Eindeloos November 2017

Page 1

NUMMER 3 November 2017 21e JAARGANG

d

MAANDBLAD VOOR STUDENTEN (KUNST)GESCHIEDENIS AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

d

EINDELOOS d WOI-special d

‘Ik hou van wandelen langs het strand, sushi, artillerieopstellingen rondom de Somme en honden.’

The Secret Life of Mata Hari Loes Knijn - Honderd jaar geleden, op 15 oktober 1917, werd de exotische danseres Mata Hari gefusilleerd door het Franse leger. De van origine Nederlandse Griet Zelle werd door de Fransen beschuldigd van spionage voor de Duitsers. Mata Hari was tijdens haar leven als danseres al zeer bekend, maar werd na haar dood wereldberoemd. Haar bewogen leven heeft meerdere keren centraal gestaan in boeken, films, toneelstukken en dit jaar in een balletvoorstelling van het Nationale Ballet. Het verhaal blijft intrigerend, tot op de

dag van vandaag. Was Mata Hari daadwerkelijk een Duitse spion of werd zij door de Fransen ten onrechte beschuldigd? Margaretha Geertruida Zelle (1876-1917) groeide op in Leeuwarden, waar zij Franse, Duitse en Engelse privélessen kreeg. Toen de hoeden- en pettenwinkel van haar vader failliet ging en haar ouders enkele maanden later gingen scheiden, verhuisde Griet naar haar oom in Den Haag. Op achttienjarige leeftijd reageerde zij op een contactadvertentie van Rudolph MacLeod, kapitein in

het Koninklijk Nederlandsch-Indisch leger. Ze trouwden op 11 juli 1895 in Amsterdam, om vervolgens in Nederlands-Indië te gaan wonen. Het gezin MacLeod werd uitgebreid met zoontje Norman-John en dochtertje Louise. In Nederlands-Indië sloot Griet zich aan bij een lokale dansgroep en leerde ze de kneepjes van het vak. In 1897 gebruikte zij voor het eerst de naam Mata Hari. Dit is Maleis voor ‘oog van de dageraad’ ofwel ‘de zon’. Nadat hun zoontje overleed en de huwelijksproblemen steeds erger werden, besloten Griet en Rudolph terug te >>>


Mata Hari

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 2

EINDELOOS

HOOFDREDACTIONEEL Beste lezer, ‘Ik ben geen misdadiger, want ik heb een man gedood die onrecht deed. Ik heb recht gedaan.’ De aanslag op troonpretendent Frans Ferdinand, aartshertog van Oostenrijk, en zijn gemalin in Sarajevo op 28 juni 1914 zou verstrekkende gevolgen hebben. Nedeljko Cabrinovic had een bom laten ontploffen onder de auto’s van het bezoekende gezelschap, zonder veel schade aan te richten. De Servische Bosniër Gavrilo Princip maakte even later met zijn revolver een einde aan het leven van het aartshertogelijk paar. Beiden werden onmiddellijk na hun daad gearresteerd. Samen met medesamenzweerders Trifko Grabez, de zoon van een pope, en de Bosnische moslim Muhammad Mehmedbasic stonden ze terecht en verklaarden ze schuldig te zijn. Princip was trots op zijn daad, die de directe aanleiding zou vormen voor de Eerste Wereldoorlog. Omdat alle beklaagden onder de twintig waren, kregen ze niet de doodstraf opgelegd. Wel een jarenlange gevangenisstraf. Princip heeft zijn straf niet lang hoeven uitzitten. Op 28 april 1918 overleed hij in de gevangenis aan tbc. Zo ongeveer de duur van de hele oorlog zat hij veilig in zijn cel. U had het al begrepen. Deze Eindeloos-special is gewijd aan de Eerste Wereldoorlog, de Grote Oorlog. De redactie heeft haar best gedaan ook wat minder bekende feiten en gebeurtenissen voor het voetlicht te brengen. Vermeend spionne Mata Hari, antiDuits sentiment, de rol van prikkeldraad, gevolgen van oorlogservaringen, het gebruik van gifgas, een Engelse propagandafilm, de lotgevallen van een Schots voetbalteam en de Harlem Hellfighters, het komt allemaal aan de orde. De directe aanleiding voor dit nummer is de fameuze Battlefieldtour van Kleio, waar de leden zich voor hebben kunnen inschrijven.

keren naar Nederland. In 1907 gingen zij definitief uit elkaar. Griet was ondertussen verhuisd naar Parijs, om daar een carrière als danseres te beginnen. Eerst onder de naam Lady MacLeod en later als de exotische danseres Mata Hari. Ze danste op Indonesische gamelanmuziek in haar Oosterse gewaden en trok langzaam één voor één haar kleren uit. De optredens waren een groot succes en zij reisde langs verschillende grote steden in Europa en Amerika. Er deden veel geruchten de ronde over Mata Hari en haar mysterieuze verleden. Ze stond al snel bekend als ‘een vrouw die de rijken tot slachtoffer maakte, om haar honger naar weelde te bevredigen.’ In 1916 werd Mata Hari door de Engelsen al verdacht van spionage. Tijdens een boottocht vanuit Nederland naar Spanje werd zij door de Engelsen aangehouden en naar de kant begeleid. Haar bagage werd uitgebreid onderzocht en zelfs de panelen van haar hut werden losgemaakt. Doordat Nederland neutraal bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog was het voor Mata Hari geen probleem om de grens over te steken. Maar aangezien ze zowel aan Duitse als Franse zijde haar exotische dansen vertoonde, was Mata Hari voor beide kampen verdacht. In januari 1917 werd door de Fransen een Duits radiobericht onderschept. In dit bericht werd gesproken over waardevolle informatie die was verkregen van een spion met de codenaam ‘H-21’, Mata Hari. De Duitse codetaal die werd gebruikt was reeds bekend bij de Fransen en de Duitsers wisten daarvan. Wilden de Duitsers af van hun spion of probeerden zij de Fransen op het verkeerde been te zetten? De Fransen namen het bericht serieus en op 13 februari 1917 werd Mata Hari gearresteerd. Ondertussen was de situatie aan het Franse front in 1917 dramatisch; en-

kele zware nederlagen zorgden voor veel kritiek onder het Franse volk. De Franse minister Clemenceau probeerde de geestdrift bij het Franse leger te herwinnen. Een mogelijke Duitse spion die als oorzaak van alle problemen aan Franse zijde kon worden aangewezen, zou voor Clemenceau de perfecte zondebok zijn. Tijdens haar verhoor zou Mata Hari hebben bekend dat zij geld had aangenomen van de Duitsers in ruil voor informatie. In 2001 heeft de zogeheten Mata Hari Foundation een aantal dossiers opgevraagd uit de archieven van de Engelse MI5, in de hoop de onschuld van Mata Hari te bewijzen. De organisatie was van mening dat, hoewel Mata Hari zich heeft ingelaten met spionagewerk, zij niet de meesterspion was die verantwoordelijk gehouden kan worden voor de dood van honderdduizenden Franse soldaten. Ondanks het verweer van Mata Hari en haar aanvraag voor hoger beroep werd zij op de ochtend van 15 oktober 1917 voor het vuurpeloton gezet. Zonder blinddoek en in haar mooiste kleren zou zij de soldaten nog een laatste handkus hebben gegeven. Mata Hari: een femme fatale met geldzucht of een zondebok van de Fransen? Eind dit jaar zal het Franse leger het gerechtsdossier van Mata Hari openbaar maken. Tot die tijd kunnen wij er nog rustig op los interpreteren. d

In dit bericht werd gesproken over waardevolle informatie van ‘H-21’

Meer weten? De tentoonstelling Mata Hari: de mythe en het meisje is van 14 oktober 2017 tot en met 2 april 2018 te zien in het Fries museum in Leeuwarden. De balletvoorstelling Mata Hari door Het Nationale Ballet is nog te zien tot 26 februari 2018 in het Nationale Opera en Ballet in Amsterdam.

Veel leesplezier!

Bente Marschall Na haar arrestatie werd zij Mata Tralie


EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 3

Germanofobie

GERMANOFOBIE TOT HET UITERSTE

De apenlobby wist een succesvolle rechtszaak aan te spannen na deze propagandaposters

Suzanne Nellestijn – In elke oorlog is er sprake van een ‘anti’-sentiment richting de vijand. Dit is begrijpelijk, bijvoorbeeld als middel om de troepen te motiveren of om überhaupt nieuwe soldaten te rekruteren. We kunnen echter wel zeggen dat de Amerikanen hierin tijdens de Eerste Wereldoorlog enigszins doorsloegen.

in de Verenigde Staten leefden, werden met wantrouwen bekeken en vierduizend van hen belandden ook in de gevangenis op verdenking van spionage. Je hoefde maar een Duits-klinkende achternaam te hebben om uitgesloten te worden door het Rode Kruis – die was bang voor mogelijke sabotage. Ook de Duitse culturele erfenis in Amerika moest eraan geloven. Muziek van Wagner moest plaatsmaken voor muziek

Nog voordat de Verenigde Staten bericht kregen van een voorgenomen Duits-Mexicaans bondgenootschap via het zogenaamde Zimmerman-telegram dat de Britten in februari 1917 onderschepten, bestond er een anti-Duits sentiment in het land. De Duitsers kozen in Mexico de ideale potentiële bondgenoot, want de Mexicanen waren in Amerika even ‘geliefd’ als de Duitsers. Dit plan van Duitsland om Mexico te rekruteren en de Amerikanen op eigen grondgebied aan te kunnen vallen, was één van de aanleidingen voor Amerika om deel te nemen aan de oorlog. Het zorgde er ook voor dat de oorlog tegen Duitsland zich niet alleen in Europa afspeelde, maar ook binnen Amerika zelf. De ongeveer 480.000 Duitsers die

Plaats- en straatnamen door de hele VS werden aangepast van de Franse componist Berlioz en plaatsen straatnamen door de hele Verenigde Staten werden aangepast – de naam Berlin Street was tot die tijd schijnbaar erg populair geweest. Propagandaposters en prenten moesten de bevolking eraan herinneren dat het zeker niet gewenst was gebruik te maken van de Duitse taal. Het Duitse taalonderwijs werd op veel plaatsen, in Iowa en Nebraska werd zelfs geprobeerd

onderwijs in álle vreemde talen op te schorten. De hamburger werd de ‘liberty sandwich’, sauerkraut werd ‘liberty cabbage’ en de dachshund werd een ‘liberty pup’. Dat een volledige afzwering van de taal en cultuur van de vijand ook nadelig kon zijn voor het verloop van de oorlog, kwam blijkbaar bij niemand op. Niet voor niets schreef Sun Tzu in The Art of War ‘know thy enemy as thy knows thyself’, want hoe praktisch zou het zijn als je krijgsgevangene kon ondervragen (en begrijpen) en onderschepte documenten en correspondentie kon lezen. Hoewel dit kop-in-het-zandbeleid nu een eeuw oud is, is een dergelijk beleid in de nabije toekomst niet ondenkbaar als we kijken naar het huidige regime in de VS. Toch zal de toenmalige terminologie waarschijnlijk geen herintrede doen, ‘liberty’ is immers een woord met drie lettergrepen en daarmee vermoedelijk te hoog gegrepen voor onze geliefde Trump. De hamburger zal voorts door het leven gaan als een ‘great sandwich, I guarantee it’, French toast zal ‘great toast’ zijn, en alle nationaliteiten anders dan Amerikaans zijn ‘bad people, rapists and criminals’. d


Prikkeldraad

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 4

Gestrikt en gevangen De geschiedenis van prikkeldraad

Prikkeldraad in actie

Tycho Hofstra - De Amerikaanse veedrijver Joseph Glidden zocht een manier om zijn kudde bij elkaar te houden. Een houten hek hielp niet, de suffe koeien liepen het gewoon omver. In 1874 vroeg Glidden het patent aan op zijn ‘doornhek’, een hek van staaldraad waarin punten waren vervlochten. Een koe die dat omver probeerde te duwen kreeg een pijnlijke herinnering aan zijn plaats op deze aardbol: tot hier en niet verder. Tijdens de Boerenoorlog merkten Britse officieren op dat mensen op dezelfde manier op prikkeldraad reageerden. De veehekken hielden de krijgsgevangenen binnen en de vijanden buiten. Een militaire innovatie was geboren.

prikkeldraad uit, net als de veedrijvers deden. Het plaatsen van prikkeldraad werd al snel een zenuwslopende en levensgevaarlijke aangelegenheid. Draadleggers moesten in de nacht het niemandsland inkruipen en meters aan metaal meeslepen. Werd het geluid opgemerkt, dan schoot

Na de Eerste slag bij de Marne in 1914 groeven de Franse en Duitse troepen zich in en werd de Eerste Wereldoorlog een loopgravenoorlog. Om charges van de tegenpartij te voorkomen begonnen beide partijen direct met het neerzetten van de veehekken. Soldaten sloegen ‘s nachts palen in de grond en rolden daartussen twee of drie lijnen aan

de tegenpartij een vuurpijl ter verlichting en waren de draadleggers een makkelijk doelwit. Soms kwamen draadleggers rivaliserende troepen tegen die, bijvoorbeeld, gaten in hun hekken knipten. Zonder een geluid te laten horen gingen de draadleggers elkaar met scheppen en hamers te lijf, wetende dat elk moment een pijl de hemel

Soldaten knipten gaten in hun eigen prikkeldraad om de tegenpartij in de val te lokken

kon verlichten. Zowel prikkeldraad als het aanbrengen daarvan innoveerde snel. De Britten gebruikten schroefpennen zodat de hekwerken geruisloos in de grond geschroefd konden worden. Tegelijkertijd werden de stekels langer en het draad dikker. Partijen begonnen hun prikkeldraad in complexere patronen om de palen te weven, zodat vastgelopen soldaten niet makkelijk meer losgeknipt konden worden. In 1915 ontdekten de soldaten dat het prikkeldraad het best eerst opgerold kon worden, om het vervolgens als een springveer uit elkaar over het niemandsland te trekken. Deze ‘concertina’-methode bezaaide de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog met prikkeldraad. In Vlaanderen alleen al zal uiteindelijk genoeg kilometers prikkeldraad liggen om een paar keer rond de aarde te trekken. Slimme officieren wisten de ondoordringbaarheid van prikkeldraad in hun voordeel te gebruiken. Zij kregen namelijk de mogelijkheid de route van de tegenstander te beïnvloeden. Soldaten knipten expres gaten in hun eigen prikkeldraad om >>>


EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 5

Prikkeldraad

de tegenpartij recht in mitrailleurvuur te lokken. Soldaten die toch het prikkeldraad trotseerden, kwamen vaak vast te zitten en stierven een verschrikkelijke dood. De Duitse auteur Ernst Toller schrijft in zijn autobiografie: ‘Op een nacht hoorden we geschreeuw, de schreeuw van iemand die verschrikkelijk pijn lijdt; toen werd alles weer stil. Iemand in zijn doodsstrijd, dachten we. Maar een uur later begon het schreeuwen opnieuw. Het ging de hele nacht door ... Later hoorden we dat het één van onze eigen mannen was die in het prikkeldraad hing. Niemand kon iets voor hem doen; de twee mannen die dat geprobeerd hadden, waren zelf neergeschoten. Wij smeekten wanhopig om zijn dood. Hij leed zo lang en als hij nog langer zou volhouden, zouden we gek zijn geworden. Maar op de derde dag maakte de dood een einde aan zijn geschreeuw.’ De vraag was hoe het prikkeldraad snel kon worden verwijderd voor een charge. Geheel in Eerste Wereldoorlogsfeer werd, uiteraard, het artilleriesalvo geopperd. Voor de Slag aan de Somme schoten de geallieerden een week lang onafgebroken granaten op de ingegraven Duitsers, deels om de Duitse verdedigingswerken te vernietigen. De Britse officier Arthur Coppard zag het met lede ogen aan: ‘Who told them that artillery fire would pound such wire to pieces, making it possible to get through? Any Tommy could have told them that shell fire lifts wire up and drops it down, often in a worse tangle than before.’ Coppard had gelijk. Op 1 juli 1916 liepen tienduizenden Britten zich stuk op meer dan 20 meter aan prikkeldraad voor de Duitse loopgraven. De charge kostte uiteindelijk meer dan twintigduizend levens. Was dan werkelijke niets opgewassen tegen het prikkeldraad? Nee, met de juiste uitrusting (en veel geluk) kon een soldaat door de kluwen breken. Zo waren de Britten uitgerust met een gehaakte bajonet waarmee dunnere draden doorgezaagd konden worden. Ook brachten zij de Bangalore torpedo naar het niemandsland. Deze bestond uit een serie met explosieven ge-

vulde buizen die onder het prikkeldraad door werden geschroefd, waarna de ‘torpedo’ de pijlers van het prikkeldraad van onderen opblies. Dikke broeken, handschoenen en kleden moesten de soldaten beschermen wanneer zij vervolgens over de omgevallen hekken klommen. Dit viel allemaal in het niet bij de uitvinding van de tank. De dikke rupsbanden baanden zich moeiteloos een weg over het prikkeldraad en maakten de weg vrij voor aanvallende soldaten. Door de ontwikkeling van de tank nam het gebruik van prikkeldraad in latere oorlogen af. Desondanks heeft de simpele combinatie van metaaldraad en kraaienpoten tot op de dag van vandaag altijd een plaats behouden binnen het leger. Tijdloos in vorm en functie. Wat dat betreft lijkt de taak van het leger soms op die van een veehouder: tot hier en niet verder. d

Dit viel allemaal in het niet bij de uitvinding van de tank

Prikkeldraad in gevecht met zijn aartsvijand de tank

Ici repose Bente Marschall - Soldaat Auguste Thin was tijdens de Eerste Wereldoorlog ingedeeld bij het 132ste onderdeel van de Franse strijdkrachten. In de Champagne had hij, als jongste oorlogsvrijwilliger, in 1918 een gifgasaanval overleefd. Hij kreeg de eervolle taak op 10 november 1920 in Verdun de Onbekende Soldaat aan te wijzen. De Onbekende Soldaat staat symbool voor alle in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde Franse soldaten. Het kiezen van de overblijfselen ging volgens een zeer precieze procedure. Van negen grote slagvelden uit verschillende sectoren werden uit duizenden onbekende gesneuvelden de stoffelijke resten van negen individuen verzameld. Deze selectie verliep niet bepaald soepeltjes. Twee Senegalese infanteristen werden afgewezen. Twee onbekenden bleken alsnog geïdentificeerd te kunnen worden. En in één sector was geen enkele ongeïdentificeerde dode te vinden. Uiteindelijk werden in Verdun acht doodskisten opge-

steld in twee rijen. Minister van Pensioenen Maginot gaf Thin een bos anjers in de hand. Met de anjers liep hij langs de beide rijen grafkisten. Bij een tweede ronde legde hij de bloemen op de derde kist van de linkerrij, de zesde kist. Waarom juist op die kist? ‘Ik was erg geëmotioneerd en verward’, verklaarde hij achteraf. ‘Ik had graag een kameraad uit mijn eigen sector aangewezen, maar ik wist niet welke kist uit de Champagne kwam. Mijn onderdeel was het 132ste. Ik telde de getallen op: 1 + 2 + 3 = 6. Ik maakte deel uit van het 6de korps. In die twee zessen zag ik een aanwijzing.’ De kist met de Onbekende Soldaat werd overgebracht naar Parijs. Eerst werd hij bijgezet in de kapel op de eerste verdieping van de Arc de Triomphe. Op 28 januari 1921 kreeg hij zijn uiteindelijke bestemming. En in 1923 werd de eeuwige vlam ontstoken. Het monument ter nagedachtenis aan de Franse gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog had zijn definitieve vorm gekregen. d


EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 6

Souvenirs uit de oorlog

Souvenirs uit de oorlog

Niet alles wat je als soldaat kon verliezen was te vervangen met een prothese

Jet van der Steijle – Onder luid gejuich stapten duizenden Europese jonge mannen in de zomer van 1914 op de trein naar het front. Deze uitgelaten stemming was van korte duur. Al snel werd duidelijk dat de Eerste Wereldoorlog geen pretje was en vele geliefden verloren gingen. Nu wordt in GrootBrittannië gesproken over de ‘verloren generatie’. Er waren zoveel mannen verdwenen dat een generatie was weggevaagd. Na de oorlog zou een enorm gat zitten in de arbeidsmarkt. Maar hoe zat het met hen die wel terugkeerden? Welke fysieke en psychologische trauma’s namen ze mee terug en hoe ging Groot-Brittannië hiermee om? Verminking De verminkingen waar men in 1918 mee werd geconfronteerd, waren van een ongekende schaal. Missende neuzen, oren en ledematen waren zaken waar je in de straten van Londen niet meer van opkeek. Het waren geen mooie wonden, maar li-

chamen die uit elkaar waren gereten door bombardementen en granaatsplinters. Schoonheidsidealen zijn echter geen moderne uitvinding en om dagelijks tegen een gapend gat in het midden van het hoofd van je collega te kijken is ook zo wat, dus moest er een oplossing worden gevonden. De Nieuw-Zeelander Harold Gillies wordt door velen de vader van de plastische chirurgie genoemd. In 1917 legde hij zich toe op deze discipline nadat hij met eigen ogen had gezien hoe op het slagveld huidtransplantaties werden gedaan. In het Queen’s

Nu zouden wij gruwelen van Gillies’ werk Hospital, een ziekenhuis opgericht speciaal voor gezichtsreparaties, werden in totaal meer dan elfduizend operaties uitgevoerd op zo’n vijfduizend mannen, voornamelijk veteranen. In 1930 werd Gillies geridderd

voor zijn werk en in de Tweede Wereldoorlog zette hij verschillende plastische chirurgie-posten op door heel Groot-Brittannië. Naar moderne maatstaven zouden wij gruwelen van Gillies’ werk. Toen was het echter baanbrekend en nooit eerder vertoond. Shell shock Al in de vroege stadia van de Eerste Wereldoorlog werden psychologische mankementen bij verder gezonde soldaten gemeld: hoofdpijn, slapeloosheid, duizeligheid, trillingen, hypersensitiviteit voor geluid, geheugenverlies en het horen van fantoomgeluid, geluid dat er niet is. In december 1914 had al 14% van de soldaten last van deze verschijnselen. In 1915 werd de term ‘shell shock’ gemunt, waarbij een verband werd gezocht tussen deze symptomen en het effect van explosies. Bekend zijn de filmpjes van mannen die niet meer weten hoe ze moeten lopen door catatonie, waarbij ze bizarre motorische problemen krijgen doordat spieren niet meer >>>


Souvenirs uit de oorlog

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 7

ontspannen, bepaalde bewegingen steeds herhaald worden en ze het ene been niet meer voor het andere kunnen zetten. Beroemd en gelauwerd zijn foto’s van soldaten met de ‘thousand year stare’, een dissociatieve blik zonder emotie. Het effect van de oorlog op de soldaten maakte Groot-Brittannië bezorgd. Alleen al bij de Slag om de Somme in 1916 raakten tot 40% van de Britse soldaten getraumatiseerd en werd gevreesd voor een epidemie, wat men zowel financieel als in mankracht niet zou kunnen bolwerken. De oplossing was simpel: minder diagnoses stellen. Ook ontdekte men dat, als soldaten dergelijke symptomen vertoonden, ze het best van het front konden worden gehaald tot de mankementen verdwenen. Zo nam het aantal patiënten af en leek de epidemie voorbij. In 1917 werd de diagnose shell shock officieel afgeschaft in het Britse leger, maar de psychologische trauma’s verdwenen hier niet mee.

werden ook Canadezen bekend vanwege hun inspanningen in het literaire genre. Bekende schrijvers, om er een paar te noemen, zijn Wilfred Owen, Siegfried Sassoon en John McCrae. Ook aan Duitse kant verscheen na de wapenstilstand oorlogsliteratuur. Veruit de bekendste is Erich Maria Remarque’s Im Westen nichts Neues (All Quiet on the Western Front), een roman over een hevig getraumatiseerde soldaat. Het boek verscheen in 1929 en werd een groot succes In de anderhalf jaar na publicatie werden 2,5 miljoen exemplaren verkocht in 22 talen.

De mannen die geen shell shock hadden, hadden wel diepe psychische trauma’s

Oorlogspoëzie De mannen die geen shell shock hadden, hadden wel diepe psychische trauma’s opgelopen aan het front. Een verscheidenheid aan therapieën ontstond na de oorlog om deze mensen te kunnen helpen. Eén methode was het schrijven van poëzie. Dit was geen nieuwe bezigheid, al sinds de Boerenoorlog werden in Groot-Brittannië oorlogsgedichten geschreven. Wat nu anders was, was dat soldaten over hun eigen ervaringen schreven. Ook het therapeutische doel was nog niet eerder geïntroduceerd. Naast de Britten

Zo zijn deze souvenirs uit de Eerste Wereldoorlog inmiddels genormaliseerde producten in de maatschappij. Plastische chirurgie is niet meer weg te denken uit het straatbeeld en er is groeiende aandacht voor en onderzoek naar psychologische trauma’s onder soldaten. Oorlogspoëzie is een erkend literair genre. Het is te verkrijgen in de boekhandel en naar believen te lezen, zowel in het klaslokaal als thuis op de bank. Het waren allemaal producten van een generatie die de verschrikkingen van het slagveld hadden ondergaan en overleefd. d

Facts Gillies was ook de eerste chirurg die een geslachtsoperatie uitvoerde, in 1946. Remarque’s Im Westen nichts Neues werd tijdens de nazi-periode verboden en belandde regelmatig op de brandstapel.

Schrijven voor Eindeloos? Vormgeven voor Eindeloos? Tekenen voor Eindeloos? Fotograferen voor Eindeloos? Kom langs bij Eindeloos! Stuur een mailtje naar: eindeloos@kleio-amsterdam.nl


HAPKLARE HISTORIE

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 8

Uitvindingen uit de Elke oorlog zaait dood en verderf. En elke oorlog maakt de weg vrij voor ‘uitvindingen’. Zo ook de Eerste Wereldoorlog. Sommige van die ‘uitvindingen’ kennen we vandaag de dag nog steeds, zoals de bloedbank. Daar maken we nog altijd graag gebruik van. Andere, zoals het loopgraafgeweer, zijn inmiddel achterhaald.

Volkscynisme Tycho Hofstra - Voor de Grieken was cynisme, kort gezegd, een filosofie die cultuur en eigendom verwierp voor een meer ‘natuurlijk’ leven. In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog ontstond echter een nieuwe definitie van het woord: wantrouwen tegenover intentie en nut. Dit cynisme was vooral te vinden in de loopgraven. De Engelse officieren begonnen tijdens de oorlog te merken dat de strijdliederen van hun soldaten langzaam verwerden tot gitzwarte rijmpjes. Tegen het einde van de oorlog zongen de soldaten alleen nog het dreunende: ‘We’re here because we’re here because we’re here.’ De ervaringen van de soldaten (en burgers) zetten direct de toon voor de twintigste eeuw, waarna er verschillende filosofieën en ideologieën ontstonden uit dit gitzwarte wantrouwen. ‘Zevenhonderddrieenvijftigste couplet, ik heb een pooootje met vet...’

Vleesloze worst

Tuurlijk, dump maar op een bak paella

Loes Knijn - Sommige uitvindingen zijn ontstaan door toeval, maar de meeste uitvindingen vormen de oplossing voor een probleem. Ook de uitvinding van de latere bondskanselier Konrad Adenauer vormde zo’n oplossing; het moest de zware hongersnood in Duitsland een stukje verlichten. De sojaworst werd door de toenmalige burgemeester van Keulen ontwikkeld om een alternatief te bieden voor brood en vlees. Door de Britse blokkade rondom Duitsland werd de toevoer van deze producten steeds moeilijker. Adenauer verving het vlees door soja en noemde zijn worst de ‘vredesworst’. Toen hij patent wilde aanvragen op zijn worst, reageerde de Duitse instantie negatief: ‘een worst zonder vlees is geen worst’. Op 26 juni 1918, nog tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd het patent wel verleend door de Engelse koning George V, de vijand nota bene!

Rits Tim van Spanning – De afritsbroek, wie kan niet overleven zonder? Het toppunt van praktisch vernuft was wellicht ondenkbaar geweest zonder het uitbreken van de Grote Oorlog. Knopen bleken niet de meest geschikte manier om de jassen te sluiten van piloten op grote hoogte, waardoor de rits al snel op grote schaal haar intrede deed. Hoewel de uitvinding al in 1893 werd gedaan door Whitcomb Johnson, en dus eigenlijk niet de meest ‘Eerste Wereldoorlogse’ ontwikkeling is van dit overzicht, was de ritssluiting tot de grote kamp vrijwel nergens te vinden.

Het gaat dus om zijn jas. Negeer het vliegtuig.


HAPKLARE HISTORIE

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 9

Eerste Wereldoorlog Bloody War Suzanne Nellestijn – Hoewel aderlaten eeuwenlang de favoriete bezigheid was van veel ‘artsen’ kwam men uiteindelijk – godzijdank – tot het besef dat minder bloed in het lichaam problemen niet oploste. Het kon de gezondheid juist in gevaar brengen. Zo begon men al in de zeventiende eeuw te experimenteren met bloedtransfusies, aanvankelijk met dierenbloed, want hé, why the hell not? In de negentiende eeuw vond men dit echter geen goed idee meer en werden de experimenten uitsluitend met mensenbloed voortgezet. Men had echter nog geen weet van bloedgroepen, en transfusies gingen niet altijd goed. Gever en ontvanger moesten direct aan elkaar gekoppeld worden. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog ontdekte de Belg Albert Hustin dat natriumcitraat het stollen van het bloed tegenging en dit maakte ook indirecte transfusie en de opslag van bloed mogelijk. Het wachten was nog op de oprichting van de bloedbank, in 1943.

Niets is zo gezond als een spetterend slagadertje

Dood aan het korset!

Hier test Mien met een hamer of de granaat wel ontploft bij inslag

Pouwel van Schooten - Dat de Eerste Wereldoorlog een bron van inspiratie was voor uitvinders mag uit deze ‘Hapklare Historie’ wel duidelijk wezen. Maar ‘the war to end all wars’ was ook menigmaal het einde van oudere uitvindingen, zo ook van het korset. Eeuwen lang had dit kledingstuk tailles in elkaar gedrukt ten behoeve van ongezonde ideeën over vrouwelijke schoonheid, met veel flauwvallen als gevolg. Vrouwen die hun vechtende mannen in het werkveld vervingen, lieten dit vervelende kledingstuk tijdens de oorlog ook liever thuis – flauwvallen had immers geen baat in munitiefabrieken. Later, in 1917, raadde het Amerikaanse oorlogsministerie vrouwen zelfs af om korsetten te kopen. Het metaal waarmee het korset werd gemaakt, was hard nodig aan het front. Na de oorlog verdween dit kledingstuk uit het middelpunt van de modewereld. Tegenwoordig is het gedegradeerd tot vreemde kostuumpartijen en arme kinderen met scoliose.

Vooruitkijkspiegel Bente Marschall - Van 1895 tot 1945 was bij het Nederlandse leger de Mannlicher M1895 in gebruik, zo ongeveer de langste loopbaan die een geweer ooit heeft gehad. Er was gewoon geen geld voor iets moderners. Wel werden in die periode soms aanpassingen aangebracht. Zo werd in 1916 een variant geïntroduceerd speciaal voor gebruik in de loopgraven, de M.95 Loopgraafgeweer. Een verlengde trekker en een op de kolf aangebrachte periscoop moesten het mogelijk maken onder bescherming van de loopgraaf op de vijand te schieten. Met 1000 stuks mocht het Nederlandse leger zich verdedigen in geval van een vijandelijke aanval. Het idee was overigens niet nieuw. Ook andere landen hadden zo’n periscoopgeweer en een eerste proefmodel stamt al uit 1903. Mannen van onder de 1.40 mochten nu ook in het leger


Verstikkende oorlog

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 10

Verstikkende Oorlog

Hoe kunnen we deze tragiek in een dans veranderen, vroegen de Brabanders zich af vanuit het neutrale Nederland

Bente Marschall - Eén van de meest spraakmakende en beruchte wapens die ingezet zijn in de Eerste Wereldoorlog was gifgas. Volgens sommigen een ‘humaan’ wapen, want het was in de eerste plaats bedoeld om de tegenstander uit te schakelen en niet zozeer te doden. De ontmenselijking van de oorlog had zijn zoveelste hoogtepunt bereikt in de vorm van chloorgas, fosgeengas en mosterdgas. In juli of augustus 1916 schrijft de Franse soldaat Louis Barthas in zijn dagboek: ‘Op een nacht leken alle omstandigheden gunstig voor een gasaanval. We waren dan ook in een staat van alarm. Maar op het laatste moment leken de kracht en de richting van de wind toch twijfelachtig. Op sommige plaatsen werd geen gas losgelaten, op andere plaatsen wel. Het resultaat viel tegen: van de geniesoldaten die de apparaten bedienden waren er verschillende bezweken.’ Bij een gifgasaanval waren het niet alleen de beoogde doelwitten die gevaar liepen. Ook degenen die het gas lieten ontsnappen, speelden met hun leven. Uit dit fragment blijkt verder dat niet alleen de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog strijdgas gebruikten. Beide partijen maakten zich eraan schuldig. Het waren wel de Duitsers die ermee zijn begonnen. Op 22 april 1915

werd in de buurt van Ieper de eerste ‘succesvolle’ gifgasaanval aan het westelijk front uitgevoerd. De Duitsers hadden op deze mooie lentedag hun kans af liggen wachten. Alles moest ‘goed’ zijn. Om vijf uur in de namiddag werd uit 5.730 cilinders 180 ton chloorgas vrijgelaten. De wind stond richting de ingegraven Franse en Algerijnse soldaten. Het effect was verschrikkelijk: het begon met branderige en pijnlijke ogen, neus en keel. Misselijkheid sloeg toe. In de longen vormde zich een geelachtig slijm. Vocht hoopte zich op in die longen en liet de soldaat langzaam stikken. Er zijn aangenamere manieren om de pijp uit te gaan. Vaak wordt gesteld dat bij deze aanval zo’n 5.000 doden vielen. In een studie uit 1986 komt Ludwig Haber tot een betrouwbaarder aantal. Hij houdt het op 2.500 slachtoffers, waaronder 1000 doden. Eerder al waren er allerlei min of meer mislukte pogingen geweest om chemische stoffen in de strijd in te zetten, iets wat overigens al in 1899 op een vredesconferentie in Den Haag verboden was. Zo hadden de Fransen in september 1914 granaten afgevuurd gevuld met giftige chemische stoffen, zonder veel effect te sorteren. Op 27 oktober 1914 gebruikten de Duitsers gifgranaten tegen de Britten. Op 31 januari 1915 zetten de Duitsers aan het oostelijke front bij Bolimov granaten met een

andere chemische stof in, ook met weinig resultaat. Met de komst van de eerste gasaanvallen werden ook de eerste primitieve gasmaskers uitgereikt. Die bestonden uit een stofbril, een ‘washandje’ en een neusclip. Het kompres werd voor mond en neus gebonden en doordrenkt met een ‘hypo’vloeistof die het gas moest neutraliseren. Er waren verschillende vloeistoffen voor de verschillende gassen. Met een meegedragen flesje kon het ‘washandje’ steeds weer geïmpregneerd worden. De Engelsen kwamen, in de zomer van 1915, met verschillende versies van de Hypo helmet, een soort zak met één grote of twee kleine kijkgaatjes en een ventiel voor de mond. De Duitsers ontwikkelden in datzelfde jaar een gasmasker met een luchtfilter eraan vast. In juni 1916 kwam bij de geallieerden de Large box respirator in gebruik, bijna het gasmasker zoals we dat vandaag nog kennen, met een slang naar een apart filter dat in een grote zak op de borst meegedragen werd. In 1917 verscheen mosterdgas ten tonele. De Duitsers gebruikten als eerste de vernevelde vloeistof die brandwonden met grote blaren veroorzaakt. Ogen verbranden, net als de longen, wanneer de damp wordt ingeademd. Doofheid is nog één van de minst erge bijkomende effecten. Hoezo, humaan? d


The battle of the Somme

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 11

‘Suffering turned into a spectacle for pleasure’ The Battle of the Somme en propaganda tijdens de Eerste Wereldoorlog

‘Cut! Ik wil meer passie zien bij de volgende granaatinslag! Vanaf het begin, mensen!’

Pouwel van Schooten - Voor menig soldaat uit de Eerste Wereldoorlog vormt de slag bij de Somme een afschuwelijke herinnering. Het grote offensief aan het westelijke front in de zomer van 1916 kostte uiteindelijk een miljoen levens, en de oorlog ging daarna nog twee moeizame jaren door. In eerste instantie lijken deze ‘141 days of horror’ geen geweldig uithangbord voor het Britse leger. Beelden van doodbloedende soldaten lijken niet het meest logische middel om de moraal aan het thuisfront hoog te houden. Niets is minder waar. In diezelfde zomer gebruikte de Britse overheid deze gebeurtenis als hét moment om de oorlog te propageren. Ze maakte er zelfs een populaire film van: The Battle of the Somme.

wel bioscopen al sinds 1900 grote bezoekersaantallen trokken, vonden Britse officieren dit medium enigszins beneden hun sociale klasse. Volgens historicus Nicholas Reeves werd het medium film door het Britse oorlogsministerie beschouwd als een ‘second-rate, even disreputable, form of working class entertainment, which could not possibly make a contribution to the desperately serious business of winning the war.’ Pas in 1915 zag het Britse oorlogsministerie in dat ze juist die arbeidersklasse moest bereiken. Het duurde zelfs tot 1916 totdat de eerste ‘echte’ film in productie

De Eerste Wereldoorlog was een ‘totale oorlog’. Het was dus niet alleen een simpel gevecht tussen soldaten, maar een oorlog waar de hele maatschappij aan meevocht. Het duidelijkste voorbeeld is hoe vrouwen aan het thuisfront hardvochtig munitie maakten voor de jongens overzee. Propaganda vormde hierin ook een belangrijk facet. Sinds het startschot in de zomer van 1914 was propaganda een belangrijk middel om de oorlog te rechtvaardigen. De entente noch de centralen waren vies van deze strategie. Aan het begin van de oorlog speelde film een onduidelijke rol in dit geheel. Hoe-

ging. Toen de plannen werden gemaakt voor een groots zomeroffensief stuurde het geheime propagandaministerie twee filmmakers naar Frankrijk. Deze Geoffrey Malins en JB McDowell filmden de voorbereidingen voor de slag en bleven een paar dagen om het ‘echte’ gevecht op te nemen. Eenmaal terug in Londen lieten ze de eerste beelden zien aan de minister-president David Lloyd George. Aanvankelijk was het materiaal bedoeld voor een aantal korte reclamefilmpjes, maar Lloyd George was zo onder de indruk dat al het filmmateriaal werd gemonteerd tot een heuse film: The

Twee filmmakers werden naar Frankrijk gestuurd

Battle of the Somme. Aldus Lloyd George: ‘the film would reinforce popular commitment to the war and, in particular, encourage munition workers to work even harder.’ Recensies waren ook uitermate positief en het publiek was vaak emotioneel geraakt. Een aantal kranten vergeleek het bioscoopbezoek zelfs met een religieuze ervaring. Sommige critici vonden het wel enigszins raar om zeventig minuten stil te staan bij het lijden van anderen: ‘Is it tolerable that our brave soldiers cannot go through the ordeal of their self-sacrifice without the details of their manifold sufferings being turned into a spectacle for the pleasure of those who like to gloat, in perfect safety themselves, over the agonies of others?’ Deze ethische kritiek verdronk echter in het daverende succes van het filmspektakel. In de eerste zes weken trokken de bioscopen meer dan zes miljoen bezoekers. Er wordt geschat dat uiteindelijk de helft van de Britse bevolking de film zag, een record dat pas werd verbroken met het uitkomen van Star Wars. Wat de bezoekers het meest opviel was de realistische documentairestijl van de film. Inderdaad: Malins en McDowell hadden ook de werkelijke soldaten voor de camera gezet. Desalniettemin bleef het een propagandafilm, en de beroemde scene waarin Britse soldaten ‘over the top’ gingen, is waarschijnlijk in scène gezet. Niet heel anders dan Star Wars dus, daar is ook alles nep. d


McCrae’s Battalion

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 12

McCrae’s Battalion Schotse voetballers als vrijwilligers naar het front

In tegenstelling tot Oranje ging dit voetbalteam wel Europa in

Rutger Hoekstra - Denk je eens in dat jij met jouw sportteam de competitie leidt, maar dat op dat moment oorlog uitbreekt. In je nationalistische en naieve enthousiasme vind jij dat je ook in actie moet komen voor volk en vaderland. Als sportteam besluiten jullie de mogelijkheid kampioen te worden op het spel te zetten. Maar dat is niets vergeleken met het feit dat jullie je leven willen geven om de natie te beschermen tegen de vijand. Een groot aantal van jullie meldt zich aan als militair en wordt na de training naar het front gestuurd. Dit is het wonderlijke verhaal van McCrae’s Battalion. Waarschijnlijk heb je nooit gehoord van de Schotse voetbalclubs Heart of Midlothian (kortweg Hearts genoemd), Falkirk of Raith Rovers. Deze drie clubs werden in het voetbalseizoen 1914/15 hard getroffen, omdat voetballers zich opgaven voor het vrijwilligersleger van de Britse defensie. Dat was hard nodig ook, want toen de oorlog uitbrak telde het leger van GrootBrittannië niet meer dan 80.000 solda-

ten – tegenover een miljoen Duitsers. Daarom startte Horatio Kitchener, minister van Oorlog, een wervingscampagne om mensen te enthousiasmeren voor de oorlog. Uiteindelijk meldden 2,5 miljoen mensen zich aan voor Kitchener’s Army. Een aantal van hen zou McCrae’s Battalion gaan vormen. Een bataljon volledig bestaand uit sporters. Niet dat dat

Tot McCrae’s grote verbazing meldden alle spelers zich aan direct gebeurde, de Schotse voetbalcompetitie ging in 1914 gewoon van start, terwijl de oorlog net een week onderweg was. Hearts was samen met de clubs Celtic en Rangers uit Glasgow de grote favoriet voor dit seizoen. Sinds 1897 hadden ze geen kampioenschap meer kunnen vieren en in de voorgaande twee seizoenen waren ze derde geworden achter de clubs uit Glasgow. De eerste seizoenshelft werd afgesloten met een eerste plaats, van de

directe concurrenten werd gewonnen en de titel leek een zekerheid. Totdat het gehele elftal zich eind november 1914 aanmeldde als vrijwilliger voor het Britse leger. Hearts was al enkele spelers kwijtgeraakt die naar het front waren gestuurd, al dan niet vrijwillig. Veel Schotten was het een doorn in het oog dat die duurbetaalde profvoetballers gewoon vrolijk doorgingen met voetballen terwijl er een oorlog aan de gang was. Ingezonden stukken in kranten waren veelal anti-voetbal en sommige briefschrijvers meenden dat Hearts de naam moest veranderen in White Feathers of Midlothian. Dat was een grote belediging, want de witte veer stond symbool voor ‘lafheid’. Vrouwen in GrootBrittannië plakten dan ook geregeld veren op mannen die niet uitgezonden waren. Maar op 19 november richtte Sir George McCrae een vrijwilligersbataljon op. Volgens de richtlijnen van Kitchener moest dat bestaan uit vrienden en kennissen. Volgens de minister zou dit de onderlinge cohesie vergroten. McCrae was de bekendste inwoner van Edinburgh, de stad waar Hearts vandaan kwam. Hij had zijn sporen in >>>


McCrae’s Battalion de Britse politiek verdiend en de Schotse hoofdstad van een faillissement gered. Ook maakte hij zich populair, althans zo gaat het verhaal, door van het Ministerie van Oorlog te eisen dat hij als bataljonsaanvoerder ook aan gevaar bloot gesteld moest worden, iets wat niet gebruikelijk was. Legeraanvoerders verbleven in veldtenten nabij het slagveld, waar ze veilig waren en ze het overzicht bewaarden. De werving voor het 16th Battalion the Royal Scots begon op 27 november. Eerder was er al contact geweest met de voetbalclub om te peilen of daar mannen bereid waren zich aan te melden. De gedachte hierachter was dat bekende sporters weleens een aanzuigende werking konden hebben. Tot McCrae’s grote verbazing meldden alle spelers zich aan. Uiteindelijk werden vijf Heart-spelers afgekeurd. Toen de werving op de 27ste begon, meldden nog meer voetballers zich aan. Uiteindelijk bestond het bataljon uit dertien spelers van Hearts, zeven van Raith Rovers en nog een aantal van verschillende andere profclubs. Ook amateurvoetballers dienden zich aan, evenals twee rugbyinternationals en de keeper van het Schotse hockey-elftal. Naast McCrae’s Battalion werden ze ook wel The Sporting Battalion genoemd. Ze werden niet direct uitgezonden, maar ondergingen eerst een training in de Schotse Highlands. Ondertussen voetbalden de spelers van Hearts door, met als gevolg dat de leidende positie op het spel kwam te staan. De zware training eiste zijn tol. Met nog drie wedstrijden te gaan stond Hearts nog altijd bovenaan, maar Celtic uit Glasgow was dichterbij gekropen. Uiteindelijk verspeelde de club een zeker lijkend kampioenschap aan de club uit Glasgow. In de krant Edinburgh Evening News werd hierover geschreven: ‘Hearts have laboured under a dreadful handicap, the like our friends in the west cannot imagine. Between them the two leading Glasgow clubs (Rangers en Celtic) have not sent a single prominent player to the Army. There is only one football champion in Scotland, and its colours are maroon and khaki [de kleuren van Hearts]’. In het seizoen 1915/16 begon de competitie zonder de spelers die in McCrae’s Battalion aan het trainen waren. Begin 1916 werden ze uitgezonden naar Frankrijk, waar ze gelegerd werden aan de Somme. Tijdens de Slag om de Somme op 1 juli wisten de sporters verder door de Duitse linies door te dringen dan welk ander Brits bataljon ook, maar uiteindelijk stierven velen een zinloze dood. Zeven spelers van Hearts lieten het leven tijdens de oorlog, velen raakten

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 13 gewond of stierven later door verwondingen opgelopen in de strijd. Tijdens de oorlog werd McCrae het commando ontnomen, omdat hij te soft was. In Schotland was het een seizoen als alle andere: Celtic werd kampioen zonder een speler te hebben afgestaan. d Meer weten? Jack Alexander, McCrae’s Battalion. The Story of the 16th Royal Scots (Edinburgh 2003). http://www.mccraesbattaliontrust.org.uk/

‘Want zonder het verleden bestaat geen enk’le tijd’ Kijk v oor K leio’s activiteiten op: www.kleio-amsterdam.nl

of like Kleio op facebook!


De Harlem hellfighters

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 14

De ‘zwarte’ bladzijde van de Eerste Wereldoorlog De ‘Harlem hellfighters’

Succesvoller dan de Brooklyn Bushwackers en de Staten-Island Soldierboys

Tim van Spanning – Vanaf de onafhankelijkheidsverklaring hebben gekleurde Amerikanen meegevochten in iedere oorlog waar de Verenigde Staten in verwikkeld raakten. Dit wordt pas recentelijk in de geschiedenisboeken erkend. Zo dienden in de Eerste Wereldoorlog 200.000 zwarte soldaten overzee. Van hen verrichtten de meesten zwaar werk in niet-vechtende rollen, en betraden 42.000 de Europese slagvelden. Hun geringe aandeel in een oorlog waar naar schattingen ruim 65 miljoen mensen vochten, betekent echter niet dat hun rol onbelangrijk is geweest. Het 369e Infanterie Regiment, dat bekend is komen te staan als de ‘Harlem Hellfighters’, leverde niet alleen een bijzondere bijdrage aan de geallieerde overwinning, maar ook aan de emancipatie van het gekleurde volksdeel. Toen de Verenigde Staten de oorlog verklaarden aan het Duitse Rijk op 6 april 1917, waren er slechts vier regimenten in het Amerikaanse leger die toegang boden aan zwarten. Het Amerikaanse leger was destijds volledig gesegregeerd. Ambtenaren van de militieraad werden zelfs geïnstrueerd de linkerhoek van de inschrijvingskaarten

voor het leger af te scheuren bij aanmelding van Afro-Amerikanen. Zo kon een duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen blanke Amerikanen, die geschikt waren om te dienen in gevechtsfuncties, en zwarte Amerikanen, die vooral geschikt waren voor het bouwen van wegen, het uitladen van schepen en andere zware arbeid. Zwarte Amerikanen wapens geven werd gezien als gekkenwerk. Dit werd versterkt door een grote muiterij in augustus 1917 onder 156 soldaten van een zwart bataljon in Houston. Veel zwarte Amerikanen zagen ondanks deze - racistische - scepsis het vechten onder Amerikaanse vlag als een manier om zichzelf te bewijzen. Als ze goed genoeg wa-

Zwarte Amerikanen wapens geven werd gezien als gekkenwerk ren om te strijden voor Uncle Sam, moesten ze thuis toch ook als volwaardige burgers behandeld worden? Nadat het 369e Infanterie Regiment op 1 januari 1918 in Frankrijk arriveerde, duurde het nog drie maanden voordat de ‘Harlem Hellfighters’ het grote

‘geluk’ hadden volledig deel te mogen nemen aan de Eerste Wereldoorlog. Na het graven van latrines en het sjouwen van kisten in de haven was het voor velen een droom die uitkwam toen ze te horen kregen dat ze het slagveld mochten betreden. Er zat echter een addertje onder het gras: ze mochten vechten in Amerikaans uniform, maar niet onder Amerikaanse leiding. Zwarte Amerikanen die zij aan zij zouden vechten met blanke Amerikanen, dat was veel te riskant. Omdat de Fransen iedere man konden gebruiken en geen segregatie kenden in het leger, waren de ‘Hellfighters’ bij hen op de juiste plaats. Hun Amerikaanse wapens en helmen ruilden ze in voor Franse evenknieën, en al snel gingen ze op gevaarlijke missies. Op 26 september 1918 vochten de ‘Harlem Hellfighters’ tijdens het Maas-Argonne-offensief, tot dan toe de zwaarste slag voor het Amerikaanse leger ooit. Hoewel het Amerikaanse leger wordt aangewezen als de partij die de doorslaggevende factor voor de geallieerde overwinning vormde, vochten de ‘Harlem Hellfighters’ niet onder dezelfde vlag als hun landgenoten. Ze vochten er niet minder om: op de eerste dag veroverden ze na hevige gevechten een dorp dat bezet werd door Duitsers. De ‘Hellfighters’ zagen >>>


De Harlem hellfighters die dag hun aantal dalen van zevenhonderd naar honderdvijftig man. Op 30 september verloren zij nog eens tientallen mannen in de verovering van een strategische spoorwegovergang. Dezelfde nacht nog, kregen ze Franse versterking. Terwijl het Duitse leger zich terugtrok, stootten de ‘Hellfighters’ door, tot ze op 17 november 1918 als eerste geallieerde eenheid de Rijn bereikten. Het 369e Regiment bracht 191 dagen vechtend door, meer dan elke andere ‘Amerikaanse’ eenheid in de oorlog. De ‘Hellfighters’ verloren nooit een meter grond en namen niemand gevangen. De bijnaam ‘Hellfighters’ werd hen om deze redenen gegeven door de Duitsers. Na de oorlog werden de uitzonderlijke prestaties van de ‘Harlem Hellfighters’ bekroond met het Croix de Guerre, de hoogste Franse onderscheiding voor moed. Het 369e Infanterie Regiment was het eerste regiment dat terugkeerde in de Verenigde Staten. Onder groot gejuich werden

EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 15 ze onthaald in een militaire parade, zo schreef The New York Tribune op 18 februari 1919: ‘Up the wide avenue they swung. Their smiles outshone the golden sunlight. In every line proud chests expanded beneath the medals valor had won. (...) The old 15th was on parade and New York turned out to tender its dark-skinned heroes a New York welcome.’ De bewondering was echter van korte duur. Het bleef bij één Franse medaille. En de Amerikaanse dankbetuiging bleef bij deze ene parade: toen enkele maanden later een overwinningsmars werd georganiseerd voor de volledige strijdkrachten, ontvingen de gekleurde veteranen geen uitnodiging. In Frankrijk waren de Amerikanen helden, in hun eigen land waren ze na een groots ‘New York welcome’ al snel weer bovenal zwart, en tweederangsburger. d

Kleio bedankt het Amsterdams Universiteitsfonds! Dit jaar subsidieert het Amsterdams Universiteitsfonds (AUF) de Battlefieldtour van Kleio. Kleio is het AUF daar erg dankbaar voor. Velen hebben nog niet gehoord van het AUF. Hieronder volgt daarom een korte introductie over wat het AUF is en wat zij doet. Het Amsterdams Universiteitsfonds maakt bijzondere voorzieningen voor de wetenschapsbeoefening en studenten mogelijk waarin de overheidsfinanciering niet voorziet. Zo dragen alumni en vrienden van de UvA als donateur bij aan de versterking van het unieke karakter van de UvA als universiteit die academische tradities hooghoudt en een broedplaats is voor nieuwe ideeën en ontdekkingen. Het Amsterdams Universiteitsfonds werft en beheert fondsen met als doel de behartiging van de belangen van de UvA en allen die bij de universiteit betrokken zijn. Dit doet de stichting door bestaande fondsen te beheren en actief nieuwe fondsen te werven, onder meer door een jaarlijkse campagne. Het universiteitsfonds ondersteunt financieel activiteiten binnen de UvA en daarmee verbonden instellingen. Dit doet ze door het verstrekken van reisbeurzen, beurzen, stipendia en subsidies; het instellen en onderhouden van leerstoelen en het instellen van prijzen. Het Amsterdams Universiteitsfonds is een CBF Erkend Goed Doel. De erkenning is verstrekt door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF), dat als onafhankelijk toezichthouder beoordeelt of goede doelen voldoen aan de normen voor de landelijke erkenningsregeling voor goede doelen. De erkenningsregeling heeft aandacht voor de maatschappelijke betekenis van goede doelen, bevordert transparantie en helpt organisaties om verder te professionaliseren. Zo kijkt CBF naar sterke punten en risico’s en vraagt het naar de impact van activiteiten. Op deze manier zet de toezichthouder aan om over de kwaliteit van de eigen organisatie na te denken. Voor het publiek is de regeling eenduidig en overzichtelijk: de erkenning is in de plaats gekomen van diverse andere keurmerken.

Oud Nieuws Een willekeurige greep uit de wereldgeschiedenis.

November

(door Karel de Grote herbistmanoth genoemd) 1974 - Op 1 november treedt in Nederland de ‘1-novemberwet’ in werking. Weggebruikers zijn verplicht om zich op bevel van de politie te onderwerpen aan de blaas- of bloedtest om hun alcoholpercentage te controleren. 1955 - J. Algera, minister van Verkeer en Waterstaat, dient op 17 november de Deltawet in bij het parlement. Volgens de wet moet zuidwest-Nederland over 20 tot 25 jaar door de afsluiting van een zeearmen beschermd zijn tegen overstromingen. 1928 - De Republikein Herbert Hoover wint op 7 november met nog nooit vertoonde cijfers de Amerikaanse presidentsverkiezingen. 1918 - Op 11 november tekenen de geallieerde mogendheden en Duitsland om 5.12 uur in een treinwagon in Compiègne de wapenstilstand. Om 11.00 uur wordt een staakt-het-vuren van kracht. De Eerste Wereldoorlog is ten einde. 1860 - Op 16 november worden in Charleroi twee leden van de ‘Zwarte Bende’ onthoofd vanwege hun aandeel in de roofmoord op de 73-jarige weduwe Dubois. 1805 - Keizer Napoleon sluit zich op 15 november aan bij zijn troepen die twee dagen eerder triomfantelijk Wenen zijn binnengetrokken. 1796 - Tsarina Catharina de Grote van Rusland overlijdt op 17 november. 1596 - Op 29 november verklaart de Spaanse koning Filips II alle staatsschulden nietig en alle aflossingen aan buitenlandse bankiers worden stopgezet. 1407 - Hertog Lodewijk van Orléans wordt vermoord in opdracht van zijn neef Jan zonder Vrees, hertog van Bourgondië, met een burgeroorlog tot gevolg. 996 - In een schenkingsoorkonde van keizer Otto III, gedateerd 1 november 996, wordt voor het eerst de naam ‘Ostarrichi’ (Gebied in het Oosten) gebruikt voor Oostenrijk. 392 - De Byzantijnse keizer Theodosius vaardigt op 8 november een wet uit waarmee het christendom de enig toegestane religie in het Byzantijnse Rijk wordt.

De Eerste Wereldoorlog is dan weer mogelijk gemaakt door o.a. bondgenootschappen en militarisme


EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 16

Interview

Historicus van de maand In het archief

Vincent Robijn

41 jaar, gemeentearchivaris bij Archief Eemland te Amersfoort Studie: Geschiedenis, Faculteit der Letteren, Rijksuniversiteit Groningen, 1996-2002 Suzanne Nellestijn Ik ben geschiedenis gaan studeren omdat ik het een interessant vak vond en ik er op de middelbare school goed in was. Ik ben opgegroeid op Ameland en dat betekent dat ik na de lagere school eerst de MAVO heb gedaan; de enige middelbare school op het eiland en ik wilde niet al op mijn 12de ‘naar de wal’. Ik heb daarna HAVO en VWO gedaan en dus veel geschiedenisles gehad, met elke keer andere inhoudelijke thema’s. Aan het begin van elk schooljaar was ik dolblij met het nieuwe lesboek, dat ik in een paar dagen uitlas. Toen ik op het VWO met een 10 slaagde voor geschiedenis was mijn studiekeuze duidelijk. Ik heb niet nagedacht over wat ik wilde worden en heb gewoon mijn interesse gevolgd. Tijdens mijn studie aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heb ik veel verschillende keuzevakken gevolgd, onder meer bij Filosofie, Oost-Europese geschiedenis en Mediëvistiek. Ik vond zoveel onderwerpen leuk dat ik moeilijk een afstudeer-

richting kon kiezen. Uiteindelijk is het een combinatie van Middeleeuwen en Cultuurgeschiedenis geworden. Mijn scriptie ging over de middeleeuwse keuren (lokale wetgeving) van Bolsward en werd begeleid door prof. dr. Dick de Boer. Tijdens het afronden van die scriptie solliciteerde ik naar een promotieplek bij de RUG en die heb ik uiteindelijk gekregen. Drie jaar werkte ik aan een onderzoek naar memoriecultuur in laatmiddeleeuws Kampen, Zutphen en Doesburg. De eenzaamheid van het schrijven en de toewijding die dat vraagt, viel me niet mee en uiteindelijk ben ik eerder gestopt en heb een baan in de archiefsector gevonden. Ik heb een aantal jaren bij het Stadsarchief Rotterdam gewerkt, eerst bij de afdeling educatie en publieksbereik en later als afdelingshoofd collecties. Vanuit die laatste baan heb ik de master Archiefwetenschap bij de UvA gevolgd. In 2014 ben ik gemeentearchivaris geworden voor de acht gemeenten die bij Archief Eemland in Amersfoort zijn aange-

sloten. Ik ben de wettelijke toezichthouder namens het college van burgemeester en wethouders op de staat van de archieven en geef inhoudelijk richting aan het beleid van de archiefdienst. Het is een gevarieerde baan: de ene dag werk ik met collega’s aan een project voor het digitaliseren van middeleeuwse oorkonden, de andere dag zit ik in een workshop over de archivering van e-mails. Aan mijn studie geschiedenis beleef ik elke dag plezier. Ik ken de grote historische ontwikkelingen en weet deze makkelijk te verbinden met de lokale geschiedenis. Daarnaast heb ik tijdens mijn studie veel vaardigheden geleerd: ik kan snel nieuwe informatie vergaren en weet deze op een aantrekkelijke manier mondeling en schriftelijk te presenteren. Ik raad geschiedenisstudenten aan om zoveel mogelijk uit de studie te halen. Ik weet dat studeren tegenwoordig duur is, maar dit is je kans om je intellectueel breed te ontwikkelen en een stevig fundament te leggen voor je toekomstige carrière. d

EINDELOOS COLOFON

Hoofdredactie Bente Marschall Eindredactie Silvio Algra Coks Donders Tycho Hofstra Bente Marschall Vormgeving Bente Marschall Drukwerk Speed-o-Print, Amsterdam Redactie Rutger Hoekstra Tycho Hofstra Marie Keulen Loes Knijn Devrim Kroese Bente Marschall Suzanne Nellestijn Pouwel van Schooten Tim van Spanning Jet van der Steijle Maroesjka Verhagen Redactieraad Dr. Jouke Turpijn Dr. Willem Melching Prof. Dr. Wyger Velema Dr. Wendelien van Welie Uitgever: Stichting Eindeloos Eindeloos is een onafhankelijk periodiek van en voor de studierichtingen Geschiedenis en Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Het blad wordt uitgegeven door de Stichting Eindeloos en is gelieerd aan studievereniging Kleio. Eindeloos ligt iedere maand in de bladenbakken van het P. C. Hoofthuis en het Bushuis. Reacties, ingezonden stukken, liefdesverklaringen en hatemail kunt u sturen naar eindeloos@kleio-amsterdam.nl Deze uitgave kwam tot stand met subsidie van de Universiteit van Amsterdam. Zie ook: eindeloosweblog.wordpress.com


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.