies wordt er gemeten, uitgeprobeerd en vooral gediscussieerd. Elk detail van het schijfje wordt bestudeerd, en dan nog eens en nog eens. De langste en moeizaamste discussie gaat over de zogenaamde ka-

naalcodering. Immink komt hierin met een essentiële bijdrage. Hij bedenkt EFM (eight-to-fourteen-modulation), een code waarmee de cd op zo effectief mogelijke wijze wordt beschreven met nullen en enen. „Dat was een echt eureka-moment, ja.” Al die tijd had het team een enorm vertrouwen in het succes van de cd. „Het was een forse stap vooruit qua gebruiksgemak en geluidskwaliteit. En een cd werd veel minder snel beschadigd dan vinyl.” Wel viel het hem op dat aanvankelijk voorzichtig werd ingezet wat betreft het aantal fabrieken. „Pas toen artiesten druk gingen zetten, ontstond een productieboost. Zij wilden echt een stap zetten naar moderne productietechnieken. Dat waren goede ambassadeurs, vandaar dat het mij ook zo verbaasd heeft dat Philips in het begin vooral voor klassieke cd’s heeft gekozen, een veel kleinere markt.” Een van die popbands is Abba. Hun album ‘The Visitors’ wordt in augustus 1982 als eerste consumenten-cd ooit geperst door het Philips-onderdeel Polygram, vlakbij het Duitse Hannover. Maar dan zijn ze op het NatLab allang weer bezig met nieuwe vindingen. „Je moest altijd zorgen dat je een paar bladzijdes voor lag.”

Immink werkt eerst aan de wisbare cd en staat later ook aan de basis van onder andere de dvd, cd-rom, dcc en blu-ray. „Natuurlijk was ik wel benieuwd naar de marktgang van de cd. Maar wij waren echt van de achterkamertjes, het vervolg lazen we wel in de krant of zagen we in de tv-reclames. En ik ben geen hifi-freak ofzo.” Nu werkte Philips daar zelf ook niet echt aan mee. Immink mocht de cd dan mee hebben uitgevonden, een exemplaar heeft hij nooit gehad, laat staan een speler. „Er werd nooit iets weggegeven. Ook geen korting. Dat heeft me wel verbaasd.” Immink nam het voor lief, maar later speelde er dus wel meer. Medio jaren negentig begint de sfeer op het NatLab Immink echt te irriteren. „Er kwamen mensen van buitenaf, met een grote bek. Die zelf nog geen zak uien konden verkopen maar vonden dat we commerciëler moesten gaan werken. En er was veel vriendjespolitiek. Door de hele bezuinigingsoperatie Centurion was de sfeer sowieso al niet heel fijn. Ik denk dat ik door het ouder worden ook kritischer was geworden, het onbevangene was eraf.” In 1997 sprak hij zijn onvrede uit. „Daar werd zo lullig op gereageerd, dat ik besloot te vertrekken.” Nieuwe

huwelijken bloeiden echter op, in de vorm van zijn eigen bv en zijn universiteitswerk. „En het gekke was: plotseling was er wel waardering. Waar ik in het NatLab een beetje werd gezien als een gemiddelde techneut die zijn mond moest houden, kreeg ik kort na mijn vertrek twee onderscheidingen.” Hij had nog best tien jaar op het NatLab willen werken. Maar de sfeer was verziekt. „Het voelde als een soort echtscheiding, zo na dertig jaar. Ik heb er een fantastische tijd gehad.”

Kees Schouhamer Immink (voorgrond) en een collega sleutelen op een vroege Apple II-computer in het NatLab aan codes voor de compact disc, omstreeks 1980.

Armin van Buuren als Philips-uitvinder Door de inspanningen van de vorig jaar overleden Dick Raaijmakers mag het NatLab de plek heten waar eind jaren vijftig al een blauwdruk werd gelegd van een muziekgenre dat dertig jaar later voor een daverende revolutie zorgde: dance. Onder het alias Kid Baltan experimenteerde de ‘akoestische technicus’ Raaijmakers in kamer 306 van het lab aan de Kastanjelaan met de allereerste populaire elektronische muziek. Noem het de wet van de – wel erg vroege – voorsprong; Philips deed

richting markt weinig met baanbrekende werken als Song of the second Moon (1957), geïnspireerd op de kort ervoor gelanceerde Spoetnik-raket. Noch met de opgedane kennis. Toen housemuziek begin jaren negentig enorm populair werd in Nederland en de rest van Europa en jongens niet langer piloot maar dj wilden worden, grepen andere merken als Technics, JB Systems en Pioneer de macht op het gebied van apparatuur. Sinds kort is Philips echter met een opmerkelijke inhaalslag bezig. In saSCAN DE AFBEELDING MET LAYAR

Armin van Buuren tijdens de lancering van de A5-Pro DJkoptelefoon op de Winter Music Conference in Miami. foto Philips

„Een gek meer of minder maakt hier niet uit, grapte ze”

menwerking met niemand minder dan top-dj Armin van Buuren zijn in enkele maanden tijd twee aansprekende producten in de markt gezet, die de dj-ende jeugd doet kwijlen. Op elektronicabeurs IFA in Berlijn stal Van Buuren hoogstpersoonlijk eerst zelf de show met de M1x DJ Mixer. Een compact, fraai vormgegeven box met niet alleen spelers en regelaars, maar ook nog eens een stel bazige boxen ingebouwd. Thuis, in het park of op het strand heb je zo je eigen feestje opgebouwd. Van Buuren is zelf allang niet meer van de kleine feestjes natuurlijk, maar naar eigen zeggen wil hij een zo goed mogelijk advies geven aan de dj’s in spe. Anders ligt dat met de A5-Pro DJ koptelefoon, die Philips en Van Buuren eind maart presenteerden tijdens de Winter Music Conference in Miami, een van de grootste dancebeurzen annex -festivals ter wereld. Met onder meer ‘customized’ elementen (verwisselbare oorkussentjes en ontwerpen), robuuste en duurzame materialen en een volgens beide partijen uitstekend geluid is het product helemaal samengesteld naar de persoonlijke wensen van de top-dj. Marketeer Alexander van der Heijden van de koptelefoon-afdeling van Philips in Hong Kong, net als de rest van de audio- en videotak onlangs overgenomen door gitaargigant Gibson, was

nauw betrokken bij de ontwikkeling. „Armin was daarin echt de uitvinder, Philips leverde de ingenieurs. Er zijn genoeg projecten tussen elektronicamerken en beroemdheden, maar vaak zijn die oppervlakkig. Wij wilden de diepte in. Niet zomaar een bekend persoon inschakelen, maar samen een vernieuwend product maken.” Gedurende een jaar voorafgaand aan de lancering was er veelvuldig contact. Waarbij Van Buuren, van jongs af aan een enorme techniek-freak, input gaf of tests met prototypes uitvoerde. Met zijn drukke schema viel dat niet mee. „Ons hoofd design moest de hele wereld overvliegen om soms een uurtje van zijn tijd te krijgen. Gelukkig konden we ook veel via Skype doen.” Het inzetten van beroemdheden past binnen een nieuwe strategie van Philips Consumer Lifestyle. Eerder al werden onder anderen tv-kok Jamie Oliver (Home Cooker), Sylvie van der Vaart (Airfloss) en voetbalcoach Juergen Klopp (scheerapparaat) ingezet bij het bedenken en of promoten van nieuwe producten. En dat werkt als het (product) goed is twee richtingen op, aldus Van der Heijden. „Via een persoon als Armin, die een enorm bereik heeft, kunnen we een interessant product onder de aandacht brengen van precies dat publiek dat we meer willen bereiken.”

Scan bovenstaande foto met Layar voor een video over de Armin-koptelefoon.


[HRM_AX: ED-PAGINAS <C16> [GEHELEOPLAGE] ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Kapitale missers door Chris Paulussen

H

et was mede aan de uitvindingen van het NatLab te danken dat Philips een lange periode van groei doormaakte en zijn activiteiten over steeds meer terreinen kon spreiden. Vooral de periode na de Tweede

Het Philips Miller-systeem kon de eerste Nederlandse geluidsfilm niet redden.

Wereldoorlog werd gekenmerkt door een ongekende expansie, gebaseerd op een onwankelbaar vertrouwen in eigen kunnen dat vooral werd uitgedragen door Frits Philips. Toch veranderde lang niet alles dat Philips-onderzoekers bedachten in goud. Niet elk schot uit het NatLab trof de roos. Sommige uitvindingen kwamen nooit verder dan het laboratorium. De introductie van de elektrische fiets liep in de jaren dertig stuk op de wet-

geving. De stirlingmotor, het troetelkindje van Frits Philips, is nooit geworden wat ervan werd verwacht. De beeldtelefoon bleef in de jaren zeventig een beperkt experiment. Met computers modderde Philips lang aan zonder dat het lukte om een overtuigend marktaandeel te halen. De lijst is moeiteloos aan te vullen. Sommige producten waren onvoldragen toen ze op de markt kwamen, op andere zat de markt niet te wachten. In weer andere gevallen slaagden de

knappe koppen van Philips er niet in om de technische problemen op te lossen of faalde de marketing en won een concurrerend product de slag. Op deze pagina’s een kleine greep uit de flops, producten en projecten die de beloftes niet waar maakten, vaak kapitalen kosten en reputaties knakten. Van de geluidsfilm tot de interactieve compact disc en van de videorecorder tot de platte beeldschermen.

Eerste en laatste film uit Philiwood Rijke Nederlanders onder wie Heineken, Fentener van Vlissingen en Van Beuningen brachten begin jaren dertig van de vorige eeuw 40.000 gulden bij elkaar voor een film ter herdenking van de driehonderdvijftigste sterfdag van Willem van Oranje. Het moest een bijzondere film worden en daarvoor werd gebruik gemaakt van het revolutionaire Philips Miller-systeem voor geluidsfilm. Het geluidsregistratiesysteem was uit-

gevonden door de Amerikaan James Miller en door Philips-onderzoekers verder ontwikkeld. Geluidstrillingen stuurden een beiteltje aan dat een geluidsspoor aanbracht op een speciale deklaag die was aangebracht op de film. Het geluidsspoor werd optisch, met doorvallend licht, uitgelezen en vervolgens versterkt. Nederland zou dankzij het Philips Miller-systeem filmgeschiedenis schrijven, althans

„Ik weiger de porno in te gaan. Er zijn grenzen”

dat was de bedoeling. Voor de opnames werden fabriekshallen in Eindhoven ingericht tot filmstudio’s. In de Philiwood-studio’s moest het gebeuren. Honderden acteurs en figuranten speelden complete veldslagen tussen de Spanjaarden en de Geuzen na. De première van de eerste Nederlandse geluidsfilm werd in 1934 bijgewoond door prominenten als premier Colijn en prins Hendrik, de echtge-

noot van koningin Wilhelmina. Het draaide uit op een duur fiasco. De film werd afgekraakt in de kranten. Het publiek liet het afweten en na enkele weken verdween de film uit de bioscopen. Het was de eerste en de laatste film uit de Philiwood-studio’s. Het Philips Miller-systeem, de superieure techniek die de film over Willem van Oranje naar een hoger plan had moeten tillen, raakte uit de gratie.


Date:12-05-14

Time:14:20

Bijna rampzalige inhaalrace

Een draagbare DCC-speler.

Cd-i en dcc sloegen niet aan, lcd’s verdwenen in de afvalbak Terwijl Philips in de jaren negentig door de grootste reorganisatie in zijn geschiedenis ging, deed het ook nog verwoede pogingen om een succes te maken van de cd-i en de dcc, een standaard voor hdtv te introduceren en lcd-productie op te starten. Met de compact disc interactive, die in 1991 op de markt kwam, toonde Philips dat met de in het NatLab ontwikkelde cd nog veel meer mogelijk was dan het afspelen van muziek: interactieve spelletjes, speelfims, opera’s, documentaires, encyclopedieën, taalcursussen... Het klonk veelbelovend, maar de cd-i sloeg niet aan. De prijs was te hoog en de mogelijkheden vielen tegen. In 1992 lanceerde Philips de digitale compact cassette als opvolger van het oude vertrouwde cassettebandje. Op het dcc-bandje kon geluid digitaal worden opgenomen en afgespeeld. Om de overgang naar de nieuwe technologie gemakkelijk te maken voor de consument konden op dcc- spelers ook analoge cassettes worden afgespeeld. De verwachtingen waren hooggespannen, maar de klanten zaten niet te wachten op een prijzige opvolger van een oud systeem. Zij gaven de voorkeur aan alternatieven als de cd-recorder en mp3. De door Philips ontwikkelde standaard voor hoge definitie televisie, hdmac, sneuvelde vooral door een gebrek aan medewerking van de betrokken partijen, waaronder de politiek. En dan was er nog het eigen productieproces voor liquid christal displays, waarmee Philips de concurrentie in het Verre Oosten dacht af te troeven. Hét probleem bij de productie van platte beeldschermen was de enorme uitval. Dat tachtig tot negentig procent zo de afvalcontainer in kon was in de beginjaren van de lcd’s geen uitzondering. Philips claimde een productieproces te hebben met minder stappen waardoor de kans op fouten kleiner was. In de proeffabriek bij het NatLab, die voorheen gebruikt was voor het Megachipproject, kreeg Philips het proces echter niet onder de knie. Daarmee verspeelde het zijn positie als een van de grootste fabrikanten van beeldschermen en tv’s.

Het Megachipproject bracht Philips in de loop van de jaren aan de rand van de afgrond en wordt door velen nog steeds gezien als een uitermate kostbare mislukking. Daarmee wordt geen recht gedaan aan het gezamenlijke project van Philips en het Duitse Siemens, dat erop gericht was om de gigantische achterstand op de Japanse chipproducenten in te lopen. Technologisch en financieel heeft Philips daar zeker van geprofiteerd. Voor het project werden honderden technici en onderzoekers aangetrokken. Alleen al de bouw van een proeffabriek op het terrein van het NatLab vergde een investering van 600 miljoen gulden. Het mocht wat kosten want er stond veel op het spel. Europa werd op het gebied van geheugenchips volledig overvleugeld door Japan. Daardoor dreigden Europese fabrikanten voor essentiële onderdelen van onder meer computers en tv-toestellen afhankelijk te worden van Japanse concurrenten. Het doel van het Megachipproject, dat door de overheid werd gesteund, was om de submicrontechnologie onder de knie te krijgen. Dat kwam neer op de productie van chips met structuurtjes van minder dan één duizendste millimeter. Nu stelt dat nauwelijks nog iets voor, maar toen was dat heel ambitieus. Met heel veel moeite lukte het om in juli 1987 een eerste proefchip te presenteren. Technologisch was de in-

Het Megachipproject was gericht op submicrontechnologie. haalrace dus geslaagd. Commercieel succes was een ander verhaal. Philips had de ongelukkige keuze gemaakt om zich te richten op zogenaamde SRAM-geheugenchips. Uitgerekend de markt voor dat type chips stortte in de tweede helft van de jaren tachtig in. Massaproductie van de geavanceerde SRAM-geheugenchips werd daarom uitgesteld. De speciaal voor dit doel in Nijmegen gebouwde fabriek werd voor de productie van andere types chips gebruikt.

De financiële aderlating door het Megachipproject kon Philips zich niet permitteren bovenop de verliezen van onder meer de computerdivisie. Topman Cor van der Klugt werd kwalijk genomen dat hij die dramatische gang van zaken niet had voorzien. Hij moest in 1990 vervroegd het veld ruimen voor Jan Timmer. Een van de eerste onderdelen van diens saneringsoperatie onder de naam Centurion was de beëindiging van het Megachipproject. De bezem ging door de chipactiviteiten en daarbij werden duizenden banen weggeveegd. Maar niet alles was verloren. De halfgeleiderdivisie kwam er na een grondige reorganisatie weer aardig bovenop en staat nu op eigen benen als NXP. Philips had het mede aan zijn technologische positie – deels als gevolg van het Megachipproject – te danken dat het in 1987 door de Taiwanese overheid als partner werd betrokken bij TSMC (Taiwan Semiconductor Manufacturing Company). TSMC was de eerste zogenaamde foundry, die chips produceerde die door andere bedrijven waren ontworpen. De verkoop van plukjes aandelen in het succesvolle Taiwanese bedrijf leverde Philips later 2,2 miljard euro winst op. En zelfs de aanzet tot de oprichting van chipmachinefabrikant ASML in 1984 kan niet los worden gezien van de behoefte om te beschikken over machines voor de productie van submicron-chips.

Porno had V2000 ook niet geholpen ‘Ik weiger de porno in te gaan. Er zijn grenzen’, zo verklaarde toenmalig topman Cor van der Klugt hoe het kwam dat het Video 2000-systeem van Philips in 1986 definitief uitdraaide op een mislukking. Of de V2000 het gered zou hebben als Philips de markt had overspoeld met pornobanden is zeer de vraag. Er was veel meer misgegaan met de pogingen van Philips om een eigen video-systeem op de markt te brengen dan Van der Klugt op dat moment wilde toegeven. Het debacle met de V2000 wordt vaak toegeschreven aan het falen van de marketing bij Philips. Het concern zou wel superieure producten kunnen maken, maar het zou niet in staat zijn om die met succes op de markt te brengen. Ook dat is veel te kort door de bocht. Wat Philips vooral opbrak is dat het een valse start maakte. Het was een hele prestatie van de onderzoekers en ontwikkelaars van Philips dat het concern in 1971 als eerste een videorecorder voor thuisgebruik introduceerde. De VCR (video cassetterecorder) was echter een technisch onvoldragen product. Het te dure apparaat kreeg de bij-

De Video 2000. naam ‘postduif’ omdat het zo vaak voor reparatie terug moest. De banden waren bovendien aan de prijs, de speelduur was beperkt en de kwaliteit liet te wensen over. Ook een verbeterde versie van de VCR haalde het niet. Toen Japanse concurrenten in 1975 met eigen videosystemen kwamen – JVC met VHS en Sony met Betamax – had Philips niet geprofiteerd van zijn voorsprong. Sterker nog, toen Philips in 1979 de V2000 presenteerde stond het op grote achterstand. Het nieuwe Philips-systeem wordt

nog altijd als technisch superieur beschouwd – al vertoonden de apparaten aanvankelijk opnieuw veel mankementen – maar het was ook veel duurder dan het VHS-systeem dat ook niet slecht was. Philips maakte bovendien een denkfout. Het ging ervan uit dat de consument de videorecorder vooral zou gebruiken voor het zelf opnemen van tv-programma’s. De Japanners maakten een betere keuze door massaal met films voorbespeelde VHS-banden – en dan ging het echt niet alleen om porno – op de markt te brengen. Videotheken die de banden verhuurden schoten als paddenstoelen uit de grond. Zij zaten niet te wachten op elkaar beconcurrerende systemen. Hoe Philips ook zijn best deed, het slaagde er ondanks geldverslindende campagnes niet in om de Japanners uit de markt te drukken. Het werd een prestigeslag waarin Philips zich uiteindelijk gewonnen moest geven. In 1986 viel op het hoofdkantoor in Eindhoven het pijnlijke besluit om de productie van de V2000 te staken en alleen nog VHS-recorders te produceren.

Ondanks alle uitvindingen won nog nooit een NatLab-onderzoeker een Nobelprijs. Gustav Hertz wel, maar pas na zijn Philips-tijd. ::: Lees erover op 100jaarslim.nl :::


[HRM_AX: ED-PAG_BEWAAR <NATLAB_9> ... 13-05-14]

Author:EDZABRANSKY

Date:1

Doorstroming uit het moederhuis

A

ls de knappe koppen bij Philips Research op stoom geraken, is de kans groot dat er na verloop van tijd bijzondere dingen uit komen. Nieuwe ideeën, nieuwe producten, nieuwe bedrijven. Maar wat moet Philips vervolgens met al die grensverleggende initiatieven? Als het om nieuwe producten gaat die gemakkelijk aansluiten op wat Philips al doet is de keus niet zo moeilijk. Lighting adopteert een verbeterde versie van een verlichtingssysteem gemakkelijk, Healthcare absorbeert een vinding die aansluit op al de beeldvormende technologie die Philips al jaren heeft. Maar de vreemde eenden willen de vijver nogal eens verlaten. Een tijd lang brengen ze door in de Incubator van Philips, zeg maar de babykamer van het bedrijf. Dan breekt het moment aan: blijven of vertrekken? Het gebeurt de laatste jaren niet zo vaak meer, maar in het verleden kondigde Philips om de haverklap aan dat

Spin-offs heten ze in het zakenjargon. Dat zijn bedrijven die ontstaan zijn uit andere, grotere ondernemingen. Philips zag vele jonkies het moederhuis verlaten. door Henk van Weert er een bedrijfsonderdeel afgestoten werd. Meest gehoorde verklaring: de nieuwe technologie of uitvinding paste niet bij de kerntaken van het bedrijf. Het was geen core business. Zo kwam de spin-off op eigen benen te staan. De Philips-mensen achter het nieuwe idee verlieten vaak ook het bedrijf. Ze gingen als zelfstandig ondernemer verder en vaak hield Philips nog een financieel belang in de zaak. Zo verloor de kerstboom Philips in de loop der tijd vele glimmende kerstballen. De bekendste van allemaal is ASML, de producent van chipmachines in Veldhoven. Halverwege de jaren tachtig zette Philips ASML op eigen benen. Het concern wilde geen machinefabriek zijn en was niet bereid om er nog in te investeren. ASML trok ex-

Dan breekt het moment aan: blijven of vertrekken?

tern geld aan en groeide uit tot een Brabants Wirtschaftswunder. Het wemelt van de spin-offs in de geschiedenis van Philips. Groot en klein, dichtbij en veraf van de kern van Philips. Bekende bedrijven als NXP (voorheen Philips Semiconductors), microscopenbouwer FEI, Assembleon, IAK Verzekeringen, de Philips Machinefabriek (nu onderdeel van VDL) maar ook minder bekende als gamingbedrijf Serious Toys, Civolution (digitale watermerken), Anteryon, Sapiens. Philips springt niet vanzelf mee op trends die niet bij zijn kerntaken passen. 3D printing staat momenteel in ieders belangstelling, maar Philips stootte wel Shapeways af. Dat Eindhovense bedrijf opereert momenteel succesvol vanuit New York. Dat Philips zoveel bedrijvigheid uitgesponnen heeft is misschien wel het ge-

luk van Zuidoost-Brabant. Vele jongelingen bleven in deze regio en ontwikkelden een dynamiek waarvan de regio nog altijd profiteert. ASML bijvoorbeeld heeft een fiks aantal toeleveranciers groot gemaakt. Op ondernemersborrels valt vaak de naam van ASML als bedrijf waar je bij wil horen. Philips, dat niet veel meer in Nederland produceert, wordt minder vaak genoemd. Mist Philips kansen doordat het zo op de slanke lijn let? Wie daarover speculeert komt nergens uit. Zou ASML wel zo succesvol zijn geworden, als het in het moederhuis was gebleven? Feit is wel dat andere wereldspelers er wel van profiteren dat ze gekozen hebben voor een onderneming met vele tentakels. Siemens bijvoorbeeld – intussen drie keer zo groot als Philips – heeft een breed pallet producten en diensten, uiteenlopend van medische systemen tot transportbanden en olie- en gasinstallaties. De Koreaanse reus Samsung is nog veel breder. Televisies, smartphones, haveninstallaties, financieringsbedrijven. En nog veel meer.


12-05-14

Time:13:01

Steeds meer kennis bij toeleveranciers Onderzoek en ontwikkeling? Dat is in de regio Eindhoven al lang niet meer het exclusieve domein van de grote jongens. Tal van kleinere ondernemingen, verenigd onder de paraplu Brainport Industries, doen volop mee. Spelen vaak een essentiële rol in de keten tussen idee en product. Marc Hendrikse, voorzitter van Brainport Industries: „Een van de gedachten bij de start van Brainport Industries was dat we onze krachten moesten bundelen. Kleinere bedrijven hebben niet de middelen om grote researchprojecten op te pakken. Er zijn intussen enkele sprekende projecten gestart, zoals het AddLab op Strijp S. We onderzoeken daar hoe we metaal 3D kunnen printen, als alternatief voor verspanen of frezen. Metaal 3D printen is lastig.” Het gaat om kleine, minder bekende bedrijven, maar ook om relatief grote spelers in de regio, zoals KMWE, Frencken, Neways en de NTS Group, het bedrijf van Marc Hendrikse. Bij met name die grotere bedrijven heeft onderzoek en ontwikkeling de laatste jaren een grote vlucht genomen. „Als ik naar de NTS Group kijk, zie ik dat we het vijfvoudige doen op dit gebied, vergeleken met vijf tot tien jaar geleden. Dat geldt, denk ik, ook voor bedrijven als VDL ETG en Frencken. Dat is een goede ontwikkeling, maar je moet het wel op een beheerste wijze doen. Niet te snel willen zijn, want research moet je leren en er is een cultuurverandering in je bedrijf voor nodig.” Dat gebeurt in een regio, waarin de geest van het NatLab nog vaardig is. „Ik denk dat de historie van het NatLab nog steeds doorwerkt in wat wij doen. We leunen op wat Philips allemaal opgebouwd heeft, het is een erfenis. En we

Productie bij ASML.

zien het als een plicht om de ontwikkeling door te zetten,” zegt Hendrikse. Dat heeft geleid tot situaties waarin de grote maakbedrijven (ASML, FEI, Philips Healthcare, Océ) de ontwikkeling van delen van hun producten uitbesteden aan bedrijven van Brainport Industries. Het bekendste voorbeeld is ASML, waar een lange keten van intelligente toeleveranciers aan verbonden is. Hendrikse: „De grote bedrijven hebben steeds meer moeite om alles zelf te doen. De druk op hen om zo snel mogelijk een product naar de markt te brengen wordt steeds groter. Ze leggen steeds meer ontwikkeling bij ons neer.” Bij de toeleveranciers leidt dat tot de behoefte en noodzaak tot steeds verdere specialisatie, constateert Hendrikse. „Of daar rek in zit bij die bedrijven? Jazeker! We zullen daar de komende jaren steeds verder in gaan. We zullen nog meer experts op onze eigen gebieden worden en vooral ook pro-actief moeten reageren op wat de markt vraagt.” Kunnen de grote bedrijven nog wel zonder die slimme toeleveranciers? Hendrikse: „Er is sprake van een grotere wederzijdse afhankelijkheid dan vroeger.”

Kind is al zwaarder dan moeder ASML is de lieveling van de beurs. Met recht, want het kind van de NV Philips is intussen een stuk zwaarder dan de moeder. De beurswaarde van ASML – alle uitstaande aandelen vermenigvuldigd met de koers – is momenteel 28,7 miljard euro. De waarde van Philips op de beurs bedraagt 23,7 miljard. Tien jaar geleden was de Veldhovense maker van chipmachines nog maar 5,7

miljard euro waard. Wie toen aandelen ASML gekocht heeft en ze nu verkoopt heeft uitstekende zaken gedaan. Toch loopt ASML in omzet ver achter op Philips. Over 2013 zette ASML 5,2 miljard euro om, met een nettowinst tot gevolg van 1,0 miljard euro. Philips verkocht voor 23,3 miljard euro. De nettowinst kwam uit op 1,2 miljard, maar iets meer dan die van ASML. Beleggers hebben veel vertrouwen in

ASML, terwijl Philips de afgelopen jaren voor dat vertrouwen heeft moeten knokken. Er wordt al gespeculeerd dat de omzet van ASML de komende jaren naar 10 miljard zal groeien. ASML is zo sterk gegroeid, omdat het bedrijf zich een bijzondere positie heeft weten te verwerven in een essentiële bedrijfstak. Acht van de tien lithografiemachines voor de chipin-

dustrie die wereldwijd verkocht worden, komen uit Veldhoven. Klanten als Intel en Samsung hebben zulke machines nodig om allerlei soorten chips te kunnen maken. Nikon en Canon zijn bescheiden concurrenten van ASML. ASML is er de afgelopen jaren telkens in geslaagd om machines te bouwen die steeds sneller en efficiënter chips kunnen produceren.

Studeren in de kroeg? Kort na de oorlog kon het in Eindhoven. NatLab-onderzoekers startten de Tijdelijke Academie. ::: Lees erover op 100jaarslim.nl :::


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.